&( CE 2SORVVLQJHQYRRU Oplossingen voor
milieu, economie PLOLHXHFRQRPLH en technologie HQWHFKQRORJLH
Oude Delft 180 Oude Delft 180 2611 HH Delft 2611 HH Delft tel: tel:015 01522150 150 150 150 fax: 015 2 150 fax: 015 2 150 151 151 e-mail: e-mail:
[email protected] [email protected] website: website:www.ce.nl www.ce.nl esloten BeslotenVennootschap Vennootschap KvK27251086 27251086 KvK
'XXU]DPH6SURQJ visie op een duurzame energievoorziening
1RWLWLH Delft, augustus 2003 Opgesteld door: CE
'HJHGDFKWHµGHPDUNWPRHWKHWGRHQ¶LVDOZHHUHQLJHMDUHQLQGHPRGH PDDURSHQNHOHWHUUHLQHQYDQZDWYURHJHUQXWVYRRU]LHQLQJHQKHHWWHQWH ]LMQLVGH]HYLVLHLQPLGGHOVDDQHQLJHHURVLHRQGHUKHYLJ9HUVFKLOOHQGH VWXGLHV HQ DGYLH]HQ PDDU YRRUDO RRN GH UHFHQWH SHULNHOHQ PHW GH HQHUJLHYRRU]LHQLQJ ]RZHO LQ GH 96 DOV LQ HLJHQ ODQG KHEEHQ GH GLV FXVVLHRYHUGHUHODWLHWXVVHQPDUNWHQPLOLHXLQHHQVWURRPYHUVQHOOLQJ JHEUDFKW'HYUHHVJURHLWGDWGHPDUNWQLHWLQVWDDW]DOEOLMNHQWH]LMQGH SXEOLHNH IXQFWLHV YDQ HQHUJLH WH ZDDUERUJHQ +HW JDDW GDQ PHW QDPH RP YRRU]LHQLQJV]HNHUKHLG HQ PLOLHXEHVFKHUPLQJ 'DDUQDDVW ]LMQ HU ]RUJHQRYHUKHWVRRUWPDUNWZHUNLQJGDWRQWVWDDW]DOHUZHOHFKWFRP SHWLWLHYH PDUNWZHUNLQJ NRPHQ RI PDJ ZRUGHQ YHUZDFKW GDW HU VHPL PRQRSROLHVRQWVWDDQ"'HPDUNWVWUXFWXXUGLHPDJZRUGHQYHUZDFKW LV YDQJURRW EHODQJ YRRU GH ZLM]H ZDDURP GH SXEOLHNH EHODQJHQ NXQQHQ ZRUGHQJHERUJG *DDW GH VOLQJHU LQ GH GLVFXVVLH QX GH DQGHUH NDQW RS HQ ZRUGW HU VWUDNVYRRUJHSOHLWGHOLEHUDOLVHULQJWHUXJWHGUDDLHQ"2ILVKHWPRJHOLMN µKHW EHVWH YDQ WZHH ZHUHOGHQ¶ WH FRPELQHUHQ HQ GH HIILFLsQWLH YDQ GH PDUNWWHJHEUXLNHQYRRUKHWRSORVVHQYDQPLOLHXYUDDJVWXNNHQGLHPHW GHHQHUJLHYRRU]LHQLQJVDPHQKDQJHQ" Een duurzame energievoorziening is in onze optiek een energievoorziening die op een betrouwbare en veilige manier de gelegenheid geeft aan burgers en bedrijven om zonder vervuilende emissies in hun functionele energiebehoeften te voorzien. In onze visie op een duurzame energievoorziening gaat het vooral op de wijze waarop gestuurd wordt door de overheid en niet over de middelen die worden ingezet. Hoe krijgen we een zodanige sturing van consumenten en bedrijven dat het schaarse goed milieu zodanig wordt betrokken in de keuzes dat de milieudruk sterk afneemt? Wij vinden dat we de kracht van het marktmechanisme moeten gebruiken om zonder onnodige overheidsbemoeienis dit voor elkaar te krijgen. Een essentiële, maar beperkte rol voor de overheid. Voor de energie-intensieve sectoren moet in onze visie een CO2-emissiehandelssysteem ingevoerd worden met een plafond dat voldoende milieubescherming biedt en de industrieën die er onder vallen aanzet tot innovatie. Ook de energie-extensieve gebruikers (gebouwde omgeving, groot deel MKB en transport) zouden via de leveranciers van energie op dit systeem aangesloten moeten worden. Ook voor andere milieuproblemen (SO2, NOx) moet een dergelijk systeem gebruikt worden.
Problemen van het energiegebruik
Al 30 jaar wordt er een energiebeleid gevoerd dat bedoeld is om energie te besparen. Maar wat is nu het probleem met energie; we hebben het nodig voor al onze activiteiten, of het nu om het verwarmen van ons huis gaat, om het downloaden van bestanden van internet of om het walsen van ijzer. De problemen van energie zitten vooral in het gebruik van fossiele brandstoffen (en kernenergie) die nodig zijn om al die energie te produceren. Aanvankelijk werden de problemen gedefinieerd als voorraadproblemen (Club van Rome, 1973), maar op dit moment worden de problemen vooral bepaald door de stoffen die vrijkomen bij de winning (erosie, afval, aantasting biodiversiteit) en het gebruik van die fossiele brandstoffen (CO2, verzurende gassen, radioactieve stoffen). Voor de belangrijkste probleemstof, CO2, zijn nu afspraken in de maak tussen alle landen om de emissie daarvan sterk te verminderen (Kyoto-akkoord). Nederland zal in 2010 zijn emissie met 6% ten opzichte van 1990 moeten verminderen. En dat zal vooral door maatregelen in het energiegebruik tot stand moeten komen.
Duurzame Sprong augustus 2003
1
De afgelopen decennia zijn al forse effecten bereikt, het gasverbruik voor verwarming van woningen is drastisch gedaald zonder dat aan comfort is ingeboet. Elektriciteit wordt momenteel in moderne centrales met een rendement van 55% geproduceerd terwijl dat 30 jaar geleden nog maar 30% was. Vele apparaten zijn een stuk zuiniger geworden, zowel in huizen als in bedrijven. En toch …. neemt het brandstofverbruik nog steeds toe. Doordat de economie fors is gegroeid, is het energiegebruik (kolen, olie, gas, kernenergie) ook gegroeid, zij het minder sterk. Zodoende is de energie-intensiteit (energiegebruik per eenheid BNP) gedaald met circa 4%.
Welke factoren bepalen de milieubelasting?
Om een visie te kunnen geven op de energievoorziening voor de komende decennia is het noodzakelijk om de milieubelasting van het energiegebruik enigszins uiteen te rafelen. De milieubelasting van het energiegebruik wordt bepaald door enerzijds het YROXPH YDQ GH YUDDJ naar energiedragers en anderzijds de PLOLHXEHODV WLQJ SHU HHQKHLG PLOLHXNZDOLWHLW energiedrager. Dit geldt zowel voor de huishoudens als voor de industrie.
(QHUJLHYUDDJ
0LOLHXNZDOLWHLW
-
- efficiency - energiebronnen - distributieverlies
-
inkomen prijzen prijs energie efficiency
0LOLHXEHODVWLQJ
Het YROXPHvan de vraag wordt vervolgens bepaald door − het besteedbaar inkomen c.q. omzet, − de prijs van goederen, − de prijs van energie en − de efficiency waarmee de energie wordt gebruikt. Al deze factoren zijn ook aan verandering onderhevig. In de gebouwde omgeving is de laatste decennia veel succes bereikt door de vraag naar energiedragers te beperken, en dan vooral de vraag naar gas. Door isolatie en zuinige ketels kon dit worden gerealiseerd en is nu de gemiddelde gasvraag 3 per huishouden circa 2.000 m terwijl dat begin jaren tachtig nog circa 3.000 3 m was. Voor de elektriciteitsvraag is het echter niet gelukt om de vraag te reduceren, de vraag is gestegen van circa 2.300 kWh in 1980 naar circa 3.300 kWh nu. Voor de utilitaire sector geldt een overeenkomstige ontwikkeling. In de industrie is de efficiency van vele apparaten met sprongen verbeterd. De PLOLHXNZDOLWHLWvan energiedragers wordt bepaald door: − de gebruikte primaire energiebronnen (olie, aardgas, uranium, duurzaam); − de verliezen bij transport en distributie; − de efficiency van omzetting in energiedragers zoals elektriciteit, benzine en warmte. De milieukwaliteit is de afgelopen decennia verbeterd doordat nu overwegend aardgas wordt gebruikt en huisbrandolie tot een marginale brandstof is verworden (de milieubelasting van huisbrandolie is hoger dan die van aard-
2
Duurzame Sprong augustus 2003
gas). De productie van elektriciteit is ook schoner geworden doordat installaties met een hogere efficiency worden gebruikt. Het aandeel van kolencentrales is ruim 40% en het aandeel van duurzame energie ongeveer 1% zodat de milieubelasting per kWh toch nog steeds fors is. In de industrie is de milieukwaliteit van de gebruikte stoom en elektriciteit sterk verbeterd door toepassing van warmtekrachtinstallaties.
Tabel 1
Milieukwaliteit elektriciteit per kWh geproduceerd op diverse manieren Bron
CO2
verzuring
ruimte
[kg/kWh]
[ze/kWh1]
[ha/GWh]
Aardgas
0,4
10
Steenkool
0,9
30
<1 1
Biomassa
0
20
10
Wind
0
0
2
De groei van de besteedbare inkomens zorgt ervoor dat de winst die geboekt wordt met efficiencyverbetering ruimschoots wordt gecompenseerd en per saldo leidt tot een stijging van de vraag naar energiedragers doordat het aantal huishoudens is gestegen en de vraag per huishouden ook (zie figuur 1). En ook in de industrie geldt dat tegelijkertijd de omzetten zijn gestegen en de efficiency is verbeterd en dat het absolute brandstofverbruik licht is gestegen. Daarnaast worden in de industrie nog steeds zeer vervuilende fossiele brandstoffen gebruikt voor de productie van vloeibare koolwaterstoffen. Het brandstofverbruik is dus zowel gedaald (per huishouden, per eenheid product) als gestegen (in absolute zin). Het laatste is voor de milieudruk het meest bepalend.
Wat heeft de overheid de afgelopen jaren gedaan?
De nationale overheid heeft diverse instrumenten ingezet om het energiegebruik te verlagen. De aandacht is daarbij gericht geweest op vraagverlaging (isolatie e.d.), efficiencyverbetering (zuinige ketels, WK, spaarlampen) en vergroting van het aandeel hernieuwbare energiebronnen (wind, zon, afval). Er zijn vooral technieken gestimuleerd vanuit de gedachte dat deze de vraag naar energiedragers verlagen (warmtepompen, spaarlampen, isolatie) of dat deze de milieubelasting van het gebruik verlagen (warmtekracht, windenergie en zon-PV). Met name in de gebouwde omgeving zijn de kosten van dit overheidsbeleid erg hoog. Het stimuleringsbeleid van gemeenten kost bijvoorbeeld al ¼ per vermeden ton CO2 aan overheadkosten, los van eventuele subsidies en fiscale vrijstellingen die ook nog eens door de rijksoverheid worden ver2 goed . Dat is vele factoren hoger dan opties in de prijsklasse van gratis/geld toe tot rond ¼ ,- die in de industrie kunnen worden gevonden. Vergelijk ook de marktprijzen die voor CO2 worden verwacht bij invoering van een EUsysteem voor verhandelbare emissierechten voor de energie-intensieve industrie, gebaseerd op de Kyotodoelen en met de mogelijkheid voor landen
1 2
ze = zuurequivalenten. De gemeente Zoetermeer houdt nauwgezet de kosten en de gerealiseerde emissiereducties van het EnergieAgentschap bij. Over de jaren 1999-2002 blijken de kosten voor de overhead ongeveer ¼SHUYHrmeden ton CO2 te bedragen.
Duurzame Sprong augustus 2003
3
om 50% van hun emissiereducties goedkoop elders te kopen (Clean Development Mechanism, CDM, en Joint-Implementation, JI): ¼ ± SHU WRQ CO2.
Huidige situatie
Het resultaat van al deze gecombineerde inspanningen is dat de energieintensiteit van de Nederlandse economie sterk is afgenomen. We gebruiken dus per economische activiteit minder energie, maar het aantal economische activiteiten is zo sterk gegroeid dat we per saldo wel meer energie gebruiken en een hogere milieubelasting veroorzaken. Lessen die we uit de afgelopen decennia kunnen trekken zijn: − de energie-intensiteit van de Nederlandse economie is afgenomen, maar de milieudruk is toegenomen; − niet alles wat rendabel lijkt, wordt daadwerkelijk uitgevoerd; − investeringen die sterk onrendabel zijn, worden soms toch uitgevoerd; − de verschillen in kosten voor verdere CO2-reductie lopen per sector zeer sterk uiteen, tot wel een factor 100; − de milieuwinst van sommige technieken is sterk afgenomen; − effectieve instrumenten zoals de ecotax zijn vooral ingezet in sectoren waar de effectiviteit beperkt is; − veel tijd en geld is gestopt in zwakke instrumenten (stimuleren, voorlichting). Er zijn parameters gekozen in de loop der jaren die dienen als maatstaf voor het realiseren van het doel. Maar deze parameters blijken niet eenduidig gekoppeld te kunnen worden aan het gewenste doel. De parameter "penetratie efficiënte installaties" is zo'n parameter: in een duurzame energievoorziening zullen de installaties zeer efficiënt moeten zijn, maar dat betekent nog niet dat als deze installaties efficiënt zijn, een duurzame energievoorziening in 't verschiet ligt. De geschiedenis lijkt het omgekeerde te leren. De efficiency van vele energiefuncties is de afgelopen eeuw met sprongen vooruit gegaan (licht bijvoorbeeld 3% per jaar vanaf 1900), maar de volumestijging van de energievraag is vele malen groter, zodat het fossiele brandstofverbruik voor verlichting per saldo is gestegen. Efficiencyverbetering is een noodzakelijk effect maar blijkt niet geschikt als stuurparameter. We moeten terug naar de oorspronkelijke doelen. De sturing voor een effectief energiebeleid moet dus niet gericht zijn op verhoging van de penetratie van het aantal efficiënte installaties, maar juist op de absolute hoogte van het verbruik van fossiele brandstoffen en/of de daarmee gepaard gaande milieueffecten. Sturing op de milieudoelen is onvermijdelijk, het CO2-handelssysteem is hier een goed voorbeeld van, maar er kan ook gedacht worden aan uitbreiding van de milieuheffingen en normen voor de milieukwaliteit van energiedragers.
Recente ontwikkelingen
De belangrijkste ontwikkelingen op dit moment zijn de liberalisering van de energiemarkt én de noodzaak om verdergaande milieudoelen te realiseren. De liberalisering van de energiemarkt heeft ingrijpende gevolgen voor de manier waarop de overheid zijn milieudoelen wil en kan realiseren. Niet langer kunnen afspraken met ‘de energiebedrijven’ worden gemaakt, want de levering van energie is deels, en wordt binnenkort geheel, vrij. Daarnaast zijn er internationale verplichtingen aangegaan om tot absolute reductie van
4
Duurzame Sprong augustus 2003
emissies te komen. Voor de grootste energiegebruikers zal een systeem van verhandelbare CO2-emissies gaan gelden.
Burger & Milieu
Diverse markten laten zien dat er een (kleine) groep van vooruitstrevende consumenten worden bediend met ecologische producten, scharreleieren etc maar dat de omvang van deze deelmarkten dermate klein is dat daarmee niet de noodzakelijke, forse milieuverbeteringen kunnen worden bereikt. Dat geldt in elk geval als de groene, duurzame etc. producten duurder zijn dan de niet-groene, onduurzame tegenhangers. Dan blijven de markten voor duurzame producten beperkt tot nichemarkten van hooguit een paar procent marktaandeel. De slagkracht van de consument blijft beperkt. Een belangrijke oorzaak daarvan is het zogeheten sociaal dilemma: bijna niemand wil individueel meer betalen voor duurzame producten waarvan de voordelen vooral ten goede komen aan allen, het collectief. De remedie is te vinden bij de burger, weliswaar hetzelfde individu als de consument, maar in een heel andere, namelijk maatschappelijke rol, terwijl de consument slechts een economisch subject is. In onze visie is het aan de burgers om de overheid ertoe over te halen een streng milieubeleid te voeren dat doorwerkt naar alle consumenten en bedrijven, zodat iedereen pro rato bijdraagt aan een beter milieu. Een beter milieu begint dus bij jezelf als burger – niet als consument, die de overheid mandateert echte stappen te zetten.
Markt & Milieu
De overheid zal de spelregels moeten bepalen en als marktmeester moeten optreden, zeker ook omdat de energieleveranciers inmiddels gewone private partijen zijn; een weg die de komende decennia niet terug te draaien is. Een groep grote bedrijven en NGO’s heeft recent het manifest Markt & Mili3 eu , aangeboden aan de Minister van EZ en de Staatssecretaris van Milieu, waarin zij aangeven dat het mogelijk is Markt & Milieu te combineren en dat de overheid daar een belangrijke rol bij moet spelen. Hiervoor is het nodig dat het overheidsbeleid duidelijk, streng, betrouwbaar is zodat burgers en ondernemers weten waar ze zich aan te houden hebben. Vooral voor de extensieve energiegebruikers kan de Nederlandse overheid zelf zonder afstemmingsproblemen met “Brussel” een forse stap maken. Voor de intensieve energiegebruikers is een Europese route nodig waarbij Nederland als toekomstig voorzitter van de EU een belangrijke rol kan spelen om een echt ‘knellend’ en innoverend systeem van emissiehandel te realiseren. Vooral het inkopen van emissierechten uit landen buiten de EU zou tot een minimum beperkt moeten worden. We moeten in Europa de industrie innoveren en dat gebeurt niet door goedkoop rechten in te kopen en op dezelfde voet verder te gaan. Het geld dat nu gebruikt gaat worden voor inkoop van goedkope rechten kan beter aan innovatieve ontwikkelingen worden besteed, zodat uiteindelijk structurele veranderingen in de energievoorziening kunnen ontstaan. Inkoop van goedkope rechten elders leidt slechts tot het boekhoudkundig kloppend krijgen van de Kyoto-afspraken, maar zet geen wezenlijke veranderingen in gang.
3
AkzoNobel, Essent, Echte Energie, FNV, Gasunie, Milieudefensie, MKB-Nederland, Rabobank, Shell, Triodosbank, Wereld Natuur Fonds, IVM en CE.
Duurzame Sprong augustus 2003
5
Wat is er nodig om tot een wezenlijke verandering te komen: − overheid stuurt scherp op doelen in plaats van op middelen; − bedrijven innoveren en leveren producten en diensten met een absoluut afnemende belasting van de leefomgeving; − constructief overleg tussen overheid, NGO’s en bedrijfsleven voor de praktische uitwerking.
Duurzame sprong
Uit het voorgaande kunnen de uitgangspunten geformuleerd worden die leiden tot een duurzame sprong: − absolute reductie van de milieuemissies; − bijdrage aan de ontwikkeling van nieuwe bedrijvigheid; − realisatie via marktwerking; − aparte behandeling energie-extensieve en energie-intensieve gebruikers. In de categorie van HQHUJLHH[WHQVLHYHgebruikers kan het tempo van overschakeling naar een duurzame energievoorziening hoger zijn dan in de categorie intensieve energiegebruikers. Een verplichting om binnen 20 jaar naar 100% schone energie te gaan in deze sectoren zal de vraag naar energiezuinige apparaten en installaties stimuleren en de groei van de functionele energievraag remmen en leiden tot een lagere energie-intensiteit. Tevens geeft dit een gigantische impuls aan de Nederlandse industrie van zowel zuinige apparaten, van vraagverlagende bouwkundige materialen, als van duurzame energie-installaties. De "negatieve" effecten zijn een minder snel stijgende koopkracht en een beperkte groep zal met flankerend beleid moeten worden geholpen. De rol van de overheid is het vaststellen van een duidelijk traject dat de energieleveranciers verplicht om stapsgewijs, in hoog tempo (en met stijgende kosten) schone energie te leveren aan huishoudens, kantoren, scholen, gezondheidszorg en kleine bedrijven. Voor de categorie HQHUJLHLQWHQVLHYHbedrijven is versnelde introductie van schone energie niet mogelijk wegens de kosteneffecten en daarmee gepaard gaande aantasting van de concurrentiepositie. Daarom zal een andere weg gevolgd moeten worden door de emissiehandel zodanig op te zetten dat deze ook leidt tot innovatie. Dus slechts beperkte mogelijkheden om emissiereducties elders te kopen. Op korte termijn zal dit duurder zijn dan JI of CDM-projecten, maar op termijn levert dit een belangrijke bijdrage aan innovatie van de Nederlandse bedrijvigheid. De overheid creëert en regelt op deze manier de markt waarop ieder schone(re) energie kan leveren. Ook dat is een invulling van liberalisering van de energiemarkt. Door op deze wijze milieukwaliteitseisen aan energiedragers te verbinden wordt het mogelijk om aan elke leverancier die energiedragers wil leveren dezelfde kwaliteitseisen te stellen, ongeacht waar de energie geproduceerd wordt. Voordelen van dit systeem van sturen op de milieukwaliteit zijn: − bij toenemende vraag naar energiedragers kan milieudruk worden verlaagd; − er wordt gestuurd op doelen en niet op middelen; − niet alleen bruikbaar voor CO2 maar ook voor andere emissies (SO2, NOx); − hernieuwbare energie, energiebesparing, vraagvermindering en efficiencyverbetering passen alle in dit systeem; − past binnen een liberale markt die internationaal opereert.
6
Duurzame Sprong augustus 2003
Duurzame Sprong is dus (zo snel mogelijk) 100% schone energie voor de energie-extensieve gebruikers en realiseren van een knellende CO2- en SO2-emissiehandel bij de energie-intensieve gebruikers. Het behalen van 100% schone energie in de Nederlandse gebouwde omgeving is natuurlijk op mondiale schaal, waarop de effecten van het huidige brandstofverbruik zich afspelen, nauwelijks een bijdrage aan het verminderen van het verbruik van fossiele brandstoffen en van de CO2-emissie. Toch is het zinvol om een dergelijk beleid te ontwikkelen om diverse redenen: − het spreekt tot de verbeelding van lokale partijen die uiteindelijk elk beleid moeten uitvoeren; − het biedt kansen voor nieuwe bedrijvigheid; − het geeft (met een actieve PR-campagne) een voorbeeld voor andere rijke landen; − het versterkt de ontwikkeling van schone bronnen en technieken die ook in ontwikkelingslanden een belangrijke bijdrage moeten gaan leveren aan hun energievoorziening; − meerdere milieuproblemen worden in één keer aangepakt (CO2-emissie, verzuring, erosie, ontgrondingen etc).
Geen blauwdruk
Er is geen blauwdruk te schetsen van de duurzame energievoorziening. Het is niet mogelijk om in een marktsituatie (maar ook niet in een planeconomie) te sturen naar een volledig samenhangend eindbeeld. De markt kent z’n eigen dynamiek en zal op basis van randvoorwaarden van de overheden en wensen van de klanten innoveren in een richting waarvan het eindbeeld nu niet is te voorzien, dat heeft de geschiedenis wel duidelijk gemaakt. Wel zullen bij een dergelijk beleid de milieuschadelijke effecten afnemen naar het niveau dat als randvoorwaarde is gedefinieerd, maar of dat nu gebeurt door extreme isolatie, vraagbeperking, of heel veel hernieuwbare energiebronnen, en of die bronnen nu Nederlands zijn of dat alle energie wordt geïmporteerd, dat is nu niet te voorzien. De uitdaging bestaat eruit om een nieuwe wijze van sturing te hanteren waarbij de politiek geen keuze maakt voor bijvoorbeeld zonnecellen, waarbij de milieubeweging niet vraagreductie stelt boven schone energiebronnen en bedrijven hun innovatiekracht inzetten voor oplossingen die bedrijfsmatig en maatschappelijk van belang zijn, maar waarbij een gezamenlijk perspectief op de doelen bestaat, en de spelers zich realiseren dat er vele wegen zijn (de middelen) die naar Rome leiden. +RHNRPHQZHWRWHHQ'XXU]DPH6SURQJ" Alleen door gezamenlijk dit strenge beleid uit te werken kan voldoende draagvlak worden bereikt voor forse veranderingen die hiermee zullen optreden. Hierbij zal de overheid de leiding moeten nemen en er niet voor moeten terugdeinzen om knopen door te hakken waar de belangen van samenleving en bedrijven of groepen burgers niet gelijk gericht zijn. Met het gebruik van biomassa zien we dit nu, als onderdeel van het Transitiemanagement van het Ministerie van EZ, langzaam van de grond komen. Voor de energie-intensieve gebruikers loopt nu de discussie over de invoering van CO2-emissiehandel. Ons inziens is het nodig om een actieplan te maken voor realisatie van Duurzame Sprong waarbij concrete maatregelen worden aangegeven. Dit actieplan zal door het Ministerie van EZ + VROM besproken moeten worden met de belangrijkste betrokken partijen, variërend van woningcorporaties tot energieleveranciers en natuurlijk vertegenwoordigers van de gebruikers.
Duurzame Sprong augustus 2003
7
$OVZHRQ]HYLVLHVDPHQYDWWHQGDQ]LMQHUFRPSRQHQWHQ −
HHQ IRUVH UHGXFWLH PLOLHXEHODVWLQJ LV QRRG]DNHOLMN HQ PRJHOLMN KHW ULMNH1HGHUODQGLVYHUSOLFKWPHHUWHGRHQGDQDQGHUHODQGHQ
−
YHOHYHUVFKLOOHQGHWHFKQLVFKH RSORVVLQJHQ]XOOHQPRHWHQELMGUDJHQ GHRYHUKHLGPRHWJHHQNHX]HPDNHQYRRUVSHFLILHNHPLGGHOHQ
−
GH RYHUKHLG VWXXUW GH HQHUJLHPDUNW ]RGDQLJ GDW HU GXLGHOLMNH PLOLHX UDQGYRRUZDDUGHQ ]LMQ NQHOOHQGH PLOLHXJUHQ]HQ YRRU LQWHQVLHYH JHEUXL NHUVHQELQQHQMDDUVFKRQHHQHUJLHYRRUGHHQHUJLHH[WHQVLHYH JHEUXLNHUV
−
KHW YHUDQGHULQJVSURFHV ]DO RQGHU OHLGLQJ YDQ GH RYHUKHLG HHQ JH]D PHQOLMNSURFHVPRHWHQ]LMQYDQEXUJHUVEHGULMYHQHQRYHUKHLG
)5-3DXJXVWXV
8
Duurzame Sprong augustus 2003