achtergrondinfo ANGST theatermakershuis de Queeste & Braakland/ZheBilding
‘Greed is Good’ Hoe de neoliberale utopie Atlas Shrugged haar schrijvers overleefde. Groei maakt gelukkig, Peter De Keyzers pleidooi voor groei Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, schrijft een boek. In Groei maakt gelukkig pleit hij voor meer optimisme, want het economisch debat wordt vandaag ten onrechte overheerst door scepsis en andere negatieve gedachtegangen. Hij mist het optimisme, de levensvreugde, het gevoel van oneindige mogelijkheden en laakt het gebrek aan hoop, ambitie en – vooral – vertrouwen in de vrije markt. Pessimisten kijken, volgens De Keyzer, ‘overal en altijd naar naar de beperkingen, en veel te weinig naar de mogelijkheden’. Een economisch beleid dat daarentegen vertrekt van groeioptimisme en vertrouwen in de welvaart die een ware vrije markt vanzelf teweeg brengt, zal automatisch leiden tot een beter lopende economie, en dus tot meer groei. En groei maakt gelukkig. In wat volgt zullen De Keyzers opvattingen gesitueerd worden in het grotere plaatje van het neoliberale gedachtengoed. Het neoliberalisme zelf zal verhelderd worden aan de hand van manifestannex-bijbel Atlas Shrugged, net als enkele gevolgen van de neoliberale praktijk, zoals de crisis. Want De Keyzer heeft het groeioptimisme niet uitgevonden. Doorheen zijn boek zijn er echo’s te vinden van andere economische optimisten en hun visie op financieel beleid. Onder De Keyzers grote voorbeelden: Alan Greenspan, tot enkele jaren geleden de voorzitter van de Federal Reserve van de VS. Ook Milton Friedman, het brein achter de Chicago School is geestelijk aanwezig, alsook de enige economisch-filosofische denker die ooit een echte neoliberale utopie geschreven heeft: Ayn Rand. Van Greenspan en Friedman heeft u, waarde lezer, wellicht al eens gehoord. Hoewel Friedman acht jaar geleden gestorven is en Greenspan officieel geen publieke rol meer speelt, zijn hun ideeën en meningen geregeld nog te lezen in de economische sectie van uw krant. Die van Rand zal u daar minder gauw aantreffen, hoewel zij minstens even belangrijk geweest is voor het neoliberale denken in de VS als Friedman, en zelfs een rechtstreekse invloed op het denken van Greenspan had. Rand was de schrijfster van Atlas Shrugged, de officieuze neoliberale utopie, die tot op vandaag als leidraad voor economisch beleid gehanteerd wordt. (Onlangs werd het zelfs verfilmd, in de vorm van een drieluik, omdat het zo’n belangrijk boek is. Het is ook heel lang.) Rands ideologie, het Objectivisme, is van grote invloed geweest op de internationale economie, en bepaalt nog steeds het denken van veel groeioptimisten; een groep waar Peter De Keyzer zich graag toe rekent. En wat houdt dat hele neoliberalisme dan precies in? De Keyzer geeft in het motto van zijn eerste hoofdstuk een voorzet: Greed is good. -Gordon Gekko Greed is good is een quote uit de film Wall Street – niet meteen een baken van groeioptimisme. Onder dit eerste motto vinden we een al even opmerkelijk citaat terug – vooral opvallend omwille van de combinatie met het credo van Gordon Gekko: de befaamde hebzuchtige bakker-passage uit The Wealth of Nations van liberale aartsvader Adam Smith. De versregels die De Keyzer uit The Wealth of Nations haalde, vertellen ons hoe een bakker, een slager en een brouwer hun werk niet doen uit de goedheid van hun hart of liefde voor hun ambt, maar uit eigenbelang – meer zelfs, uit hebzucht. Smith ziet daar geen graten in. In een notendop stelt hij dat, omdat de bakker betaald wilt worden voor zijn brood, hij het best mogelijke brood zal bakken. Is zijn brood te hard, te zuur of ziet het er onappetijtelijk uit, dan geraakt het niet verkocht en verdient de bakker niets. Om dezelfde reden zal de bakker zijn prijzen zo laag mogelijk houden. Als klanten niet bij de bakker blijven komen omwille van zijn brood, kan hij hen toch nog lokken met lagere prijzen. Wij klanten worden dus verwend – elke bakker in de buurt biedt ons brood van de hoogste kwaliteit en tegen de laagst mogelijke prijs aan. Niet omdat ze ons smakelijke boterhammen toewensen en graag een bijdrage willen leveren aan een gezellige middagmaaltijd met kind en gezin, wel omdat ze willen dat ons geld naar hún bakkerij gaat, niet naar die aan de andere kant van de straat. Hebzucht motiveert de bakker, en schenkt ons lekker brood. Hebzucht motiveert de slager, en levert ons kwalitatieve worsten en goedkoop gehakt. Hebzucht is, om kort te gaan, goed. Smith zegt het, Gekko
1
zegt het, De Keyzer zag een verband en zette één van de grootste economen en één van de grootste econoom-stereotiepen aller tijden naast mekaar. 'Ja, dat is een beetje een provocatie.’legt hij uit in een interview met de Standaard. ‘Wat ik ermee wil zeggen, is dat welbegrepen eigenbelang een krachtige motor kan zijn voor economische groei.’ Hebzucht is goed. Iedereen zegt het. U heeft het zelfs in Veto gelezen. Op de premisse dat hebzucht goed is, bouwden Rand, Greenspan en Friedman een manier om naar de wereld te kijken, en een methode om die wereld aan te pakken. In het volgende hoofdstuk mag u een rondleiding in Ayn Rands utopie van de vrije markt verwachten, alsook een antwoord op de vraag die op ieders lippen brandt: Wie is John Galt? Een neoliberaal Atlantis. Ayn Rands utopie van de hebzucht Hebzucht is goed, zo staat het geschreven. U kan het zelf lezen in Peter De Keyzers nieuwe boek Groei maakt gelukkig, een pleidooi voor meer vertrouwen in de vrije markt. En De Keyzer heeft recht van spreken, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis wordt je immers niet vanzelf. Eén van De Keyzers inspiratiebronnen is Atlas Shrugged, het magnum opus van Ayn Rand, en het meest invloedrijke boek dat u nooit heeft gelezen. Maar niet gevreesd, als u in plaats daarvan dit artikel leest, hoeft u dat ook niet. Wie Atlas Shrugged wél gelezen en uitgebreid besproken heeft, is Hans Achterhuis. Achterhuis is een Nederlands filosoof-theoloog en schrijver van Utopie van de vrije markt, een boek dat bijna volledig aan Rands utopie gewijd is. Hij zou bij de woorden Greed is good en De Keyzers betoog van optimisme en hoop in eerste instantie niet aan Gordon Gekko denken, maar aan één van de personages uit Atlas Shrugged: John Galt. Wie is John Galt? De neoliberale Mozes, inclusief een set geboden en een plan om ons te verlossen uit de slavernij. Hij is het eigenlijke hoofdpersonage uit Atlas Shrugged, hoewel hij pas na een kleine duizend pagina’s zijn opwachting maakt – maar zijn afwezigheid dan wel goedmaakt door een radiospeech van een goeie zeventig pagina’s af te steken. Galt is ingenieur en uitvinder van een machine die lucht omzet in energie – een vondst die een impact zal hebben vergelijkbaar met een stuk of twintig Industriële Revoluties – maar zijn werk vernietigt, zijn ontwerpen in brand steekt en een leven in ballingschap verkiest. Hij geeft zijn job op en trekt de bergen in; niet als symbolisch protest, wel als een actieve daad van sabotage. John Galt is misschien wel de ultieme groeioptimist, maar ook het soort ideoloog dat er niet voor terugschrikt een allesvernietigende crisis op de wereld los te laten om zo een nieuwe samenleving te kunnen stichten; op een schone lei. Een neoliberale utopie, gebaseerd op zijn persoonlijke set wetten en principes, die op hun beurt gebaseerd zijn op hebzucht. Vóór al die dingen is John Galt een profeet, een vaandeldrager van het objectivisme – Rands allesomvattende filosofie, en de reden waarom ze Atlas Shrugged geschreven heeft. Achterhuis beschrijft het Objectivisme als een utopisch wereldbeeld, met het boek zelf in de dubbelrol van socialistische dystopie (alles wat er mis gaat met de economie en de rest van de wereld is te wijten aan valse solidariteit en een te aanwezige overheid) en objectivistische utopie. Rand drijft Smiths ideeën over hebzucht tot het uiterste: in haar perfecte wereld is hebzucht niet enkel de drijfveer van economie en welvaart, maar de bij wet vastgelegde levenswijze. Overheidsinterventies in de economie zijn volledig uit den boze, net als werkloosheidsuitkeringen, vakbonden, pensioenen en elke vorm van onbetaalde arbeid of diensten – of het nu gaat om een brood, een opleiding of een lift naar de stad: voor alles moet betaald worden. Want als mensen volledig zelf instaan voor het spenderen van hun geld, zal een weloverwogen hebzucht hun gedrag leiden, en alles vanzelf perfect verlopen. Een bakker mag de prijs van zijn brood tot ver onder de marktwaarde laten zakken, om andere bakkers zo uit de markt te concurreren. Hij mag zich daarbij geen zorgen maken over mogelijk leed dat hij teweeg brengt, maar moet erop vertrouwen dat andere bakkers zijn prijzenslag mee aan zullen gaan, en dat de broodprijs zich vanzelf zal stabiliseren. Gebeurt dat niet, kan hij altijd zijn concurrenten uit hun eigen bakkerijen kopen en tewerkstellen, wat beter zou zijn voor iedereen; de hoofdbakker was duidelijk de betere ondernemer, en ziet zijn macht dus terecht groeien. De mindere bakkers zullen blij zijn te mogen werken voor hun superieure concurrent, en verdienen toch maar mooi hun geld – zolang ze zelf genoeg blijven opleveren. Mocht één van de slechte bakkers besluiten uit de broodindustrie te stappen, meubelmaker te worden en ook daar verschrikkelijk slecht in blijken te zijn, mag niemand hem helpen. De koppige ex-bakker dient zichzelf terug de markt in te werken, en een minderwaardige job aan te nemen – minder betaald, maar beter aansluitend bij zijn vaardigheden en maatschappelijk nut – of trots te sterven in de marge. Dat mag. Wat niet mag, is afhankelijk zijn van anderen, of anderen toelaten afhankelijk van jou te zijn. Vrijheid is het hoogste goed, en elke afwijking van vrijheid is niet minder dan de eerste stap naar slavernij.
2
Om zijn geboden te verkondigen heeft Galt zeventig pagina’s, of een radiospeech van een goeie drie uur nodig. De Keyzer pakt zijn Mozesmoment een stuk efficiënter aan. Op het einde van Groei maakt gelukkig giet hij zijn visie op de werkelijkheid in een ‘gesprek met een groeipessimist’. Er volgt een fictieve dialoog met een nogal hysterisch personage dat twee belangrijke eigenschappen heeft: niet akkoord met De Keyzers visie, en niet erg standvastig zijn. De Keyzer overtuigt zijn niet-bestaande criticus van de weldaden van de vrije markt, en legt uit waarom we allemaal naar meer groei moeten streven. Hij doet dat in een handig, zesdelig stappenplan: 1. Zorg mee voor groei, zowel hier als in ontluikende markten en ontwikkelingslanden. 2. Word ondernemer en werk mee aan de oplossingen van morgen voor de problemen van vandaag. 3. Word ingenieur. Studeer chemie, biologie, informatica, geneeskunde of natuurkunde. 4. Besef dat welvaart altijd en overal eerst moet worden gecreëerd vooraleer ze kan worden verdeeld. 5. Besef dat vrije markten de garantie zijn op een zo groot mogelijke welvaart voor zo veel mogelijk mensen. 6. Besef ten slotte dat groei en welvaart niet worden gedecreteerd. Ze ontstaan waar vrijheid is om te innoveren, te concurreren en te creëren. Vooral de laatste vier punten sluiten naadloos aan bij Rands filosofie. Rand laat Galt stellen dat welvaart gecreëerd wordt door ‘men of the mind’; lees: het soort ondernemers dat De Keyzer aanhaalt in zijn derde punt . Wat het immorele, socialistische systeem van parasieten en profiteurs doet, is het deze ondernemers zo moeilijk mogelijk maken, met quota, beperkingen en gereguleerde concurrentie hinderen ze ook De Keyzers vierde punt: ‘besef dat welvaart moet kunnen worden gecreëerd’. Punten vijf en zes zijn ongeveer neoliberale natuurwetten – een goed functionerende economie legt de nadruk bij producenten, geeft hen zo veel mogelijk vrijheid te doen wat ze willen doen, en legt vooral geen beperkingen op. De enige rol die de overheid nog mag spelen is de orde bewaken – de hele rest van het economische leven moet overgelaten worden aan de vrije markt. ‘Overheid’ is voor een goed neoliberaal denker een vies woord, ‘inmenging’ de ergst denkbare zonde. Vreemd genoeg heeft een beetje neoliberaal er echter geen probleem mee wanneer een overheid een de vrijheid van de markt oplegt, naar hartenlust dereguleert en privatiseert, zelfs wanneer onderdanen daar helemaal niet om hebben gevraagd. In het volgende hoofdstuk geven we De Keyzer een echte gesprekspartner, in de vorm van Naomi Klein, die minder snel overtuigd zal geraken van het heil van een ongereguleerde markt, en daar een paar heel goeie redenen voor heeft. Neoliberale dystopie. Naomi Klein, Milton Friedman en de echte wereld In vorige hoofdstukken werd er verteld hoe Peter de Keyzer de lof van groei zong. Hij baseerde zich daarbij op Ayn Rands Atlas Shrugged, een handleiding-bij-het-leven voor neoliberalen en groeioptimisten. Met hebzucht als motor van de groei, geluk en productiviteit, en met solidariteit en staatsinterventie als doodzonde zette Rand zich af tegen socialisme en Keynesianisme, en ze deed dat bij monde van John Galt, de man die het record Langste Radiospeech voor Fictieve Personen op zijn naam heeft staan. Galts radiospeech is al onderwerp van veel discussie geweest. In tegenstelling tot Groei maakt gelukkig is het Evangelie volgens Galt een bijzonder donker, pessimistisch en fatalistisch essay geworden. De opsomming van redenen waarom de huidige zorgmaatschappij verwerpelijk, en iedereen die haar propageert misdadig is (gevat in het hoofdstuk The morality of death) leest niet vrolijk weg; de toepassing van de speech in de praktijk van het verhaal nog veel minder. Galt is er zeker van dat het systeem zichzelf zal vernietigen, maar is meer dan bereid een handje toe te steken – de enige hoop op verbetering is de volledige vernietiging van de huidige samenleving, en een nieuw begin. Alles wat verkeerd is, moet verdwijnen, alle daarbij gelopen schade en verlies (van levens) is te betreuren, maar noodzakelijk. In Atlas Shrugged wordt de lei met een drieste vlijt leeggevaagd. Steden vallen zonder elektriciteit en water, hongersnood dreigt en John Galt haalt de men of the mind ertoe over hun rug naar de wereld te draaien, en een kleine neoliberale utopie te stichten in de bergen. Volledig conform Galts speech is er niemand in staat de ondernemers van de wereld (de Atlassen uit de titel) te vervangen, en dus vallen voorzieningen als openbaar vervoer en geneeskunde, grondstoffen als olie, metaal en voedsel volledig weg. Om er helemaal zeker van te zijn dat niemand nog iets aan de achtergebleven infrastructuur van de Atlassen kan hebben, worden deze vaak vernietigd; olievelden gaan in vlammen op, kopermijnen blijken leeg te zijn. En als er noodhulp geboden wordt, voedsel of geld verscheept naar noodlijdende gebieden (tegen het eind van het boek valt zowat de hele wereld onder die noemer), worden die tegengehouden door een heuse zeerover die onder Galts vlag vaart, en zichzelf trots een ‘omgekeerde Robin Hood’ noemt – belastingsgeld ‘terugsteelt’ van de socialisten en herverdeelt onder de rijken. Nergens in het boek wordt de balans
3
van het verdwijnen van de Atlassen en de falende zorgmaatschappij gemaakt, maar het dodentol moet in de miljoenen lopen. Precies volgens plan. Naomi Klein stelt in haar The Shock Doctrine dat, hoe onwaarschijnlijk Galts plan ook mag klinken, het in de werkelijkheid toch navolging kent. ‘Een schone lei’ is één van de kernbegrippen uit haar werk, en van haar analyse van de economische opvattingen van de Chicago School, geleid door Nobelprijswinnaar en alom gelauwerd topeconoom Milton Friedman. Friedman ontwikkelde de theorie van de ‘shocktherapie’: het aangrijpen van een ‘schokkende’ gebeurtenis om de economische structuur van een samenleving ingrijpend te herschrijven. Zo’n shock kan veel vormen aannemen; de val een regime of de coup door een nieuwe orde (de val van Sovjet-Rusland of de opstand van Pinochet in Chili), een natuurramp (de tsunami in Taiwan) of een plots in mekaar stuikende financiële markt (de kredietcrisis in Griekenland ) zijn goede voorbeelden. De verwarring die zo’n shock teweegbrengt is de ideale voedingsbodem voor een nieuw economisch beleid – en dan liefst nog één dat geschoeid is op de leest van Friedman, Rand en het meest dogmatische neoliberalisme. In elk van de voorbeelden die ik hierboven aanhaalde, voerden discipelen van de Chicago-opvatting een neoliberale shocktherapie uit. In zo goed als elk van die gevallen draaide dat rampzalig uit – tenminste, voor een deel van de bevolking. Wanneer marktreguleringen verdwijnen, schiet de inflatie de hoogte in, groeit de werkloosheid exponentieel en neemt de ongelijkheid tussen rijk en arm gevoelig toe. Volgens Klein zit de crux in dat laatste: een grotere ongelijkheid betekent een verschuiving van geld naar één kant. Wat we vooral moeten onthouden van het gegeven dat één van twee kanten winst maakt, is dat er winst wordt gemaakt – en dat de Chicago methode dus als ‘winstgevend’ te verkopen is. Zolang een shocktherapie geld oplevert, blijft ze aantrekkelijk voor investeerders en beleggers, en kan ze zelfs de kern zijn van een positief verhaal. Over groei. Want groei is het na te streven doel. Elke goeie optimist streeft groei na, en vergeet daarbij nooit dat groei niet enkel oorzaak, maar ook gevolg van optimisme is. Een goeie groeioptimist staat voor de volle honderd procent achter zijn ideologie, en geeft al wat pessimistisch is bij tijd en wijlen een stevige veeg uit de pan. Beschik je niet meteen over makkelijk tegen te spreken pessimisten? Doe dan zoals De Keyzer (en Ayn Rand), en verzin ze zelf. De Keyzer laat zijn fictieve groeipessimist een vraag stellen over de samenhang tussen groei en ongelijkheid, en wimpelt die vervolgens weg door kindersterfte, scholingsgraad en armoedepercentages van 1900 met die van nu te vergelijken – hij zegt er helaas niet bij over welke regio hij het heeft. In een interview met de Standaard stelt hij dat minder gelijkheid de prijs is die we voor groei moeten betalen; ‘Omdat voor armoede in het westen een relatieve standaard wordt gehanteerd, kan groei ook nooit de ultieme oplossing tegen armoede zijn. Als iedereen dubbel zoveel gaat verdienen, zijn we allemaal rijker geworden. Maar de relatieve armoede is gelijk gebleven. Ongelijkheid is een bijproduct van economische groei.’ De Keyzer heeft nooit voor een schone lei gepleit, en er is geen enkele reden om aan te nemen dat hij achter een shocktherapie zou staan. Zijn pleidooi voor groei, ongeacht neveneffecten als ongelijkheid of wijd verspreide werkloosheid, heeft hij echter gemeen met Friedman en de Chicago Boys. In het licht van de Shock Doctrine is zo’n houding onrustwekkend, in het licht van de recente financiële crisis evenzeer. De Keyzers houding is echter niet uitzonderlijk. In het volgende hoofdstuk komt Alan Greenspan aan bod, de meest invleodrijke econoom van de afgelopen decennia, en vaak genoemd als de man die, vol goede intenties, de crisis aftrapte. De Atlas van de kredietcrisis. Alan Greenspan en neoliberalsme voor utopisten vandaag Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis en schrijver van Groei maakt gelukkig, maakt in zijn boek graag vermelding van Alan Greenspan. Greenspan is interessant voor dit betoog om twee redenen: hij heeft een rol gespeeld bij het schrijven van Galts radiospeech in Atlas Shrugged, en hij was als voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve tussen 1987 en 2006 zowat de meest invloedrijke econoom ter wereld. Achterhuis vertelt over Greenspan dat die een devoot volger van Rand was, haar objectivisme zo goed als volledig onderschreef en in zijn beleid en raadgeven van presidenten zo goed als elke keer de kaart van Rand en Friedman trok. Hij laat ook niet na te vermelden dat, volgens analisten als Cassidy en Driehuis, Greenspan de ‘architect van de kredietcrisis geweest is’. Driehuis: ‘Zonder hem was er geen crisis geweest. Hij is het intellectuele brein waaraan de crisis is ontsproten.’ Heeft Greenspan de crisis echt op gang getrapt? In het artikel I was wrong about the economy. Sort of. uit The Guardian (2008), werd uit een hoorzitting waar Greenspan zich moest komen verantwoorden ten overstaan van de Senaat geciteerd:
4
Congressman Henry Waxman: “Mijn vraag is eenvoudig. Zat je fout?” Greenspan: “Gedeeltelijk. (…) Het was een vergissing te veronderstellen dat het eigenbelang van organisaties, en dan vooral banken, motivatie genoeg zou zijn om de belangen van aandeelhouders te kunnen verdedigen, binnen hun bedrijven. (…) Ik heb een fout ontdekt in het model dat ik zag als de belangrijkste structuur van functioneren, het model dat bepaalt hoe de wereld werkt. Veertig jaar lang werkte het voortdurend en uitzonderlijk goed. Mijn kijk op regulatie is, dat ik ingezworen ben als voorzitter van de Federal Reserve. Mijn taak was de door het Congres goedgekeurde wetten van dit land na te leven, en niet mijn eigen overtuigingen.” Sort of, dus. Later zou Greenspan terugkrabbelen, en stellen dat ‘het systeem niet fout was, maar de mensen onvoorspelbaar’ (in zijn eigen boek uit 2013, The Map and the Territory) – maar dat er een kans bestond dat economen een manier zouden vinden die onvoorspelbaarheid te voorspellen. In een interview met Bloomberg TV verraste hij vriend en vijand door te melden dat hij ‘ook maar een mens is.’ Daarmee verwees hij naar zijn eigen, en bij uitbreiding universeel-menselijke neiging niét altijd rationeel te handelen. Hij verwees naar beursmakelaars, en hoe snel die in paniek geraken (met gigantische waardeverliezen tot gevolg), en naar zijn eigen vermogen tot het maken van fouten. Hoewel er dus van een schuldbekentenis niet echt meer sprake is, erkent Greenspan nog steeds dat laisser faire in zijn puurste vorm géén garantie op een hoge economische conjunctuur is, meer zelfs, dat Rands visie op de economie grote risico’s met zich meebrengt. Zolang hij in functie was als hoofd van alles wat in de VS met economie te maken had, was er van twijfel geen sprake. Greenspan was overtuigd van de weldaden die een volledig vrije markt ons allemaal zou brengen, en stemde zijn beleid daarop af. De visie van Greenspan op het waarom van de crisis is helder: het is onze eigen schuld. Jaren, decennia lang leefden we onvoorzichtig. We consumeerden in het wilde weg in plaats van verstandig te beleggen, en vertrouwden op banken en overheden om de markt bij te sturen waar nodig. En daarin lag onze onomkeerbare fout. Overheden die een actieve rol op de markt spelen, trekken de balans scheef, scheppen een vals gevoel van veiligheid en lokken onvoorzichtigheid uit. Gevolg: roekeloze investeringen, onmogelijk terug te betalen leningen, banken die aan het wankelen slaan en hele economieën tegelijk mee doen wankelen. Schulden, meer schulden, recessie, depressie. De weg uit de crisis was voor Greenspan even duidelijk: matiging. Besparen werd een algemeen gebod, maar gold nog meer voor verzamelaars van grote schulden. Die dienden extra zuinig te zijn, hun tekorten af te bouwen, potjes aan te leggen, en terug zelfstandig te worden. Op lange termijn zouden zelfs de zwakste economieën dan opnieuw in staat zijn zonder hulp van banken of overheden winst te maken, en te groeien. Voor veel falende economieën was bezuinigen een bittere pil, maar wie slecht gepresteerd had, diende te leven met de gevolgen. En al lijkt de ziekte zwaar, de remedie valt soms nog veel zwaarder uit. Een voorbeeld van Greenspaneske besparingsdrift vinden we in Griekenland. Griekenland was zo goed als failliet toen de Europese troïka (afgevaardigden van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF) besparingen oplegden. Niet iedereen was voor die besparingen gewonnen; het Griekse volk kwam massaal op straat om de soms draconische besparingen en pijlsnel stijgende werkloosheid aan te klagen, en buiten Europa toonden ook de BRIC-landen zich sceptisch. Besparingen bovenop de recessie zou de Griekse economie enkel verder de put in duwen, klonk het, investeringen of een milde inflatie zouden de Grieken wat manoeuvreerruimte kunnen schenken. Maar de troïka bleef doof voor deze argumenten. Onvoorwaarderlijk geld aan de Grieken gven en schulden kwijtschelden zou een gevaarlijk precedent kunnen zijn, en aanleiding geven tot meer onverantwoord economisch beleid. Hun bedenkingen waren ook niet zonder reden; zodra Berlusconi lucht kreeg van mogelijke mildheid, draaide hij de Italiaanse besparingsmaatregelen onmiddellijk integraal terug. Geen mildheid dus, in ruil voor noodhulp zouden de Grieken moeten blijven besparen tot de troïka tevreden was. Vooralsnog lijkt dat moment niet meteen aan te zullen breken. In zijn strijdvaardige Stop deze depressie nu tekent Paul Krugman twee bezwaren op tegen de bespringsmethode: één van moreel-theoretische aard, en één vanuit de mathematische praktijk. Theoretisch gaat het volgens Krugman fout wanneer een recessie benoemd wordt als een ‘straf’; magere jaren als loutering voor jaren van economische overdaad. Krugman verwerpt deze zienswijze, en de idee dat economie en moraal aan mekaar verbonden zijn. Aan depressies dient geen betekenis toegekend te worden, een depressie moet alleen zo snel mogelijk worden gestopt. In de praktijk kant hij zich tegen besparingen, gericht op een verbetering op de lange termijn. Tijdens een recessie dient er even niet naar de lange termijn gekeken te worden, en dient er zéker niet te worden bespaard. Krugman verwijst naar de remedie volgens Keynes, die de opleving na de Grote Depressie van de jaren ’30 observeerde en beschreef, en schrijft investeringen voor. Liefst in grote projecten die veel werkgelegenheid teweegbrengen, die dan weer meer geld in omloop brengt en de vraag naar
5
goederen doet stijgen – waardoor de productie weer op gang komt, de economie groeit, en de hele zwik van vooraf aan begint. Krugman en Greenspan kunnen, lijkt het, moeilijk verder uiteenlopende meningen hebben. Toch lopen hun opvattingen over economie, al dan niet in tijden van crisis, op één essentieel punt gelijk. Hun herstelplannen zijn, al dan niet op lange termijn, gericht op het terug op gang brengen van economische groei. In het volgende en laatste hoofdstuk zal Tim Jackson betogen dat, voor een definitief einde aan de depressie, een duurzame economie en een toekomst voor de mensheid op de lange termijn, groei het laatste is wat we nodig hebben. Groeipessimisme voor gevorderden: Welvaart zonder groei Ayn Rand is dood en Greenspans geloof is wankel, maar de neoliberale utopie leeft nog steeds. Het IMF schrijft grootse besparingen en privatiseringen voor als geneesmiddel voor de crisis, kranten publiceren dagelijk lijstjes met ‘favoriete aandelen’ van beursspecialisten, en in een recent interview merkte Hans Achterhuis het volgende op: “Rand komt helemaal terug en nu lijkt ze zelfs in Europa een succes te worden. Een Belgische collega vertelde me dat hij aanwezig was op een bijeenkomst van de Vlaamse politicus Bart de Wever met Vlaamse ondernemers. Enkele van die ondernemers hielden De Wever het boek van Rand voor. ‘Als u het straks voor het zeggen krijgt, dan moet u op deze manier de zaak veranderen, met behulp van dit boek’. Mensen durven nu steeds meer hardop te zeggen dat ze Rand lezen en geweldig vinden, ook in Nederland”. En in ons eigen land schrijft Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis een boek waarin hij pleit voor meer optimisme, hoop, ambitie en – vooral – vertrouwen in de economie. Het boek heet Groei maakt gelukkig, en betoogt dat zowat alles – sociale gelijkheid, werkgelegenheid, armoede – ondergeschikt is aan economische groei. De Keyzer schrijft zo min of meer de perfecte antithese van Tim Jacksons Welvaart zonder groei. De Keyzer gaat uit van de evidentie dat groei en welvaart onlosmakelijk verbonden zijn. Hij toont ons grafieken die aanduiden dat landen met een stabiele groei een hogere welvaart, een hogere gemiddelde leeftijd en een hogere scholingsgraad hebben dan landen met een mindere groei. Dat groei ook gelukkig maakt, is moeilijker te bewijzen, al doet De Keyzer zijn uiterste best. Groei hangt immers samen met innovatie, het zien van en verlangen naar nieuwigheden, en genoeg geld op zak hebben om ervoor te kunnen betalen. Het hebben van nieuwigheden hangt samen met status, want hebbedingen hebben is pas écht interessant wanneer anderen jouw hebbedingen ook willen hebben, maar niet kunnen betalen. In Freakonomics vertellen Levitt en Lubner ons dat een goed loon hebben leuk is, maar dat een hoger loon dan je buurman hebben nog veel leuker is. Ze vertellen van een onderzoek dat uitwees dat een hoger salaris dan je buren voor meer geluk zorgt dan twee keer dat salaris verdienen, maar weten dat je buren evenveel verdienen. Tim Jackson stelt dat groei helemaal niet gelukkig maakt, maar eerder afgunstig en onzeker, en bovendien de oorzaak is van veel stress. Hij wijst op ‘welvaartsziektes’ als depressies en burn-outs, en op de eenzaamheidsindex per land, waarvan de grafiek een gelijkaardige curve vertoont als die van de economische groei van dat land. Hij vestigt onze aandacht op werkloosheid, ongelijkheid en armoede, de moeilijk te breken sociale plafonds en de verdoemhoek waar langtijdig werkzoekenden in terecht komen. Groei maakt niet gelukkig, en heeft nog een paar andere vervelende neveneffecten. Het hoofdthema uit Welvaart zonder groei is immers niet de geluksindex van het postindustriële tijdperk, maar de enorme problemen waar de mensheid en haar op groei gebaseerde economie op afstevenen. Die problemen komen voort uit drie crises die in mekaar grijpen en samen de perfecte storm vormen. De drie crises zijn de economische crisis, het groeiende grondstoffentkort en de schade die we de planeet waarop we leven en haar atmosfeer berokkenen door uitstoot van broeikasgassen en andere verontreiniging. De economische crisis is u intussen bekend, en dat het niet zo goed gaat met het milieu is waarschijnlijk ook geen verrassing. (Hoewel. Jackson weet te vertellen dat het met de wereld een stuk slechter gaat dan algemeen wordt aangenomen, en dat de snelheid waarmee de toestand verslechtert de meest pessimistische verwachtingen ver overstijgt. Ook zijn schattingen van hoe lang de aarde nog levensvatbaar blijft, als we blijven leven zoals we leven, zijn niet om vrolijk van te worden.) De grondstoffencrisis is minder algemeen bekend. Nochtans slinken onze voorraden fossiele brandstoffen zienderogen, en is er geen volwaardige vervanger voorhanden voor wanneer de oliebedrijven het voor bekeken houden. Vroeger eerder dan later, zegt Jackson, is de voorraad niet langer toereikend om onze economie en dus onze manier van leven draaiende te houden.
6
Groei maakt niet gelukkig. Groei voert ons naar de afgrond. Groei is, volgens Jacksons analyse, steeds minder te verdedigen, en in feite niet langer wensbaar. Jackson valt met overtuiging onder de categorie mensen die De Keyzer ‘groeipessimisten’ noemt. In tegenstelling tot de hysterische ficitieve pessimist die De Keyzer met vlotte argumenten gemakkelijk overtuigt van het heil van groei en meer groei, heeft Jackson echter wel zijn antwoorden klaar, en staat hij klaar om het debat over andere samenlevingsvormen aan te gaan. Wanneer De Keyzer stelt dat groeipessimisten ‘te veel naar de beperkingen kijken, en te weinig naar de mogelijkheden’, gaat dat niet op voor Jackson. Die heeft een nieuw samenlevingsmodel klaar, in de vorm van de Green New Deal. De Green New Deal verwijst naar de New Deal; het Amerikaanse plan om uit de Grote Depressie van de jaren ’30 te ontsnappen. Net als zijn historische voorganger vertrekt de Green New Deal van grootse investeringen; in publieke werken, grootse bouwprojecten en onderzoek, waar steeds veel werkkrachten voor nodig zouden zijn. Krugman verdedigde in Stop deze depressie nu een soortgelijke aanpak, vanuit de redenering dat als de werkloosheid daalde, de economie per definitie meer zuurstof zou krijgen. Het verschil tussen Krugmans voorstel en dat van de Green New Deal is tweeledig: enerzijds is elk project gericht op groene maatregelen (openbaar vervoer, milieuvriendelijke machines, biologische landbouw – maar alles plaatselijk en niet langer globaal), anderzijds is geen enkel deel van de Green New Deal opgezet met groei als oogmerk. Einddoel van dit investeringsplan is een nieuw soort economie opstarten, die niet groeit in absolute getallen maar, als alles goed gaat, wel in levenskwaliteit, en fungeert zonder een verdere hypotheek te leggen op de toekomst van de planeet. Vanzelfsprekend is er veel kritiek gekomen op het voorstel van de Green New Deal, zowel van praktische als van behoudsgezinde aard – aan deze samenlevingsvorm valt immers een pak minder geld te verdienen. Vanzelfsprekend is het plan ook niet perfect. Er zijn nog bijzonder veel praktische hordes te nemen voor we zelfs maar aan een gedeeltelijke uitvoering ervan kunnen beginnen – om nog maar te zwijgen van de te overwinnen lobbydraak. Maar het plan van Jackson en de zijnen is, in tegenstelling tot elke andere zwakke en niet-afdoende maatregel die we onder de noemer ‘relance’ het nieuws hebben zien halen, een plan dat ons echt vooruit zou kunnen helpen. Dat is heel wat. Het is dan ook ontmoedigend dat de hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis een boek als Groei maakt gelukkig schrijft, dat refereert aan Friedman en Rand, en elk probleem dat niet met een oneliner en een lening op te lossen is reduceert tot ‘groeipessimisme’. Het is pijnlijk te zien hoe een klimaatconferentie gestart kan worden met als enige doel ‘goeie doelstellingen voor de volgende klimaatconferentie uit te stippelen’, en zelfs in dat doel niet slaagt. Het is jammer dat teksten als deze, zelfs wanneer ze pas op de laatste twee pagina’s gewag maken van klimaatproblematiek, in de hoek van de ‘wereldverbeteraar’ terecht komen, en instant-irrelevant worden. Het is bijna niet te begrijpen dat intelligente mensen als u en ik niet voorbij de lethargie van ‘momenteel gaat alles toch nog goed’ komen, en ons dus slechts zolang we deze tekst aan het lezen/schrijven zijn echt kwaad maken, om binnen dit en tien seconden opnieuw te verzinken in de lethargie. Bastiaan Malcorps De voorbije maanden volgde Bastiaan het repetitieproces van Angst, las het bronmateriaal van de voorstelling en gaf er een eigen interpretatie aan. www.dequeeste www.braakland.be
7