4162
4163
4164
GRAMMENE TE BOEK GESTELD Dr. L. GOEMINNE en Dr. R. DE CLERCQ
“Geschiedenis en toponymie van Grammene”, uitg. Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek, 2010, 162pp. en 8 krt.
In onze regio werden de plaatsnamen reeds opgespoord voor diverse gemeenten, en voor andere is een studie in de maak. Toponymische studies zijn onmisbare instrumenten voor al wie interesse heeft voor de geschiedenis van zijn gemeente, voor de evolutie van het landschap, voor de betekenis van de naam van de straat waarin hij woont… Voor kern-Deinze werd het werk van KGK-bestuurslid Martin Vanhaesebroeck in 1982 uitgegeven door KGK-ondervoorzitter dr. Luc Goeminne. Luc Goeminne heeft intussen, in samenwerking met plaatselijke heemkundigen, de toponymische studies uitgegeven van Zulte (1999), Petegem aan de Leie (2000), Olsene (2002), Astene (2002), Machelen (2005) en Gottem (2010). Nu is GRAMMENE aan de beurt. Dr. Luc GOEMINNE kreeg hierbij de medewerking van dr. René DE CLERCQ. Het boek telt 162 bladzijden en 8 kaarten en omvat een schat aan gegevens over de landschappelijke situatie van Grammene, met tal van economische en historische elementen. Er wordt veel aandacht besteed aan de plaatsnamen van vroeger en nu, met de verklaring ervan, en aangevuld met bronverwijzing en bibliografie. De voorstelling van het boek heeft plaats in “De Mandel” Oude Heirbaan 72 te Grammene op vrijdag 16 december 2011 om 19.30u. Het boek zal er te verkrijgen zijn aan € 16 het stuk. Nadien zal het boek beschikbaar zijn aan de balie van het Museum van Deinze en de Leiestreek aan € 18 per exemplaar. KGK
Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek
4165 2367. Willy JONCKHEERE: Andermaal een boek van Paul Huys We hoeven het voor onze lezers niet te beklemtonen dat KGK-bestuurslid dr. Paul Huys een bijzonder productief auteur is. Ze kennen zijn veelvuldige artikels uit het Contactblad en uit het KGK-jaarboek. Ze kennen zijn trilogie Gentstraat-Kortrijkstraat-Kouterke en zijn diverse boeken en artikels over Charles Picqué. Maar niet alleen in ons werkgebied is hij actief. Regelmatig verschijnen er artikels van zijn hand in uiteenlopende tijdschriften. Ook tal van boeken heeft hij op zijn naam staan, in hoofdzaak monografieën over molens of kunstschilders. Zijn jongste publicatie “Frans Minnaert Andermaal” werd onlangs op drie locaties aan het publiek voorgesteld: zondag 16 oktober 2011 in Kapelle-op-den-Bos, dinsdag 18 oktober 2011 in Geraardsbergen en vrijdag 21 oktober 2011 in Herne. Toen Frans Minnaert (1929-2011) in 1979 vijftig jaar was geworden schreef Paul Huys over hem een monografie, die in 1980 gepubliceerd werd door Lannoo uit Tielt. De huidige publicatie is dus een tweede, aanvullende monografie, uitgegeven door drukkerij Deneef in Tollembeek. Het is een prestigieuze uitgave geworden van 187 bladzijden met meer dan 100 full-page afbeeldingen uit het oeuvre van Minnaert, onderverdeeld in de thema’s Afb.28 De artiest en zijn vriend, 2003 ‘Landschappen’, ‘Menselijke figuur’, ‘De Vrouw’, ‘Werken op papier’ en ‘Kunsthistorische situering’, aangevuld met documenten : ‘Biografie’, ‘Heel het leven’, Bibliografie’ en ‘Individuele tentoonstellingen’. Belangstellenden kunnen het boek bestellen bij Drukkerij Deneef, Hernestraat 34, 1570 Tollembeek, rekening BE 92 7340 3238 0023 “Frans Minnaert, Andermaal”, € 50 per exemplaar, €12 verzendkosten. 2368. René DE CLERCQ : Prinses van Izegem en vrouwe van Machelen Onze webstek ‘www.kgk-deinze.be’ wordt behoorlijk gelezen en onze webbeheerder Martin Vanhaesebroeck krijgt dan ook geregeld vragen toegestuurd van geïnteresseerde lezers, die over één of ander onderwerp nadere verduidelijking vragen. Zo vroeg Bart Van Langenhoven, die ergens in het Contactblad iets gelezen had over een prinses van Izegem, hieromtrent bijkomende informatie. Onze specialist in ‘adellijke’ aangelegenheden werd hierover gecontacteerd en bezorgde ons volgens bericht: “Elisabeth Pauline de Gand de Vilain de Mérode de Montmorency (of de Vilain de Gand de Mérode de Montmorency) wordt geboren op 20 october 1737 te Parijs (F) als dochter van Alexander Balthazar Maximilien, graaf van Middelburg en van Merode, generaal in het leger van de koning van Frankrijk, en van Elisabeth Marguerite Pauline de la Rochefoucauld de Roye. De familienamen verraden al, dat het gaat om leden van de hoge Franse adel. De familie voert een wapenschild "Van sabel een schildhoofd van zilver”, in niet-heraldische taal "Een zwart veld met witte bovenzijde". Het zijn de kleuren van de
4166 stad Gent, zwar/wit, de grootst mogelijke tegenstelling van kleur en niet-kleur, volledig in overeenstemming met het fiere karakter van de Gentenaars: "tes zwart of tes wit, tes nuunt nie gres". Op 11 januari 1755 trouwt zij te Parijs met Louis Léon Félicite de Brancas, geboren op 13 juli 1733, graaf van Lauragois, ridder van het Gulden Vlies, zoon van N, en van Adelaide d'O, de beroemde "Mademoiselle d'O". Haar man is sterk geïnteresseerd in natuurkunde en alchimie, en richt te Parijs een porseleinfabriek op. Zij maakt hem op 23 november 1755 te Parijs (F) vader van een dochter, Louise Antoinette Candice Pauline, toekomstige echtgenote van de Belgische prins Louis Pierre Engelbert van Arenberg. Volgens sommige bronnen schenkt ze op 24 oktober 1758 nog het leven aan een tweede dochter, Antoinette Candide, die echter sterft in 1777. Haar vader overlijdt op 30 december 1758. Elisabeth Paulines huwelijk is niet gelukkig, en vanaf 1762 leven de echtelingen gescheiden. Haar vaders broer, Louis, maarschalk van Frankrijk, 3e Prins van lzegem en Masmines (Massemen ?), heer van Machelen, Oordegem, Smetlede en het Gaverse, Elisabeth Pauline de Gand de Vilain de Mérode de Montmorency (of de Vilain de Gand de Mérode de Montmorency) wordt geboren op 20 october 1737 te Par.'js (F) als dochter van Alexander Balthazar Maximilien, graaf van Middelburg en van Merode, generaal in het leger van de koning van Frankrijk, en van Elisabeth Marguerite Pauline de la Rochefoucauld de Roye. De familienamen verraden al, dat het gaat om leden van de hoge Franse adel. De familie voert een wapenschild "Van sabel een schildhoofd van zilvef, in niet-heraldische taal "Een zwart veld met witte bovenzijde". Het zijn de kleuren van de stad Gent, zwarUwit, de grootst mogelijke tegenstelling van kleur en niet-kleur, voftedig in overeenstemming met het fiere karakter van de Gentenaars: "tes zwart of tes wit, tes nuunt nie gres". Op 11 januari 1755 trouwt zij te Parijs met Louis Léon Félicite de Brancas, geboren op 13 juli 1733, graaÍ van Lauragois, ridder van het Gulden Vlies, zoon van N, en van Adelaide d'O, de beroemde "Mademoiselle d'O". Haar man is sterk geinteresseerd in natuurkunde en alchimie, en richt te Par,ijs een porceleinfabriek op.Zij maakt hem op 23 november 1755 te Parijs (F) vader van een dochter, Louise Antoinette CandÍce Pauline, toekomstige echtgenote van de Belgische prins Louis Pierre Engelbert van Arenberg. Volgens sommige bronnen schenkt ze op 24 october 1758 nog het leven aan een tweede dochter, Antoinette Candide, die echter sterft in 1777. Haar vader overlijdt op 30 december 1758. Elisabeth Paulines huwelijk is niet gelukkig, en vanaf 1762 leven de echtelingen gescheiden. Haar vaders broer, Louis, maarschalk van Frankrijk, 3" Prins van lzegem en Masmines (Massemen ?), heer van Machelen, Oordegem, Smetlede en het Gaverse, is weliswaar 3 maal gehuwd, maar laat geen afstammelingen na. Bij zijn overlijden op 16 juni 1767 te Parijs wordt Elisabeth Pauline zijn enige feodale erfgename en prinses van lzegem. [De titel van "Prins van lzegem" was in 1678 door koning Lodewijk XIV aan haar overgrootvader Philips Balthazar, graaf van lzegem, toegekend tijdens een bezoek van de koning aan de Nederlanden] Haar dochter trouwt te Parijs met de prins van Arenberg op 19 januari 1773. Haar moeder sterft op 10 november 1773. De Franse Revolutie breekt uit in 1789 en het worden moeilijke tijden voor de leden van de aristocratie. De "ci-devant princesse" wordt beschuldigd van "samenzwering tegen de Republiek", opgesloten in de voormalige Tempel van de Tempeliers, en op 28 Pluviôse 2 (16 februari 1794) te Parijs (F) op de Place de la Révolution geguillotineerd. Haar dochter zal overlijden te Parijs op 10 augustus 1812, haar schoonzoon, de prins van Arenberg, te Brussel op 7 maart 1820. Haar weduwnaar, de bekende alchimist, zal 91jaar worden en te Parijs sterven in 1824.
4167 Er bestaat een biografie: G. Dansaert, Une grande suzeraine au XVllle siècle: Elisabeth Paule de Gand Mérode lseghem, comtesse de Lauraguain, Brussel (uitg.: De Warichet) 1943”. Wapenschild van de familie de Gand Vilain. prinsen van lzegem
2369. Paul HUYS (nr. 587)- Diverse Deinse archivalia uit de jaren ’80 van de achttiende eeuw In de registers van de “Wettelijke passeringen” uit het Oud Archief van Deinze, bewaard in het Gentse Rijksarchief1, staan allerlei documenten geacteerd - b.v. verkoopsakten, testamenten, leningen, bouwaanvragen, schenkingen, aangiften van diefstal, verklaringen omtrent betwistingen enz. - die allemaal op de ene of andere wijze een interessant licht werpen op diverse aspecten van het dagelijkse reilen en zeilen in het toenmalig maatschappelijk leven in Deinze. We leren hierdoor ook een aantal mensen kennen, hun problemen, hun woningen (o.m. herbergen), hun levenswijze e.d.m. Het gaat om vele honderden akten, waaruit hier slechts een kleine bloemlezing volgt Lening door het echtpaar Gillis van de Navoije - Petronella de Roof (1783) Akte betreffende een geldlening, aangegaan door het echtpaar Gillis van de Navoije fs. Jan en zijn (eerste) vrouw Petronelle de Roof fa. Jacobi, dd° 22.11.17832. Constantin Bullens: vraag tot overwelving van een waterloop (1783) De graanbrandewijnstoker Constantin Bullens - naar wie de Bullens-straat (het liefst met dubbele ss dus!) genoemd werd - was “proprietaris causa uxoris van een huys ende erfve met de stockerye daeropstaende, by hem actuelyck bewoont ende gebruyckt wordende, gestaen ende gelegen in Deynze inde Kerckstraete (= Kortrijkstraat) ende van westen aen het waetergeleedt ofte beke, commende van het vijverken tot in de reviere de Leye”3. Aan het College van B&S van Deinze vraagt hij op 04.10.1783 de toelating om “deselve beke te overbouwen” en wel door “daerover te steken eene steenen vautte van opden muer, die hy (= Bullens) op den grondt van sieur Jacques Minnens vanden westkant der gezeyde beke vermogte te stichten volgens conventie met hem aengegaen tot op syne eijgene erfve”. Deze “vautte”, of overwelving, zou beginnen “van aenden suydwestgevel van [Bullens’] stallinghe noortwaerts tot het huys, by hem gebruykt”. Van het Schepencollege krijgt hij daartoe de vereiste (bouw)vergunning4.
4168 Diefstal bij de weduwe van zilversmid J.B. van Haenewijk (1783) De weduwe van wijlen Jan Baptiste van Haenewijck5, “excercerende de fonctie van silversmeden”, legt op 18 maart 1783 klacht neer over een diefstal met inbraak, de nacht voordien gepleegd in haar woning in de Kerkstraat of Kortrijkstraat. Het Schepencollege duidt een paar van zijn leden aan voor een “vue de lieu” (plaatsbezoek”): burgemeester Joannes Dominicus Bracke en schepen Jan Baptiste Delcroix, vergezeld van de Deinse hoogbaljuw Ch. Ph. Martens. Zij constateren dat in de “wercksaele” (= atelier), zijnde de benedenkamer aan de straat op de oostzijde van het huis, het voorste deel van de “slynker blafture vande venster” met twee ronde gaten was doorboord, aangebracht met een boor van één duim dikte, het ene gat vier vingers boven het andere, waar gemakkelijk een arm doorheen kon “passeren”. Ook werden twee ruiten weggenomen “in het middencarré vande slynker glaesevensters tegen langs de slaegraeme”. Dan volgt een opgave van de goederen, weggenomen uit haar “schoven” (= schuif of lade) en op de “werktaefel”. Werden daar ontvreemd6: - een gouden “diamanten” ring met zeven stenen in een koperen doosje; - een gouden “roose-rinck op d’oude gouste (= smaak), ontseth met taefelsteenen”; - een “cruysken ende schuijfsteen”, ontzet met tien “roose steenen”; - een “lingot” (= baar of staaf) ongetiteld goud, wegende circa een ons; - een paar zilveren gespen; - drie ongeprepareerde gespen; - twee “ongepaerde” oorringen; - drie gouden “knoprijngen”, met nog drie gouden knopen zonder ring; - een “silveren ijserken, vastgemaeckt aen het pootjen”; - een “silveren forchette (= vork), gemarckt JCDC ” 7. Het sterfhuis van Frans Pepengh, “pruikenmaker” in Deinze (1782) Akte van schenking onder levenden, door Marie Carlier, ± 72 jaar oud, weduwe en “houderigge” ten sterfhuize van haar man, Frans Pepingh, in zijn leven perucquir (sic) binnen de stad Deinze. Hun beider dochter, Joanna Catharina Pepingh8, gehuwd met Dominicus Moerman, krijgt van haar moeder-weduwe als “donatio inter vivos” de volledige inboedel van het sterfhuis van haar vader geschonken. De opsomming van het huisraad - kamer per kamer - is heel interessant, zowel als inventaris van het aanwezige als wat de gebruikte “terminologie” betreft (vergelijkbaar met de klassieke “staat van goed”)9. Een verzoekschrift ten voordele van onderpastoor J.J. Wauman (1785) Begin april 1785 overleed de pastoor van Deinze-O.-L.-Vrouw (sedert 1754) en ook deken van Deinze (sedert 1763), genaamd Andreas Placidus Wauman (° Moerzeke 1715), 70 jaar oud10. Zijn neef, Josephus Jacobus Wauman (° Moerzeke 1742), was al sedert november 1772 onderpastoor op dezelfde parochie als zijn oom-deken. Nog net voor het afsterven van hun pastoor-deken maakten de Deinzenaars hun wens te kennen om diens jongere neef als pastoor hebben. Ze kenden hem immers al dertien jaar als een kundige en toegewijde priester. Enkele tientallen Deizenaars stelden daartoe een verzoekschrift op, dat ze door het College van Burgemeester en Schepenen van Deinze lieten acteren (op 29.03.1785), mét notulering van de argumenten, die ten voordele van “hun kandidaat” aangehaald konden worden (i.v.m. zijn stipte, correcte en voldoening-schenkende dienstverlening, in en buiten de goddelijke diensten). De lijst vermeldt de naam van al die “supplianten”. Er is ook een attestatie door Burgemeester en Schepenen van Astene, in welke parochie de jonge J.J. Wauman ook als priester in functie was geweest11. Het Deinse verzoekschrift kreeg echter - bij de bisschoppelijke overheid - geen gehoor. Nieuwe pastoor van Deinze-O.-L.-Vrouw werd een jonge Kruibekenaar, de pas 39-jarige Josephus Benedictus Verbraken (°1746), die amper zeven jaar in Deinze zou blijven: hij overleed er in maart 1792, slechts 45 jaar oud. J.J. Wauman bleef onderpastoor in Deinze, tot 1804, toen hij een benoeming kreeg - nog altijd als onderpastoor! - in Grembergen bij Dendermonde, vlakbij zijn geboortedorp dus.
4169 Over Ferdinand Heyndrickx,”in zijn leven griffier van Astene” (1786) In het K.G.K.-Jaarboek van 2000 (pp. 403-429) schreven we over de Gentse schilder Felix F.J. Heyndrickx (1799-1861), wiens schilderij “Jezus en de Samaritaanse” de kerk van Astene siert. Felix’ vader, Ferdinand J. Heyndrickx (jr.), had een buitenverblijf in Astene waar hij ’s zomers verbleef (nl. het Hof te Wallebeke). En Ferdinands vader, eveneens Ferdinand (sr.) genaamd (1719-1784), was griffier van Astene geweest en werd daar trouwens in de dorpskerk begraven. In die hoedanigheid van “griffier van de directie der prochie van Astene” vinden we deze Ferdinand sr., een paar jaar na zijn dood, nog vermeld in een Deinse akte dd° 30.01.178612; we lezen er ook met wie hij gehuwd was: zijn vrouw heette Maria Joanna Biebuyck (zie ook K.O.K.-Jaarboek van 1942, p. 73). Over enkele Deinse herbergen (1783-1788)
VERKOOP VAN “DEN KEYSER LEOPOLDUS” (MARKT)
In 1783 is Michiel Peireboom fs. Guillaume herbergier-eigenaar van “den Keyser Leopoldus”, gelegen binnen Deinze “agter het stadhuys”, groot in erf ca. 20 kleine roeden (Kortrijkse maat), “abouterende ten voorhoofde west de Beestenmarkt, noord Augustinus Mabbe, zuid en oost Andries Lava als cheynspachter”. Op 20 maart 178313 verkoopt hij zijn herberg aan Jan Steyaert fs. Jan, meester-kleermaker in Deinze, voor de som van 214 £ 19 sch. 9 gr. Wisselgeld14. De eigendom komt vrij op 1 mei 1783. En nog iets uit de latere geschiedenis van deze herberg: in de Gazette van Gend, nr. 1028, van 18.10.1821 staat in een advertentie te lezen dat de Deinse notaris Beernaert op 24.10. 1821 zal overgaan tot de publieke verkoping van de herberg “den Keizer Leopold”, op de markt van Deinze, bewoond (nog tot 30 april 1822) door Andreas Steyaert; de jaarlijkse pachtprijs bedraagt 16 £ gr. courant geld. De herberg is gehypothekeerd met een eeuwige rente van 125 £ gr. wisselgeld kapitaals (croiserend à 4%). “HET DAMBERD” (KNOK)
“Het Damberd”, voordien ook genoemd “het Schaak”, was een eeuwenoude herberg, gelegen op de hoek van Tolpoortstraat en Gentstraat, waarvan de oudste ons bekende archiefvermelding dateert van 140815. In een akte uit 178616 wordt Pieter Dossche vermeld als herbergier in “het Damberd” in de Sint-Maartensparochie aan de Knok. VERKOOP VAN DE HERBERG “SINT-SEBASTIAAN” (HOLPOORT)
Aan de Holpoort stond van oudsher de herberg “Sint-Sebastiaan”, die ook beschikte over een gildekamer voor de gelijknamige schuttersgilde, gelegen boven de vermelde poort zelf. In 1786 was de herberg eigendom van Pieter de Smet fs. Pieter, die op 3 september van dat jaar dit pand verkocht aan sieur François Bernard Ottevaere17. “DEN FRANSCHEN SCHILD” (KNOK)
In een akte van 7 mei 178818 wordt melding gemaakt van de “paardenhostellerie” aan de Knok, eertijds genaamd “den Bourgoinschen Schilt”, nu een “posterije van peerden, den Franschen Schilt” genaamd. Eigenaars ervan zijn de twee zonen van Christiaen van Ooteghem, m.n. de sieurs Josephus Francies van Ooteghem, postmeester van paarden, en zijn broer Engelbertus van Ooteghem, koopman. Verkoop van het leen en de heerlijkheid van Boelare in Petegem (1786) Op 26 oktober 1786 werd het leen en heerlijkheid, genaamd Boelare, “inclaverende in de parochie van Petegem-Buiten”, ongeveer vijf vierendelen bunders groot - verkocht, samen met het “fonchier” (= foncier of kerndomein). Leenrechtelijk ressorteerde deze heerlijkheid van Boelare onder het Leenhof van Deinze, dat deze verkoop liet akteren in het register van “Wettelijke passeringen” van Deinze19.
4170 Het testament van Frans Bernard van Doorne betreffende het Jongensweeshuis van Deinze (1784-1787) Over de (zeer moeizame!) totstandkoming van het Jongensweeshuis van Deinze - zulks ingevolge een legaat van de steenrijke Deinse rentenier Frans Bernard van Doorne - is al veel geschreven20. We gaan daar niet verder op in. Wel signaleren we hier graag Van Doornes testament (van 08.04.1784) waarin hij zijn plan omschrijft, strekkende tot de oprichting van een weeshuis voor jongens. Zijn testamentsbepalingen terzake worden in de Deinse registers van “Wettelijke passeringen” een tweetal keer geacteerd, in akten van resp. 30.01.1786 en 09.03.178721. Waar lag de “Herpinsakker” in Deinze? (1786) Op 3 oktober 1786 werd de verkoop geacteerd van “een partije meersch, eertijts genaemt Herpinsacker ende alsnu den Grooten Jacker (sic), gelegen in Deinze in het Schaeve”, met de erop staande bomen, palende O. de Rekkelingebeek, groot volgens het Landboek 1 bunder 144 grote roeden, dit met het “hiltgeweire” en de voordere preëminentiën. Aldus de tekst, zoals we die aantreffen in een akte in het Deinse register van “Wettelijke passeringen”22. Dit archiefstuk is gelijkluidend met de tekst van een ander document, dat we in een vroeger artikel over hetzelfde onderwerp al een kwarteeuw geleden hebben geciteerd en dat in het Oud Archief van Deinze te vinden is in een bundel “Akten en contracten”. Oostmeers? Of toch Schave? De vraag blijft gesteld en intussen nog altijd niet afdoende beantwoord23. Een betwisting tussen twee concurrerende molenaars op de Klepkouter (1787) In 1787 werd op de Deinse Klepkouter door Ludovicus Dhont een nieuwe windmolen opgericht, in de onmiddellijke nabijheid van een al bestaande oliewindmolen, eigendom van en uitgebaat door Joannes Dhaene, olieslager op Deinze-Kouter. De afstand tussen de beide molens zou - blijkens een archiefstuk, gedateerd 2 november 1787, geacteerd in het Deinse register van “Wettelijke passeringen”25 - niet meer dan 7 à 8 grote roeden bedragen hebben, of zowat 41 à 48 m (1 grote roede = 20 voeten = 5,9518 m). Niet te verwonderen dat daarover tussen de twee concurrerende molenaars een (belangen)conflict zou ontstaan. Zelf hebben we daar al vroeger iets over geschreven24, en ook Luc Goeminne heeft erover gepubliceerd in het K.G.K.-Jaarboek 2004 (hij schatte de afstand tussen de beide molens op ca. 50 meter). Het hier nu aangehaalde archiefstuk van 02.11.1187 bevestigt wat over dat conflict al eerder bekend was en preciseert bovendien de afstand tussen de twee molens. Een betwisting over een stinkende koehuid (1788) In de zomer van 1788 ontstaat een burentwist tussen twee bewoners van de Kerkstraat (nu Kortrijkstraat), nabij de (huidige) Bullenstraat. Daar liep het zgn. “waterstraatje”, dat onder de Kerkstraat door naar de Leie afwaterde (cfr. supra: overwelving door Constantin Bullens in 1783). De betrokkenen waren: enerzijds ene Dubisson (sic – zijn voornaam wordt niet meegedeeld), schoenmaker, wonende in het voormelde waterstraatje, en anderzijds sieur Jan Baptiste Ottevaere, graanbrandewijnstoker in de Kerkstraat (op de hoek met de Bullenstraat). Aanleiding tot - en voorwerp van - de twist was “seker coijvel, hetgonne benevens eene groote quantiteyt roet, was liggende aen ende in de poorte van den gemelden Ottevaere, regt over den huyse van den geseiden Dubisson, ende alreede seer bedorven, veel stank veroorsaeckende”. We mogen vermoeden dat die onbeheerd achtergelaten koehuid te maken had met de voorraad leder die Dubisson nodig had voor zijn schoenmakerij. De betwisting wordt voor “het officie” (= schepencollege) gebracht en daar werd besloten tot een plaatsbezoek, in aanwezigheid van drie experten: sieur Jan de Buck, paardensmid-koeimeester, Emanuel Judocus Minnens, vleeshouwer, en Albertus Cools, huidevetter. Volgens hun mening was de koehuid, ofschoon al enigszins beschadigd, nog bruikbaar om (tot leder) verwerkt te worden; ze zou openbaar verkocht worden26. 1. Rijksarchief Gent (RAG), Oud archief van Deinze (OAD), registers 370 (Wettelijke passeringen 1782-1786) en 371 (Id. 1786-1791).
4171 2. RAG, OAD, 370, f° 69v° (dd° 22.11.1783). 3. Voor de waterloop, parallel met de Bullen(s)straat en onder de Kortrijkstraat doorlopend naar de Leie: zie het Stadsplan door J. van Maldeghem uit 1786 (daar aangeduid als “Beke”) en vgl. met de situatie op de Popp-kaart van ca. 1860. 4. RAG, OAD, 370, f° 79r° (dd° 04.10.1783). Over de Bullen(s)straat: zie het K.O.K.-Kontaktblad, V,5 (1985), pp. 488-490 (nr. 585). 5. Zie ons artikel: “J.B. van Haenewijck en P. van Landeghem, zilversmeden in Deinze”, in: K.O.K.Kontaktblad, XIX,1 (jan. 1999), pp. 2482-2485, nr. 1673). 6. RAG, OAD, 370, f° 93 (akte nr. 59). 7. Welke zilversmid met het merk JCDC bedoeld wordt, is ons niet bekend. 8. Joanna Catharina “Pepingh” is als “Jeanne Pepyn”, vrouw van Dominique Moerman (eveneens peruquier), ingeschreven in de Deinse bevolkingstelling van het jaar IV (1796); zij was dan 45 jaar oud en was in Deinze geboren in 1751. Haar man, Dominique Moerman (°1858) was een inwijkeling, in Deinze woonachtig vanaf 1780. Zij hadden in 1796 twee kinderen. 9. RAG, OAD, 370, f° 138r°, dd° 06.02.1782. 10. Zie K.O.K.-Jaarboek XLVIII (1981), p. 237. Voor Andreas Waumans’ neef, Josephus Jacobus Wauman, zie ibid., p. 241. 11. RAG, OAD, 370, f° 145v°-148 (dd° 29.03.1785). Zie verder ook RAG, OAD, 371, f° 1v°/2r° (dd° 22.03.1786), over dezelfde Deinse onderpastoor Jos. Jac. Wauman, vermeld in een akte betreffende een rente in uitvoering van het testament dd° 24.05.1763 van zijn oom Josephus Hilduardus Wauman († Sint-Maria-Leerne 06.08.1881, 61 j. oud), pastoor van Maria-Leerne, een broer van de Deinse pastoor-deken Andries Wauman. 12. RAG, OAD, 370, f° 226 en f° 228 (dd° 30.01.1786). 13. RAG, OAD, 370, f° 107v° (dd° 20.03.1783), alsook 371, f° 7 (dit betreft de vergunning tot het herbouwen van de voorgevel in 1785). 14. Zie ook: K.G.K.-Jaarboek LXVIII (2001), p. 231, over de geschiedenis van de “Leopoldus”. 15. Zie N. Kerckhaert, Oude Oostvlaamse huisnamen, dl. 5 (1991), pp. 10 en 13. 16. RAG, OAD, 371, f° 46, dd° 02.09.1786. 17. RAG, OAD, 371, f° 54v°/58v°, akte 42, dd° 03.09.1786. Zie ook Ibid., f° 65r°/66v°, akte 47, i.v.m. de “gildekamer van de Confreers van St.-Sebastiaan binnen de St.-Maartensparochie in Deinze”. 18. RAG, OAD, 371, f° 153v°, dd° 07.05.1788. 19. RAG, OAD, 371, f° 47r°, akte 37, dd° 26.10.1786. Een daarbij aansluitende akte ook in reg. 371, f° 94 e.v., akte nr. 73. 20. Over het Jongensweeshuis zie A. Cassiman, in het K.O.K.-Jaarboek IX (1942), pp. 55-73. 21. RAG, OAD, 370, f° 183v° (akte nr. 119) en 371, f° 85v° (akte nr. 65). 22. RAG, OAD, 371, f° 91 (akte nr. 71), dd° 03.10.1786.Vgl. met de analoge tekst in RAG, OAD, 408, los stuk nr. 36 dd° 26.10.1786. 23. Zie K.O.K.-Kontaktblad, IV,5 (1984), p. 340 (nr. 399). In Martin Vanhaesebroecks Toponymie van Deinze (1982), p. 68, nr. 200 (oudste attestatie a° 1403) wordt de Herpinsakkker gesitueerd e (ergens) in de Oostmeers, waar trouwens in de jaren ’70 (20 e.) ook de gelijknamige straatnaam werd ingevoerd. 24. Zie P. Huys, ”De oprichting van nieuwe molens in Oost-Vlaanderen in de late achttiende eeuw”, in Uit velerlei eeuwen. Historische en kunsthistorische bijdragen (Gent, Provinciebestuur, 1982 reeks Kultureel Jaarboek Bijdragen, nieuwe reeks , nr. 18), p. 63 en 67 (dd° 25.01.1787), alsook in K.O.K.-Kontaktblad, II,1 (jan. 1982), p. 58, en nogmaals in K.G.K.-Contactblad, XXIV,3 (2004), p. 3184 (“Drie windmolens op Deinze-Kouter”). Zie ook: Luc Goeminne, “De windmolens op DeinzeBuiten”, in K.G.K.-Jaarboek LXXVI (2004), p. 481-491. 25. RAG, OAD, 371, f° 132r°/133r° (akte nr. 103), dd° 02.11.1787: akte van een plaatsbezoek door de Deinse schepenen.bij de beide molens op de Klepkouter. 26. RAG, OAD, 371, f° 179 e.v. (akte nr. 128), dd° 18.8.1788.
2370. Luc GOEMINNE : De hoeve Le Cerf te Zeveren In onze bijdrage “Bevolking en grondbezit te Zeveren in de 19e eeuw”, in K.G.K.- jaarboek 2005, p. 61, vonden we een hoeve “Le Cherf” te Zeveren, ten noorden van de Vinktstraat tegen de grens met Vinkt. Onlangs vonden we een uitleg voor deze eigenaardige naam.
4172 In 1621 was jonkheer Jacques de Cerf, heer van de heerlijkheid Bellegem (onder Waregem) eigenaar van deze hoeve met 16 bunders (23 ha). Hij was in 1610 gehuwd met jonkvrouw Anna de Brune. Hij woonde te Tielt, zoals nog andere personen uit dit adellijk geslacht. Deze familienaam komt onder de twee schrijfwijzen ‘de Cerf’ en ‘le Cerf’ nog steeds sporadisch voor in West-Vlaanderen. Bron : R.A.G. Fonds Vaernewyck, Inv. 222 V, Akte nr. 873, 5 maart 1621.
2371. Paul HUYS (nr. 588) - Echtscheidingen in Deinze onder keizer Jozef II (1788) Op 28 september 1784 vaardigde de bemoeizieke Oostenrijkse “keizer-koster” Jozef II, “verlicht despoot”, een keizerlijk Edict uit, waardoor voortaan ook in de Zuidelijke Nederlanden scheiding van tafel en bed mogelijk werd. Daardoor werd weliswaar niet het (kerkelijk!) huwelijk zelf ontbonden, maar wel werden de “civiele gevolgen” van het huwelijk teniet gedaan. Het edict telde vele tientallen bepalingen (een vijftigtal wel), die de procedure voor een “divorcie ten aensien van de bijeenwoninghe, tafel ende bedde” toch van een aantal voorwaarden en beperkingen afhankelijk maakten. Zo was b.v. vereist (art. 45 & 46) dat de scheiding gebeurde met “vrijwillig consent” van de beide partijen. Ook werd, vooraleer de scheiding uitgesproken werd, het advies van de pastoor van de parochie gevraagd en daarna ook van het College van burgemeester en schepenen, dat de scheiding kon toestaan of weigeren. Hoe dit concreet in de praktijk verliep, vernemen we uit een drietal Deinse casussen, die alle binnen hetzelfde jaar 1788 hun beslag kregen. Het zullen wel de eerste drie scheidingen geweest zijn die in Deinze voorkwamen, goed drie jaar na invoering van de nieuwe keizerlijke regeling. Joannes Kints & Bregitta Verhenne : “Diversiteit van humeuren” Eind november 1787 verenigde de pastoor van Astene de genaamden Joannes Kints fs. Rochus, meester-stoeldraaier in Deinze, en zijn vrouw Bregitta Verhenne fa. Guilliaeme, in het huwelijk. Reeds tijdens de eerste maand van hun huwelijk samen doorgebracht, merkten de kersverse echtelieden “uijt de dagelijksche ondervindinghe thunder (= tot hun) misnoegen [dat] door de dieversieteyt hunder humeuren ende manieren het onmogelijk was met elckanderen noch langer te konnen huijshouden ende overeen te komen”1. Dit merkende hadden zij het “geraedigh gevonden sigh van elckanderen te separeren ende scheiden, na alvooren daerop gesproken te hebben den eerwaerden frater Adrianus de Coninck (= een norbertijnerpater van de abdij van Drongen), pastoor van de Sinte-Martenskercke, geseyt Peteghem”. Blijkbaar met goedkeuring van deze laatste hadden Joannes en Bregitta, op 4 januari 1788, in onderling overleg een soort scheidingsovereenkomst laten opstellen, waarin ze besloten te scheiden van tafel en bed: Bregitte Verhenne zou opnieuw naar Astene gaan wonen, of eventueel elders, Joannes Kints zou in Deinze blijven. Vervolgens trokken ze met hun overeenkomst, aangevuld met een schriftelijke verklaring van de Petegemse pastoor, gedateerd 05.01.1788, naar de Deinse schepenen, die op diezelfde dag, de vooravond van Driekoningen, met de aangevraagde scheiding acoord gingen. M.-François Le Clerc & Marie Josepha Le Maître : « Menigvuldige kijvagiën en gevechten » Op 24 april 1788 trok een ander koppel - de schilder Marie-François le Clerc, gehuwd met Marie Joanna le Maître - naar de Deinse notaris Jacques Desprez om door hem bij notariële akte te laten vastleggen dat zij besloten hadden “bij mutueel consent ende om redens hun respectievelijck moverende om van elckanderen te scheijden en te doen cesseren (= ophouden) de civile effecten van hun huwelijck, uijt hetwelcke tot hier toe geen kijnderen en waeren gesproten.”
4173 Die notarisakte lieten ze vervolgens officieel acteren in het Deinse register van de “Wettelijke passeringen”2. We citeren nog eventjes uit hun overwegingen, die hen hadden doen besluiten tot een “separatie van taefel ende bedde”. Zij meenden dat zij “met elckanderen niet langer en verstonden in gewoonzaemhede te leven ende t’saem te blijven wonen om redenen aen elckanderen bekent ende te lanck om t’onderhandelen”; daarom gaven ze de voorkeur aan een scheiding met “partage van de goederen” (met opsomming, in de akte zelf, van wie wat mocht behouden). Uit de bijgevoegde verklaring van de pastoor van de Sint-Martensparochie, gedateerd 3 mei 1788, bleek dat hij “de scheijdinge betaemelijck ende rechtmaetigh oordeelde”, aangezien “tusschen hun menigvuldighe kijvagiën ende gevechten zijn voorgevallen, zoo men in het algemeijn gelooft, door de buijtenspoorigheyt vande vrouwe, die haer onlangs door haer passie zoo verre heeft laeten vervoeren dat zij haeren man met een mes heeft willen aenranden, gelijck mij (= de pastoor) gerelateert is door eenen geloofbaeren persoon, die haer selfs het mes heeft ontweirt”. De schepenen moesten zich, op basis van deze dossierstukken, over de aangevraagde scheiding uitspreken. Maar in uitvoering van art. 46 van het Edict (dd° 28.09.1784) betreffende de aangevraagde “divorcie ten aensien van de bijeenwooninghe, taefel ende bedde”, hadden de schepenen eerst nog de kandidaat-scheidenden voor het College doen compareren om hun verklaring nogmaals te bevestigen. Dit gebeurde dan op 27 mei 1788. Daar echter had, heel onverwacht, de vrouw verklaard dat “zij geene scheijdinge en versogt had ende bij den act op separatie niet en verstont te persisteren”. De aanvraag was blijkbaar (vooral) van de man uitgegaan. Op basis van de verklaring van de vrouw besloot daarop het schepencollege de scheiding alsnog “niet te decerneren”. Om de man gerust te stellen werd er evenwel aan toegevoegd, op grond van het art. 45 van het keizerlijk Edict, dat hij “in cas van voordere excessen ofte swaere mishandelinge” een beroep kon doen op hun bijstand. Pieter De Smet & Catharina Baecke : Scheiding met “Scherminkeling” Over de in Deinze felbesproken scheiding tussen Pieter de Smet en Catharina Baecke, die overigens aanleiding gaf tot zware rellen (“scherminkeling” genaamd), hebben we eerder al uitvoerig geschreven in het K.O.K.-Jaarboek 1987. We gebruikten daartoe als archiefbron het procesdossier voor de Raad van Vlaanderen in Gent3. Naar dat Jaarboek-artikel verwijzen we dan ook voor wat de achtergronden en een algemeen overzicht van het verloop der gebeurtenissen betreft en concentreren ons hier - zoals bij de vorige twee casussen uitsluitend op de echtscheidingsprocedure zelf, zoals die geschetst wordt in het Deinse register van “Wettelijke passeringen”4. Pieter de Smet fs. Pieter, (geruïneerde!) graanbrandewijnstoker in Deinze (parochie SintMartinus), en zijn echtgenote Catharina Baecke, moeder van zijn acht kinderen waarvan nog ééntje van slechts een paar maanden oud (!), hadden in de lente van 1788 “bij mutueel consent geresolveert van elckanderen te scheijden van tafel, bedde ende bijeenwooninghe ende te doen cesseren de civile effecten van hun huwelijck”. Dat “mutueel consent” hadden ze bij notariële akte van 16 april 1788 laten vastleggen bij de Deinse notaris Martinus Josephus de Vos. En die overeenkomst werd daarna ook officieel geacteerd in het voornoemde register van de Deinse schepenen. Daarbij was ook opgenomen een verklaring van de Petegemse pastoor (Adriaan Jozef de Coninck, praem.), dd° 24.05.1788, waaruit moest blijken dat Pieter de Smet in die echtscheidingsovereenkomst zou hebben “geconsenteert met sijnen wille”, hetgeen een belangrijk element was met het oog op het voormelde art. 46 van het keizerlijk Edict betreffende de “vrijwilligheid” van de scheiding. Het moet nochtans zijn dat de Petegemse pastoor daarover nogal zijn twijfels had, aangezien hij in zijn advies aan de Deinse schepenen zich liever niet wenste uit te spreken over de opportuniteit van de scheiding en de volle verantwoordelijkheid van de uitspraak hieromtrent overliet aan “het voorsightigh ende wijs oordeel van de rechter(s)”. Achteraf was de pastoor, na herhaalde gesprekken met Pieter de Smet, inderdaad tot de bevinding gekomen dat Pieter de Smet helemaal niet op een scheiding gesteld was en zijn huwelijk het liefst in stand zou willen houden.
4174 Na kennis genomen te hebben van (o.m.) het weifelend standpunt van de pastoor beslisten de Deinse schepenen, eind mei 1788, voorlopig de scheiding niet toe te staan. Maar naderhand, allicht onder de druk van de scherminkelingen in de straten van Deinze, hebben ze uiteindelijk - op 7 juni 1788 - dan toch met de echtscheiding ingestemd. 1. Rijksarchief Gent (RAG), Oud archief van Deinze (OAD), register 371 (Wettelijke passeringen, 1786-1791), f° 147-150 (akte 111), dd° 05.01.1788. 2. RAG, OAD, 371, f° 168 (akte 123), dd° 27.05.1788. 3. RAG, RvVl., nr. 23663. 4. RAG, OAD, 371, f° 170 (akte 124), dd° 07.06.1788.
2372. Jan DE SMET : Heeft België en bij uitbreiding Nazareth een extra Olympisch Kampioen? Tijdens het lezen van het boek “Olympic Gangster, The legend of José Beyaert – Cycling Champion, Fortune Hunter and Outlaw van Matt Rendell” kwam ik een eigenaardige historie tegen. José Beyaert werd in 1948 als wielrenner 1e in de wegrit op de Olympische Spelen in Windsor Great Park te London. Hij werd tevens 3e in het ploegenklassement en won dus goud en brons. José Beyaert kwam uit voor de Franse ploeg en de medailles staan dan ook op het conto van Frankrijk. Niettemin kunnen hier vragen bij gesteld worden. Maar eerst een kort stukje familiegeschiedenis. In de parochieregisters van Nazareth vond ik het volgende : 26/12/1901 huwelijk tussen BEYAERT Joannes Evaristus en LAMONT Maria Leontina. In het bovenvermelde boek lees ik dat Evarist Beyaert in 1912 zijn vrouw en drie kinderen achter liet om naar de USA te emigreren. Hij komt met de “Nieuw Amsterdam” aan op Ellis-eiland op 29/04/1912 met 100 $ op zak, samen met Theophile Mehuys en Auguste Defauw. Hij is op dat ogenblik 35 jaar oud. Hij staat geregistreerd als “non-emmigrant alien” hetgeen betekent dat hij een retour-ticket heeft. Zijn contactpersoon is een zekere Verhaegen en zijn bestemming was St.- Louis Missouri om daar op een boerderij te werken.Evarist Beyaert beweerde dat hij al in 1910 in St.- Louis zou geweest zijn, maar daar zijn geen gegevens van terug te vinden. Dat hij zijn vrouw en kinderen definitief verlaten had blijkt uit het volgende. Evarist zocht onder de emigranten een (nieuwe) vrouw, maar die waren zeldzaam. Vandaar dat hij naar België terugkeerde. Vermits op dat ogenblik de eerste wereldoorlog volop bezig was en een terugkeer naar de USA onmogelijk was, trok hij naar Parijs. Daar vond hij zijn nieuwe vrouw en bleef hij in Frankrijk om als schoenmaker de kost te verdienen. Eén van zijn kinderen, José Beyaert (die zal ik aanduiden met sr.), had na de oorlog Nazareth verlaten en was geëmigreerd naar Lens om daar aanvankelijk in de koolmijnen te werken. Hij was echter bang in de mijnen en werd dan ook maar schoenmaker zoals zijn vader. Daarnaast was hij amateur wielrenner. José Beyaert sr. huwde met de Française Marie Legrand en samen kregen ze twee kinderen. José Beyaert jr. werd geboren op 1 oktober 1925 in de Rue de Bois 134 te Lens. Twee jaar later, op 11 november 1927, werd Georges Beyaert geboren. Beiden zouden later beroepsrenners worden.
4175 Op een bepaald ogenblik verhuisde de familie naar Parijs. Volgens de familieanekdote ontmoetten ze daar toevallig Evarist Beyaert die hen zijn schoenenwinkel verkocht. Of dit echt zo gebeurde is maar de vraag. José Beyaert sr. wou in 1936 de Franse nationaliteit verwerven. Hij had daarvoor 5 documenten nodig. Tegen de tijd dat hij het vijfde document in handen kreeg was het eerste document echter al verlopen. José Beyaert sr. bleef dan maar Belg. In 1939 werd hij alsnog Fransman bij de mobilisatie. Men herinnerde zich zijn aanvraag tot naturalisatie en de papieren waren direct in orde. José Beyaert sr. werd gemobiliseerd en moest naar …. België gaan. Hij is echter nooit gegaan en is heel de oorlog in Pantin, bij Parijs, gebleven. José Beyaert jr. werd in 1945 opgeroepen voor de militaire dienst. Hij mocht echter weer naar huis omdat de lichting 1925 vrijgesteld werd. De reden was dat zij al genoeg geleden hadden van de oorlog. Nadat José Beyaert jr. al Olympisch kampioen geworden was en een beetje geld verdiend had met wielrennen wou hij samen met zijn broer, die toen zijn militaire dienst vervulde in Marokko, een bar-tabac overnemen. Om o.a. alcohol te mogen verkopen dienden zij een licentie te hebben. Toen zij bij de administratie kwamen bleek dat zij die niet konden krijgen omdat ze de Franse nationaliteit niet hadden. José jr. had medailles gewonnen op de Olympische Spelen voor Frankrijk, maar … was dus geen Fransman. Georges die zijn militaire diensplicht vervulde in het Franse leger… was dus geen Fransman. De reden was te vinden in de “Code Napoleon” die stelde dat er twee generaties geboren moesten zijn in Frankrijk vooraleer je Fransman kon worden. En gezien José jr. en Georges de eerste generatie waren…. Conclusie : vermits José Beyaert in 1949 niet als Fransman beschouwd kon worden moeten we hem wel als Belg beschouwen. En dus heeft België er een gouden medaille bij. Hoe het met de bronzen medaille van de Franse ploeg zit weet ik niet. Eigenlijk dienen ze gediskwalificeerd te worden. Welke ploeg vierde werd is mij onbekend. Bij uitbreiding kunnen we dus zeggen dat een nazaat van de familie Beyaert uit Nazareth een gouden medaille won op de Olympische Spelen 1948. Hoe het verder afgelopen is met de naturalisatie van José Beyaert jr. is mij niet duidelijk. Is hij uiteindelijk toch Fransman geworden? Waarschijnlijk wel. In elk geval is hij uiteindelijk geëmigreerd naar Columbia en heeft daar een zeer avontuurlijk bestaan geleid. Hij overleed op 11 juni 2005 in La Rochelle (Charente-Maritime), Frankrijk. Zijn erelijst : 1945 3e in Nationaal Kampioenschap, Op de weg, Amateurs, Frankrijk 1948 1e in Olympische Spelen, Op de weg, Amateurs, Windsor Great Park, London 1948 3e in Olympische Spelen, Op de weg, Ploegenklassement, Amateurs, Windsor Great Park, London 1949 1e in Algiers 1949 1e in GP de l'Echo d'Alger, Alger 1950 1e in Avignon 1950 1e in GP d'Isbergues 1950 1e in GP Helyett 1950 1e in Paris - Boulogne-sur-Mer, Boulogne-sur-Mer 1952 1e in 2e etappe Vuelta a Colombia, Fresno (COL) 1952 1e in 3e etappe Vuelta a Colombia, Manizales (COL) 1952 1e in 6e etappe Vuelta a Colombia, Riosucio (COL) 1952 1e in 11e etappe Vuelta a Colombia, Ibagué (COL) 1952 1e in 13e etappe Vuelta a Colombia, Bogota (COL) 1952 1e in Eindklassement Vuelta a Colombia (COL)
4176 2373. Paul HUYS (nr. 589) : Tweehonderd jaar geleden: Deinse berichten in de “Gazette de Gand”, resp. “Journal du Département de l’Escaut” (1811) Le Pensionnat de Deynze van P.J. Coppens (Bron: Gazette de Gand, nrs. 1751, 1752 en 1753 van resp. 3, 7 en 10 januari 1811)
Uitvoerige advertentie voor het “Pensionnat de Deynze” van P.J. Coppens1, die zich hier voorstelt als “ancien directeur du pensionnat français à Lovendeghem”. Het jongenspensionaat in Deinze was enkele maanden eerder opgericht (of eigenlijk: overgenomen), nl. op 20 oktober 1810 “en remplacement du sieur [François Dominique] Hans, qui a quitté son établissement”. Onder de onderwezen schoolvakken: Frans en Latijn, rekenen, schoonschrift, boekhouden en - uiteraard - christelijke leer. De directeur wordt bijgestaan door twee bekwame “sous-maîtres”. De leerlingen (internen) mogen rekenen op gezond, gevarieerd en overvloedig voedsel, “à la table même du directeur”.Het schoolgeld, vooraf te betalen per kwartaal, bedraagt per pensionair 261 fr. 22 centimes (of 24 ponden groten, Brabants wisselgeld). Zeepziederij en oliekot van J.D. Bracke te koop (Bron: Gazette de Gand, nrs. 1755 en 1757 van 17 en 24 januari 1811)
“Oud-vermaerde Zeep-ziederye en Olie-kot” te koop aangeboden door “d’heer Joannes Dominicus Bracke, zeep-zieder en olie-slaeger”, gevestigd in de Sint-Martinusparochie van Petegem-Deinze (nl. op de zuidoosthoek van de Knok). Zijn zeepziederij en oliefabriek, inbegrepen de “olie-peirde-molen”, is “rondom in zyne muren” gelegen bezuiden de kasseiweg van Kortrijk naar Gent, “aldaer bebouwd ter lengde van 300 (!) voeten”; ten oosten (= Gentwaarts) paalt zijn eigendom aan de afspanning “De Fonteyne” en ten oosten (= richting Oudenaarde) aan de kasseiweg van Oudenaarde naar Tielt. Kandidaat-kopers kunnen zich wenden tot “den oud-notaris Martens binnen Deynze” (d.i. de Deinse ex-baljuw Charles Philippe Martens, op dat ogenblik 70 jaar oud). Jan Baptiste Beyens vermist (Bron: Gazette de Gand, nrs. 1769 van 7 maart 1811)
“Alzoo gemist word Mr. Jan Baptiste Ghislain Beyens2, inwoonder der stad Deynze, sedert den nacht van den 15 en 16 February 1811, wezende hoog-blond van hair, oud ontrent de 36 jaeren [° ca. 1775], gekleed met eenen donkeren gryzen frak, gilet met strepen, blauwe veloure broek en korte leerzen, apparentelyk verdronken in de riviere de Leye, worden de gene die van zyne existentie ofte dood geïnformeerd zyn, verzocht daer van kennisse te geven aen sieur Albertus Damman3, geëxployeerden (= deurwaarder?) te Deynze, n° 433, waer voor zy eene eerlyke belooninge zullen bekomen.” Hij was inderdaad verdronken in de Leie en zijn lijk werd pas een maand later (op 17 maart 1811) in Astene-Leiehoek aangetroffen. Hij was 34 jaar oud, gehuwd met Coleta Govaerts, en van beroep ontvanger van de scheepsrechten in Deinze. Drievoudige literaire wedstrijd in Deinze (Bron: Gazette de Gand, nr. 1777 van 4 april 1811)
Aankondiging, ondertekend door “kunst-griffier” J.B. Stuyvaert, van een “dryvoudigen Kunststryd”, georganiseerd door het “Genootschap der Tael- en Dicht-kunde, met de kenspreuk ‘Geen Konst zonder Nyd’, binnen Deynse, om tegen 29 juni 1811 een dichtwerk van 100 verzen in te sturen op het thema “Abraham, zyn zoon, [… op] reyz’ naer Moria” 4. Tegelijk werden nog twee andere prijskampen uitgeschreven. Openbare verkoop van een hofstede in Wontergem (Bron: Journal … de l’Escaut, nrs. 83, 87 en 91 van 24 september, 4 en 12 oktober 1811)
5
Aankondiging van een publieke verkoping, op 29.10.1811 te 2 uur in de namiddag, in de herberg den Hert te Wontergem, bewoond door Alexander Slock. Te koop gesteld wordt: “eene schoone behuysde, beschuerde en bestalde hofstede, groot met de landen, bosschen en meerschen ontrent 14 ½ bunderen, gelegen al t’eenen blokke binnen Wonterghem,
4177 gebruykt by Martinus Galle”, wiens pacht nog loopt tot kerstavond 1812. Inlichtingen te verkrijgen bij de ex-baljuw Verhulst in Aarsele. Gerechtelijke verkoping van eigendommen in Petegem, op eis van oud-baljuw Martens (Bron: Journal … de l’Escaut, nr. 87 van 4 oktober 1811)
Op verzoek van de oud-baljuw Charles Philippus Martens, proprietaris in Deinze, worden een aantal woningen, met schuren en stallen, alsook een geneverstokerij en nog andere eigendommen, gelegen aan en nabij de Oudenaardsesteenweg in Petegem, openbaar verkocht. De oud-baljuw Martens treedt hierbij op namens zijn minderjarige zoon Justin en zijn drie meerderjarige kinderen Sophie, Marie-Joseph en Auguste. De gedwongen verkoop geschiedt “à charge” van Philippe Jacques Goeminne6, geneverstoker in Petegem, hem op 18 juni 1811 betekend bij exploot door ene Thienpont, deurwaarder in Gent, geregistreerd in het Bureau der Hypotheken in Gent op 22 juni 1811 en neergelegd ter griffie van de burgerlijke rechtbank op 2 juli 1811. “Gaey-feesten” Tenslotte nog dit. De jaargang 1811 bevat geen aankondigingen van gaaischietingen bij de Deinse schuttersgezelschappen, nl. Sint-Sebastiaan7 en Sint-Joris. Er zijn wel een drietal aankondigingen van schietingen (“gaey-feesten” genoemd) elders in de provincie, nl. in: - Wondelgem, op 12 mei 1811 (Gaz. de Gand, nr. 1758 van 28.01); - Kaprijke, op 5 mei 1811 (Gaz. de Gand, nr. 1773 van 21.03); - Lokeren, op 4 augustus 1811 (Journal … de l’Escaut, nrs. 31 en 51 van 14.06 en 24.07). 1. Zie Geschiedenis van Deinze, dl. 2 (2005), blz. 399. Zie ook K.G.K.-Contactblad, XIX, 1 (1999), blz. 2495-2498. 2. Jan Baptiste Ghislain Beyens was blijkens zijn overlijdensakte (Astene dd° 17.3.1811, in Deinze als “extrait conforme” overgeschreven tussen de overlijdensakten van 28.11 en 30.11.1811) geboren ca. 1777 in Meulebeke bij Tielt. De in het Frans opgestelde Astense overlijdensakte, op aangifte van de veldwachter Lieven vande Velde aldaar, vermeldt de volgende personalia: “Jean Baptiste Beyens, âgé de 34 ans, fils de feu Pierre François Beyens et de Jeanne Marie Martens, particulière, demeurant à Meulebeke, époux de Dame Colette Govaerts à Deynze, receveur de la navigation établie à Deynze, natif du dit Meulebeke, est décédé à Astene, Leyhoeck”. 3. In Deinze woonden omstreeks 1800 verschillende gezinnen-Damman, o.a. de broodbakker Pieter Lieven Damman (°1748) op de Markt, de schoenmaker Karel Damman (°1756) in de Raamstraat en de kuiper Jacobus Damman (°1754) ook in de Raamstraat. Mogelijk was de deurwaarder Albertus Damman de zoon van een dezer drie? 4. De inzendingen voor deze wedstrijd zijn in gedrukte vorm bewaard gebleven in de Univ. Bibl. Gent; zie: Geschiedenis van Deinze, dl. 2 (2005), blz. 462 en 474, noot 4; alsook het K.O.K.Kontaktblad, VII,1 (1987), blz. 739, nr. 793. 5. Met ingang van 15 april 1811 kreeg de Gazette de Gand een gewijzigde naam; het werd voortaan: Journal du Département de l’Escaut et Annonces. 6. Philippe Goeminne (° 1760) woonde in Petegem (Oudenaardsesteenweg) sedert 1795. Hij was gehuwd met Jeannette Dhont (° 1766), en werkte (anno 1796) met drie knechten – Benedictus Huys, Joannes Claeys en Gerardus Dshaenens – en één meid, Theresia De Weerd. Zie G. Demuynck, De volkstelling van het jaar IV (1796) – Kanton Deinze, dl. 1 (Deinze, VVF, 1992), sub Petegem, nrs. 41 tot 46. 7. Het Deinse Sint-Sebastiaansgild adverteerde in de Gazette de Gand wel voor zijn gaaischietingen in 1804 en in 1807 (zie de recente artikels daarover in het Contactblad).
2374. Luc GOEMINNE : Demografische aspecten van Deinze en zijn deelgemeenten In onderstaande tabel hebben we voor december 2010 weergegeven : het aantal woningen per deelgemeente, de bevolkingsdensiteit per gemeente en de gemiddelde gezinsgrootte per deelgemeente.
4178 Dec. 2010
Bevolking
Aantal Woningen
Oppervl.
Bevolkings- Gemiddelde densiteit gezinsgrootte
Deinze Petegem Astene Gottem Wontergem Grammene Zeveren Vinkt B.M.Leerne S.M.Leerne Meigem
6.575 9.560 4.874 540 963 945 934 1.379 1.771 1.194 717
3.200 3.800 1.890 225 360 355 370 520 690 460 275
866 ha 947 ha 956 ha 619 ha 509 ha 306 ha 375 ha 996 ha 862 ha 378 ha 734 ha
760/km2 1009/km2 510/km2 87/km2 189/km2 309/km2 249/km2 138/km2 205/km2 316/km2 98/km2
Totaal
29.452
12.145
7.550 ha
390/km2
2,1 2,5 2,6 2,4 2,7 2,7 2,5 2,7 2,6 2,6 2,6
Uit deze tabel blijkt dat vooral Deinze en Petegem en in mindere mate Astene, een hoge bevolkingsdensiteit kennen. Petegem heeft de hoogste waarde : 1.009 personen per km2. Te Deinze is het 760 inwoners per km2 en te Astene 510 per km2. Bij de meeste andere deelgemeenten ligt de bevolkingsdensiteit tussen 138 en 316 per km2. De deelgemeenten met de laagste bevolkingsdensiteit zijn : Meigem met 98/km2 en Gottem met amper 87/km2. De berekening van de gemiddelde gezinsgrootte tot 1 decimaal na de komma heeft demografisch weinig zin, doch laat wel onderlinge vergelijkingen toe. De laagste gemiddelde gezinsgrootte komt voor te Deinze, waar meer oudere mensen (weduwen en weduwnaars) wonen, naast eenpersoonsgezinnen (ongehuwden). Agrarische gemeenten met veel jonge gezinnen, zoals Wontergem, Grammene en Vinkt, hebben een hogere gemiddelde gezinsgrootte tot 2,7. Wanneer men alle cijfergegevens samentelt, heeft Deinze globaal een gemiddelde bevolkingsdensiteit van 390 per km2. Het Belgisch gemiddelde is 330 per km2. 2375. Paul HUYS (nr. 590) : Over de herberg “Antwerpen” op de westzijde van de Markt in Deinze (17e eeuw) In zijn Geschiedenis van Deinze (p. 162) vermeldt Ach. Cassiman een herberg genaamd “Antwerpen”, gelegen aan de Markt van Deinze, onder de datum 1622, zonder evenwel de bron aan te geven waarin hij dit gegeven heeft aangetroffen1. In enkele Deinse registers van “Wettelijke passeringen” hebben we nog een drietal andere vermeldingen van deze zelfde herberg aangetroffen; ze dateren alle drie uit de tweede helft van de 17e eeuw. Een eerste vermelding, die dateert van november 16542, betreft een verkoping - bij wijze van ruil - van de herberg. Daaruit kunnen we opmaken dat de herberg “Antwerpen” gelegen was “achter” (d.i. voorbij) de stadshalle, en wel aan de westzijde van de Markt, aangezien de tuin van de herberg aan de Kaandel paalde. In de akte lezen we dat Martijn du Vivier, koster van Deinze, heeft verkocht - “bij wijze van manghelijnghe” (= verwisseling) - een eigen huis en erf, gelegen achter het stadhuis van Deinze, genaamd Andtwerpen, oost de “straete” (= de markt), zuid Philips Verstraeten, west de Kaandel en noord Jan Steyaert. Koper van de herberg is ene Jan Bilkijn, ingezetene van Deinze, die hem in ruil een ander huis verkoopt, gelegen rechtover de O.-L.-Vrouwekerk van Deinze, ook west de Kaandel.
4179 Diezelfde Jan Bilkin verkoopt het huis “Andtwerpen” in december 1654 verder door aan ene Cornelis de Buck, brouwer en Deins poorter. Uit een latere akte, uit juni 1685, vernemen we dat de herberg genaamd Antwerpen, palend “van hoofde de Cassije” (= de markt), west de Kaandel en noord Gabriël de Waegenaere, drievoudig belast is met kerkelijke lasten3. Ze is verschuldigd: a. 2 grooten per jaar aan de kapelanij van Sint-Niklaas (gevestigd in de O.-L.-Vr.-kerk van Deinze); b. 8 grooten per jaar aan het Klooster van Deinze; c. 20 grooten per jaar aan de [O.-L.-Vr.-]kerk van Deinze. Een of twee jaar later, 1686 of 1687, werd de herberg “Antwerpen” nog eens te koop gesteld4. Ze was op dat moment bewoond door ene Jan Campe. In de desbetreffende akte lezen we evenwel dat het huis zopas was afgebrand, zonder dat de laatste verhoger in de publieke verkoping, m.n. ene Mr. Jacobus van Loo, lic. juris, erin geërfd was (d.i. voordat hij er wettelijk bezit van genomen had). Wat allicht verklaart, waarom er later geen sprake meer is van een gelijknamige herberg. 1. En aldus overgenomen, eveneens zonder bronvermelding, door N. Kerckhaert, Oude Oostvlaamse huisnamen , dl. 1 (1977), p. 9. Er worden ook geen vroegere of latere archiefattestaties vermeld. 2. Rijksarchief Gent (RAG), Deinze Oud Archief (DOA), reg. 358 (Wett. Pass., 1649-1660), f° 129v°, dd° 24.11.1654. Jan Bilkijn wordt er ook vermeld op f° 132 r°. 3. RAG, DOA, reg. 360 (Wett. Pass., 1681-1691), f° 128r°, dd° 13.06.1685. 4. RAG, DOA, reg. 360 (Wett. Pass., 1681-1691), f° 132r° (a° 1686 of 1687).
2376. Luc GOEMINNE : Wanneer ontstond Bachte-Maria-Leerne ? Bachte was in 1795 nog een afzonderlijk dorp met 350 inwoners op een oppervlakte van 311 ha. Sint-Maria-Leerne was in 1795 ook nog een afzonderlijk dorp met 686 inwoners op een oppervlakte van 551 ha. Op 16 april 1823 werd Bachte samengevoegd met Sint-Maria-Leerne. De nieuwe benaming werd dan Bachte-Maria-Leerne. Op dat ogenblik telde Bachte 409 inwoners en Sint-Martens-Leerne 725 inwoners. In 1830 had de gefusioneerde gemeente Bachte-Maria-Leerne 1442 inwoners op een totale oppervlakte van 862 ha. Bron : Vrielinck Sven, “De territoriale indeling van België (1795-1963)”, Leuven, University press, 2000, 3 dln, 2.104 blz.
2377. Paul HUYS (nr. 591) - Deinse advertenties in de “Gazette van Gend” (1776-1778) Berichten betreffende Deinze, Leerne, Meigem, Petegem, Vinkt en Vosselare. VERKOOP VAN OSSEN DOOR DEINSE BRANDEWIJNSTOKERS
(GvG van 16 en 23 mei 1776) ”Sieurs Jan Baptiste van Wonterghem, Antonius Martens en consoorten, graen-brandewynstokers tot Deynze, laten weten, dat zy op den 30. dezer maend mey zullen laeten verkoopen circa de honderd zoo Kempensche als Noordsche ossen, van alle zwaerte en fyn vet. Degene, die daertoe gadinge hebben, konnen hun ten zelven dage ten negen uren voor middag laten vinden ten huyze van den gemelden Sieur van Wonterghem, alswanneer naer aflezinge der conditiën de verkoopinge zal beginnen.”
4180 VERKOOP VAN “HET VRIJ LAND” IN MEIGEM
(GvG van 17 oktober 1776) Op 23 oktober, om één uur in de namiddag, wordt ten huize van Pieter van Crombrugge, herbergier op de Plaetse (= dorpsplein) in Meigem, openbaar verkocht: een schone partij land, gelegen te Meigem in het Land van Nevele, 3 ½ bunders, genaamd “het vry Land”, vrij van tienden en heerlijke renten. Ligging: palende O. dhr. Dionysius Hopsommer en de erfgenamen van dhr. Ferdinand van Doorne; Z. Pieter van Hove e.a.; W. jonker P.F. de Meulenaere; N. juffr. Maria Coleta van Wonterghem en Albert Vereecke. In pacht gebruikt door de voornoemde Pieter van Hove (13 £ gr. per jaar); einde van de pacht op kerstavond 1780. De koop is ingesteld op 500 £ gr. wisselgeld. VERKOOP VAN EEN HOFSTEDE IN VINKT
(GvG van 5 en 10 apri 1777) Op 10 mei 1777 wordt in Vinkt, Land van Nevele, ten huize van herbergier Joannes van Ootegem, openbaar verkocht: “een aenmerkelyke, behuysde en beschuerde hofstede”, met 18 bunderen zaailand, bos en meers (waarvan er ⅔ leen zijn), in één blok gelegen in Vinkt, op de grens (“gescheed”) met Aarsele en Wontergem, palende aan (gronden van) de graaf Gage, dhr. Van Hecke, dhr. Van Sacegem e.a. In pacht gebruikt door Joannes van Hecke à 72 £ per jaar; einde van de pacht op kerstavond 1784. Gegadigden moeten zich wenden tot notaris C. Ph. Martens (= de latere hoofdbaljuw) in Deinze. VERKOOP VAN EEN HERBERG & OLIEWINDMOLEN OP DEINZE –KLEPKOUTER
(GvG van 10, 17 en 24 april, 15 en 29 mei en 23 juni 1777) Op 6 en 20 mei openbare verkoop, gehouden in de herberg de Klippe (sic) op Deinze-buiten, bewoond door Arnold de Bosschere. Te koop gesteld: een huis en erf, zijnde een herberg, met schuur en stalling in steen voor zestig (!) paarden, een nieuwe oliewindmolen en voordere edificiën, bomen en hagen, groene en droge kateilen daarop staande, alles in één blok, groot ca. 600 roeden (Gentse maat), dienstig voor de functies van brouwen en stoken van graanbrandewijn, gestaan op Deinze-buiten omtrent de Leie, tegen de kasseiweg van Deinze naar Tielt. Vrij voor gebruik vanaf 1 augustus 1777. Zich melden ten huize van de eigenaar, Louis d’Hont, wonende op Deinze-buiten, ofwel op het kantoor van notaris C. Ph. Martens (= de latere hoofdbaljuw) in Deinze. VERKOOP VAN HET “KASTEEL VAN MEERE” IN VOSSELARE
(GvG van 1 en 5 mei 1777) Te huren of te pachten: een “schoon, groot, gerieflijk en welgelegen Kasteel”, met een paardenstal voor vier paarden, hovingen rond en achter het kasteel, een gloriëtte en andere gerieflijkheden; gelegen “rond(om) in zyne wallen”, te Vosselare tegen Sint-Marie-Leerne, genaamd het “Kasteel van Meere”. Men zal daartoe “nieuwe remisen” maken ingeval daarom verzocht wordt. Zich wenden tot ontvanger De Schuyter, Drapstraat, Gent. VERKOOP VAN OSSEN DOOR EEN DEINSE BRANDEWIJNSTOKER
(GvG van 26 mei 1777) Sieur Jan Baptiste van Wonterghem, graanbrandewijnstoker in Deinze, laat weten dat hij op 12 juni 1777 zal laten verkopen: “eene groote partye ossen, alle van groote zwaerte ende fyn vet”. Gegadigden moeten zich wenden ten voormelden dage om 2 u. in de namiddag, als de verkoop zal aanvangen. (GvG van 1 december 1777, resp. 6 en 9 april 1778) Nog gelijkaardige openbare verkopingen, door dezelfde, op 18 december 1777 (een grote partij van 43 “Noordsche ossen”, die sedert juni in zijn stal zeer goed gevoed zijn) en op 23 april 1778 (40 “Kimpsche”, d.i. Kempische, ossen, alle van goede zwaerte en fyn vet”). VERKOOP VAN EEN HOFSTEDE EN LANDERIJEN IN DEINZE, MEIGEM EN ZEVEREN
(GvG van 26 junii 1777)
4181 Openbare verkoop, op 10 en 17 juni en 1 juli 1777 in de herberg “De Posterye”, bewoond door Sieur Van Huffel, te Petegem (= op de Knok), van de volgende goederen (verdeeld in tien kopen) uit de nalatenschap van jonker Jan Baptiste du Bois. Koop I. Hofstede, met land, in Zeveren; gebouwd in 1739 op een stuk land, genaamd den Schaepdriesch; pachter: Joseph Claeys. Kopen II tot V: vier partijen land, ook in Zeveren. Koop VI: partij land te Meigem, genaamd den dieren Koop, met een opp. van 408 roeden. Koop VII: partij land te Zeveren, 777 roeden groot. Koop VIII: een partij maaimeers in Deinze, 1385 roeden groot. Kopen IX en X: twee partijen land te Zeveren, 2 bunder 460 roeden, resp. 777 roeden groot. VERKOOP VAN LANDERIJEN IN VINKT
(GvG van 14 en 21 augustus en 1 september 1777) Openbare verkoping te Vinkt, op donderdag 11 september 1777, in de herberg SintHuybrecht in Vinkt, bewoond door Sieur Joannes van Ooteghem, op de Plaetse. De laatste zes kopen betreffen land in Vinkt: Koop VII: partij land in de Klinkaerd-Kauter; opp. 2 gemeten 84 Gentse roeden. Koop VIII: een partij land, genaamd het Binne-stuk, groot ½ bunder, palend Z. aan kavel VII en O. aan kavel IX. Koop IX: partij land in de Klinkaerd-Kauter, groot ½ bunder, palend W. aan kavel VIII. Koop X: partij land in de Klinkaerd-Kauter, groot ½ bunder, palend O. aan kavel VIII. Koop XI: partij land in de Klinkaerd-Kauter, groot, 2 gemeten, palend Z. de Ruysseledestraet. Koop XII: een partijtje bos, ca. één gemet groot, W. de straete. Deze zes partijen worden gebruikt door Lieven van Onder en Pieter Martens. Liber gebruik vanaf kerstavond a.s. PENSIONAAT VAN DEINZE (NIEUWE ONDER-MEESTER)
(GvG van 12 en 19 januari 1778) In deze advertentie wordt meegedeeld dat er in het pensionaat van de School van Deinze een plaats vacant is van “onder-meester” (= hulponderwijzer). De kandidaten moeten “wel onderricht zyn in het Fransch en Vlaemsch”, alsook “voorzien van een attestatie aengaende hun goed gedrag”. Zij mogen zich wenden tot “den principael” van het zelve pensionaat. In deze zelfde advertentie wordt ook reclame gemaakt voor het onderwijs dat er verstrekt wordt. Dit wordt als volgt beschreven: “De principael maekt aen het publiek bekend dat hy de jongheyd leert de Spel- en SpraekKonste, het schoon Geschrift, de Vlaemsche en Fransche Taelen, de Overzettinge (= vertaling) der zelve, de Cyfer-Konste en den Wissel op vremde Landen, het Boekhouden der Koopluyden, zoo in enkele als dobbele deelen, den kortbondigen Styl van Brieven en Schriften, en de Aerd-Beschryvinge, alles volgens de Grondregels en Hoofd-Stoffen, die de jeugd op het eerste en zonder groote herssenspanninge worden ingeboezemt.” Bovendien wordt de verzekering gegeven dat “de Kinders by hem treffelyk en borgerlyk getracteerd (= aan tafel gevoed) worden” en dat de verstrekte opvoeding er “christelyk en zachtzinnig” is. Ook wordt gewezen op de “uytnemende zuyverheyd: de locht is’er op het aldergezondst en noyt zyn zy (= de kinderen) buyten het gezicht van hunne Bestierders”. De kostprijs bedraagt honderd gulden per jaar, waarvan drie maanden vooruitbetaling. En “den welkom is eene halve kroone”. VERKOOP VAN DE GOEDEREN VAN WIJLEN MATTHIAS OTTEVAERE
(GvG van 13 april 1778) Openbare verkoping - op woensdag (= marktdag!) 15 april 1778, te Deinze in de herberg het Hof van Sint-Joris, bewoond door Antone de Noffel - van “alle de goederen, achtergelaten door de heer Matthias Ottevaere, in zijn leven ontvanger van de Provinciale Rechten op het kantoor van het district Zele” (*). Die goederen waren gelegen binnen Deinze, Machelen en Petegem-buiten, en bestonden in zaailanden en hofstedekens, te zamen groot 11 bunderen,
4182 gereguleerd in dertien verscheidene kopen. De inzet was verhoogd tot 1159 £ gr. wisselgeld. De notaris Martens (**) “dirigeert de verkoping”. (*) Matthias Ottevaere (Wakken 1726 – Zele 1778) was de vader van de twee bekende gebroeders Ottevaere van Deinze, m.n. Franciscus Bernardus (1751-1830) of Ottevaere de oude, die koopman werd en opkoper was van onteigend kerkelijk “zwart goed” en later de rijkste man van Deinze, en Joannes Baptista (1756-1822) of Ottevaere de jonge, de latere burgemeester van Deinze (1800-1815) en begunstiger van de schilder CharlesLouis Picqué in diens beginjaren. (**) Carolus Philippus Martens (1750-1832), die – benevens notaris – ook stadsschepen was (1775-1779) en daarna ook (de laatste) hoogbaljuw van Deinze (van 1779 tot 1796). Zie ook KGK-Jaarboek LXXVII (2010), pp. 87-158.
VERKOOP VAN EEN HOFSTEDE IN VINKT
(GvG van 1en 5 oktober 1778) Openbare verkoping - door dezelfde notaris Martens, op 14 oktober 1778 te Deinze in de herberg den Hert op de Markt, bewoond door Engelbertus Callier - van een “behuisde en beschuurde hofstede, onlangs uit de grond nieuw gebouwd, zeer wel beplant met eiken- en olmenbomen”. Hofstede, met land, bos en weiden, één groot aaneensluitend blok vormend en ca. acht bunderen groot, wordt in pacht gebruikt door Joseph Salomon ad 200 guldens per jaar, tot en met kerstavond 1781. De hofstede paalt ten noorden aan de Tieltse Heirweg. Tegelijk worden ook nog drie andere gronden verkocht, eveneens ten noorden palende aan de Tieltse Heirweg. Het betreft een partijtje bos van twee gemeten groot, een partij bos van 650 roeden en een partijtje land met een boskant van 580 roeden groot. VERKOOP VAN EEN PARTIJ EIKEBOMEN IN HET DOMEIN VAN OOIDONK-KASTEEL
(GvG van 12 november 1778) Op maandag 16 november 1778: verkoop van een “extraordinaire quantiteyt van schoone en groote oude Eyke-Boomen, dienstig tot alle slach van Molen- en Scheeps-Werken, vermids het meeste deel der zelve kan dienen voor Molen-Assen; gestaen in de Hooge Dreve achter Oydonck-Kasteel binnen Sint-Maria-Leerne”. VERKOOP VAN LANDERIJEN IN DEINZE (STAD EN BUITEN) EN PETEGEM (BUITEN)
(GvG van 16 en 19 november 1778) Openbare verkoping - door de Deinse notaris en griffier Beyens - op 18 november en 2 december 1778 te Deinze in de herberg de Fonteyne, bewoond door Karel Hauwe, van een aantal landerijen, waarvan twee gelegen in Deinze-binnen, vier op Deinze-buiten en een zevende op Petegem-buiten. Koop I: een partij meers, wezende “vette weede”, gelegen in Deinze, palende zuid den ouden Kaendele en noord het Koey-meirsch-straetjen, groot 1 bunder 26 grote roeden (Kortrijkse maat); Koop 2: een partijtje maaimeers, gelegen zoals het vorige “buiten de Gendsche Poorte”, zuid den nieuwen Kaendele en noord den ouden Kaendele, groot 77 grote roeden; Koop III: een partij land op Deinze-buiten, groot 171 grote roeden; Koop IV: een partij meers van 81 grote roeden, gelegen noord de Beke, scheidende Deinzebuiten en Zeveren; Koop V: een partij land, gelegen als de voorgaande in den Kauter, noord den Dosch-weg, groot 1 bunder en 136 grote roeden; Koop VI: een partij land, genaamd den Peirden-Bulk, groot 212 grote roeden, gelegen als vooren (= in den Kauter), noord den Dorp-weg nae[r] Grammene; de voorschreven vier partijen (kopen III-VI) zijn in pacht geruikt door Joannes Lambert, nog tot kerstavond 1784; Koop VII: een partij land in Petegem-buiten, groot 310 grote roeden, palende zuid de Omgang-straete, nu gepacht – nog tot kerstavond 1784 – door Augstinus de Scheemaecker ad 4 £ 13 sch. 4 gr. per jaar.
4183 VERKOOP VAN HET ALLODIAAL “GOED TER DUYSD” IN SINT-MARTENS-LEERNE
(GvG van 19 november 1778) Op donderdag 26 november 1778, in de herberg van Geeraerd Slock, op de Plaetse van Sint-Martens-Leerne, in vierschaar van burgemeester en schepenen van het Land van Nevele, zal “met het branden van de tweede en laeste keirse” openbaar worden verkocht : “een schone, wel-bebouwde en beplante hofstede, en de daarmee gaande zaailanden, alle t’eenen blokke gelegen, groot ontrent 20 gemeten, wezende allodiael goed, genaamd het Goed ter Duysd (*), gelegen binnen het voorzeyd Sint-Martens-Leerne”. De aanpalende gronden behoorden ten oosten aan de heer van de parochie Hansbeke, ten zuiden aan Jacobus de Schuyter, ten noorden aan Pieter de Schryver en Philippe van Renterghem. Ten westen paalde het Goed ter Duysd aan de Moerstraete, hetgeen toch enigszins de situering ervan vergemakkelijkt. De eigenaars-gebruikers van de hofstede op het moment van de verkoping waren de “Kinderen van Joannes de Schryver, verkoopers van diere, zynde dezelve verdeeld in dry koopen”. De hofstede blijft nog door hen gebruikt tot kerstdag 1778. De koop is ingesteld op een bedrag van 1080 £ gr. wisselgeld. Gegadigden dienen zich te wenden tot Jan Francies van Melle, notaris en gezworen prijzer in Nevele. (*) Bij N. Kerckhaert, Oude Oostvlaamse hoeven, dl. I (Gent, Federatie Toerimse O.-Vl., 1977), p. 118, lezen we hierover: “Goed ter Duust, Sint-Martens-Leerne. Niet meer te situeren hoeve, die ook al op de kaarten van Ferraris niet wordt aangeduid en die blijkbaar nooit een grote oppervlakte heeft gekend. Vermoedelijk e ontstond ze kort na de troebelen van de 16 eeuw. In een document van 1613 (Raad van Vlaanderen 988) wordt alleen de naam vermeld, maar andere gegevens ontbreken alsnog.” De annonce in GvG van 1778 verlengt de geschiedenis van dit goed meteen met 165 jaar!
2378. Luc GOEMINNE : Wanneer werd Deinze officieel een stad ? Tijdens de middeleeuwen werd Deinze reeds als een stad aanzien. Doch de officiële erkenning is pas laat gekomen. Bij het eerste Vredesverdrag van Parijs van 30 mei 1814 gingen de Oostenrijkse Nederlanden over naar het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. In deze nieuwe constellatie werd, in uitvoering van de grondwet van 24 augustus 1815, door de Provinciale Staten van Oost- en West-Vlaanderen aan de gemeente Deinze het statuut van stad toegekend op 23 januari 1816. Het zelfde statuut van stad werd officieel toegekend aan Aalst, Dendermonde, Eeklo, Gent, Geraardsbergen, Lokeren, Ninove, Oudenaarde, Ronse en Sint-Niklaas. 2379. Paul HUYS (nr. 592) : Huwelijken en geletterdheid in Petegem (anno 1785) In de jaren ’80 van de achttiende eeuw werden de pastoors verplicht (allicht mede onder pressie van de Oostenrijkse “keizer-koster” Jozef II) de parochieregisters zorgvuldiger en uitvoeriger bij te houden, wat in concreto onder meer betekende dat bijvoorbeeld in de huwelijksakten de huwenden en hun getuigen hun handtekening moesten plaatsen. Die verplichte ondertekening van de huwelijksakten geeft ons enige kijk op de geletterdheid van de betrokkenen. Wie kon signeren, bezat allicht minimale noties van (lezen en) schrijven, wie zich bij de ondertekening moest behelpen met het zetten van een kruisje (of een ander merkteken) bezat zelfs die minimale schrijfkennis niet. We deden een steekproef voor de huwelijken in de Sint-Martinusparochie van Petegem-Deinze in het jaar 1785. Er werden dat jaar precies tien huwelijken gesloten, wat heel praktisch is voor de omzetting van de resultaten ervan in percenten. Van de twintig daarbij betrokken mannen (tien bruidegoms en tien mannelijke getuigen, gewoonlijk dichte familieleden van de bruidegom) ondertekenden er slechts vier met hun signatuur en zestien met een merk (kruisje). Dit betekent precies 20 % geletterden en 80 % ongeletterden. En exact dezelfde resultaten voor de andere sekse.
4184 Ook van de twintig daarbij betrokken vrouwen (tien bruiden en tien vrouwelijke getuigen) konden er slechts vier hun signatuur zetten en zestien ondertekenden met een merk. Of andermaal 20 % geletterden en 80 % ongeletterden. Een bedroevend resultaat! Opmerkelijk ook: acht van de tien huwelijken werden gesloten in de eerste jaarhelft (drie in de wintermaand januari en vijf in de lentemaanden april-mei) en slechts twee in de tweede jaarhelft (resp. begin juli en begin december). Detailgegevens zijn af te lezen van de onderstaande tabel, per jaar. HUWELIJKEN IN DE SINT-MARTINUSPAROCHIE PETEGEM IN 1785 Datum 08.01.1785 23.01.1785 25.01.1785 12.04.1785 12.04.1785 03.05.1785 08.05.1785 17.05.1785 03.07.1785 06.12.1785 Totalen
Bruidegom Merk Merk Merk Merk Sign. Merk Sign. Merk Merk Merk 2 S.+ 8 M.
Bruid Sign. Merk Merk Merk Sign. Merk Merk Merk Merk Merk 2 S.+ 8 M.
Ml. getuige Merk Merk Merk Merk Sign. Merk Sign. Merk Merk Merk 2 S.+ 8 M.
Vrl. getuige Sign. Merk Merk Merk Sign. Merk Merk Merk Merk Merk 2 S.+ 8 M.
Opmerkingen Vr. geletterd Allen ongelett. Allen ongelett. Allen ongelett. Allen gelett. Allen ongelett. Mann. gelett. Allen ongelett. Allen ongelett. Allen ongelett. 20 % Sign.
2380. Luc GOEMINNE : De fusie van Deinze met Petegem in 1942. Door het besluit van 18 juni 1942 van de Sekretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken werd de gemeente Petegem-aan-de-Leie opgeheven (4.948 inwoners op 31-12-1941) en bij de stad Deinze (5.647 inwoners op 31-12-1941) ingelijfd. De samenvoeging die op 1 juli 1942 inging werd na de bevrijding op grond van de besluitwet van 5 mei 1944 ongedaan gemaakt. Bron : Moniteur, Brussel, 30-06-1942 nrs 180 en 181.
2381. Paul HUYS (nr. 593) : Een nieuwe onderpastoor in Deinze (anno 1655) In het Deinse “Register van de Wettelijke Passeringen 1649-1660”1 vinden we een uitvoerige akte, dd° 26.09.1655, waarvan we hier de aanvangszin citeren: “Op heden den zessentwintichsten septembre xvjC (= 1600) vyffenvyftich zyn den heere pastoir, burghmeestere ende schepenen, kerck- ende aermmeesters der stede van Deynse, midtsgaders Jan Boelaere, Jan Cornelis, Jan D’hondt ende Joos D’harte, poincters ende zetters van Deynse-buyten, Pieter Lybaert, Pieter de Weert ende Philips van Wonterghem, notable ghegoede, representerende tghemeente van Reckelynghe ter eender zyde, ende heer Baudewyn de Backer, priester, ter andere [zyde], veraccordeert inder manieren naervolghende.” Volgt dan de inhoud van een overeenkomst waarbij de voornoemde Baudewyn de Backer de taak van onderpastoor van Deinze op zich neemt. Tot zijn dienstverplichtingen zullen behoren: “ t’hooren van biechte, daertoe versocht zynde, als t’administreren van andere heylighe Sacramenten, visiteren vande ziecken, midtsgaders alle sondaeghen ende heylichdaeghen op gestelde ure te doene de vroechmisse ofte hoochmisse ten contentemente vanden voornoemden heere pastoir; vanghelycken den dienst te gaen doen inde prochiekercke van Bachte, visiteren vande ziecken, ende biechte hooren, daertoe versocht zynde, ende voorts te doene dat eenen goeden ghetrauwen onderpastoir schuldich is te doene.”
4185 Voor deze dienstverlening zal hij vergoed worden uit diverse bronnen van inkomsten: a. Enerzijds heeft Zijne Hoogwaardigheid de Bisschop van Gent “beslist toe te segghen aenden selven heere de Backer tot acht ponden grooten tsjaers, vuytten (= uit de) goederen van t’Hospitael van Deynse (= het Sint-Blasiushospitaal) voor het doen van twee missen ter weke (= per week) inde cappelle van t voornoemde hospitael, eene tot intentie van tselve hospitael ende een liber intentie, midtsgaders aldaer vuytreecken (= uitreiken) de H. Communie, daertoe aensocht zynde”; b. “Boven dien oock tgone hy noch sal proffiteren van het bedienen van dry cappellen in de kercke van Deynse, te weten over t doen eene misse van Onse Lieve Vrauwe ende eene vanden H. Gheest ter weke, midtsgaders eene misse van Sinte Cathalyne eens te veerthien daeghen”; c. Zijn gewone (“gemeentelijke”) jaarwedde zal 14 £ gr. bedragen, als volgt te bekostigen : - 7 £ gr. door Deinze-Binnen - 4 £ 18 sch. gr. door Deinze-Buiten - 2 £ 2 sch. gr. door Rekkelinge, d. Bij dit alles komen ook nog de bijdragen vanwege de pastoors, de kerkmeesters en de armmeesters van de betrokken kerkgemeenschappen, te weten: 12 £ gr. in te brengen door de pastoor (uit de goederen van de pastorie van Bachte of anderszins), 3 £ gr. door de pastoor en de kerkmeesters (uit de goederen van de kerk van O.-L.-Vrouw) en 6 £ gr. door de pastoor en de armmesters (uit de goederen vanden arme). e. Er is ook nog een aandeel in de inkomsten van de “vuytvaerden” of de begrafenissen, “volghende den taux (= tarief) van t vicariaet, sonder meer baete”. De dienst van onderpastoor Baudewyn de Backer zal een aanvang nemen op “Baefmisse den 1. octobre eerstcommende, ende oock de beloofde betalynghe, de welcke moet gheschieden van dry maenden tot dry maenden, naer proportie”. Tot zover de inhoud van de wederzijdse overeenkomst, waarna de diverse betrokkenen hebben gesigneerd, te beginnen met de geestelijken - pastoor Willebrordus Huybens en Baudewyn de Backer zelf - en daarna burgemeester Jan de Waeghenaere, schepen Jan Michiels de jonge, A. Mestach, Philips vander Straeten, Pieter de Waeghenaere fs. Jans, en nog anderen meer. Enkele dagen later werd deze overeenkomst door de Gentse bisschop, op het advies van de “heeren van zyn Vicariaet”, goedgekeurd (“gheadvoueert ende gheapprobeert”), en wel op de feestdag van het Bisdom, Bamis, 1 oktober 1655. * * * Het bovenstaande roept de vraag op of Deinze het voordien dan zonder onderpastoor had moeten stellen. Blijkbaar wel dus, aangezien deze overeenkomst volkomen nieuw was en met een breed overleg tussen vele betrokkenen werd opgesteld. De door Frans Michem opgestelde chronologische lijst van de Deinse onderpastoors2 vangt dan ook met deze Baudewyn de Backer aan, maar die zou het amper één jaar, nl. tot 1656, uitgehouden hebben. Pas in juli 1661 werd hij opgevolgd, door Corneel Jan van Boven. Uit Michems gegevens blijkt dat Baudewyn de Backer geboortig was van Bornem aan de Schelde (°1630) en dat hij aldaar overleed in 1684 in de functie van pastoor. Hij was in Gent priester gewijd op 26 maart 1655; Deinze zal dus zijn allereerste bediening geweest zijn. 1. Rijksarchief Gent, Fonds Deinze - Oud Archief, reg. 358 (Wett. Pass. 1649-1660), f° 139v°-140v°, dd° 26.09.1656. 2. Zie K.O.K.-Jaarboek 1981, p. 239, alsook Alb. Van den Abeele, Geschiedenis van Deinze (1865), p. 164.
4186 2382. Guido DE MUYNCK : Boeken bij VVF-Deinze in stock Hieronder een overzicht van de publicaties waarvan nog een voorraad bestaat. Voor meer informatie over deze werken kan je terecht op onze site http://www.vvfdeinze.be/ (klik op “Uitgaven “) In de eerste kolom de titel, in de tweede het aantal boeken in stock, in de derde de prijs zonder verzendingskosten (bij afhaling in Nazareth) en in de laatste kolom de prijs met verzendingskosten. Voor meer informatie betreffende bestellingen, contacteer Guy Thoonen,
[email protected]
Titel Staten van Goed Petegem-Buiten Staten van Goed Heerlijkheid Eke Staten van Goed Nazareth Documentatiegids Nazareth-Eke-Zulte Inwoners Markt Deinze 1856-1860 Weerbare Mannen Kortrijk 1638 Weerbare Mannen Kasselrij Ieper 1638 Tussen Aalter en Zwijnaarde Buitenpoorters Kortrijk 1549-1795 Stamboom van de familie HELEU Popkaart Machelen-Olsene-Zulte Poppkaart Deinze Poppkaart Petegem Poppkaart + Legger Izegem 1852 Poppkaart Gottem - Grammene Oud schrift in 10 lessen Wegwijs in de familiekunde - 2009 Klapper Huwelijken Eke 1797-1910 Klapper Huwelijken Deinze 1796-1900 Klapper Huwelijken Zeveren 1796-1900 Klapper Dopen Nazareth-Wijk Pinte 1831-1868 Klapper Huwelijken Vinkt 1796-1900 CD - Overlijdens Nazareth 1850-1900 CD - Naz.-Wijk De Pinte - Dopen 30-11-1831/27-05-1868 CD - Nazareth - Huwelijken 1796-1900 CD - Nazareth - Geboorten 1850-1900 Landboek Petegem
aantal 4 8 3 1 1 1 5 2 1 5 7 1 2 4 4 5 1 1 1 1 0 0 4 3 5 6 10
prijs 6,00 6,00 10,00 14,00 14,00 7,50 5,00 6,50 10,00 6,00 10,00 6,50 5,00 15,00 10,00 10,00 14,00 13,00 12,00 8,00 7,00 11,00 15,00 7,00 25,00 15,00 20,00
prijs+porto 8,50 8,50 14,50 18,00 18,00 9,50 8,50 8,50 14,50 8,00 14,50 8,50 8,50 14,50 14,50 18,00 15,00 16,00 12,00 9,00 15,00 18,00 10,00 25,00 18,00 24,00
2383. Paul HUYS (nr. 594) - Jonker Florens van Provyn, Deins baljuw (vóór 1592-1597) Bronnen: RAG, Raad van Vlaanderen, nrs. 9029 en 9065. De baljuwslijst in de Geschiedenis van Deinze (1865) van Alb. Van den Abeele vertoont menige leemte, o.m. wat het laatste kwart van de zestiende eeuw betreft. Dit hangt uiteraard samen met het feit dat er maar weinig Deinse archiefdocumenten van vóór 1600 bewaard
4187 zijn gebleven. Van den Abeele vermeldt voor de late zestiende eeuw slechts een paar namen van baljuws: Karel de Hondzocht, 1575, en Karel de Jansse, 1597 (tot 1601). Maar juist vóór Karel de Jansse, die inderdaad in 1597 aantrad, moet nog een andere baljuw op de lijst ingevoegd worden, m.n. jonker Florens van Provyn. Verder is ons over die man nauwelijks iets bekend, maar zijn naam kennen we uit een paar procesdossiers voor de Raad van Vlaanderen, waarin de baljuw van Deinze ambtshalve als eiser optrad. Het eerste proces (RvVl. 9029) werd ingezet in 1592 en pas beëindigd in 1603 (toen de baljuw al zes jaar overleden was). Het tweede proces (RvVl. 9065) kreeg zijn beslag in de jaren 1596 en 1597. De inzet van die beide processen is op zich niet zo belangrijk, maar ze leren ons wel enkele bijzonderheden over de baljuw. In 1592 begint hij een proces in tegen ene Louis Jolyt. Het procesdossier, waarin jonker Florens van Provyn als eiser vernoemd wordt, bevat o.m. een perkamenten oorkonde van koning Filips II uit 1592, stukken uit o.m.1596 en een laatste document uit 1603. Het gaat over de betaling van een achterstallige rente, verschuldigd door de weduwe van ene Philips Jacobs; zij is nadien echter hertrouwd met de voornoemde Louis Jolyt, die daarom vanwege zijn vrouw (causa uxoris) aansprakelijk wordt gesteld. In geen enkel dossierstuk echter wordt bij jonker van Provyns zijn (veronderstelde) baljuwsfunctie als zodanig uitdrukkelijk vermeld, maar dat hij als eiser wel degelijk in die hoedanigheid optrad, is voor de hand liggend en wordt bovendien bevestigd door de gegevens van het hiernavolgende proces, waarin hij herhaaldelijk vernoemd wordt als “bailliu der stede ende appendentiën van Deynse”. Het tweede proces begon in 1596 en kreeg zijn beslag in 1597. Vooraf de feiten. Baljuw van Provyns heeft in maart van 1596 “in de voornoemde qualiteyt [van baljuw] geapprehendeert (= aangehouden) de personen van Barbara ende Marye Gaulthier ter causen van seker parricidie 1 by hemlieden gheperpetreert”. Omdat zij in Deinze niet veilig genoeg konden opgesloten worden in afwachting van hun berechting, heeft de Deinse baljuw de beide vrouwen overgeleverd in handen van Joos Ryckaert, cipier van t Chastelet (de gevangenis in het Gentse Gravensteen), “die hemlieden in zyne bewaernesse anveert heeft”. Marye Gaulthier heeft in de gevangenis van Gent in totaal 483 dagen doorgebracht (van 15 maart 1596 tot 9 juli 1597), haar zuster Baerbel slechts 236 dagen (eveneens vanaf 15 maart 1596). De onkostennota(‘s) voor hun verblijf en voor het “examineren” (= de ondervraging) in de gevangenis heeft cipier Joos Ryckaert dooorgestuurd aan de Deinse baljuw, die hem in vier beurten heeft betaald. Maar op 28 juli 1597 (enkele weken nadat Marye de gevangenis heeft verlaten – misschien wel om terechtgesteld te worden!?) dient cipier Ryckaert nog een aanvullende kostennota in, ten bedrage van 11 £ 15 sch. 4 groten. Die laatste nota wordt blijkbaar door de baljuw betwist en daarover precies gaat dit proces. Uit een paar stukken blijkt dat jonker Florens van Provyn toen (in juli en in augustus1597) nog leefde, maar in een iets later stuk, dd° 10 december 1597, gaat het plots over “joncker Floreyns van Provyns, [die] hooch-Bailliu was vander stede van Deynse”, hetgeen bevestigd wordt door het feit dat er ook sprake is “de weduwe van wylent jonker Floreyns van Provyns”. Hij moet dus tussen augustus 1597 en begin december 1597 overleden zijn. Blijkens de baljuwslijst van Alb. Van den Abeele (cfr. supra) werd hij, nog in 1597, opgevolgd door Karel de Jansse (en die, in 1601, op zijn beurt opgevolgd door Gisleen Neulant). Dat is voorlopig alles wat we over deze Deinse baljuw weten. We willen wel nog nagaan of er van hem nog baljuwsrekeningen bewaard zijn (in het Algemeen Rijksarchief Brussel?) die ons over hem, en zijn ambtscarrière, nog iets meer zouden kunnen vertellen. 1. Parricide : vader- of moedermoord of moord gepleegd op een bloedverwant. Het is in de voorliggende casus niet duidelijk wie eigenlijk door Marye (en/of haar zuster Baerbel) vermoord was. Wel is duidelijk dat Marye op het ogenblik van haar aanhouding zwanger was, want in de rekening van cipier Joos Ryckaert is ook sprake van kosten voor “Marye gheduerende haer kinderbedde”. Die zwangerschap is allicht ook de verklaring voor het feit dat Marye zoveel langer dan haar zuster in de gevangenis doorbracht.
4188 2384. Willy JONCKHEERE : Gelezen bij de buren Onze collega’s van de Heemkring Westerring, met als werkgebied de drie Oudenaardse gemeenten Eine, Heurne en Mullem, brachten in reeks artikels hulde aan een wielerfiguur die in de periode 1939-1953 in Eine woonde : Jules Lowie (1913-1960). [ Westerring, Jg. 17, Contactblad nr. 68, 2010, pp. 3-7; Westerring, Jg. 18, Contactblad nr. 69, 2011, pp. 6-10; Westerring, Jg. 18, Contactblad nr. 70, 2011, pp. 11-15.
Foto KGK, Museum, Foto ca. 1935, Markt Deinze, van links naar rechts: Marcel Kint, Albert Hendrickx, burgemeester Van Risseghem, Gustaaf Danneels en Jules Lowie.
De naam van de wielrenner Jules Lowie (1913-1960) kwam in ons Contactblad ook een drietal keren ter sprake met een kleine vermelding [ KOKK, 1e jg., 5, 1981, nr. 49, p. 47. KOKK, 2e jg., 5, 1982, nr. 100, p. 97. KOKK, 5e jg., 1985, 7, nr.620, p. 529.] Geboren in Nokere in 1913, werd hij in 1929 wielrenner tot in 1947 een zware val in Frankrijk een einde maakte aan zijn loopbaan als renner. Hij bleef wel in het koersmilieu als technisch leider van de Belgische nationale ploeg in de Ronde van Frankrijk. Toen hij in 1960 te Kruishoutem overleed ging zijn weduwe Adrienne Vergucht op de Markt te Deinze de horecazaak “Sportwereld” uitbaten. De twee zonen werden in Deinze bekende gezichten : Willy (1936-2010) was ondermeer gekend als stichter en erevoorzitter van het Vlaams Verbond voor Gepensioneerden Deinze-Leieland; Antoine, in de volksmond Tony (1945-2004) hielp zijn moeder in de zaak, maar was vanaf 1973 verantwoordelijke voor het sportcomplex “Palaestra” van de stad Deinze. Hij was er niet alleen buffethouder maar in feite de verpersoonlijking van Palaestra zelf. In het verenigingsleven was hij een goed gekende figuur, niet in het minst als ‘Keizer karnaval van Deinze’.
4189
© KGK,Mudel
In Westerring, Jg. 18, Contactblad, nr. 69, 2011, pp. 15-16, vinden we ook een KGK-lid terug : “Deurlucht – Fernand Bauters”. In het artikel van Julien Verhaeghe wordt zijn levensloop in een notendop gebracht: jeugd in Huise, loopbaan als leraar aan het Sint-Hendrikscollege te Deinze, [waar hij door zijn oudleerlingen herinnerd wordt als een boeiende geschiedenisleraar], oprichter, voorzitter en motor van ‘Sportac’86 Deinze’, en gedreven onderzoeker in lokale archieven. 2385. Paul HUYS (nr. 595) - Een pachtcontract voor een woning op de Deinse Markt anno 1498 Het bijzonder rijke archieffonds van de Gentse Sint-Jakobsparochie werd recent door de Kerkfabriek ter bewaring overgedragen aan het Rijksarchief te Gent, dat meteen ook zorgde voor een nieuwe inventaris (door Annelies Somer, archivaris RAG – toegang nr. 253). De inventaris bevat een beperkt aantal stukken die te maken hebben met goederen, die gelegen waren in (of in de onmiddellijke buurt van) Deinze1. Een paar archiefstukken2 hebben betrekking op een woonst op de Markt, staande op de zuidhoek van de Oude Gent[poort]straat, d.i. de plek waarop zich momenteel de stedelijke bibliotheek bevindt. Op 28 maart 1498 (n.st.) verschijnt ene Symon Bilghet (= de familienaam Billiet) fs. Stevyns voor de schepenen van Deinze3, die met name genoemd worden: Willem van der Muelene, Rogier vanden Houcke, Lowijc Huutschavere en Gillis de Neve. Ten overstaan van de schepenen verklaart hij “in goeder loyaler voorwaarde tot eene erfelycke pachte ende zeyse (= cijns) huutghenomen (= overeengekomen)” te hebben jegens de eigenaar, meester Thomas vander Venne4, “eene eerve (= erf) ende stede, alzo die ghestaen ende gheleghen es binnen der stede van Deynse, wylent toebehoorende meester Jan de Witte”. De Gentse pastoor Thomas vander Venne heeft deze woonst “onlangs [ge]leden wel ende wettelic afghewonnen” (= verworven) van de voormelde vorige eigenaar. De ligging van bedoelde “erf en stede” wordt beschreven als “ligghende beneden d’hallen (= vóór de stadshal) al de oostzyde vander straten ende Andreas Daleens ghela[n]t zuutwaert ende Gillis Boonen[s] stede ende eerve, noortwaert streckende van vooren an de straete toot Bachte ande erve vanden Walbiken (?), toebehoorende de capelrie van Sint Niclause inde kercke van Deynze”. De bedongen pacht beloopt “de somme van achtentwintich grooten erfelijcke rente tsjaers Vlaemsche munte, welcke rente de voorn. meester Thomas daer up behouden zal zuver
4190 ende vry boven alle andere rente gheestelic ofte werelic, gheene uuteghesteken (= uitgezonderd), waervan deerste payment (= betaling) vallen zal te kersavonde (1400) achtennegentich ende alzoo voort van jaere te jaere”. De voornoemde jaarrente van 28 gr. heeft meester Thomas vander Venne “wel ende duechdelic gheassigneert, bewyst ende wettelic beset up de voors. stede ende eerve, alzo die ghestaen ende gheleghen es, ende voorts met eene stede die hy tandre daghe ghecocht heeft jeghens Willem van de Muelene (= dezelfde Deinse schepen ?), ligghende nevens de voors. stede ende al met zulcke cateyle ende boomen als der up zyn ofte hiernamaels wezen zullen netvast ende nagelic”. Er is ook nog een bepaling opgenomen voor het geval dat meester Thomas vander Venne, of zijn hoirs, in gebreke zouden blijven om de erfelijke rente te betalen en vervolgens wordt de akte “bezeghelt elc onser met zinen properen zeghele (..) int jaer duust iiiiC xCviij (= 1498), den 28en dach van maerte int voors. jaere”. Over diezelfde woonst handelt eveneens een andere akte in het zelfde archief bewaard, en gedateerd 20 juli 1504. Het gaat om een oorkonde betreffende een rente, op de voornoemde Deinse woonst bezet ten profijte van de Gentse Sint-Jakobsparochie. Hoofdactor is hier opnieuw “meester Thomaes vander Venne, prochiepape van […] Sente Jacops kercke in Ghend”. De Gentse schepenen van de Keure acteren de”updracht” (= schenking) door de pastoor aan het “gulde van Onser Vrauwen up de Rade” (= O.-L.-Vrouw op het Rad) in de zelve kercke”. De schenking van “eenen wettelycken chaerte” (= charter, oorkonde) van jaarlijks twee schellingen 4 grooten is “gheassigneert ende besedt up sekeren gront van eerven binnen der stede van Deynse, metgaders twee schellinghen 6 penninghen grooten sjaers erfelycke losrente die hy heeft doen coopen den ontfangher van Onser Vrauwen gulde van den Rade voorseyt jeghens Jacop de Moor, om eene eeuwighduerende jaergetyde te doen” op de dag van het overlijden van zijn moeder. Gedaan op 20 hooimaand (= juli) in het jaar 1504, in het schependom van Joos Triest. Getekend: Jan folio 109). 1. Zie o.m. de nummers 881-884 (leengoederen in Deinze en Zeveren, 17e-18e eeuw), nr. 1118 (renten bezet op goederen te Petegem, 1638-1755), nr. 1147 (Rente bezet op het dorpsbestuur e van Astene, 1731-1732), nr. 1496 (renten te Maria- en Sint-Martens-Leerne, 14 eeuw), nr. 1990 (goederen in het bezit van de markies van Deinze, 1678). 2. RAG, Sint-Jacobsparochie Gent, nr. 1768 (= oorkonde 213: schenking van een erfelijke rente te Deinze, 1504) en nr. 2009 (verpachtingsakte van een erf te Deinze, 1498). 3. Alb. Van den Abeele, Geschiedenis van Deinze (1865), Schepenenlijst p. ???, vermeldt vanaf 1480 tot 1523 geen enkele schepennaam! In 1478 vermeldt hij Rogier van den Houcke (mogelijk dezelfde als in onze verpachtingsakte van 1498 ?) en in 1479 ene Gillis vander Muelne (zelfde opmerking als hiervoren, tenminste indien we de voornamen Gillis en Willem/Guilliame mogen gelijkstellen). Van een schepen [T]huutschavere of een schepen de Neve is bij Van den Abeele geen spoor te vinden. 4. Thomas vander Venne was pastoor van de Sint-Jakobsparochie van Gent van 1489 tot 1504, in welk jaar hij opgevolgde werd door pastoor Johan Schoonaert.
2386. Gilbert VAN STEENKISTE : Nog over perensoorten Toen ik leerling was in het toenmalig ‘Sint-Hendriksgesticht’ in 1941-1942 kregen wij van onze leraar Nederlands, E. H. Marcel Snoeck, de taak opgedragen om een spreekbeurt te houden van ongeveer 15 minuten. Onlangs kwam de voorbereiding mij onder ogen van mijn toenmalige spreekbeurt over ‘Onze boomgaard’. De bijdrage van Luc Goeminne over de perenkweek ( KGKC, 31e jg. 1, nr. 2328, pp. 4092-4094) kreeg daardoor mijn bijzondere aandacht. Hij vond heel wat perensoorten doorheen de laatste eeuwen. Het overgrote deel van sie soorten waren in 1941 niet meer bekend en later al evenmin. In mijn voorbereide tekst vond ik o.a. volgende variëteiten, die ook op vele hoogstamboomgaarden voorkwamen: - O.L.Vrouwpeerken (Doyené d’été: rijp in juli) - Witte kriekpeer: weinig interessant
4191 - Bruine kriekpeer: een zeer vruchtbare soort met beurtjaren (een jaar veel vruchten, het volgende jaar bijna geen). - Dijzeling: ook zomerkeizerin genoemd. - Dromedarus: met een aanhangsel aan de steel. - Peireseur (Poire Seigneur). - Marie-Louise of Winterkeizerin. - Jefkenspeer. - Dubbele Filip (Double Philippe). In het boek over perenvariëteiten, ‘Poires d’élite’, door Gustave Michiels, ‘architectepaysagiste’ in 1892 uitgegeven bij de ‘Société Belge de Librairie’ te Brussel, vermeldt de auteur dat er ongeveer 7000 variëteiten van peren gekend zijn of waren. Hij vernoemt naast enkele van de bovengenoemde soorten o.a. : - Beurré Hardy, in 1830 geslecteerd door de Franse fruitenier Ch. Bonnet. - Beurré Durendeau (Poire de Tongres): een vanouds gekweekte luxe-peer. - Beurré Clavigeau: rood bij het rijpen. - Doyenné de juillet ( ook genoemd ‘dikke stelen’). - Doyenné d’Alençon (thans genoemd ‘Doyenné de Comice). In KGKC, 31e jg. 3, nr. 2364, pp. 4157, vermeldt Luc Goeminne de uitgave van Burvenich over de ‘Plaatselijke perensoorten in Vlaanderen’ uit 1890. Ik wil ook nog wijzen op het tijdschrift ‘Le tribune horticole’. In het nummer van 3-12-1910 lees ik dat dr. Hulin Louis, geneesheer in Lotenhulle, een prachtige verzameling heeft van oude en jongere perensoorten. In hetzelfde nummer staat dat Camille De Clercq van Poeke (° 18-07-1850) specialist is om voor nieuwe variëteiten te zorgen. Hij kweekte o.a. een mooie perensoort die nu op vele (doorgaans gerestaureerd) oude boerderijtjes te vinden is: namelijk de MarieLouise van Poeke, nu bekend als de Winterkeizerin of kortweg de Marie-louise1. Vanaf de jaren 1890-1900 werden in onze streek veel hoogstamboomgaarden aangeplant, mede omdat er in Deinze een fruitmarkt georganiseerd werd. Deze was gelokaliseerd langs de rechterkant van de Markt, vanaf de Oude Brugse Poort in de richting van de kerk. Deze fruitmarkt had plaats ’s namiddags vanaf 14u., enkele namiddagen per week vanaf half juni tot einde oktober. Die fruitmarkt bestond zeker nog na WOII. In 1895 werd een hoogstamboomgaard aangeplant bij Gentiel Heyerick in de Izegemstraat in Zeveren. In de aankooplijst zijn 90 perenbomen vermeld, o.a. ook twee zeer vroege rassen : Citron de Carmes (Suikerpeerken) en Doyenné d’été (O.L.Vrouwpeerken). 1. In het Land van Nevele, maartnummer 2011, schreef André Bollaert een artikel over ‘Enkele minder bekende Landegemse fruitsoorten’.
2387. Paul HUYS (nr. 596 ) - Deinse advertenties in de “Gazette van Gend” (1779-1780): openbare verkopingen in Deinze, Petegem, Sint-Jans- & Sint-Martens-Leerne VERKOOP VAN EEN HUIS OP DE MARKT EN EEN WEIDE OP DEINZE-BUITEN
(GvG van 22, 25 en 29 november 1779) De advertentie betreft de openbare verkoping, op woensdag (= marktdag!) 1 december 1779 om één uur ‘s namiddags in de herberg den Dobbelen Arend bij Pieter van Liere op Deinzebuiten, van [Koop I] “een Huys ende Erve, gestaen ende gelegen binnen de Stad Deynze achter (= voorbij) het Stad-Huys, in pacht by Jacobus Minnens en andere, te samen ten 15 pond 13 sch. 4 gr. ’s jaers, waer van den Kooper kan komen in het liber gebruyk met den 1. Mey 1780, ingesteld op 180 pond gr. wisselgeld”. Tegelijk wordt ook openbaar verkocht [Kopen II & III] een “partye Maey Meirsch, doorsneden met eenen Gracht”; het ene deel ervan wordt genaamd de Vette Weede en het andere deel het Hammeken, te zamen groot omtrent vier gemeten, rondom beplant met eiken- en andere bomen, gelegen binnen Deinze-Buiten, niet ver van de herberg de Klippe bij de Steen-DamBrugge, in pacht bij de voornoemde Pieter van Lierde ad 19 pond gr. wisselgeld. De
4192 “conditiën berusten ten Komptoire van den notaris Charles Philippe Martens (*) binnen het gemeld Deinze. (*) Notaris Carolus Philippus Martens (1750-1832) was in december 1779 al enkele maanden geen stads- schepen (1775-1779) meer, want hij was in mei of juni van datzelfde jaar hoogbaljuw (1779-1796) van Deinze geworden. Zie ook KGK-Jaarboek LXXVII (2010), pp. 87-158. VERKOOP VAN 26 GRONDEN IN SINT-MARTENS-LEERNE & IN SINT-JANS-LEERNE
(GvG van 9 maart 1780) Een openbare verkoping wordt aangekondigd met twee zitdagen, resp. op 2 en 16 maart 1780, in de herberg van Geeraerd Slock op het Dorp van S. Martens-Leerne, Land van Nevele. Er zijn in totaal 26 kopen toe te wijzen, waaronder twee hofsteden. Van een aantal gronden wordt de specifieke naam vermeld, hetgeen interessant kan zijn voor de lokale toponomie (de resp. toponiemen zijn daarom door ons gecursiveerd) Koop I betreft “eene behuysde hofstede, met schuere en stallinge, gelegen nevens het kerkhof van S. Martens-Leerne, groot met den boomgaerd … [niet ingevuld!], alsnu ongebruykt; de hofstede werd blijkbaar niet verkocht, want ze komt opnieuw voor – met enkele andere evenmin verkochte stukken grond – in de hierna volgende advertentie in de GvG van 27 maart 1780 (zie verder). Koop II betreft “eenen hof (= moestuin), gelegen west aen de voorzeyde hofstede, rondom in haegen, groot 93 roeden. Kopen III-XIII betreffen “eene partye land, gelegen nevens de voorgaende in den MeuleKauter, groot ontrent 11 gemeten en half, verdeeld in elf koopen”. Koop XIV: een partijtje land, genaamd den platten Gracht, groot 218 roeden. Koop XV: een partij land, genaamd den Wallebulk, groot 4 gemeten, O. de Dam-straete. Koop XVI: een partij land, genaamd den Kleynen Googel, O. aan de voorgaande, groot 500 roeden. Koop XVII: een partij land, genaamd den Grooten Googel, O. aan de voorgaande, groot 4 gemeten. Koop XVIII: een partij land, genaamd den Schaep-Bulk, groot 2 gemeten. Kopen XX & XXI: twee partijen land, N. de voorgaande, resp. groot 500 en 400 roeden. Koop XXII: een behuisde hofstede, groot met boomgaard en land ca. 10 gemeten, gebruikt door Joannes Meerschman (ad 21 £ gr. per jaar), nog tot kerstavond 1780. (N.B. De kopen XV tot XXII zijn alle acht “t’eenen blokke gelegen”.) Kopen XXIII & XXIV betreffen één bunder land, gelegen op den Kauter, O. de heer actuarius de Causemaecker. De kopen XXV en XXVI betreffen elk een partij maaimeers, resp. groot 205 en 200 roeden; de eerste maaimeers is gelegen Z. en N. de Leye, de tweede Z. de Leye en O. mijnheer Overdam. Al de voornoemde gronden zijn gelegen binnen de parochie S. Martens-Leerne en de meersen zijn gelegen in S. Jans-Leerne in de Ley-meirsschen. VERKOOP VAN EEN HOFSTEDE NAAST HET KERKHOF VAN SINT-MARTENS-LEERNE
(GvG van 27 maart 1780) “Dat men op donderdag den 30. maerte 1780, ten één ure naer middag precies, ten huyze van Geerd Slock tot S. Martens-Leerne absolutelyk verkoopen zal: eene schoone en wel gelegene hofstede met boomgaerd ende schoonen hof, groot 370 roeden, gestaen ende gelegen nevens het kerk-hof van S. Martens-Leerne op de Plaetse langs de heirbaene van Gend nae Deynze, alsnu ongebruykt, dienstig zoo tot eene graen-brandewyn-stookerye, als tot alle andere functiën.” Tegelijk wordt in dezelfde verkoping aangeboden: “eene groote partye zaeyland op den Molen-Kauter aldaer, paelende aen de zelve hofstede, groot ontrent 11 gemeten”. En eveneens nog een tweede hofstede, samen met een blok tarwe-landen, in verscheidene partijen verdeeld, gelegen in Sint-Martens-Leerne, O. de Damstraat met een bunder op de Oost-Kauter , samen groot omtrent 31 gemeten.
4193 Ten slotte nog drie partijen “van de beste maaimeersen”, gelegen in de Ley-meirsschen tot S. Jans Leerne. Dit alles gereguleerd in separate kopen, die ter beliefte van de verhogers in cumulo zullen opgeroepen worden. Al deze goederen zijn actueel onverpacht en kunnen direct in gebruik genomen worden. De advertentie besluit met het volgende aanbod: “De gene, die gelieven te koopen eenen schoonen halm (= alaam, werkgerei), dienstig tot olie-bank, konnen hun addresseeren aen sieur Couquyt tot Leerne voornoemd”. VERKOOP VAN DIVERSE ONROERENDE GOEDEREN IN PETEGEM EN EEN HUIS IN DEINZE
(GvG van 25 september, 2 en 9 oktober 1780) De advertentie betreft de openbare verkoping, geleid door notaris Charles Philippe Martens (= de Deinse hoogbaljuw) op woensdag (marktdag!) 11 oktober 1780, om één uur in de namiddag, in de herberg de Zwaan, bewoond door Joannes de Sweemere. De aanbieding omvat zeven kopen, waarvan de eerste vijf in cumulo worden opgeroepen. Koop I. Een behuisde en beschuurde hofstede, onlangs uit de grond nieuw gebouwd, met bijhorende bouwsels, bomen en hagen, staande - zoals ook de volgende vijf kopen - op Petegem-Buiten; de oppervlakte, samen met het land en de zuidelijk daarvan gelegen dreef, bedraagt (volgens Landboek nr. 178) samen 1013 en een halve roeden (kleine Kortrijkse maat), palende O. de Verkeerde Beek, Z., W. en N. grond van Ch. Ph. Martens voornoemd; tot koop I behoren ook nog een partij land met de dreef (Landboek nr. 177), groot 1 bunder 222 roeden, alsook een partij land met kanten bos (Landboek nr. 173), groot 1 bunder 1 roede. De eerste koop staat ingesteld op 400 £ gr. wisselgeld. Koop II is een partij land, rondom met kanten bos (Landboek nr. 172), groot 1105 en een halve kleine Kortrijkse roeden, gelegen W. en N. aan de Verkeerde Beek. Staat op 60 £ gr. wisselgeld. Koop III. Twee partijen land (Landboek nrs. 170 en 171), de eerste groot 806 en een halve roede, gelegen O. de Gaverschen Pontweg en W. de volgende partij, en de tweede 612 en een halve roede. Staat op 80 £ gr. wisselgeld. Koop IV. Twee partijen land met kanten bos (Landboek nrs. 114 en 115), groot resp. 608 en een halve roede, en de tweede partij 1203 en een halve roe, gelegen W. de Gaverschen Pontweg, staande op 100 £ gr. wisselgeld. Koop V. Een partij bos, met in het midden land (Landboek nr. 202), groot 910 roeden, gelegen O. de Gaverschen Pontweg, W. en N. de hoirs van Ferdinand van Doorne, ingesteld op 30 £ gr. wisselgeld. De bovengenoemde hofstede en gronden (kopen I-V) worden in pacht gebruikt door Joannes Malfait. Koop VI. Een partij bos (Landboek nr. 717), groot 505 roeden, gelegen O. en N. de hoirs van jonker Charles Maelcamp, Z-O de Straete; staat op 30 £ gr. wisselgeld. Koop VII. Een huis en erf, in Deinze “t’eynden de Kerkstraete” (= huidige Kortrijkstraat), groot 22 roeden (Landboek art. 501), Z. de Kerkstraat, O. de Abdij van Drongen (= die was immers eigenares van de pastorie van de St. Martensparochie), N. de Leie en W. het Kerkhof van S. Martens. Vrij van gebruik met kerstavond 1780. Ingesteld op 270 £ gr. wisselgeld (*). (*) Laatste huis, palend aan het Sint-Martenskerkhof. Was in de jaren 1935-1975 de woning van kleermaker Roger De Ruyck, daarna overgenomen door Eric Pringels. Zie P. Huys, Over de Kortrijkstraat in de jaren 1930-1965 (Deinze, KGK, 2011), pp. 190-192. VERKOOP VAN EEN HUIS OP DE MARKT IN DEINZE
(GvG van 16 en 26 oktober 1780) De advertentie betreft de openbare verkoop, geleid door Augustinus Josephus Franciscus van Coquelaere (*), notaris, prijzer en landmeter in Deinze, op drie opeenvolgende woensdagen, nl. op 18 en 25 oktober en op 2 november 1780, om één uur in de namiddag, in de herberg de Zwaan, bewoond door Joannes de Sweemere. Het gaat om de verkoop van een “huis, stede en erf met vele gerieflijkheden”, gelegen binnen de stad Deinze “by het Stadhuys ten voorhoofde op de Merkt”, palend N. de heer baljuw Delcroix, W. de rivier de
4194 Kaendel, Z. sieur Joannes van Wynghene en O. de Merkt ofte Straete. De ligging is gunstig “ter neiringe en bequaem tot het bedryven van alle soorten van functiën”. Vrij gebruik vanaf 1 mei 1782. (*) Notaris Aug. Jos. Fr. van Coquelaere komt niet meer voor de Deinse volkstelling van het Jaar IV (1796).
2388. Paul HUYS (nr. 597) - Deinse advertenties in de “Gazette van Gend” (1781-1782): berichten betreffende Astene, Deinze, Gottem, Meigem, Petegem, Sint-Martens-Leerne, Vinkt, Vosselare en Wontergem HET GOED TE ’S PAUS IN ASTENE TE HUUR
(GvG van 15 februari en 1 maart 1781) “Dat’er te hueren gepresenteert word een wel-gelegen speel-goed, genaemd het Goed te Spans (*), rondomme in zyne wallen, met schoone hovingen, stallingen en remisen, gelegen binnen de prochie van Astene een weynig van de kerke, komende tegen den kalsydeweg van Gend nae Kortryk, laest bewoond geweest by d’heer Stevens (**). Zig addresseeren aen den notaris en procureur Pieter de Temmerman tot Gend in de Bisschop-straete.” (*) Goed te Spans is een leesfout voor Goed sPau[w]s, d.w.z. goed van ene De Pauw. Zie KGKKontaktblad, IX,1 (1989), p. 1064 (nr. 1046), alsook KOK-Jaarboek 1988, pp. 287-290. (**) Deze heer Stevens was de vader van mej. Anna Stevens, weldoenster van de kerk van Astene. Zie KOK-Jaarboek 1988, pp. 81-107, en inz. pp. 87-94.
TE KOOP OF TE HUUR: EEN HUIS MET STOKERIJ OP DE MARKT VAN DEINZE
(GvG van 15 en 22 februari 1781) “Dat’er te koopen of te pachten is, om met den eersten mey aenstaende in het gebruyk te komen: een huys ende erve met eene schoone gerieffelyke stookerye, stallingen ende voordere edificiën, gestaen binnen de stad Deynze ten voorhoofde op de Markt, alsnu in pacht gebruykt by sieur Philippe Jacques Clement “(*).Toewijzing, onder leiding van notarisgriffier Beyens, op 28 februari 1781, om 2 uur ’s namiddags, in de herberg den Gouden Appel in Deinze. (*) Over de stoker en stadsschepen Ph. J. Clement zie: KOK-Jaarboek 1987, pp. 248-249. VERKOOP VAN EEN HOFSTEDE EN LANDERIJEN IN WONTERGEM
(GvG van 23 en 26 april 1781) “Dat men op dynsdag den 1. mey 1781, ten één ure naer middag precies, in de herberge den Keyzer binnen de prochie van Wontergem absolutelyk zonder voordere zittingen zal laeten verblyven verscheyde hofsteden, remarquable partyen land, bosch ende meirsch, aengeleyd in 21 verscheyde koopen, die alle separatelyk zullen verkocht worden, op de conditiën, berustende in de gemelde herberge en ter komptoiren van d’heer van Doorne en le Begue den jongsten, notarissen en procureurs van gedeele, tot Gend.” VERKOOP VAN EEN HOFSTEDE EN LANDERIJEN IN SINT-MARTENS-LEERNE EN VOSSELARE
(GvG van ? april 1781) Op woensdag 2 mei 1781, in de herberg den Hert van Geeraerd Slock in Sint-MartensLeerne, wordt openbaar verkocht: een hofstede met landerijen, verdeeld in vier kopen. Koop I: een behuisde, beschuurde en beplante hofstede met vier partijen zaailand, allemaal samen één blok vormend en groot in oppervlakte 6 gemeten 21 roeden. Ligging: palende O. de parochieheer van Hansbeke, Z. Jacobus de Schuyter en W. de Moerstraete. Actueel in gebruik door Judocus Verplaetse, aan een jaarpacht van 20 £ gr. Ingesteld op 410 £ gr. wisselgeld. Koop II: een schone partij zaailand, onverpacht, met een oppervlakte van 4 gemeten 129 roeden, gelegen Z. de voorgaande koop. Ingesteld op 220 £ gr. w.g. Koop III: een partij land,onverpacht, gelegen naast de voorgaande, groot 508 roeden. Ingesteld op 90 £ gr. w.g.
4195 Koop IV: een partij land, gelegen te Vosselare, palende O. Lieven Coppens, Z. en W. Jacobus de Schuyter, groot 500 roeden, gebruikt door Jan de Schryver ad £ 3.16.8 ’s jaars. Ingesteld op 90 £ gr. w.g. VERKOOP VAN HOFSTEDEN MET LANDERIJEN IN GOTTEM
(GvG van 2 juli 1781, bijvoegsel) Verkoping in de herberg de Zwaene bij Macarius Damman op de Plaatse van Gottem, op zaterdag 7 juli 1781, van een aantal goederen, aangeboden in 10 kopen. Vier van die kopen betreffen hofsteden: drie in Gottem (kopen I, IV en VII) en een in Dentergem (koop VIII); de andere kopen betreffen partijen land of (maai)meers, eveneens in beide dorpen gelegen. Koop I: een schone behuisde, beschuurde en beplante hofstede met drie partijen land en een partij meers, samen ca. drie bunders groot; gelegen in Gottem; staat op 550 £ gr. wisselgeld. Koop IV: een schone behuisde hofstede met schuur en ovenbuur, alles in steen, beplant met vele fruit- en andere bomen, met vier partijen zaailand, samen ca. twee bunders groot; ook in Gotttem gelegen; staat op 250 £ gr. wisselgeld. Koop VII: een behuisde en beschuurde hofstede, vierkant in steen, met twee partijen zaailand, samen twee bunders en 636 kleine Kortrijkse roeden groot, gelegen in Gottem; staat op 405 £ gr. wisselgeld. De verkoopsvoorwaarden berusten op het kantoor van griffier Carbonnelle in Dentergem en bij baljuw Verhulst in Aarsele, beiden samen tot deze verkoping geautoriseerd. VERKOOP VAN EIKEN IN ASTENE
(GvG van 22 oktober en 25 oktober en 15 november 1781) Op dinsdag 30 oktober 1781, om 9 u. ‘s voormiddags, “in het Boom-Foreest gestaen achter d’herberge den Gaepaerd tot Astene”, wordt verkocht: “een schoonste quantiteyt eykenboomen”, verdeeld over omtrent 50 kopen, dienstig tot molen- en andere werken. Kopers worden verwacht in de voormelde herberg den Gaepaerd in Astene. De te verkopen bomen staan dicht bij de steenweg Gent-Kortrijk en dicht bij de rivier de Leie, wat dus gunstig is voor het bomentransport. BOMENVERKOPING IN VINKT
(GvG van 25 en 29 oktober 1781) Advertentie voor een bomenverkoping, op 5 november 1781, te Vinkt van “eene schoone partye opgaende eyken-boomen, dienstig tot alle werken, midsgaders eene groote partye opgaende groote wulgen-, olmen-, esschen- en abeelen-boomen”, allemaal staande binnen de parochie Vinkt op de hofstede van sieur Pieter van Damme, wijnkoopman in Gent. De hofstede, gepacht door Benedictus vander Cruyssen, ligt op een half uur afstand van de Leie. BOMENVERKOPING IN MEIGEM (HEERLIJKHEID VAN LANDUYT)
(GvG van 2, 5 en 8 november 1781) Nog een advertentie voor een bomenverkoping, op 14 november 1781, te Meigem “op het foncier der heerlijkheid van Landuyt”, in pacht gebruikt door Jacobus Franciscus Soens. Het gaat om “eene zeer schoone quantiteyt eyken-boomen, bestaende uyt 100 koopen, dienstig tot piloten (= funderingspalen), scheeps-, molen- en andere werken”. De bomen staan op een kwartier afstand van de rivier de Leie en van de steenweg Deinze-Tielt. TE KOOP OF TE HUUR: EEN HUIS OP DE MARKT IN DEINZE
(GvG van 21 maart 1782) “Dat’er uyt’er hand te koopen ofte te hueren is, om van stonden aen in het liber gebruyk te komen, een schoon huys van twee stagiën, gestaen op de Merkt binnen de stad Deynze, hebbende vyf verscheyde beneden-kamers, peirden-stal ende hont-logiën in eene bemuerde achter-plaetse ende eenen zeer schoonen hof, rondom in hooge mueren, beplant met schoone, jonge en raere fruyt-boomen”. Het huis is enige tijd voordien een huidenvetterij
4196 geweest en onlangs een “vermaerden zilver-smids-winkel”. “Den verkooper presenteert de geheele koop-somme, mids breeder bezet, daer op in rente te houden.” Geïnteresseerden kunnen zich wenden tot de eigenaars, m.n. sieur Benoit van Wonterghem en/of zijn moeder, de weduwe Louis van Wonterghem, beiden in Deinze wonende. VERKOOP VAN HOOI IN PETEGEM
(GvG van 11 en 18 april 1782) Sieur Jan-Baptiste van Outrive, meester-chaise- en wagenmaker (chaise = sjees) in Petegem, verkoopt “circa 45.000 ponden hoy van zeer goede qualiteyt”. Gegadigden kunnen zich “spoediglyk t’zynen huyze begeven”. Bovendien biedt hij te koop aan “eene groote quantiteyt rogge- en tarwe-stroy, al hetwelk zal vervoert worden tot aen de riviere de Leye binnen Deynze, volgens begeirte van den kooper”. VERKOOP VAN DE HEERLIJKHEID VAN KOEYLAND IN ASTENE
(GvG van 6 en 9 mei1782) De heerlijkheid van Koeyland (*) in Astene behoorde toe aan de erfgenamen van de heer Stevens. Ze wordt openbaar verkocht, in twee zitdagen (op 25 mei en 8 juni 1782). Van deze heerlijkheid, “releverende van het Marquisaet van Deynze”, wordt ook nog een achterleen gehouden. De heerlijkheid heeft “recht van heerlyke renten, wandelkoopen en voordere preëminentiën”. Het foncier (= het kerngebied van het leen) beslaat ongeveer zes bunder “onder hofstede, landen en schoone jonge bosschen, gelegen t’eenen blokke binnen de voornoemde prochie”. De ligging wordt als volgt beschreven: palende O. de Straete (= de steenweg), Z. de graaf van Lichtervelde en de heer de Meulenaere, W. dezelfde heer de Meulenaere en N. de Krekel-straete. Het geheel wordt verkocht “met alle de boomen en de taillen van slag-hout, daer-op staende. Tegelijk wordt ook te koop aangeboden: een bos, twee bunder groot, gelegen op de Splete van Nazareth, waaronder een partij zaailand, gelegen W. de Mout-straete. Verkoopsvoorwaarden ter inzage bij griffier Heyndrickx in Astene. (*) Zie De Potter & Boeckaert, Geschiedenis van Astene (1865), p. 21. TWEE WIND- EN ROSMOLENS TE HUUR IN DEINZE
(GvG van 25 juli en 1 augustus 1782) Op 7 augustus 1782, “in de herberge den Bourgoenschen Schild, wezende de posterye van peirden” te Deinze (op de Knok), zal men “openbaerlyk verpachten, om met den 1. january 1783 in het gebruyk te komen: twee koorn-wind-molens met hunnen respectiven ros-molen, gestaen en gelegen binnen de gemelde stad, den eenen dicht aen de Brugsche Poorte en den anderen aen de Audenaerdsche, gezeyd Hol Poorte” (*). Pachtvoorwaarden ter inzage “ter greffie der voornoemde stad” (*) Zie K.G.K.-Jaarboek Deinze 2011, pp. 91-126, inz. pp. 103-105 (Hoogmolen aan de Brugse Poort) en pp. 106-107 (Vestingmolen naast het Collegestraatje aan de Holpoort).
4197
KGK wenst u en uw familie een vreugdevol jaar 2012 in goede gezondheid !