Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
Governance Aandacht voor goed bestuur Jaarverslag 2011
2
Inhoud Jaarverslag Voorwoord
5
Kerngegevens
6
Fondsontwikkelingen in 2011
8
Premie- en toeslagbeleid
12
Beleggingen
16
Bestuurlijke organisatie
22
Beheersing van de risico’s
30
Actuarieel verslag
33
Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet
35
Verslag van de Raad van Toezicht
36
Oordeel van het verantwoordingsorgaan
38
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan
39
Jaarrekening
40
Overige gegevens
82
Bijlagen 1 Afkortingen en begrippen
87
2 (Neven)functies bestuursleden SPW
89
3 Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht en de Beleggingsadviescommissie 4 Vergoedingen
90 92
Colofon
94
3
4
Voorwoord Governance Aandacht voor goed bestuur Sinds 2008 worden we geconfronteerd met grote onzekerheden op
Wij nemen verantwoordelijkheid
de financiële markten en toenemende regelgeving. De hierdoor toe-
Wij vinden het van groot belang dat het beleid en de procedures niet
nemende complexiteit heeft ertoe geleid dat we als bestuur veel tijd
alleen goed op papier staan en ingeregeld zijn, maar dat we daar
en energie hebben gestoken in het verstevigen van het fundament
ook naar handelen. Wij als bestuur zijn verantwoordelijk. Willen we
van ons fonds. Dit fundament hebben we verstevigd door het verder
deze verantwoordelijkheid kunnen waarmaken, dan moeten we heel
invullen van de principes voor goed pensioenfondsbestuur, oftewel:
goed weten waar we het over hebben. Deze hele professionalise-
onze governance. Met een deskundig en betrokken bestuur willen
ringsslag die we in 2011 gemaakt hebben, draagt bij aan dat doel.
we het pensioenfonds een stevige basis geven. Voor vandaag, maar
Wij willen aan al onze belanghebbenden laten zien dat we onze
ook voor de toekomst.
toezeggingen opvolgen. Ons beleid is daarom voor iedereen toegankelijk op onze website, www.spw.nl.
Nieuwe vermogensbeheerder, nieuwe kansen De onzekere financiële situatie vraagt om goede en snelle risico-
We danken hierbij iedereen die in het verslagjaar werkzaam is
en beleggingsrapportages. De overstap naar onze nieuwe
geweest voor SPW.
vermogensbeheerder was een mooi startpunt om hier goede afspraken over te maken.
Amsterdam, 22 juni 2012
De overstap naar onze nieuwe vermogensbeheerder heeft er ook
Het bestuur van SPW
toe geleid dat we in het verslagjaar de interne rollen, functies en verantwoordelijkheden opnieuw hebben gedefinieerd. Daarnaast hebben we alle interne procedures geactualiseerd en opnieuw vastgelegd. Speciale aandacht ging daarbij naar de vastlegging van het integraal risicobeheer; dus niet alleen op het gebied van vermogensbeheer en beleggingsbeleid, maar ook wat betreft de bestuurlijke organisatie en het pensioenbeleid in brede zin. Een belangrijk ‘instrument’ hierbij was onze eigen, onafhankelijke risicomanager. De overgang van de beleggingsportefeuilles hebben we zelf direct gevolgd, bijgestaan door externe experts en gecontroleerd door onafhankelijke accountants.
Deskundigheid: een groot goed We hebben veel beleidsstukken geactualiseerd, onder andere op het gebied van deskundigheidsbevordering en integriteit. Van groot belang daarbij was de vaststelling van bestuurlijke competenties: wat moeten wij als pensioenbestuurders kennen en kunnen? Hierbij gaat het om zowel het individu als het collectief. In het verslagjaar hebben we de bestuursprofielen vastgelegd. In 2012 gaan we deze verder uitwerken. Daarnaast hebben we veel aandacht besteed aan de totstandkoming van het financieel crisisplan. Wat zijn onze mogelijkheden als zich een crisis voordoet? Wat zijn de gevolgen voor onze belang hebbenden? Dit hebben we begin 2012 definitief vastgesteld. Op deze manier is het fonds voorbereid.
5
Kerngegevens (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
2010
2009
2008
2007
466
488
488
487
515
Deelnemers
35.512
36.093
35.924
34.741
33.050
Gewezen deelnemers
17.742
17.263
17.396
16.573
18.366
Aantallen Werkgevers
Pensioengerechtigden
14.588
13.731
13.225
12.504
11.429
Totaal
67.842
67.087
66.545
63.818
62.845
Reguliere toeslagverlening actieven
0,00%
0,00%
0,00%
2,31%
2,77%
Als percentage van de norm
0,00%
0,00%
0,00%
100,00%
100,00%
Inhaaltoeslagverlening actieven
0,00%
0,00%
0,00%
2,37%
3,17%
Toeslagverlening inactieven
0,00%
0,00%
0,00%
1,30%
1,70%
Als percentage van de norm
0,00%
0,00%
0,00%
100,00%
100,00%
Inhaaltoeslagverlening inactieven
0,00%
0,00%
0,00%
1,23%
1,65%
Feitelijke premie
316.468
312.201
296.375
262.114
257.539
Kostendekkende premie
289.974
237.725
244.814
175.963
187.846
Toeslagverlening
Pensioenuitvoering
Pensioenuitvoeringskosten1 Uitkeringen
11.383
11.597
10.318
8.872
8.738
147.009
135.104
120.087
107.451
89.014
Beleggingsportefeuille
1
6
Vastgoed
8,4%
9,1%
9,6%
11,1%
14,6%
Aandelen
30,7%
35,9%
35,2%
30,0%
35,0%
Vastrentende waarden
37,1%
41,1%
34,0%
36,2%
41,5%
Derivaten
15,1%
7,1%
3,9%
12,5% ./.
Overige beleggingen
11,8%
11,7%
9,7%
9,4%
3,6% 12,9%
Vanwege vergelijkingsdoeleinden is deze post aangepast. Een deel van de uitvoeringskosten van het vermogensbeheer is vanaf 2008 verschoven naar pensioenuitvoeringskosten.
2011
2010
Beleggingsrendement incl. swaps
11,8%
13,2%
Beleggingsrendement exl. swaps
0,8%
2009
2008
2007
Beleggingsperformance
Benchmark2 Z-score
10,4% 0,78 ./.
5,5% ./. 13,4% 0,03 ./.
13,9% ./. 4,1% 14,3% ./. 0,15 ./.
6.901.199
5.719.158
735.598
682.125
Totaal pensioenverplichtingen
6.710.034
5.606.680
Stichtingskapitaal en reserves
102.284
304.269
6.812.318
5.910.949
5.072.353
Belegd vermogen Opbrengst uit belegd vermogen
Pensioenvermogen
4.963.776 477.064 ./.
4.859.001 213.352 ./.
23,6%
5,1%
10,6% ./.
3,6%
21,2%
4,8%
1,69 ./.
0,15
4.348.476
4.775.108
610.610
39.497
4.702.446
3.484.838
285.637
1.292.159
4.416.809
4.776.997
Aanwezige dekkingsgraad
101,5%
105,4%
104,4%
94%
137%
Minimaal vereiste dekkingsgraad
104,2%
104,2%
104,2%
104,4%
105,0%
Vereiste dekkingsgraad
117,8%
117,7%
117,3%
116,4%
116,9%
Inclusief renteswaps.
2
7
Fondsontwikkelingen in 2011 Pensioenfondsen hebben amper de kans gekregen om te herstellen
Deze stijging van circa 3 procentpunten werd volledig veroorzaakt
van de financiële crisis van 2008 toen een nieuwe crisis zich aan-
door een aanpassing door DNB. Dat betrof een aanpassing van de
diende: de schuldencrisis. De hoge overheidstekorten in Europese
marktrente van december 2011. DNB besloot deze te baseren op de
landen als Griekenland zorgden in 2011 voor veel onrust op de
gemiddelde marktrente van oktober tot en met december 2011.
financiële markten. Dit had zijn weerslag op de pensioenfondsen, zo ook op SPW. Daar bovenop zorgde de dalende marktrente net als
Oorzaken daling van de dekkingsgraad
in 2010 voor een lage dekkingsgraad. De grote vraag die bij iedereen
Vanaf de tweede helft van het jaar daalde de geschatte dekkings-
speelde was: moet SPW in de nabije toekomst de pensioenen verla-
graad van SPW. Vanaf toen kreeg de schuldencrisis zijn weerslag
gen? De dekkingsgraad van SPW bleef zodanig op het niveau dat we
op onze financiële positie. De schuldencrisis had tot gevolg dat de
in 2013 de pensioenen niet hoeven te verlagen.
marktrente daalde. SPW moet zijn pensioenverplichtingen op basis van deze marktrente waarderen. De pensioenverplichtingen zijn alle
Ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende 2011
opgebouwde pensioenen die wij nu én in de toekomst moeten
SPW had een redelijke start van het jaar met eind januari een dek-
onze pensioenverplichtingen waarderen, hoe minder wij nu in kas
kingsgraad van 105 procent. Vanaf maart begon de dekkingsgraad te
hoeven te hebben om toekomstige pensioenuitkeringen te kunnen
stijgen. Tot en met het tweede kwartaal bleef deze redelijk constant,
doen. Andersom geldt dus dat als de marktrente daalt, wij meer geld
namelijk rond 110 procent. De stijging was vooral het gevolg van
opzij moeten zetten voor de pensioenverplichtingen.
uitbetalen. Daarbij geldt dat hoe hoger de rentevoet waarmee we
een stijging van de marktrente. In maart vonden er bovendien herwaarderingen plaats van de verplichtingen en enkele beleggingen.
De daling van de marktrente in 2011 leidde tot een stijging van
Deze herwaarderingen hadden ook een positieve invloed op onze
onze pensioenverplichtingen. Dat had een negatief effect op de
financiële positie. Vanaf het derde kwartaal begon de dekkingsgraad
dekkingsgraad. Bovendien daalden de aandelen die het fonds bezit
te dalen. Door verschillende oorzaken bereikte de dekkingsgraad in
in waarde, wat de dekkingsgraad eveneens negatief beïnvloedde.
september een dieptepunt van 97 procent.
Ten opzichte van andere pensioenfondsen viel de daling bij SPW mee. Dit kwam door eerder getroffen maatregelen ter bescherming
Aanpassing door De Nederlandsche Bank
van de financiële positie. SPW heeft namelijk een groot deel van
Per 31 december 2011 bedroeg de dekkingsgraad van SPW 101,5 pro-
het risico op rentedalingen en een deel van koersdalingen van de
cent. De dekkingsgraad werd eind november geschat op 98 procent.
aandelen afgedekt.
Figuur 1 De ontwikkeling van de dekkingsgraad gedurende het verslagjaar
115 110 105 100 95 90 dec-10
jan-11
feb-11
maa-11
apr-11
mei-11
Minimaal vereiste dekkingsgraad (obv eind 2010)
8
jun-11
jul-11
Dekkingsgraad
aug-11
sep-11
okt-11
nov-11
dec-11
Dekkingsgraad zonder aanpassing DNB
Financiële positie van het fonds in relatie tot het herstelplan
Transitie vermogensbeheer
Begin 2009 hebben wij volgens de voorschriften van DNB een
Cordares aan APG Investment Services. Op 1 maart en 1 april 2011
herstelplan ingediend. Eind 2013 moet de dekkingsgraad op het
vond de omzetting plaats van de volgende financiële portefeuilles:
minimaal vereiste niveau zitten en voor 1 januari 2024 op het
vastrentende waarden, de externe beursgenoteerde vastgoed
vereiste niveau. Het herstelplan is door DNB akkoord bevonden.
mandaten, commodities en de aandelen opkomende landen. Een
Het vermogensbeheer is vanaf maart 2011 overgedragen van
bestuurscommissie heeft gedurende 2011 de transitie begeleid en Onze dekkingsgraad was eind 2011 101,5 procent. Daarmee lag de
gemonitored. De formele afronding heeft in 2012 plaatsgevonden.
dekkingsgraad onder het minimaal vereist eigen vermogen. Het fonds
Over deze transitie is gerapporteerd door PWC; KPMG heeft dit
heeft, op basis van de gegevens van ultimo 2011, een (jaarlijkse) eva-
rapport gereviewed en aanvullende werkzaamheden uitgevoerd.
luatie van het herstelplan bij DNB ingediend. Volgens deze evaluatie
De bestuurscommissie heeft de transitie geëvalueerd. De transitie
loopt de ontwikkeling van de dekkingsgraad achter op het verwachte
is naar volle tevredenheid verlopen.
herstel zoals dat is beschreven in het herstelplan. Volgens ons herstelplan moet de dekkingsgraad eind 2011 105,9 procent bedragen.
Belang in Cordares verkocht Onze uitvoeringsorganisatie, Cordares, is in 2009 gefuseerd met
Kritieke dekkingsgraad
APG. In verband met de integratie van beide organisaties hebben
De dekkingsgraad bevindt zich eind 2011 wel boven de kritieke
wij alle aandelen in Cordares Holding nv verkocht. Hierdoor zijn
dekkingsgraad van 96 procent. De kritieke dekkingsgraad is de
wij geen mede-eigenaar meer van Cordares en hebben wij ook geen
minimaal vereiste dekkingsgraad die het fonds binnen de wettelijk
belang meer in de nieuwe uitvoeringsorganisatie.
gestelde termijn moet behalen. Tot en met 31 december 2005 hadden wij een eigen uitvoeringsorgani-
Verwachtingen herstelplan
satie, genaamd ASW. Op 1 januari 2006 fuseerde ASW met Cordares.
Op basis van de evaluatie wordt verwacht dat het fonds eind 2012
Bij die fusie kozen wij er bewust voor om mede-eigenaar te worden
de minimale dekkingsgraad van 104,2 procent bereikt. Daarnaast
van Cordares om betrokken te blijven bij de uitvoeringsorganisatie.
verwacht het fonds dat de dekkingsgraad eind 2017 het vereiste
Ook de nieuwe integratie is in ons belang, omdat de dienstverlening
niveau heeft bereikt. Zolang het fonds zich in deze situatie (van
van het fonds hierdoor efficiënter en beter wordt. Om die reden
tijdig herstel) bevindt, hoeven er geen aanvullende maatregelen
wilden wij graag mede-eigenaar worden van de nieuwe uitvoerings-
getroffen te worden.
organisatie. De grootste eigenaar van APG was echter niet bereid om ons als mede-eigenaar te accepteren. Dit omdat ons aandeel in APG
Waardeoverdrachten
erg klein zou worden. Wij vinden dat jammer, maar wilden de integratie
Een pensioenfonds mag volgens de Pensioenwet niet aan waarde
niet in de weg staan. De verkoop van onze aandelen is dan ook een
overdrachten meewerken als zijn dekkingsgraad lager is dan 100 pro-
gedwongen keuze. Gelijktijdig met de verkoop van onze aandelen in
cent. De geschatte dekkingsgraad van SPW lag eind mei 2010 onder
Cordares hebben wij een dertigjarige lening verstrekt aan APG tegen
de 100 procent. De behandeling van de lopende én nieuwe aanvragen
een rentepercentage van 7,25 procent. De waarde van deze lening is
voor inkomende en uitgaande waardeoverdrachten voor SPW is toen
iets hoger dan de waarde van het aandelenbelang.
tijdelijk stopgezet. In het verslagjaar zijn de waardeoverdrachten weer hervat, namelijk per 1 februari 2011. Dit was mogelijk dankzij de
Ongewenste beleggingen
positieve ontwikkeling van de dekkingsgraad tot boven de 100
In het kader van de transitie vermogensbeheer zijn de aandelen
procent. Het hervatten van de waardeoverdrachten hebben wij
ontwikkelde markten tijdelijk passief belegd. Als gevolg daarvan
bekendgemaakt via een nieuwsbericht op www.spw.nl en via de digitale
kreeg SPW beleggingen in de portefeuille die in strijd bleken te zijn
nieuwsbrief. De deelnemers die in de periode van onderdekking ge-
met ons beleid Maatschappelijk Verantwoord Beleggen. In deze
wezen deelnemer zijn geworden, zijn geïnformeerd over de mogelijk-
passieve beleggingen zitten namelijk aandelen van ondernemingen
heid om de waarde alsnog over te dragen. Als een deelnemer al een
die bepaalde soorten wapens produceren. Hier wil SPW niet in
waardeoverdracht had aangevraagd, is deze persoonlijk geïnformeerd
beleggen. We hebben daarom onderzocht naar welke andere
over het hervatten van de waardeoverdracht. Eind september raakte
beleggingspool we konden overstappen. Vanaf 1 november 2011
de dekkingsgraad weer onder de 100 procent. De waardeoverdrachten
belegt SPW voor de aandelen ontwikkelde markten in indexfondsen
werden daarom per oktober 2011 weer tijdelijk stopgezet.
die specifiek wapenproducenten uitsluiten.
9
Hierdoor voldoen alle beleggingen van SPW per 1 november weer aan
De bestuurlijke pensioencommissie heeft in 2011 berekeningen
het beleid Maatschappelijk Verantwoord Beleggen.
gemaakt van de gevolgen van bepaalde maatregelen en van het verloop van de kritische dekkingsgraad van het fonds. Begin 2012 is
Het beleid Maatschappelijk Verantwoord Beleggen van SPW houdt
het financieel crisisplan vastgesteld.
in dat het fonds bepaalde ondernemingen uitsluit. Dit zijn onder niet voldoende rekening houden met milieu en maatschappij en niet
Bevordering diversiteit pensioenfondsbesturen
voldoen aan goed ondernemingsbestuur. Lees meer over verant-
Op 13 januari 2011 heeft de Stichting van de Arbeid (STAR) het
woord beleggen op pagina 20 en op onze website, www.spw.nl.
Convenant Bevordering Diversiteit Pensioenfondsen gepubliceerd.
andere ondernemingen die bepaalde soorten wapens produceren,
Het doel van het convenant is de diversiteit binnen de organen van
Beleggingsonderzoek DNB
pensioenfondsen (bestuur, deelnemersraad en verantwoordingsor-
In 2011 heeft DNB een aantal pensioenfondsen geselecteerd voor een
gaan) te vergroten. Het convenant is ondertekend door verschillen-
thematisch onderzoek naar de beheersomgeving van de innovatieve
de maatschappelijke organisaties, waaronder vakbonden, werkge-
beleggingen. SPW was één van deze fondsen. Onder innovatieve
versorganisaties, pensioenkoepels en koepels van ouderen. Deze
beleggingen vallen private equity, hedgefondsen, opportunities en
partijen gaan zich inzetten om te bevorderen dat de leden van de
putopties. In het onderzoek is specifiek gekeken naar de kwaliteit van
organen van pensioenfondsen een betere afspiegeling vormen van
de beheersomgeving bij en waardering van innovatieve en illiquide
de populatie van het fonds, naar leeftijd, geslacht en (migranten)
beleggingen. Ook de beheersing van het uitbestedingsrisico bij vermo-
achtergrond. Het is de bedoeling dat dit streven deel gaat uitmaken
gensbeheermandaten is onderzocht.
van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur. De STAR beveelt
Eind december hebben wij een brief van DNB ontvangen met de
onder meer aan om in geval van een vacature een profiel voor het te
voorlopige bevindingen van het onderzoek. DNB concludeert dat in
benoemen bestuurslid op te stellen, waarin naast eisen aan de des-
de periode 2004 tot 2011 waarop het onderzoek van DNB zich richt,
kundigheid ook rekening is gehouden met de gewenste verbetering
sprake is van een onbalans tussen de beheersing en deskundigheid
van de diversiteit van het bestuur.
enerzijds en complexiteit van een aantal beleggingen anderzijds en dringt aan deze onbalans zo spoedig mogelijk weg te nemen.
De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd door
Sinds begin 2011 hebben we als onderdeel van een verbeteragenda al
Aedes en de vakbonden. De leden van de deelnemersraad worden
verschillende acties uitgevoerd. Hiertoe was een stuurgroep opgericht
benoemd door het bestuur na voordracht van de vakbonden en
bestaande uit bestuursleden, medewerkers van het bestuursbureau,
de Vereniging Volkshuisvesters Pensioen. In 2011 zijn zowel in het
leden van de beleggingsadviescommissie en externe adviseurs.
verantwoordingsorgaan als in de Raad van Toezicht één vrouw en in
Wij herkennen ons in een aantal bevindingen van DNB en hebben,
de deelnemersraad twee vrouwen benoemd. Begin 2012 is wederom
daar waar we nog geen of onvoldoende actie hebben ondernomen, dit
een vrouw benoemd in de Raad van Toezicht. In 2012 werkt SPW
direct alsnog gedaan. Daar waar we het oneens zijn met DNB hebben
verder aan diversiteit met betrekking tot leeftijd en achtergrond.
we dat aangegeven. Begin 2012 hebben we daarom een plan van aan-
We streven hiermee naar een betere afspiegeling van de deelnemers
pak opgesteld om verbeteringen aan te brengen.
van het fonds.
Beleidsregel financieel crisisplan
Ingangsdatum AOW naar de verjaardag
DNB heeft op 9 december 2011 de Beleidsregel financieel crisisplan
Vanaf 1 april 2012 gaat de AOW niet meer in op de eerste dag van
pensioenfondsen geïntroduceerd. In deze beleidsregel is bepaald dat
de maand waarin iemand de pensioengerechtigde leeftijd bereikt,
pensioenfondsen een crisisplan moeten opstellen. In een crisisplan zijn
maar met ingang van de feitelijke dag waarop die leeftijd wordt
de volgende zaken opgenomen:
bereikt. Het is een bezuinigingsmaatregel die deel uitmaakt van het
• Een beschrijving van maatregelen die op korte termijn kunnen worden
regeerakkoord van het kabinet Rutte. Met deze maatregel bespaart
ingezet bij een kritische daling van de dekkingsgraad.
het kabinet ongeveer 65 miljoen euro in 2012.
• Een indicatie van de kritische dekkingsgraad die aangeeft wanneer het toepassen van maatregelen noodzakelijk wordt. • Een omschrijving van de manier waarop het pensioenfonds een
10
Gevolgen vroeggepensioneerden De maatregel heeft tot gevolg dat er voor vroeggepensioneerden een
evenwichtige afweging van belangen realiseert en op welke manier het
inkomensgat ontstaat in de maand dat de AOW ingaat. Dit betreft
pensioenfonds de belanghebbenden informeert over het crisisplan.
vooral diegenen die later in de maand jarig zijn. Een vutuitkering,
een uitkering uit een overgangsregeling en een vroegpensioen
belanghebbenden graag willen verbeteren. We hebben gecon
worden doorgaans voor het laatst uitgekeerd in de maand voordat
cludeerd dat er grote verschillen zijn tussen degenen die onze
de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Ook bij een vervroegd ouder-
communicatie lezen en degenen die de communicatie van SPW
domspensioen met een hoog-laag constructie wordt de laatste hoge
niet lezen. Het blijkt dat de eerste groep een positievere houding
termijn in deze maand uitbetaald.
heeft tegenover het fonds. We hebben ons communicatiebeleid daarom aangepast en gaan dit inzetten om de groep mensen die
Reactie van SPW
onze communicatiemiddelen niet leest, ook te bereiken.
Naar aanleiding van deze wijziging hebben we een brief gestuurd naar cao-partijen. Cao-partijen gaan namelijk over de wijziging van de
Mijnpensioenoverzicht.nl
ingangsdatum van het pensioen. In de brief hebben we aangegeven
Op 6 januari 2011 is de website www.mijnpensioenoverzicht.nl live
wat de gevolgen zijn van de wijziging van de ingangsdatum van de
gegaan. Op deze site kan iedereen voortaan de hoogte van al zijn
AOW voor de verschillende groepen deelnemers. Cao-partijen hebben
pensioenaanspraken en AOW-rechten inzien. Dat betreft ook de
hierop geen wijzigingen aangebracht in de pensioenregeling.
pensioenaanspraken die zijn opgebouwd bij SPW. De website is
De ingangsdatum van het ouderdomspensioen van SPW blijft dan
een initiatief van Stichting Pensioenregister. Deze stichting is mede
ook de eerste dag van de maand waarin de deelnemer 65 jaar wordt.
gefinancierd door de Nederlandse pensioenfondsen, de pensioenverzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank.
Communicatieactiviteiten door het fonds SPW wil betrokkenen bij het fonds actief, tijdig en duidelijk informe-
Wijzigingen in reglementen en statuten
ren over de pensioenregeling en ontwikkelingen rondom het fonds.
De pensioenreglementen en de statuten van SPW zijn in het verslagjaar gewijzigd. Hierna geven wij deze wijzigingen kort weer.
Informatie over de financiële positie van het fonds Uiteraard zijn (gewezen) deelnemers, gepensioneerden en werk
Vroeg- en Flexpensioenreglement
gevers door ons geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom
Het bestuur wil voorkomen dat gedeeltelijk arbeidsongeschikte
de financiële positie van het fonds. Duidelijke en begrijpelijke
deelnemers nadelige gevolgen ondervinden bij hun pensioen-
communicatie is immers extra belangrijk in moeilijke financiële
opbouw als zij weer integreren met een lager loon dan vóór de
tijden. Op de website van SPW is daarom het verloop van de
re-integratie en vervolgens binnen 5 jaar weer (meer) arbeidsonge-
dekkingsgraad voor iedereen inzichtelijk. Zo plaatsen we elke
schikt worden. Om die reden is het pensioenreglement aangepast;
maand een nieuwsbericht waarin de hoogte van de dekkingsgraad
voor de berekening van de arbeidsongeschiktheidspensioenen en
toegelicht wordt. Daarnaast wordt er elk kwartaal een nieuwsbericht
de premievrije deelname wordt dan uitgegaan van het salaris direct
over de beleggingsresultaten gepubliceerd. Ook in de magazines
vóór de re-integratiepoging.
van SPW, de i-krant en het werkgeversbulletin, is het verloop van de financiële ontwikkeling van het fonds uitvoerig aan bod gekomen.
Flexpensioenreglement Ter verduidelijking van het Flexpensioenreglement zijn de begrippen
Onderzoek naar beleving van communicatie
‘non-activiteitsregeling’ en ‘afvloeiingsregeling’ opgenomen in
Eind 2010 zijn onder (gewezen) deelnemers en gepensioneerden
de definities.
onderzoeken uitgevoerd naar de beleving van de communicatie van SPW. Het is voor ons namelijk belangrijk om te weten hoe de
Statuten
communicatie ervaren wordt door de betrokkenen bij het fonds.
De statuten van het fonds zijn in februari en juni 2011 gewijzigd. De
Hierbij kan gedacht worden aan de informatie op de website, de
wijziging in februari had betrekking op het aantal plaatsvervangende
opzet van het jaarlijkse pensioenoverzicht en de inhoud van de
bestuursleden dat Aedes benoemt. Met de wijziging in juni wordt de
magazines (de i-krant en het werkgeversbulletin).
hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuursleden uitgesloten.
In het eerste kwartaal van het verslagjaar werden de resultaten van
Meer informatie over de wijzigingen in reglementen en statuten is te
de onderzoeken bekend. De uitkomsten waren minder positief dan
vinden op de website, www.spw.nl.
voorgaande jaren. Dit is op zich niet verwonderlijk, gezien de financiële positie van SPW en de toegenomen aandacht voor pensioenen in 2011. Dit neemt niet weg dat we de communicatie met alle
11
Premie- en toeslagbeleid Premiebeleid van SPW
regelingen: één voor deelnemers geboren vóór 1950 en één voor deel-
Voor het vaststellen van de pensioenpremie volgen wij de wettelijke
nemers geboren in of na 1950. Beide pensioenregelingen hebben elk
regels: de pensioenpremie moet minimaal kostendekkend zijn. Dat
hun eigen premiestelling. De premie voor deelnemers geboren vóór
betekent dat de premieopbrengsten minimaal gelijk zijn aan de kos-
1950 was in 2011 26 procent van de pensioengrondslag. De premie
ten van de in enig jaar opgebouwde pensioenen. Wij streven ernaar
voor deelnemers geboren in of na 1950 was in 2011 31 procent van de
de premie hoger vast te stellen dan de kostendekkende premie.
pensioengrondslag. De premie in 2012 is gelijk aan die van 2011.
Daarmee proberen wij de toeslagambitie voor actieve deelnemers waar te maken en toekomstige risico’s te beperken.
VPL-premie Met ingang van 1 januari 2012 gaat het fonds bij alle deelnemers
Hoogte van de premie
met een actief dienstverband VPL-premie heffen. De VPL-premie is
Aan de hand van de financiële positie van het fonds gedurende
vastgesteld op 2,5 procent van het pensioengevend loon.
en aan het einde van het jaar, bepalen wij of wij een korting op de maximale premie kunnen geven. Als de reserves van het fonds groot
Wet VPL staat voor ‘Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/
genoeg zijn, dan zijn de risico’s kleiner en kunnen we een lagere
prepensioen en introductie levensloopregeling’. De doelstelling van
premie vaststellen. Door middel van een premiekorting gaat de
de wet is om mensen te stimuleren langer door te werken. Bij de
pensioenpremie dan omlaag.
invoering van Wet VPL heeft SPW met ingang van 1 januari 2006 voorwaardelijk pensioen toegezegd aan een specifieke groep deel-
Verhouding tussen premie en de dekkingsgraad
nemers. Deze deelnemers moeten onder andere in dienst getreden
De financiële positie van het fonds wordt gemeten aan de hand van
zijn in de branche woningcorporaties vóór 1998. Dit voorwaardelijk
de dekkingsgraad. Als de dekkingsgraad lager is dan 135 procent,
pensioen dient voor deze groep deelnemers uiterlijk in 2020 te wor-
vindt er geen verhoging van de premiekorting plaats. De premie
den ingekocht of bij eerdere pensionering van deelnemers. Om de
gaat in dat geval dus niet omlaag. Bij een dekkingsgraad die hoger is
inkoop van deze pensioentoezegging te kunnen financieren wordt
dan 135 procent, wordt de premiekorting volgens bepaalde afspra-
vanaf 2012 een VPL-premie vastgesteld en geheven. De financiering
ken verhoogd. De korting op de pensioenpremie is op basis van ons
vond tot en met 2011 plaats ten laste van algemene middelen.
beleid maximaal 3,5 procent van de pensioengrondslag. De premie in 2011 bedraagt 31 procent van de pensioengrondslag voor deel
Premieontwikkelingen in het verslagjaar
nemers geboren in of na 1950. De premie voor deelnemers geboren
De dekkingsgraad van het fonds was aan het einde van 2010
vóór 1950 bedraagt in 2011 26 procent van de pensioengrondslag.
lager dan 115 procent. Wij besloten daarom de premiekorting voor 2011 te handhaven op nul procent van de pensioengrondslag.
Verlaging van de premiekorting – stapsgewijs
De premieopbrengsten in 2011 zijn hoger dan de kosten van de in
Bij een dekkingsgraad tussen 115 procent en 125 procent per
2011 toegekende aanspraken.
1 januari van enig jaar, wordt de premiekorting verlaagd met maximaal 2 procent van de pensioengrondslag. De verlaging van de
Premies arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
premiekorting zet zich jaarlijks door tot het maximale premieniveau
Naast de pensioenpremie betalen de deelnemers ook een premie
(2011: 31 procent) is bereikt.
bijdrage voor de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen: • WIA-excedentpensioen;
Verlaging van de premiekorting – ineens
• WIA-pluspensioen;
Als de dekkingsgraad van het fonds per 1 januari van enig jaar
• WGA-hiaatpensioen.
115 procent of lager is, dan wordt de premiekorting ineens verlaagd naar 0 procent. De pensioenpremie wordt dan ineens vastgesteld
De arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn op risicobasis
of deze blijft gehandhaafd op het maximale premieniveau
verzekerd. Dat betekent dat er alleen recht is op een uitkering
(2011: 31 procent voor deelnemers geboren in of na 1950, of
uit deze verzekeringen zolang een werknemer deelneemt aan
26 procent voor deelnemers geboren vóór 1950).
de pensioenregeling.
Pensioenpremieverdeling in CAO Woondiensten
In 2011 waren de premies als volgt vastgesteld:
De premieverdeling tussen werkgevers en werknemers is vastgelegd
• De premie voor het WIA-excedentpensioen was 0,5 procent van
in de CAO Woondiensten. SPW kent twee verschillende pensioen
12
de WIA-excedentgrondslag, inclusief bereikbaarheidsdienst
vergoedingen. De franchise voor het WIA-excedentpensioen was
Toeslagverlening in 2011 en 2012
in 2011 49.590 euro.
Per 1 januari 2011 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd
• De premies voor het WIA-pluspensioen en het
met een toeslag. Voor dit besluit baseerden wij ons op de financiële
WGA-hiaatpensioen waren 0,15 procent van het pensioengevend
positie van het fonds ultimo 2010. Deze was op dat moment onvol-
loon, inclusief bereikbaarheidsdienstvergoedingen.
doende om toeslag te verlenen. Dit is in overeenstemming met ons bestaande toeslagbeleid.
Voor 2012 zijn de premies als volgt vastgesteld: • De premie voor het WIA-excedentpensioen is 0,5 procent van
Toeslagverlening actieve deelnemers
de WIA-excedentgrondslag, inclusief bereikbaarheidsdienst
De procentuele loonontwikkeling in een bepaalde periode in de
vergoedingen. De franchise voor het WIA-excedentpensioen is
sector is de maatstaf die wij hanteren voor de verhoging van de
in 2012 50.373 euro.
opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers. Deze loonontwik-
• De premies voor het WIA-pluspensioen en het
keling was 1,5 procent in de betreffende meetperiode, namelijk van
WGA-hiaatpensioen zijn 0,15 procent van het pensioengevend
31 juli 2010 tot 31 juli 2011. Aangezien de dekkingsgraad van het
loon, inclusief bereikbaarheidsdienstvergoedingen.
fonds ultimo 2011 lager was dan 105 procent, besloten wij de opgebouwde pensioenen per 1 januari 2012 niet te verhogen met een
Toeslagbeleid SPW
toeslag. Vanwege de financiële positie van het fonds in 2011 hebben
Ieder jaar proberen we de opgebouwde pensioenen van deelnemers,
wij besloten om de beschikbare premieruimte niet te gebruiken voor
gewezen deelnemers en de pensioenen van gepensioneerden te
een aanvullende toeslag voor de actieve deelnemers.
verhogen met een toeslag. De opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers proberen we mee te laten stijgen met de procentuele
Toeslagverlening gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
loonstijging volgens de cao. De (opgebouwde) pensioenen van
De consumentenprijsindex alle huishoudens is de maatstaf die we
gepensioneerden en gewezen deelnemers proberen we mee te laten
gebruiken voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van
groeien met de prijsinflatie. Zo behouden de (opgebouwde)
gewezen deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtigden.
pensioenen hun waarde.
De consumentenprijsindex alle huishoudens (of de procentuele ontwikkeling van de prijzen) was in de meetperiode (van 31 juli 2010
Toeslagverlening is voorwaardelijk
tot 31 juli 2011) 2,4 procent. Omdat de dekkingsgraad van het fonds
Om te bepalen of en in welke mate toeslag wordt verleend, hante-
ultimo 2011 lager was dan 105 procent, hebben we besloten om de
ren we het volgende toeslagbeleid als richtlijn. Toeslagverlening is
opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en gepensio-
voorwaardelijk. Dat betekent dat we alleen toeslag verlenen als de
neerden per 1 januari 2012 niet te verhogen met een toeslag.
financiële positie van het fonds dit toelaat. Toeslagverlening is dus geen recht en het fonds reserveert er geen geld voor. Aan toeslag-
Inhaaltoeslag
verlening in voorgaande jaren kunnen dan ook geen rechten worden
Naast een gewone toeslag, kunnen we besluiten om de pensioenen
ontleend ten aanzien van toekomstige toeslagverlening.
nog eens extra te verhogen met een inhaaltoeslag. Met een inhaaltoeslag kunnen wij jaren waarin geen volledige toeslag is verleend,
Aan de hand van de financiële positie (dekkingsgraad) van het fonds
(gedeeltelijk) compenseren.
gedurende en aan het einde van het jaar, bepalen we of we toeslag kunnen verlenen. Bij een (gemiddelde of ultimo) dekkingsgraad
Achterstand in toeslagverlening
die lager is dan 105 procent wordt geen toeslag verleend. Als de
Tot 1 januari 2009 was er geen sprake van een achterstand in de toe-
dekkingsgraad (gemiddeld en ultimo) hoger is dan 105 procent,
slagverlening. Per 1 januari 2009, per 1 januari 2010 en per 1 januari
dan is vervolgens de hoogte van de toeslag ook weer afhankelijk
2011 zijn er echter geen toeslagen verleend.
van de hoogte van de dekkingsgraad. In het beleid wordt rekening gehouden met een situatie waarin de gevraagde premie door het
Ook per 1 januari 2012 zijn er geen toeslagen verleend. Hierdoor is
fonds hoger is dan de kostendekkende premie. Uit de premieruimte
het gedeelte van de toeslagverlening dat achterwege is gebleven,
die hieruit ontstaat, kan nog (gedeeltelijk) toeslag worden verleend
toegenomen. Niet toegekende toeslagen worden bij elkaar opgeteld.
aan actieve deelnemers mits de dekkingsgraad zich boven de 105
In de hiernavolgende tabellen is dit schematisch weergegeven.
procent bevindt.
13
De voorwaardelijkheidsverklaring voor actieve deelnemers
Tabel 1 Niet verleende toeslagen van actieve deelnemers (in procenten)
SPW probeert ieder jaar uw opgebouwde pensioen te verhogen met de loonontwikkeling van de branche woningcorporaties in
Toeslagverlening op basis van beleid
Korting (+) of inhaal (-) toeslagverlening
Opgetelde niet verleende toeslagen
2009
2,31
+2,31
2,31
Uw opgebouwde pensioen is per 1 januari 2012 over 2011 met
2010
0,00
0,00
2,31
0 procent verhoogd. Onze ambitie was 1,50 procent.
2011
2,52
+2,52
4,83
2012
1,50
+1,50
6,33
Jaar
de periode van 31 juli van het voorafgaande jaar tot 31 juli van het daaraan voorafgaande jaar. Dit noemen wij onze ambitie.
SPW heeft het opgebouwd pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd: • Over het jaar 2010 (per 1 januari 2011) met 0 procent.
Tabel 2 Niet verleende toeslagen van gewezen deelnemers
Onze ambitie was 2,52 procent. De prijzen gingen toen met 1,27 procent omhoog.
en pensioengerechtigden (in procenten)
• Over het jaar 2009 (per 1 januari 2010) met 0 procent. Onze ambitie was 0 procent. De prijzen gingen toen met
Toeslagverlening op basis van beleid
Korting (+) of inhaal (-) toeslagverlening
Opgetelde niet verleende toeslagen
2009
3,00
+3,00
3,00
Onze ambitie was 2,31 procent. De prijzen gingen toen met
2010
0,00
0,00
3,00
2,49 procent omhoog.
2011
1,40
+1,40
4,40
2012
2,40
+2,40
6,80
Jaar
1,19 procent omhoog. • Over het jaar 2008 (per 1 januari 2009) met 0 procent.
SPW betaalt de toekomstige verhogingen van het opgebouwd pensioen uit beleggingsrendement en een opslag op de premie.
Per 1 januari 2012 bedragen de niet verleende toeslagen voor actieve
U hebt door eerdere verhogingen en de verwachting voor de komende
deelnemers 6,33 procent. Voor gewezen deelnemers en gepensio-
jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst.
neerden bedragen de niet verleende toeslagen 6,80 procent. Inhaaltoeslag Inhaaltoeslag afhankelijk van financiële positie
Het bestuur kan besluiten om toeslagen die in het verleden niet
Of er inhaaltoeslag wordt verleend, is afhankelijk van de dekkings-
of niet volledig zijn toegekend, alsnog toe te kennen. Dit heet
graad van het fonds. In ons beleid stellen wij dat wij op 1 januari
inhaaltoeslag. Over de jaren 2008 tot en met 2010 werd geen
van enig jaar inhaaltoeslag kunnen verlenen als de dekkingsgraad
inhaaltoeslag toegekend. In 2008 werd (over 2007) een inhaal
over de afgelopen vier kalenderkwartalen gemiddeld hoger was dan
toeslag toegekend van 2,37 procent.
135 procent. Bij de bepaling van de hoogte van de dekkingsgraad is dan al rekening gehouden met een gewone toeslag.
Voorwaardelijkheidsverklaringen toeslagverlening Wij hanteren in onze communicatie met (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden voorwaardelijkheidsverklaringen. Een voorwaardelijkheidsverklaring is een voorgeschreven tekst door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Pensioenfondsen moeten de voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken om hun (gewezen) deelnemers en gepensioneerden duidelijk te informeren over toeslagverlening. Hieronder hebben wij de voorwaardelijkheids verklaringen opgenomen die gelden in 2012.
14
De voorwaardelijkheidsverklaring voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden SPW probeert ieder jaar uw pensioen te verhogen met de prijs- ontwikkeling in de periode van juli van het afgelopen kalenderjaar tot juli van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Uw pensioen is per 1 januari 2012 over 2011 met 0 procent verhoogd. Onze ambitie was 2,40 procent. SPW heeft het pensioen de afgelopen drie jaar als volgt verhoogd: • Over het jaar 2010 (per 1 januari 2011) met 0 procent. Onze ambitie was 1,40 procent. De prijzen gingen toen met 1,27 procent omhoog. • Over het jaar 2009 (per 1 januari 2010) met 0 procent. Onze ambitie was 0 procent. De prijzen gingen toen met 1,19 procent omhoog. • Over het jaar 2008 (per 1 januari 2009) met 0 procent. Onze ambitie was 3 procent. De prijzen gingen toen met 2,49 procent omhoog. SPW betaalt de toekomstige verhogingen van het pensioen uit beleggingsrendement en een opslag op de premie. U hebt door eerdere verhogingen en de verwachting voor de komende jaren niet meteen ook recht op verhogingen in de toekomst. Inhaaltoeslag Het bestuur kan besluiten om toeslagen die in het verleden niet of niet volledig zijn toegekend, alsnog toe te kennen. Dit heet inhaaltoeslag. Over de jaren 2008 tot en met 2010 werd geen inhaaltoeslag toegekend. In 2008 werd een inhaaltoeslag toegekend van 1,23 procent over 2007.
15
Beleggingen De schuldencrisis zorgde in 2011 voor veel onrust op de financiële
euro zakte echter in oktober en november snel weg. Opvallend was
markten. Nederlandse pensioenfondsen, waaronder SPW, werden
dat eind november zelfs de Duitse rente begon te stijgen, doordat
daardoor geraakt. Vooral de dalende marktrente had een grote,
de Duitse overheid een deel van zijn leningen niet kon plaatsen.
negatieve invloed op de dekkingsgraad van het fonds. De beleggingen droegen niet bij aan de lage dekkingsgraad. Sterker nog, het verslag-
Markten staan onder druk
jaar was een positief beleggingsjaar voor SPW. Over het gehele jaar
De europerikelen lieten de wereldwijde aandelenmarkten niet
behaalden we een rendement van 11,8 procent. Dat is inclusief het
onberoerd. Vooral in de zomerperiode sloeg de stemming om en
resultaat op de afdekking van het rente-, valuta- en aandelenrisico.
daalden de aandelenkoersen scherp. Hetzelfde gold in deze periode voor onroerend goed. Grondstoffen kenden een grillig patroon en
In het vastgestelde beleggingsplan 2011 zijn we uitgegaan van een
verloren flink gedurende de tweede helft van het jaar onder invloed
gematigd positief scenario. Gedurende het jaar zijn de ontwikkelin-
van de afzwakkende groeiverwachting. Ondanks de stijgende rentes
gen in de financiële markten getoetst aan dit scenario en mogelijke
in de periferie en uitlopende kredietopslagen deden staatsleningen
bijstellingen aan de portefeuille besproken. Gedurende het jaar is
en bedrijfsobligaties het juist goed.
grotendeels vastgehouden aan het strategische beleid. Alleen van het beleid met betrekking tot de afdekking van het renterisico is afgeweken.
Overzicht rendementen per beleggingscategorie In het onderstaande overzicht zijn de behaalde beleggingsrende-
In 2011 zijn we begonnen met het specificeren van onze beleg
menten per beleggingscategorie schematisch weergegeven. Ook de
gingsovertuigingen (‘Investment Beliefs’). In 2012 stellen we
resultaten van de betreffende benchmarks zijn in het schema op-
deze overtuigingen vast. Op deze manier spreken we ons uit over
genomen. De performance van de renteswaps is niet opgenomen.
welke beleggingsbeginselen SPW als uitgangspunt neemt voor het
Deze droeg over heel 2011 11,0 procent bij aan de performance.
beleggingsbeleid.
SPW heeft renteswaps afgesloten om het renterisico te reduceren.
Macro-economische omstandigheden In 2011 hield vooral de euro de gemoederen van de financiële
Tabel 3 Behaalde fondsrendementen in 2011 (in procenten)
markten bezig. Nadat Griekenland en Ierland al in 2010 voor steun aanklopten bij de Europese Unie, de Europese Centrale Bank (ECB)
Beleggingscategorie
en het IMF, volgden in mei de Portugezen en in juli opnieuw de
Vastrentende waarden
Grieken. Beleggers raakten er steeds meer van overtuigd dat het
Aandelen
gebrek aan begrotingsdiscipline de euro zou kunnen opbreken.
Fondsrendement
Resultaat benchmark
7,3
6,5
-5,3*
-5,2
Vastgoed
5,4
1,4
Gaandeweg 2011 dumpten beleggers massaal hun staatsobligaties
Commodities
5,0
2,1
van de kleinere perifere landen. In de tweede helft van het jaar
Hedgefondsen
7,5
5,7
liepen ook in Italië en Spanje de marktrentes flink op en eind 2011
Private equity
9,8
2,4
volgden België en Frankrijk, waarmee de kredietcrisis het hart van de
Infrastructuur
9,5
2,4
eurozone binnensloop.
Opportunities
-26,7
2,4 * Dit is exclusief putopties.
Steun aan probleemlanden In juli kwam er een nieuw steunpakket voor Griekenland en het
Strategische beleggingsmix
Europese steunfonds voor probleemlanden (EFSF) werd verder
Onze beleggingsportefeuille voor 2011 kende aanvankelijk een
uitgebreid. Ook konden banken ongelimiteerd bij de ECB blijven
overwogen positie in aandelen, op basis van een gematigd positief
lenen. In augustus en september was de nood zo hoog dat de ECB
scenario. Dat betekent dat de werkelijke omvang van de beleggin-
op grote schaal Italiaanse en Spaanse obligaties opkocht om het
gen in aandelen groter was dan de norm die was vastgesteld in het
financiële systeem voor ineenstorten te behoeden. Dit had succes, al
beleggingsplan. Dit pakte positief uit omdat aandelen in het eerste
vielen de marktrentes niet terug naar hun voormalige niveaus. Om
kwartaal een goed rendement realiseerden. Vanaf april 2011 zijn de
de crisis onder controle te krijgen, lanceerden de EU-lidstaten op 26
posities in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed naar een
oktober een plan dat voorzag in een herstructurering van de Griekse
neutrale positie gebracht. De allocatie naar alternatieve beleggingen
schuld, steun aan de bankensector en uitbreiding van het EFSF. De
is gedurende het jaar uitgebreid richting de normweging.
16
Dankzij een positief aandelenresultaat in de laatste periode van 2011,
Renterisico
steeg de allocatie van aandelen naar een licht overwogen positie.
Er is verschil in renterisico tussen de pensioenverplichtingen van het fonds en zijn beleggingen. Dat verschil zorgt mogelijk voor een
Onze strategische beleggingsmix voor de lange termijn, de norm voor
negatieve ontwikkeling van de dekkingsgraad. Dat willen wij zoveel
2011 en de werkelijke mix voor 2011 zijn weergegeven in tabel 4.
mogelijk voorkomen. Dat doen wij door onze pensioenverplichtingen zoveel mogelijk af te dekken voor het renterisico. Het renteafdek-
Tabel 4 Strategische beleggingsmix op hoofdniveau, de norm
kingsbeleid wordt uitgedrukt als percentage van het renterisico van de
en de werkelijke mix voor 2011 (in procenten)
nettoverplichtingen. Het renterisico van de nettoverplichtingen wordt gedefinieerd als het renterisico van de verplichtingen minus het rente risico van de vastrentende waarden portefeuilles. Gedurende 2011
Strategische mix
Norm voor 2011
Werkelijk ultimo 2011
Norm voor 2010
Werkelijk 2010
30,0
40
40,1
40,0
39,0
- Aandelen
45,0
35,5
36,2*
35,0
38,8*
Het beleggingsbeleid van SPW, zoals vastgesteld in het beleggings-
- Vastgoed
10,0
10,0
9,9
10,0
9,8
plan, is om bij hogere rentestanden te overwegen de rentebescher-
- Alternatives
15,0
14,5
13,8
15,0
12,4
Vastrentende waarden
was de strategische norm voor de renteafdekking 72 procent van de nettopensioenverplichtingen (na aftrek van vastrentende waarden). Bij
Zakelijke waarden:
een dergelijke renteafdekking is 72 procent van de nettopensioenverplichtingen min of meer ongevoelig voor wijzigingen in de lange rente.
* Dit is exclusief putopties.
ming hoger te laten zijn dan bij lagere rentestanden. Ultimo 2010 werd 60 procent van de nettopensioenverplichtingen afgedekt. De eerste maanden van 2011 steeg de dertigjaarsrente naar
De norm voor 2011 is in het beleggingsplan 2011 vastgesteld en op
een niveau van 4 procent. We besloten op dat moment, in april, de
onderdelen ingevuld. Deze normweging was van toepassing vanaf
renteafdekking verder uit te breiden naar 68 procent. Gedurende de
1 maart 2011 met de overgang naar APG.
zomermaanden daalde de dertigjaarsrente tot ruim onder de 3 procent. In september is daarop besloten de rentebescherming te verlagen naar
Tabel 5 Strategische beleggingsmix op deelniveau, de norm en
58 procent en de opbrengst te herbeleggen in de beleggingsportefeuille.
de werkelijke mix voor 2011 (in procenten)
Het gaat om een bedrag van 101 miljoen euro.
Norm voor 2011
Werkelijk ultimo 2011
Staatsobligaties
10,0
10,0
945 miljoen euro. Aan het begin van 2011 bedroeg deze waarde
Credits
30,0
30,1
433 miljoen euro.
Aandelen ontwikkelde markten
31,5
33,3
Aandelen opkomende markten
4,0
2,9
Aandelenmarktrisico
10,0
9,9
De koersen van aandelen fluctueren dagelijks en kunnen door een
Private equity
6,0
7,5
veelvoud aan factoren beïnvloed worden. Het neerwaartse koers
Commodities
4,0
4,1
risico hebben wij afgedekt met putopties.
Hedgefondsen
2,0
0,9
Vastgoed
De totale waarde van de renteswaps bedroeg aan het einde van 2011
Opportunities
1,5
0,7
Op basis van ons strategische beleid hebben wij de aandelenafdek-
Infrastructuur
1,0
0,6
king begin 2011 uitgebreid naar 100 procent van het strategische
100,0
100,0
Totaal
aandelengewicht. Dat deden wij door puts aan te schaffen. Een put is een optie waarmee een belegger zich verzekert van een bepaalde waarde van een aandeel gedurende een bepaalde looptijd. Door de
Afdekken beleggingsrisico’s
uitbreiding was onze werkelijke afdekking begin 2011 gelijk aan de
SPW loopt bepaalde beleggingsrisico’s. Dit zijn in het bijzonder
strategische waarde van de aandelenportefeuille. Gedurende 2011
rente-, aandelenmarkt- en valutarisico’s. De beheersing van deze
zijn aandelen bijgekocht om de aandelenallocatie in de beleggings-
risico’s is voor ons van wezenlijk belang.
portefeuille in lijn te houden met onze strategische norm. Hierdoor steeg de waarde van de aandelenportefeuille tot boven de totale, onderliggende afdekking door puts. De aandelenafdekking was aan het eind van 2011 daardoor niet meer 100 procent. Het bestuur
17
besloot daarop in december om de aandelenbescherming opnieuw
Het belegde vermogen in voorgaande opstelling is niet gelijk aan de
uit te breiden tot richting 100 procent. Ultimo 2011 was, in nominale
beleggingen zoals deze zijn gepresenteerd in de jaarrekening. Deze
termen, 91 procent van de aandelenexposure afgedekt door putop-
ongelijkheid wordt veroorzaakt door een andere presentatie van de
ties met looptijden van één tot en met vijf jaar.
overlopende rente en liquide middelen, die in de balans niet onder
De aandelenportefeuille genereerde een negatief rendement van
beleggingen gerubriceerd staan.
5,3 procent. Op totaalniveau droeg de aandelenportefeuille daarmee ongeveer negatief 1,8 procent bij. Het resultaat op de aandelen
Z-score van het fonds
afdekking over geheel 2011 was beperkt en droeg op totaalniveau
De Z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. De Z-score
0,1 procent bij. Dit compenseerde voor een klein deel het negatieve
geeft de afwijking weer van het feitelijke beleggingsrendement van
rendement van 1,8 procent op totaalniveau van aandelen.
het fonds ten opzichte van een benchmarkrendement. De benchmark wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te vergelijken
Valutarisico
met een bepaalde objectieve meetstaf.
Valutakoersen veranderen dagelijks. Als gevolg hiervan kunnen beleggingen in vreemde valuta na verloop van tijd in waarde dalen.
De Z-scores over de laatste vijf jaar vormen de performancetoets. Bij
Wij willen dat zoveel mogelijk voorkomen. Daarom dekt het fonds
een negatieve performancetoets mag een aangesloten werkgever –
de valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse
onder bepaalde voorwaarden – besluiten om het fonds te verlaten.
ponden en Japanse yen geheel af. Dat doet het fonds door valuta-
Dit vormt een risico voor het draagvlak van ons fonds. Wij zijn ons
termijncontracten af te sluiten. Met de valutatermijncontracten
daarvan bewust en monitoren de ontwikkeling van de Z-score en de
spreken we af om op termijn de ene valuta om te ruilen voor een
performancetoets nauwgezet.
andere valuta tegen een vooraf vastgelegde koers. Zo lopen we geen risico meer door dalende valutakoersen.
In tabel 7 zijn de Z-scores en de resultaten van de performance toetsen over de laatste vijf jaar weergegeven.
In 2011 is het beleid voortgezet om de valutarisico’s op beleggingen in Hong Kong-dollars af te dekken via Amerikaanse dollars.
Tabel 7 Z-scores en resultaten van de performancetoetsen
De Hong Kong-dollar is namelijk vastgezet op de Amerikaanse
over de laatste vijf jaar
dollar. Op deze wijze heeft het fonds de blootstelling naar risico’s op kleinere munten teruggebracht. Ons resultaat op valutatermijncontracten bedroeg in 2011 126 miljoen euro negatief.
Z-score
Resultaat Performancetoets
2007
./.
0,15
3,81
Portefeuilleoverzicht
2008
./.
1,69
2,54
SPW boekte over 2011 een positief beleggingsresultaat. Onze gehele
2009
./.
0,15
2,21
beleggingsportefeuille liet over 2011 een rendement van 11,8 procent
2010
./.
0,03
1,17
zien (inclusief de renteafdekking). Het belegde vermogen nam in
2011
0,78
0,73
2011 toe van 5,9 miljard euro naar 6,9 miljard euro. In tabel 6 is de beleggingsportefeuille schematisch weergegeven.
Beleggingsresultaten per beleggingscategorie Niet alle beleggingscategorieën lieten een positief resultaat zien in
18
Tabel 6 Portefeuilleoverzicht naar beleggingscategorie
2011. Hieronder worden de resultaten per beleggingscategorie toe
(in duizenden euro’s)
gelicht.
Vastrentende waarden
Zakelijke waarden
Vastrentende waarden
Liquiditeiten
Totaal
2007
2.477.463
1.867.544
401.430
4.746.437
was in 2011 7,3 procent. Het fonds presteerde daarmee beter dan de
2008
2.321.326
1.953.814
85.054
4.360.194
referentie-index van 6,5 procent.
2009
2.694.016
2.260.510
90.364
5.044.890
2010
3.239.487
2.482.078
168.144
5.889.709
Staatsobligaties hebben in 2011 een rendement van 3,4 procent laten
2011
3.384.721
3.484.143
./. 6.689
6.862.175
zien. Het rendement was daarmee gelijk aan de referentie-index.
Het rendement van SPW op de vastrentendewaardenportefeuille
In het eerste kwartaal leverden staatsobligaties een negatief rendement
Hedgefondsen
op doordat de marktrente steeg. Met name in de tweede helft van het
De beleggingen in hedgefondsen hebben in 2011 wederom een
jaar rendeerden staatsobligaties goed dankzij de rentedalingen.
positief rendement laten zien van 7,5 procent. De referentie-index, die een brede spreiding kent, liet een rendement van 5,7 procent zien.
Het totale positieve rendement op de vastrentende waarden is voor
Sinds juni 2011 participeert SPW in het hedgefonds van de nieuwe
het grootste deel te danken aan de bedrijfsobligaties in de beleggings-
vermogensbeheerder, APG. In 2011 namen we afscheid van
portefeuille. Door het herstel op de kredietmarkten daalden de
één hedgefondsmanager vanwege de overgang naar de nieuwe
kredietopslagen (de zogeheten spreads). De kredietopslag is het ver-
vermogensbeheerder. Ultimo 2011 participeert SPW in nog één
schil tussen de rente op een bedrijfsobligatie en een staatsobligatie.
ander extern hedgefonds, namelijk het OZ Overseas Fund. Van dit
Hoe hoger de kredietopslag, hoe hoger de compensatie is voor het
fonds zal in 2012 ook afscheid worden genomen. DNB liet weten
kredietrisico dat verbonden is aan bedrijfsobligaties. Bij een lagere
het beleid om afscheid te nemen van deze hedgefondsen te onder-
kredietopslag neemt de waarde van de bedrijfsobligaties toe. Het
steunen, maar maakte opmerkingen over de nieuwe hedgefonds
rendement bedroeg 8,7 procent ten opzichte van een benchmark
beleggingen. SPW zal in 2012 additionele voorwaarden stellen aan
rendement van 7,5 procent.
de APG hedgefonds beleggingen en deze categorie kritisch volgen.
Aandelen
Private equity en infrastructuur
Het rendement op aandelen uit ontwikkelde markten was in 2011
In de voorgaande jaren is een groot aantal contracten aangegaan
-5,3 procent. Exclusief opties bedroeg het rendement -3,9 procent.
met private-equityfondsen. Deze fondsen vragen onder deze
Wij presteerden daarmee in lijn met de referentie-index. Wij
contracten over een periode van een aantal jaren gelden op.
verwachtten dat het rendement op de aandelen in lijn zou liggen
In 2011 hebben de private-equityfondsen van SPW voor ongeveer
met de referentie-index, aangezien in 2010 al het grootste deel van
47 miljoen euro opgevraagd voor dergelijke financiering. Dit is een
de actiefbeheerde aandelenportefeuilles omgezet is naar passief
relatief beperkt bedrag als dit wordt gerelateerd aan de totale toe-
beheerde fondsen.
zeggingen van 620 miljoen euro die SPW heeft gedaan. Er is voor ongeveer 52 miljoen euro aan inkomsten gegenereerd. Gedurende
Opkomende markten presteerden aanzienlijk slechter. Het negatieve
2011 zijn er geen nieuwe private-equitycontracten gesloten.
rendement op de aandelenportefeuille in opkomende markten was 16,1 procent. Het rendement was daarmee lager dan het rendement
De waarderingen zijn in 2011, net als in 2010, verder hersteld na
van de referentie-index: -15,7 procent.
forse afwaarderingen in 2008. Dat was het gevolg van de verbeterde economische omstandigheden. De waarderingen van private
Vastgoed
equity volgen normaal gesproken de waardering van aandelen
Evenals in 2010 hebben de beleggingen in vastgoed in 2011 een
met ongeveer zes maanden vertraging. De positieve rendementen
positief rendement behaald van 5,4 procent. Het rendement van
op aandelen behaald in 2010, liggen mede aan de basis van de
de referentie-index bedraagt 1,4 procent. De vastgoedbeleggingen
positieve rendementen op private equity in 2011. Dit positieve effect
bestaan uit beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde beleggingen.
wordt echter getemperd doordat veel bedrijven in deze sector niet
Het positieve rendement wordt in 2011 vooral veroorzaakt door
liquide zijn en nog een hoge schuldenlast met zich meedragen.
de niet-beursgenoteerd vastgoedbeleggingen; de beursgenoteerde
In 2012 is dit mogelijk opnieuw het geval.
beleggingen hebben minder goed gepresteerd. Gebleken is dat op lange termijn het verwachte rendement van beide categorieën onge-
Wij realiseerden binnen deze beleggingscategorie in 2011 een ren-
veer gelijk is. Op korte termijn hebben beursgenoteerde beleggingen
dement van 9,8 procent. De referentie-index behaalde over dezelfde
echter een hogere volatiliteit als gevolg van directe kapitaalmarkt
periode een rendement van 2,4 procent. De referentie-index is het
invloeden.
driemaands Euribor rentetarief plus 1 procent. Deze referentie-index dient als weergave van de verwachting dat deze beleggingen op de
Commodities
lange termijn een positief absoluut rendement genereren. De private
In 2011 is de waarde van de portefeuille in commodities (grondstof-
equityfondsen profiteerden gedurende 2011 van een verder herstel van
fen) met 5,0 procent gestegen. Het aandeel in de gehele beleggings-
de economie met een outperformance als gevolg.
portefeuille was ongeveer 4,1 procent ultimo 2011. De referentieindex liet een rendement van 2,1 procent zien in 2011.
19
De beleggingen in infrastructuur volgden een overeenkomstig patroon.
te beleggen in een onderneming. Wij kijken daarom ook naar de
De beleggingen rendeerden 9,5 procent, tegenover de referentie-index
wijze waarop die onderneming omgaat met milieu en haar sociale
van 2,4 procent.
leefomgeving en naar de wijze waarop zij bestuurd wordt.
Opportunities
Duurzaamheid steeds prominenter
In 2011 ontstond bij het bestuur twijfel over de waardering van
Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid hebben we vanaf 2011
de opportunities. Deze twijfel werd door de manager niet weg-
een nieuwe vermogensbeheerder. De overgang naar de nieuwe
genomen, reden waarom de manager in 2011 is ontslagen. Door
vermogensbeheerder maakt het mogelijk om beleid op het gebied van
de nieuwe manager heeft een herwaardering van de portefeuille
verantwoord beleggen integraal toe te passen op onze beleggingspor-
plaatsgevonden. Hierbij werden deze beleggingen neerwaarts
tefeuille. Dat betekent dat bij alle beleggingen van het fonds rekening
aangepast. Daardoor kende de belegging in opportunities een
wordt gehouden met de factoren milieu, maatschappij en goed onder-
performance van -26,7 procent. Het benchmarkrendement was
nemingsbestuur. In 2011 is ons beleid daarop aangescherpt.
2,4 procent. Vanaf maart 2011 hebben we een start gemaakt om verantwoord be-
Verantwoord beleggen
leggen als centrale voorwaarden aan onze beleggingen te verbinden.
SPW draagt een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Wij zijn
Zo is onder andere in de aandelenportfolio’s een nieuwe strategie
ons hiervan bewust en handelen hiernaar. We hebben daarom
ontwikkeld om het belang explicieter naar voren te laten komen.
beleid vastgesteld op het gebied van maatschappelijk verantwoord
Ook bij de niet-beursgenoteerde beleggingen is de rol van duur-
beleggen. De uitgangspunten van het beleid zijn gebaseerd op de
zaamheid prominenter geworden, door het ESG-beleid ook op deze
Principles for Responsible Investment (PRI), de beleggingsprincipes
beleggingen toe te passen. Daarnaast heeft onze vermogensbeheer-
van de Verenigde Naties. Deze principes richten zich op de ESG-
der gesproken met beleidmakers over wetgeving om het investeren
factoren. ESG staat voor Environment (milieu), Social (sociaal) en
in groene beleggingen makkelijker te maken. In 2011 is het meren-
Governance (goed ondernemingsbestuur). Hieronder vallen ook
deel van de nieuwe investeringsvoorstellen beoordeeld op basis van
zaken als mensenrechten, arbeid en anticorruptie. Het fonds is
de mogelijke duurzaamheidrisico’s.
ervan overtuigd dat de ESG-factoren de financiële prestaties van ondernemingen waarin het fonds belegt, kunnen beïnvloeden.
Goed ondernemingsbestuur
Door in de beleggingsprocessen en beslissingen rekening te hou-
Wij vinden het belangrijk dat de ondernemingen waarin het fonds
den met ecologische factoren, maatschappelijke kwesties en goed
investeert, goed bestuurd worden. Ons beleid schrijft dan ook voor
ondernemingsbestuur, kan het fonds een betere afweging maken
dat directies worden aangesproken op de manier waarop zij hun
tussen het verwachte rendement en de bijbehorende risico’s.
ondernemingen besturen. Als zij in onze ogen tekort schieten, proberen wij invloed uit te oefenen om verbeteringen aan te bren-
Om deze doelstellingen te realiseren, werken we nauw samen met
gen. Dat kan door middel van een directe dialoog, maar ook door te
onze vermogensbeheerder. Samen wordt voortdurend gezocht
stemmen tijdens aandeelhoudersvergaderingen. Onze vermogens-
naar de relaties tussen duurzaamheidsaspecten, rendement en de
beheerder gaat namens SPW de dialoog aan met ondernemingen
langetermijnrisico’s. Om vanuit SPW het belang van verantwoord
waarin het fonds belegt en stemt namens SPW op diens aandeel-
beleggen te benadrukken en uit te leggen waar het in de praktijk
houdersvergaderingen.
op neerkomt, brengen we in 2012 een apart verslag Verantwoord Beleggen uit over 2011. Bovendien zetten wij onze website in om
Namens ons heeft onze vermogensbeheerder in 2011 met verschil-
informatie hierover te delen met onze belanghebbenden.
lende bedrijven gesproken over hun bedrijfsstrategie, de integratie van duurzaamheid hierin en hoe het bestuur dit uitdraagt en erach-
Financieel én maatschappelijk rendement
ter staat. Wij verwachten dat deze bedrijven handelen in lijn met de
Voor SPW staat het financiële belang van zijn deelnemers voorop.
uitgangspunten van de VN Global Compact. Naar aanleiding van
Beleggingsrendementen zijn daarom erg belangrijk voor ons. Wij
deze gesprekken heeft een aantal bedrijven onderdelen binnen hun
vinden echter ook dat financieel en maatschappelijk rendement
bedrijf aangepast. Bij één bedrijf, PetroChina, is besloten dat er te
uitstekend samen kunnen gaan. Wij kijken daarom niet alleen
weinig rekening wordt gehouden met ons beleid en zijn de aandelen
naar financiële informatie bij het kiezen van onze beleggingen.
verkocht.
Wij laten ook andere informatie meewegen bij onze beslissing om
20
Microkredieten Wij beleggen bovendien in microkredieten. Microkredieten zijn leningen aan kleine ondernemers in ontwikkelingslanden. Zij worden door de leningen in staat gesteld een kleine investering te doen en daardoor hun financiële positie te verbeteren. Microkredieten zorgen voor een interessant rendement voor beleggers. Maar bovenal voor een positieve maatschappelijke ontwikkeling. De twee fondsen waarin het fonds belegt, behaalden in 2011 een gezamenlijk rendement van 3,4 procent.
21
Bestuurlijke organisatie Het bestuur Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties (SPW) bestaat uit zes leden. Drie leden worden benoemd door Aedes, de branchevereniging van woningcorporaties. De werknemers- organisaties FNV Bouw, CNV Vakmensen en De Unie benoemen ieder één lid. De bestuursfuncties worden roulerend ingevuld.
Rooster van aftreden Het rooster gaat uit van een benoemingstermijn van een bestuurslid van vier jaar. Plaatsvervangende bestuursleden worden voor onbepaalde tijd benoemd.
Aanvang eerste zittingstermijn
Aanvang tweede zittingstermijn
Aanvang derde zittingstermijn
Einde
P. Boerenfijn (Aedes)
1-2-2006
1-2-2010
1-2-2014
1-2-2018
A. van den Brink (CNV Vakmensen)
1-1-2006
1-1-2010
1-1-2014
1-1-2018
27-5-2010
27-5-2014
27-5-2018
27-5-2022
1-5-2010
1-5-2014
1-5-2018
1-5-2022
M. Raaijmakers (De Unie)
30-8-2010
30-8-2014
30-8-2018
30-8-2022
C.C. van der Sluis (Aedes)
24-5-2011
24-5-2015
24-5-2019
24-5-2023
Mw. M.A. Blomberg (FNV Bouw) G.B. van Dijk (Aedes)
Samenstelling van het bestuur
Zij werd opgevolgd door de heer Van der Sluis. Wij danken mevrouw Witte voor haar inzet.
Leden namens de werkgeversorganisatie (Aedes) Mr. P. Boerenfijn MRE, voorzitter
De heer H.W. van Heuven (Aedes) en mevrouw M.H. Scheffers
Mr. G.B. van Dijk, plaatsvervangend voorzitter
(FNV Bouw) legden hun functie als plaatsvervangend bestuurslid
C.C. van der Sluis RA CPC
neer. In de opvolging van de heer Van Heuven wordt niet voorzien. Met ingang van 1 januari 2012 werd mevrouw Blomberg voorzit-
Leden namens de werknemersorganisaties
ter en de heer Van der Sluis plaatsvervangend voorzitter. De heer
Mw. drs. M.A. Blomberg (FNV Bouw), secretaris
Van den Brink en de heer Van Dijk werden secretaris en plaatsver-
A. van den Brink (CNV Vakmensen), plaatsvervangend secretaris
vangend secretaris. Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de
M. Raaijmakers (De Unie)
voorzitters en de secretaris.
Plaatsvervangend lid namens de werkgeversorganisatie (Aedes)
Onkostenvergoeding bestuursleden
Mw. mr. C.M. Jongerius
De bestuursleden ontvangen een onkostenvergoeding. De regeling voor vacatiegelden is gebaseerd op de regeling van de Sociaal-
Plaatsvervangende leden namens de werknemersorganisaties
Economische Raad. In 2011 bedroeg de onkostenvergoeding voor
Mr. I. Slikkerveer (De Unie)
de bestuursleden in totaal 75 duizend euro (2010: 92 duizend euro).
A.A. van Wijngaarden (CNV Vakmensen)
De totale vergoeding bestaat uit opleidingskosten, vacatiegelden
Vacature (FNV Bouw)
en reiskosten.
Wijzigingen bestuur
Eind 2011 hebben we besloten om de onkostenvergoeding voor de
Mevrouw H.H. Witte (Aedes) legde in 2011 haar bestuurslidmaat-
bestuursleden aan te passen. De onkostenvergoeding wordt niet
schap neer, omdat zij een functie buiten de bedrijfstak aanvaardde.
meer bepaald door het aantal vergaderingen. In plaats daarvan
22
bepaalt de totale vergadertijd en de gedragen verantwoordelijkheid
mevrouw B.M.A. Smink-Kok en de heer H.A.J. de Valck namens het
naar individuele bestuursleden de hoogte van de onkosten-
bestuursbureau. Een communicatiedeskundige van FNV Bouw,
vergoeding. De onkostenvergoeding voor de leden van het dagelijks
mevrouw E. Bos, treedt op als externe adviseur.
bestuur bedragen voortaan 20.000 duizend euro per jaar en voor de overige bestuursleden 15.000 euro per jaar. De reiskosten worden niet
Commissie Reglementen en Individuele Zaken
meer apart vergoed. De onkostenvergoedingen worden uitbetaald
De Commissie Reglementen en Individuele Zaken adviseert het
aan de voordragende organisaties, met uitzondering van de
bestuur over voorstellen tot wijziging van reglementen en statuten.
onkostenvergoeding voor de heer Boerenfijn. Deze is uitbetaald aan
Daarnaast adviseert de commissie het bestuur over zogenaamde
zijn werkgever (Habion).
individuele gevallen, waarin de pensioenreglementen niet voorzien. De commissie heeft het mandaat om in individuele gevallen
De regeling voor vacatiegelden voor de leden van de deelnemers-
besluiten te nemen. De commissie bestaat uit de heren Van Dijk
raad en het verantwoordingsorgaan is gebaseerd op de regeling van
en Raaijmakers namens het bestuur, en mevrouw Smink-Kok en de
de Sociaal-Economische Raad. In bijlage 4 zijn de onkostenvergoe-
heer De Valck namens het bestuursbureau.
dingen nader gespecificeerd. In 2011 heeft de commissie 19 individuele zaken behandeld;
Principes voor goed pensioenfondsbestuur
hiervan zijn er twaalf toegekend en zeven afgewezen.
Als pensioenfondsbestuur volgen we de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals deze zijn vastgesteld door de STAR. De principes
Geschillencommissie
hebben betrekking op bestuur, verantwoording en intern toezicht.
De Geschillencommissie heeft een eigen Reglement Geschillen.
Met behulp van de principes kunnen wij de besturing van het fonds
Een geschil is een telefonische of schriftelijke verklaring van een
optimaliseren en kunnen wij op een goede en duidelijke manier
belanghebbende ten aanzien van onenigheid over de interpretatie
verantwoording afleggen over het door ons gevoerde beleid.
van de bepalingen van de statuten en de pensioenreglementen van het fonds. De Geschillencommissie behandelt geen zaken over
Verbeteringen in pensioenfondsbestuur in 2011
de werkingssfeer. De commissie bestaat uit de heren Van Dijk en
Het waarborgen van de principes is een continu proces. Ook in 2011
Raaijmakers namens het bestuur, en de heer De Valck namens het
zijn er weer verbeteringen aangebracht in de manier waarop wij
bestuursbureau. In 2011 heeft de Geschillencommissie twee zaken
als bestuur het fonds besturen. Zo hebben wij ons integriteitbeleid
behandeld. Deze zijn beide afgewezen.
uitgebreid en de competenties waarover bestuursleden moeten beschikken vastgesteld. Wat betreft de bevordering van onze deskun-
Het staat betrokkenen vrij om, als zij de interne geschillenprocedure
digheid hebben we een opleidingsplan vastgesteld en uitgevoerd.
van het fonds doorlopen hebben, zich te wenden tot de Ombudsman
Ook is het risicobeleid aangescherpt en verbeterd met de aanstelling
Pensioenen. In 2011 zijn er vier zaken voorgelegd aan de ombuds-
van een eigen, onafhankelijke risicomanager.
man. In drie zaken zijn wij in het gelijk gesteld; eenmaal niet. Het staat iedereen vrij om zich tot de rechter te wenden. Eind 2011
In de afzonderlijke hoofdstukken van dit jaarverslag is verder uit-
liepen er nog twee rechtszaken waarvan de afwikkeling in 2012 verwacht
eengezet hoe wij omgaan met zaken als bestuurlijke deskundigheid,
wordt. Daarnaast zijn er in 2011 twee zaken afgewikkeld. In één geval
risicobeheer en verantwoord beleggen.
zijn we in het ongelijk gesteld; in het andere kregen we gelijk.
Bestuurlijke commissies
Commissie Uitbesteding
Bestuurlijke besluiten worden voorbereid door bestuurlijke commis-
De Commissie Uitbesteding adviseert het bestuur over de uitvoering
sies om de besluitvorming zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. Zo
van het beleid inzake de uitbesteding van diensten. De commissie
geven de commissies onder meer via maandrapportages terugkoppe-
bestaat uit mevrouw Blomberg en de heer Van der Sluis namens het
ling aan het bestuur. SPW heeft de volgende bestuurlijke commissies:
bestuur, en mevrouw Smink-Kok en de heer De Valck namens het bestuursbureau.
Communicatiecommissie De Communicatiecommissie heeft een adviserende rol. De com-
Pensioencommissie
missie bestaat uit de heren Van Dijk en Raaijmakers namens het
Alle bovengenoemde commissies zijn vaste commissies. Wij heb-
bestuur, de heer B. Notermans namens de deelnemersraad en
ben ook de mogelijkheid tijdelijke commissies in te stellen.
23
Zo was in 2010 en 2011 de Pensioencommissie actief. De
Dat betekent dat de deelnemersraad in beroep kan gaan tegen een
Pensioencommissie heeft de volgende taken:
besluit van het bestuur.
• het voorbereiden van maatregelen in het geval het fonds vanuit zijn herstelplan niet uit de situatie van onderdekking of
In het verslagjaar kwam de deelnemersraad viermaal bijeen voor
reservetekort komt;
een reguliere bijeenkomst en eenmaal voor een extra bijeenkomst.
• het voorbereiden van de gevolgen van het Pensioenakkoord voor het fonds;
De bestuursleden van SPW zijn roulerend bij de vergaderingen van de deelnemersraad aanwezig.
• het beantwoorden van vragen van cao-partijen. De deelnemersraad vertegenwoordigt de belangen van de deel De commissie heeft in 2011 onder meer het financieel crisisplan
nemers, inactieve deelnemers en gepensioneerden van SPW.
voorbereid dat in 2012 is vastgesteld.
Vanuit dat oogpunt adviseert de deelnemersraad ons, het bestuur, over het te voeren beleid. Dat kan op ons verzoek, maar ook uit
De commissie bestaat uit de volgende leden: mevrouw Blomberg
eigen beweging. In onderstaande situaties zijn we verplicht om
en de heren Boerenfijn, Van Dijk, Van den Brink en Raaijmakers.
advies te vragen aan de deelnemersraad:
De commissie wordt ondersteund door het bestuursbureau en
• bij het nemen van maatregelen van algemene strekking;
door onze uitvoeringsorganisatie.
• wijziging van statuten en reglementen van het fonds; • bij het vaststellen van het jaarverslag, de begroting, het verslag
Transitiestuurgroep
van de actuaris en het verslag van de accountant met betrekking
De Transitiestuurgroep is een tijdelijke commissie. De stuurgroep
tot de financiële status van het fonds;
werd in het leven geroepen om de overgang naar de nieuwe vermogensbeheerder te begeleiden. Daarbij lette de stuurgroep er vooral op dat de overgang geen nadelige gevolgen zou hebben voor de waarde van de beleggingsportefeuille en dat de beleggingen niet aan meer risico’s zouden gaan blootstaan.
• bij een wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen, in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft; • bij het verlenen of wijzigen van toeslagen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling;
De stuurgroep bestaat uit de volgende leden: mevrouw Blomberg en de heer Van den Brink. De stuurgroep wordt bijgestaan door het bestuursbureau en door externe adviseurs.
• bij gehele of gedeeltelijke overdracht van verplichtingen van het fonds; • bij liquidatie van het fonds; • wijziging van het huishoudelijk reglement;
De werkzaamheden rondom de overgang zijn verricht door
• het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsreglement.
accountant KPMG. In 2012 worden de werkzaamheden afgerond en heeft de stuurgroep de overgang geëvalueerd.
De deelnemersraad heeft ons in 2011 gevraagd en ongevraagd adviezen gegeven alvorens wij tot bepaalde besluiten zijn gekomen. Wij
Deelnemersraad
hebben deze adviezen ter harte genomen en in de meeste gevallen
De deelnemersraad bestaat uit 12 leden. De leden worden
overeenkomstig besloten. De adviezen hadden onder meer betrekking
benoemd door het bestuur. De deelnemersraad wordt op basis van
op reglements- en statutenwijzigingen, de actuariële en bedrijfstech-
evenredige vertegenwoordiging samengesteld uit deelnemers en
nische nota (ABTN), het communicatiebeleidsplan, het beleggings-
gepensioneerden namens de voordragende organisaties FNV Bouw,
beleid voor 2012, het toeslagbeleid en het jaarverslag over 2010.
CNV Vakmensen en De Unie. Daarnaast kennen we een vereniging van gepensioneerden, Volkshuisvesters Pensioen. Deze vereniging
De deelnemersraad heeft daarnaast zijn eigen functioneren
heeft ook een lid afgevaardigd. Voordat de vereniging zich kwalificeerde
geëvalueerd binnen eigen kring.
was de Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO) de organisatie die een lid kon voordragen.
In 2011 hebben enkele leden van de deelnemersraad zich
De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen
verder bekwaamd in het vermogensbeheer en beleggingsbeleid.
beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. Op
Nieuwe leden volgen een introductiecursus.
grond van de Pensioenwet heeft de deelnemersraad een beroepsrecht.
24
Samenstelling en zittingstermijnen van de deelnemersraad
Leden namens de actieve deelnemers
Voordragende organisatie
Einde huidige zittingstermijn
Einde eventuele volgende zittingstermijn
H.J.M. Notermans (voorzitter)
FNV Bouw
oktober 2014
-
L. Maatman (plv. voorzitter)
FNV Bouw
oktober 2017
-
De Unie
oktober 2017
-
H. Eimers
FNV Bouw
oktober 2014
oktober 2020
J.J. Rebelo Oliveira dos Santos
FNV Bouw
oktober 2014
oktober 2020
M.W.C. Somers
CNV Vakmensen
oktober 2014
oktober 2020
Mw. F.C. Wilten-Aring
CNV Vakmensen
oktober 2017
oktober 2023
FNV Bouw
oktober 2017
oktober 2023
K. Boogaard
Mw. S. Gillissen Leden namens de gepensioneerden J.C.P. den Boer
CNV Vakmensen
oktober 2014
oktober 2020
Volkshuisvesters Pensioen
oktober 2017
-
R.P. Vonk
FNV Bouw
oktober 2014
-
Vacature
FNV Bouw
oktober 2017
oktober 2023
D.J. de Jong
De leden komen in aanmerking voor maximaal twee termijnen van
Jaarlijks is er één formele gemeenschappelijke vergadering van het
zes jaar.
verantwoordingsorgaan met het bestuur. Dat was ook in het verslagjaar het geval. In het verslagjaar kwam het verantwoordingsorgaan
Wijziging in de samenstelling
eenmaal bijeen in een vergadering met de accountant, de waarmer-
In oktober is de samenstelling gewijzigd. De heer J.J.L. Baale
kend actuaris, de compliance officer en de Raad van Toezicht.
(FNV Bouw) werd niet herkozen. Herkozen werd de heer Maatman.
Daarnaast zijn er enkele meer informele bijeenkomsten geweest
De heer Boogaard kwam in aanmerking voor een nieuwe termijn.
van het orgaan met leden van het bestuur. Naar aanleiding van de
Nieuw gekozen werden mevrouw Wilten-Aring en mevrouw Gillissen.
gevoerde gesprekken en ontvangen informatie kwam het verant-
De termijn van de heren J.W. de Landmeter (CNV Vakmensen)
woordingsorgaan tot een oordeel over het bestuursbeleid. Het
en S. van den Berg (FNV Bouw) liep af. In de vacature van de
verantwoordingsorgaan heeft daarnaast een gemeenschappelijke
heer Landmeter werd voorzien. In de vacature van de heer
vergadering gehad met de deelnemersraad en de Raad van Toezicht.
Van den Berg nog niet. Eind 2011 vroegen wij het verantwoordingsorgaan om advies over
Verantwoordingsorgaan
de aanpassing van de onkostenvergoeding voor bestuursleden. Het
Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een algemeen
verantwoordingsorgaan gaf daar begin 2012 een positief advies over.
oordeel te geven over het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie. Op grond van de Pensioenwet heeft het verantwoordingsorgaan een enquêterecht. Dat betekent dat het verantwoordingsorgaan onafhankelijk onderzoek kan laten doen naar het beleid van het fonds of het functioneren van het bestuur. De leden van het verantwoordingsorgaan worden benoemd door de voordragende organisaties Aedes, FNV Bouw, CNV Vakmensen en De Unie.
25
Samenstelling en zittingstermijnen van het verantwoordingsorgaan Voordragende organisatie A. de Haan (Actieve deelnemers)
Begin eerste zittingstermijn
Begin tweede zittingstermijn
CNV Vakmensen
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2012
1-1-2015
1-1-2018
FNV Bouw
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2014
1-1-2017
1-1-2020
P. Postma (Actieve deelnemers) P.C.M. van Helden (Gepensioneerden)
Begin derde zittingstermijn
Begin vierde zittingstermijn
Begin vijfde zittingstermijn
De Unie
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2013
1-1-2016
1-1-2019
FNV Bouw
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2014
1-1-2017
1-1-2020
L. Greven (plv. voorzitter) (Werkgevers)
Aedes
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2013
1-1-2016
1-1-2019
mw. A.J. van de Ven - de Jong (Werkgevers)
Aedes
1-1-2008
1-1-2010
1-1-2012
1-1-2015
1-1-2018
G.W. Kamp (voorzitter) (Gepensioneerden)
Wijziging in de samenstelling
Direct na het verslagjaar is de heer J. Koelewijn opgevolgd door
Gedurende het verslagjaar werd de heer M.T. Eggermont RA
mevrouw A. Gram. Zij heeft tweemaal een zittingstermijn van
opgevolgd door mevrouw Van de Ven - de Jong. Zij neemt de
telkens drie jaar. De heer Koelewijn is reglementair afgetreden.
zittingstermijnen van de heer Eggermont over.
Hij was niet beschikbaar voor herbenoeming in verband met zijn andere werkzaamheden.
Raad van Toezicht De Raad van Toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden.
Verkorte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht zijn opgeno-
De leden zijn bij de oprichting benoemd door het bestuur. Daarna
men in de bijlagen. De belangrijkste functies van de leden van de
vond de benoeming van de leden plaats door coöptatie. De Raad
Raad van Toezicht staan ook vermeld op de website van SPW:
van Toezicht is een intern orgaan dat toezicht houdt op de interne
www.spw.nl.
procedures, zoals beleids- en bestuursprocessen. Zo geeft de Raad van Toezicht een oordeel over de aansturing van het fonds.
Beleggingsadviescommissie
Daarnaast houdt zij toezicht op de manier waarop er met de
De beleggingsadviescommissie heeft een adviserende rol richting
risico’s op lange termijn wordt omgegaan.
het bestuur ten aanzien van het vermogensbeheer. Hierbij richt de commissie zich op het strategische beleggingsbeleid, het portfolio-
In het verslagjaar is de Raad van Toezicht viermaal bijeengekomen.
management, de integrale rapportage en de performancemeting en
Daarnaast had de Raad van Toezicht in het verslagjaar een gemeen-
het integraal risicomanagement. In het verslagjaar vergaderde de
schappelijke vergadering met het verantwoordingsorgaan en de
beleggingsadviescommissie vijfmaal. De beleggingsadvies-
externe accountant en actuaris. Ook was er afzonderlijk overleg
commissie bestaat uit vier personen.
met het verantwoordingsorgaan en was er een gemeenschappelijke bijeenkomst met de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan. De Raad van Toezicht had in het verslagjaar driemaal overleg met het bestuur.
Samenstelling en rooster van aftreden Raad van Toezicht Benoemd per
Einde eerste zittingstermijn
Eind tweede zittingstermijn
1-1-2008
1-7-2010
1-7-2013
Mw. N. Altenburg
1-1-2011
1-7-2012
1-7-2015
J. Koelewijn
1-1-2008
1-7-2011
1-7-2014
J.T. van Niekerk, voorzitter
26
Samenstelling en rooster van aftreden van de beleggingsadviescommissie
mw. R. van Wijk-Russchen R. Meijer P.P.J.M. van Besouw P.C. van Aalst (voorzitter)
Benoemd per
Einde eerste zittingstermijn
Eind tweede zittingstermijn
januari 2011
januari 2015
januari 2019
Eind derde zittingstermijn januari 2023
januari 2009
januari 2013
januari 2017
januari 2021
november 2004
november 2008
november 2012
november 2016
februari 2004
februari 2008
februari 2012
februari 2016
De leden van de beleggingsadviescommissie worden benoemd
Waarmerkend actuaris
voor een periode van vier jaar. Deze termijn kan tweemaal
TowersWatson bv, Amstelveen
worden verlengd.
Drs. R. Westhoff AAG
Wijziging in de samenstelling
Accountant
De heer G. Russelman nam afscheid van de beleggingsadvies
KPMG Accountants nv, Utrecht
commissie. In zijn plaats kwam mevrouw Van Wijk. Verkorte cv’s van de leden van de beleggingsadviescommissie zijn opgenomen in
Compliance officer
de bijlagen. De belangrijkste functies van de leden van de beleg-
KPMG Integrity, Amstelveen
gingsadviescommissie staan ook vermeld op de website van SPW:
Nederlands Compliance Instituut (NCI), Capelle aan den IJssel
www.spw.nl. We hebben in 2011 besloten om over te stappen naar een nieuwe
Bestuursbureau
compliance officer, NCI.
Het bestuur richtte in september 2009 een bestuursbureau op. Het bestuursbureau ondersteunt het bestuur bij de uitoefening van
Uitvoeringskosten
zijn taken en geeft adviezen aan het bestuur. De directeur van het bestuursbureau is de heer H.A.J. de Valck. De heer De Valck treedt
Pensioenadministratie
ook op als adviserend actuaris. Naast de heer De Valck is mevrouw
In 2011 waren de totale pensioenuitvoeringskosten van SPW
B.M.A. Smink-Kok sinds 2010 werkzaam bij het bestuursbureau.
11,4 miljoen euro. Een specificatie van deze kosten is te vinden in
In 2011 is het bestuursbureau uitgebreid met een risicomanager, de
de jaarrekening. Volgens het CEM-benchmark zijn de gemiddelde
heer S. Leistra. In 2011 was hij in dienst op detacheringsbasis. In
kosten over 2011 per deelnemer van SPW 227 euro.
2012 treedt een nieuwe risicomanager in vaste dienst bij het fonds, de heer L.J.M. Hakkenberg van Gaasbeek.
Vermogensbeheer In het verslagjaar was er veel aandacht voor de kosten van het
Administratie
vermogensbeheer bij pensioenfondsen. Dit kwam mede door een rapport dat de AFM uitbracht in april 2011. Hier stond onder andere
Pensioenadministratie
in dat veel pensioenfondsen niet alle kosten van het vermogens
Cordares Pensioenen bv, Amsterdam
beheer rapporteren en dat deze kosten van grote invloed kunnen
M. Weerman, directeur
zijn op de hoogte van het ouderdomspensioen.
Drs. F. van Esch, accountmanager Als antwoord op het AFM-rapport heeft de Pensioenfederatie in novem-
Vermogensbeheer
ber 2011 de brochure ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten’ gepresenteerd.
APG Investment Services nv, Amsterdam
Hierin wordt beschreven hoe de kosten van vermogensbeheer kunnen
Mr. drs. R. Wuijster Msc, directeur
worden gerapporteerd. In de aanbevelingen van de Pensioenfederatie
Drs. H.J. de Boer, accountmanager
worden de volgende kostensoorten onderscheiden:
De firma Towers Watson bv treedt op als adviseur op het gebied
• vaste beheerskosten van beleggingen;
van vermogensbeheer.
• bewaarloon;
27
• overige kosten (kosten van toezicht, administratiekosten,
Het totaal van de kosten van het vermogensbeheer over 2011 was
accountantskosten, taxatiekosten etc.);
27 miljoen euro. Ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen
• prestatieafhankelijke vergoedingen.
in 2011 bedroegen de kosten circa 44 basispunten. Een belangrijk deel van de kosten wordt veroorzaakt door de asset-mix. In de stra-
Cijfers moeilijk vergelijkbaar
tegische asset-mix wordt 14,5 procent gealloceerd naar de alternatie-
SPW meldt de kosten conform de Aanbevelingen van de Pensioen-
ve beleggingsportefeuille (commodities, hedge funds, private equity,
federatie in het jaarverslag. Dit betekent dat ten opzichte van
infrastructuur en opportunities). Ultimo 2011 is ruim 13,8 procent
voorgaande jaren meer inzicht gegeven wordt in de kosten van
belegd in alternatieve beleggingen, hetgeen ruim 40 procent van de
vermogensbeheer. De oorzaak van de stijging van de kosten hangt
totale kosten vermogensbeheer uitmaakt. In 2011 haalden alterna-
voornamelijk samen met onderliggende vergoedingen voor derde
tieve beleggingen een positieve performance van 4,9 procent.
vermogensbeheerders, anders dan vergoedingen aan Cordares/APG. In dit jaarverslag worden de integrale kosten gepresenteerd. Tot
In de 44 basispunten zijn eveneens 4 basispunten begrepen voor
voorgaand jaar werden uitsluitend de direct aan APG betaalde
prestatievergoedingen die zijn betaald aan de externe vermogens-
kosten opgenomen. Het gevolg hiervan is dat de cijfers van 2011
beheerders, niet zijnde APG. Over 2011 is een hoger rendement
moeilijk te vergelijken zijn met die van voorgaande jaren en met die
gerealiseerd dan op basis van benchmarks zou mogen worden
van pensioenfondsen die deze standaard (nog) niet hanteren.
verwacht van 70 basispunten in de beleggingsportefeuille. Met name grondstoffen, infrastructuur en private equity hebben beter
SPW registreert momenteel alle kostensoorten op een wijze die de
dan het marktgemiddelde gepresteerd.
Pensioenfederatie aanbeveelt. SPW zet in het voorliggende jaar- verslag 2011 een belangrijke stap naar het diepgaander presenteren
Over 2011 worden voor het eerst de integrale kosten volgens de
van de kosten vermogensbeheer. In de weergave van de kosten
Aanbevelingen van de Pensioenfederatie berekend. Een benchmark
vermogensbeheer is een aantal aannames gedaan voor de omvang
die rekening houdt met deze definities is nog niet voorhanden.
van kostensoorten die pas gaandeweg 2012 definitief opgenomen
Naar verwachting zal dit voor het eerst mogelijk zijn medio 2013
worden. Het gevolg hiervan kan zijn dat de opbouw en/of de hoogte
nadat een representatieve groep pensioenfondsen de kosten
van de kosten in volgende jaren afwijkt van hetgeen hier is opgeno-
conform de integrale methode heeft berekend en gerapporteerd.
men. In de jaarrekening worden vooralsnog, conform de aanbeveling
Een vergelijking van onze kosten vermogensbeheer met deze
van de Pensioenfederatie, net als in voorgaande jaren uitsluitend de
benchmark is dan ook nog niet mogelijk. Het bestuur zal, zoals
directe kosten van Cordares/APG opgenomen. In het totale kosten-
gebruikelijk, op basis van een periodieke rapportage van kosten
volume zijn onder andere ook de prestatievergoedingen van private
vermogensbeheer de kostenontwikkeling kritisch blijven volgen en
equity opgenomen. Deze zijn op basis van de betaalde prestatie-
waar nodig maatregelen treffen.
vergoedingen verwerkt. De kosten van het vermogensbeheer zijn in de tabel opgedeeld in de
Rapportage van SPW
volgende categorieën: 1. De beheerfee van APG. 2. De beheerfee van externe vermogensbeheerders (APG uitgeslo-
Tabel 8 Ontwikkeling totale kosten vermogensbeheer
ten). Een gedeelte van de kosten voor externe managers is al
(in miljoenen euro’s)
opgenomen in de beheerfee aan APG en wordt door APG voldaan 2011
Beheerfee APG
10,0
Beheerfee externe managers
13,7
Bewaarloon
0,5
Overige kosten
0,2
Totaal Prestatievergoedingen Totale kosten
28
Basispunten ten opzichte van het gemiddelde belegd vermogen
aan de externe manager. De kosten opgenomen onder ‘beheerfee externe managers’ betreffen kosten die naast de fee aan APG nog ten laste worden gebracht van het belegd vermogen. 3. Het bewaarloon betreft de vergoeding voor het in bewaring geven van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf. 4. De overige kosten betreffen onder andere de aan de beleggingen gerelateerde bank- en accountantskosten.
24,4
39
2,7
4
27,0
44
5. De prestatievergoedingen zijn vergoedingen aan externe managers voor (meerjarige) performance boven een bepaalde drempelwaarde.
Naast deze kostencategorieën onderscheidt de Pensioenfederatie ook nog een categorie transactiekosten. De transactiekosten bestaan uit in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen, aan- en verkoopkosten bij directe belegging in beleggingstitels en acquisitiekosten. Deze categorie is complex van aard. Gegevens zijn niet altijd beschikbaar, waardoor schattingen noodzakelijk zijn en benchmarks ontbreken. De geïdentificeerde transactiekosten over 2011 bedragen 6,3 miljoen euro (10 basispunten). Voor de nieuw te presenteren kostensoorten, waaronder de nog niet geïdentificeerde transactiekosten, geeft de Pensioenfederatie in 2012 een nadere invulling van de berekening. Bij de evaluatie van de kosten van vermogensbeheer moet niet alleen de absolute hoogte van de gerapporteerde kosten in beschouwing worden genomen. De kosten hangen onder meer samen met de beleggingscategorieën waarin wordt geïnvesteerd, de verhouding tussen liquide dan wel illiquide beleggingen, het gekozen risico profiel van het fonds, de wijze waarop wordt geïnvesteerd, de tijdshorizon die gekozen wordt en de behaalde performance. Uitsluitend een integrale afweging van al deze zaken samen, maken een evaluatie van de kosten van het vermogensbeheer mogelijk.
29
Beheersing van de risico’s De uitvoering van de pensioenregeling is omgeven met risico’s.
zijn geheel als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van
Sommige van deze risico’s lopen we bewust, andere proberen we
de organisatie. Dit in het kader van wet- en regelgeving en maat-
tot een minimum te beperken. Een adequate beheersing van risico’s
schappelijke en door de instelling opgestelde normen.
behoort tot de dagelijkse praktijk van het fonds. Aanvullend op de
Door voorbeeldgedrag van het bestuur en door consistente naleving
reeds erkende risico’s en beheersmaatregelen, hebben we in 2011
van zijn principes voor goed pensioenfondsbestuur wordt dit risico
een aantal maatregelen getroffen om ons risicomanagement verder
beheerst. De integriteitsrisico’s die ons fonds loopt, hebben wij
te verbeteren en aan te scherpen. Zo hebben we het risicobeleid
vastgesteld en de maatregelen die deze risico’s moeten beheersen
vastgelegd in het beleidsdocument Integraal Risicomanagement
hebben wij beoordeeld. Om de integriteitrisico’s verder te beheer-
Beleid en is op het bestuursbureau een risicomanagementfunctie
sen, hebben wij onder meer een gedragscode (waarin opgenomen
ingericht.
een regeling relatiegeschenken), een klokkenluidersregeling en een incidentenregeling ingesteld. Ook de leden van de andere fonds
Het Integraal Risicomanagement Beleid SPW
organen moeten hieraan voldoen.
Bij de beheersing van de risico’s hebben we het risicomanagement op een integrale wijze vastgelegd. Het doel is om de risico’s van de
Juridisch risico
bedrijfsvoering, de financiële positie en de uitbestedingsrelatie in
Dit is het risico dat samenhangt met (verandering in en naleving
relatie tot de doelstellingen van het fonds te beheersen. Het beleid
van) wet- en regelgeving. Hier valt ook onder het mogelijk bedreigd
van SPW is gebaseerd op de COSO-aanpak, waarin de volgende
worden van de rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat
onderdelen vastliggen:
contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn.
1. De doelstellingen van het fonds ten aanzien van het risico management.
Wij worden periodiek en op gestructureerde wijze geïnformeerd over belangrijke wijzigingen in wet- en regelgeving en naleving daarvan.
2. De taken en verantwoordelijkheden van de risicomanager.
Ook worden wij geïnformeerd over (de naleving van) interne regels
3. De inrichting van het risicomanagementmodel in de organisatie
van ons fonds en van onze opdrachtnemers. Onze bestuurlijke
van SPW. 4. Definities en beheersmaatregelen van de risico’s van SPW.
commissie Reglementen/Individuele Zaken beoordeelt het in de reglementen vastgestelde beleid op basis van individuele gevallen.
5. Criteria ten aanzien van het risicomanagement van SPW en de uitvoeringsorganisaties. 6. Relevante wet- en regelgeving ten aanzien van het risico management en interne beheersing.
Bestuursrisico Bestuursrisico is het risico dat samenhangt met onvoldoende doelmatige of doeltreffende inrichting en uitvoering van het bestuurlijk proces. Dit mede als gevolg van onvoldoende continuïteit,
Risicospecifieke beheersing
deskundigheid of een onevenwichtige samenstelling van het
Bij de identificatie van de verschillende risico’s hebben wij ons deels
bestuur. Hieronder wordt tevens verstaan het risico dat samenhangt
gebaseerd op de FIRM3-indeling van risicocategorieën, zoals ontwik-
met onvoldoende adequate omgang met stakeholders van het
keld door DNB. Daarnaast hebben wij aanvullende risico’s gedefini-
pensioenfonds.
eerd die betrekking hebben op specifieke karakteristieken van SPW.
Zo zijn er een deskundigheidsplan en een opleidingsplan vast gesteld. Het bestuurlijk functioneren wordt jaarlijks getoetst met
Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste risico’s voor
een externe deskundige. Begin 2012 hebben we de benodigde
ons fonds.
bestuurlijke competenties vastgesteld.
Risico’s ten aanzien van de bedrijfsvoering van SPW
Omgevingsrisico Het omgevingsrisico is het risico als gevolg van veranderingen buiten
Integriteitrisico
SPW. Dit is op het gebied van concurrentieverhoudingen, belangheb-
Dit is het gevaar voor aantasting van de reputatie van SPW of
benden bij SPW, reputatie en de afname van het aantal werkgevers
bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van
en werknemers in de sector woondiensten. De afname van het aantal
SPW. Onder dit risico valt ook aantasting van het financiële stelsel in
werkgevers en deelnemers is het belangrijkste omgevingsrisico.
FIRM staat voor Financiële Instellingen Risicoanalyse methode.
3
30
Binnen ons model van governance is de bestuurlijke communicatie-
Valutarisico
commissie actief. Hierin hebben ook externe deskundigen zitting.
Valutarisico is het risico van een waardedaling van beleggingen
Wij denken dat doelgerichte, intensieve en langdurige communi
in vreemde valuta. Dit als gevolg van een waardedaling van de
catie een instrument is om het omgevingsrisico binnen onze sector
vreemde valuta ten opzichte van de euro.
te beperken. Kredietrisico
Risico’s ten aanzien van de financiële positie van SPW
Kredietrisico is het risico dat de waarde van de vastrentendewaardenportefeuille daalt. Dit als gevolg van een verhoging in de opslag voor
Balansrisico
kredietrisico.
Het balansrisico van SPW is het risico op een verandering in de dekkingsgraad. Dit als gevolg van het verschil in de beweeglijkheid van
Tegenpartijrisico op derivatenposities en deposito’s
de pensioenverplichtingen en de beweeglijkheid van de beleggingen.
Zodra een derivatenpositie een positieve waarde krijgt (en daardoor op de balans van SPW staat), lopen we tegenpartijrisico op de partij
Rente- en curverisico
waarbij de derivatenposities zijn afgesloten. Als de tegenpartij niet
Het renterisico is het risico op een verandering in de dekkingsgraad
kan voldoen aan de betalings-/leveringsverplichtingen, verliest SPW
als gevolg van een renteverandering.
de marktwaarde van de positie.
Het curverisico is het risico van blootstelling aan veranderingen in
SPW houdt kasgeld aan in de vorm van deposito’s. Hierbij loopt
de vorm van de rentetermijnstructuur.
SPW een tegenpartijrisico op de bank(en) waar deze deposito’s worden aangehouden.
Marktrisico Het marktrisico is het risico dat de waarde van de beleggingen in
Liquiditeitsrisico
de portefeuille verandert. Dit als gevolg van veranderingen in de
Het liquiditeitsrisico is het risico dat SPW niet in staat is om op
desbetreffende marktprijzen, bijvoorbeeld door daling van de aan-
korte termijn aan haar betalingsverplichtingen te kunnen voldoen.
delenprijzen. Tevens onderscheiden wij systeemrisico als onderdeel van het marktrisico. Systeemrisico is het risico op extreme markt
Concentratierisico
ontwikkelingen doordat problemen bij één marktpartij overslaan op
Concentratierisico is het risico van een grote, eenzijdige belegging.
andere marktpartijen en de financiële markten als geheel.
De concentratie kan betrekking hebben op één tegenpartij, een geografische concentratie, een sectorale concentratie, een concentratie
Marktrisico alternatieve beleggingen
op één specifieke belegging en een concentratie op één specifiek
Alternatieve beleggingen vertonen specifieke risico’s. Om het markt-
beleggingsrisico. Hoe wij met de financiële risico’s omgaan, hebben
risico van alternatieve beleggingen goed te kunnen monitoren is het
we gemeld in het hoofdstuk “Beleggingen” .
noodzakelijk om per belegging na te gaan wat de belangrijkste on-
Het matchingrisico wordt periodiek geanalyseerd door middel
derliggende risicofactoren zijn die de marktwaarde van de belegging
van een ALM-studie. Met behulp van een ALM-studie worden de
beïnvloeden. Ook wordt nagegaan hoe deze factoren zich ontwikke-
beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar afgestemd. In
len door de tijd, en op welke wijze deze factoren inzicht geven in het
2012 laten we opnieuw een ALM-studie uitvoeren op basis van onze
risicoprofiel van de alternatieve beleggingen. In de risicobeoordeling
risicohouding.
van deze beleggingscategorie volgen wij de beleidsregel die door
Elk kwartaal beoordelen we of de financiële omgeving zodanig
DNB is opgesteld.
gewijzigd is dat we ons beleggingsbeleid moeten aanpassen. Ook beoordelen we of het renterisico is gewijzigd en besluiten we of we
Actief risico
bepaalde maatregelen moeten treffen. Bij onverwachte ontwikkelin-
Het actief risico is het risico dat de vermogensbeheerder een lager
gen nemen we de maatregelen die wij op dat moment nodig achten.
portefeuillerendement behaalt dan het rendement op de bench-
In dergelijke situaties is een noodweerprocedure van kracht, die
mark (een underperformance). Dit als gevolg van het voeren van
onmiddellijk in werking treedt als er forse koersschommelingen op
een actief beleggingsbeleid. Naast het actief risico binnen bepaalde
de financiële markten zijn.
beleggingspools, loopt SPW ook een actief risico als gevolg van de
Elke week beoordelen wij de waarde van onze beleggingen en ver-
verdeling van het belegd vermogen over verschillende beleggings
plichtingen en elke maand rapporteert onze vermogensbeheerder
categorieën.
over matching- en marktrisico’s via een zogeheten risicodashboard
31
naast de bestaande rapportages. Het risicodashboard stelt ons in
doende integer, niet continu of onvoldoende beveiligd worden
staat om sneller en effectief de belangrijkste risico’s inzichtelijk te
ondersteund door IT. Het IT-risico van de uitvoeringsorganisaties
krijgen en waar nodig te beheersen.
valt onder het uitbestedingsrisico van SPW.
Verzekeringstechnisch risico
Omdat we vrijwel al onze diensten hebben uitbesteed (pensioen
Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat uitkeringen (nu of
administratie, vermogensbeheer en advisering op juridisch gebied)
in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/
is het voor ons van het grootste belang uitbestedingsrisico’s goed te
of beleggingsinkomsten. Dit als gevolg van onjuiste en/of onvol-
beheersen. Het administratieve beheer hebben wij ondergebracht bij
ledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en
onze pensioenuitvoeringsorganisatie. Hierbij moeten we ons hou-
premiestelling van het pensioenproduct.
den aan de eisen die DNB stelt op het gebied van uitbestedingen.
Het verzekeringstechnisch risico omvat de risico’s van negatieve
Om de operationele risico’s te beheersen, stellen wij hoge eisen aan
resultaten op de actuariële grondslagen die worden gebruikt bij de
externe en interne controles en aan de dienstverlening van derden.
vaststelling van de technische voorzieningen van het fonds.
Een belangrijk instrument hierbij is het ISAE 3402 type II assurance
De belangrijkste verzekeringstechnische risico’s zijn veranderingen in
rapport. In 2011 hebben we ons beleid op dit gebied vastgelegd in
levensverwachting en de kans op arbeidsongeschiktheid. Wij hanteren
een beleidsdocument.
voor het vaststellen van de technische voorzieningen voor het fonds de meest realistische actuariële grondslagen (ook wel de actuele
In september 2009 hebben wij de administratieve organisatie en
waarde genoemd). Daarbij worden we geholpen door de adviserend
de interne controle van (in het bijzonder) het vermogensbeheer
en door de certificerend actuaris. Jaarlijks wordt beoordeeld of de
vastgelegd in een document. Dit governance-document speelt een
gehanteerde actuariële grondslagen nog voldoende zijn. Het verzeke-
belangrijke rol in de verdeling van de taken, verantwoordelijkheden
ringstechnisch risico is dan dat deel van het vereist eigen vermogen
en bevoegdheden, de beschrijving van procedures en besluitvor-
dat benodigd is voor mogelijke niet-voorziene nadelige afwijkingen
ming en de vaststelling van de functies. Dit document gaan we in
in de verzekeringstechnische resultaten (op basis van de technische
2012 actualiseren.
voorziening op actuele waarde). Dit betreft afwijkingen ten opzichte van de verwachte sterfte en de onzekerheid die gerelateerd is aan de
Wij hebben een Service Level Agreement (SLA) vastgesteld met
verwachte sterftetrend.
onze pensioenuitvoeringsorganisatie voor het pensioenbeheer en
Ook stellen we de technische voorzieningen van het fonds vast op
met onze vermogensbeheerder voor het vermogensbeheer. In een
basis van de recentste prognosetafels van het Actuarieel Genootschap
SLA staan afspraken over de dienstverlening. In deze afspraken ligt
(AG). Hierbij houden we rekening met ervaringssterfte binnen het
de nadruk vooral op kwalitatieve aspecten. Dat zijn bijvoorbeeld de
fonds ten opzichte van de gehele Nederlandse bevolking. Daarnaast
tijdigheid, juistheid en volledigheid van de uitvoering. De afspraken
houden wij rekening met een toekomstige sterftetrend. Deze trend is
over het pensioenbeheer zijn opgenomen in een fondsspecifieke
expliciet opgenomen in de recentste Prognosetafel 2010 van het AG.
overeenkomst. Hierover worden wij elk kwartaal geïnformeerd.
Tenslotte houden we rekening met de kans dat een deelnemer ar-
Mochten afspraken niet gehaald zijn, dan wordt niet alleen aange-
beidsongeschikt wordt. Ook daar hanteren wij bepaalde grondslagen
geven waarom dat zo was, maar wordt - als sprake is van meer dan
voor. In 2011 hebben we het tarief voor premievrijstelling bij arbeids-
een incident - ook een verbeterplan overeengekomen.
ongeschiktheid niet gewijzigd. Ook zijn de overige veronderstellingen ten aanzien van het arbeidsongeschiktheidsrisico niet gewijzigd.
In 2011 is de SLA over het pensioenbeheer door de uitvoerings- organisatie geëvalueerd. Begin 2012 bespreken we de resultaten
Risico’s ten aanzien van uitvoeringsorganisaties van SPW
hiervan. Met APG/Cordares hebben we afgesproken dat zij periodiek een zelfevaluatie doen. De resultaten van de zelfevaluatie bespreken we
Uitbestedings- en IT-risico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede activiteiten in gevaar komen. Dit als gevolg van operationele problemen of een te grote concentratie/afhankelijkheid van een uitvoerder. Het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvol-
32
in een evaluatiemeeting.
Actuarieel verslag Met dit actuarieel verslag willen we inzicht geven in de financiële
Bij kapitaaldekking speelt een aantal onzekere factoren een rol.
resultaten over het verslagjaar. Dat wordt gedaan door op iedere
Zo is er allereerst het beleggingsrendement dat het fonds behaalt.
post uit de technische verlies- en winstrekening nader in te gaan.
De beleggingsopbrengsten kunnen van jaar tot jaar grote schommelingen laten zien. Een andere onzekere factor is de inflatie.
1. Doelstelling van ons fonds De belangrijkste doelstelling van pensioenfondsen - en ook van
Bij de berekening van de TV van de opgebouwde nominale
Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties (SPW) - is de
pensioenaanspraken wordt op dit moment geen rekening gehouden
zekerstelling van de toegezegde pensioenen. Die zekerstelling heeft
met toekomstige toeslagen ter compensatie van de inflatie. Voor
niet alleen betrekking op de ingegane pensioenen, waarvoor geen
de bepaling van de pensioenpremie is het belangrijk om te weten
premie meer betaald wordt, maar ook op de in de toekomst nog op
hoe de pensioenuitkeringen in de toekomst zullen verlopen.
te bouwen pensioenen van de actieve deelnemers. Daarnaast streeft
Pensioenuitkeringen komen bij SPW in drie vormen voor:
het pensioenfonds ernaar dat pensioenen van pensioentrekkenden
1. ouderdoms- en vroegpensioen;
en premievrije deelnemers waardevast en de pensioenen van de
2. (tijdelijk) nabestaandenpensioen;
actieve deelnemers welvaartsvast blijven, indien de financiële positie
3. arbeidsongeschiktheidspensioen.
van het fonds dit toelaat. De uitkeringen zijn afhankelijk van de levensverwachting van de
2. Financieel Toetsingskader (FTK) en Financiering door kapitaaldekking
gemiddelde deelnemer, of hij wel of niet een partner heeft en/of
De Technische voorzieningen (TV) zijn gelijk aan de actuariële
Deze vragen zijn niet met zekerheid te beantwoorden. Wel is het
contante waarde van de opgebouwde, premievrije en ingegane
mogelijk bepaalde aannames te doen, zeker bij een grote groep
pensioenen. Bij de vaststelling van de TV is uitgegaan van
deelnemers, zoals bij SPW het geval is. Er worden dan aannames
marktwaardering. De nominale rentetermijnstructuur kwam
gedaan over de toekomstige ontwikkelingen op basis van bepaalde
eind 2011 overeen met een vaste rekenrente van 2,75% (2010:
levenskansen.
de deelnemer wellicht arbeidsongeschikt zal worden.
3,5%). De Nederlandsche Bank (DNB) heeft ervoor gekozen om de rentetermijnstructuur per 31 december 2011 te middelen over
Rekenrente en levenskansen tezamen noemen we de actuariële
de handelsdagen van de laatste 3 maanden. Deze middeling is
grondslagen. Hiermee kan berekend worden hoeveel geld benodigd
toegepast omdat naar oordeel van DNB per einde 2011 sprake was
is voor pensioenbetalingen nu en in de toekomst.
van uitzonderlijke marktomstandigheden en gebrekkige liquiditeit in het lange eind van de interbancaire swap-markt. Daardoor bestond
De actuariële resultaten (x e 1.000)
te veel onzekerheid over de vraag of op 30 december 2011 een juiste
In totaal is in 2011 een negatief resultaat ad 201.985 behaald.
prijsvorming heeft plaatsgevonden.
Teneinde na te gaan op welke wijze dit resultaat is ontstaan uit afwijkingen tussen veronderstellingen (bijvoorbeeld rekenrente en
Voorts is bij de vaststelling van de TV rekening gehouden met de
sterfte) en werkelijkheid, is een analyse opgesteld. In deze analyse
voorzienbare trend in overlevingskansen. Daarbij is een correctie op
zijn de verschillende bronnen opgenomen die tot het resultaat
de overlevingskansen toegepast om het verschil tussen de over-
hebben geleid. De uitkomsten uit deze analyse zijn als volgt:
levingskansen van de beroepsbevolking en de gehele bevolking in aanmerking te nemen. Het pensioenfonds stelt haar voorziening
Technische verlies- en winstrekening over 2011 (x e 1.000)
vast op basis van de overlevingstafels ‘AG-Prognosetafel 2010-2060’ toegepast met Towers Watson 2010 ervaringssterfte. Lasten
De Pensioenwet schrijft voor dat het ouderdomspensioen moet zijn gebaseerd op kapitaaldekking. Dat betekent dat met de geheven premie een kapitaal bij elkaar gespaard dient te worden dat groot genoeg is om aan de pensioenverplichtingen te voldoen.
Kosten Beleggingen/marktrente Arbeidsongeschiktheid
507 Premies 280.181 Levenskansen 2.286 Herverzekering Diversen
Het benodigde kapitaal op enig moment noemen we de technische voorziening.
Baten
Totaal
65.008 5.427 6 10.548
Verlies
201.985
282.974 Totaal
282.974
33
3. Resultaat op premie
om afwijkingen ten aanzien van het verwachte aantal deelnemers
Het resultaat op premie is het verschil tussen de benodigde koop-
met een partner dat gemiddeld overlijdt.
som voor de pensioenopbouw ten behoeve van de ontwikkeling van de TV en de premiebetalingen in het boekjaar.
In 2011 is op zowel het langlevenrisico als het kortlevenrisico een winst geboekt. Per saldo is op levenskansen een winst geboekt
De totale premieontvangsten bedroegen in 2011 316.471. Verder
van 5.427.
kwam uit de premievrijstellingreserve en de overige voorzieningen een bedrag beschikbaar van 13.372. Het totale beschikbare bedrag
6. Resultaat op arbeidsongeschiktheid
bedroeg derhalve 329.843. Uit het totaal van de ontvangen premies
Het resultaat op arbeidsongeschiktheid is afhankelijk van het aantal
is een bedrag van 16.607 beschikbaar gesteld voor de dekking van
invalideringen en revalidaties in een bepaald boekjaar. Per saldo is
nabestaandenpensioen (ANW), invaliditeitspensioen (IP), aanvul-
op arbeidsongeschiktheid een verlies geboekt van 2.286.
lend arbeidsongeschiktheidspensioen ((A)AP), premievrijstelling (PVI) en kosten. De beschikbare gelden zijn ten gunste gebracht van
7. Resultaat op herverzekering
de resultaten op sterfte (ANW), arbeidsongeschiktheid (IP, (A)AP en
In het resultaat op herverzekering worden de betaalde premies
PVI) en kosten.
herverzekering afgezet tegen de uitkeringen uit hoofde van her
De benodigde koopsom voor de reguliere pensioenopbouw in 2011
verzekering. In 2011 is een winst behaald van 6.
bedroeg 243.676. De opgebouwde pensioenaanspraken en –rechten van actieve
8. Resultaat op toeslagen
deelnemers, gewezen en pensioentrekkende deelnemers zijn niet
In 2011 zijn er geen toeslagen toegekend, derhalve is het resultaat
verhoogd. De benodigde risicokoopsom voor de toename van de
op toeslagen nul.
overige voorzieningen bedroeg 4.552.
9. Resultaat op diversen Het positieve resultaat op premies bedroeg dit jaar
Het resultaat op diversen ad 10.548 positief bestaat uit het resultaat
316.471 + 13.372 – 16.583 – 24 – 243.676 – 4.552 = 65.008.
op waardeoverdrachten van 97 positief, het resultaat op uitkeringen ad 251 positief, het resultaat op overige mutaties (waaronder correc-
4. Resultaat op beleggingen en marktrente
ties die betrekking hebben op vorige boekjaren) ad 10.200 positief.
Het resultaat op intrest is gelijk aan de behaalde beleggingsopbrengsten, verminderd met de mutatie van de TV vanwege de wijzi-
10. Resultaat op kosten
ging van de marktrente gedurende het boekjaar en verminderd met
Ter dekking van de door het fonds gemaakte kosten komen jaarlijks
de technisch benodigde intrest (op basis van 1,296% éénjaarsrente).
beschikbaar:
De directe en indirecte beleggingsopbrengsten na aftrek van de
1. een bedrag als gevolg van de vrijval van de excassokostenopslag
gemaakte intrest- en beleggingskosten bedroegen 725.376 positief.
uit de TV. Als dekking voor de te maken excassokosten wordt de
Terzake van de TV was 74.629 benodigd. Daarnaast is er sprake van
TV bepaald inclusief een opslag van 2,1% (excassokostenopslag).
een toename van de TV ultimo 2011 ad 930.928 als gevolg van de
Deze opslag valt vrij op het moment dat het fonds uitkeringen
gestegen marktrente. Over het verslagjaar bedroeg het totale verlies
doet. In 2011 bedroeg de vrijval uit de TV wegens excassokosten
op intrest derhalve: 725.376 – 74.629 – 930.928 = 280.181.
3.092; 2. een opslag uit de premie. In 2011 kwam uit de premie een bedrag van 7.784 beschikbaar;
5. Resultaat levenskansen Het belangrijkste onderdeel van het resultaat op levenskansen is het
In totaal was in 2011 dus een bedrag beschikbaar van 10.876.
sterftecijfer. Afwijkingen in het sterftecijfer waarmee gerekend is en
De werkelijke kosten in 2011 bedroegen 11.383. In 2011 bedroeg
het werkelijke sterftecijfer beïnvloeden immers het verloop van de
het resultaat op kosten derhalve 507 negatief.
pensioenuitkeringen en daarmee het resultaat van SPW. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het langlevenrisico en het kortlevenrisico van alle deelnemers. Bij het langlevenrisico gaat het vooral om afwijkingen ten aanzien van de leeftijd die een gepensioneerde deelnemer gemiddeld bereikt. Bij het kortlevenrisico gaat het
34
Melding als bedoeld in artikel 96 van de Pensioenwet Op grond van artikel 96 van de Pensioenwet melden wij het volgende. In het verslagjaar is sprake geweest van: • een kortetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet; • een langetermijnherstelplan als bedoeld in artikel 138 van de Pensioenwet. In het verslagjaar is geen sprake geweest van: • het opleggen van dwangsommen en boetes door de toezicht houder; • een aanwijzing van de toezichthouder als bedoeld in artikel 171 van de Pensioenwet; • de aanstelling van een bewindvoerder door de toezichthouder als bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet; • de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder. Melding aan DNB van het reservetekort en het dekkingstekort heeft plaatsgevonden in het jaar 2008.
35
Verslag van de Raad van Toezicht Bevindingen over het jaar 2010
processen te versterken. Het bestuur was hier reeds mee bezig en
De Raad van Toezicht is van mening dat de aanbevelingen op seri-
heeft thans een Plan van Aanpak opgesteld. De Raad van Toezicht is
euze wijze in het bestuur zijn besproken. De meeste aanbevelingen
betrokken bij dit proces en heeft het bestuur hierover geadviseerd.
zijn voortvarend en planmatig opgepakt. Er is een aantal goede
De raad zal in de komende periode toezien op de realisatie van de
resultaten geboekt. Het communicatiebeleidsplan ziet er goed uit,
beoogde maatregelen.
de processen waren tijdens de financiële crisis in control en de risicobeheersing voor de langere termijn is in beeld gebracht. Het
Risico’s op langere termijn
integrale risicobeleid heeft in de loop van 2011 vorm gekregen. De
De risico’s op langere termijn zijn in beeld gebracht. De ambitie die
aanbevelingen met betrekking tot de governance van het fonds zijn
het bestuur heeft wat betreft het verlenen van toeslag blijkt voorlopig
nog onderwerp van gesprek.
niet gerealiseerd te kunnen worden en er is zelfs een reële kans op het moeten korten van de pensioenen. Dit komt omdat het fonds
Beleggings- en vermogensbeheerbeleid, risicomanagement en transitie naar APG
achter loopt op het herstelplan. In het opgestelde financieel crisisplan worden verschillende maatregelen benoemd voor het geval herstel niet bereikt kan worden zonder aanvullende maatregelen De Raad van
Transitie naar APG
Toezicht beveelt aan om op korte termijn de cao-partijen hierover te
Door het nieuwe contract is de rol van de Beleggingsadviescom-
informeren en te adviseren nieuwe afspraken te maken.
missie (BAC) anders geworden. Het bestuur heeft, mede met het oog hierop, de rol en het functioneren van de BAC laten evalueren
Governance; Functioneren van het bestuur
door een externe partij. De Raad van Toezicht is van mening dat de nieuwe, strategischere rol van de BAC, steeds duidelijker wordt. Er is
Governance- algemeen
echter nog wel ruimte voor verdere verbetering en verduidelijking.
De Raad van Toezicht vindt dat er een goede ontwikkeling heeft
De rapportages van de nieuwe vermogensbeheerder zijn duidelijk en
plaatsgevonden wat betreft de inrichting en het functioneren van de
uitgebreid. Op een aantal gebieden is er echter nog onvoldoende
governance. Een analyse van de huidige situatie heeft geleid tot het
informatie. Vooral de risicorapportages, de liquiditeitsrapportages
vaststellen van veel beleidsdocumenten op het gebied van gover-
en de kostenrapportages verdienen verbetering. De Raad van
nance, beleggingen en risicobeleid. De Raad van Toezicht vindt dat
Toezicht volgt dit nauwgezet.
er tot op heden zeer veel werk is verzet door het bestuur en is content met de voortgang doch vraagt wel de aandacht van het bestuur
Beleggingsplan 2012
voor de verdere afronding hiervan in 2012.
De Raad van Toezicht meent dat het bestuur, en de beleggingscommissie, zich op goede wijze heeft ingespannen om
De Raad van Toezicht mist op onderdelen van deze documenten
tot een beleggingsplan 2012 te komen. De verschillende en meest
nog wel de uitgangspunten en ambitie van het bestuur. De raad
waarschijnlijke scenario’s zijn goed beschreven in het plan en de
krijgt graag meer inzicht van het bestuur wat de uitgangspunten en
risico’s zijn onderkend. Toch is er nog verbetering noodzakelijk. De
ambities zijn die ten grondslag liggen aan het beleid.
raad meent dat het uitgangspunt van een strategisch beleggingsplan het risicodraagvlak en het daaruit expliciet voortvloeiende
Governance- bestuur
risicobudget hoort te zijn. Ook de investment beliefs zijn een
De Raad van Toezicht heeft, net zoals vorig jaar, in dit kader een aan-
belangrijke basis voor een beleggingsplan. De raad mist deze
tal adviezen uitgebracht. Zo is geadviseerd de vergaderfrequentie te
onderbouwingen en adviseert het bestuur deze alsnog in te vullen,
verhogen en zodoende meer tijd te hebben voor het bestuurlijk werk
zoals zij dit momenteel al doet met de investment beliefs.
en gezamenlijk te komen tot opinie- en kennisuitwisseling. De raad
In het beleggingsplan zit een aantal complexe producten. Deze
heeft verder het bestuur in overweging gegeven het aantal bestuurs
complexe producten vereisen een kritische en continue analyse van de
zetels uit te bereiden of eventueel te werken met een onafhankelijk
zijde van het bestuur. De Raad van Toezicht vraagt hier aandacht voor.
voorzitter. Het bestuur heeft aangegeven zich met het huidig aantal zetels voldoende slagvaardig te vinden. De raad adviseert het bestuur
Onderzoek DNB
om te zorgen voor een goede continuïteit van het bestuur, een
In 2011 heeft DNB bij SPW een beleggingsonderzoek verricht. De
realistisch successieplan te hebben en steeds te letten op eventuele
uitkomsten van het onderzoek geven aan dat het op onderdelen
kwetsbaarheid hiervan. De bestuursleden dienen ook genoeg tijd ter
nodig is de bedrijfsvoering te verbeteren en de beheersing van de
beschikking te hebben voor de uitvoering van hun bestuurstaken.
36
De maatschappij en de toezichthouder stellen steeds meer
beleid. Essentiële onderdelen zoals risicodraagvlak en –budget die
eisen aan de deskundigheid van bestuursleden. Op deze wijze kan
als basis dienen voor dit beleid moeten nog verder worden ontwik-
geborgd worden dat een bestuur weloverwogen besluiten neemt.
keld. De raad onderkent dat het bestuur sterk hecht aan deskundig-
Het bestuur heeft hier in 2011 veel tijd en inspanning aan besteed,
heidsbevordering. Wel merkt de raad op dat het bestuur onder meer
hetgeen de kwaliteit van het bestuur duidelijk ten goede komt. De
door zijn omvang en samenstelling en het beperkt aantal vergade-
Raad van Toezicht zal hier aandacht voor blijven vragen.
ringen kwetsbaar blijft.
Implementeren van integraal risicomanagement en uitbestedingsbeleid
Alles overzien meent de raad dat er in het fonds veel gebeurd is het afgelopen jaar, dat het bestuur ingewikkelde, maar goed onderbouwde keuzes heeft gemaakt. Het bestuur ontwikkelt zich steeds verder
Integrale risicobeleid
en is veelal op de goede weg.
De Raad van Toezicht stelt met tevredenheid vast dat het integrale risicobeleid inclusief de noodzakelijke beheersingsmaatregelen is vastgesteld in 2011. Het beleid op een aantal risicogebieden zal in
Raad van Toezicht SPW
2012 verder uitgewerkt worden. De raad vindt dat het integrale
15 juni 2012
risicobeleid een continu aandachtspunt dient te zijn van het bestuur. Uitbesteding Externe uitbesteding als kerntaak van het bestuur is vele malen aan de orde geweest door het bestuur zelf, de externe accountant en de Raad van Toezicht. Het uitbestedingsbeleid zoals onlangs is vastgesteld door het bestuur, vormt een goede basis om de uitbestede activiteiten te evalueren. Dit gaat in 2012 gebeuren.
Overige zaken Communicatie Er is een communicatiemeerjarenplan opgesteld en een communicatiejaarplan. De Raad van Toezicht is van mening dat dit gedegen en afgewogen plannen zijn. Bestuursbureau Het bestuursbureau krijgt steeds meer vorm. Medio 2011 is er een riskmanager toegevoegd aan dit bureau. De Raad van Toezicht ziet het als een goede ontwikkeling dat het bestuursbureau verder is ingevuld, omdat het bestuur zo adequate ondersteuning krijgt. Conclusie De Raad van Toezicht is van mening dat het bestuur het afgelopen jaar op het terrein van het verbeteren van de beleidsprocedures en processen goede resultaten heeft geboekt. Nu is het zaak deze verder te implementeren. Er is veel werk verzet om te komen tot een integraal risico- management. De raad vindt dat positief. Nu is het zaak dit beleid in de praktijk te laten functioneren. Dat geldt ook voor het beleggings-
37
Oordeel van het verantwoordingsorgaan Inleiding
Het Verantwoordingsorgaan vindt de kwaliteit en continuïteit van het
Het Verantwoordingsorgaan geeft een algemeen oordeel over het
bestuur noodzakelijk. In dit verband onderschrijft het Verantwoor-
handelen van het bestuur, het gevoerde beleid en het beleid voor de
dingsorgaan de visie en bevindingen van de Raad van Toezicht op dit
toekomst. Het oordeel van het Verantwoordingsorgaan is hieronder
punt. Het Verantwoordingsorgaan vindt het bestuur kwetsbaar door
opgenomen.
aard (continuïteit), omvang en samenstelling. De versterking van het bestuursbureau ziet het Verantwoordingsorgaan als een belangrijke
De bevoegdheid van het Verantwoordingsorgaan is gebaseerd op
en goede ontwikkeling. Door deze versterking krijgt het bestuur de
artikel 33 van de Pensioenwet, artikel 11 van het Besluit uitvoering
tijd om te komen tot de nodige reflectie op het gevoerde en te voeren
Pensioenwet en Wet Verplichte Beroepspensioenregeling en de
beleid; tevens is het noodzakelijk om in het bestuur voldoende
Principes voor goed pensioenfondsbestuur, opgesteld door de STAR
countervailing power te organiseren.
op 16 december 2005.
Het Verantwoordingsorgaan is van oordeel dat het bestuur in zijn huidige setting een maximale prestatie verricht, maar is bezorgd of
Algemeen
dit in de toekomst voldoende geborgd blijft door de toenemende
Het Verantwoordingsorgaan heeft op basis van artikel 4 van het
complexiteit.
Reglement Verantwoordingsorgaan en de Principes onder meer tot taak een algemeen oordeel te geven over:
In dit kader stelt het Verantwoordingsorgaan vast dat het huidige
• het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag,
bestuursmodel van een compact bestuur met een professioneel
de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen
bestuursbureau in de huidige tijdgeest bruikbaar is, maar er in de
van de Raad van Toezicht;
toekomst waarschijnlijk aanpassingen nodig zijn.
• het door het bestuur gevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar;
Het Verantwoordingsorgaan constateert dat het bestuur belangrijke
• het beleid voor de toekomst;
stappen heeft gezet in het versterken van zijn governance. Zo is een
• de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan goed pensioen-
begin gemaakt met de vaststelling van gemeenschappelijke invest-
fondsbestuur als bedoeld in artikel 33 van de Pensioenwet.
ment beliefs. Hiermee wordt het beleggingsbeleid beter vormgegeven en verantwoord, wordt de complexiteit verminderd en komt het
Verklaring bij de jaarstukken
bestuur effectiever in control.
Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarver-
Het is voorts een goede zaak dat SPW werkt met een financieel
slag, de jaarrekening en de bevindingen van de Raad van Toezicht.
crisisplan; niet alleen omdat het een goed instrument is in tijden
Daarnaast heeft het Verantwoordingsorgaan gesproken met de
van crisis, maar ook omdat het een instrument is om tot meer
accountant, de waarmerkend actuaris en de compliance officer,
bewustwording te komen. Het orgaan roept het bestuur op om
alsmede met de Raad van Toezicht en het bestuur.
sociale partners hierop te blijven aanspreken.
Bevindingen Verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan is onaangenaam getroffen door de brief
Het Verantwoordingsorgaan spreekt zijn tevredenheid uit over de
en bevindingen van het beleggingsonderzoek van De Nederlandsche
opvolging door het bestuur van zijn eerder gedane aanbevelingen:
Bank naar een beperkt deel van de beleggingen bij SPW. Het
• Met name de transparantie in de uitvoeringskosten, de zichtbare
Verantwoordingsorgaan vindt dat het bestuur hierop adequaat heeft
beleggingskosten en inzicht in de verborgen kosten zijn van
gereageerd en met het ‘Plan van aanpak’ goede stappen gezet heeft
groot belang.
om de governance te versterken.
• De wijze waarop het bestuur de communicatie en de transparantie daarbinnen heeft verbeterd o.a. via het jaarverslag, stemt het
bestuur de voorlopige bevindingen van de toezichthouder niet snel
Verantwoordingsorgaan tot tevredenheid.
heeft gedeeld. Een termijn van ruim vier maanden is, naar het oor-
• Het Verantwoordingsorgaan stelt vast dat de administratieve organisatie en de interne controle bij de uitvoeringsorganisatie is verbeterd. Het Verantwoordingsorgaan wijst erop dat verdere verbetering nodig blijft.
38
Het Verantwoordingsorgaan is teleurgesteld in het feit dat het
deel van het Verantwoordingsorgaan, voor een dergelijk belangrijke brief te lang.
Reactie van het bestuur op het oordeel van het verantwoordingsorgaan Oordeel Verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft op 22 juni 2012 kennisgenomen van het oordeel
Over het algemeen oordeelt het Verantwoordingsorgaan positief
en de adviezen van het verantwoordingsorgaan ten aanzien van het
over het door het bestuur gevoerde beleid. Het gaat hierbij niet
jaarverslag van en het gevoerde bestuursbeleid in 2011.
alleen om de financiële resultaten, maar ook om de resultaten op
Het bestuur vindt daarin geen aanleiding tot opmerkingen.
het gebied van risicobeheersing, transparantie, communicatie en de governance van het fonds.
Het bestuur waardeert de betrokkenheid en inzet van de leden van het verantwoordingsorgaan en heeft met instemming kennisgenomen van het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan.
Het Verantwoordingsorgaan van SPW
De adviezen worden door het bestuur onderschreven en ter hand
12 juni 2012
genomen, voor zover dat niet al het geval is. Het bestuur dankt het verantwoordingsorgaan voor zijn inzet om tot een gefundeerd oordeel te komen over het gevoerde beleid en zal het verantwoordingsorgaan op de hoogte stellen van beleidsontwikkelingen bij het fonds.
Bestuur SPW Amsterdam, 22 juni 2012
39
Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties Jaarrekening 2011
Leeswijzer bij de jaarrekening Hierna volgt de Balans per 31 december 2011 en de Staat van baten en lasten over 2011. De cijfers in de kolom Toelichting verwijzen naar de toelichting op de balans per 31 december 2011 (vanaf pagina 49) en de toelichting op de staat van baten en lasten (vanaf pagina 63).
40
Balans per 31 december 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
Activa
2011
2010
Toelichting
Beleggingen Beleggingen voor risico pensioenfonds
1
6.838.631
5.719.024
Beleggingen voor risico deelnemers
2
126
134
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
3
141
162
Deelneming
4
-
675
Overige vorderingen en overlopende activa
5
78.252
121.841
Liquide middelen
6
15.177
130.921
6.932.327
5.972.757
2011
2010
7
102.284
304.269
Voorziening voor risico pensioenfonds
8
6.710.034
5.606.546
Voorziening voor risico deelnemers
9
126
134
Overige schulden en overlopende passiva
10
Totaal
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
Toelichting
Technische voorzieningen
Totaal
119.883
61.808
6.932.327
5.972.757
41
Staat van baten en lasten over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
Baten
2010
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
11
316.468
312.201
Premiebijdragen voor risico deelnemers
12
3
7
Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
13
735.598
682.125
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
14
13
16
Saldo overdracht van rechten
15
18.030
3.628
Herverzekeringen
16
6
8
Resultaat deelneming
17
175
31
28
-
1.069.971
998.016
2011
2010
./.
Diverse baten Totaal van de baten
Lasten Pensioenuitkeringen
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten Uitvoeringskosten vermogensbeheer
Toelichting 18
./.
19 20
./. ./.
Overgedragen rechten voor risico deelnemers
Mutatie VPV voor risico pensioenfonds
./.
21
./.
Mutatie voorziening voor risico deelnemers
42
2011 Toelichting
147.009 ./.
11.383 ./. 10.060 ./.
24 ./.
1.103.488 ./. 8
Totaal van de lasten
./.
1 .271.956 ./.
Saldo van baten en lasten
./.
201.985
135.104
11.597 12.695
24
747.680 1
907.099 90.917
Kasstroomoverzicht over 2011 (Bedragen in duizenden euro’s)
2011
2010
315.801
311.718
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangen premies Ontvangen waardeoverdrachten ./.
146.825 ./.
Betaalde waardeoverdrachten
./.
17.312 ./.
Ontvangen uitkeringen van herverzekeraars Betaalde pensioenuitvoeringkosten
11.571
25.341
Betaalde pensioenuitkeringen
135.012 1.823 27
27 ./.
Totaal kasstroom uit pensioenactiviteiten
11.495 ./.
11.680
165.537
174.801
4.643.202
1.512.247
211.148
144.572
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Verkopen en aflossingen van beleggingen Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Aankopen en verstrekkingen van beleggingen
./.
Betaalde kosten van vermogensbeheer
./.
Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten
./.
5.126.918 ./.
1.779.801
8.713 ./.
12.802
281.281 ./.
135.784
- ./.
136
Netto-kasstroom uit beleggingsactiviteiten Koers- en omrekeningsverschillen op liquide middelen
Mutatie liquide middelen
Stand per 1 januari Stand per 31 december
./.
115.744
38.881
130.921
92.040
15.177
130.921
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
43
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2011 (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Inleiding
betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt
Het doel van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samen-
(SPW), statutair gevestigd te Amsterdam, is het nu en in de toekomst
hangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering
verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden
van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang
bij ouderdom en overlijden. Ook verstrekt SPW uitkeringen aan ar-
betrouwbaar kan worden vastgesteld.
beidsongeschikte deelnemers. SPW geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregelingen van de aangesloten werkgevers.
Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met
Overeenstemmingsverklaring
betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn over-
De jaarrekening is in overeenstemming met de wettelijke bepalin-
gedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans
gen, zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming
opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in
van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.
de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekom-
Het bestuur heeft op 22 juni 2012 de jaarrekening vastgesteld.
stige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op
Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling
handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post ‘nog af te wikkelen transacties’. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn.
Algemeen Ter verbetering van het inzicht is voor de vergelijkende cijfers een
Saldering van een actief en een verplichting
presentatiewijziging doorgevoerd.
Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesal-
• Er heeft een verdere uitsplitsing plaatsgevonden van de post
deerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is
juridische kosten en de post overige kosten in de toelichting op
van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de
de Pensioenuitvoerings- en administratiekosten.
verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de
• De tabel onder ‘Beleggingen voor risico pensioenfonds’, de tabel
intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met
onder ‘Schattingen en oordelen’, de tabel onder ‘Vastrentende
de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplich-
waarden’ en de tabel onder ‘Overige beleggingen’ zijn aangepast.
tingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens
Er heeft een verschuiving plaatsgevonden (51.452) van de opportu-
gesaldeerd opgenomen.
nities van de Vastrentende waarden naar de Overige beleggingen. • In het kasstroomoverzicht heeft een verschuiving plaatsgevonden
Schattingen en veronderstellingen
(5.812) tussen de post ontvangen waardeoverdrachten en betaalde
De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9
pensioenuitvoeringskosten.
Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van
Opname van een actief of een verplichting
grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen,
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk
en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden
is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioen-
veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en
fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan
verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als
worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen
redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis
wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal
voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die
gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag
niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke
daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.
uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld.
Verantwoording van baten en lasten
Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen
waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen
wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samen-
voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en
hangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering
toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel
van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang
de verslagperiode als toekomstige perioden.
44
Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen
Leningen op schuldbekentenis
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en on-
waarde. De actuele waarde van de leningen op schuldbekentenis
gerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waarde-
wordt berekend op basis van de contante waarde van de toekom-
veranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,
stige kasstromen. De gehanteerde interestpercentages voor het
worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten
contant maken zijn ontleend aan externe onafhankelijke partijen en
opgenomen.
zijn afhankelijk van het kredietrisico per tegenpartij. De leningen op
Leningen op schuldbekentenis worden gewaardeerd op actuele
schuldbekentenis worden in de jaarrekening verantwoord onder de
Vreemde valuta
obligaties en andere vastrentende waardepapieren.
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is
Derivaten
onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten
SPW maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valuta-
voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta worden omgere-
termijncontracten. Ook maakt SPW gebruik van renteswaps voor het
kend tegen de koers per transactiedatum. Alle valutakoersverschillen
afdekken van het renterisico van de verplichtingen en van (onder-
zijn verwerkt in de staat van baten en lasten.
handse) opties om het neerwaartse risico van aandelen af te dekken. Alle derivaten worden op actuele waarde gewaardeerd en zijn in de
Beleggingen voor risico pensioenfonds
jaarrekening verantwoord onder derivaten. De renteswaps worden gewaardeerd op marktwaarde. De markt-
Algemeen
waarde is de resultante van de contante waarde van de toekomstige
De beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts
kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende rente
indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar
swapcurve. De waarde van de aandelenopties wordt bepaald met
kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van
behulp van standaard marktconforme waarderingsmodellen in
geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen,
Bloomberg. Voor de aandelenopties zijn de belangrijkste parameters
die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen, worden
voor de waardering gebaseerd op observeerbare marktinformatie.
gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat
Dit betreft voornamelijk de volatiliteit in de markt.
soort beleggingen.
Onderhandse leningen Participaties in vastgoedbeleggingsinstellingen
De onderhandse leningen worden gewaardeerd op actuele waarde
Participaties in beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen
door het quotiënt van het rendement van de lening en het effectief
zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers.
rendement van dertigjarige staatsleningen ultimo boekjaar, inclusief
Participaties in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggings-
een illiquiditeits- en risico-opslag van 1,25 procent.
instellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Beleggingen voor risico deelnemers Dit betreft het zogenaamde privioen, een beschikbare premie-
Aandelen
regeling waarbij voor rekening en risico van de deelnemer wordt
Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde
belegd bij Robeco. Waardering van de beleggingen vindt plaats
beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balans-datum
tegen de actuele waarde zoals opgegeven door Robeco.
geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per
Deelneming
balansdatum geldende intrinsieke waarde.
Onder de deelneming staan de cumulatief preferente aandelen Cordares Holding nv verantwoord. Deze zijn opgenomen tegen
Obligaties en andere vastrentende waardepapieren
kostprijs of lagere marktwaarde. Het deelnemingspercentage in
Beursgenoteerde obligaties en andere vastrentende waardepapieren
Cordares Holding nv bedroeg 2,4 procent ultimo 2010. De deel
en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn
neming is in 2011 verkocht aan APG Algemene Pensioen Groep nv.
gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. Participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende intrinsieke waarde.
45
Vorderingen en overlopende activa
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één
premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis
jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid
van de contante waarde van doorsneepremies waarvoor vrijstelling
in mindering gebracht.
is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Daarnaast wordt bij het berekenen van de voorziening rekening gehouden met de contante
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
waarde van de (deels) vrijgestelde doorsneepremies voor deel nemers met een ingegaan vroegpensioen.
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde).
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van
De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde
voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening
van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samen-
wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen.
hangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioen verplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de
De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële
opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toe-
grondslagen en veronderstellingen:
zeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met
Rekenrente
gebruikmaking van de marktrente.
De marktrente is gebaseerd op de rentetermijnstructuur zoals per Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is
31 december 2011 gepubliceerd door DNB.
uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven
DNB is voor de rentetermijnstructuur per 31 december 2011
aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of toeslagen
uitgegaan van een 3-maands gemiddelde rente. De gepubliceerde
op de opgebouwde pensioenaanspraken worden verleend. Alle per
rentetermijnstructuur is derhalve het gemiddelde van de zuivere
balansdatum bestaande besluiten tot toeslagverlening (ook voor be-
rentetermijnstructuren van de handelsdagen tussen 1 oktober en
sluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex-ante condities)
31 december 2011.
zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
Figuur 2 Rentetermijnstructuur per 31 december 2010 en 31 december 2011
4,50 4,00
Interestpercentage
3,50 3,00 2,50 2,00 1,50 1,00 0,50 0 1
5
9
13
17
21
25
29
33
Looptijd in jaren 31-12-2010
46
31-12-2011
37
41
45
49
53
57
Sterfte
Toeslagverlening
De sterftekansen zijn gebaseerd op de Prognosetafel 2010-2060
De pensioenen van (gewezen) deelnemers en uitkeringsgerechtigden
met toepassing van de Towers Watson 2010 ervaringssterfte voor de
worden, als en voor zover de middelen van het fonds dit naar het
hoofdverzekerde en geen ervaringssterfte voor de medeverzekerde.
oordeel van het bestuur toelaten, jaarlijks op 1 januari volgend op het boekjaar verhoogd met de door het bestuur vast te stellen toeslag.
Partnerfrequenties Voor latent partnerpensioen wordt, voor de verplichte verzekering,
Op de toeslagverlening is een zogenaamde voorwaardelijkheids
uitgegaan van een partnerfrequentie die afgeleid is van CBS-cijfers
verklaring van toepassing welke op pagina 14 van dit jaarverslag
en gecorrigeerd is met ervaringscijfers van het fonds. Op pensioen-
is opgenomen.
datum houdt het fonds rekening met een partnerfrequentie van 100 procent. Na pensionering gaat het fonds uit van het zogenaamde bepaalde partnersysteem.
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers De waardering van de voorziening voor risico van deelnemers wordt
Leeftijdsverschil
bepaald door de waardering van de tegenover deze voorzieningen
Voor partnerpensioen is aangenomen dat de vrouwelijke partner
aangehouden beleggingen.
drie jaar jonger is dan de verzekerde man en de mannelijke partner drie jaar ouder dan de verzekerde vrouw.
De pensioenregeling voor risico deelnemers is een beschikbare premieregeling (premieovereenkomst). De regeling betreft het
Moment pensioenuitkering
zogenaamde privioen belegd bij Robeco.
Pensioenuitkeringen worden continu verondersteld.
De waardering van de voorziening voor risico van deelnemers wordt bepaald door de waardering van de tegenover deze voorziening
Excassokostenopslag
aangehouden beleggingen.
Dit betreft een kostenopslag ter grootte van 2,1 procent van de voorziening voor pensioenverplichtingen in verband met toekomstige
Overige schulden en overlopende passiva
administratie- en excassokosten.
Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden
Wezenopslag
schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de
In verband met het nabestaandenpensioen voor de kinderen is de
nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
Voorziening Pensioenverplichtingen voor het latente nabestaandenpensioen van deelnemers die nog niet gepensioneerd zijn met
Resultaatbepaling
7 procent verhoogd.
Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
De over het verslagjaar geheven premies en koopsommen.
Het fonds houdt een (schade) voorziening aan voor premievrijge-
De premies zijn gebaseerd op een doorsneepremie die wordt
stelde (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten. De voorziening pensioen-
geheven over de pensioengrondslag.
verplichtingen voor (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten is gelijk aan 75 procent van de contante waarde van de ongekorte toekomstige
Beleggingsopbrengsten
doorsneepremie (voor ouderdoms- en nabestaandenpensioen), berekend naar de mate van arbeidsongeschiktheid.
Directe beleggingsopbrengsten Hierna worden de aan het verslagjaar toe te rekenen interest en
IBNR
dividenden verantwoord. Dividenden worden verantwoord op kasbasis,
Het fonds houdt een voorziening aan voor toekomstige arbeidson-
vermeerderd met het per einde boekjaar toegerekende dividend.
geschiktheid (IBNR). Deze voorziening wordt ultimo jaar vastgesteld op tweemaal de schadelast. De schadelast is gebaseerd op de
Indirecte beleggingsopbrengsten
gerealiseerde schadelast als gevolg van premievrije deelneming en
Hierna worden de gerealiseerde en ongerealiseerde
de verwachte schadelast als gevolg van (aanvullende) arbeidsonge-
waardewijzigingen en valutaresultaten gedurende het
schiktheidsuitkeringen in het boekjaar.
boekjaar verantwoord.
47
Saldo overdracht van rechten De in het verslagjaar ontvangen en betaalde overdrachtswaarden van pensioenaanspraken, zo mogelijk vermeerderd met interest vergoeding.
Uitvoeringskosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de direct aan het fonds in rekening gebrachte custodiankosten als de in rekening gebrachte kosten van APG Investment Services nv verstaan die betrekking hebben op het boekjaar.
Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
48
Toelichting op de balans over 2011 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds (Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)
Vastgoed
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Stand per 1 januari 2010
471.457
1.723.660
1.982.358
Aankoop/verstrekkingen
90.719
1.393.011
66.604
91.790 ./.
1.380.647 ./.
146.593 ./.
31.646 ./.
Verkoop/aflossingen
./.
Gerealiseerd resultaat
2.737 ./.
Herwaardering Stand per 31 december 2010
52.874
16.389 ./.
Overige
Totaal
192.446
524.965
4.894.886
98.755
128.086
1.777.175
23.601
48.114 ./.
1.698.790
- ./.
57.349
41.619
353.909
79.016
166.998
111.940
753.482
514.742
2.037.059
1.997.774
402.952
716.877
5.669.404
Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten
48.865
Onderhandse lening
755
Totaal beleggingen volgens de balans
5.719.024
Stand per 1 januari 2011 Herrubricering
Aankoop/verstrekkingen Verkoop/aflossingen
Stand per 31 december 2011
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige
Totaal
514.742
2.037.059
1.997.774
402.952
716.877
5.669.404
-
-
8.812
8.812
-
162.737
2.143.436
2.203.546
311.023
305.166
5.125.908
2.005.845 ./.
2.009.373 ./.
193.459 ./.
247.268 ./.
4.602.739
./. 146.794 ./. 45.260 ./.
Gerealiseerd resultaat Herwaardering
Vastgoed
./.
334.461
9.245 566.700
235.828 ./. 2.076.017
Onder de overlopende schulden en overlopende passiva verantwoorde derivaten Onderhandse leningen Totaal beleggingen volgens de balans
100.553
- ./.
1.060.520
126 ./. 597.868 ./. 2.301.186
983.168
79.211 50.934 ./. 794.240
951.083 422.345 6.721.311 115.328 1.992 6.838.631
Alle OTC-derivaten lopen via APG Treasury Center bv. Dit is een centrale wederpartij voor de aan- en verkopen van OTC-derivaten voor een groot deel van de fondsen waarin wordt belegd. Per balansdatum is er met APG Treasury Center bv geen onderpand uitgewisseld.
Actuele waarde Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en beleggingsschulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de officiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
49
Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van afgeleide marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals derivaten, onderhandse leningen en niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen zijn gewaardeerd door middel van waarderingsmodellen en waarderings- technieken, inclusief een verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
(Direct afgeleide) marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen en -technieken
Totaal
Vastgoedbeleggingen
128.596
-
386.146
514.742
Aandelen
112.746
1.924.313
-
2.037.059
3.180
1.993.569
1.025
1.997.774
Per 31 december 2010
Vastrentende waarden Derivaten
-
./. 39.022
441.974
402.952
15.125
223.342
478.410
716.877
259.647
4.102.202
1.307.555
5.669.404
Vastgoedbeleggingen
-
128.915
437.785
566.700
Aandelen
-
2.076.017
-
2.076.017
Vastrentende waarden
-
2.292.088
9.098
2.301.186
24
-
983.144
983.168
-
237.609
556.631
794.240
24
4.734.629
1.986.658
6.721.311
Overige beleggingen
Per 31 december 2011
Derivaten Overige beleggingen
De schatting van de actuele waarde is een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (zoals de rentestand, volatiliteit en schattingen van kas stromen) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld. Schatting van reële waarde De belangrijkste gehanteerde methoden en veronderstellingen voor het schatten van de reële waarde van financiële instrumenten zijn: • theoretische waarderingsmodellen op basis van marktdata (derivaten en onderhandse leningen); • intrinsieke waardebepaling op basis van al dan niet gecertificeerde rapportages van de desbetreffende vermogensbeheerders of, indien en voor zover deze niet beschikbaar zijn, de kostprijs van de (recente) investeringen (private equity, hedgefondsen en vastgoed).
50
(direct afgeleide) marktnoteringen Hieronder worden de beleggingen gepresenteerd die voor de waardering gebruik maken van prijzen van onafhankelijke prijs leveranciers. Dit betreft dus zowel beursnoteringen als prijzen die dagelijks worden verstrekt door onafhankelijke prijsleveranciers. Afgeleide marktnoteringen Hieronder worden de beleggingsfondsen gepresenteerd die onderliggend overwegend beursgenoteerde beleggingen bevatten. Ook de valutaderivaten worden hieronder gepresenteerd. Waarderingsmodellen en -technieken Hieronder worden niet-beursgenoteerde beleggingen gepresenteerd, en die beleggingsfondsen die overwegend niet-beursgenoteerde beleggingen bevatten. Ook de rentederivaten en de aandelenopties worden hieronder gepresenteerd. Voor de waardering van de renteswaps wordt de Euribor curve gebruikt.
Vastgoed
2011
2010
Indirect vastgoed (participatie in beleggingsfondsen)
566.700
514.742
Totaal
566.700
514.742
De vastgoedportefeuille bestaat voor 22,8 procent uit beurs genoteerde vastgoedfondsen en voor 77,2 procent uit niet-beursgenoteerde fondsen.
Aandelen
Mature market Emerging markets Totaal
2011
2010
1.908.408
1.814.004
167.609
223.055
2.076.017
2.037.059
Per balansdatum waren geen aandelen uitgeleend.
51
Vastrentende waarden
Staatsobligaties (niet index-linked) Hypothecaire leningen Credits Obligatiebeleggingsfondsen Totaal
2011
2010
573.261
424.145
558.244
1.025
1.169.681
1.177.509
-
395.095
2.301.186
1.997.774
2011
2010
Per balansdatum waren geen vastrentende waarden uitgeleend. Als gevolg van de transitie van de beleggingen van Cordares Vermogensbeheer bv naar APG Investment Services nv is een verschuiving in de samenstelling van de portefeuille vastrentende waarden te onderkennen.
Derivaten
./.
Valutaderivaten Rentederivaten
107.030
./.
39.022 380.691
904.826
Aandelenopties
185.372
61.283
Totaal
983.168
402.952
De derivaten kunnen als volgt worden gepresenteerd (uitgesplitst naar activa en passiva):
2011
2010
Activa
2010
Valutaderivaten
3.888
1.654 Valutaderivaten
110.918
40.676
Rentederivaten
909.236
388.880 Rentederivaten
4.410
8.189
Aandelenopties Totaal
185.372 1.098.496
61.283 Aandelenopties 451.817 Totaal
De valutatermijncontracten worden niet voor een specifieke beleggingscategorie afgesloten; er heeft daarom in 2011 geen verdeling naar beleggingscategorieën plaatsgevonden.
52
2011 Passiva
-
-
115.328
48.865
Overige beleggingen
Private equity Hedgefondsen Commodities (grondstoffen, edele metalen)
2011
2010
428.013
405.415
53.888
73.200
237.609
150.142
Opportunities
37.698
51.452
Infrastructuur
37.032
36.668
794.240
716.877
2011
2010
134
135
Totaal
Onderhandse leningen De onderhandse leningen bestaan uit twee leningen, het rentepercentage is voor beide leningen een vast percentage en bedraagt 7,25 procent. De resterende looptijd bedraagt respectievelijk 27 jaar (bedrag lening 1.016) en 30 jaar (bedrag lening 976). Er vindt geen aflossing plaats gedurende de looptijd van de leningen.
2. Beleggingen voor risico deelnemers
Stand einde vorige boekjaar
Bij: storting bijdragen
3
7
Bij: rente/dividend
2
2
-
Af: kosten ./.
Af: opnamen Bij: koersresultaat Stand einde boekjaar
3. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
24
./.
24
11
14
126
134
2011
2010
141
162
Dit betreft de gekapitaliseerde waarde van de herverzekering polissen met betrekking tot invaliditeitspensioen.
53
4. Deelneming
Stand begin boekjaar Verkoop Stand einde boekjaar
./.
2011
2010
675
675
675
-
-
675
2011
2010
Dit betreft de cumulatief preferente aandelen Cordares Holding nv. De deelneming is in 2011 verkocht aan APG Algemene Pensioen Groep nv. Gelijktijdig met de verkoop van de aandelen in Cordares is een dertigjarige lening verstrekt tegen een rentepercentage van 7,25 procent. De waarde van deze lening is iets hoger dan de waarde van het aandelenbelang.
5. Overige vorderingen en overlopende activa
Te vorderen premies en koopsommen Beleggingsdebiteuren Lopende interest Rekening-courant SVW Overige vorderingen en overlopende activa Totaal
29.056
27.197
5.435
40.841
40.522
52.161
838
-
2.401
1.642
78.252
121.841
2011
2010
29.056
27.158
-
39
29.056
27.197
Alle vorderingen hebben een looptijd van korter dan één jaar.
Te vorderen premies en koopsommen
Per 31 december vastgestelde nog te ontvangen premies en koopsommen Leningen inzake eenmalige storting Totaal
Beleggingsdebiteuren
Nog af te wikkelen transacties
2010 36.046
116
511
Te vorderen dividendbelasting
4.108
4.284
Totaal
5.435
40.841
Te vorderen dividend
54
2011 1.211
6. Liquide middelen
Liquiditeiten aangehouden als onderdeel van de beleggingsmandaten
./.
2011
2010
11.945
128.492
Overige bank- en girorekeningen
27.122
2.429
Totaal
15.177
130.921
De liquide middelen staan ter vrije beschikking.
7. Stichtingskapitaal en reserves Primo 2011
Saldo van baten en lasten 2011
Ultimo 2011
Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s
304.269 ./.
201.985
102.284
Subtotaal
304.269 ./.
201.985
102.284
-
-
Extra reserve Stichtingskapitaal Totaal
304.269 ./.
-
-
201.985
102.284
Toelichting bestemming resultaat Reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s De reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s is minimaal gelijkgesteld aan het minimaal vereist eigen vermogen en maximaal gelijk aan het vereist eigen vermogen zoals vastgesteld in de solvabiliteitstoets en voor zover de middelen van het fonds de vorming hiervan toelaten. Extra reserve Gezien de vermogenspositie eind 2011 is er geen sprake van een extra reserve. Alleen wanneer het vermogen groter is dan het vereist eigen vermogen vinden er dotaties plaats aan de extra reserve.
55
Solvabiliteit
2011 Percentage van VPV e/r Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
281.827
4,2%
1.197.653 102.284
Aanwezig eigen vermogen
Het fonds heeft ultimo 2011 een vermogen dat lager is dan zowel het minimaal vereist eigen vermogen, als het vereist eigen vermogen (onder de normportefeuille 2012). Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van het standaardmodel. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de asset mix van de normportefeuille 2012 in de evenwichts situatie. Begin 2009 is volgens de voorschriften van DNB een herstelplan ingediend. Het herstelplan is door DNB akkoord bevonden. De geschatte dekkingsgraad ultimo 2011 lag onder het minimaal vereist eigen vermogen. Derhalve heeft het fonds, op basis van de gegevens ultimo 2011, een evaluatie herstelplan bij DNB ingediend. Volgens deze evaluatie zit het fonds binnen de herstelperiode van vijf jaar weer op de minimale dekkingsgraad en zal het vereist eigen vermogen binnen de gestelde termijn van 15 jaar worden gehaald. In het oorspronkelijke herstelplan werd verwacht dat de dekkingsgraad van het fonds per 31 december 2011 105,9 procent zou bedragen. In werkelijkheid heeft het fonds zich minder goed hersteld dan voorzien. De dekkingsgraad per 31 december 2011 bedraagt 101,5 procent. Het achterblijven van het verwachte herstel is voornamelijk het gevolg van een sterke neerwaartse renteontwikkeling gedurende 2011. Daarnaast waren er lagere beleggingsresultaten dan voorzien in het herstelplan. De marktontwikkeling van 2009 tot en met 2011 zijn ongunstiger geweest dan de in het herstelplan gehanteerde veronderstellingen. Op basis van de (jaarlijkse) evaluatie van het herstelplan, welke begin 2012 bij DNB is ingediend, verwacht het fonds eind 2012 de minimale dekkingsgraad van 104,2 procent te hebben bereikt. Zolang het fonds zich in deze situatie (van tijdig herstel) bevindt, hoeven er geen aanvullende maatregelen te worden getroffen.
56
2010 Percentage van VPV e/r 237.883
4,2%
17,8%
992.295
17,7%
1,5%
304.269
5,4%
8. Voorziening voor risico pensioenfonds Mutatie balanspost Voorziening pensioenverplichtingen
Stand per 1 januari
2011
2010
5.606.546
4.858.866
Toevoegingen en onttrekkingen 74.629
64.036
Effect rentetermijnstructuur
930.928
482.384
Pensioenopbouw
248.032
210.488
10.991
3.089
Interest
Saldo inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
7.426
Arbeidsongeschiktheid Vrijval uitkeringen
./.
Sterfte
./.
Vrijval excasso
./.
Schattingswijziging i.v.m. overlevingstafels Dotatie IBNR Andere resultaten Eindsaldo
./.
2.903
147.260
./.
133.916
2.544
./.
731
3.092
./.
3.279
-
118.028
2.081
7.566
17.703 6.710.034
./.
2.888 5.606.546
Interesttoevoeging Aan de pensioenverplichtingen is over het jaar 2011 een interest van 1,3 procent toegevoegd (2010: 1,3 procent), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Effect rentetermijnstructuur Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen berekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder de post effect rentetermijnstructuur. Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijd opbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Verhoging pensioenaanspraken Het pensioenfonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks aan te passen aan de loonontwikkeling volgens de cao. De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan
57
plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft ernaar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Ook deze toeslag- verlening heeft een voorwaardelijk karakter. Saldo inkomende en uitgaande waardeoverdrachten
Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Saldo overdracht van rechten
Waardeoverdracht betreft de ontvangst van of overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pen sioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor de inkoop van extra pensioenaanspraken. Als gevolg van onderdekking bij pensioenfondsen is de onderlinge afrekening van waarde overdrachten tot stilstand gekomen. Zodra de financiële positie van het pensioenfonds dit toelaat zullen de onderlinge waardeoverdrachten weer worden hervat. Uiteraard zal dan ook de dekkingsgraad van de tegenpartij voldoende moeten zijn. De geschatte dekkingsgraad van SPW lag eind mei 2010 onder de 100 procent waardoor SPW het proces van waardeoverdrachten van juni 2010 (tijdelijk) heeft stopgezet. Per 1 februari 2011 was de financiële positie van SPW dusdanig hersteld dat de waardeoverdrachten weer zijn opgestart. Eind september is de geschatte dekkingsgraad van SPW weer onder de 100 procent gekomen, waardoor het proces van waardeoverdrachten vanaf oktober 2011 weer (tijdelijk) is stopgezet. Arbeidsongeschiktheid Als gevolg van invalidatie / revalidatie wordt een bedrag toegevoegd/ onttrokken aan de voorziening pensioenverplichtingen. Vrijval uitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode.
58
./.
2011
2010
28.362
5.406
17.371 10.991
./.
2.317 3.089
Sterfte Als gevolg van sterfte wordt een bedrag toegevoegd (ingang nabestaandenpensioen) / onttrokken (vrijval opgebouwd ouderdomspensioen) aan de voorziening pensioenverplichtingen. Vrijval excasso(kosten) Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excasso kosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Dotatie IBNR Sinds 2010 houdt het fonds een voorziening aan voor het risico dat deelnemers die zich bevinden in de periode van verplichting tot loondoorbetaling, binnen twee jaar arbeidsongeschikt worden. Deze voorziening wordt (ultimo jaar) geschat als zijnde de gerealiseerde schadelast als gevolg van premievrije deelneming en tweemaal de verwachte schadelast (risicopremie) als gevolg van (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in het huidige boekjaar. Als gevolg van een hogere gerealiseerde schadelast in 2011 ten opzichte van 2010 neemt de IBNR voorziening toe. Andere resultaten Andere resultaten betreft voornamelijk een correctie op vroegpensioen voor arbeidsongeschikte deelnemers waarbij de aanspraken uit de geautomatiseerde administratie te hoog zijn vastgesteld en gecorrigeerd worden middels deze (eenmalige) correctie. De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld:
Deelnemers Gewezen deelnemers
2011
2010
4.102.485
3.480.584
701.050
562.117
1.850.755
1.503.546
6.654.290
5.546.247
Premievrije deelneming arbeidsongeschikten
31.476
31.716
Rekening voor bijdrage pensioenpremie Vroeggepensioneerden
14.227
20.594
394
423
Pensioengerechtigden VPV
Spaarfonds voor gemoedsbezwaarden IBNR
9.647
7.566
Totaal
6.710.034
5.606.546
59
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat er geen sprake is van een financierings achterstand. Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter. De voorziening ‘Voorziening voor bijdrage pensioenpremie Vroeggepensioneerden’ is berekend op de contante waarde van de benodigde pensioenpremie waarvoor het pensioenfonds conform de reglementen de last draagt. De verdeling van de deelnemers naar categorieën is als volgt (in aantallen):
2011
2010
Deelnemers
35.512
36.093
Gewezen deelnemers
17.742
17.263
Pensioengerechtigden
14.588
13.731
Totaal
67.842
67.087
Korte beschrijving van de pensioenregeling(en) Het fonds heeft de pensioenregelingen en de wijze waarop hieraan uitvoering wordt gegeven vastgelegd in de volgende reglementen: 1. (Vroeg)pensioenreglement 2. Flexpensioenreglement 3. Uitvoeringsreglement De pensioenregelingen kunnen worden gekenmerkt als een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. Een bondige opsomming van de kenmerken van de regelingen is opgenomen in de ABTN van het fonds. Jaarlijks beslist het bestuur van het fonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeren de pensioenregelingen zich als een uitkeringsovereenkomst. Toeslagverlening Per 1 januari 2011 zijn de opgebouwde pensioenen niet verhoogd met een toeslag terwijl de geldende maatstaf voor zowel actieve deelnemers als voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wel aanleiding zou geven voor een verhoging. De procentuele loonontwikkeling in de sector is de maatstaf die wordt gehanteerd voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van actieve deelnemers. De procentuele loonontwikkeling in de sector was 1,5 procent in de betreffende meetperiode (31 juli 2010 tot 31 juli 2011). Aangezien de dekkingsgraad van het fonds ultimo
60
2011 onder de 105 procent lag heeft het bestuur besloten om de opgebouwde pensioenen per 1 januari 2012 niet te verhogen met een toeslag. Gegeven de financiële positie van het fonds in 2011 heeft het bestuur verder besloten om de beschikbare premieruimte voor een aanvullende toeslag voor actieve deelnemers niet aan te wenden. De (afgeleide) consumentenprijsindex zoals gepubliceerd door het CBS is de maatstaf die wordt gehanteerd voor de verhoging van de opgebouwde pensioenen van gewezen deelnemers en de pensioenen van pensioengerechtigden. De jaarmutatie van de gepubliceerde afgeleide consumentenprijsindex (of de procentuele ontwikkeling van de prijzen) bedroeg in de meetperiode (tussen juli 2010 en juli 2011) 2,4 procent. Aangezien de dekkingsgraad van het fonds ultimo 2011 onder de 105 procent lag heeft het bestuur besloten om de opgebouwde pensioenen per 1 januari 2012 niet te verhogen met een toeslag. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen, voor zover in het verleden niet volledig zijn toegekend. Om niet (volledig) toegekende toeslagen alsnog te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het fonds geeft in haar jaarverslag elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen.
9. Voorziening voor risico deelnemers
Stand per 1 januari Wijziging voorziening voor risico deelnemers Stand per 31 december
./.
2011
2010
134
135
8
./.
1
126
134
2011
2010
115.328
48.865
184
1.193
10. Overige schulden en overlopende passiva
Derivaten Beleggingscrediteuren Rekening-courant SVW Af te dragen belastingen en sociale premies Diversen Totaal
-
7.543
2.527
2.294
1.844
1.913
119.883
61.808
61
Alle schulden, met uitzondering van de derivaten, hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Derivaten De schulden uit hoofde van derivaten betreffen valutaderivaten en rentederivaten. Voor een specificatie wordt verwezen naar pagina 52. Beleggingscrediteuren Dit betreft nog af te wikkelen transacties.
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Uitbesteding administratie Met ingang van 1 januari 2006 heeft SPW de uitvoering van de administratie, de communicatie en de secretariële werkzaamheden uitbesteed aan Cordares. Er is een overeenkomst aangegaan voor tien jaar. Met ingang van 1 maart 2011 heeft SPW de uitvoering van het beheer van het vermogen, uitbesteed aan APG Investment Services nv. De overeenkomst loopt tot 1 januari 2016. Met ingang van 21 juli 2009 heeft SPW een leasecontract met Auto Lease Company bv. Het contract heeft een looptijd van 60 maanden.
62
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2011 11. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)
Werkgevers Aard van de verzekering Verplichte verzekering Vroegpensioen Arbeidsong.pensioen/
./.
Werknemers
Totaal
2011
2010
2011
2010
2011
2010
206.315
206.927
103.602
99.089
309.917
306.016
9
16
5
8
14
24
951
945
1.087
1.081
2.038
2.026
433
289
499
618
932
907
./.
./.
Aanvull.arbeidsong.pensioen Vrijwillige verzekering ANW Hiaat verzekering Stg.Financ.voortz.pensioenverz. Invaliditeitspensioen Gemoedsbezwaarden Eenmalige storting Totaal
-
-
1.578
1.740
1.578
1.740
1.297
793
-
-
1.297
793
243
240
471
466
714
706
-
-
-
-
-
-
6 ./. 209.236
11
-
-
209.199
107.232
103.002
6 ./. 316.468
11 312.201
De totale bijdrage van werkgevers en werknemers (inclusief aanvullende en vrijwillige verzekeringen) bedraagt 29,6 procent van de pensioengrondslagsom. Een specificatie van de ontvangen premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) is opgenomen in bovenstaande tabel. Daarnaast komen premies beschikbaar uit de vrijval uit de gevormde voorziening premievrije deelneming voor arbeidsongeschikte deel nemers en uit de voorziening voor bijdrage pensioenpremie vroeg gepensioneerden. Deze beschikbare premies bedragen circa 1,0 procent van de pensioengrondslagsom. Deze premies zijn niet verantwoord in bovenstaande tabel. In totaal is er dus een doorsneepremie beschikbaar van 30,6 procent van de pensioengrondslagsom. De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:
Kostendekkende premie Feitelijke premie (excl. schadeverzekeringen) Gedempte premie
2011
2010
In percentage van pensioengrondslag
In percentage van pensioengrondslag
289.974
27,1%
237.275
23,6%
312.112
29,2%
306.921
31,0%
nvt
nvt
nvt
nvt
De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. SPW zal vanaf verslagjaar 2012 de gedempte premiemethodiek hanteren voor de toetsing van de kostendekkendheid van de premie.
63
De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
2011
2010
Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking
239.323
195.189
Solvabiliteitsopslag
42.360
33.768
Opslag voor uitvoeringskosten
8.291
8.318
Totale kostendekkende premie
289.974
237.275
2011
2010
3
7
Het verschil tussen de kostendekkende premie en de feitelijke premie is het gevolg van het verschil tussen de gehanteerde veronderstellingen bij de premiestelling (feitelijke premie) en de gerealiseerde kostendekkende premie. Deze ruimte is beschikbaar voor mogelijke (aanvullende) voorwaardelijke toeslagverlening voor actieve deelnemers. Het bestuur heeft besloten deze ruimte niet aan te wenden voor toeslagverlening aan actieve deelnemers per 1 januari 2012.
12. Premiebijdragen voor risico deelnemers
Premiebijdragen voor risico deelnemers
13. Beleggingsopbrengsten voor risico pensioenfonds
Aard van de verzekering
Direct
Vastgoed
4.694
Aandelen
58.458 ./.
Vastrentende waarden Derivaten
Indirect
2011
39.198
43.892
57.563
37.207
258.152
95.665 ./.
2010
2.161
105.815
107.976
111.897
70.206
506.960
577.166
145.560
Overige
11.994
31.777
43.771
108.953
Totaal
147.513
588.085
735.598
682.125
14. Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
Beleggingsopbrengsten voor risico deelnemers
64
2011
2010
13
16
15. Saldo overdracht van rechten
Overgenomen pensioenverplichtingen Overkookregeling (overgenomen van SVW) Overgedragen pensioenverplichtingen
2011
2010
28.400
3.370 2.081
6.942 ./.
Totaal
17.312
./.
1.823
18.030
3.628
2011
2010
27
27
16. Herverzekeringen
Uitkeringen herverzekeringen Mutatie balanspost herverzekeringen
./.
Totaal
21
./.
19
6
8
2011
2010
Ontvangsten herverzekeringen Centraal Beheer
2
2
Swiss Re
25
25
Totaal
27
27
2011
2010
Het fonds kent een tweetal (gesloten) herverzekeringscontracten (inzake arbeidsongeschiktheidsuitkeringen) welke nog worden afgewikkeld (alleen uitkeringen van herverzekeraar uiterlijk tot 65-jarige leeftijd betreffende deelnemer). Vorderingen op deze herverzekerings- contracten zijn gelijkgesteld aan de hiertegenover staande (netto) voorziening voor pensioenverplichtingen.
17. Resultaat deelneming
Dividend
Resultaat verkoop
./.
Totaal
./.
-
31
175
-
175
31
65
18. Pensioenuitkeringen
2011
2010
88.609
./.
77.325
./.
30.307
./.
29.503
./.
21.116
./.
Ouderdomspensioen
./.
Vroegpensioen Weduwen- en weduwnaarspensioen Wezenpensioen
./.
594
./.
./.
20.082 515
Andere uitkeringen: - Invaliditeitspensioen
./.
1.204
- Afkoop wegens gering bedrag
./.
610
./.
- Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
./.
2.864
./.
- Arbeidsongeschiktheidspensioen
./.
117
./.
- Anw-hiaatpensioenverzekering
./.
1.350
./.
1.076
- Eindejaarsuitkeringen
./.
238
./.
238
Totaal
./.
147.009
./.
1.426 2.017 2.749 173
135.104
De post Afkoop wegens gering bedrag betreft de afkoop van pen sioenen die lager zijn dan 427,29 euro (2010: 420,69 euro) per jaar (de afkoopgrens), overeenkomstig de Pensioenwet.
19. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten
2011 Administratiekosten Cordares
./.
9.117
./.
8.856
Projectkosten Cordares
./.
33
./.
177
Actuariële kosten
./.
123
./.
234
Advieskosten
./.
387
./.
108
Kosten Raad van Toezicht
./.
41
./.
32
Kosten verantwoordingsorgaan
./.
18
./.
Kosten bestuur
./.
103
./.
Loonkosten bestuursbureau
./.
499
./.
Kantoorkosten bestuursbureau
./.
29
./.
13
Accountantskosten
./.
91
./.
85
Kosten compliance officer
./.
10
Contributies
./.
588
Deelnemersraad
./.
66
./.
116
Kosten beleggingsadviescommissie
./.
123
./.
161
Juridische kosten
./.
42
./.
456
Kosten ALM-studie
./.
Advieskosten transitie
./.
./.
326
Overige kosten Totaal
./.
39 95
11.383
5 113 300
582
-
21 ./. ./.
In de post advieskosten zijn de kosten van de verbeteragenda 2011 (208) opgenomen.
66
2010
./.
33 11.597
Accountantskosten
2011 Wettelijke controle SPW
./.
Andere assuranceopdrachten
./.
Overige dienstverlening
85 6
2010 ./. ./.
./.
Kosten advisory
./.
163
Totaal
./.
254
6 -
-
Totaal
79
91 ./.
./. ./.
85
85
De post Kosten advisory bestaat uit de kosten van inhuur van een interim risicomanager en zijn opgenomen in de post Loonkosten bestuursbureau.
20. Uitvoeringskosten vermogensbeheer
2011 Uitvoeringskosten vermogensbeheer
./.
10.060
2010 ./.
12.695
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de direct aan het fonds in rekening gebrachte custodiankosten als de in rekening gebrachte kosten van APG Investment Services nv verstaan die betrekking hebben op het boekjaar. De uitvoeringskosten zijn in het algemeen een percentage van het beheerd vermogen. In 2011 is SPW van vermogensbeheerder veranderd, hiermee moet rekening worden gehouden bij een vergelijking met de cijfers van 2010.
21. Mutatie VPV voor risico pensioenfonds Voor een toelichting op de post Mutatie VPV voor risico pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting onder 8. Voorzieningen voor risico pensioenfonds.
Personeel Het fonds heeft ultimo 2011 twee personeelsleden in dienst ter ondersteuning van het bestuur. De kosten hiervan zijn verantwoord onder noot 19. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (Loonkosten bestuursbureau). Tevens zijn onder deze post de kosten van inhuur van een interim risicomanager verantwoord. De overige personeelskosten en de beloning van de directie van Cordares zijn onderdeel van de uitvoeringsovereenkomst met Cordares.
67
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder de mutatie pensioenverplichtingen.
Belastingen De activiteiten van het fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting.
Bezoldiging bestuurders Voor een toelichting op de vergoeding van de leden van het bestuur, inclusief bestuurscommissies en overige gremia wordt verwezen naar bijlage 4. Vergoedingen. De aan het bestuur betaalde vergoeding bedraagt in 2011 75 (2010: 92).
Risicobeheer en derivaten Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico’s. Deze beleidsinstrumenten zijn: • beleggingsbeleid • premiebeleid • herverzekeringsbeleid • toeslagbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vinden plaats na uitvoerige analyse ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruikgemaakt van derivaten. Bij een aantal overzichten in deze paragraaf ontbreken de vergelijkende cijfers als gevolg van de transitie van het vermogensbeheer in 2011.
68
Risicoprofiel Op basis van een ALM-studie is een strategische asset mix (hierna: benchmarkportefeuille) bepaald in samenhang met het ex ante risicoprofiel van SPW. Uit deze in 2009 uitgevoerde studie bleek de noodzaak voor een kortetermijn- en langetermijnbeleggingsmix. Deze laatste is gebaseerd op een situatie waarin de dekkingsgraad rond 130 procent ligt en de economie neutraal is. De kortetermijnbeleggingsmix is toegepast op de normportefeuille voor 2011. Ten opzichte van de beleggingsmix op lange termijn kent de kortetermijnbeleggingsmix een lagere weging in aandelen, gecombineerd met een hogere afdekking van het aandelenrisico. De tabel laat de opbouw zien van de strategische asset mix, de normportefeuille en de werkelijke portefeuille.
Strategische Mix
Norm 2011
Werkelijk 2011
Strategische Mix
Norm 2010
Werkelijk 2010
40,0%
40,0%
38,8%
30,0%
40,0%
38,5%
Vastrentende waarden Zakelijke waarden: - Aandelen
35,0%
35,5%
38,2%*
45,0%
35,0%
39,5%*
- Vastgoed
10,0%
10,0%
9,6%
10,0%
10,0%
9,7%
- Alternatives
15,0%
14,5%
13,4%
15,0%
15,0%
12,3%
* Dit is inclusief putopties.
Het rendement van de beleggingsportefeuille van SPW wordt maandelijks vastgesteld door APG Asset Management. Vervolgens worden de verschillen met het resultaat van de benchmarkportefeuille vastgesteld. De resultaten worden ieder kwartaal gerapporteerd aan het bestuur. Ten aanzien van valutarisico’s was het beleid in 2011 dat de exposure voor de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen volledig afgedekt moest worden. Daarnaast worden de posities in Hong Kong dollars afgedekt via de Amerikaanse dollar. Conform de beleggingsstrategie worden overige valutaposities niet afgedekt.
Rendement op het beheerd vermogen De benchmarkportefeuille vormt de basis voor de uitvoering van het beleggingsbeleid van SPW. Het is wel mogelijk om in de beleggingsportefeuille, binnen de toegestane bandbreedtes, van deze benchmark af te wijken. Op deze manier kan zowel een hoger als een lager rendement worden behaald in relatie tot de benchmarkportefeuille. Daarnaast is het mogelijk een hoger rendement te behalen door het toepassen van actief beheer van de achterliggende (deel)portefeuilles aandelen opkomende markten, obligaties en beursgenoteerd onroerend goed. Voor een nadere toelichting inzake het rendement over 2011 verwijzen wij naar het jaarverslag, paragraaf ‘Beleggingen’.
69
Solvabiliteit De solvabiliteit van het fonds is de mate waarin het fonds kan voldoen aan haar (huidge) financiele verplichtingen. Dit wordt voor het fonds uitgedrukt als aanwezige dekkingsgraad welke zich als volgt heeft ontwikkeld (in percentages):
Nominaal 2011
Nominaal 2010
105,4%
104,4%
Premie
0,8%
1,6%
Uitkering
0,1%
0,1%
0%
0%
Dekkingsgraad begin boekjaar
Indexering Renteverandering
./.
Overige oorzaken Dekkingsgraad einde boekjaar
15,2%
./.
0,5%
9,4%
./.
10,9%
Overrendement
11,3% 2,6%
./.
101,5%
105,4%
Omdat het fonds momenteel in herstel is, mag het risicoprofiel van
op opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het
de beleggingsportefeuille het risicoprofiel van de strategische beleg-
noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en
gingsmix niet overtreffen. Dit vereiste volgt uit de solvabiliteitseisen
pensioenrechten moet verminderen (PW 134). Om het solvabiliteits-
van het Financiële Toetsingskader, waarmee DNB haar toezicht op
risico te beheersen dient het fonds buffers in het vermogen aan te
Nederlandse pensioenfondsen heeft vormgegeven. Het fonds houdt
houden. De omvang van deze buffers (buffers plus de pensioenver-
hier rekening mee bij zijn beleidsbeslissingen.
plichtingen heten samen het vereist vermogen) wordt vastgesteld met de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets (S-toets). Deze
Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteits-
toets bevat een kwantificering van de bestuursvisie op de fondsspe-
toets) maakt het fonds gebruik van het standaard model met enkele
cifieke restrisico’s (na afdekking).
kleine aanpassingen om voldoende rekening te kunnen houden met specifieke (afdekking van) risico’s van het fonds. Voorbeelden hiervan zijn de put-opties waarmee het aandelenrisico wordt verkleind en een verhoogd risico in verband met actief beheer van de portefeuille. Het bestuur acht het gebruik van dit standaardmodel passend voor de risico’s van het fonds. De solvabiliteitstoets en de uitkomsten worden hieronder nader uitgewerkt.
Solvabiliteitsrisico Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten op basis van zowel algemeen geldende normen als specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd (PW 131-133). Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele toeslagverlening
70
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt:
2011 S1 Renterisico
2010
209.845
217.895
1.037.722
839.617
S3 Valutarisico
158.154
92.834
S4 Grondstoffenrisico
94.892
79.186
S2 Risico zakelijke waarden
S5 Kredietrisico
153.365
96.022
S6 Verzekeringstechnisch risico
195.373
158.121
S7 Liquiditeitsrisico
-
-
S8 Concentratierisico
-
-
S9 Operationeel risico Diversificatie-effect
./.
Vereist eigen vermogen (vereiste buffers) (b)
651.698
./.
491.050
1.197.653
992.625
Voorziening pensioenverplichtingen (a)
6.710.034
5.606.546
Vereist pensioenvermogen (a+b)
7.907.687
6.599.171
6.812.318
5.910.949
Aanwezig pensioenvermogen Tekort
./.
1.095.369
./.
688.222
De buffers zijn berekend op basis van de standaardmethode met enkele kleine aanpassingen om voldoende rekening te kunnen houden met specifieke (afdekking van) risico’s van het fonds waarbij voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de asset mix van de normportefeuille 2012 in de evenwichtssituatie. De vereiste procentuele buffers per 31 december 2010 en per 31 december 2011 liggen op een vrijwel gelijk niveau. Onderliggend zijn er wel verschillen.
Marktrisico’s Het marktrisico omvat het renterisico, het prijs(koers)risico op zakelijke waarden (aandelen, alternatieve beleggingen en vastgoed) en grondstoffen en het valutarisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door de portefeuillemanagers van APG binnen de beleggingscategorieën en maandelijks tussen de beleggingscategorieën, in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
71
Hieronder volgen de elementen welke het solvabiliteitsrisico bepalen:
Onderstaand overzicht geeft de notional waarden per contract:
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ontwikkelingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duratie. De duratie is de
Transactie
Type swap
Notonial
(met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren. Op balansdatum is de duratie van de vastrentende waarden aan-
GS
payer
150.000
ABN
receiver
113.000
JPM
receiver
72.000
zienlijk korter dan de duratie van de verplichtingen. Er is derhalve
JPM
receiver
100.000
sprake van een zogenaamde ‘duratie-mismatch’. Dit betekent dat
JPM
receiver
310.000
bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt
RABO
receiver
300.000
dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele
ABN
receiver
300.000
marktrentestructuur); waardoor de dekkingsgraad zal stijgen.
GS
receiver
400.000
Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder
JPM
receiver
50.000
snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de
JPM
receiver
150.000
dekkingsgraad daalt.
ABN
receiver
200.000
ABN
receiver
100.000
Renterisicoverplichtingen
JPM
receiver
100.000
Het langetermijnbeleid van het fonds is erop gericht om de ‘duratie-
JPM
receiver
100.000
mismatch’ te verkleinen door het renterisico voor 72 procent af
RABO
receiver
150.000
te dekken (2010: 72 procent). SPW dekt het risico af op basis van
ABN
receiver
275.000
de netto-verplichtingen: de pensioenverplichtingen minus de
RABO
receiver
165.000
vastrentende waarden (voor derivaten). Bij een renteswap wordt
TC
receiver
40.000
een vaste lange rente geruild tegen een variabele korte rente. Het
TC
receiver
55.000
pensioenfonds ontvangt in dit geval een lange rente, vergelijkbaar
TC
receiver
50.000
met de kasstroom van een langlopende obligatie en betaalt daarvoor
TC
receiver
150.000
een variabele korte rente (bijvoorbeeld Euribor). SPW hanteert een staffel die dient als richtlijn om de mate van renterisicobescherming te bepalen. Uitgangspunt van de staffel is dat bij hogere rentestanden er meer renterisico wordt afgedekt dan bij lagere rentestanden. Het renterisico wordt afgedekt door middel van renteswaps (derivaten) met verschillende looptijden. Ten behoeve van de afdekking van het renterisico waren ultimo 2011 eenentwintig swaps afgesloten.
72
Het niveau van de afdekking was gedurende 2011 lager dan de strategische norm. Gedurende 2011 daalde de marktrente naar niveaus waarop SPW heeft besloten, onder andere op basis van de staffel, de renterisicobescherming te reduceren. Ultimo 2011 werd 55 procent van het renterisico afgedekt.
Afdekking
Norm 2011
Werkelijk 2011
Norm 2010
Werkelijk 2010
72%
55%
72%
60%
2011
2011 Duratie
2010
2010 Duratie
Het normpercentage betreft de netto renteafdekking. Bij het werkelijke percentage is rekening gehouden met de aangepaste prognosetafels ultimo 2011. De verplichtingen zijn blootgesteld aan renterisico, omdat ze op marktwaarde gewaardeerd dienen te worden. Marktwaardewaardering van de verplichtingen houdt in het verdisconteren van de toekomstige kasstromen, die aan de verplichtingen zijn verbonden, tegen de actuele marktrente. De te hanteren marktrente is hierbij de zero coupon swap curve, ofwel de door de DNB voorgeschreven rente- termijnstructuur. Het risico bestaat uit een dalende rente die een stijging van de verplichtingen tot gevolg zal hebben. De waarde van de renteswaps per 31 december 2011 was 945 miljoen. Het ongerealiseerde resultaat op de renteswaps over 2011 was 696 miljoen positief. Het renterisico op obligaties is verwerkt in de ontwikkeling van de actuele waarde van deze beleggingen. Het renterisico van de beleggingen in obligaties wordt intern gecontroleerd door middel van duration-analyse van deze portefeuilles. De duratie en het effect van de renteafdekking (situatie eind 2011) kan als volgt worden samengevat:
Vastrentende waarden (vóór derivaten)
2.292.189
4,6
2.049.513
4,7
Vastrentende waarden (na derivaten)
3.408.849
33,2
2.482.078
32,7
(nominale) Pensioenverplichtingen voor risico fonds
6.710.034
18,3
5.606.546
18,3
Een rentedaling van 1% heeft, rekening houdend met de rente- afdekking, een daling van de dekkingsgraad van circa 6% tot gevolg.
73
Koersrisico op aandelen Deze beleggingen bestaan uit aandelen en aandelenfondsen, die deels beursgenoteerd en deels niet-beursgenoteerd zijn. De verdeling van de aandelenportefeuille ten opzichte van de benchmarkportefeuille is in de volgende tabel per regio weergeven:
Norm 2011
Werkelijk 2011
Norm 2010
Werkelijk 2010
Europa
34%
33,8%
33,4%
33,4%
Noord-Amerika
34%
35,4%
33,3%
34,6%
8%
8,8%
15,0%
14,9%
Overig Azië
13%
11,3%
8,3%
8,9%
Emerging Markets
11%
10,7%
10,0%
8,2%
Japan
Conform het strategische beleid dat in 2008 was ingezet, is de nominale aandelenafdekking begin 2011 uitgebreid naar 100 procent van het strategische aandelengewicht. Ultimo 2011 was, in nominale termen, 91 procent (2010: 83 procent) van de aandelenexposure afgedekt door puts met looptijden van 1 tot en met 5 jaar (ofwel, dakpansgewijs). Afdekking vindt hoofdzakelijk plaats vanaf een koersdaling tot 75% van de marktprijzen op het moment van het afsluiten van de putopties.
Jaarlaag
Nominale afdekking
Expiratie
2012
37.749
79,4%
20 januari 2012
2013
372.393
80,8%
7 mei 2013
2014
315.388
68,4%
28 januari 2014
2015
345.417
71,7%
16 januari 2015
2016
421.701
73,5%
20 januari 2016
2017
423.981
73,9%
20 januari 2017
1.916.629
74
Strike bij afsluiting
De onderverdeling van de aandelen naar sectoren is als volgt:
2011 Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen
16.963 15.231
Energie
28.856
Financiële instellingen
76.565
Gezondheidszorg Industrie
2.328 8.994
Informatietechnologie
29.250
Bouw en grondstoffen
23.466
Telecommunicatie Nutsbedrijven Blackrock pools
15.217 4.087 1.855.060 2.076.017
Vastgoed Het koersrisico op vastgoed is onderdeel van het koersrisico op zakelijke waarden. Het gewicht van deze categorie in de strategische mix bedraagt onveranderd 10 procent. Het streven is een 25/75-verdeling over beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde indirecte beleggingen. Realisatie hiervan blijft sterk afhankelijk van het aanbod van niet-genoteerde fondsen die binnen het beleid passen en de prijsontwikkeling op de markten voor beursgenoteerd vastgoed.
Beursgenoteerd Niet-beursgenoteerd Totaal
Norm 2011
Werkelijk 2011
Norm 2010
Werkelijk 2010
25,0%
22,8%
25,0%
25,0%
75,0%
77,2%
75,0%
75,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Onderstaand overzicht geeft de indeling van vastgoed over beurs genoteerde en niet-beursgenoteerd vastgoed naar regio.
Beursgenoteerd
Niet-beursgenoteerd
Europa
34%
74%
USA
44%
24%
Japan
6%
2%
Overig Azië Wereld/overig
4%
0%
12%
0%
100%
100%
75
Aankoopverplichtingen vastgoed Op 31 december 2011 staat er voor 387,4 miljoen euro aan commitments open, verdeeld over de volgende valuta (in equivalenten maal 1 miljoen euro):
EUR
5,4
USD
372,7
JPY
5,1
SGD
4,2
Alternatieve beleggingen Deze categorie vertegenwoordigt een gewicht van 14,5 procent in de strategische mix en is als volgt nader verdeeld: • 4 procent commodities; • 1,5 procent opportunities; • 1 procent infrastructuur; • 6 procent private equity; • 2 procent hedgefondsen. Commodities (grondstoffen) worden als aparte klasse meegenomen bij het berekenen van het solvabiliteitsrisico. Hieronder vindt een nadere uitsplitsing plaats van de alternative investments; deze beleggingen staan in de jaarrekening vermeld onder ‘overige beleggingen’.
Norm 2011
Werkelijk 2011
Norm 2010
Werkelijk 2010
Commodities
27,6%
29,9%
26,7%
22,9%
Private equity
41,4%
53,9%
40,0%
60,2%
Hedgefondsen
13,8%
6,8%
13,3%
11,2%
Infrastructuur
6,9%
4,7%
10,0%
5,7%
Opportunities
10,3%
4,7%
10,0%
0,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
Totaal
76
Aankoopverplichtingen private equity en overige beleggingen Op 31 december 2011 staat er voor 208,7 miljoen euro aan commitments open voor private equity en infrastructuur verdeeld volgens onderstaande tabel:
Private equity
197,2
Infrastructuur
11,5
Totaal
208,7
Vastrentende waarden Valutarisico In de volgende tabel zijn de benchmarks ten aanzien van regionale en overige verdelingen opgenomen:
Norm 2011
Werkelijk 2011
Eurozone
70,0%
Dollar obligaties
20,0% 0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
10,0%
2,1%
10,0%
10,6%
Yen obligaties Emerging Markets Debt (High Yield)
Norm 2010
Werkelijk 2010
60,0%
70,0%
78,2%
37,9%
20,0%
11,2%
Het totaalbedrag dat buiten de euro belegd wordt, bedraagt ultimo 2011 circa 3,6 miljard (2010: 2,5 miljard) van de beleggingsportefeuille en is voor 83 procent (2010: 80 procent) afgedekt naar de euro. De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen. Het strategische beleid van SPW is om deze drie valuta volledig af te dekken en de exposure naar de Hong Kong dollar via de Amerikaanse dollar af te dekken. Per einde boekjaar was de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten 107 miljoen negatief. Het valutarisico wordt in de hiernavolgende tabel weergeven.
77
De beleggingen in vreemde valuta kunnen per categorie als volgt worden gespecificeerd:
31 december 2011
31 december 2010
Vastgoed
312.538
158.500
Aandelen
1.776.080
1.596.651
Vastrentende waarden
914.766
280.601
Overige
648.159
495.068
3.651.543
2.530.820
Totaal
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven (in euro’s):
Voor valutaderivaten 31 december 2011
Nettopositie (na valutaderivaten) 31 december 2011
31 december 2010
USD
2.440.795
1.523.062 ./.
26.814
69.719
GBP
299.346
270.737 ./.
27.721
9.435
JPY
210.223
14.590
19.567
Overig
701.179
404.420
701.179
404.420
Totaal
3.651.543
2.530.820
632.054
503.141
De afdekking heeft een negatieve bijdrage geleverd van 126 miljoen (2010: 146 miljoen negatief) aan het resultaat van het afgelopen boekjaar.
Valutatermijncontracten De valutatermijncontracten worden aangegaan met een looptijd van drie maanden en worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Per balansdatum waren een aantal valutatermijncontracten aangegaan om valutarisico’s met betrekking tot beleggingen in vreemde valuta af te dekken. De valutatermijncontracten kunnen verdeeld worden in de volgende valuta (in equivalenten maal 1 miljoen euro):
GBP
327,1
USD
2.467,6
JPY
78
31 december 2010
224,8
332.601 ./.
De onderverdeling van de vastrentende waarden naar regio is als volgt:
2011 Nederland
291.264
Economische en monetaire Unie EMU
834.529
Overig Europa
211.483
Noord-Amerika
899.063
Japan
1.086
Azië
21.016
Pacific Overige landen
7.015 35.730 2.301.186
Kredietrisico Het kredietrisico is een separaat onderdeel van de berekening van het solvabiliteitsrisico. De onderverdeling van de vastrentende portefeuille naar debiteur ziet er als volgt uit:
Werkelijk 2011
Werkelijk 2010
Staat
24,9%
20,7%
Niet-staat
75,1%
79,3%
Onderhandse leningen
0,0%
0,0%
De kredietwaardigheid van veel marktpartijen wordt ook door rating agencies beoordeeld. De samenvatting van de vastrentende waarden op basis van de ratings zoals eind 2011 gepubliceerd en door APG Asset Management erkend is als volgt:
2011 AAA
953.805
AA
441.595
A
354.496
BBB
376.657
BB
174.461
B Geen rating
172 2.301.186
79
De onzekerheden in de financiële markten werden in 2011 sterk
Concentratierisico
beïnvloed door de ten opzichte van 2010 verder toegenomen zorgen
Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico.
over de kredietwaardigheid van overheden. Vooral in een aantal
Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggings-
Europese landen (Portugal, Italië, Ierland, Griekenland en Spanje,
categorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesom-
of de zogenaamde PIIGS-landen) is de houdbaarheid van de over-
meerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan
heidsfinanciën in de gevarenzone terecht gekomen. De markten
2% van het balanstotaal uitmaakt. Voor renteswaps geldt dat er
hebben de gevolgen van de staatsschuldencrisis gedurende het jaar
tegenover de beleggingen met een debiteur een onderpand wordt
gevoeld. De specificatie van de beleggingen in PIIGS-landen voor
uitgewisseld. Per 31 december 2011 waren er geen grote posten.
2011 is vermeld in de onderstaande tabel. In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille 2011 (in mln)
in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Indien aandelen
5
in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumula-
Portugal Italië
128
tief concentratierisico. De SPW aandelenportefeuille is wereldwijd
23
gespreid naar regio’s en is tevens belegd in emerging markets. De
1
SPW leningen-portefeuille is niet sectorgebonden, waardoor deze
Ierland Griekenland Spanje
128
sectorconcentratie geen verhoogd risico kent. Dit geldt ook voor de
285
vastgoed en private equity portefeuille die beiden wereldwijd belegd zijn, in diverse fondsen, sectoren en beleggingsstijlen.
Hierna volgen het liquiditeits-, concentratie- en operationeel risico.
Operationeel risico
Alhoewel deze wel benoemd zijn als onderdeel van het solvabili-
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van
teisrisico worden hiervoor vooralsnog geen buffers aangehouden.
transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan
Wel worden deze risico’s beheerst. Een nadere toelichting volgt
van informatie, fraude en dergelijke. Hiertoe behoren ook specifieke
hieronder.
IT-risico’s. SPW heeft de uitvoering van het vermogensbeheer en pensioenbeheer uitbesteed, waarmee het operationeel risico in de
Liquiditeitsrisico
praktijk bij deze opdrachtnemers speelt. Het bestuur heeft diverse
De beleggingsportefeuille van het fonds bestaat voor een groot
maatregelen getroffen om dit risico te beheersen en te kunnen moni-
deel uit liquide beleggingen in de vorm van staatsobligaties en
toren. De basis hiervoor ligt in het uitbestedingsbeleid dat richtlijnen
aandelen. De beleggingsportefeuille bestaat echter ook uit minder
bevat hoe het bestuur omgaat met uitbesteding van werkzaamheden
liquide beleggingen. Het liquiditeitsrisico houdt in dat bezittingen of
en toeziet en stuurt op een beheerste uitvoering daarvan.
beleggingen van het fonds in deze minder liquide categorieën niet gemakkelijk en tegen hogere kosten geliquideerd kunnen worden.
Vermogensbeheer
Daarnaast hebben posities in derivaten zoals renteswaps en valu-
De beleggingsportefeuille is ondergebracht bij APG Investment
tatermijncontracten invloed op de liquiditeitsbehoefte, als gevolg
Services nv. Daarmee heeft SPW een vermogensbeheerovereenkomst
van de noodzaak tot het leveren of ontvangen van onderpand. In de
afgesloten. In deze overeenkomst zijn tevens afspraken gemaakt
liquiditeitsbehoefte ten behoeve van pensioenuitkeringen kan door
omtrent de voorwaarden voor ontbinding van het contract en de
middel van de premie-inkomsten en de kasstromen uit beleggingen
beëindiging van de dienstverlening. De afhankelijkheid van deze partij
worden voorzien. Voor het fonds geldt dat de premie-inkomsten de
wordt beheerst doordat (enkele) activiteiten omtrent de bewaring van
komende jaren naar verwachting groter zullen zijn dan de pensioen-
de stukken uit de portefeuille zijn belegd bij State Street.
uitkeringen.
Het beleggingsplan vormt het kader voor de uitvoering van het vermogensbeheer en bevat tevens het mandaat met begrenzingen
Het bestuur is zich bewust van het liquiditeitsrisico en heeft hier-
waarbinnen mag worden gehandeld. Het bestuur stuurt hierop aan de
voor beleid geformuleerd. In het beleggingsplan 2011, dat in 2010 is
hand van de kwartaalrapportages waarin de vermogensbeheerder over
vastgesteld, is beschreven en uitgelegd dat de risico’s beperkt zijn
de performance, de stand van de portefeuille en belangrijke financi-
voor het fonds.
ële ontwikkelingen rapporteert. Maandelijks worden de belangrijkste
80
financiële indicatoren in het risicodashboard geactualiseerd. Dit dash-
SPW is van mening dat met het inrichten van bovengenoemde
board wordt aan het bestuur en de BAC ter beschikking gesteld.
beheersingsmaatregelen en rapportages de operationele risico’s van het fonds adequaat worden beheerst en dat hiervoor geen buffers
Middels een Service Level Agreement zijn kwalitatieve prestatie-afspraken
aangehouden hoeven te worden in de solvabiliteitstoets.
gemaakt over de dienstverlening. Over de voortgang van deze afspraken en relevante ontwikkelingen (op gebied van personeel, compliance, interne
Systeemrisico
beheersing enzovoort) wordt elk kwartaal aan het bestuur en de BAC
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem
gerapporteerd. Niet behaalde afspraken worden inhoudelijk toegelicht.
(de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn
Tenslotte wordt jaarlijks door de vermogensbeheerder een ISAE3402
en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als
Type II rapportage verstrekt over de opzet, bestaan en werking van de
voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheers-
interne beheersingsmaatregelen ten aanzien van de uitvoering van
baar. Dit risico vormt geen onderdeel van het solvabiliteitsrisico.
het vermogensbeheer, inclusief de IT-ondersteuning. De bijbehorende accountantsverklaring bevat daarover een objectief oordeel. Deze
Marktrisico’s kunnen worden gezien als onderdeel van het systeem-
rapportage wordt in de uitbestedingscommissie inhoudelijk
risico. De marktrisico’s betreffen de beta-risico’s van de diverse
behandeld en daarnaast ook aan het bestuur verstrekt. Het bestuur
beleggingscategorieën. De grootste risico’s komen aldus voort uit
monitort hiermee de interne beheersing.
de belangrijkste beleggingscategorieën, aandelen en vastrentende waarden. De afgelopen jaren is gebleken dat dit marktrisico is
Pensioenbeheer
toegenomen. Met name de Europese staatsobligatiemarkten lieten
De pensioenuitvoering is uitbesteed aan Cordares Pensioendiensten bv.
in 2010 een grotere volatiliteit zien. De 10-jaars rentes in Nederland
Ten behoeve daarvan is een dienstverleningsovereenkomst afgesloten
en Duitsland daalden gedurende het jaar fors. In die periode liepen
waarin afspraken zijn gemaakt omtrent de voorwaarden voor ontbin-
de rentes in de Europese perifirie waaronder in eerste instantie met
ding van het contract en de beëindiging van de dienstverlening.
name Griekenland juist op.
Met de pensioenuitvoeringsorganisatie is een Service Level
De aandelenmarkten worden sinds de kredietcrisis als meer volatiel
Agreement opgesteld waarin kwalitatieve prestatieafspraken over de
beoordeeld, hoewel het in 2011 leek dat de rust op de aandelen-
uitvoering van de pensioenadministratie, de IT-ondersteuning, het
markten was teruggekeerd. Echter, de toekomstige economische
communicatiebeleid en de bestuursondersteuning zijn gemaakt. Door
risico’s zijn nog altijd groot. De aanwezige economische risico’s zijn
middel van de SLA-rapportages die elk kwartaal worden verstrekt, mo-
ook van toepassing op de illiquide beleggingen en commodities (in
nitort het bestuur de naleving van deze afspraken. Deze rapportages
het algemeen en olie in het bijzonder). Ook dit draagt bij aan een
bevat de voortgang van de gemaakte afspraken en een toelichting op
groter marktrisico. Het marktrisico wordt door het fonds gemiti-
niet-behaalde afspraken. Tussentijds wordt de voortgang gemonitord
geerd door een actieve sturing in het allocatiebeleid en monitoring
door het bestuursbureau.
via de kwartaal risico-rapportages. De aandelenportefeuille kent een bescherming middels een derivaten overlay via aandelen-puts.
Daarnaast wordt elk kwartaal een klachtenrapportage opgesteld welke alle
Ten tijde van lagere dekkingsgraden kent de portefeuille een meer
klachten van deelnemers over de uitvoering van de regeling bevat. Het
defensief karakter door een lagere allocatie naar meer risicovolle
bestuursbureau monitort deze rapportage. Om de interne beheersing
categorieën als aandelen.
van de pensioenuitvoering en IT-ondersteuning te monitoren ontvangt en beoordeelt het bestuur jaarlijks de ISAE3402 Type II verklaring inclusief de
Amsterdam, 22 juni 2012
bijbehorende accountantsverklaring. Issues die in de rapportage worden vermeld, worden gedurende het jaar actief gemonitord. Daarnaast vindt tussentijdse bewaking van de voortgang en het ontstaan van potentiële
STICHTING PENSIOENFONDS
issues maandelijks plaats door het bestuursbureau.
VOOR DE WONINGCORPORATIES (SPW)
Ten behoeve van de kwaliteit van de IT-ondersteuning beschikt
Het bestuur:
de pensioenuitvoeringsorganisatie over het ISO-certificaat voor
Mw. Drs. M.A. Blomberg,
Dhr. A. van den Brink,
informatiebeveiliging.
voorzitter
secretaris
81
Overige gegevens
82
Statutaire bestemming van saldo van baten en lasten Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. De bestemming is nader uitgewerkt in de ABTN. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 22 juni 2012 is het saldo van baten en lasten over 2011 toegevoegd aan de reserve beleggings- en verzekeringstechnische risico’s.
83
Actuariële verklaring Opdracht
geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een
Door Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties te
deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Amsterdam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de
Oordeel
Pensioenwet over het verslagjaar 2011.
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend
Gegevens
vastgesteld.
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum
bestuur van het pensioenfonds.
lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen.
Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van
Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplich-
de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens
tingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort.
die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd In overeenstemming met de richtlijn ‘Samenwerking tussen accoun-
dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioen-
tant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van
wet met uitzondering van de artikelen 131 en 132 in verband met
verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het pensioenfonds
een dekkingstekort.
mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds voor de Woning-
en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van
corporaties is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort.
belang zijn. Amstelveen, 22 juni 2012
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan
drs. R. Westhoff AAG
aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. Verbonden aan Towers Watson De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basis- gegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: • heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en • heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap
84
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: Het bestuur van Stichting Pensioenfonds voor de
bestuur van de Stichting gemaakte schattingen, alsmede een
Woningcorporaties
evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
Verklaring betreffende de jaarrekening
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie
Wij hebben de jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds
voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel
voor de Woningcorporaties te Amsterdam gecontroleerd. Deze
te bieden.
jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van baten en lasten over 2011 met de toelichting, waarin zijn
Oordeel
opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de
financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties per 31 december 2011 en van het
Verantwoordelijkheid van het bestuur
resultaat over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen
jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat
in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is
ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het
tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als
onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,
het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel
te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van
2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toege-
fraude of fouten.
voegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat
opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat
kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist
Verantwoordelijkheid van de accountant
in artikel 2:391 lid 4 BW.
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle
Utrecht, 22 juni 2012
verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen
KPMG Accountants N.V.
aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van
P.L.A. Langeveldt RA
zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de Stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het
85
Bijlagen 1. Afkortingen en begrippen 2. (Neven)functies bestuursleden SPW 3. Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht en de Beleggingsadviescommissie 4. Vergoedingen
86
Bijlage 1 Afkortingen en begrippen Afkortingen
Hedgefonds ‘Hedgen’ is het afdekken van risico’s. Een hedgefonds is een beleg-
ABTN
Actuariële en bedrijfstechnische nota
gingsfonds dat onder alle omstandigheden een positief rendement
AFM
Autoriteit Financiële Markten
probeert te behalen. Schommelingen op de beurs hebben over het
DNB
De Nederlandsche Bank
algemeen weinig invloed op het rendement van hedgefondsen.
FIRM
Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode
PRI
Principles for Responsible Investment
Martkrente
SPW
Stichting Pensioenfonds voor de Woningcorporaties
De marktrente is de rente zoals deze op een bepaald moment op de
STAR
Stichting van de Arbeid
kapitaalmarkt en de geldmarkt geldt. Een pensioenfonds moet zijn
WGA
Regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten
pensioenverplichtingen waarderen op basis van de marktrente.
WIA
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen
Pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen van een pensioenfonds is de huidige
Verklarende woordenlijst
waarde van alle huidige en toekomstige pensioenuitbetalingen, gerekend van ‘nu’ tot het moment waarop de langstlevende pensioen-
ALM
gerechtigde is overleden. Om de huidige, contante waarde van de
ALM staat voor Asset Liability Management. Dit is een methode
pensioenverplichtingen te berekenen, gebruikt een pensioenfonds
om modelmatig de samenstelling van de beleggingsportefeuille te
bepaalde grondslagen, zoals de marktrente en de levensverwachting.
bepalen, waarbij rekening gehouden wordt met de verplichtingenstructuur van het fonds.
Performance Dit is het behaalde resultaat van de beleggingsportefeuille.
Alternatieve beleggingen (alternative investments) Alternatieve beleggingen is de verzamelnaam van beleggings-
Putoptie
mogelijkheden die gericht zijn op het behalen van een aantrekkelijke
Een putoptie biedt een aandeelhouder het recht om een bepaald
verhouding tussen rendement en risico en een beperkte samenhang
aandeel te verkopen voor een afgesproken prijs. Het is daarmee een
laten zien met obligatie- en aandelenrendementen. Onder alternatieve
instrument om de waarde van aandelen (gedeeltelijk) te bescher-
beleggingen vallen commodities, private equity en hedgefondsen.
men tegen koersdalingen.
Dekkingsgraad
Renterisico
De dekkingsgraad is de verhouding tussen het aanwezige vermogen
Renterisico is het risico dat het financiële resultaat van een
en de pensioenverplichtingen. Deze wordt berekend volgens de
pensioenfonds wordt beïnvloed door schommelingen van het
regels van De Nederlandsche Bank (DNB). De hoogte van de markt-
rentepercentage. Een daling van het rentepercentage heeft een
rente speelt hierbij een grote rol. Een daling van de marktrente geeft
negatief effect op het resultaat, een stijging van het rentepercentage
een stijging van de kosten van de toekomstige pensioenen.
heeft een positief effect op het resultaat. Om te voorkomen dat een
Bij een stijging van de marktrente dalen deze kosten juist.
daling van het rentepercentage grote verliezen tot gevolg heeft, kunnen pensioenfondsen zich hiervoor verzekeren. Dit noemt men
Franchise
ook wel het afdekken van het renterisico.
Deel van het inkomen waarover geen pensioenpremie wordt afgedragen en geen pensioen wordt opgebouwd.
Renteswaps Een renteswap is een financieel instrument, waarmee het rente-
Gewezen deelnemer
risico van de beleggingsportefeuille tegenover de verplichtingen
Een gewezen deelnemer is iemand die niet meer actief deelneemt
afgedekt wordt.
aan de pensioenregeling van SPW omdat hij of zij niet meer werkzaam is binnen de branche woondiensten. Een gewezen deelnemer
Vastrentende waarden
behoudt wel het recht op de opgebouwde pensioenaanspraken,
Vastrentende waarden zijn obligaties, onderhandse leningen
maar bouwt zelf geen pensioen meer op bij SPW.
en deposito’s.
87
Toeslag Toeslag is de verhoging van opgebouwde pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen. SPW past toeslag toe als de omstandigheden dat toelaten. Dit houdt in dat er geen recht is op toeslag. Het is niet zeker of en in hoeverre er in de aankomende jaren toeslag zal plaatsvinden. Het bestuur neemt hierover jaarlijks een beslissing. Er is namelijk geen geld gereserveerd voor toeslag.
Zakelijke waarden Zakelijke waarden zijn aandelen, converteerbare obligaties en onroerend goed.
Z-score Elk jaar wordt er een vergelijking gemaakt tussen het rendement (de performance) van een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds en het rendement van de benchmark. Het verschil hiertussen wordt vervolgens gedeeld door een factor die afhankelijk is van de verhouding aandelen en obligaties, ofwel de samenstelling van het belegde vermogen. De uitkomst hiervan is de Z-score. Vervolgens worden de Z-scores over een periode van vijf jaar bij elkaar opgeteld, en gedeeld door de wortel uit 5. Dit wordt de P-toets genoemd. Bij een negatieve P-toets mag een werkgever, onder bepaalde voorwaarden, besluiten om het fonds te verlaten.
88
Bijlage 2 (Neven)functies bestuursleden SPW Werknemersbestuursleden (ultimo 2011)
Werkgeversbestuursleden (ultimo 2011)
Mevrouw drs. M.A. Blomberg
De heer mr. P. Boerenfijn MRE
Geboortejaar: 1963
Geboortejaar: 1963
Nationaliteit: Nederlandse
Nationaliteit: Nederlandse
Benoemende organisatie: FNV Bouw
Benoemende organisatie: Aedes, vereniging van woningcorporaties
Benoemd per 1 januari 2010
Benoemd per 1 februari 2006
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
• Bestuurslid Fonds Leren en Ontwikkelen Wooncorporaties
• Statutair directeur Habion
• Cao-onderhandelaar voor Woondiensten, HISWA, Orgelbouw
De heer mr. G.B. van Dijk De heer A. van den Brink
Geboortejaar: 1970
Geboortejaar: 1954
Nationaliteit: Nederlandse
Nationaliteit: Nederlandse
Benoemende organisatie: Aedes, vereniging van woningcorporaties
Benoemende organisatie: CNV Vakmensen
Benoemd per 1 mei 2010
Benoemd per 1 januari 2006
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
• Senior adviseur Werkgeverszaken/cao-onderhandelaar voor
• Bestuurslid Fonds Leren en Ontwikkelen Wooncorporaties • Bestuurslid Bpf-Bikudak
Woondiensten • Bestuurslid Fonds Leren en Ontwikkelen Wooncorporaties
• Bestuurslid Bpf-Waterbouw • Bestuurslid PPF-Waterbouw
De heer C.C. van der Sluis RA CPC
• Cao-onderhandelaar voor Woondiensten, Bikudak,
Geboortejaar: 1948
Waterbouw, RailIinfra
Nationaliteit: Nederlandse Benoemende organisatie: Aedes, vereniging van woningcorporaties
De heer M. Raaijmakers
Benoemd per 29 maart 2011
Geboortejaar: 1966
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie:
Nationaliteit: Nederlandse
• Bestuurslid Stichting Pensioenfonds SABIC
Benoemende organisatie: De Unie
• Bestuurslid Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij
Benoemd per 1 juni 2010
• Extern deskundige Audit Committee Stichting Pensioenfonds
Relevante (neven)functies naast de bestuursfunctie: • Bestuurslid BPF Betonproduktenindustrie • Bestuurslid BPF Reiswerk • Bestuurslid BPF Tandtechniek • Bestuurslid BPF Vlees- en Vleeswarenindustrie en de Gemaksvoeding- en pluimveeindustrie (VLEP) • Bestuurslid Stichting Prepensionering Vleeswaren- en Gemaksvoedingindustrie (PPVGI) • Bestuurslid BPF Molenaars • Bestuurslid BPF Schoen-, leder- en lederwarenindustrie
Akzo Nobel • Lid Raad van Toezicht Astma Fonds, tevens voorzitter auditcommittee • Lid Raad van Toezicht Achmea Dutch Residential Fund, Dutch Retail Property Fund, Dutch Office Fund, Dutch Industrial Property Fund • Lid Raad van Toezicht bpfBOUW • Lid Raad van Toezicht Stichting PVF Zakelijke en Particulieren Hypotheken Fonds • Voorzitter Visitatiecommissie Stichting Pensioenfonds Holland Casino • Voorzitter Visitatiecommissie Stichting Pensioenfonds Imtech • Voorzitter Visitatiecommissie Stichting pensioenfonds Ecolab
89
Bijlage 3 Korte cv’s van de leden van de Raad van Toezicht en de Beleggingsadviescommissie Raad van Toezicht
Mevrouw N. Altenburg is een ervaren bestuurder en sparringpartner
De Raad van Toezicht bestaat uit drie onafhankelijke leden.
van directies en professionals, en is directeur van PMA Consult. Zij
Per 1 januari 2011 is de heer R.G. Nagtegaal opgevolgd door
is toezichthouder bij verschillende bedrijven en is voorzitter of lid
mevrouw N. Altenburg. Direct na het verslagjaar is de heer
van visitatiecommissies voor pensioenfondsen. Zij beschikt over
J. Koelewijn opgevolgd door mevrouw A. Gram.
een uitgebreid netwerk bij de overheid en semipublieke sector. Zo is zij lid van de Raad van Commissarissen bij PostNL, lid van de Raad
De heer J.T. van Niekerk, voorzitter van de Raad van Toezicht,
van Commissarissen van MSD (farmaceutische industrie) en lid van
was van 1994 tot 2003 Managing Director van Stichting Unilever
de Raad van Commissarissen van Koni Schokdempers. Daarnaast
Pensioenfonds Progress. Gedurende deze periode was hij bestuurs-
bekleedt zij het vicevoorzitterschap van het Nederlands Instituut
lid van de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF).
voor psychologen, en was zij lid van de Raad van Commissarissen
Hij was actief betrokken bij de totstandkoming van Nederlandse en
van de Pensioen en Verzekeringsmaatschappij Kunst en Cultuur en
Europese pensioenwetgeving en lid van het Nationaal
lid van de Raad van Commissarissen bij Mn services. Voorheen was
Forum voor Introductie van de Euro. Nadat hij in 2003 bij Unilever
zij werkzaam bij en later lid van het dagelijks bestuur van AbvaKabo
met pensioen ging, heeft hij zich in 2004/2005, als directeur van
FNV. Zij is opgeleid als sociaal-cultureel werker bij de Hogeschool
SCGOP (nu Eumedion), in het belang van institutionele beleg-
van Arnhem en Nijmegen en volgde de voortgezette opleiding
gers gericht op de verbetering van de corporate governance van
te Amsterdam.
beursgenoteerde ondernemingen. Jos van Niekerk is thans onder meer commissaris bij Doctors Pension Fund Services bv, voorzitter van de Raad van Toezicht van de Stichting Pensioenfonds De Nederlandse Bank, lid van het College van Toezicht van de Stichting Pensioenfonds DSM Nederland en adviseur op pensioengebied. Hij studeerde aan de Technische Universiteit te Delft en trad in dienst bij Unilever in 1969. Van 1980 tot 1994 was hij Financieel directeur bij dochtermaatschappijen van Unilever in binnen- en buitenland. De heer J. Koelewijn studeerde algemene economie en werkte als universitair docent en onderzoeker aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, waar hij promoveerde op het bedrijfseconomisch toezicht op het bankwezen. Hij werkte vervolgens in diverse researchfuncties in de financiële sector. Bij MeesPierson was hij aandelenanalist van de Europese financiële sector en vermogensbeheerder. Bij IRIS (een gezamenlijke dochter van Rabobank en Robeco) was hij hoofd strategie, respectievelijk onderdirecteur research. Bij de Autoriteit Financiële Markten was hij hoofd research. In 2000 begon de heer Koelewijn Financieel Denkwerk, zijn eigen adviesbureau dat adviseert op het gebied van financiering en belegging en de daarbij behorende regelgevings- en integriteitvraagstukken. Hij is tevens hoogleraar aan de Universiteit Nyenrode en lector bij Inholland. Daarnaast is hij lid van de permanente visitatiecommissie Pensioenfonds DHV, van de visitatiecommissie Zuidhoorngroep en de beleggingsadviescommissies van de Hoogovens, ANWB en Bovemij.
90
Beleggingsadviescommissie De heer P.P.J.M. van Besouw, voorzitter van de Beleggingsadviescommissie, heeft ruime ervaring in de financiële sector. Hij bekleedt een aantal functies met betrekking tot verschillende activiteiten binnen de maatschappij. Momenteel is de heer Van Besouw onder meer extern lid van het Audit Committee van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, vicevoorzitter van de Raad van Toezicht RDW, lid van de Raad van Commissarissen van Royal Haskoning en voorzitter van de Raad van Toezicht Medisch Centrum Haaglanden. In het verleden heeft hij diverse functies bekleed bij de Bank Nederlandse Gemeenten, tussen 1992 en 2003 als voorzitter van de Raad van Bestuur. De heer P.C. van Aalst is oprichter van Strategeon Investment Consultancy B.V. en is met name deskundig op het gebied van Asset en Liability Management en risicomanagement. De heer Van Aalst begon zijn loopbaan als docent Financiering en Belegging bij de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast was hij researchmedewerker bij Robeco Group, vervolgens directeur/ eigenaar van Fist Research & Consultancy. Van 1998 tot 2003 was hij bij Watson Wyatt Brans & Co lid van de maatschap en hoofd van Investment Consulting. Sinds 2003 adviseert hij als partner van Strategeon Investment Consultancy B.V. pensioenfondsen bij ALM studies, managerselectie en implementatie van beleggingsbeleid. De heer R. Meijer heeft 35 jaar werkervaring in diverse financiële functies. Hij werkte onder meer zeven jaar bij Vendex International en 20 jaar bij Shell, waarvan de laatste tien jaar als treasurer bij Shell Pensioenfonds. Binnen Shell Pensioenfonds was de heer Meijer als treasurer lid van diverse commissies op het gebied van Asset Liability Management, Investment en Risk Management, Currency Management en was ook enige jaren verantwoordelijk voor de back office. De heer Meijer is statutair directeur van het beursgenoteerde Himalaya Fund. Daarnaast is de heer Meijer actief als bestuurder van private equity fondsen, zoals het Yellow & Blue Clean Energy fonds (NUON) en de beleggingscommissies van het Pensioenfonds Nederlandse Bisdommen. Mevrouw R. van Wijk-Russchen is algemeen directeur van TKP Investments BV. Daarnaast bekleedt zij verschillende bestuurs- en toezichtfuncties. Zij is lid van de Beleggingscommissie van de Pensioenfederatie, lid van de Raad van Toezicht van het Governance Platform van Deminor en lid van het Deelnetwerk Vermogensbeheer van Vrouwen in Institutioneel Pensioen (VIIP).
91
Bijlage 4 Vergoedingen In deze bijlage staan de vergoedingen vermeld die uitbetaald zijn aan de afzonderlijke bestuursleden, de leden van de deelnemersraad, de leden van de Raad van Toezicht en de leden van het verantwoordingsorgaan. De vergoeding bestaat uit vacatiegelden voor vergaderingen en opleidingen en reiskosten.
Bestuur
Vergoeding in euro’s
Uitbetaald aan
M.A. Blomberg
Organisatie FNV Bouw
28.248
FNV Bouw
P. Boerenfijn
Aedes
22.343
Habion
A. van den Brink
CNV Vakmensen
8.434
CNV Vakmensen
G.B. van Dijk
Aedes
11.2224
Aedes
M. Raaijmakers
De Unie
10.1875
De Unie
C. van der Sluis
Aedes
2.609
Aedes
Totaal
83.0436
Deelnemersraad
Organisatie FNV Bouw
4.897
Lid deelnemersraad
S. van den Berg
FNV Bouw
4.808
Lid deelnemersraad
J.C.P. den Boer
CNV Vakmensen
3.812
Lid deelnemersraad
K. Boogaard
De Unie
2.944
Lid deelnemersraad
H. Eimers
FNV Bouw
3.442
Lid deelnemersraad
D.J. de Jong
CSO / Vereniging van Gepensioneerden Volkshuisvesterspensioen
3.492
Lid deelnemersraad
J.W. de Landmeter
CNV Vakmensen
5.444
Lid deelnemersraad
L. Maatman
FNV Bouw
4.427
Lid deelnemersraad
H.J.M. Notermans
FNV Bouw
6.225
Lid deelnemersraad
J.J. Rebelo Oliveira dos Santos
FNV Bouw
6.059
Lid deelnemersraad
M.W.C. Somers
CNV Vakmensen
4.071
Lid deelnemersraad
R.P. Vonk
FNV Bouw
8.468
Lid deelnemersraad
S. Gillissen
FNV Bouw
487
Lid deelnemersraad
F.C. Wilten - Aring
CNV Vakmensen
23
Lid deelnemersraad
F.C. Wilten - Aring
CNV Vakmensen
410
CNV Vakmensen
In 2011 heeft betrokkene € 6.026 gedeclareerd; het verschil is in 2012 gedeclareerd, maar heeft betrekking op 2011.
4
In 2011 heeft betrokkene € 7.648 gedeclareerd; het verschil is in 2012 gedeclareerd, maar heeft betrekking op 2011.
6 7
92
Uitbetaald aan
J.J.L. Baale
Totaal
5
Vergoeding in euro’s
In 2011 is € 75.308 gedeclareerd; het verschil is in 2012 uitbetaald, maar heeft betrekking op 2011.
In 2011 is € 58.599 gedeclareerd. De declaratie aan CNV Vakmensen heeft in 2012 plaatsgevonden.
59.009
7
Verantwoordingsorgaan
Organisatie
Vergoeding in euro’s
Uitbetaald aan
M.T. Eggermont
Aedes
0
Ziet af van vergoeding
L. Greven
Aedes
1.357
Stichting Rondom Wonen
P.C.M. van Helden
De Unie
G.W. Kamp
FNV Bouw
P. Postma A. de Haan A.J. van de Ven - de Jong
Aedes
Totaal
958
Lid verantwoordingsorgaan
3.190
Lid verantwoordingsorgaan
FNV Bouw
2.375
Lid verantwoordingsorgaan
CNV Vakmensen
5.481
Lid verantwoordingsorgaan
458
Lid verantwoordingsorgaan
13.819
Raad van Toezicht
Vergoeding in euro’s
Uitbetaald aan
P.M. Altenburg
12.031
Lid Raad van Toezicht
J.T. van Niekerk
12.000
Lid Raad van Toezicht
J. Koelewijn
10.950
Lid Raad van Toezicht
Totaal
34.981
93
Colofon Redactie: SPW
Vormgeving en realisatie: Dadomoto | communicatie + design, Nieuwegein
Druk: Dadomoto | communicatie + design, Nieuwegein © SPW augustus 2012 Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van SPW worden verveelvoudigd.
94
96