Gepubliceerd in Goed Bestuur; Tijdschriftover Governance 2012-3 Naar de one-tier Board Overstap wordt vaak gedreven door persoonlijke voorkeuren Rients Abma
1
1. Inleiding en samenvatting De Wet bestuur en toezicht zal het voor beursgenoteerde ondernemingen gemakkelijker maken het onetier of monistisch bestuursmodel in te voeren. Maar waarom zou een beursgenoteerde onderneming overstappen van het in Nederland gebruikelijke two-tier naar het one-tier model? Vele wetenschappelijke artikelen en boeken zijn de afgelopen tijd geschreven over de (theoretische) voor- en nadelen van beide 2
modellen. Dit artikel (waarvan de tekst op 19 juli is afgesloten) probeert de vraag op een andere manier te beantwoorden, namelijk aan de hand van de redenen die ondernemingen zelf geven of beter gezegd: hebben gegeven. Want vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet, waarschijnlijk op 1 januari 3
2013, heeft een aantal Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen eind 2011 en in 2012 het one-tier of monistisch bestuursmodel al ingevoerd. Dat zijn New Sources Energy, Heineken Holding, TMC, Kardan en D.E Master Blenders 1753. Unilever en Cryo-Save Group hadden dit al op een eerder tijdstip 4
gedaan. De bevindingen lijken erop te duiden dat de vaak genoemde argumenten als de snelheid van de besluitvorming, de betere informatievoorziening, de grotere betrokkenheid van de niet-uitvoerende bestuurders bij de strategie en het beleid van de onderneming en een betere aansluiting bij het model dat veel andere landen hanteren, een geringe rol spelen. Deze argumenten worden in de toelichting op het ‘overstapbesluit’ in ieder geval nauwelijks genoemd. De specifieke achtergrond en de karakteristieken 1
Rients R. Abma is directeur van Eumedion, het corporate governance forum voor institutionele beleggers. De tekst van dit artikel is op 19 juli 2012 afgesloten. 2
Voor- en nadelen worden onder andere genoemd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel bestuur en toezicht (Kamerstukken II 2008/09, 31 763, nr. 3, p. 3) en in L. Timmerman, “De two tier-commissaris vergeleken met de one tier-nietuitvoerende bestuurder”, in: Congresbundel bestuur en toezicht, Uitgave vanwege het Instituut voor Ondernemingsrecht nr. 67, 2009, p. 19-29. 3
Onder Nederlandse beursgenoteerde onderneming wordt in dit artikel verstaan: de vennootschap die haar statutaire zetel in Nederland heeft en wier aandelen zijn genoteerd respectievelijk worden verhandeld aan een Nederlandse beurs respectievelijk handelsfaciliteit. Een onderneming als Royal Dutch Shell plc valt dus niet onder deze definitie, aangezien zij haar zetel in het Verenigd Koninkrijk heeft. 4
Ook Ageas NV heeft een one-tier bestuursstructuur. Deze verzekeraar is niet in dit artikel meegenomen, aangezien de onderneming eind augustus 2012 de Nederlandse beurs zal verlaten; zij zal dan een ‘puur’ Belgische onderneming zijn (met uitsluitend een statutaire zetel in België en alleen een notering aan de Brusselse effectenbeurs). Reed Elsevier wordt soms ook als one-tier onderneming gezien, aangezien zij naast een bestuur en een raad van commissarissen ook een gemeenschappelijke vergadering van het bestuur en de raad van commissarissen kent. Echter, omdat Reed Elsevier NV volgens haar eigen website een two-tier structuur heeft, is deze onderneming niet in het onderzoek betrokken.
1
van de onderneming alsmede de persoonlijke voorkeuren en achtergronden van bestuurders lijken tot nu toe de grootste drijvers te zijn. Bekendheid met het model bij (buitenlandse) beleggers en de flexibiliteit van het model worden ook wel als redenen genoemd, maar lijken nevengeschikt te zijn. Dit artikel is als volgt opgebouwd. Begonnen wordt met een beschrijving van de regels die voor de onetier ondernemingen gelden. Vervolgens wordt bekeken wat de redenen voor de introductie van het onetier model waren en hoe het model concreet bij de genoemde ondernemingen is vormgegeven. Daarna worden de conclusies getrokken en worden er aanbevelingen gegeven. 2. Regels bij invoering van de one-tier bestuursstructuur Een onderneming die de one-tier bestuursstructuur wil invoeren, moet dit op grond van artikel 2:129a BW in de statuten regelen. Het is dus een bestuursbesluit dat door de aandeelhoudersvergadering moet worden goedgekeurd. De wetgever laat ondernemingen veel vrijheid om de one-tier bestuursstructuur in de praktijk in te richten. Zo zijn er weinig wettelijke regels over de verdeling van de taken tussen uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders. Er is alleen bepaald dat een aantal specifieke taken niet aan uitvoerende bestuurders kan worden opgedragen: het voorzitterschap van het bestuur, het doen van benoemingsvoordrachten voor bestuurders en het vaststellen van de bezoldiging van de uitvoerende bestuurders (artikel 2:129a lid 1 BW). Ten aanzien van dat laatste punt mogen uitvoerende bestuurders ook niet meedoen aan de besluitvorming (lid 2 van datzelfde artikel). De wetgever heeft tevens bepaald dat het toezicht op de taakuitoefening door uitvoerende bestuurders niet aan de niet-uitvoerende bestuurders kan worden ontnomen (lid 1 van dat artikel). De Nederlandse corporate governance code bevat in hoofdstuk III.8 nadere (best practice) bepalingen voor de taakverdeling:
het voorzitterschap is niet alleen uitgesloten voor een uitvoerend bestuurder, maar ook voor een voormalig uitvoerend bestuurder (III.8.1);
bestuurscommissies, zoals de audit- en remuneratiecommissie, moeten alleen uit nietuitvoerende bestuurders bestaan (III.8.3); en
het bestuur moet voor de meerderheid uit niet-uitvoerende bestuurders bestaan (III.8.4).
Voor deze best practice bepalingen geldt, zoals voor alle bepalingen uit de code, de wettelijke ‘pas toe of leg uit’-regel: wanneer een vennootschap een bepaling niet toepast, moet zij in het jaarverslag uitleg hierover verschaffen. De eerste versie van de Nederlandse corporate governance code (vastgesteld in 2003) bevatte in paragraaf 10 van de preambule een passage die ervoor zorgde dat alle codebepalingen ten aanzien van de raad van commissarissen ook van toepassing werden geacht op niet-uitvoerende bestuurders en alle codebepalingen ten aanzien van het bestuur ook van toepassing werden geacht op uitvoerende 2
bestuurders. Een dergelijke ‘schakelbepaling’ is in de huidige versie van de code (vastgesteld in 2008) niet meer opgenomen. Het is niet bekend waarom de Monitoring Commissie Corporate Governance Code dat heeft gedaan; de verantwoording van het werk van de commissie bevat hierover geen passage. One-tier ondernemingen hoeven nu geen wettelijke verantwoording (meer) af te leggen over een hele reeks van codebepalingen die wel van toepassing zijn op two-tier ondernemingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de bepalingen over de beloningen van bestuurders, de taak en werkwijze van het bestuur en van de raad van commissarissen, de deskundigheid en samenstelling van de raad van commissarissen en de onafhankelijkheidscriteria voor commissarissen. De one-tier structuur wint daarmee aan flexibiliteit en ondernemingsvriendelijkheid, maar kan in potentie ten koste gaan van de transparantie over de besluitvorming van het bestuur en van de bescherming van de stakeholders. 3. Motivering voor Nederlandse beursvennootschappen om de one-tier bestuursstructuur in te voeren In deze paragraaf wordt bekeken wat voor de Nederlandse beursvennootschappen de redenen waren om de one-tier structuur in te voeren. Hiervoor zijn, voor de ‘oudere’ one-tier ondernemingen relevante artikelen en boeken ter hand genomen en voor de ‘jonge’ one-tier ondernemingen de (toelatings)prospectussen of de stukken voor de aandeelhoudersvergadering (toelichting op de agenda en de notulen) waarin het besluit over het bestuursmodel aan de orde kwam. Van de zeven ondernemingen die nu het monistisch bestuursmodel kennen, hebben er drie dit model al sinds de oprichting: Unilever, Cryo-Save Group en D.E Master Blenders 1753. Unilever is de oudste uit dit rijtje. Deze onderneming kent al sinds haar ontstaan in 1929 als ‘fusieproduct’ van het Britse Lever 5
Brothers en de Nederlandse Margarine Unie een monistisch bestuursmodel. Tot 2004 bestond het bestuur uit alleen uitvoerende bestuurders. Wel waren er ‘adviserende leden’, een soort niet-uitvoerende bestuurders, maar deze hadden geen formele verantwoordelijkheid en stonden niet in het handelsregister 6
als bestuurders ingeschreven. Het monistische bestuursmodel (met soms wel 30 bestuurders) lijkt ook het beste te passen bij de gecompliceerde structuur van Unilever. Unilever heeft namelijk een Britse en Nederlandse moedermaatschappij en verscheidene beursnoteringen (Amsterdam, Londen, New York). Tussen de Britse en Nederlandse moedermaatschappij bestaat een personele unie en er zijn overeenkomsten gesloten om te verzekeren dat er eenheid bestaat voor wat betreft management, bedrijfsvoering, rechten van aandeelhouders, doel en missie. Pas in 2004 werd de ‘moderne variant’ van het monistisch bestuursmodel ingevoerd: naast uitvoerende werden niet-uitvoerende bestuurders (statutair) benoemd. Hiermee kon worden voldaan aan de bepalingen uit de Nederlandse en Britse corporate governance code dat het one-tier bestuur in meerderheid uit onafhankelijke personen moet 5
P. Frentrop, Moeilijke en pijnlijke keuzes – De lange termijnstrategie van Unilever, Prometheus, 2012.
6
D.A.M.H.W. Strik, Grondslagen bestuurdersaansprakelijkheid; Een maatpak voor de Board Room (proefschrift), Kluwer, 2010.
3
bestaan. Ook verwees Unilever naar de ontwikkelingen rond de Europese vennootschap. De one-tier structuur werd in 2005 ‘vervolmaakt’ door de tweehoofdige uitvoerende bestuurders (van de Britse en Nederlandse moedermaatschappij) te vervangen door één niet-uitvoerende voorzitter en één ‘Group Chief Executive’. Stamcellenbank Cryo-Save Group werd in 2000 opgericht. Zijn aandelen werden in 2007 toegelaten tot de handel van AIM, het multilaterale handelsplatform van de London Stock Exchange. Sinds 2009 zijn de aandelen genoteerd aan de Amsterdamse effectenbeurs. Kort daarna werd de verhandeling van de aandelen aan AIM gestaakt. Uit de (toelatings)prospectussen valt moeilijk te achterhalen waarom de onderneming expliciet heeft gekozen voor de one-tier bestuursstructuur. Het feit dat de twee oprichters van de onderneming de Belgische nationaliteit hebben kan een rol hebben gespeeld. In België is het onetier model gangbaar. Daarnaast is de onderneming in 2000 gestart als onderneming die onder de naam van en met een licentie van het Amerikaanse stamcelbedrijf Cryo-Cell de Europese stamcelactiviteiten ter hand nam. Cryo-Cell heeft een one-tier bestuursstructuur. De aandelen van koffie- en theebedrijf D.E Master Blenders 1753 kregen op 9 juli 2012 een officiële notering aan de Amsterdamse effectenbeurs als gevolg van een afsplitsing van de Amerikaanse onderneming Sara Lee (na de splitsing Hillshire Brands Company geheten). Ook in dit toelatingsprospectus is geen duidelijke reden te vinden waarom de onderneming de one-tier bestuursstructuur heeft aangemeten. Mogelijk zal hebben meegespeeld dat haar voormalige moedermaatschappij het monistische bestuursmodel kent. De overige ondernemingen, New Sources Energy, TMC, Heineken Holding en Kardan, zijn recentelijk overgestapt van het dualistische naar het monistische bestuursmodel. De aandeelhoudersvergadering van New Sources Energy gaf op 15 november 2011 met algemene stemmen goedkeuring aan het besluit om over te stappen. New Sources Energy, ontwikkelaar en exploitant van duurzame energieprojecten, is een doorstart van de voormalige, gefailleerde, ICTdienstverlener Management Share. Management Share kende een two-tier structuur. Uit het verslag van de aandeelhoudersvergadering waarin het besluit tot de overstap werd genomen blijkt dat de introductie van de one-tier board structuur de uitdrukkelijke wens was van de nieuwe grootaandeelhouder Quattro Capital (80,35%). Dit is een exploitant van en investeerder in projecten waarin op duurzame wijze energie wordt opgewekt. De algemeen directeur van Quattro Capital, tegenwoordig NSE Holding geheten, is nu de ‘Chief Executive Officer’ (CEO) van New Sources Energy. Uit het verslag wordt niet duidelijk waarom de grootaandeelhouder deze wens had. De voorzitter van de aandeelhoudersvergadering merkte tijdens vergadering wel op dat “de voorgestelde nieuwe structuur in het belang van de aandeelhouders is: de situatie is veel transparanter dan voorheen […] Zeker nu er naar financiering wordt gezocht is de grotere
4
openheid die de nieuwe structuur met zich meebrengt in het belang van aandeelhouders en andere betrokkenen”. TMC kreeg op 18 april 2012 toestemming van zijn aandeelhouders om over te stappen van de two-tier naar de one-tier structuur. Het detacheringsbedrijf is daarmee de eerste structuurvennootschap met een one-tier bestuursstructuur. In de toelichting op het voorstel schreven het (voormalige) bestuur en de (voormalige) raad van commissarissen dat “het one-tier model goed past bij de TMC-cultuur van vertrouwen en delegatie van verantwoordelijkheid met zo min mogelijk bestuurlijke lagen”. De voormalige raad van commissarissen gaf verder aan “vooral omwille van de continuïteit van een sterk topmanagement” te kunnen instemmen met de nieuwe governancestructuur. De one-tier structuur maakte het namelijk mogelijk dat de afzwaaiende voorzitter van de raad van bestuur, Thijs Manders, tot Chairman kon worden benoemd en ‘adviseur’ Jan van Rijt tot Vice Chairman. De heren Manders en Van Rijt zijn de oprichters en grootaandeelhouders van TMC. Tijdens de aandeelhoudersvergadering uitte grootaandeelhouder (6,6%) Todlin bedenkingen bij het feit dat slechts een minderheid van het toekomstige bestuur uit onafhankelijke personen zou bestaan. De VEB maakte bezwaar tegen het voornemen om de Chairman en Vice Chairman winstafhankelijke beloningen toe te kennen. De VEB onthield zich vervolgens van stemming, terwijl alle andere aandeelhouders met het voorstel tot invoering van de one-tier structuur konden instemmen nadat de toezegging was gedaan dat het functioneren van de nieuwe structuur in de toekomst zou worden geëvalueerd. Ook Heineken Holding kreeg op 19 april 2012 een overweldigende meerderheid van haar aandeelhouders achter het voorstel om van bestuursmodel te wisselen: 99,92% van de uitgebrachte stemmen was vóór. Er werd tijdens de aandeelhoudersvergadering geen discussie over het voorstel gevoerd. Volgens Heineken Holding functioneerde haar zogeheten raad van beheer voor de overstap in feite al als one-tier bestuur. Eén gedelegeerd lid (mevrouw De Carvalho-Heineken) had in deze structuur tevens een uitvoerende rol, terwijl de overige leden niet-uitvoerend waren. Het voorstel om over te stappen naar een formele one-tier structuur was ingegeven door de voorgestelde wettelijke maximering van het aantal toezichthoudende functies dat iemand mag bekleden bij grote Nederlandse rechtspersonen. Alle leden van de raad van beheer zouden op grond van het wetsvoorstel worden aangemerkt als uitvoerende bestuurders, waarvoor een maximum geldt van twee toezichthoudende functies en geen van deze beide functies mag de functie van voorzitter zijn. Door de omvorming naar een one-tier board zijn drie van de vier leden van de raad van beheer als niet-uitvoerende bestuurders aangemerkt. Voor niet-uitvoerende bestuurders geldt de hogere limiet van vijf toezichthoudende functies. “Op deze wijze wordt voorkomen dat Heineken Holding ernstig belemmerd wordt bij het aantrekken en behouden van gekwalificeerde leden voor de raad van beheer”, aldus de onderneming in de vergaderstukken. 5
Ook de aandeelhouders van investeringsmaatschappij Kardan gingen op 31 mei 2012 massaal akkoord met de overstap. Slechts 0,21% van de aanwezige aandeelhouders stemde tegen. De onderneming wees er in de toelichting van het voorstel op dat de one-tier bestuursstructuur internationaal gezien het leidende bestuursmodel is en dat deze structuur het besluitvormingsproces binnen het bestuur eenvoudiger en efficiënter zal maken. Kardan voerde voorts de dubbele notering van haar aandelen als reden aan. De aandelen Kardan zijn niet alleen aan de Amsterdamse beurs genoteerd, maar ook aan die van Tel Aviv. Sommige onderdelen van de Israëlische effectenwetgeving dwongen commissarissen van Kardan tot een dusdanige sterke betrokkenheid bij bestuurstaken, welke volgens de onderneming beter past bij de rol van niet-uitvoerende bestuurders. Tot slot werd gesteld dat de Wet bestuur en toezicht de onderneming veel vrijheid biedt om de one-tier structuur naar eigen wens in te richten. 4. Vormgeving one-tier bestuursstructuur bij Nederlandse beursvennootschappen De one-tier ondernemingen hebben in hun statuten ten minste de hoofdlijnen van de one-tier bestuursstructuur opgenomen, waaronder in grote lijnen de taakverdeling tussen uitvoerende en nietuitvoerende bestuurders. Met uitzondering van Heineken Holding zijn de bestuursstructuur en de taakverdeling verder uitgewerkt in een apart bestuursreglement. Met uitzondering van Cryo-Save Group (en dus Heineken Holding) hebben de one-tier ondernemingen in het bestuursreglement de bepalingen uit de Nederlandse code die gelden voor bestuurders en commissarissen van two-tier ondernemingen verwerkt. In de praktijk wordt de in paragraaf 2 gememoreerde ‘schakelbepaling’ uit de eerste versie van de Nederlandse corporate governance code dus nog door een meerderheid van de one-tier vennootschappen toegepast. Alle one-tier ondernemingen houden zich aan de codebepaling dat het bestuur voor de meerderheid uit niet-uitvoerende bestuurders moet bestaan. Kardan heeft dit zelfs in de statuten verankerd. Het aantal statutair uitvoerende bestuurders bedraagt één (Kardan, Heineken Holding en D.E Master Blenders 1753) of twee (New Sources Energy, Cryo-Save Group, TMC en Unilever). Het aantal niet-uitvoerende bestuurders loopt uiteen van vier bij de kleinere ondernemingen tot tien bij de grootste onderneming (Unilever). Drie ondernemingen houden zich niet aan de codebepaling dat de meerderheid van het bestuur uit 7
onafhankelijke personen moet bestaan. Dat zijn New Sources Energy, TMC en Cryo-Save Group. Bij New Sources Energy zijn alle vier niet-uitvoerende bestuurders niet onafhankelijk. De onderneming vindt de afwijking te verantwoorden door te wijzen op “de bijzondere kennis en betrokkenheid van betrokkenen en de omvang van de onderneming”. Bij TMC zijn twee van de niet-uitvoerende bestuurders niet 7
De aandelen TMC worden verhandeld aan Alternext Amsterdam, het multilaterale handelsplatform van de Amsterdamse effectenbeurs. De Nederlandse corporate governance code is daarom formeel niet van toepassing op deze vennootschap. TMC heeft toen zij naar de beurs ging echter besloten de Code op de meeste punten na te leven. Zij legt hierover elk jaar in het jaarverslag ook verantwoording af.
6
onafhankelijk, mede omdat deze bestuurders grootaandeelhouder (meer dan 10% van de aandelen) van de vennootschap zijn. TMC motiveert de afwijking door te stellen dat het “gelooft in een model waarin belangen van aandeelhouders en het bestuur parallel lopen en stimuleert [zij] aandeelhouderschap over de volle breedte”. Cryo-Save Group verzuimt om de afwijking te motiveren. Met uitzondering van Cryo-Save Group en TMC houden de ondernemingen zich aan de codebepaling dat de voorzitter van het bestuur niet een voormalig uitvoerende bestuurder mag zijn. Bij Cryo-Save Group is één van de voormalige oprichters de voorzitter. Bij TMC is dat ook het geval. Cryo-Save Group rechtvaardigt de afwijking door te wijzen op het feit dat de voorzitter slechts kort uitvoerend bestuurder is geweest en dat hij veel kennis en ervaring heeft van de business waarin de onderneming actief is. TMC is, zoals in de vorige paragraaf beschreven, juist overgestapt naar de one-tier structuur om zijn voormalig bestuursvoorzitter, grootaandeelhouder en oprichter nog een belangrijke functie te geven. Bij de bestudering van de statuten valt een aantal zaken op. Zo maken alle statuten melding van een minimumaantal bestuurders. Met uitzondering van Kardan wordt het minimumaantal nog gesplitst in een minimumaantal uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders: een minimum van één van elke ‘categorie’ bij New Sources Energy, D.E Master Blenders 1753 en Unilever en minimaal één uitvoerende en twee niet-uitvoerende bestuurders bij Heineken Holding, Cryo-Save Group en TMC. Sommige ondernemingen hebben in de statuten voor het bestuur de verplichting opgenomen om één van de uitvoerende bestuurders aan te wijzen als voorzitter van de uitvoerende bestuurders (bij New Sources Energy en D.E Master Blenders 1753), terwijl andere ondernemingen in hun statuten hierover zwijgen of een kanbepaling hebben opgenomen. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat ondernemingen wel een Chairman aanwijzen, maar geen CEO, waardoor het risico ontstaat dat in de praktijk een (te) machtige Chairman aan het roer staat die het dagelijkse werk laat uitvoeren door (een) niet-statutair uitvoerend bestuurder(s). Kardan laat die mogelijkheid bijvoorbeeld expliciet open. Deze onderneming heeft bij de overstap naar de two-tier structuur vooralsnog wel een CEO benoemd. Daarnaast valt op dat de meeste ondernemingen in de statuten of in het bestuursreglement hebben geregeld dat niet-uitvoerende bestuurders moeten worden betrokken bij het nemen van belangrijke besluiten, zoals de goedkeuring van de strategie, het doen van significante uitgaven, het aangaan van schulden, het doen van grote overnames, etc. Dit is vergelijkbaar met de situatie bij two-tier ondernemingen. Deze ondernemingen hebben veelal statutair geregeld dat specifieke bestuursbesluiten de goedkeuring behoeven van de raad van commissarissen. Bij structuurvennootschappen is dat zelfs wettelijk geregeld; zie artikel 2:164 BW. One-tier structuurvennootschap TMC is uit dien hoofde dan ook wettelijk verplicht om te regelen dat ten minste de in artikel 2:164 BW genoemde besluiten de goedkeuring behoeven van de meerderheid van de niet-uitvoerende bestuurders. Enigszins opmerkelijk is dat zij deze besluiten niet in de ‘harde’ statuten heeft opgenomen, maar ‘slechts’ in het relatief eenvoudig te wijzigen bestuursreglement. Ook (niet-structuurvennootschappen) D.E Master Blenders 7
1753, Kardan en Unilever hebben dit onderwerp in het bestuursreglement geregeld. Alleen (nietstructuurvennootschappen) New Sources Energy en Heineken Holding hebben de betreffende besluitenlijst in de statuten opgenomen. Heineken Holding heeft daarbij expliciet bepaald dat de betreffende belangrijke bestuursbesluiten ten minste instemming behoeven van 3/5 van de bestuursleden, tot welk in ieder geval de uitvoerend bestuurder moet behoren. In de huidige bestuursconstellatie van Heineken Holding (vijf bestuurders) betekent dit dat de CEO (mevrouw De Carvalho-Heineken) de beslissende stem heeft. Dit is tekenend voor de familiestructuur van Heineken en Heineken Holding. Bij New Sources Energy, Kardan, TMC en D.E Master Blenders is juist bepaald dat bij het staken van de stemmen in een bestuursvergadering de Chairman de doorslaggevende stem zal hebben. Bij de laatste onderneming is tevens bepaald dat sommige besluiten (de ‘middelgrote’ besluiten) wel onderworpen zijn aan de goedkeuring van de Chairman en niet van de overige niet-uitvoerende bestuurders. Het lijkt er daardoor op dat bij deze onderneming niet zozeer de CEO, maar de Chairman (Jan Bennink) de spilfiguur is. Hetzelfde geldt bij TMC (grootaandeelhouder en oprichter Thijs Manders). 5. Conclusies en aanbevelingen In dit artikel zijn de redenen van zeven Nederlandse beursvennootschappen om het monistisch bestuursmodel in te voeren onderzocht en is beschreven hoe dit model bij die ondernemingen concreet is vormgegeven. Uit het korte onderzoek kan een aantal conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden geformuleerd. Ten eerste: de voorstellen om van de two-tier naar de one-tier structuur over te stappen hebben onder aandeelhouders geen weerstand opgeroepen. Integendeel: de voorstellen zijn met grote meerderheden aanvaard. Het one-tier model doet in de ogen van beleggers blijkbaar niet onder voor het two-tier model of staan hier onverschillig tegenover. De ‘vanzelfsprekendheid’ van het model verklaart wellicht ook het feit dat het soms lastig is te achterhalen waarom ondernemingen de one-tier structuur precies willen invoeren. Ten tweede: beursgenoteerde ondernemingen voeren verschillende redenen aan om over te stappen van een two-tier naar een one-tier bestuursmodel. De specifieke achtergrond en de karakteristieken van de onderneming en de persoonlijke voorkeuren en achtergronden van bestuurders lijken de grootste drijvers. Bekendheid met het model bij (buitenlandse) beleggers en de flexibiliteit van het model worden ook als redenen genoemd, maar lijken nevengeschikt. Vanuit deze bevinding is het niet te verwachten dat Nederlandse beursvennootschappen na inwerkingtreding van de Wet bestuur en toezicht massaal zullen overstappen van de two-tier naar de one-tier structuur. Beursgang, een transformatie van de onderneming en het terugtreden van oprichters uit het dagelijkse bestuur van de onderneming lijken voorlopig de ‘natuurlijke’ momenten voor een onderneming te zijn om de invoering van de one-tier structuur te overwegen. Ten derde: het zou voor de ‘checks and balances’ binnen de one-tier onderneming goed zijn wanneer statutair wordt geregeld dat er minimaal één niet uitvoerende en één uitvoerende bestuurder worden benoemd en dat bepaalde belangrijke besluiten expliciet de goedkeuring behoeven van (de meerderheid van) de niet-uitvoerende bestuurders. Het is in dat kader ook van belang dat in de volgende versie van de Nederlandse corporate governance code weer 8
expliciet wordt aangegeven dat alle bepalingen die gelden voor bestuurders en commissarissen van twotier ondernemingen ook gelden voor uitvoerende en niet-uitvoerende bestuurders van one-tier ondernemingen.
9