Goedkoop is duurkoop Zal het wetsvoorstel scheiden zonder rechter gaan leiden tot meer verschillen met betrekking tot het convenant nu er geen rechter en advocaat meer bij betrokken hoeven te worden en leidt het tot meer conflicten?
Naam:
Kim van der Looij
ANR:
542982
Examencommissie:
prof. mr. P. Vlaardingerbroek Mevrouw mr. V.M. Smits
Afstudeerrichting:
Rechtsgeleerdheid accent Privaatrecht
Afstudeerdatum:
Donderdag 28 augustus 2014 (onder voorbehoud)
Voorwoord Voor u ligt mijn scriptie die ter afronding dient van de Master Rechtsgeleerdheid accent Privaatrecht die ik aan de Universiteit van Tilburg gevolgd heb. Mijn interesse ligt al een aantal jaar bij het Familieen Jeugdrecht. Vandaar dat ik met alle plezier binnen dit rechtsgebied mijn scriptie geschreven heb. Deze scriptie ziet op het wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter.’ Daarin heb ik onderzocht of dit wetsvoorstel meer conflicten met zich meebrengt vanuit het echtscheidingsconvenant bezien. Graag zou ik prof. mr. Vlaardingerbroek willen bedanken voor zijn begeleiding bij het schrijven van de scriptie. Zijn kritische blik en advies zijn erg van belang geweest om mijn scriptie tot een goed einde te brengen. Daarnaast wil ik mevrouw mr. Smits bedanken voor haar deelname in de examencommissie. Tot slot zou ik graag van de gelegenheid gebruik willen maken om mijn vriend Bart, familie en vrienden te bedanken voor hun steun, geduld en begrip. Ik wens u veel plezier met het lezen van mijn scriptie.
Kim van der Looij Tilburg, augustus 2014
2
Inhoudsopgave Voorwoord .........................................................................................................................................2 Lijst van afkortingen............................................................................................................................5 1.
Inleiding ......................................................................................................................................6 1.1
Probleemanalyse .................................................................................................................6
1.2
Centrale onderzoeksvraag ...................................................................................................7
1.3
Methoden en opbouw van het onderzoek ............................................................................7
2. Veranderingen en problemen die door het wetsvoorstel in zullen treden bij de echtscheidingsprocedure ....................................................................................................................8 2.1
Inleidend .............................................................................................................................8
2.2
De huidige regelingen rondom de echtscheidingsprocedure .................................................8
2.3
Het huidige echtscheidingsconvenant ..................................................................................9
2.4
Het wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ ........................................................................ 10
2.5
Conflicten bij het echtscheidingsconvenant ........................................................................ 12
2.5.1 2.6 3.
Mogelijkheden om te kunnen onttrekken aan afspraken gemaakt in het convenant ... 13
Conclusie ........................................................................................................................... 17
Knelpunten in het echtscheidingsconvenant ............................................................................. 18 3.1
Inleidend ........................................................................................................................... 18
3.2
Afspraken in een echtscheidingsconvenant ........................................................................ 18
3.3
Alimentatie minderjarige kinderen ..................................................................................... 19
3.3.1 3.4
Alimentatie jongmeerderjarige kinderen ............................................................................ 19
3.4.1 3.5
Knelpunten ................................................................................................................ 20
Partneralimentatie ............................................................................................................ 21
3.5.1 3.6
Knelpunten ................................................................................................................ 19
Knelpunten ................................................................................................................ 21
De echtelijke woning.......................................................................................................... 22
3.6.1
Fiscaal partnerschap .................................................................................................. 22
3.6.2
Knelpunten ................................................................................................................ 23
3.7
Overige vermogensverdeling ............................................................................................. 23
3.7.1 3.8
Pensioen ............................................................................................................................ 26
3.8.1 3.9
Knelpunten ................................................................................................................ 24
Knelpunten ................................................................................................................ 27
Conclusie ........................................................................................................................... 28 3
4.
De administratieve echtscheiding in Denemarken en Noorwegen ............................................. 29 4.1
Inleidend ........................................................................................................................... 29
4.2
De echtscheidingsgronden in Denemarken ......................................................................... 29
4.3
De echtscheidingsprocedure in Denemarken ...................................................................... 30
4.4
Vergelijking tussen Nederland en Denemarken .................................................................. 31
4.4.1 4.5
De echtscheidingsgronden in Noorwegen........................................................................... 33
4.6
De echtscheidingsprocedure in Noorwegen ........................................................................ 34
4.7
Vergelijking tussen Nederland en Noorwegen .................................................................... 35
4.7.1 4.8 5.
Inpasbaarheid Deense administratieve echtscheiding in Nederland ............................ 32
Inpasbaarheid Noorse administratieve echtscheiding in Nederland ............................ 36
Conclusie ........................................................................................................................... 37
Aanbevelingen en conclusie ...................................................................................................... 38 5.1
Inleidend ........................................................................................................................... 38
5.2
De centrale onderzoeksvraag ............................................................................................. 38
5.3
Aanbevelingen ................................................................................................................... 39
5.4
Conclusie ........................................................................................................................... 40
Literatuurlijst .................................................................................................................................... 42 Boeken ......................................................................................................................................... 42 Artikelen in tijdschriften ................................................................................................................ 43 Jurisprudentie ............................................................................................................................... 45 Parlementaire stukken .................................................................................................................. 45 Elektronische bronnen .................................................................................................................. 45
4
Lijst van afkortingen Art. BW EB FJR HR KEW MvT Rb. Rv TPV Wet IB 2001 WSF WFR
Artikel Burgerlijk Wetboek EchtscheidingsBulletin Tijdschrift voor Familie- en Jeugdrecht Hoge Raad Kapitaalverzekering eigen woning Memorie van Toelichting Rechtbank Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Tijdschrift voor Pensioenvraagstukken Wet Inkomstenbelasting 2001 Wet Studiefinanciering Weekblad voor Fiscaal Recht
5
1. Inleiding 1.1 Probleemanalyse Tot op heden kennen wij in Nederland een echtscheidingsprocedure waarbij de tussenkomst van de rechter verplicht is. Echter, de staatsecretaris van Veiligheid en Justitie, Teeven, heeft op 8 december 2013 een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel ziet op de mogelijkheid om scheiden zonder tussenkomst van de rechter en advocaat mogelijk te maken. Uit de memorie van toelichting blijkt dat het doel van deze voorgestelde regeling is om de echtscheidingsprocedure te vereenvoudigen voor de echtgenoten. Op die manier krijgen de echtgenoten zelf meer verantwoordelijkheid met betrekking tot het afwikkelen van hun eigen echtscheiding. Wat mij meteen opvalt, is het feit dat er al eerder een wetsvoorstel is ingediend om scheiden zonder tussenkomst van de rechter mogelijk te maken. Uitgangspunt bij dit wetsvoorstel was dat echtgenoten met bijstand van een advocaat, bemiddelaar of notaris een overeenkomst opstelden. 1 Dit wetsvoorstel Luchtenveld is uiteindelijk op 20 juni 2006 door de Eerste Kamer verworpen.2 Opmerkelijk is dat men zeven jaar later opnieuw een poging waagt deze administratieve echtscheiding mogelijk te maken.3 Ik vraag me af of men wel van de huidige echtscheidingsprocedure moet gaan afwijken, omdat een aantal jaren geleden de regering ervan afzag , om reden dat de regering veel waarde hecht aan de verplichte rechtsgang naar de rechter. 4 Een groot probleem bij het conceptvoorstel van Teeven ligt naar mijn mening op het gebied van het echtscheidingsconvenant. Een echtscheidingsconvenant ziet erop dat een echtscheidingsprocedure voor de echtgenoten soepeler verloopt.5 Het convenant is niet verplicht, maar helpt wel mee aan een prettigere afwikkeling van de echtscheidingsprocedure. Het convenant is een contract waarin partijen afspraken, waarover men overeenstemming heeft bereikt, rondom de echtscheiding schriftelijk vastleggen.6 Bij de huidige echtscheidingsprocedure kunnen echtgenoten het echtscheidingsconvenant laten bekrachtigen en in de echtscheidingsbeschikking op laten nemen waardoor het een executoriale titel krijgt. Deze executoriale titel houdt in dat het vonnis in een bepaalde vorm wordt opgesteld waardoor het voor de gerechtsdeurwaarder mogelijk wordt dit vonnis ten uitvoer te leggen. Hierdoor kunnen de partijen de afspraken die in het convenant staan opgesteld gerechtelijk afdwingen. Echter, indien het wetsvoorstel aangenomen wordt en in werking treedt heeft men de mogelijkheid om zonder tussenkomst van de rechter te scheiden. Echtgenoten hebben dan de keuze om de rechtsgang niet te gebruiken. Indien partijen ervoor kiezen om zonder tussenkomst van de rechter en zonder verplicht juridisch advies te scheiden en daarbij tevens een echtscheidingsconvenant opstellen, is er naar mijn mening een kans op een probleem. Er bestaat dan namelijk een groter risico dat de partijen een echtscheidingsconvenant ondertekenen waar zij later, in de procedure, spijt van
1
Van der Linden, Ten Siethoff & Zeijlstra-Rijpstra 2005, p. 273. Heida, Kraan & Marck 2013, p. 3. 3 Breederveld 2013, p. 1. 4 Van der Linden, Ten Siethoff & Zeijlstra-Rijpstra 2005, p. 273. 5 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 10. 6 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 10. 2
6
krijgen.7 Conflicten over de afspraken in het convenant zullen daardoor wellicht vaker voorkomen na invoering van het conceptwetsvoorstel. Bij mij rijst, door bovengenoemde, de vraag of bij invoering van dit wetsvoorstel de kans op vernietiging van het echtscheidingsconvenant mogelijk vaker gaat voorkomen. Tevens blijft voor mij de vraag of conflicten over de afspraken in het convenant mogelijkerwijs vaker voor zullen gaan komen na invoering van het wetsvoorstel.
1.2 Centrale onderzoeksvraag De voorgaande probleemanalyse brengt mij tot de volgende onderzoeksvraag: Zal het wetsvoorstel scheiden zonder rechter gaan leiden tot meer verschillen met betrekking tot het convenant nu er geen rechter en advocaat meer bij betrokken hoeven te worden en leidt het tot meer conflicten?
1.3 Methoden en opbouw van het onderzoek Om de centrale onderzoeksvraag volledig te kunnen beantwoorden zal ik gebruik gaan maken van de literatuurstudie, jurisprudentieonderzoek en rechtsvergelijking als methoden. Allereerst zal ik in hoofdstuk twee via de literatuurstudie gaan onderzoeken welke veranderingen het wetsvoorstel met zich mee zal gaan brengen indien het aangenomen wordt en in werking treedt. Hierbij zal ik tevens het echtscheidingsconvenant betrekken. Waarbij ik naar de conflicten betreffende het echtscheidingsconvenant ga kijken met literatuurstudie en jurisprudentieonderzoek als methoden. Daarna zal ik in hoofdstuk drie onderzoeken welke knelpunten zich wellicht voor kunnen gaan doen met betrekking tot het echtscheidingsconvenant bij het wetsvoorstel. Ook dit zal gaan gebeuren met behulp van de literatuurstudie. Vervolgens zal ik in hoofdstuk vier rechtsvergelijking als methode gaan gebruiken. Ik zal in hoofdstuk vier gaan kijken naar Denemarken en Noorwegen om te bezien hoe hier de administratieve scheiding geregeld is. Dit wil ik vervolgens gaan vergelijken met het wetsvoorstel in Nederland om te onderzoeken of Denemarken en Noorwegen een oplossing zouden kunnen gaan bieden tegen de knelpunten waar partijen bij afspraken gemaakt in het echtscheidingsconvenant tegenaan kunnen lopen. Ten slotte wil ik in hoofdstuk vijf mijn bevindingen uitlichten om daarna aanbevelingen te kunnen doen met betrekking tot het wetsvoorstel en dit afsluiten met een conclusie.
7
Groenleer 2009, p.1.
7
2. Veranderingen en problemen die door het wetsvoorstel in zullen treden bij de echtscheidingsprocedure 2.1 Inleidend Alvorens ik ga onderzoeken wat het wetsvoorstel betreffende scheiden zonder rechter inhoudt en welke veranderingen dit met zich meebrengt, wil ik in dit hoofdstuk kort aangeven hoe de echtscheidingsprocedure naar huidig recht geregeld is. Aangezien het echtscheidingsconvenant een grote rol zal gaan spelen in mijn onderzoek zal ik ook aangeven hoe dit geregeld is. Gaandeweg in dit hoofdstuk zal duidelijk worden dat het echtscheidingsconvenant nog al wat conflicten teweeg kan brengen en dat de kans op conflicten wellicht zal vergroten indien het wetsvoorstel in werking treedt. Vandaar dat ik tevens onderzoek op welke manieren partijen onder de afspraken gemaakt in het convenant uit kunnen komen en hoe sterk de slagingskans hiervan zal zijn in de praktijk.
2.2 De huidige regelingen rondom de echtscheidingsprocedure Volgens het huidige Nederlandse echtscheidingsrecht dienen echtgenoten gebruik te maken van de rechtsgang. Hiervoor is een verzoek nodig. Ingevolge art. 1:150 BW wordt een echtscheiding slechts uitgesproken op verzoek van een der echtgenoten of op gezamenlijk verzoek van deze echtgenoten.8 Dit verzoek dienen zij bij de rechtbank in te dienen, maar dat is niet mogelijk voor de echtgenoten zelf. Zij dienen het verzoek bij de rechtbank in te laten dienen door een advocaat. 9 Om een echtscheiding uit te kunnen spreken hebben echtgenoten dus hulp nodig van een rechter en een advocaat. Deze dubbele rechtsgang kunnen zij niet omzeilen en het feit blijft daardoor dat echtgenoten slechts kunnen scheiden indien zij de rechtsgang benutten. Men noemt dit ook wel de verplichte rechtsbijstand; minstens een van de partijen dient een advocaat in de arm te nemen. 10 Slechts op één grond kan een echtscheiding uitgesproken worden, namelijk op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk.11 Deze grond geldt zowel voor het eenzijdig verzoek als het gezamenlijk verzoek.12 Het houdt in dat samenleving met elkaar ondraaglijk is geworden en er geen uitzicht op herstel hiervan bestaat. 13 Er kunnen nogal wat geschillen ontstaan over de vraag of er daadwerkelijk sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk. Hierdoor vind ik het cruciaal om de rechter bij de echtscheiding te betrekken om op die manier een onafhankelijke en onpartijdige derde naar het probleem te laten kijken. Er zijn voornamelijk twee gebieden waarbij geschillen kunnen optreden, namelijk de vermogensrechtelijke problemen waar partijen na echtscheiding tegenaan kunnen lopen en, indien men kinderen heeft, de opvoedings- en verzorgingstaken.14 De complexiteit die bij deze twee probleemgebieden kan optreden kunnen naar mijn mening enkel goed opgelost worden door de rechter. Vanwege de onpartijdigheid, onafhankelijkheid en kennis die de rechter heeft betreffende echtscheidingszaken lijkt het mij niet verstandig om de geschillen zelf, zonder tussenkomst van de
8
Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 156. Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 156. 10 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 3. 11 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 157. 12 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 157. 13 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 157. 14 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 155. 9
8
rechter, op te lossen. Wat echter wel te allen tijde voorop dient te staan is het feit dat de voorkeur ligt bij het proberen in der minne te schikken alvorens echtgenoten een proces starten om in rechte maatregelen te nemen.15 Hierbij kan een echtscheidingsconvenant uitkomst bieden.
2.3 Het huidige echtscheidingsconvenant Zoals ik zojuist aangegeven heb kan een echtscheidingsconvenant bij een echtscheiding de procedure eenvoudiger laten verlopen. Een echtscheidingsprocedure zou voor beide partijen namelijk soepeler kunnen verlopen als zij vooraf over de gevolgen van de echtscheiding overeenstemming hebben bereikt.16 Deze afspraken worden vastgelegd in een echtscheidingsconvenant. Echter, men dient er wel bewust van te zijn dat het partijen vrij staat deze rechten en verplichtingen in een echtscheidingsconvenant vast te leggen. 17 Echtgenoten zijn hiertoe dus niet verplicht. Mijns inziens zou een echtscheidingsconvenant opstellen wel voordeliger kunnen zijn. Het zou namelijk kunnen voorkomen dat partijen tegen een aantal geschillen aanlopen waarbij zij het niet voor elkaar krijgen deze te beslechten. Het kan dan verstandig zijn deze al dan niet met hulp van een bemiddelaar op te lossen. Er bestaat nog een ultimum remedium als de echtgenoten er daarna nog steeds niet uitkomen. Zij kunnen de geschillen dan aan de rechter voorleggen om zo uiteindelijk een beslissing rondom het geschil te krijgen.18 Indien in zulke situaties een convenant is opgesteld bestaat er op grond van art. 819 Rv een stok achter de deur. Art. 819 Rv luidt namelijk: “De rechter kan op verzoek van de echtgenoten of van een van hen de getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking opnemen.”19 Indien echtgenoten daadwerkelijk voor art. 819 Rv kiezen, verkrijgt het convenant executoriale kracht.20 Deze executoriale kracht heeft tot gevolg dat alle rechten en verplichtingen die in het convenant zijn neergelegd ten uitvoer kunnen worden gelegd.21 Vandaar dat het mijns inziens verstandig is een echtscheidingsconvenant op te stellen indien echtgenoten van elkaar wil scheiden om verdere geschillen te voorkomen. Echter, dienen echtgenoten wel in de gaten te houden dat bij het echtscheidingsconvenant tevens gebruik dient te worden gemaakt van de rechtsgang. Het is mogelijk een echtscheidingsconvenant zelf of door een advocaat of notaris op te laten stellen. Maar indien echtgenoten het convenant willen laten bekrachtigen door de rechter, dient dat door een advocaat ingediend te worden. Slechts dan kunnen de afspraken, zoals opgesteld in het convenant, rechtens afdwingbaar zijn. Bij het wetsvoorstel scheiden zonder rechter is juridisch deskundig advies niet meer verplicht. Vandaar dat ik me afvraag of conflicten rondom het convenant meer voor zullen gaan komen indien het
15
Heida, Kraan & Marck 2013, p. 10. Heida, Kraan & Marck 2013, p. 10. 17 De Bruijn & Westrik 2013, p. 1. 18 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 10. 19 Art. 819 Rv. 20 De Bruijn & Westrik 2013, p. 2. 21 De Bruijn & Westrik 2013, p. 2. 16
9
wetsvoorstel aangenomen wordt en in werking treedt. Dit zal ik in de komende twee paragrafen gaan onderzoeken.
2.4 Het wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ Uit paragraaf een is gebleken dat bij de huidige Nederlandse echtscheidingsprocedure tussenkomst van de rechter en bijstand door een advocaat verplicht is gesteld. Het wetsvoorstel wil hier verandering in brengen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, Teeven, heeft dit wetsvoorstel op 8 december 2013 ingediend. Het wetsvoorstel ziet op het feit dat men scheiden zonder tussenkomst van een rechter mogelijk wil maken voor echtgenoten die over de scheiding overeenstemming hebben bereikt en waarbij geen minderjarige kinderen betrokken zijn. Dit doordat de achterliggende gedachte van Teeven is dat verplichte tussenkomst van een rechter niet nodig is indien echtgenoten overeenstemming over de echtscheiding hebben bereikt. Daarnaast zal het volgens hem ook geld en tijd schelen. De verplichting om als echtgenoten die willen scheiden zich juridisch te laten adviseren is volgens het wetsvoorstel ook niet meer verplicht. De achterliggende gedachte hierbij is om de echtscheidingsprocedure goedkoper en eenvoudiger te maken. Mijns inziens zal het in theorie inderdaad goedkoper en eenvoudiger zijn om via de ambtenaar van de burgerlijke stand te scheiden. Doordat echtgenoten kunnen scheiden zonder tussenkomst van een rechter en advocaat scheelt het namelijk griffierecht en advocaatkosten. Echter, het zal in de praktijk niet altijd het geval zijn dat echtgenoten er bij de echtscheidingsprocedure gezamenlijk uitkomen. Hierdoor zou het kunnen zijn dat zij alsnog naar de rechter dienen te stappen om een verzoekschrift tot echtscheiding in te dienen. In zulke gevallen zal de echtscheiding juist niet goedkoper en eenvoudiger lopen. Uit de MvT blijkt dat er jaarlijks ongeveer 33.000 echtscheidingen plaatsvinden, waarvan er 14.000 eindigen op grond van gemeenschappelijk verzoek.22 Het gaat dus om een groot percentage die het eens zijn over de echtscheiding. Vandaar dat het mijns inziens geen vreemd idee is om naast de bevoegdheid van de rechter tevens de ambtenaar van de burgerlijke stand bevoegd te maken om een echtscheiding uit te spreken indien er geen minderjarige kinderen bij betrokken zijn.23 Er zijn namelijk echtgenoten die gezamenlijk om een echtscheiding verzoeken en er zijn situaties waarbij men eenzijdig verzoekt tot een echtscheiding. Toch lijkt het mij gelet op de gronden waarom men scheiden zonder rechter mogelijk wil maken dat dit wetsvoorstel gedaan is vanuit een bezuinigingsdrift. De rechtsgang wordt namelijk niet meer verplicht gesteld waardoor het mogelijk is geld en tijd te besparen. Een gedachte achter dit wetsvoorstel is dat echtgenoten zelf de verantwoordelijkheid moeten kunnen dragen voor hun echtscheiding en de regeling hiervan indien zij samen concluderen te willen scheiden.24 Er schuilt hier meteen een groot gevaar achter. Niet iedere burger is namelijk in staat om de gevolgen van een echtscheiding volledig te overzien. Hierdoor zullen bepaalde zaken onvoldoende of zelfs niet geregeld worden. Het is een feit dat het veel geld scheelt om te scheiden zonder tussenkomst van een rechter en advocaat maar ik vind dat er niet voldoende nagedacht is over de 22
Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 1. 23 Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 2. 24 Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 2.
10
vergaande gevolgen die het wetsvoorstel tevens met zich mee kan brengen. De verplichting om naar een rechter te moeten stappen bij een echtscheiding wordt namelijk weggenomen. Dit in samenhang met het niet verplichten tot het gebruik van juridisch deskundig advies maakt in mijn ogen de kans op conflicten groter. Er is mijns inziens vooral naar het feit gekeken dat men via dit wetsvoorstel kan bezuinigen op de echtscheidingsprocedure en niet naar de keerzijde van wat het wetsvoorstel ook teweeg kan brengen. Op grond van de grotere verantwoordelijkheid die het wetsvoorstel aan de burgers wil geven schuilt hier nog een probleem. Zoals ik zojuist aangegeven heb, zijn echtgenoten niet verplicht gebruik te maken van juridisch deskundig advies. Daardoor ontstaat niet slechts het probleem dan niet iedere burger in staat is de gevolgen van een echtscheiding te overzien, maar daardoor ontstaat wellicht ook de kans dat een echtgenoot onder druk afspraken maakt met de andere echtgenoot. 25 Het gevolg is dat regelingen betreffende bijvoorbeeld de woning en partneralimentatie nadelig geregeld worden. Het gevolg is dat zij zich wellicht totaal niet bewust zijn van de wettelijke rechten en verplichtingen die een echtscheiding met zich meebrengt.26 Vandaar dat ik het opmerkelijk vind dat men gedeeltelijk een nieuwe poging waagt om een administratieve echtscheiding mogelijk te maken.27 Zoals ik in de inleiding al eerder aangegeven heb is er namelijk al eerder een wetsvoorstel ingediend om scheiden zonder tussenkomst van een rechter mogelijk te maken. Dit wetsvoorstel is op 20 juni 2006 door de Eerste Kamer verworpen.28 Het had namelijk niet het beoogde effect. Daarom vraag ik me af waarom scheiden zonder tussenkomst van een rechter nu wel het beoogde effect zal gaan hebben. Wat wel opvalt tussen het zogenoemde wetsvoorstel Luchtenveld en het nu ingediende wetsvoorstel ligt op het gebied van het echtscheidingsconvenant. Bij het wetsvoorstel Luchtenveld waren echtgenoten verplicht een echtscheidingsconvenant op te stellen, terwijl dat bij het wetsvoorstel dat op 8 december 2013 ingesteld is niet het geval is. Vanuit dit oogpunt wijkt het wetsvoorstel dus niet af van de huidige echtscheidingsprocedure en blijft het een keuze om een echtscheidingsconvenant op te stellen of niet. Maar ondanks dat de echtscheidingsprocedure op dit gebied hetzelfde blijft, verandert er wel degelijk veel indien echtgenoten ervoor kiezen om juist wel een convenant op te stellen. In paragraaf twee heb ik al eerder aangegeven dat echtgenoten aan de hand van het huidig echtscheidingsrecht verplicht zijn de rechtsgang te bewandelen indien zij een echtscheidingsconvenant wil laten bekrachtigen. Het voordeel dat hierdoor ontstaat, is dat men de afspraken gemaakt in het convenant rechtens af kan dwingen. daardoor zijn echtgenoten in staat om nevenvoorzieningen te verzoeken en deze in de echtscheidingsbeschikking op te laten nemen, zodat het convenant een executoriale titel op kan leveren. Deze mogelijkheid bestaat bij het wetsvoorstel nog steeds. Maar doordat de verplichting om gebruik te maken van de rechtsgang wegvalt en partijen ook geen gebruik hoeven te maken van juridisch deskundigen ontstaat er toch een probleem. Het nadeel dat hierdoor ontstaat, ligt in het feit dat echtgenoten naast dat ze naar de ambtenaar van de burgerlijke stand moeten ook een extra procedure bij de rechter zullen moeten starten. Hierdoor zijn zij uiteindelijk meer tijd en geld kwijt. Zeker indien men het zelf in de hand 25
Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 5. 26 Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 6. 27 Breederveld 2013, p. 1. 28 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 3.
11
neemt om een echtscheidingsconvenant op te stellen zonder hulp van een advocaat of notaris. Conflicten zullen hierdoor sneller ontstaan, waardoor echtgenoten alsnog de rechter om een beslissing dienen te vragen. Uiteindelijk kost dit dus meer tijd en geld, terwijl het wetsvoorstel juist het tegendeel beoogt. Het is vooral dit onderdeel uit het wetsvoorstel wat ik in de volgende paragraaf nader toe wil gaan lichten.
2.5 Conflicten bij het echtscheidingsconvenant In de vorige paragraaf ben ik tot de conclusie gekomen dat de kans groter is dat men spijt krijgt van de in het convenant opgenomen afspraken indien echtgenoten zich niet juridisch bij laten staan door een advocaat of notaris. Dit ligt vooral in het feit dat een advocaat je wijst op alle relevante wettelijke rechten en verplichtingen. Het aantal echtgenoten dat terug wil komen op hun afspraken zal daardoor kunnen stijgen indien het wetsvoorstel aangenomen wordt en in werking treedt. Wat voornamelijk een belangrijke rol speelt bij het feit dat partijen spijt kunnen krijgen van de in het convenant neergelegde afspraken is dat er de mogelijkheid bestaat via het internet zelf een convenant te downloaden.29 Deze laagdrempeligheid zorgt ervoor dat echtgenoten die verwachten dat ze zelf wel een convenant op kunnen stellen dit ook zullen gaan doen. Door middel van een convenant rechtstreeks van het internet te plukken zullen zij denken het snel en goed te kunnen regelen. Echter, schijn bedriegt. Zeker indien men dit hulpmiddel gebruikt in combinatie met de veranderingen die het wetsvoorstel met zich mee zal gaan brengen. Het is namelijk onverstandig geen gebruik van juridisch advies te maken, omdat echtgenoten dan niet op de wettelijke rechten en verplichtingen gewezen worden. En dit geldt des te meer als zij daarnaast zomaar een convenant download via het internet. De grote kans op onwetendheid van de wettelijke rechten en verplichtingen zal in dat geval velen de das om kunnen doen. De kans dat conflicten zich vaker voor zullen gaan doen op het gebied van het echtscheidingsconvenant indien het wetsvoorstel in werking treedt is dus niet zo vreemd. Wat hierbij daarom vooral van belang is, is of echtgenoten op grond van spijt kunnen proberen onder de afspraken gemaakt in het convenant uit te komen.30 Om dit te kunnen onderzoeken wil ik er eerst kijken naar wat een echtscheidingsconvenant regelt. Een echtscheidingsconvenant regelt hoofdzakelijk de vermogensrechtelijke gevolgen van een echtscheiding.31 Hierbij dient dan vooral gedacht te worden aan verdeling van de gemeenschap, partneralimentatie en de pensioenregeling na echtscheiding.32 Een echtscheidingsconvenant valt daarom te zien als een soort regel waar partijen zich aan dienen te houden nadat het huwelijk ontbonden is.33 Wat tevens relevant is, is de vraag hoe een echtscheidingsconvenant uitgelegd dient te worden. De Hoge Raad heeft hier uitspraak over gedaan. In een arrest van de Hoge Raad uit 2007 is namelijk bepaald dat een echtscheidingsconvenant uitgelegd dient te worden volgens de Haviltexmaatstaf.34 Deze maatstaf houdt in dat het bij de uitleg van een echtscheidingsconvenant aankomt op de zin die partijen over en weer aan de bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij ten dien aanzien
29
Groenleer 2009, p. 1. Groenleer 2009, p. 1. 31 Nuytinck 2012, p. 3. 32 Nuytinck 2012, p. 3. 33 Nuytinck 2012, p. 3. 34 HR 23 maart 2007, NJ 2007, 175. 30
12
redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.35 Dit brengt met zich mee dat er per geval bekeken dient te worden wat partijen bedoeld hebben met de afspraken in het convenant. 2.5.1 Mogelijkheden om te kunnen onttrekken aan afspraken gemaakt in het convenant Ervan uitgaande dat een echtscheidingsconvenant gezien wordt als een overeenkomst, is het overeenkomstenrecht hierop van toepassing. Dit brengt met zich mee dat echtgenoten op grond van veel wetsartikelen kunnen proberen de afspraken gemaakt in het echtscheidingsconvenant te wijzigen. Ik zal de belangrijkste gaan bespreken in samenhang met de slagingskans. 2.5.1.1 Wederzijds opzeggen via de rechter Echtgenoten kunnen in geval er conflicten ontstaan rondom de afspraken gemaakt in het convenant proberen het convenant wederzijds op te zeggen. Het gaat om gezamenlijke belangen die zij aan de rechter voor dienen te leggen. Deze zal dan beslissen of het convenant opgezegd kan worden. De rechter dient hierbij betrokken te worden om verdere geschillen tussen de echtgenoten te voorkomen. Om het convenant wederzijds op te zeggen via de rechter is een ingrijpende stap. Vandaar dat het verstandiger is als partijen eerst proberen de conflicten gezamenlijk op te lossen. Echtgenoten dienen in het achterhoofd te houden dat het gehele convenant opgezegd wordt indien het beroep slaagt. Waaronder ook de afspraken waarover zij wel overeenstemming hadden bereikt. De slagingskans acht ik groot doordat partijen het convenant samen op willen zeggen. Hierbij moet wel in de gaten gehouden wordt dat de belangen van de partijen niet geschaad worden bij het opzeggen van het convenant. 2.5.1.2 Wederzijds wijzigen via de rechter Een minder ingrijpende grond, die echtgenoten kunnen gebruiken als er sprake is van conflicten met betrekking tot afspraken gemaakt in het convenant, is afspraken wederzijds proberen te wijzigen via de rechter. Met behulp van een onpartijdige en onafhankelijke derde proberen echtgenoten op die manier de afspraken te wijzigen zodat er geen conflict meer over bestaat. Dit biedt bijvoorbeeld een uitkomst indien er sprake is van gewijzigde omstandigheden.36 In zulke gevallen kunnen de afspraken zo gewijzigd worden dat beide echtgenoten weer overeenstemming bereiken. Op die manier kan een conflict uit de weg geruimd worden. Als echtgenoten het met elkaar eens zijn bepaalde afspraken in het convenant te wijzigen is dit vaak geen probleem. De slagingskans om wederzijds te wijzigen is daarmee groot. Het is in zulke gevallen wel belangrijk om een aanvullende overeenkomst te maken. 2.5.1.3 Wilsgebreken Een derde manier om te proberen onder afspraken gemaakt in het convenant uit te komen is door een beroep te doen op een wilsgebrek. Hiervan zal ik kort de belangrijkste gaan bespreken. Geestelijke stoornis Wat in de praktijk vaak voorkomt is dat echtgenoten proberen en beroep te doen op art. 3:34 juncto 6:217 BW. Ik heb het dan over de geestelijke stoornis. Uit art. 6:217 BW blijkt dat een overeenkomst slechts tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding van dat aanbod. Een grond waardoor de aanvaarding niet tot stand komt is te zien in art. 3:34 BW. Een verklaring stemt namelijk niet overheen met de wil van een persoon indien hij aanvaard heeft onder invloed van een geestelijke stoornis. Indien men dit betrekt op het echtscheidingsconvenant komt het er op neer dat een echtgenoot probeert te beweren dat hij of zij niet heeft ingestemd met de inhoud van het 35 36
HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635. Rb Middelburg 8 juli 1998, NJ 1999, 745.
13
convenant. De bewijslast is hier zwaar. Hierdoor is de slagingskans nihil. In enkele gevallen wordt deze grond toegekend en kan het echtscheidingsconvenant vernietigd worden. Een voorbeeld is te vinden in een arrest van de Hoge Raad van 1985. In deze zaak was de man in een zodanig grote mate bevoordeeld dat hij had kunnen begrijpen dat dit niet de wil van de vrouw was.37 Echter, het zal niet vaak voorkomen dat een zaak zo duidelijk is. In strijd met de goede zeden, openbare orde of de wet Een andere grond waarop men zou kunnen proberen zich te onttrekken aan het echtscheidingsconvenant vindt men in art. 3:40 BW. De afspraken gemaakt in een convenant mogen namelijk niet in strijd zijn met de goede zeden, openbare orde of de wet. 38 Indien echtgenoten zich bij laten staan middels juridisch advies bij het opstellen van het convenant zal hier niet snel sprake van zijn. Echter, in het wetsvoorstel is dit niet verplicht en zou het voor kunnen komen dat het convenant in strijd is met art. 3:40 BW. De kans dat een beroep op deze vernietigingsgrond aangenomen wordt is klein, maar zeker niet uit te sluiten indien het wetsvoorstel in werking treedt. Bedreiging Waar men tevens bij overeenkomsten vaak een beroep op doet zijn de gronden bedreiging, bedrog en misbruik van omstandigheden. Deze drie gronden zijn te vinden in art. 3:44 BW. Art. 3:44 lid 2 BW ziet op de grond bedreiging. Lid 2 geeft aan dat bedreiging aanwezig is als: “Iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door onrechtmatig deze of een derde met enig nadeel in persoon of goed te bedreigen. De bedreiging moet zodanig zijn, dat een redelijk oordelend mens daardoor kan worden beïnvloed.”39 Hierbij valt in het geval van een echtscheidingsconvenant vooral te denken aan het feit dat de ene echtgenoot de ander probeert te chanteren. 40 Indien echtgenoten deze chantage aan kunnen tonen heeft dit beroep kans van slagen. Echter, het blijkt dat het aantonen van bedreiging vrij lastig is. Het is namelijk het woord van de een tegen het woord van de ander. Het probleem hierbij is dat een bedreiging vaak mondeling wordt gedaan. Er is daarom vaak geen sterk bewijs van en dat maakt het lastig om de rechter van jouw standpunt te overtuigen. Bedrog In art. 3:44 lid 3 BW vindt men bedrog als grond. Hierin wordt aangegeven dat er sprake is van bedrog indien: “ Iemand een ander tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling beweegt door enige opzettelijk daartoe gedane onjuiste mededeling, door het opzettelijk daartoe verzwijgen van enig feit dat de verzwijger verplicht was mede te delen, of door een andere kunstgreep.”41 Wanneer dit op een echtscheidingsconvenant betrokken wordt lijkt het mij dat het dan voornamelijk gaat om afspraken die echtgenoten gemaakt hebben met betrekking tot het vermogen. Zoals het achterhouden van specifieke informatie tot het vermogen van jezelf of opzettelijk niet het juiste bedrag noemen. Het is echter zeer lastig hier een beroep op te doen, omdat er van iedere persoon verwacht wordt dat zij onderzoek verrichten alvorens aan te nemen dat iets correct is. Echtgenoten dienen niet klakkeloos te geloven in wat de ander zegt. Onderzoek verrichten, dan wel schriftelijk bewijs vragen, is een pre. Vandaar dat dit geen goede grond zou zijn om te proberen onder de afspraken gemaakt in het convenant uit te komen. De rechtszaak zou namelijk mijns inziens niet staande houden indien men verzoekt tot vernietiging op grond van bedrog. 37
HR 24 mei 1985, NJ 1986, 699. Groenleer 2009, p. 2. 39 Art. 3:44 lid 2 BW. 40 Groenleer 2009, p. 4. 41 Art. 3:44 lid 3 BW. 38
14
Misbruik van omstandigheden In art. 3:44 lid 4 BW vindt men de laatste grond waarmee (ex-)echtgenoten kunnen proberen zich te onttrekken aan het echtscheidingsconvenant ex. art. 3:44 BW. Namelijk misbruik van omstandigheden. Er is sprake van misbruik van omstandigheden wanneer: “iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevorderd, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.”42 Als misbruik van omstandigheden op het echtscheidingsconvenant betrokken wordt, moet er sprake zijn van een zogenaamd causaal verband43. Dit causaal verband moet bestaan tussen de gemaakte afspraken en de omstandigheden van de benadeelde echtgenoot. De ene echtgenoot dient dus misbruik te hebben gemaakt van deze omstandigheden waardoor de andere echtgenoot benadeeld wordt. Ook hier geldt dat er een zware bewijslast rust op de benadeelde. Er dient aangetoond te worden dat de benadeelde daadwerkelijk een verwarde geestestoestand dan wel onervaren was ten tijde van het ondertekenen van het convenant. 44 Vandaar dat een kans van slagen in dit geval ook klein is. In de praktijk ziet men dan ook vaak dat er een beroep wordt gedaan op de grond misbruik van omstandigheden, maar dat er weinig slagen. Dwaling Wat tevens een rol speelt bij overeenkomsten is een beroep op dwaling ex art. 6:228 BW. Wat een grote rol speelt bij dwaling is de mededelingsplicht. In de praktijk wordt er namelijk vaak een beroep op dwaling gedaan door partijen bij het proberen onder afspraken gemaakt in het convenant uit te komen. Het voornaamste verwijt hierbij is dat de ene echtgenoot beweert onvoldoende te zijn ingelicht door de andere echtgenoot over afspraken die van belang zijn in het convenant.45 Echter, ook is hier de kans van slagen nihil. Een mogelijkheid voor slagen zou namelijk slechts kunnen indien de ene echtgenoot juridisch bijstand heeft gehad ten tijde van het opstellen van het convenant en de ander niet. Maar als ik hier het wetsvoorstel bij betrek, blijkt dat juridisch bijstand niet meer verplicht is. Stel dat men inderdaad geen gebruik maakt van de rechtsgang en juridisch bijstand, dan zullen beide echtgenoten ‘onervaren’ zijn en zal er niet vaak sprake zijn van het niet nakomen van de mededelingsplicht. Dit lijkt mij dan ook geen sterke grond om een rechtszaak op te baseren. Dwaling omtrent de vermogensrechtelijke verdeling Als laatste mogelijkheid wil ik nog art. 3:196 BW noemen. Dit artikel ziet op dwaling omtrent de vermogensrechtelijke verdeling. Hieronder vallen tevens schulden en de waarde van goederen, aldus art. 3:196 lid 1 BW. Wat echtgenoten in de gaten dienen te houden alvorens een beroep te doen op art. 3:196 BW is dat het dient te gaan om een verdeling waarbij een echtgenoot voor meer dan een vierde benadeeld is. Hierbij wordt uitgegaan van een vermoeden waarbij er een minder zware grond geldt dan bij dwaling ex art 6:228 BW. Art. 3:196 lid 2 BW geeft namelijk aan dat een partij wordt vermoed te hebben gedwaald indien hij of zij voor meer dan een vierde benadeeld is. Maar ondanks dat partijen hier eerder een slagingskans hebben dan bij een beroep op art. 6:228 BW dient men toch een aantal zaken in de gaten te houden. Het is namelijk niet mogelijk een beroep te doen op art. 3:196 BW als er bepaalde afspraken gemaakt zijn in een echtscheidingsconvenant. Hierbij valt te 42
Art. 3:44 lid 4 BW. Groenleer 2009, p. 4. 44 Groenleer 2009, p. 4. 45 Groenleer 2009, p. 2. 43
15
denken aan afspraken waarbij bepaalde bedragen zijn vaststelt, of indien echtgenoten afgesproken hebben de verdeling te aanvaarden te zijnen bate of schade.46 Indien men zulke afspraken maakt, wordt een beroep op art. 3:196 BW lastig. De enige mogelijkheid om dan alsnog een beroep te doen op deze benadeling voor meer dan een vierde is als een echtgenoot de schulden en waarde van goederen niet volledig kende. Het is vandaar erg van belang goed na te denken welke afspraken men wil vastleggen in een echtscheidingsconvenant alvorens dit te doen. Tevens speelt de vraag hoe het echtscheidingsconvenant is opgesteld een grote rol. Net zoals bij een beroep op dwaling ex. art. 6:228 BW geldt hier een informatieplicht. Er dient gekeken te worden of partijen voldoende informatie hebben kunnen verkrijgen om de afspraken te kunnen maken. Daarnaast is het ook van belang te kijken hoeveel bedenktijd zij hebben gehad alvorens het convenant te ondertekenen. Het al dan niet opstellen van een echtscheidingsconvenant met behulp van juridisch deskundig advies en de daarmee samenhangende mededelingsplicht speelt ook een grote rol. 47 Indien op deze gebieden namelijk een discussie ontstaat, zal een beroep op art. 3:196 BW mogelijk zijn. De Haviltexmaatstaf speelt derhalve een grote rol bij een beroep op dit wetsartikel. Ook hier geldt dat er geen grote kans van slagen is. Echter, echtgenoten lijken via een beroep ex. art. 3:196 BW wel de grootste kans te hebben om te proberen te onttrekken aan de afspraken gemaakt in het echtscheidingsconvenant. 48 Bovengenoemde vernietigingsgronden geven dus aan dat het mogelijk is te proberen om onder afspraken gemaakt in het echtscheidingsconvenant uit te komen. Echter, gemakkelijk is het niet. Het is namelijk lastig om onder de gemaakte afspraken uit te komen. Wat men tevens in het oog dient te houden is het feit dat echtgenoten hierbij gebruik dienen te maken van de rechtsgang. Zij zouden er namelijk goed aan doen een advocaat in de arm te nemen indien zij onder de afspraken gemaakt in het convenant uit wil komen. Daarnaast dienen echtgenoten het beroep op een vernietigingsgrond aan een rechter voor te leggen. Dit brengt met zich mee dat het veel geld zal gaan kosten. Mijns inziens ligt op dit gebied een groot nadeel bij het wetsvoorstel. Doordat juridisch deskundig advies geen verplichting meer is bij het opstellen van een convenant, zullen echtgenoten wellicht vaker ervoor kiezen het zelf op te stellen. Hierdoor zullen conflicten rondom de afspraken gemaakt in het convenant tevens vaker voorkomen. Zij dienen dan alsnog de rechtsgang te benutten indien zij willen proberen onder deze gemaakte afspraken uit te komen. Het probleem dat men dan ziet is dat echtgenoten door geld te willen besparen, zelf een convenant opstellen. Maar uiteindelijk alsnog veel geld kwijt zijn aan de procedure die zij moeten starten om het convenant te kunnen vernietigen. Vandaar dat het uiteindelijk meer zal gaan kosten in plaats van minder. Het wetsvoorstel zal daarom wellicht juist meer kosten met zich mee gaan brengen voor echtgenoten die wensen te scheiden in plaats van minder. Vandaar dat ik hier geen voordeel in zie.
46
Groenleer 2009, p. 5. Groenleer 2009, p. 6. 48 Groenleer 2009, p. 8. 47
16
2.6 Conclusie Volgens het huidige Nederlandse echtscheidingsrecht dient er gebruik gemaakt te worden van de rechtsgang. Scheiden is anders niet mogelijk. Om deze echtscheidingsprocedure soepeler te laten verlopen, kan het verstandig zijn om de gevolgen, waarover echtgenoten overeenstemming hebben bereikt, vast te leggen in een echtscheidingsconvenant. Een voordeel dat hierdoor ontstaat, is dat partijen de rechter daarna kunnen verzoeken het convenant op te laten nemen in een beschikking ex art. 819 Rv. Hierdoor verkrijgt het echtscheidingsconvenant een executoriale titel en kunnen de rechten en verplichtingen die in het convenant zijn opgesteld ten uitvoer worden gelegd. Echter, op dit moment is er een wetsvoorstel aanhangig. Dit wetsvoorstel ‘scheiden zonder rechter’ wil het mogelijk maken om zonder tussenkomst van een rechter en advocaat te scheiden. Wel geldt dit slechts voor echtgenoten die over de scheiding overeenstemming hebben bereikt en waarbij geen minderjarige kinderen betrokken zijn. De achterliggende gedachte hierbij is om de echtscheidingsprocedure goedkoper en eenvoudiger te maken. Ik heb mijn twijfels over deze achterliggende gedachte indien het wetsvoorstel in samenhang met het echtscheidingsconvenant wordt bekeken. Mijns inziens is dit wetsvoorstel juist vanuit een bezuinigingsdrift gedaan. Doordat het voordeliger is om zelf een convenant op te stellen, zullen echtgenoten dit waarschijnlijk sneller doen. De kans dat zij spijt krijgen van de in het convenant opgenomen afspraken wordt daarmee groter indien zij zich niet juridisch bij laten staan door een advocaat of notaris. Advocaten wijzen de echtgenoten namelijk op alle relevante rechten en verplichtingen. Echtgenoten denken het goed en snel te kunnen regelen, maar schijn bedriegt. In samenhang met het wetsvoorstel is het onverstandig om geen gebruik te maken van juridisch advies. De kans dat er op het gebied van het convenant meer conflicten zullen ontstaan indien het wetsvoorstel in werking treedt is dus niet vreemd. Gelukkig bestaan er voor de echtgenoten wel mogelijkheden om te proberen onder de afspraken gemaakt in het echtscheidingsconvenant uit te komen. Zij zouden kunnen proberen het convenant wederzijds op te zeggen via de rechter, wederzijds wijzigen via de rechter of op grond van wilsgebreken proberen de afspraken gemaakt in het convenant te vernietigen. Helaas is de slagingskans hierbij niet groot. Het blijkt lastig te zijn onder de gemaakte afspraken uit te komen. Vandaar dat het van belang is goede afspraken te maken. Wat door het wetsvoorstel meer kan voorkomen is dus dat echtgenoten vanwege geld te willen besparen zelf een convenant opstellen. Maar bij een conflict uiteindelijk alsnog veel geld kwijt zijn aan een procedure die zij moeten starten om onder de afspraken in het convenant uit te komen. Het wetsvoorstel zal daarom wellicht meer kosten met zich mee gaan brengen in plaats van minder.
17
3. Knelpunten in het echtscheidingsconvenant 3.1 Inleidend Uit het voorgaande hoofdstuk is naar voren gekomen dat partijen kunnen proberen zich te onttrekken aan afspraken gemaakt in het echtscheidingsconvenant. Maar gemakkelijk is dit niet. Mijns inziens ontstaan daardoor, indien het wetsvoorstel in werking treedt, de meeste conflicten met betrekking tot de afspraken in een convenant tussen echtgenoten die ervoor kiezen een convenant zelf op te stellen, waarbij er tevens geen gebruik wordt gemaakt van juridisch deskundig advies. Vooral vanwege het feit dat scheidende echtgenoten in dat geval niet gewezen worden op de rechten en plichten. Partijen zullen veel moeten regelen indien zij aangeven te willen scheiden. Via het internet en via boeken is het mogelijk hier informatie over te vinden. Maar er dient niet uit het oog verloren te worden dat de echtscheiding en alles wat daar bij komt kijken een lastige materie is. Vandaar dat het goed mogelijk is dat er knelpunten zullen ontstaan. Het is namelijk moeilijk alles goed te begrijpen. Daarom wil ik de belangrijkste punten die partijen in een echtscheidingsconvenant kunnen regelen gaan bekijken. Alvorens ik de knelpunten individueel zal bekijken wil ik eerst aangeven welke afspraken echtgenoten dienen te maken in een convenant. Van belang hierbij is dat ik het echtscheidingsconvenant zal bekijken vanuit het oogpunt van het wetsvoorstel.
3.2 Afspraken in een echtscheidingsconvenant De afspraken gemaakt in een convenant zijn er op gericht om de relatie op een nette manier af te wikkelen. Wat het lastig maakt om zulke afspraken te maken ten tijde van de echtscheidingsprocedure is het gevoel dat daarbij speelt. Veelal zijn de echtgenoten op dat moment zeer emotioneel en dat kan averechts werken. Daarnaast komt het vaak voor dat op het gebied van afspraken over het vermogen tegenstrijdige belangen bestaan.49 Er zullen in zulke gevallen erg snel conflicten kunnen ontstaan met betrekking tot die afspraken. Echtgenoten hebben zelf de keuze om te beslissen of zij de echtscheiding zelf willen regelen of met juridische deskundige bijstand. Vanwege de kostenbesparing die partijen zien, als zij de scheiding zelfstandig regelen, zullen echtgenoten de echtscheiding vaak zelf willen proberen op te lossen. Van belang daarbij is dat de echtgenoten hun gevoel opzij dienen te zetten om nette afspraken te kunnen maken. Een echtscheidingsconvenant bevat verschillende onderwerpen waarover afspraken gemaakt worden. Deze treft men vaak aan in een vaste volgorde.50 De belangrijkste zal ik als volgt gaan bespreken: In eerste instantie dienen echtgenoten afspraken rondom de kinderen op te stellen. Dit splits ik op in minderjarige en jongmeerderjarige kinderen. Daarna zal ik naar de partneralimentatie gaan kijken. Vervolgens komt de woning aan bod waarna ik de rest van de vermogensverdeling bespreek. Ten slotte komen afspraken rondom pensioen om de hoek kijken.51 Ik zal deze onderwerpen kort gaan bespreken en onderzoeken waar de knelpunten in verband met het wetsvoorstel voorkomen.
49
Van Mourik & Verstappen 2006, p. 448. Baelemans & Dukers 2010, p. 25. 51 Baelemans & Dukers 2010, p. 25. 50
18
3.3 Alimentatie minderjarige kinderen Art. 1:404 lid 1 BW geeft aan: ‘Ouders zijn verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen’. De verplichting tot het voorzien in onderhoud lijkt te blijken uit art. 1:247 lid 1 BW: ‘Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden’. Belangrijk hierbij te noemen is dat deze onderhoudsplicht ook voor de verwekker en stiefouder geldt.52 Na echtscheiding loopt deze onderhoudsplicht door. 53 Ouders mogen zelf bepalen hoeveel geld zij aan hun kind uitgeven54, zolang er maar voldaan wordt aan het belang van het kind. Indien men gaat scheiden, blijft dit gelden. Wel geldt er sinds 1 maart 2009 de ‘Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding’. Hierin is vastgelegd dat een echtscheidingsverzoek een ouderschapsplan dient te bevatten.55 Er gelden sinds 1 april 2013 nieuwe kinderalimentatienormen die verandering brengen in de berekening van kinderalimentatie. Kinderalimentatie vaststellen geschied voortaan via een forfaitair draagkrachttabel. Deze is gebaseerd op het netto besteedbaar inkomen en biedt gescheiden ouders de mogelijkheid zelf op te zoeken wat zij aan kinderalimentatie bij zouden kunnen dragen.56 Het is mogelijk zaken rondom minderjarige kinderen vast te leggen in het echtscheidingsconvenant. Hierbij is het belangrijk aan te geven hoe oud de kinderen zijn. Daarnaast kunnen zaken zoals gezag, alimentatie en omgang afgesproken worden in het convenant. 57 Rondom de alimentatie dient het bedrag en vanaf wanneer deze bijdrage betaalt wordt vastgelegd te worden. Het betreft een lastige materie waarbij men alles zorgvuldig dient te regelen. 3.3.1 Knelpunten Via het netto besteedbaar inkomen zijn ouders in staat de hoogte van de alimentatie zelf vast te stellen. Er is dus geen deskundige meer voor nodig. Echter blijkt dat er juist conflicten door kunnen ontstaan. Het hoort tegenwoordig eenvoudig te zijn om de kinderalimentatie zonder deskundige vast te stellen, maar tevens roept het problemen met zich op. Dit vooral bij personen die het systeem niet goed begrijpen. Zij zien door de bomen het bos niet meer en hebben moeite met kinderalimentatie vast te stellen voor hun eigen specifieke situatie. De behoefte van het kind enerzijds en draagkracht van de ouder anderzijds speelt mee bij de hoogte van het bedrag. Het is niet altijd mogelijk dit zelfstandig zonder een deskundige vast te stellen zonder dat er knelpunten zullen ontstaan.
3.4 Alimentatie jongmeerderjarige kinderen Wanneer echtgenoten tot de conclusie komen dat zij willen scheiden is het belangrijk een aantal zaken goed te regelen. Een van deze zaken betreft de alimentatie die zij voor hun kinderen dienen te betalen. De vraag rijst wanneer ouders moeten bijdragen in de kosten van de jongmeerderjarige. Art. 1:392 lid 2 BW geeft aan dat de verplichting tot een bijdrage in levensonderhoud bestaat wanneer het kind behoeftig is. Het Hof Den Haag heeft op 21 november 2012 inderdaad bevestigd dat de verplichting alleen bestaat indien er sprake is van behoeftigheid, tenzij de ouders in het convenant
52
Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 505. Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 506. 54 Zonnenberg 2012, p. 4. 55 Zonnenberg 2012, p. 4. 56 Carol & Limbeek 2013, p. 2. 57 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 211. 53
19
iets anders afgesproken hebben.58 Ouders kunnen hier bijvoorbeeld voor kiezen als zij ook willen voorzien in de kosten van de studie. Belangrijk is dat echtgenoten deze afspraken goed moeten regelen in het convenant. Zo moet er afgesproken worden vanaf wanneer de alimentatieplicht ingaat en hoe hoog het bedrag is dat betaald dient te worden.59 Daarnaast zullen echtgenoten alvast af moeten spreken of zij na het 21 e levensjaar door zullen betalen of niet. Er bestaat vanaf de leeftijd van 21 jaar namelijk geen wettelijke verplichting meer tot het voorzien in levensonderhoud. Kinderen worden geacht dan zelf in hun onderhoudt te kunnen voorzien.60 Zulke afspraken zijn lastig te maken en dit geldt des te meer als de echtgenoten ervoor kiezen om zonder juridisch deskundig advies een convenant op te stellen. De kans dat er zich daarna conflicten dan wel knelpunten voor zullen gaan doen is in zulke gevallen groter. 3.4.1 Knelpunten Bij de alimentatie voor jongmeerderjarige kinderen spelen de knelpunten voornamelijk op het gebied van de behoefte van deze kinderen. Deze behoefte dient vastgesteld te worden, maar daar zijn in principe geen hulpmiddelen voor zoals wel het geval is bij het vaststellen van kinderalimentatie. Kinderalimentatie is namelijk vast te stellen via de maatstaven die de Expertgroep Alimentatienormen heeft ontwikkeld. Deze maatstaven bestaan nog niet voor de vaststelling van de behoefte van jongmeerderjarige kinderen.61 Echter, hier is wel een oplossing voor gevonden. In de rechtspraak is te zien dat de behoefte van jongmeerderjarige kinderen kan worden vastgesteld via de WSF-norm. Deze norm is onderverdeeld in een aantal posten die gezamenlijk aangeven wat de behoefte van een jongmeerderjarige is. Zo dient er gekeken te worden naar de kosten van levensonderhoud, de kosten die zij moeten maken ten behoeve van hun studie, de collegegeldbijdrage en de premies die zij ontvangen voor de zorgverzekering etc.62 Op die manier is het mogelijk vast te stellen van welk bedrag er uitgegaan moet worden om in de behoefte te kunnen voorzien.63 Daarnaast is het belangrijk tevens te kijken naar de vraag in hoeverre de jongmeerderjarige zelf in zijn of haar behoefte kan voorzien.64 Doordat er naar zoveel verschillende posten gekeken moet worden, is het niet gemakkelijk om de behoefte vast te stellen. Knelpunten zullen dan ook kunnen ontstaan. Zoals zojuist aangegeven kan er via het echtscheidingsconvenant afgeweken worden van de verplichting om tot het 21e levensjaar alimentatie te betalen. Ouders zullen er dan voor kiezen om na deze leeftijd door te betalen. De afspraken die hierover gemaakt worden kunnen knelpunten opleveren. Stel dat een jongmeerderjarige in staat is in zijn eigen behoefte te voorzien na zijn 21e levensjaar. Dan kan het zijn dat een van de ouders stelt dat hun jongmeerderjarig kind de bijdrage niet nodig heeft, ook al is hierover in het convenant een afspraak gemaakt. Er kan dan gesteld worden dat de afspraak in het convenant opgesteld is met de achterliggende gedachte dat de ouders in de behoefte van hun kind willen voorzien en nu hun kind niet langer behoeftig is zij daarin niet hoeven te voorzien.65
58
Hof Den Haag 21 november 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ3673. Heida, Kraan & Marck 2013, p. 211. 60 Rb. Dordrecht 28 maart 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0623. 61 De Bie-Koopman & Dorhout 2013, p. 3. 62 De Bie-Koopman & Dorhout 2013, p. 3. 63 Hof Amsterdam 19 maart 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ7816. 64 Hof Amsterdam 19 maart 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ7816. 65 Rb. Dordrecht 28 maart 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0623. 59
20
Dit voorbeeld geeft aan dat er op zulke momenten knelpunten kunnen ontstaan. De achterliggende gedachte voor het opstellen van deze afspraak is namelijk niet duidelijk uit de afspraak af te leiden. Voorts geldt dan dat de ouders zich aan de afspraak dienen te houden en alsnog, tegen hun wil in, moeten voorzien in de behoefte van hun jongmeerderjarig kind. 66 Het is nou eenmaal lastig afspraken duidelijk op te stellen. Men dient goed af te spreken wat de bedoeling van de afspraak op korte en lange termijn is. Er dient dus goed nagedacht te worden alvorens de afspraak in het convenant vast te leggen. Doordat er zowel naar de korte als lange termijn gekeken moet worden is het wellicht verstandig voor de scheidende echtgenoten om juridisch deskundig advies in te winnen. Op die manier kunnen zij op de rechten en plichten gewezen worden die belangrijk kunnen zijn bij de echtscheiding en het opstellen van het convenant.
3.5 Partneralimentatie Art. 1:157 BW geeft aan dat ex-echtgenoten jegens elkaar een onderhoudsplicht hebben. De mogelijkheid bestaat om deze partneralimentatie vast te leggen in een convenant.67 De plicht tot levensonderhoud heeft twee kanten waarmee rekening gehouden moet worden. Art. 1:397 lid 1 BW geeft namelijk aan dat er enerzijds met de behoeften van de tot onderhoud gerechtigde rekening moet worden gehouden en anderzijds dat er ook rekening gehouden moet worden met de draagkracht van de onderhoudsplichtige. De behoefte is daarbij gebaseerd op de welstand die de echtgenoten tijdens huwelijk hadden, omdat zij na scheiding het recht hebben op hetzelfde niveau verder te leven.68 De draagkracht is gebaseerd op het inkomen en het vermogen van de alimentatieplichtige.69 Om dit zelf gemakkelijker uit te kunnen voeren heeft de Expertgroep Alimentatienormen maatstaven ontwikkeld. Naast het feit dat partijen het bedrag van de partneralimentatie zelf kunnen vaststellen is het ook mogelijk om een termijn voor deze verplichting vast te leggen in het echtscheidingsconvenant.70 Maar er schuilt wel een gevaar als partijen alles rondom de partneralimentatie zelf regelen. Er moet met veel zaken rekening worden gehouden en dat maakt het moeilijk om de juiste afspraken te maken. Een fout is nu eenmaal vlug gemaakt. Zeker als het gaat om het vaststellen van de alimentatie. Er is een aantal punten die in het convenant dienen te staan als er gekozen wordt om de partneralimentatie zelf vast te stellen. Zo moet er worden afgesproken hoelang men de alimentatie betaald, wanneer deze verplichting ingaat en hoe hoog het bedrag is. Daarnaast dient er gemotiveerd te worden waarop dit bedrag gebaseerd is.71 Het is daarbij niet onverstandig om ook afwijkende regelingen af te spreken. Op die manier kunnen de partijen vastleggen wanneer de alimentatieplicht op grond van afwijkende gevallen eindigt.72 3.5.1 Knelpunten Er is een aantal punten met betrekking tot het convenant waarbij de knelpunten zich voor kunnen doen. Een eerste knelpunt ziet op de afspraken die partijen maken over de alimentatietermijn. Indien partijen zelf een termijn vastgelegd hebben is het namelijk lastiger om deze uiteindelijk nog te wijzigen. Wijziging ex art. 1:401 lid 1 BW is in dat geval niet mogelijk. Partijen zullen dan alleen 66
Rb. Dordrecht 28 maart 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0623. Van Riemsdijk 2013, p. 165. 68 Van Riemsdijk 2013, p. 167. 67
69
Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 166.
70
Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 171. Heida, Kraan & Marck 2013, p. 211. 72 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 211. 71
21
kunnen proberen de termijn te wijzigen via art. 1:401 lid 2 BW en daarbij geldt een zwaardere maatstaf.73 Daarnaast geldt voor de alimentatietermijn dat deze eindigt als er sprake is van een situatie als genoemd in art. 1:160 BW. Deze gronden zijn volgens art 1:160 BW: indien de alimentatiegerechtigde opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenwonen met de nieuwe partner als ware hij of zij getrouwd. Maar ook hiervan kan afgeweken worden via het echtscheidingsconvenant. Partijen dienen goed na te denken alvorens zij een dergelijke afspraak vastleggen. Het is namelijk niet gemakkelijk om alsnog te proberen onder de afspraak gemaakt in het convenant uit te komen. Partijen dienen mijns inziens beschermd te worden tegen zichzelf en deze bescherming kan goed geboden worden door een advocaat of notaris die je op de rechten en plichten kan wijzen. Daarnaast bestaat er ook een mogelijkheid om een niet-wijzigingsbeding in het convenant op te nemen ex art. 1:159 lid 1 BW. Dit beding ziet op het feit dat er niet afgeweken kan worden van de betaling van partneralimentatie als er sprake is van een wijziging van omstandigheden.74 Ook hier geldt dat er slechts bij zeer ingrijpende wijzigingen van omstandigheden van af mag worden geweken, aldus art. 1:159 lid 3 BW. Het niet-wijzigingsbeding kan wel ingrijpende gevolgen hebben.75 Daarom is het vooral bij het opstellen van een dergelijk beding van belang dat partijen zich juridisch deskundig bij laten staan. Belangrijk is dat partijen in de gaten houden wat zij in het convenant opnemen. Het is namelijk niet te doen om alle eventuele toekomstige wijzigingen vast te laten leggen.76 Hun hoofd zal er in veel gevallen ook niet naar staan om met alles rekening te houden. Hierdoor ontstaat het gevaar dat partijen daardoor ook bepaalde zaken vergeten op te nemen in het convenant. Zo kunnen conflicten sneller ontstaan en lopen de partijen sneller kans om tegen knelpunten aan te lopen. Van belang is daarom om duidelijk aan te geven wat men wil regelen en waarom partijen het op die manier willen regelen.77 Dit is niet gemakkelijk voor (ex-)echtgenoten indien zij weinig tot geen verstand hebben van hetgeen zij afspreken. Uiteindelijk ontstaat de kans dat er afspraken in het convenant worden vastgelegd waarbij men later tegen grote knelpunten aanloopt.
3.6 De echtelijke woning Indien echtgenoten samen een eigen woning hebben dient er rekening gehouden te worden met het feit dat hier fiscale gevolgen aan verbonden zijn. Gehuwden zijn nu eenmaal verplicht elkaars fiscale partner te zijn.78 3.6.1 Fiscaal partnerschap Het fiscaal partnerschap is vanuit het oogpunt van een eigen woning van belang voor de toerekening van de inkomsten uit deze woning.79 Maar wanneer is er sprake van een eigen woning? Hiervoor bestaat een hoofdregel. Er is namelijk sprake van een eigen woning in geval de woning het eigendom is van, in dit geval, de echtgenoten en als zij hier hun hoofdverblijf hebben.80 Het inkomen van de 73
Schonewille e.a. 2009, p. 261. Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 172. 75 Schonewille e.a. 2009, p. 262. 76 Schonewille e.a. 2009, p. 264. 77 Heida 2006, p. 6. 78 Kavelaars-Niekoop 2010, p. 1. 79 Kavelaars-Niekoop 2010, p. 1. 80 Hoogeveen 2012, p. 5. 74
22
eigen woning komt toe aan beide echtgenoten ex art. 3.111 lid 1 of 3.111 lid 4 Wet IB 2001. 81 Op grond van art. 1:94 lid 2 en 5 BW betekent dit dat zowel de baten als de lasten aan beide echtgenoten toekomen zolang de gemeenschap nog niet ontbonden is. Vanuit dit oogpunt bezien zullen de knelpunten kunnen ontstaan op het moment dat echtgenoten wensen te scheiden. De eigenwoningregeling blijkt namelijk vooral bij echtscheiding lastig te zijn.82 Wat op dit gebied in het echtscheidingsconvenant geregeld dient te worden zijn alle rechten en lasten die samenhangen met de woning. Details zijn belangrijk, dus alles dient gedetailleerd vastgelegd te worden. Zo moeten er eerst een aantal formaliteiten weergegeven worden. Hierbij valt te denken aan zaken die allemaal bij de woning horen, zoals de tuin, een garage etc. Daarna zullen het adres en de gemeente van de woning vastgelegd moeten worden, evenals hoeveel vierkante meter het huis beslaat. Daarnaast zal de waarde van het huis vastgesteld moeten worden en de hoogte van de hypothecaire lening die nog openstaat. Ten slotte kan het verstandig zijn tevens aan te geven of een van de echtgenoten na scheiding in het huis blijft wonen of niet. Er komt al met al dus erg veel bij kijken. 3.6.2 Knelpunten Een knelpunt kan voorkomen bij het vertrek uit de echtelijke woning door beide of een van de (ex-) echtgenoten. Als men wil scheiden en uit het echtelijke huis vertrekt geldt de eigenwoningregeling nog slechts tijdelijk.83 Indien beide echtgenoten uit het echtelijke huis vertrekken, werkt deze regeling nog 3 jaar door ex art. 3.111 lid 2 Wet IB 2001. Als een van de echtgenoten het huis verlaat en de ander achterblijft, geldt dit ex art. 3.111 lid 4 Wet IB 2001 slechts nog maar voor 2 jaar. Daarnaast eindigt het fiscaal partnerschap. Op grond van de inkomstenbelasting kan dit veel gevolgen met zich meebrengen. Er dient dan gekeken te worden naar het aandeel in schuld en in hoeverre de rentekosten van de eigen woning hierop drukken.84 Echter, het is lastig te bekijken op wie deze uitgaven drukken. Het hangt dus af van de feiten en omstandigheden en deze dienen per geval bekeken te worden. Bij afspraken omtrent de eigen woning komen dus veel fiscale gevolgen om de hoek kijken die niet iedereen helemaal zal begrijpen. Het is daarbij van belang de rechten en plichten rondom de eigen woning en andere fiscale aspecten vast te leggen in het convenant. Een deskundige zou echtgenoten hierbij kunnen helpen.
3.7 Overige vermogensverdeling Naast de eigen woning bestaan er nog meerdere vermogensbestanddelen die tussen de echtgenoten verdeeld dienen te worden indien zij willen scheiden. Deze vermogensbestanddelen zijn te scharen onder de boedelverdeling. Deze boedelverdeling is onder te verdelen in verschillende groepen. In eerste instantie dient in het echtscheidingsconvenant een peildatum voor de omvang van de gemeenschap vastgesteld te worden.85 Vanaf dat moment is de omvang vastgesteld en kan deze niet meer veranderen. Deze zekerheid is erg belangrijk voor de verdeling. Alles wat partijen na deze datum verkrijgen komt dan slechts toe aan de partij die het betreft. Dit geldt ook voor de schulden die na de peildatum ontstaan. Om de extra zekerheid te behouden, kan het verstandig zijn
81 82 83 84 85
Hoogeveen 2012, p. 11. Hoogwout 2007, p. 1. Roelvink-Verhoeff 2012, p. 2. Roelvink-Verhoeff 2012, p. 4.
Heida, Kraan & Marck 2013, p. 211.
23
bepalingen op te nemen in het convenant voor schulden, schenkingen etc. die ontstaan zijn na de peildatum. Nadat de waarde van de huwelijkse gemeenschap is vastgesteld komt men toe aan de werkelijke verdeling. Hierbij worden de beide echtgenoten gescheiden. Daardoor is duidelijk te zien wat aan de man en de vrouw wordt toebedeeld.86 In het convenant is het verstandig dit verder onder te verdelen. In eerste instantie wordt de inboedel verdeeld. Het is belangrijk dit in goed overleg te doen om verdere discussiepunten te voorkomen. Het vermogen volgt daarna als er bijvoorbeeld sprake is van een gezamenlijke rekening. Ten slotte zullen ook afspraken rondom bepaalde verzekeringen gemaakt moeten worden. Hierbij valt te denken aan een levensverzekering. Dit zijn natuurlijk veel punten waar men bij het opstellen van een echtscheidingsconvenant op moet letten. De kans dat sommige punten vergeten worden dan wel over het hoofd worden gezien is groot indien echtgenoten zelf het convenant opstellen. Zij dienen dus extra oplettend te zijn. 3.7.1 Knelpunten Bij de verdeling van de inboedel kunnen flinke knelpunten ontstaan. Belangrijk is dat er twee mogelijkheden zijn voor het moment waarop de verdeling plaatsvindt. Deze mogelijkheden hangen samen met het moment waarop de inboedel verdeeld is en de echtgenoten het echtscheidingsconvenant ondertekenen. Als de partijen hun handtekening onder het convenant gezet hebben en de verdeling nog niet afgerond is, wordt dit via een lijst als bijlage toegevoegd.87 De verdeling kan ook voor datum van ondertekening plaatsvinden. De boedel wordt dan gezien als verdeeld, waardoor iedere echtgenoot houdt wat hij of zij op dat moment onder zich heeft.88 Wat bij beide mogelijkheden kan zorgen voor knelpunten is het feit dat er sprake is van een overbedeling. Hiertegen bestaat wel een oplossing, namelijk door in het convenant een bepaling vast te leggen indien er sprake is van een dergelijke overbedeling.89 Maar het is mogelijk dat deze bepaling vergeten wordt in het convenant op te nemen. Deze kans bestaat vooral indien partijen een echtscheidingsconvenant van het internet afplukken. Een dergelijke bepaling kan namelijk nog wel eens ontbreken bij een standaardconvenant. Daarnaast kan het ook voorkomen dat men het niet eens wordt over de verdeling van de inboedel. Dit kan tot een discussie leiden waardoor de kans bestaat dat echtgenoten er niet meer uitkomen. Een juridisch deskundige zal dan alsnog geraadpleegd dienen te worden om op die manier toch goede afspraken vast te leggen in het convenant. Op het gebied van de levensverzekering kunnen tevens knelpunten ontstaan. Hierbij dient in de gaten gehouden te worden dat de levensverzekering onderverdeeld kan worden in twee groepen, namelijk de lijfrenteverzekeringen en de kapitaalverzekeringen.90 3.7.1.1 Lijfrenteverzekering Een lijfrenteverzekering wordt op eigen initiatief van een persoon afgesloten. Het heeft als doel om te voorzien in zijn of haar oudedagsvoorzieningen en is daarmee een aanvulling op het werknemerspensioen.91 Bij een lijfrenteverzekering is het verboden deze te vervreemden ex art. 86
Heida, Kraan & Marck 2013, p. 211. Baelemans & Dukers 2010, p. 103. 88 Baelemans & Dukers 2010, p. 103. 89 Heida, Kraan & Marck 2013, p. 211. 90 Van den Barselaar & van der Kamp 2006, p. 1. 91 Staats 2012, p. 1. 87
24
3.133 lid 2 onderdeel d Wet IB 2001. Vervreemding heeft namelijk tot gevolg dat de lijfrente wordt geacht te zijn afgekocht. 92 Vandaar dat er een zware sanctie op staat. Dit is een erg strikte regel en daarom heeft de wetgever bepaald dat in geval van een echtscheiding deze regeling zonder sancties moet kunnen worden toegepast.93 Vooral vanuit het oogpunt dat de lijfrente vaak valt onder de gemeenschap en daardoor bij echtscheiding verdeeld dient te worden.94 Vaak staat een lijfrenteverzekering op naam van een van de echtgenoten. Deze blijft ook op zijn of haar naam staan indien de echtgenoten gaan scheiden. Het overdragen van het verzekeringnemerschap blijft dus uit.95 Vanuit dit oogpunt lijkt het alsof er geen sprake kan zijn van vervreemding, maar dat is wel degelijk zo. De lijfrente die niet binnen het gemeenschappelijk eigendom valt, kan namelijk toch als zodanig aangemerkt worden. Dit is bijvoorbeeld het geval als er sprake is van een algehele gemeenschap van goederen. In zulke gevallen komt de lijfrente dus toch aan beide echtgenoten toe. Het lijkt eenvoudig de lijfrente bij echtscheiding te verdelen, maar schijn bedriegt. Op grond van de wijze van verdeling van de lijfrente kunnen er namelijk fiscale gevolgen aan kleven.96 Indien de lijfrente in gelijke delen wordt gesplitst zijn er geen fiscale gevolgen aan verbonden. Echter, er is wel sprake van fiscale gevolgen als partijen de lijfrente niet in twee gelijke delen verdelen.97 Dit heeft tot gevolg dat hetgeen wat bij de betalende (ex-) echtgenoot aftrekbaar is bij de ontvangende (ex-) echtgenoot juist wordt belast.98 Om te voorkomen dat dit gebeurt, kunnen zij een afspraak in het echtscheidingsconvenant vastleggen. Aan een dergelijke verdeling zijn dan in geval er geen sprake is van vermogensbestanddelen geen directe fiscale gevolgen verbonden.99 De lijfrenteverzekering betreft dus een lastige materie waar goed over nagedacht dient te worden en waarbij afspraken goed vastgelegd moeten worden. Het is niet eenvoudig dit zelf te doen omdat men vaak niet op de hoogte is van de precieze regels en gevolgen die aan een lijfrenteverzekering gebonden zijn. Juridisch deskundig advies lijkt mij een pre. Het is vrij eenvoudig een afspraak in het echtscheidingsconvenant vast te leggen, maar hierbij moeten de fiscale gevolgen, directe dan wel indirecte, niet over het hoofd gezien worden. Indien dit wel gebeurt, kan het voor conflicten zorgen, terwijl een convenant juist bedoeld is om aan te geven op welke punten (ex-) echtgenoten overeenstemming bereikt hebben. 3.7.1.2 Kapitaalverzekering Een kapitaalverzekering is een verzekering waarvoor echtgenoten een premie betalen die aftrekbaar is voor de inkomensbelasting.100 Een dergelijke kapitaalverzekering kan aan de eigen woning gekoppeld worden, de zogenaamde KEW. Een voordeel is dat als de KEW ter aflossing van de woningschuld wordt gebruik er geen belastingheffing plaatsvindt.101 Op die manier kan er een vermogen opgebouwd worden om later de hypotheek af te lossen.102 Als echtgenoten samen deze verzekering afsluiten, behoort de kapitaalverzekering tot hun gemeenschap van goederen. Het Hof 92
Staats 2012, p. 1-2. Van den Barselaar & van der Kamp 2006, p. 3. 94 Staats 2012, p. 2. 95 Staats 2012, p. 2. 96 Van der Kamp 2008, p. 1. 97 Van der Kamp 2008, p. 2. 98 Staats 2012, p. 3. 99 Staats 2012, p. 5. 100 Van den Barselaar & van der Kamp 2006, p. 1. 101 Van den Barselaar & van der Kamp 2006, p. 1. 102 Gradus 2012, p. 2. 93
25
Den Haag heeft hierover in 2011 bepaald dat indien er bij echtscheiding nog een hypothecaire geldlening openstaat dit een gemeenschapsschuld is en dat de echtgenoten daardoor beide voor een gelijk deel deze schuld moeten voldoen. Partijen zijn namelijk gelijk draagplichtig aan een gemeenschapsschuld.103 Bij de verdeling van de huwelijksgemeenschap kan de kapitaalverzekering voor knelpunten zorgen. Art. 3:185 BW kan dan uitkomst bieden in geval de echtgenoten geen overeenstemming kunnen bereiken over de verdeling. Op grond van dit wetsartikel kan de rechter een verdeling gelasten of zelf vaststellen. Maar vanwege de hoge kosten die daarbij om de hoek komen kijken lijkt dit niet de ideale uitkomst.
3.8 Pensioen Er bestaan drie vormen van pensioen: nabestaandenpensioen, ouderdomspensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen.104 Bij echtscheiding wordt het ouderdomspensioen verdeeld volgens de regels van de Wet verevening pensioensrechten bij scheiding.105 Pensioenrechten die onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding vallen, vallen niet in de huwelijkse gemeenschap van de echtgenoten.106 Scheiding brengt met zich mee dat het vermogen van beide echtgenoten verdeeld wordt. In beginsel gebeurt dit op grond van het huwelijksgoederenregime, maar bij pensioen geschiedt het dus via een andere wet. Uitgangspunt van de wet is dat het dient te gaan om pensioenrechten die tijdens het huwelijk zijn opgebouwd. Deze komen toe aan beide echtgenoten.107 In dit geval zou het inhouden dat wanneer het pensioen van de ene ex-echtgenoot tot uitkering komt, de andere ex-echtgenoot een deel hiervan uitbetaald krijgt. Het deel waar men als ex-echtgenoot in dat geval recht op heeft is de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde pensioen.108 Echter, van deze standaardverevening kan afgeweken worden. Dit kan bijvoorbeeld via huwelijkse voorwaarden of via een echtscheidingsconvenant. In het echtscheidingsconvenant kan afgesproken worden dat er van de Wet verevening pensioenrechten afgeweken of dat de wet uitgesloten wordt.109 De kans om van de standaardregeling af te wijken is vastgelegd in art. 4 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Indien echtgenoten ervoor kiezen af te wijken van de standaardregeling via een echtscheidingsconvenant, stellen zij de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding buiten werking. De verrekening dient in zulke gevallen op grond van de systematiek van het Boon/Van Loon arrest uitgevoerd te worden. 110 In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat het dient te gaan om voorwaardelijke vorderingsrechten. Deze vallen in beginsel in de gemeenschap, tenzij er sprake is van een zekere verknochtheid ex art. 1:94 lid 3 BW. Bij de verdeling van de gemeenschap dient er dus rekening gehouden te worden met de pensioenrechten. 111 Partijen kunnen in zulke gevallen een compensatie afspreken voor de echtgenoot die afstand doet van het pensioen. Wel dienen zij hier goed over na te denken. Er is dan namelijk spraken van een fiscale
103
Hof Den Haag 26 oktober 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5848. De Bruijn, Huijgen, Reinhartz & Breedveld-deVoogd 2012, p. 395. 105 Van Rooij & Leene-Hoedemaeker 2006, p. 1. 106 Gerritse 2012, p. 189. 107 Van Rooij & Leene-Hoedemaeker 2006, p. 1. 108 Gerritse 2012, p. 189. 109 De Bruijn, Huijgen, Reinhartz & Breedveld-deVoogd 2012, p. 404. 110 De Bruijn, Huijgen, Reinhartz & Breedveld-deVoogd 2012, p. 396. 111 HR 27 november 1981, NJ 1982, 503. 104
26
verrekening en deze is fiscaal belast. Een dergelijke verrekening kan bijvoorbeeld plaats vinden door middel van een vermogensbestanddeel of via pensioenrechten.112 3.8.1 Knelpunten Als de echtgenoten kiezen voor een pensioenverrekening door middel van een vermogensbestanddeel dienen zij in de gaten te houden dat een zodanige verrekening gezien wordt als een onderhoudsverplichting. Deze onderhoudsverplichting is ex art. 6.3 lid 1 onder d Wet IB 2001 aftrekbaar. Het vermogensbestanddeel wordt in dat geval op grond van art. 3.102 lid 3 onder a Wet IB 2001 belast.113 Dit fiscale gevolg zorgt ervoor dat men bij het opstellen van het convenant rekening dient te houden met het feit dat de ene echtgenoot de belasting moet betalen en de ander dit juist terugkrijgt. Het kan in zulke gevallen voorkomen dat de ene echtgenoot belast is met een hoger belastingpercentage dan de andere echtgenoot. Dat zou in bepaalde gevallen nadelig kunnen zijn doordat er dan nog steeds geen evenwicht gevonden wordt in de verrekening.114 Vandaar dat het niet gemakkelijk is zulke afspraken in het convenant vast te leggen. Er kan namelijk niet volstaan worden met de enkele zin dat men wil verrekenen en daarom afziet van de standaardverevening. Er moet goed nagedacht worden over de gevolgen en of dit voordelig uit gaat pakken of niet. Dat is wellicht een lastige afweging om te maken en kan als partijen ondoordacht te werk zijn gegaan leiden tot benadeling. Daarnaast kan het ook zo zijn dat beide echtgenoten een pensioen opgebouwd hebben gedurende het huwelijk. In zulke gevallen zou het niet vreemd zijn als ieder zijn eigen pensioen wil houden. Maar wat daarbij niet uit het oog verloren dient te worden is het feit dat er dan nog steeds sprake is van een verrekening. In het echtscheidingsconvenant kan dan een conversie overeengekomen worden. Ex art. 5 lid 1 Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kan er dan afgesproken worden dat men een eigen recht op het ouderdomspensioen verkrijgt.115 Conversie is echter een grote stap waarbij in het geheel geen aanspraak meer kan worden gemaakt op elkaars pensioen. Vanwege de emoties die bij een scheiding om de hoek komen kijken kan het moeilijk zijn voor een van de echtgenoten om volmondig in te stemmen met conversie. Vandaar dat conversie wel enigszins verlicht kan worden door bijvoorbeeld een verschuiving in de boedelverdeling te maken.116 Het nadeel dat kleeft aan deze vorm van verrekening is het feit dat er fiscale gevolgen aan verbonden zijn. Er zijn namelijk aan alle verdelingen die van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding afwijken fiscale gevolgen verbonden.117 Beide echtgenoten krijgen met deze fiscale gevolgen te maken, dus zij dienen beiden aan de belastingverplichting te voldoen. Hierdoor ontstaat er in zekere zin een evenwicht. De verevening van pensioenrechten is belastingvrij, hierover hoeft geen heffing betaald te worden. Maar deze vrijstelling geldt niet indien partijen afwijken van de standaardverevening.118 Dit moeten echtgenoten goed beseffen indien zij wensen te scheiden. Goede afspraken maken over deze afwijking in het convenant is belangrijk, omdat er uit het echtscheidingsconvenant niet altijd is af te leiden dat er gebruik is gemaakt van een verrekening in plaats van de standaardverevening. 112
Van Rooij & Leene-Hoedemaeker 2006, p. 3. Van Rooij & Leene-Hoedemaeker 2006, p. 3. 114 Van Rooij & Leene-Hoedemaeker 2006, p. 4. 113
115
Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 162.
116
Baetens 2006, p. 8. Dietvorst 2010, p. 5. 118 Van Rooij & Leene-Hoedemaeker 2006, p. 5. 117
27
Uiteindelijk kan dat ervoor zorgen dat een afspraak in het convenant als onduidelijk gezien wordt. Het is moeilijk om in een dergelijke situatie vast te stellen wat partijen met de desbetreffende afspraak bedoeld hebben. Oplettendheid is daarom geboden.
3.9 Conclusie Bij het opstellen van het echtscheidingsconvenant komt dus veel om de hoek kijken. Dit komt doordat er veel zaken zijn die men kan regelen in het convenant. Het belangrijkste is om gebieden zoals de alimentatie, pensioen, eigen woning en andere vermogensrechtelijke zaken goed te regelen. De achterliggende gedachte is dat de afspraken gemaakt in een convenant erop zijn gericht om de relatie op een nette manier af te wikkelen. Wat het lastig maakt om zulke afspraken te maken ten tijde van de echtscheidingsprocedure is het gevoel dat daarbij speelt. Veelal zijn de echtgenoten op dat moment zeer emotioneel en dat kan averechts werken. Daarnaast kunnen er ook tegenstrijdige belangen ontstaan. Echtgenoten hebben op grond van het wetsvoorstel de keuze om te beslissen of zij de echtscheiding zelf willen regelen of met juridische deskundige bijstand. Vanwege de kostenbesparing die partijen zien, als zij de scheiding zelfstandig regelen, zullen echtgenoten de echtscheiding vaak zelf willen proberen op te lossen. Doordat er zowel naar de korte als lange termijn gekeken moet worden is het wellicht verstandig voor de scheidende echtgenoten om juridisch deskundig advies in te winnen. Op die manier kunnen zij op de rechten en plichten gewezen worden die belangrijk zijn bij de echtscheiding en het opstellen van het convenant. Het gevaar kan anders bestaan dan dat echtgenoten bepaalde belangrijke aspecten over het hoofd zien. Daarnaast kan het voorkomen dat er belangrijke punten ontbreken in een echtscheidingsconvenant die echtgenoten zelf van het internet kunnen plukken. Mijns inziens dienen echtgenoten oplettend te zijn en kan er beter gekozen worden voor juridische deskundige bijstand dan dat partijen zelf zaken gaan proberen te regelen.
28
4. De administratieve echtscheiding in Denemarken en Noorwegen 4.1 Inleidend Uit het voorgaande is gebleken dat er nogal wat knelpunten zijn waar men tegenaan kan lopen indien het wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’ aangenomen wordt en in werking treedt. Vandaar dat ik in dit hoofdstuk ga onderzoeken of in andere landen een oplossing gevonden kan worden. Deze rechtsvergelijking wil ik gaan maken met Denemarken en Noorwegen. In beide landen is het mogelijk om zonder tussenkomst van de rechter te scheiden. Een groot verschil tussen de administratieve echtscheiding in deze landen en de administratieve echtscheiding zoals in het Nederlandse wetsvoorstel is dat het in Denemarken en Noorwegen ook mogelijk is zonder rechter te scheiden indien de echtgenoten minderjarige kinderen hebben, terwijl dat in het Nederlands wetsvoorstel alleen mogelijk is voor echtgenoten die geen minderjarige kinderen meer hebben. Daarnaast dienen er in Denemarken afspraken gemaakt te worden over de scheiding alvorens men tot scheiden over kan gaan, maar dit is in Noorwegen juist niet het geval. Vanwege deze verscheidenheid wil ik met beide landen een rechtsvergelijking maken.
4.2 De echtscheidingsgronden in Denemarken Volgens het huidige Deense echtscheidingsrecht bestaat er een aantal gronden voor de echtgenoten om te kunnen scheiden. Een ieder heeft het recht te willen scheiden op grond dat het voor de echtgenoot niet meer mogelijk lijkt om samen te kunnen leven. Vanuit dit oogpunt wordt het huwelijk als een soort contract gezien die beide partijen op mogen zeggen.119 De Marriage Act 1989 geeft hiervoor 5 gronden om te scheiden. In §31 t/m 35 staan deze gronden genoemd, namelijk: scheiding van tafel en bed, apart leven voor twee jaar, overspel, geweld en bigamie.120 Deze gronden zal ik verder toelichten. 1. Scheiding van tafel en bed. Bij een scheiding van tafel en bed komt de ontbinding van het huwelijk niet tot stand. De verplichting tot samenwonen wordt wel opgeheven.121 De echtgenoten kunnen indien zij er aan toe zijn eenzijdig dan wel gezamenlijk alsnog tot een ontbinding van het huwelijk komen.122 2. Het apart leven voor twee jaar. Het is mogelijk om te scheiden indien de echtgenoten al twee jaar gescheiden leven van elkaar. Scheiding is hierbij toegestaan als echtgenoten op basis van onenigheid gescheiden leven. 3. Overspel. Op grond van deze echtscheidingsgrond is het mogelijk te scheiden van elkaar indien er sprake is van een partner die vreemd gaat of een gelijksoortige seksuele relatie (affaire) er op na houdt. 4. Scheiding is toegestaan als de ene echtgenoot opzettelijk ernstig geweld pleegt jegens de andere echtgenoot of de kinderen. 5. Bigamie. In die zin dat scheiden mogelijk is als de ene echtgenoot trouwt met en ander, terwijl hij nog met de andere echtgenoot gehuwd is.123 De echtgenoten kunnen op deze gronden er dus voor kiezen te scheiden. Dit kan op gezamenlijk en eenzijdig verzoek. Wel is 119
Hojgaard Pedersen 1991-92, p. 291. Lund-Andersen & Krabbe 2002, p. 3. 121 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 177. 122 Vlaardingerbroek e.a. 2011, p. 179. 123 Hojgaard Pedersen 1991-92, p. 291. 120
29
het bij ieder echtscheidingsverzoek verplicht dat men een periode gescheiden van elkaar heeft geleefd, behalve indien er sprake is van overspel. Om te voorkomen dat men te overhaast scheidt. Indien de echtgenoten gezamenlijk om echtscheiding verzoeken, kan dat al na een periode van zes maanden gescheiden leven. Maar als er sprake is van een eenzijdig verzoek moeten de echtgenoten minimaal al een jaar gescheiden leven alvorens zij het verzoek tot echtscheiding kunnen indienen.124
4.3 De echtscheidingsprocedure in Denemarken Het Deense familieprocesrecht heeft in 2007 een grote structuurhervorming ondergaan. Sindsdien bestaat er slechts één ingang in het echtscheidingsstelsel, namelijk de administratieve ingang. Dit houdt in dat alle echtscheidingszaken in beginsel beginnen bij een administratieve instantie genaamd ‘statsforvaltningen’.125 Deze administratieve route is voornamelijk gecreëerd om schikkingen te bevorderen bij een echtscheiding. De instantie verstrekt bij de administratieve echtscheiding juridisch deskundig advies waar dat nodig is. Opvallend is dat hieraan in beginsel geen kosten verbonden zijn. Daarnaast is het ook niet verplicht om door een advocaat vertegenwoordigd te worden. Slechts indien een schikking niet mogelijk blijkt te zijn, wordt de zaak doorverwezen naar een rechter.126 De administratieve procedure is dus slechts mogelijk als de echtgenoten over bepaalde zaken overeenstemming bereiken, anders eindigt het in een juridische procedure bij de rechter. Opmerkelijk is dat slechts 10% van de echtscheidingen in een juridisch proces uitlopen.127 Er is dus een aantal voorwaarden verbonden aan de mogelijkheid om administratief te kunnen scheiden. Zo dient overeenstemming bereikt te worden over zaken als de partneralimentatie, nabestaandenpensioen, de echtelijke woning en compensatieregelingen indien er sprake is van een overbedeling.128 Als de echtgenoten het over deze zaken eens zijn, kunnen zij de scheiding aanvragen via een formulier. Hierna worden de echtgenoten uitgenodigd voor de zogenaamde ‘vilkårsforhandling’. Hierbij moeten zij in persoon verschijnen. Dit is een zitting die door een juridische ambtenaar wordt geleid. De ambtenaar kan in zulke gevallen de echtgenoten juridisch adviseren op het gebied van hun rechten en de consequenties van de echtscheiding toelichten bezien vanuit het licht van de door de echtgenoten gemaakte afspraken. Tevens gaat de ambtenaar tijdens deze zitting na of er een geldige reden is voor de echtgenoten om te scheiden. Tijdens deze procedure is het niet verplicht en gebruikelijk om bijgestaan te worden door een advocaat. 129 Meestal verschijnen de echtgenoten dan ook zonder procesvertegenwoordiging. Maar het is dus wel mogelijk een advocaat in de arm te nemen voor deze procedure.130 De ambtenaar kan de scheiding weigeren indien hij of zij van mening is dat er geen geldige reden tot scheiden bestaat. Als de ambtenaar de scheiding wel goedkeurt, kan de procedure afgerond worden. Er wordt dan een zogenaamde ‘bevilling’ opgesteld. Dit is een administratieve akte waarin goedkeuring voor de echtscheiding wordt gegeven en deze akte levert een executoriale titel op.131
124
Hojgaard Pedersen 1991-92, p. 291. Jeppesen- de Boer 2014, p. 2. 126 Jeppesen -de Boer 2014, p. 2. 127 Lund-Andersen & Krabbe 2002, p. 4-5. 128 Jeppesen -de Boer 2005, p. 2. 129 Jeppesen- de Boer 2005, p. 2. 130 Lund-Andersen & Krabbe 2002, p. 5. 131 Jeppesen -de Boer 2005, p. 2. 125
30
Opvallend aan de Deense administratieve echtscheidingsprocedure is het feit dat echtgenoten van tevoren slechts een aantal zaken dienen te regelen en hier overeenstemming over moeten bereiken. Zo moeten de echtgenoten het bijvoorbeeld samen eens zijn dat er een verplichting bestaat tot het betalen van partneralimentatie, maar over de hoogte van het bedrag wordt niks afgesproken. Zaken als de kinderalimentatie, omgang, gezag en boedelverdeling worden ook pas later geregeld. Dit komt doordat niet alle zaken op hetzelfde moment geregeld hoeven te worden. 132 Hierdoor is het mogelijk dat er meerdere procedures tegelijk lopen, al wordt de kans op onenigheid in een van de procedures hierdoor wel groter.
4.4 Vergelijking tussen Nederland en Denemarken Tussen de administratieve echtscheiding in Denemarken en de administratieve echtscheiding, zoals beschreven in het Nederlandse wetsvoorstel bestaat een aantal verschillen en overeenkomsten. Ten eerste bestaat er een groot verschil op het gebied van de echtscheidingsgronden. In Denemarken zijn er vijf gronden waarop een echtscheiding mogelijk gemaakt kan worden, terwijl er in Nederland slechts sprake is van één grond, namelijk de duurzame ontwrichting van het huwelijk. Daarnaast moeten de echtgenoten in Denemarken een bepaalde periode gescheiden leven alvorens zij de echtscheiding aan mogen vragen, terwijl de echtgenoten in Nederland helemaal niet aan een dergelijke periode gebonden zijn. De echtgenoten kunnen in Nederland de echtscheiding meteen aanvragen zodra zij vinden dat er sprake is van een duurzame ontwrichting van hun huwelijk. Een ander groot verschil is de ingang in het echtscheidingsstelsel. In Denemarken is er slechts één procedure, namelijk de administratieve echtscheiding. Volgens het Nederlandse wetsvoorstel en het daarin weergegeven nieuwe Nederlandse recht zullen er twee ingangen blijven. Zowel de gang naar de rechter om te scheiden als de administratieve echtscheiding zijn mogelijk. Wel is het in beide landen zo dat de administratieve echtscheiding uitgevoerd wordt door een ambtenaar. Maar ook hier zit een verschil in de procedure. In Denemarken moeten de echtgenoten over bepaalde zaken overeenstemming bereikt hebben alvorens zij de administratieve procedure kunnen starten. Dit is mogelijk voor alle echtgenoten, dus ook voor echtgenoten die minderjarige kinderen hebben. In Nederland is de administratieve procedure slechts mogelijk voor echtparen die geen minderjarige kinderen meer hebben en die gezamenlijke overeenstemming hebben bereikt over het feit dat zij willen gaan scheiden. Zij dienen het dus alleen gezamenlijk eens te zijn over de echtscheiding, terwijl in Denemarken er eerst gezamenlijke afspraken gemaakt moeten worden met betrekking tot de echtscheiding voordat de procedure gestart kan worden. Deze afspraken dienen de echtgenoten vast te leggen. Het kan dus gezien worden als een soort echtscheidingsconvenant waarin bepaalde zaken geregeld moeten worden. Totdat de ‘bevilling’ gegeven wordt, kunnen de echtgenoten de gemaakte afspraken aanpassen. Hierna is dat slechts nog mogelijk door middel van een gerechtelijke procedure te starten. 133 In Nederland is het echtscheidingsconvenant niet verplicht. Echtgenoten mogen zelf beslissen of zij een echtscheidingsconvenant opstellen of niet. Daarnaast kunnen zij de afspraken gemaakt in het convenant alleen proberen aan te tasten door gebruik te maken van de rechtsgang. In beide landen dient de ambtenaar na te gaan of de echtgenoten aan de voorwaarden voldoen om te kunnen scheiden. Dit gebeurt in zowel Denemarken als Nederland via een uitnodiging om in persoon te verschijnen, zodat de ambtenaar vast kan stellen dat beide partners wensen te
132 133
Jeppesen -de Boer 2005, p. 3. Jeppesen -de Boer 2005, p. 2-3.
31
scheiden.134 Indien vastgesteld is dat de echtgenoten aan de voorwaarden voldoen, wordt in Denemarken en Nederland een akte opgemaakt. Deze akte levert in beide landen een executoriale titel op.135 Daarnaast is procesvertegenwoordiging zowel in Denemarken als Nederland niet verplicht. 4.4.1 Inpasbaarheid Deense administratieve echtscheiding in Nederland Het Nederlandse wetsvoorstel om scheiden via de ambtenaar van de burgerlijke stand mogelijk te maken zou een procedure moeten zijn die sneller, eenvoudiger en goedkoper is dan een gerechtelijke echtscheidingsprocedure. Een risico dat hieraan verbonden is, is dat echtgenoten sneller ondoordacht tot een echtscheiding komen en zaken minder goed regelen. Zij zullen vaak onvoldoende stilstaan bij de gevolgen die aan een echtscheiding verbonden zijn, waardoor later geschillen kunnen ontstaan. Echtgenoten zullen dan alsnog naar de rechter moeten om het geschil op te lossen.136 Daarnaast bestaat er geen verplichting tot het opstellen van een echtscheidingsconvenant en er bestaat tevens geen verplichting voor de echtgenoten om zich bij te laten staan door een advocaat. Het gevolg is dat een convenant hierdoor geen executoriale titel oplevert, doordat de ambtenaar slechts bevoegd is de echtscheiding uit te spreken. 137 De vraag rijst hierdoor of de echtscheidingsprocedure zoals geregeld in Denemarken wellicht wenselijker is. De Deense administratieve echtscheiding kan op bepaalde punten inderdaad wenselijk zijn om in Nederland in te passen. Het Nederlandse wetsvoorstel brengt een aantal risico’s met zich mee waarvoor het recht in Denemarken een oplossing zou kunnen bieden. In Denemarken is het namelijk verplicht gezamenlijk een aantal afspraken te maken voordat zij de administratieve procedure kunnen starten. In feite stellen zij een soort echtscheidingsconvenant op waarin bepaalde zaken globaal geregeld worden. Hierdoor is er al overeenstemming bereikt, waardoor tijdens de procedure minder conflicten zullen ontstaan. Nadat de akte van echtscheiding is opgemaakt kunnen zij de rest regelen. Een voordeel is daardoor dat er van tevoren al nagedacht moet worden over de echtscheiding, waardoor echtgenoten zaken wellicht beter zullen regelen. Wat tevens relevant zou kunnen zijn voor Nederland is het feit dat in Denemarken de ambtenaar, die de administratieve echtscheiding regelt, juridisch geschoold dient te zijn.138 Hierdoor is hij of zij in staat om de echtgenoten te wijzen op hun rechten en plichten en om advies te geven over de afspraken die de echtgenoten gemaakt hebben. De ambtenaar kan de echtgenoten daardoor een goede toelichting geven over wat de gevolgen van de echtscheiding zullen inhouden. Het is daarom goed te begrijpen dat partijen in Denemarken niet verplicht bijgestaan hoeven te worden door een advocaat. De zojuist genoemde regelingen van de administratieve echtscheiding in Denemarken zouden inpasbaar kunnen zijn in Nederland. Mijns inziens is het risico om zonder bijstand van een notaris of advocaat de echtscheiding te regelen daardoor kleiner, omdat de ambtenaar van de burgerlijke stand de echtgenoten alsnog op hun rechten en plichten kan wijzen. Hierdoor zullen zij minder snel ondoordacht tot een echtscheiding komen en de gevolgen wellicht beter overzien. Het is tevens verstandig om van te voren over bepaalde zaken rondom de echtscheiding al afspraken te maken. 134
Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 3. 135 Jeppesen de Boer 2005, p. 2. 136 Advies Raad voor de rechtspraak, februari 2014, www.rechtspraak.nl (zoek op risico’s aan scheiden zonder rechter), p. 2. 137 Advies Raad voor de rechtspraak, februari 2014, www.rechtspraak.nl (zoek op risico’s aan scheiden zonder rechter), p. 2. 138 Jeppesen- de Boer 2005, p. 2.
32
Vooral in combinatie met het feit dat de ambtenaar juridisch geschoold dient te zijn. Hierdoor kan de ambtenaar namelijk advies geven over de gemaakte afspraken. Ik ben van mening dat er op die manier minder snel conflicten zullen ontstaan.
4.5 De echtscheidingsgronden in Noorwegen Volgens het huidige Noorse echtscheidingsrecht bestaat er een aantal manieren voor de echtgenoten om te kunnen scheiden. Hoofdstuk 4 van de Huwelijkswet 1991, de zogenaamde ‘Ekteskapsloven’, regelt de zaken omtrent de ontbinding van het huwelijk. §20 geeft aan dat een ieder het recht heeft om een verzoek tot echtscheiding in te dienen als hij of zij vindt dat het niet langer mogelijk is samen te leven. Dit verzoek kunnen de echtgenoten indienen op basis van drie gronden. In §21 t//m 23 van de Huwelijkswet staan deze gronden genoemd, namelijk: gescheiden leven voor een jaar, als de echtgenoten al twee jaar feitelijk gescheiden hebben geleefd en indien er sprake is van geweld, dreiging met de dood of als er angst bestaat voor het gedrag van een van de echtgenoten. Deze gronden worden hieronder verder toegelicht. 1. Het juridisch gescheiden leven van elkaar voor een jaar. §21 van de huwelijkswet geeft deze eerste mogelijkheid aan. De echtgenoten zullen slechts na deze periode uit elkaar kunnen gaan en zijn alleen dan gerechtigd de echtscheiding voort te zetten.139 2. Ten tweede §22. Het betreft het gescheiden leven voor twee jaar. De echtgenoten mogen een echtscheiding aanvragen als zij al twee jaar gescheiden hebben geleefd van elkaar. Voor zowel de mogelijkheid om te scheiden uit §21 als uit §22 geldt dat als men wil scheiden er geen toestemming nodig is van de andere echtgenoot. Daarnaast is er ook geen speciale grond nodig om het verzoek tot echtscheiding in te dienen. Slechts het juridisch dan wel feitelijk gescheiden leven van elkaar voor een bepaalde periode is voldoende.140 3. Ten slotte geeft §23 van de Huwelijkswet de laatste mogelijkheid weer. Een echtgenoot mag om een echtscheiding verzoeken indien de andere echtgenoot heeft geprobeerd hem of haar of hun kind te doden, als men opzettelijk blootgesteld is aan geweld of als de ene echtgenoot zich op een bepaalde manier heeft gedragen waardoor er bij de andere echtgenoot angst kan zijn ontstaan. Op grond van §23 is het mogelijk om direct om een scheiding te verzoeken. Een periode van gescheiden leven voorafgaand aan het echtscheidingsverzoek is dus niet nodig. De echtscheiding mag meteen voortgezet worden.141 Dit is vanwege het groeiende probleem van huiselijk geweld. Men hoopt dit probleem in te kunnen perken door middel van de mogelijkheid om direct te scheiden. Onder de mogelijkheid om direct te scheiden valt tevens bigamie.142 In Noorwegen bestaat het zogenaamde vrijwilligheidsprincipe. Dit houdt in dat beide echtgenoten zelf mogen bepalen of zij het huwelijk voortzetten of niet, zoals bepaald in §20 van de Huwelijkswet. Zij hoeven geen echtscheidingsgrond aan te voeren om een scheiding mogelijk te maken.143 Het is slechts verplicht dat zij voor een bepaalde periode gescheiden hebben geleefd, tenzij er sprake is van een grond zoals genoemd in §23 van de Huwelijkswet. Het is dus voldoende een
139
Lødrup 1992-93, p. 414.
140
Sverdrup 2002, p. 2. Sverdrup 2002, p. 2-3.
141 142
Lødrup 1992-93, p. 415.
143
Jonker 2006, p. 2.
33
echtscheidingsprocedure te starten indien een van de echtgenoten of beide echtgenoten het gevoel hebben niet meer samen te kunnen leven.
4.6 De echtscheidingsprocedure in Noorwegen Het Noorse echtscheidingsrecht heeft in 1991 een hervorming ondergaan. Sindsdien worden de meeste echtscheidingszaken via de administratieve echtscheidingsprocedure afgedaan. §27 van de Huwelijkswet geeft aan dat in beginsel alle echtscheidingszaken starten via een administratieve procedure bij de gouverneurs van de desbetreffende provincie genaamd ‘Fylkesmannen’144, tenzij er sprake is van een van de genoemde gronden ex §27 Huwelijkswet. De echtscheiding wordt in zulke gevallen afgedaan door de rechtbank. Dit houdt in dat de rechtbank slechts over echtscheidingszaken kan beslissen indien er sprake is van: een ontbinding van het huwelijk op grond van mishandeling ex §23, een ontbinding van het huwelijk op grond van bigamie met een bloedverwant ex §24, als echtgenoten het niet met elkaar eens zijn dat er voldaan is aan het feitelijk gescheiden leven ex §22 of als de echtscheidingsprocedure gedwarsboomd wordt door de voogd of tijdelijke voogd ex §28 Huwelijkswet. Slechts 10% van de echtscheidingsverzoeken eindigt in een dergelijke juridische procedure. De administratieve procedure blijkt dus nuttig te zijn. Daarnaast is het een voordeel dat er geen kosten aan verbonden zijn.145 Opvallend aan de Noorse echtscheidingsprocedure is dat de echtscheiding op zichzelf los staat van de daaraan verbonden juridische gevolgen. Dit houdt in dat echtgenoten van tevoren geen overeenstemming bereikt hoeven te hebben over deze juridische gevolgen. Zij mogen deze juridische gevolgen regelen wanneer het hun uitkomt. Het onttrekken aan afspraken vormt daardoor geen voorwaarde om te kunnen scheiden. Vandaar dat er in Noorwegen de Fylkesmann, een administratieve autoriteit, bestaat die specifiek over familieaangelegenheden kan beslissen. De Fylkesmann heeft zowel een toezichthoudende taak als een uitvoerende taak op het gebied van familieaangelegenheden.146 De echtgenoten kunnen een echtscheidingsprocedure aanvragen via een formulier dat zij bij de Fylkesmann in moeten dienen. Echter, er zijn extra voorwaarden aan verbonden als de echtgenoten kinderen hebben onder de leeftijd van 16 jaar. Indien dit het geval is moeten zij ex §26 van de Huwelijkswet eerst mediation volgen voordat zij de echtscheiding in kunnen dienen bij de Fylkesmann. §26 geeft aan dat deze procedure bedoeld is om een aantal zaken met betrekking tot het kind vast te leggen. De echtgenoten moeten namelijk overeenstemming bereikt hebben over bepaalde zaken, zoals waar het kind gaat wonen. Hiervan wordt een document opgemaakt die echtgenoten aan de Fylkesmann dienen te overhandigen alvorens de administratieve echtscheidingsprocedure gestart wordt.147 In het aanvraagformulier dienen de echtgenoten twee getuigschriften op te laten nemen om te kunnen bewijzen dat zij inderdaad voor een bepaalde periode gescheiden van elkaar hebben geleefd. De Fylkesmann handelt de procedure schriftelijk af indien hij of zij geen bezwaar heeft tegen de echtscheiding en ervan overtuigd is dat de echtgenoten aan de echtscheidingsvoorwaarden hebben voldaan. Als er wel bezwaar bestaat kan de Fylkesmann de echtgenoten uitnodigen voor een gesprek om zich nader te verklaren. De beschikking die de Fylkesmann afgeeft gaat meteen in kracht van gewijsde indien de echtgenoten hiertegen geen 144
Sverdrup 2002, p. 4. Jonker 2006, p. 3. 146 Jonker 2006, p. 2. 147 Sverdrup 2002, p. 5. 145
34
bezwaar aantekenen148 Bij deze echtscheidingsprocedure is het voor echtgenoten niet verplicht om een echtscheidingsconvenant op te stellen en het is tevens niet verplicht om tijdens de procedure bijgestaan te worden door een advocaat.149
4.7 Vergelijking tussen Nederland en Noorwegen Tussen de echtscheidingsprocedure in Noorwegen en de procedure, zoals beschreven in het Nederlandse wetsvoorstel, bestaan diverse verschillen en overeenkomsten. Ten eerste kan er een verschil bij de echtscheidingsgronden gevonden worden. In Noorwegen bestaat de mogelijkheid om zonder echtscheidingsgrond te scheiden.150 Om een echtscheidingsprocedure te starten is het voldoende dat de echtgenoten op gezamenlijk of eenzijdig verzoek aangeven te willen scheiden. In Nederland is echtscheiding slechts mogelijk indien er sprake is van één echtscheidingsgrond, namelijk de duurzame ontwrichting van het huwelijk. Echtgenoten kunnen daarom alleen de procedure starten als er sprake is van deze duurzame ontwrichting. Wel bestaat in Nederland ook de mogelijkheid om zowel op eenzijdig als gezamenlijk verzoek om een echtscheiding te verzoeken. Daarnaast is er in Noorwegen een periode verbonden aan de echtscheiding. Het is slechts mogelijk een echtscheidingsprocedure te starten indien de echtgenoten een jaar juridisch gescheiden hebben geleefd of twee jaar feitelijk gescheiden hebben geleefd. De mogelijkheid om direct te scheiden bestaat alleen als er sprake is van geweld of een dreiging daarvan. In Nederland ligt dit heel anders. Er is namelijk geen periode van gescheiden leven verbonden aan de echtscheiding. Als er sprake is van een duurzame ontwrichting van het huwelijk is scheiding direct mogelijk. Ten tweede bestaat er een groot verschil op grond van de echtscheidingsprocedure. In Noorwegen geschiedt een echtscheiding in beginsel op grond van een administratieve procedure. Er bestaat ook een mogelijkheid om een gerechtelijke procedure te starten, maar dit kan alleen als er sprake is van een conflictsituatie.151 De meeste echtscheidingszaken zullen dus via de administratieve procedure verlopen. Bij het Nederlandse wetsvoorstel ligt dit heel anders. In Nederland staan, in de nabije toekomst, zowel de administratieve procedure als de gerechtelijke procedure open voor de echtgenoten. Zij hebben dus zelf de keuze. Daarnaast bestaat er ook een verschil tussen de Noorse en Nederlandse administratieve echtscheiding. Het Noorse recht geeft aan dat echtgenoten in beginsel via de administratieve procedure dienen te scheiden. De administratieve echtscheiding staat daarmee open voor alle echtgenoten. Het maakt daarom in Noorwegen niet uit of een echtscheidingsprocedure gestart wordt op gezamenlijk of eenzijdig verzoek, of dat er minderjarige kinderen bij betrokken zijn of niet. Wel bestaat er een extra verplichting voor de echtgenoten met kinderen onder de 16 jaar, want dan zullen de echtgenoten eerst mediation moeten volgen alvorens zij om een echtscheiding mogen verzoeken. In Nederland staat de administratieve procedure, in de toekomst, slechts open voor echtgenoten die geen minderjarige kinderen meer hebben en gezamenlijk verzoeken om een echtscheiding. Daarnaast zijn er in Nederland kosten verbonden aan de administratieve echtscheiding. De echtgenoten zullen leges verschuldigd zijn om de echtscheiding door de ambtenaar van de burgerlijke stand af te kunnen laten handelen. In het wetsvoorstel is dit bedrag begroot op €
148
Jonker 2006, p. 3. Sverdrup 2002, p. 5. 150 Jonker 2006, p. 2. 151 Jonker 2006, p. 2. 149
35
279, maar het staat nog niet vast. 152 Wellicht dat dit bedrag nog gaat veranderen indien het wetsvoorstel in werking treedt. Aan de Noorse administratieve procedure zijn geen kosten verbonden. In beide landen is het voor echtgenoten niet verplicht om een echtscheidingsconvenant op te stellen. Tevens hoeven de echtgenoten niet verplicht bijgestaan te worden door een advocaat. In dit opzicht bestaat er dus een overeenkomst tussen beiden. Ten slotte wil ik nog een overeenkomst aanstippen. Zowel in Noorwegen als in Nederland wordt de administratieve echtscheiding afgehandeld door een ambtenaar die enigszins gespecialiseerd is in zaken rondom het familierecht. Zij hebben in beide landen een uitvoerende en toezichthoudende taak in die zin dat zij de echtscheiding mogen weigeren als zij vermoeden dat er niet aan bepaalde voorwaarden voldaan is. 4.7.1 Inpasbaarheid Noorse administratieve echtscheiding in Nederland De huidige echtscheidingsprocedure in Nederland kan niet plaatsvinden zonder de verplichte tussenkomst van een rechter en bijstand door een advocaat. Indien de echtgenoten gezamenlijk willen scheiden is deze tussenkomst en bijstand feitelijk gezien niet nodig. Ongeveer de helft van de echtscheidingen in Nederland vindt plaats op gemeenschappelijk verzoek. Vandaar dat in het wetsvoorstel een administratieve echtscheiding mogelijk wordt gemaakt voor deze echtgenoten aangezien het hun tijd en geld zal gaan schelen. Wel is er nog een extra voorwaarde aan gesteld, namelijk dat men slechts op gemeenschappelijk verzoek kan scheiden indien er geen minderjarige kinderen bij betrokken zijn.153 Ik vraag me af waarom de administratieve echtscheiding alleen opengesteld wordt voor bovengenoemde echtgenoten, want op grond van gelijkheid, wat een basis vormt in ieder rechtstelsel, zou ik verwachten dat de procedure open dient te staan voor iedereen. Vandaar dat bij mij de vraag rijst of de administratieve echtscheidingsprocedure zoals geregeld in Noorwegen wenselijker is. In Noorwegen is de administratieve procedure opengesteld voor alle echtparen die wensen te scheiden. Mijns inziens worden, vanuit het oogpunt van verantwoordelijkheid, alle echtgenoten in staat gesteld zelf de verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van hun echtscheiding te dragen. Dit in tegenstelling tot het Nederlandse wetsvoorstel waar alleen de echtgenoten die op gemeenschappelijk verzoek willen scheiden in staat worden geacht deze verantwoordelijkheid te kunnen dragen.154 Op dit punt vind ik de Noorse administratieve echtscheiding wenselijker. Daarnaast kunnen in Noorwegen zelfs echtgenoten met kinderen onder de 16 jaar een administratieve procedure starten. De administratieve echtscheidingsprocedure is namelijk in beginsel verplicht in Noorwegen. Wel zijn er extra voorwaarden verbonden aan echtscheidingen waarbij kinderen onder de 16 jaar betrokken zijn. In zulke gevallen is het verplicht mediation te volgen totdat er overeenstemming is bereikt over bepaalde zaken met betrekking tot het kind. Mijns inziens is deze verplichting in het leven geroepen om er zorg voor te dragen dat de belangen van het kind tijdens een echtscheiding gewaarborgd worden. Kinderen moeten namelijk beschermd worden tegen het feit dat ouders hun belangen over het hoofd zien en alleen aan hun eigen belangen
152
Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 1. 153 Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 1. 154 Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter), p. 2.
36
denken. Om de stap naar een mediator wat kleiner te maken is er in Noorwegen voor gekozen om aan de eerste vier uur mediation geen kosten te verbinden.155 Waarschijnlijk is dit om de echtgenoten zoveel mogelijk te prikkelen om zo snel mogelijk overeenstemming te bereiken over afspraken omtrent hun kind, zodat de echtscheidingsprocedure vlotter zal verlopen. De zojuist genoemde regeling van de Noorse administratieve procedure zou inpasbaar kunnen zijn in Nederland. Het lijkt mij namelijk dat een ieder de verantwoordelijkheid voor de afwikkeling van zijn of haar echtscheiding kan dragen. Daarnaast vind ik het een goed initiatief om mediation verplicht te stellen indien er sprake is van kinderen onder de 16 jaar. Hun belangen worden op die manier gewaarborgd, waardoor een administratieve echtscheiding toch voortgezet kan worden als er minderjarige kinderen bij betrokken zijn. Noorwegen vormt een bewijs voor het feit dat het mogelijk is dat alle echtgenoten scheiden via een administratieve procedure. Een rechter wordt slechts bij een echtscheiding betrokken als er sprake is van een conflictsituatie. Uit de praktijk blijkt dat dit slechts in 5 tot 10% van de gevallen voorkomt.156 De administratieve echtscheidingsprocedure blijkt dus effectief te zijn.
4.8 Conclusie Zowel in Denemarken als Noorwegen bestaat er dus een plicht om in beginsel te scheiden via de administratieve procedure. Het is slechts mogelijk via een gerechtelijke procedure te scheiden indien er sprake is van conflicten of als men het niet eens is met de uitkomst in de administratieve procedure. Mijns inziens kan er vanuit het Deense en Noorse echtscheidingsrecht inderdaad een oplossing gevonden worden voor de punten waar in het Nederlandse wetsvoorstel nog tegenaan gelopen wordt. Zo lijkt het mij een goed initiatief om de administratieve echtscheidingsprocedure in Nederland ook open te stellen voor alle echtgenoten die wensen te scheiden en niet alleen voor echtgenoten zonder minderjarige kinderen die willen scheiden op gemeenschappelijk verzoek. Denemarken en Noorwegen tonen namelijk aan dat dit goed werkt. Slechts 10% van de echtscheidingen eindigt daar in een gerechtelijke procedure. Vanuit het wetsvoorstel bezien zorgt dit inderdaad voor een ontlasting van de kosten van de staat en wordt scheiden eenvoudiger, sneller en goedkoper. Op die manier wordt er voldaan aan de achterliggende gedachte van het Nederlandse wetsvoorstel. Wat tevens goed inpasbaar zou zijn in Nederland, is het feit dat in Denemarken de ambtenaar bij de administratieve procedure de echtgenoten op de rechten en plichten kan wijzen. Echtgenoten zullen dan wellicht minder snel ondoordacht tot een echtscheiding komen en de gevolgen beter kunnen overzien. Hierdoor zullen er mijns inziens minder snel conflicten ontstaan na de echtscheiding, zodat de administratieve procedure nog effectiever wordt.
155 156
Jonker 2006, p. 4. Jonker 2006, p. 3.
37
5. Aanbevelingen en conclusie 5.1 Inleidend Alvorens ik een aantal aanbevelingen zal doen, wil ik eerst de centrale onderzoeksvraag beantwoorden. Uit de voorgaande hoofdstukken is namelijk gebleken dat er nog een aantal haken en ogen kleeft aan het wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’. Vandaar dat ik in dit hoofdstuk een aantal aanbevelingen wil doen die deze “haken en ogen” wellicht weg zullen nemen. Daarna zal ik afsluiten met een conclusie.
5.2 De centrale onderzoeksvraag De onderzoeksvraag die centraal heeft gestaan voor het schrijven van de scriptie is: ‘Zal het wetsvoorstel scheiden zonder rechter gaan leiden tot meer verschillen met betrekking tot het convenant nu er geen rechter en advocaat meer bij betrokken hoeven te worden en leidt het tot meer conflicten?’. Uit de voorgaande hoofdstukken is gebleken dat er rondom het echtscheidingsconvenant een aantal knelpunten kunnen ontstaan. Doordat het niet eenvoudig is onder de gemaakte afspraken in het convenant uit te komen, is het belangrijk om goede afspraken te maken zodat de knelpunten ontweken kunnen worden. Het wetsvoorstel zou de echtscheidingsprocedure makkelijker moeten laten verlopen, maar ik heb er mijn bedenkingen bij of dat inderdaad zal gaan lukken. Indien het wetsvoorstel in werking treedt is het namelijk niet meer verplicht om een rechter of advocaat in de echtscheidingsprocedure te betrekken. In mijn ogen schuilt hierin een gevaar, doordat echtgenoten op die manier sneller en eenvoudiger uit elkaar kunnen gaan door middel van het indienen van het echtscheidingsverzoek bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. Als men snel uit elkaar kan gaan kan het namelijk zo zijn dat partijen de gevolgen van hun echtscheiding niet geheel overzien. Daarnaast zullen bepaalde zaken misschien over het hoofd gezien worden of niet goed geregeld worden, waardoor echtgenoten vergeten deze te regelen. Dit doet mij denken aan de flitsscheiding. Vanwege nagenoeg dezelfde bovengenoemde nadelen is onder meer deze vorm van scheiden in 2009 afgeschaft. Wat daarnaast ook meegespeeld heeft bij de afschaffing van de flitsscheiding was dat er complicaties konden ontstaan bij erkenning daarvan in het buitenland. Daardoor vind ik het opmerkelijk dat Teeven een wetsvoorstel heeft ingediend waarbij een aantal gevaren met betrekking tot het echtscheidingsconvenant nagenoeg hetzelfde zijn als de nadelen waardoor de flitsscheiding uiteindelijk verdwenen is. Advocaten hebben mijns inziens een belangrijke rol bij de echtscheidingsprocedure. Zij kunnen de echtgenoten namelijk op hun rechten en plichten wijzen. Maar doordat men in de nabije toekomst waarschijnlijk kan scheiden zonder tussenkomst van een rechter of advocaat, lijkt het mij dat minder echtgenoten gebruik zullen maken van de rechtsgang. Een echtscheiding kan eenvoudiger, sneller en goedkoper afgewikkeld worden en er zullen altijd echtgenoten zijn die vanwege deze ‘voordelen’ zullen kiezen om de echtscheiding bij de ambtenaar van de burgerlijke stand af te wikkelen. Waarbij een echtscheidingsconvenant wellicht ook door de echtgenoten zelf opgesteld wordt. De kans op conflicten wordt hierdoor groter, waardoor de kans bestaat dat echtgenoten alsnog de rechtsgang dienen te benutten om alsnog het gewenste resultaat te krijgen. Namelijk in het geval dat de echtgenoten bepaalde zaken over het hoofd zien of vergeten op te nemen in het convenant.
38
Waardoor zij spijt kunnen krijgen van hetgeen zij opgesteld hebben en willen proberen onder de gemaakte afspraken uit te komen. De centrale onderzoeksvraag dient mijns inziens dus bevestigend beantwoord te worden. Het wetsvoorstel zal inderdaad leiden tot meer verschillen met betrekking tot het convenant en tevens leiden tot meer conflicten indien er geen rechter en advocaat meer bij de echtscheidingsprocedure betrokken hoeven te worden.
5.3 Aanbevelingen Indien het wetsvoorstel in werking treedt en de administratieve echtscheiding daadwerkelijk in Nederland ingevoerd wordt, zullen er nog een aantal aanpassingen gemaakt moeten worden alvorens de procedure soepel kan verlopen. Jaarlijks scheiden er ongeveer 33.000 echtgenoten waarvan er 14.000 zijn die scheiden op gezamenlijk verzoek. Nagenoeg de helft van de echtscheidingen kan daarom in de nabije toekomst plaatsvinden via de administratieve procedure. Vanwege dit hoge percentage vraag ik me af waarom de mogelijkheid om administratief van elkaar te scheiden niet voor iedereen wordt opengesteld. In Denemarken en Noorwegen bestaat deze mogelijkheid namelijk al. De administratieve procedure dient door alle echtgenoten die wensen te scheiden gebruikt te worden. In deze landen wordt er slechts in 10% van de gevallen naar de rechter gestapt. Vandaar dat ik vind dat de administratieve procedure ook in Nederland voor alle echtgenoten opengesteld moet worden. Denemarken en Noorwegen tonen namelijk aan dat de administratieve echtscheidingsprocedure effectief is. Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat een echtscheiding uitgesproken wordt door een ambtenaar van de burgerlijke stand. Er hoeft dan geen advocaat meer bij betrokken te worden. Het risico ontstaat hierdoor dat de echtgenoten niet gewezen worden op hun rechten, plichten en gevolgen van de echtscheiding. De kans dat conflicten ontstaan bij het opstellen van een convenant wordt daardoor groter. Daarnaast levert het echtscheidingsconvenant bij deze administratieve procedure geen executoriale titel op, terwijl deze mogelijkheid wel bestaat bij een gerechtelijke procedure. Vandaar dat een oplossing gevonden kan worden in het Deense recht. In Denemarken dient de ambtenaar die de echtscheiding regelt namelijk juridisch geschoold te zijn. Het voordeel dat hierdoor ontstaat, is dat de ambtenaar de echtgenoten in zulke gevallen op hun rechten en plichten kan wijzen en tevens advies kan geven over de door echtgenoten gemaakte afspraken of eventuele gevolgen die daaraan verbonden zijn. Hierdoor wordt het feit dat echtgenoten niet verplicht bijgestaan hoeven te worden door een advocaat deels opgevangen. Door dit in het Nederlandse wetsvoorstel in te passen zullen de verschillen met betrekking tot het convenant minder worden en zullen wellicht ook minder conflicten ontstaan. Het wetsvoorstel Luchtenveld had naar mijn mening een belangrijk punt wat goed inpasbaar zou zijn in het huidige wetsvoorstel ‘Scheiden zonder rechter’, namelijk de verplichting tot het opstellen van een echtscheidingsconvenant indien echtgenoten via de administratieve procedure wilden scheiden.157 Wellicht is het een grote stap om het echtscheidingsconvenant in zijn geheel verplicht te stellen aangezien het naar het huidige Nederlandse recht ook niet verplicht is. Maar zoals het in het Deense recht geregeld is, zou wel een oplossing kunnen zijn. In Denemarken is het bij de administratieve procedure verplicht een aantal zaken rondom de echtscheiding globaal te regelen. 157
Kamerstukken l 2005/06 29 676, nr. A, 4.
39
Deze gezamenlijke afspraken worden in een soort convenant vastgelegd. Hierdoor ontstaan er tijdens de procedure minder conflicten, want de echtgenoten hebben over de belangrijkste zaken al overeenstemming bereikt. Partijen wordt op die manier gestimuleerd goed over de scheiding na te denken en verplicht afspraken goed vast te leggen. Ondoordacht een echtscheiding ingaan wordt hierdoor verkleind. Door dit in het Nederlandse wetsvoorstel op te nemen kan daardoor als positief gezien worden. Daarnaast vind ik het opmerkelijk dat er geen onderzoek gestart is alvorens het wetsvoorstel in te dienen. Als het wetsvoorstel in werking treedt worden de echtgenoten die willen scheiden daardoor in het diepe gegooid. Het zou daarom beter zijn om een project te starten waarin men kan onderzoeken hoe scheiden zonder rechter in de praktijk werkt. Op die manier kan er naar de lange termijn gekeken worden. Hierdoor kan er als het ware getest worden of scheiden zonder rechter werkt en of het wel het gewenste resultaat oplevert. Indien er tijdens dit project tegen knelpunten aangelopen wordt, kan dit nog aangepast worden. Uiteindelijk zorgt dit ervoor dat er een wetsvoorstel komt waarbij er door onderzoek is aangetoond dat het in de praktijk kan werken. Deze aanbevelingen vind ik belangrijk om te overwegen, omdat er op die manier aanpassingen gemaakt kunnen worden om uiteindelijk de procedure vlotter te laten verlopen indien het wetsvoorstel in werking treedt.
5.4 Conclusie De onderzoeksvraag die centraal staat in deze scriptie is: ‘Zal het wetsvoorstel gaan leiden tot meer verschillen met betrekking tot het convenant nu er geen rechter en advocaat meer bij betrokken hoeven te worden en leidt het tot meer conflicten?’. Om tot een beantwoording van deze vraag te komen heb ik een aantal punten onderzocht. In hoofdstuk twee zijn zowel het huidige Nederlandse echtscheidingsrecht als het wetsvoorstel beschreven. Hieruit kwam naar voren dat scheiden op dit moment slechts mogelijk is door naar de rechtbank te gaan. Echter, het wetsvoorstel wil de echtscheidingsprocedure soepeler later verlopen door het mogelijk te maken te kunnen scheiden zonder tussenkomst van de rechter en advocaat. Hieraan zijn wel voorwaarden verbonden. Men kan hier namelijk alleen gebruik van maken indien de echtgenoten over de scheiding overeenstemming hebben bereikt en waarbij er geen minderjarige kinderen betrokken zijn. Dit met, volgens Teeven, de achterliggende gedachte om de echtscheidingsprocedure goedkoper, sneller en eenvoudiger te maken. In samenhang met het echtscheidingsconvenant heb ik hier mijn twijfels over. Mijns inziens is dit wetsvoorstel juist vanuit een bezuinigingsdrift gedaan. Het is namelijk voordeliger om zelf een convenant op te stellen en ik verwacht dat echtgenoten dit waarschijnlijk sneller zullen doen. Een gevaar dat hierin schuilt, is dat het wetsvoorstel ervan uitgaat dat echtgenoten zelf de verantwoordelijkheid voor hun echtscheiding kunnen dragen. Maar niet iedere burger is in staat de gevolgen van de echtscheiding volledig te overzien. In zulke gevallen dienen zij tegen zichzelf beschermd te worden om te voorkomen dat bepaalde zaken onvoldoende of zelfs niet geregeld worden. Daarnaast blijkt het lastig te zijn onder de gemaakte afspraken in een convenant uit te komen. Een advocaat of notaris zou de echtgenoten in zulke gevallen op hun rechten en plichten kunnen wijzen waardoor er wellicht minder conflicten ontstaan. Ik vind het daarom in samenhang met het wetsvoorstel onverstandig om geen gebruik te maken van juridisch advies.
40
In hoofdstuk drie is het echtscheidingsconvenant uitgebreid aan bod gekomen. Hieruit is naar voren gekomen dat er bij het opstellen van een echtscheidingsconvenant veel om de hoek komt kijken doordat er veel zaken zijn die hierin geregeld kunnen worden. Het voornaamste doel is om de relatie op een nette manier af te wikkelen, maar dit lijkt niet altijd mogelijk doordat er tegenstrijdige belangen kunnen ontstaan. Belangrijk is dat er tijdens het opstellen van het convenant naar zowel de korte als lange termijn gekeken wordt. Oplettendheid is daarbij belangrijk om te voorkomen dat belangrijke aspecten over het hoofd gezien worden. Mijns inziens is het gebruik maken van juridisch deskundig advies verstandig om te zorgen dat alle aspecten die geregeld dienen te worden in een echtscheidingsconvenant aan bod komen. Vooral omdat echtgenoten veelal zeer emotioneel zijn ten tijde van de echtscheiding en dat kan averechts werken. In hoofdstuk vier heb ik zowel naar het Deense als Noorse echtscheidingsrecht gekeken, omdat in beide landen de administratieve echtscheidingsprocedure al bestaat. Een groot verschil met het Nederlandse wetsvoorstel is dat echtgenoten in de nabije toekomst via de gerechtelijke procedure of de administratieve procedure kunnen scheiden, terwijl in Denemarken en Noorwegen er in beginsel juist een plicht bestaat om via de administratieve procedure te scheiden. De gerechtelijke procedure is daar slechts mogelijk indien er sprake is van een conflict of als partijen het niet eens zijn met de uitkomst in de administratieve procedure. Wat tevens opvallend is, is dat de administratieve procedure in beide landen voor alle echtgenoten openstaat. Ondanks een aantal verschillen vind ik dat het Deense en Noorse echtscheidingsrecht een oplossing kunnen bieden voor de knelpunten waar in het Nederlandse wetsvoorstel nog tegenaan gelopen wordt. In beide landen eindigt namelijk slechts 10% van de echtscheidingen in een gerechtelijke procedure. De administratieve echtscheiding blijkt dus effectief te zijn. Mijns inziens heeft dit voornamelijk te maken met het feit dat in Denemarken de ambtenaar die een echtscheiding bij de administratieve procedure toekent juridisch geschoold dient te zijn. De ambtenaar is daardoor in staat de echtgenoten op hun rechten en plichten te wijzen. Tevens kan hij of zij advies geven over de gemaakte afspraken of het vermelden van eventuele gevolgen die aan de afspraken verbonden zijn. Op die manier krijgen de echtgenoten toch juridisch advies ondanks dat zij wellicht niet worden bijgestaan door een advocaat. Vandaar dat het is verstandig dit in het Nederlandse wetsvoorstel in te passen. Nederland zou dus een voorbeeld kunnen nemen aan de Deense en Noorse echtscheidingsprocedure om op die manier aan de achterliggende gedachte van het Nederlandse wetsvoorstel te voldoen en om zo meer conflicten te voorkomen. Uit het voorgaande kan dus geconcludeerd worden dat de onderzoeksvraag bevestigend beantwoordt dient te worden. Het wetsvoorstel zal leiden tot meer verschillen met betrekking tot het convenant en het zal tevens leiden tot meer conflicten in de echtscheidingsprocedure als er geen rechter en advocaat meer bij betrokken hoeven te worden. Er kleeft nog een aantal haken en ogen aan het wetsvoorstel die nader bekeken dienen te worden alvorens het wetsvoorstel in werking treedt. Er zullen dus aanpassingen gemaakt moeten worden om de echtscheidingsprocedure soepeler te kunnen laten verlopen. Mijns inziens zouden de aanbevelingen die ik in paragraaf 5.3 gegeven heb een helpende hand kunnen bieden. Het wetsvoorstel zal dan wellicht niet gaan leiden tot meer conflicten.
41
Literatuurlijst Boeken Baelemans & Dukers 2010 C.H.C.W. Baelemans & R.C. Dukers, Pocket echtscheiding, Deventer: Kluwer 2010.
De Bruijn, Huijgen, Reinhartz & Breedveld-de Voogd 2012 A.R de Bruijn, W.G. Huijgen, B.E. Reinhartz & C.G. Breedveld-de Voogd, Het Nederlandse Huwelijksvermogensrecht, Deventer: Kluwer 2012. Gerritse 2012 H.A. Gerritse, Praktijkgids Familie- en jeugdrecht, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2012. Heida, Kraan & Marck 2013 A. Heida, C.A. Kraan & Q.J. Marck, Echtscheidingsrecht, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2013. Hoogeveen 2012 M.J. Hoogeveen, ‘Echtscheiding en de eigen woning’, in I.J.F.A. Vijfeijken (editor), Inkomstenbelasting en de gevolgen van (echt)scheiding (Fiscale geschriften), Den Haag: SDU uitgevers 2012. A.P van der Linden, F.G.A ten Siethoff & A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra 2005 A.P van der Linden, F.G.A ten Siethoff & A.E.I.J. Zeijlstra-Rijpstra, Jeugd en recht, Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van Mourik & Verstappen 2006 M.J.A. van Mourik & L.C.A Verstappen, Handboek Nederlands vermogensrecht bij scheiding, Deventer: Kluwer 2006. Van Riemsdijk 2013 A.M. van Riemsdijk, Scheiden in Nederland. Gids bij een menselijk, zakelijk en juridisch proces, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2013. Schonewille e.a. 2009 F. Schonewille, J.W. van Ee, E. Feijen, S.B.J. van Heijst, R.J. Holtman, M. Keijzer-Post, A.J.S.M. de Kok, H van Kruijsdijk, W.H.A Leonhard-Strien, Q.J. Marck, M.J.J. Procee-Ceelhoed & H.F.C. Rombouts, Notaris en scheiding, Apeldoorn-Antwerpen: Maklu 2009. Vlaardingerbroek e.a. 2011 P. Vlaardingerbroek, K. Blankman, A. Heida, A.P. van der Linden & E.C.C. Punselie, Het hedendaagse personen- en familierecht, Deventer: Kluwer 2011.
42
Artikelen in tijdschriften Baetens 2006 S.R. Baetens, ‘Conversie ingevolge Wet Verevening Pensioenrechten bij Scheiding’, FJR 2006. Van den Barselaar & van der Kamp 2006 F. van den Barselaar & F.H. van der Kamp, ‘Nieuws over levensverzekeringen bij echtscheiding’, EB 2006. Breederveld 2013 B. Breederveld, ‘Scheiden zonder rechter’, FJR 2013. De Bie-Koopman & Dorhout 2013 C. de Bie-Koopman & P. Dorhout, ‘Kinderalimentatie’, FJR 2013. De Bruijn & Westrik 2013 P. de Bruijn & R. Westrik, ‘Convenant, echtscheidingsbeschikking en executoriale kracht’, EB 2013. Carol & Limbeek G. Carol & M.M.C. Limbeek, ‘Actualiteiten’, FJR 2013. Dietvorst 2010 G.J.B. Dietvorst, ‘Evaluatie Wet VPS: tevredenheid overheerst, maar we zijn er nog niet’, TPV 2010. Gradus 2012 R.H.J.M. Gradus, ‘KEW als smeerolie voor woningmarkt’, WFR 2012. Groenleer 2009 M. Groenleer, ‘De aantastbaarheid van een echtscheidingsconvenant’, EB 2009. Heida 2006 A. Heida, ‘Uitleg van echtscheidingsconvenanten’, EB 2006. Hojgaard Pedersen 1991-92 M. Hojgaard Pedersen, Denmark: Homosexual Marriages and New Rules Regarding Separation and Divorce, 30 Journal of Family Law 1991/92. Hoogwout 2007 T.C. Hoogwout, ‘Echtscheiding en de eigen woning’, EB 2007. Van der Kamp 2008 F.H. van der Kamp, ‘Verdeling en toerekening lijfrenteverzekeringen bij scheiding toegepast en nader beschouwd’, EB 2008. Jeppesen de Boer 2005 C.G. Jeppesen de Boer, ‘Administratieve echtscheiding in Denemarken’, FJR 2005.
43
Jeppesen de Boer 2014 C.G. Jeppesen de Boer, ‘Gezamenlijk ouderschap na scheiding: over de interactie tussen de doelstellingen van de Deense wet op de ouderlijke verantwoordelijkheid, de bevindingen in de uitgevoerde wetsevaluatie en de daaropvolgende wetswijzigingen’, Familie & Recht 2014. Jonker 2006 M. Jonker, ‘Een herbezinning op de administratieve echtscheiding. Het Noorse recht als inspiratiebron’, FJR 2006. Kavelaars-Niekoop 2010 R.M. Kavelaars-Niekoop, ‘Nogmaals eigenwoningperikelen’, EB 2010. Lødrup 1992-93 P. Lødrup, Norway: The New Marriage Act, 31 Journal of Family law 1992/93. Lund-Andersen & Krabbe 2002 I. Lund-Andersen & L. Krabbe, ‘Grounds for divorce and maintenance between former spouses Denmark’, Department of Private Law, University of Århus 2002. Nuytinck 2012 A.J.M. Nuytinck, ‘De verwatering van het onderscheid tussen huwelijkse voorwaarden en echtscheidingsconvenant’, Ars Aequi 2012. Roelvink-Verhoeff 2012 A. Roelvink-Verhoeff, ‘Fiscaal partnerschap, de eigen woning en alimentatie in 2012’, EB 2012. Van Rooij & Leene-Hoedemaeker 2006 J.F.M. van Rooij & I.E. Leene-Hoedemaeker, ‘Verdeling van het pensioen bij echtscheiding’, WFR 2006. Staats 2012 G.M.C.M. Staats, ‘Lijfrenten en echtscheiding: de fiscale gevolgen’, WFR 2012. Sverdrup 2002 T. Sverdrup, ‘Grounds for divorce and maintenance between former spouses Norway’, Department of Private Law, Faculty of Law, University of Oslo 2002. Zonnenberg 2012 L.H.M. Zonnenberg, ‘Kinderalimentatie en contractsvrijheid’, EB 2012.
44
Jurisprudentie Rb Middelburg 8 juli 1998, NJ 1999, 745. Rb. Dordrecht 28 maart 2012, ECLI:NL:RBDOR:2012:BW0623. Hof Den Haag 26 oktober 2011, ECLI:NL:GHSGR:2011:BU5848. Hof Den Haag 21 november 2012, ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ3673. Hof Amsterdam 19 maart 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ7816. HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635. HR 27 november 1981, NJ 1982, 503. HR 24 mei 1985, NJ 1986, 699. HR 23 maart 2007, NJ 2007, 175.
Parlementaire stukken Kamerstukken l 2005/06 29 676, nr. A.
Elektronische bronnen Memorie van Toelichting scheiden zonder rechter, december 2013, www.internetconsultatie.nl (zoek op scheiden zonder rechter). Advies Raad voor de rechtspraak, februari 2014, www.rechtspraak.nl (zoek op risico’s aan scheiden zonder rechter).
45