GOED SPORTBESTUUR
KNHB
6 april 2011
S.J. Verlegh
Inhoudsopgave Inhoudsopgave------------------------------------------------------------------------------------------ pag. 1 Ten geleide----------------------------------------------------------------------------------------------- pag. 2 De 13 Aanbevelingen van Goed Sportbestuur-------------------------------------------------- pag. 3 Eenheid van beleid, organisatie en structuur----------------------------------------- pag. 3 1. Eenheid 2. Topsportstatuut Financiën, vermogensbeheer en accountant----------------------------------------- pag. 4 3. Financieel statuut Besturingsmodel, benoeming, zittingstermijn en aftreden------------------------- pag. 4 4. Besturingsmodel 5. Bestuursfuncties Integriteit en functioneren van bestuur------------------------------------------------- pag. 6 6. Gedragscode bestuur 7. Bestuurdersaansprakelijkheid 8. Transparantie 9. Aftreden bestuursleden 10. Agenda bestuur Directie----------------------------------------------------------------------------------------- pag. 7 11. Directiestatuut Algemene Vergadering (AV)--------------------------------------------------------------- pag. 7 12. Controletaak AV Statuten en diversen reglementen------------------------------------------------------- pag. 7 13. Statuten en reglementen
Bijlagen: Bijlage 1: KNHB Meerjarenbeleidsplan 2009-2015 Bijlage 2: Overeenkomst voor een selectiespeler van het Nederlands Hockeyteam Bijlage 3: KNHB Financieel Statuut Bijlage 4: Profielschets bondsbestuur en profielschetsen bestuursleden Bijlage 5: Taakgroepen Bijlage 6: Gedragscode Bondsbestuur Bijlage 7: KNHB Bestuursaansprakelijkheid Bijlage 8: KNHB Directiestatuut Bijlage 9: KNHB Tuchtreglement Bijlage 10: KNHB Dopingreglement Bijlage 11: KNHB Regeling tegen seksuele intimidatie Bijlage 12: KNHB Regeling tegen discriminatie en racisme Bijlage 13: Functieprofiel VertrouwensContactPersoon Bijlage 14: KNHB Klachtenregeling Bijlage 15: KNHB Official Partners/Sponsors/Suppliers Bijlage 16: Betreft het gebruik van afbeeldingen door de Partners van de KNHB Bijlage 17: Overzicht dagvergoeding internationals; Clinics Bijlage 18: Betreft het gebruik van afbeeldingen door de Sponsors van de KNHB Bijlage 19: Kledingprotocol nationale selectie KNHB Bijlage 20: Overeenkomst NOC*NSF – KNHB betreffende Olympische Spelen Bijlage 21: Handleiding Communicatie met de Media Bijlage 22: Stichting Individuele Begeleiding Tophockey (SIBT) Bijlage 23: Voorbeelden associaties
1
Ten geleide “Good Governance is een actueel thema, zowel nationaal als internationaal. De discussie over Good Governance wordt gevoerd in alle geledingen van onze maatschappij, bijvoorbeeld in het bedrijfsleven en in de zorgsector. De vraag is: waarom de discussie over Good Governance en waarom juist nu? Ik meen dat deze ontwikkeling te maken heeft met de evolutie in het denken over organisaties, voorbij de formeel juridische en organisatorische structuur. Er is meer aandacht voor inhoudelijke thema’s zoals kwaliteit en professionaliteit. Ook rijst de vraag hoe het zit met de borging van de belangen van degenen voor wie de organisaties eigenlijk bestaan en die toch niet de verantwoordelijkheid en de macht hebben. Bij vennootschappen zijn dat de verschaffers van het kapitaal, maar ook de verschaffers van de arbeid. Zelfs de maatschappij is belanghebbende waar het bijvoorbeeld de belasting van het milieu betreft. In de zorgsector zijn het de zorgconsumenten en de werkers in die sector die wel belangen, maar geen of weinig macht hebben. In de Sport zijn dat de sporters (leden van de bonden) van breedte- tot topsport, werknemers, passieve recreanten, de overheid (sport als instrument voor sociale ontwikkeling, gezondheidsbevordering en integratie), exploitanten van accommodaties, sponsoren, zendgemachtigden, en zo voort. Zowel op grond van de primaire feitelijke opdracht als op grond van de juridische lidmaatschapsverhouding staat echter voor een sportbond het dienen van de belangen van de leden voorop. Dit laatste gegeven en de actualiteit van het thema hebben geleid tot de instelling van de Commissie Goed Sportbestuur. De Commissie heeft kunnen beraadslagen aan de hand van veel, soms verrassend, feitenmateriaal dat tevoorschijn kwam uit onderzoek bij de sportorganisaties. Dat feitenmateriaal is van betekenis geweest voor de accenten die de Commissie bij het vaststellen van de aanbevelingen heeft gekozen. Belangrijke elementen bleken de borging van de inhoudelijke kwaliteit van het bestuur en, afhankelijk van het besturingsmodel, de macht- en taakverdeling tussen bestuur en professionele directie. Waar Tabaksblat zich vooral moest bezig houden met de problematiek van beloning (onzuivere financiële prikkels) bleek dat in de structuur van de sportbonden 1 geen rol van betekenis te spelen.” Op basis van de verzameling van het feitenmateriaal onder de sportbonden in Nederland, is de Commissie Goed Sportbestuur tot de conclusie gekomen dat een Sportbond minimaal aan 13 aanbevelingen moet voldoen wil sprake zijn van Goed Sportbestuur. Deze 13 aanbevelingen worden in het Rapport Goed Sportbestuur helder behandeld en uiteen gezet. Het Rapport Goed Sportbestuur is voor de KNHB aanleiding geweest om de 13 aanbevelingen met betrekking tot Goed Sportbestuur voor de KNHB helder op papier te zetten.
1
Jan Loorbach, 13 aanbevelingen voor Goed Sportbestuur, Commissie Goed Sportbestuur
2
De 13 aanbevelingen van ‘Goed Sportbestuur’: Het Bondsbestuur De aanbevelingen ‘Goed Sportbestuur’ zijn gericht op het bondsbestuur. De aanbevelingen zijn toegespitst op de gebieden; - Eenheid van beleid, organisatie en structuur 1. Eenheid 2. Topsportstatuut - Financiën, vermogensbeheer en accountant 3. Financieel statuut - Besturingsmodel, bestuur, zittingstermijn en aftreden 4. Besturingsmodel 5. Bestuursfuncties - Integriteit en functioneren bestuur 6. Gedragscode bestuur 7. Bestuurdersaansprakelijkheid 8. Transparantie 9. Aftreden bestuursleden 10. Agenda bestuur - Directie 11. Directiestatuut - Algemene vergadering (AV) 12. Controletaak AV - Statuten en diverse reglementen 13. Statuten en reglementen - tuchtreglement - dopingreglement - regeling tegen seksuele intimidatie - regeling tegen discriminatie/racisme - regeling voor klachten Eenheid van beleid, organisatie en structuur 1. Eenheid; Het bestuur zorgt voor eenheid binnen de organisatie door eenheid in beleid, organisatie en structuur. Het bestuur straalt dit uit en leeft dit na. Het zorgt hiermee voor maximale transparantie en voorspelbaarheid van de organisatie. Het bestuur van de KNHB heeft een door de AV goedgekeurd Meerjarenbeleidsplan 2009-2015, dat 2 leidend is voor de organisatie . In het meerjarenplan, waarin de missie, visie en strategie van de organisatie zijn verwoord, worden in ieder geval die kernpunten uitgewerkt die van belang zijn voor het voortbestaan van de organisatie. 2. Topsportstatuut; De organisatie stelt vanwege onder meer de grote (financiële) en specifieke belangen en complexiteit van de topsport een topsportstatuut op. De KNHB is van mening dat het van belang is dat duidelijk en helder op papier staat wat de afspraken zijn tussen de KNHB en een speler van het Nederlands team. In bijlage 2 treft u een model spelerscontract aan met daarin de rechten en verplichtingen van de sporter en van de KNHB. Artikel 11 van dit contract heeft betrekking op de spelersraad (de spelersraad van het Nederlands Hockeyteam of een door haar aangewezen vertegenwoordiging). In dit artikel staan o.a. de doelen van de spelersraad.
2
Bijlage 1, Meerjarenbeleidsplan 2009-2015
3
Financiën, vermogensbeheer en structuur 3. Financieel Statuut KNHB; Het bestuur zorgt dat zij een goed financieel beleid en een passende administratieve organisatie voert, vastgelegd in een financieel statuut. In artikel 26 van de statuten van de KNHB is vastgelegd dat de AV een financiële commissie aanstelt die kennis neemt van de rekening en verantwoording van het bondsbestuur, de uitvoering van het financieel beleid op doelmatigheid en doeltreffendheid toetst en aan de AV in haar jaarvergadering verslag uit brengt van haar bevindingen. In bijlage 3 treft u het Financieel Statuut KNHB en een overzicht van de tekenbevoegden. Besturingsmodel, benoeming, zittingstermijn en aftreden 3
4. Besturingsmodel; Het bestuur stelt duidelijk vast op welke manier de organisatie bestuurd wordt. Het heroverweegt en actualiseert met regelmaat het gehanteerde besturingsmodel. Besturingsmodellen; Executief bestuur: Een executief bestuur oefent rechtstreeks invloed uit op het uitvoerende werk in de vereniging en verricht zelf ook veel uitvoerend werk. Een executief bestuur belast zichzelf tot op zekere hoogte met de dagelijkse leiding van en met de uitvoering van werkzaamheden in de vereniging. Beleidsvormend bestuur: Een beleidsvormend bestuur vervult de rol van constituerende leiding en richt zich op de vaststelling van algemeen beleid. De dagelijkse ofwel dirigerende leiding wordt nu bij de directeur gelegd. Het bestuur heeft binnen de beperkingen die de statuten en het huishoudelijk reglement aangeven, een aantal van haar taken en bevoegdheden overgegeven aan de directeur. Voorwaardenscheppend bestuur: Dit wordt ook wel het raad van beheermodel genoemd. In de zin van bestuurszaken is de Raad van Beheer (bestuur) en directeur belast met de beleidsvorming. Voor de uitvoering van het beleid is de directeur verantwoordelijk. Beleidstoetsing is tenslotte de taak van het bestuur. Met betrekking tot het voorwaardenscheppend beleid oefent het bestuur beslissingsbevoegdheid uit. Indien het bestuur van de sportorganisatie de aan de directeur toegemeten beslissingsbevoegdheden wil wijzigen, dan is dit uitsluitend mogelijk door wijziging van de statuten. Toezichthoudend bestuur: Dit wordt ook wel het Raad van Toezichtmodel genoemd. In de bestuurlijke opvatting laat de wet toe dat in de statuten van de vereniging wordt opgenomen dat, kortweg, de directeur feitelijk voor het overgrote deel de vereniging bestuurt. Het bestuur laat feitelijk de gehele beleidsvorming over aan de directeur. De directeur is dan belast met zowel de constituerende als de dirigerende leiding van de vereniging. Het bestuur vervult primair een toezichthoudende en adviserende functie (beleidstoetsing). executief besturingsmodel beleidsvormend besturingsmodel voorwaardenscheppend besturingsmodel toezichthoudend besturingsmodel
uitvoeren X XX
voorbereiden X XX
vaststellen X X
XX
XX
XX
XX
evalueren X
X XX
X X
XX
X
X 4
3
Advies rechtspositie Directeur van een sportorganisatie, WOS, 2006
4
http://www.dyade.nl/internet/files.nsf/pages/DWEB_7WBCHX/$file/Dyademagazine%20oktober%202009%20%20Intern%20Toezicht.pdf
4
X = bevoegdheid bestuur XX = bevoegdheid directeur KNHB besturingsmodel De KNHB hanteert een voorwaardenscheppend bestuursmodel. Dit model maakt een duidelijk onderscheid tussen bestuurlijke, beleidsmatige, toezichthoudende en ondersteunende (uitvoerende) taken. voorwaardenscheppend besturingsmodel
uitvoeren XX
voorbereiden XX
vaststellen XX X
evalueren X
X = bevoegdheid bestuur XX = bevoegdheid directeur Rollen Algemene Vergadering (AV), Bestuur en Bondsbureau (Directeur, Management Team, Staf en medewerkers) per niveau: Strategisch; 6 jaar, meerjarenplan Voorbereiden Vaststellen Goedkeuren Uitvoeren Toezicht Controleren
Management Team (MT) Bestuur/Directeur AV MT + Staf Bestuur AV
Tactisch; 1 jaar, jaarplan Voorbereiden Vaststellen Goedkeuren Uitvoeren Toezicht Controleren
MT MT Bondsbestuur Staf + medewerkers Directeur Directeur
Operationeel; korte termijn, werkplannen Voorbereiden Vaststellen Goedkeuren Uitvoeren Toezicht Controleren
MT + Staf + medewerkers MT + Staf + medewerkers MT MT + Staf + medewerkers Directeur Directeur
5
5. Bestuursfuncties; Bij de uitoefening van een bestuursfunctie is het belangrijk dat de juiste persoon op de juiste plaats zit, er voldoende vernieuwing is, de wijze van voordragen en benoemen transparant is en het organisatiegeheugen goed is gewaarborgd. In artikel 13 lid 2 van de statuten van de KNHB is vastgelegd wat de wijze van voordragen en benoemen is. In bijlage 4 is uitgewerkt hoe het bestuur van de KNHB is samengesteld, wat de taken van het bondsbestuur zijn en wat de individuele taken en competenties van de bestuursleden afzonderlijk zijn. Ook is in deze bijlage uitgewerkt welke benoemingsperiode de KNHB hanteert en wat de maximale zittingstermijn is van de bestuursleden. Ter voorbereiding van de vergadering van het bondsbestuur en ten aanzien van het toezicht op de voortgang van de prestaties en ontwikkelingen omtrent de doelstellingen van het Meerjarenbeleidsplan, zijn taakgroepen ingericht. Deze taakgroepen zijn ingericht op basis van de 5
Bijlage 4; Bestuursprofiel voorwaardenscheppend bestuur
5
aandachtsgebieden uit het Strategisch plan 2015. In bijlage 5 staat de organisatie van de taakgroepen uiteengezet. Integriteit en functioneren van bestuur 6. Gedragscode bestuur; Het bestuur stelt een gedragscode vast waaraan bestuursleden zich in hun handelen houden. De beginselen van deugdelijk bestuur die in de code vermeld dienen te zijn: - Algemene bepalingen - Nevenfuncties - Informatie - Belangenverstrengeling - Aannemen van geschenken - Bestuurlijke uitgaven - Declaraties - Creditcards - Reizen buitenland In bijlage 6 is de gedragscode bestuur uitgewerkt. 7. Bestuurdersaansprakelijkheid; Het bestuur bespreekt de noodzakelijkheid of wenselijkheid om zich voor bestuurdersaansprakelijkheid te verzekeren en legt zijn oordeel gemotiveerd aan de AV voor. In bijlage 7 is uiteengezet wanneer sprake kan zijn van (hoofdelijke) aansprakelijkheid van het bondsbestuur of een bondsbestuurder van de KNHB. De bondsbestuurders hebben zich verzekerd 6 tegen aansprakelijkheid. 8. Transparantie; Het bestuur vergadert volgens een jaarlijks vastgesteld schema en is transparant over de agenda en bestuursbesluiten die de AV aangaan. Slechts in gemotiveerde uitzonderingsgevallen kunnen er klemmende redenen van privacy of discretie zijn om niet volledig transparant te zijn. Door het Bondsbestuur wordt 10x per jaar vergaderd. In de zomerstop wordt het vergaderschema voor het aankomende seizoen gemaakt. Naast deze formele vergaderingen, organiseert de KNHB jaarlijks tevens een congres waar vorm en inhoud wordt gegeven aan het initiëren, ontwikkelen en uitvoeren van het KNHB beleid. 9. Aftreden bestuursleden; Het bestuur bevordert dat bestuursleden tussentijds aftreden bij: a) frequente afwezigheid waar ze door medebestuursleden (of toezichthouders) op zijn aangesproken b) onvoldoende functioneren c) structurele onenigheid van inzichten d) onverenigbaarheid van belangen e) indien dit anderszins door het bestuur geboden wordt geacht 10. Agenda bestuur; Het bestuur overlegt en besluit ten minste eenmaal per jaar over: a) het algemene beleid en de strategie, de hieraan verbonden (financiële) risico’s en de financiële stand van zaken. Hieronder vallen ook de begroting en jaarrekening. b) de eigen werkwijze en taakverdeling, het eigen en individueel functioneren. c) de relatie met de directeur. Directie 11. Directiestatuut; Het bestuur stelt op basis van het vastgestelde besturingsmodel een helder directieprofiel vast en legt de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directeur duidelijk vast in een directiestatuut.
6
Bijlage 8; Bestuurdersaansprakelijkheid
6
In bijlage 8 staat het directiestatuut met daarin de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de directeur. Algemene Vergadering (AV) 12. Controletaak AV; Het bestuur zorgt ervoor dat de AV haar controletaak naar behoren kan uitvoeren. In artikel 19 tot en met 24 van de Statuten van de KNHB en in artikel 15 tot en met 18 van het Huishoudelijk reglement van de KNHB is vastgelegd wat de samenstelling, taken en bevoegdheden zijn van de AV. Statuten en diverse reglementen 13. Statuten en reglementen; Het bestuur zorgt ervoor dat de organisatie in ieder geval naast de geactualiseerde statuten en huishoudelijke reglement de volgende reglementen heeft; een tuchtreglement, een dopingreglement, een regeling tegen seksuele intimidatie, een regeling tegen discriminatie/racisme en een regeling voor klachten. Bijlage 9; KNHB Tuchtreglement Bijlage 10; KNHB Dopingreglement Bijlage 11; KNHB Regeling tegen seksuele intimidatie Bijlage 12; KNHB Regeling tegen discriminatie/racisme Bijlage 13; Functieprofiel VertrouwensContactPersoon (VCP) Bijlage 14; KNHB Klachtenregeling
7
Bijlage 1 KNHB Meerjarenbeleidsplan 2009-2015
DE TOEKOMST VAN HOCKEY Focus op kwaliteit & cultuur KNHB Meerjarenbeleidsplan 2009-2015
INHOUD 1. Voorwoord: Samen klaar voor de toekomst
3
2. Inleiding: Van Abcoude tot Zwolle
5
3. Hockeyactiviteiten op maat 3.1 Uitdagende competities 3.2 Differentiatie van aanbod 3.3 De acht doelgroepen 3.4 Op het veld, in de zaal en op het strand 3.4.1 Veldhockey 3.4.2 Zaalhockey 3.4.3 Bedrijfshockey 3.4.4 Alternatieve competities 3.4.5 G- en LG-hockey 3.4.6 Rolstoelhockey 3.4.7 Trimhockey 3.4.8 Knotshockey 3.4.9 Beach Hockey 3.4.10 Schoolhockey 3.4.11 Five- en six-a-side en clinics
7 7 8 8 10 11 11 11 12 12 13 13 13 14 14 14
4. Hockey op wereldniveau 4.1 Structureel aan de top 4.2 Topfaciliteiten voor topprestaties 4.3 Internationale invloed
15 15 18 19
5. Goed hockey begint bij goed kader 5.1 Kwaliteit van opleidingen 5.2 Kwaliteit van arbitrage 5.3 Betrokken inzet van vrijwilligers 5.4 Meer betaalde krachten in de vereniging
21 21 25 27 28
6. Behoud van de hockeycultuur 6.1 Sportiviteit & Respect? Vanzelfsprekend! 6.2 Meer kennis en kwaliteit = minder wangedrag 6.3 Good governance
30 30 31 32
7. Focus op gerichte groei 7.1 Een evenwichtiger ledenopbouw 7.2 Op weg naar 57 nieuwe verenigingen 7.3 Ruimte voor alle hockeyers 7.4 Open de poorten, denk multifunctioneel
34 34 36 37 38
8. Hockey midden in de samenleving 8.1 Een sociaal gezicht 8.2 De overheid als belangrijke partner 8.3 School & Onderwijs: een goede combinatie 8.4 De wijken in!
40 40 41 42 43
9. Sterke verenigingen 9.1 Ondersteuning in beleid 9.2 Minder regels en administratie, meer hockey 9.3 Gezond en fit het veld op
45 45 46 47
10. Optimale communicatie & sponsoring 10.1 Aandacht voor hockey 10.2 Partnerships voor de lange termijn
50 50 52
11. Financiën
54
1
11.1 Terugblik 11.2 Beleidsperiode 2009-2015 11.3 Prognose exploitatiekosten
54 55 56
2
1. VOORWOORD: SAMEN KLAAR VOOR DE TOEKOMST Groei van de hockeysport in Nederland. Daar draaide het om in de beleidsplannen van de KNHB vanaf 1995. En die groei die kwam er, sneller en omvangrijker dan verwacht. Inmiddels spelen er 210.000 hockeyers bij 313 clubs. Bij het bewerkstelligen van deze groei hebben de verenigingen een hoofdrol gespeeld, evenals de partners, sponsors en suppliers van de KNHB. Al veertien jaar zijn zij nauw betrokken bij het langetermijnbeleid van de KNHB, waarbij ze zich inzetten voor de verbetering van het Nederlandse hockey in de volle breedte. Zo bevordert Rabobank als sponsor van de nationale teams en de Rabo Hoofdklasse het Nederlandse tophockey, terwijl de lokale kantoren van de Rabobank zijn verbonden aan bijna 200 verenigingen. Shell Nederland heeft het jeugdhockey op alle fronten op een hoger plan gebracht, Volvo heeft zich jaren ingezet voor Veteranenhockey en richt zich sinds 1 januari 2009 op de nationale jeugdelftallen en de districtsselectieteams. Heineken ondersteunt verenigingen op het gebied van bar management. Ook maakt het biermerk samen de andere partners, sponsors en suppliers de organisatie van de (internationale) evenementen van de KNHB mede mogelijk. BDO CampsObers Accountants & Adviseurs stimuleert al jaren de professionalisering van de verenigingen en ondersteunt vanaf het seizoen 2009-2010 de arbitrage. Kwaliteit & Cultuur Nederland Hockeyland groeit en is volop in beweging. De KNHB staat voor de hockeysport als een teamsport voor jong en oud, voor topspelers en recreatiespelers, waarbij het goed functioneren van de verenigingen, het respect voor elkaar en de aandacht voor de wereld om ons heen belangrijke pijlers zijn. In de komende beleidsperiode legt de KNHB de nadruk op het bevorderen van kwaliteit en het behoud van de hockeycultuur. Het ledental groeit en het is een uitdaging voor zowel de KNHB als verenigingen om samen te zorgen dat elke hockeyer kan rekenen op een gekwalificeerde coach, trainer en scheidsrechters. Op een kwalitatief hoogstaande competitie waarbij iedereen op zijn eigen niveau kan uitkomen. Op een vereniging die meer biedt dan hockey alleen. Elke hockeyer in Nederland moet bovendien kunnen blijven rekenen op een sociale en veilige omgeving, waar aandacht is voor het respectvol omgaan met elkaar. Om deze cultuur ook in de toekomst te waarborgen, voert de KNHB samen met de verenigingen al jarenlang de campagne Sportiviteit & Respect. Steeds meer clubs, bestuurders, trainers, hockeyers en andere betrokkenen zien het belang hiervan in en zetten zich actief in om hockey leuk te houden. De acht kernpunten Samen. Het woord is hierboven al enkele keren gevallen. De KNHB - en daarmee doelen we op zowel bondsorganen als het bondsbureau in Nieuwegein als de zes districten - wil zich samen met de verenigingen ook de komende periode weer inzetten om de hockeysport verder te versterken. De voornaamste doelstellingen daarbij zijn verwoord in het Meerjarenbeleidsplan 2009-2015, dat nu voor u ligt. Dit is niet een plan waarin het draait om de KNHB. Het draait om ú, om de verenigingen. De clubs vormen de basis van het hockey in Nederland - en dus ook van dit Meerjarenbeleidsplan, waarvan we hieronder de kernpunten noemen. Hockeyactiviteiten op maat: De KNHB staat voor een leven lang hockey. Van jong tot oud, iedereen moet kunnen hockeyen op zijn eigen (ambitie)niveau. De KNHB zorgt voor een passend en kwalitatief e goed hockeyaanbod, zodat iedereen zijn eigen top kan bereiken. Of dit nu Heren 1 in de 3 klasse is of Meisjes B2. Ook biedt de KNHB samen met de verenigingen steeds meer flexibele hockeyvormen, zoals trimhockey. Er is voor elk wat wils. Hockey op wereldniveau: Het breedtehockey vormt de basis van tophockey. Andersom zorgen de prestaties van de tophockeyelftallen - zowel de nationale teams als op clubniveau - voor een stimulans van de gehele Nederlandse hockeysport en -beleving. Het is de taak van de KNHB om tophockey mogelijk te maken, waarbij Nederland structureel behoort tot de wereldtop. Goed hockey begint bij goed kader: Om iedereen tophockey op zijn eigen niveau te kunnen bieden, is goed kader nodig. En steeds meer kader, want het aantal hockeyers groeit. De KNHB zet zich actief in om te zorgen dat elk team wordt begeleid door gekwalificeerde trainers, coaches en scheidsrechters. Ook de kwaliteit van de vrijwilligers en betaalde krachten op de verenigingen is essentieel voor het leveren van een goed hockeyaanbod.
3
Behoud van de hockeycultuur: Hockey is een goed georganiseerde, populaire en succesvolle teamsport, die bereikbaar is voor iedereen in Nederland die in een sociale en veilige omgeving wil sporten. De campagne Sportiviteit & Respect richt zich op behoud van deze cultuur. Door het vergroten van bewustzijn, kennis van o.a. de spelregels en kwaliteit van de ondersteuning wordt het onwenselijk gedrag op en rondom het veld teruggedrongen. Focus op gerichte groei: Het aantal hockeyers is de laatste jaren spectaculair gestegen. Punt van zorg is echter dat deze groei niet evenwichtig heeft plaatsgevonden; veel clubs hebben veel jeugd en relatief weinig senioren. De focus ligt de komende jaren dan ook op het bewerkstelligen van een meer gerichte groei, vooral door extra aandacht te geven aan de bestaande seniorendoelgroepen en de grote groep 16/17/18-jarigen. Hockey midden in de samenleving: Steeds meer clubs zetten zich - in samenwerking met gemeente, buurt, onderwijsinstellingen en bedrijfsleven - in voor de samenleving. De kracht van de hockeysport, de KNHB en de 313 hockeyverenigingen wordt mede aangewend om de doelstellingen uit de Sportagenda 2012 en het Olympisch Plan 2028 van NOC*NSF en de nota ‘Tijd voor sport’ van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport te realiseren. Sterke verenigingen: De ondersteuning van de verenigingen is een van de kerntaken van de KNHB. De clubs vormen immers de basis voor de beoefening van de hockeysport en zijn onmisbaar bij het verwezenlijken van de doelen uit dit Meerjarenbeleidsplan. De KNHB biedt ondersteuning door middel van producten en aanbod. Het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ geeft alle verenigingen de mogelijkheid te excelleren. Optimale communicatie & sponsoring: De doelstellingen in dit Meerjarenbeleidsplan kunnen niet worden waargemaakt zonder de steun van de partners, sponsors en suppliers van de KNHB - zoals deze partijen ook de afgelopen veertien jaar een zeer belangrijke rol hebben gespeeld in de groei en versterking van de hockeysport in Nederland. Een goede communicatie is eveneens van belang, om de hockeysport in de volle breedte uit te dragen. Op naar 2015 Het Meerjarenbeleidsplan 2009-2015 vormt de leidraad voor het KNHB-beleid in de komende jaren. Daarnaast kan het elke hockeyvereniging in Nederland helpen bij het vaststellen van haar eigen koers, waarbij iedere club andere prioriteiten zal stellen. Waar voor de ene vereniging deskundigheidsbevordering van het technisch kader het belangrijkste speerpunt is, zal een andere club zich vooral richten op het uitbreiden van het seniorenbestand. Dit beleidsplan gaat niet alleen over de toekomst van het hockey in Nederland, maar ook over de toekomst van uw vereniging. Wij hopen dan ook dat dit document u niet alleen een goed beeld geeft van de ideeën, ambities en doelstellingen van de KNHB, maar dat het uw vereniging ook inspireert om na te denken over de vraag: waar willen wij staan in 2015? De KNHB denkt graag met u mee en helpt verenigingen hun ambities waar te maken.
Jan Albers Voorzitter KNHB
Johan Wakkie Directeur KNHB
Deze tekst is vanuit praktisch oogpunt geschreven in de mannelijke vorm. Overal waar de term ‘hockeyers’ staat vermeld, doelen we eveneens op hockeysters. Dit geldt tevens voor andere gebruikte mannelijke vormen.
4
2. INLEIDING: VAN ABCOUDE TOT ZWOLLE Verenigingen hebben vandaag de dag te maken met veel onderwerpen waar zij aandacht aan moeten besteden, zeker ook doordat de omgeving van de vereniging ingrijpend verandert. Tijd en geld gaan een steeds grotere rol spelen. Het belang van contact met de gemeente neemt toe. Daarnaast wordt landelijk beleid - zoals diversiteit, gezondheid en meer bewegen - neergelegd bij de sportverenigingen. Een andere ontwikkeling is dat veel clubs hun ledenbestand zien groeien, waardoor er meer behoefte is aan voldoende gekwalificeerd kader en extra velden om het toenemende aantal trainingen en wedstrijden te kunnen inplannen. Daarnaast hebben clubs steeds meer moeite om vrijwilligers te werven en te behouden. Kortom, hockeyverenigingen worden met steeds meer uitdagingen geconfronteerd, zodat het van groot belang is na te denken over de lange termijn. Hoe wil je er in 2015 voor staan? Wat voor soort vereniging wil je zijn? Hoe groot wil je zijn? Waar wil je groeien? Wat voor imago wil je uitstralen? Op welk niveau wil je spelen? Wat voor diensten wil je als vereniging aan de verschillende doelgroepen aanbieden? Om optimaal te kunnen inspelen op de ontwikkelingen in Nederland Hockeyland én in de wereld om ons heen, is het noodzakelijk het vizier nadrukkelijk op de toekomst te richten. Dit geldt uiteraard niet alleen voor de hockeyverenigingen maar ook voor de KNHB, die haar doelen voor de komende zes jaar heeft verwoord in het Meerjarenbeleidsplan 2009-2015 dat nu voor u ligt. Jaarlijks zal de KNHB de voortgang evalueren en eventuele aanpassingen in de Jaarplannen opnemen. Boven verwachting Het huidige beleidsplan is een logisch gevolg van de weg die is ingeslagen in 1995. Drie jaar voor het eeuwfeest van de KNHB en het Wereldkampioenschap voor dames en heren in Utrecht besloot het toenmalige bondsbestuur dat de tijd rijp was voor een weloverwogen op groei gerichte strategie. Wat volgde was een meerjarenbeleidsplan tot 2001, met als voornaamste speerpunten een gedegen verenigingsondersteuning en verbetering van de kwaliteit en het imago van de hockeysport. Het uitgangspunt was om tot het WK te zaaien en na 1998 te oogsten. En een flinke oogst werd het; het ledental van de KNHB groeide van circa 126.000 in het WK-jaar naar ruim 210.000 in 2009. Deze ledengroei heeft alle verwachtingen overtroffen. Tien jaar geleden zette de KNHB nog in op een ledental van 175.000 in 2010. Deze - inmiddels achterhaalde - prognose maakte deel uit van het Strategisch Plan 2010. Hierin had de KNHB in 1999 - in nauwe samenwerking met sponsor VODW Marketing - voor een periode van tien jaar een visie geformuleerd op de toekomst van het Nederlandse hockey, mede gebaseerd op trends en toekomstverwachtingen. Ledengroei en -behoud stonden centraal in het Strategisch Plan 2010. Aangezien al binnen enkele jaren een groot aantal doelstellingen uit het oorspronkelijke plan was gerealiseerd - met name ten aanzien van ledengroei - volgde in 2006 een herziene versie. In deze Strategische Visie 2015 wordt de focus verlegd van absolute groei naar gerichte groei. Veel verenigingen ontwikkelden immers een scheefgroei van het ledenbestand, als gevolg van een sterke toename van de (jongste) jeugd en het relatief achterblijven van het aantal senioren. De Strategische Visie 2015 vormt de basis van het Meerjarenbeleidsplan 2009-2015. Voor de verenigingen, door de verenigingen Het Meerjarenbeleidsplan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de verenigingen; van Abcoude tot Zwolle. Door het hele jaar heen krijgt de KNHB nuttige input van de clubs, bijvoorbeeld tijdens strategische sessies. Of door een telefoontje naar het bondsbureau op dinsdagochtend, van een vereniging die wil starten met LG-hockey. Of door een gesprek langs de lijn op zaterdag tussen een jeugdcoach en een medewerker van de KNHB. Van groot belang is ook het Nationaal Hockeycongres, waar de KNHB jaarlijks samenkomt met vertegenwoordigers van zo’n 170 verenigingen. Tegelijkertijd vindt het jongerencongres Hockey Sensation plaats, waar de KNHB van gedachten kan wisselen met actieve en betrokken jongeren uit jeugdbesturen uit het hele land. In januari 2009 heeft de KNHB in samenwerking met VODW Marketing twee extra strategische sessies belegd, waarbij 70 voorzitters van clubs uit het hele land zijn aangeschoven. Tijdens deze bijeenkomsten zijn de belangrijkste uitdagingen voor de komende jaren besproken, welke mogelijke oplossingsrichtingen er zijn en welke bijdrage de KNHB daarbij kan leveren. De uitkomsten hiervan, die zijn gebundeld in het document ‘Gericht groeien’, vormen een belangrijke leidraad voor dit beleidsdocument. Een andere rijke informatiebron vormt het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’, dat is uitgevoerd in samenwerking met KNHB-supplier TEN HAVE Change Management. Liefst 145 van de 313 verenigingen hebben deelgenomen aan dit onderzoek, dat inzicht geeft met welke vragen
5
verenigingen worstelen. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen vijf verenigingsprofielen. De indeling loopt van profiel 1 (hoofdklassenclub van meer dan 1.200 leden met een evenwichtige ledenopbouw, gelegen in een stedelijke omgeving) tot profiel 5 (middelgrote/kleine club in een dorpse e omgeving met een onevenwichtige ledenopbouw, uitkomend in de 4 klasse of zonder Dames 1/Heren 1 in de standaardklasse). Het boekje met de uitkomsten van het onderzoek, dat wordt verspreid onder alle clubs, geeft een beeld van de uitdagingen waarmee hockeyverenigingen worden geconfronteerd. Het biedt tevens een aantal aangrijpingspunten hoe met deze uitdagingen om te gaan. Uit het onderzoek zijn tien centrale vraagstukken af te leiden waar verenigingen voor komen te staan. De vraagstukken worden één voor één besproken, gelardeerd met praktijkvoorbeelden en citaten van geïnterviewde voorzitters met ervaring op genoemd terrein. Waar dat relevant is zal ook gerefereerd worden aan specifieke resultaten van het onderzoek.Tevens wordt beschreven hoe de KNHB de hockeyverenigingen in de toekomst behulpzaam wil zijn in het zich verder professionaliseren, door middel van het aanbieden van verschillende vormen van ondersteuning. Olympische ambities Bij het opstellen van dit Meerjarenbeleidsplan heeft de KNHB niet alleen gekeken naar de situatie en toekomstverwachtingen binnen het hockey, maar ook naar de ontwikkelingen in de landelijke sportwereld en politiek. Zo sluit de KNHB zich aan bij de centrale thema’s van de nota ‘Tijd voor sport’ van het ministerie van Volksgezondheid, Werkgelegenheid en Sport (VWS), te weten: gezond door sport, meedoen door sport, sport aan de top en samenwerken voor de sport. De Sportagenda 2012 van NOC*NSF kent vergelijkbare thema’s (meer mensen sporten een leven lang, Nederland bij de top 10 van de wereld en bonden ontwikkelen en verzilveren kansen), die eveneens een vertaalslag hebben gekregen in het KNHB-beleid. Denk bijvoorbeeld aan het ontwikkelen van een geschikt hockeyaanbod om meer doelgroepen in beweging te krijgen, het tophockeybeleid en de samenwerking met andere sportbonden, onder meer in het kader van het Masterplan Arbitrage en de campagne Sportiviteit & Respect. Een ander document waar de KNHB zich nadrukkelijk aan verbindt is het Olympisch Plan 2028 van NOC*NSF. Om kans te maken op het binnenhalen van de organisatie van de Olympische Spelen en Paralympische Spelen in 2028 zullen niet alleen de sportaccommodaties van Olympisch niveau moeten zijn, maar de hele Nederlandse samenleving. De KNHB onderschrijft en ondersteunt deze Olympische ambitie waar mogelijk, zoals verderop in dit Meerjarenbeleidsplan op de diverse terreinen zal worden verduidelijkt. De hockeywereld kan een bijdrage leveren om Nederland Sportland duidelijker op de kaart te zetten, waarbij het niet alleen om topsport draait maar om sport in de volle breedte. Van kleuter tot 60-plusser en van Abcoude tot Zwolle.
6
3. HOCKEYACTIVITEITEN OP MAAT Elk weekend worden er op ruim 300 verenigingen in Nederland meer dan 7.000 competitiewedstrijden e gespeeld; van de Jongste Jeugd tot de veteranen en van de Rabo Hoofdklasse tot de reserve 6 klasse. Het is de taak van de KNHB om te zorgen dat iedereen op zijn eigen niveau kan uitkomen in een kwalitatief goede, uitdagende competitie. Naast de reguliere competitie organiseren de KNHB en verenigingen alternatieve hockeyvormen; van Beach Hockey tot trimhockey en van bedrijfshockey tot knotshockey. Voor elke doelgroep - van jong tot oud - is er een aanbod op maat, voor een leven lang hockey. 3.1
Uitdagende competities
3.1.1 Hoofddoelstelling: De KNHB biedt elke hockeyer een kwalitatief goede competitie met voldoende uitdaging. De KNHB analyseert jaarlijks de veld- en zaalcompetitie op alle niveaus en zorgt voor een kwalitatief goede competitie. Belangrijk uitgangspunt is de piramideopbouw met een brede basis met zes à acht poules en een smalle top. De Rabo Hoofdklasse vormt de beste competitie. Tot en met de overgangsklasse streeft de KNHB een zo breed mogelijke instroom na. Meer piekmomenten: Om meer toeschouwers naar de velden te trekken en voor de teams een uitdagender competitie te bieden, wil de KNHB meer piekmomenten in het seizoen creëren; niet alleen in de Rabo Hoofdklasse en overgangklasse, maar ook in de lagere klassen. Denk bijvoorbeeld aan het invoeren van play-offs voor promotie/degradatie voor de onderste teams uit de overgangsklasse e en de topteams uit de 1 klasse. Uniformiteit: De KNHB streeft bij de zes districten, die elk een eigen competitieleider hebben, naar meer uniformiteit. Niet alleen op het vlak van competitieopbouw en poulegrootte, maar ook wat betreft het behandelen van (indelings)wensen (bijvoorbeeld alle teams tegelijk uit of thuis) en competitiemaatregelen (boetes, punten in mindering, etc.). Hoogwaardige C-competities: Met de landelijke competitie voor de A- en B-jeugd is een topcompetitie voor deze categorieën gewaarborgd. Ook de topteams in de C-categorie moeten in een uitdagende competitie kunnen uitkomen. In 2015 biedt elk district een kwalitatief hoogstaande competitie aan de C-jeugd. D-kampioenschappen: Vooralsnog worden de D-kampioenschappen op het veld en in de zaal overgelaten aan initiatieven van verenigingen. In overleg met deskundigen op dit terrein zal worden bekeken of meer inmenging van de KNHB gewenst is. 3.1.2 Doelstelling: Elke hockeyer kan uitkomen in een competitie die past bij zijn niveau en ambities. De KNHB onderzoekt mogelijke maatregelen om te waarborgen dat elk team op zijn eigen niveau kan uitkomen, zoals het invoeren van een herindeling bij de senioren (dit is al gebruikelijk bij de jeugd) en een versnelde instroommogelijkheid voor nieuwe teams. Zo bekijkt de KNHB in hoeverre mogelijkheden kunnen worden gecreëerd om te zorgen voor een zij-instroom van bijvoorbeeld talentvolle jeugd in de senioren of van goede hockeyers die lager willen gaan spelen. De KNHB zal verder de structuur van de reserveklassen nader evalueren met betrekking tot deelname van meerdere teams per vereniging. Bij dit onderzoek wordt ook betrokken in hoeverre de KNHB tot maatregelen moet komen om competitievervalsing te voorkomen op alle niveaus bij de jeugd en bij de senioren in de beslissende fase van de competitie.
7
3.2
Differentiatie van aanbod
De Strategische Visie 2015 onderscheidt de trend ‘sport: toenemende concurrentie’. Individualisering, welvaart en mondialisering leiden tot steeds grotere concurrentie voor teamsporten; mensen kiezen in toenemende mate voor sporten die zij kunnen uitoefenen op momenten waarop het hen zelf schikt. Een andere ontwikkeling is de groeiende populariteit van meisjes- en vrouwenvoetbal. De KNHB blijft dit volgen en brengt gevolgen voor de hockeysport in kaart. Om in deze tijden van groeiende concurrentie aantrekkelijk te blijven voor (potentiële) leden is een differentiatie van het hockeyaanbod gewenst. De KNHB onderzoekt, in samenwerking met de verenigingen, waar de uitdagingen en problemen liggen. Op basis van een analyse van het ledenbestand en de vastgestelde focusgebieden zal de KNHB bestaande bedieningsconcepten aanpassen of nieuwe concepten ontwikkelen. 3.2.1 Hoofddoelstelling: De KNHB en verenigingen bieden elke hockeyer een passende hockeyvorm. Hockey is geen one size fits all. Door het hockeyaanbod beter af te stemmen op de wensen van de leden stijgt de klanttevredenheid, waardoor voor de vereniging belangrijke leden binnen blijven en leden beter inzetbaar zijn voor kadertaken. Om dit te bereiken past de KNHB waar nodig competitievormen aan en worden nieuwe - veelal flexibele - hockeyvormen geïntroduceerd. De KNHB ontwikkelt concepten voor de verschillende doelgroepen en ondersteunt de clubs bij de uitvoering door middel van expertise, good practices en materialen. Tevens adviseert de KNHB op het gebied van marketing en het in kaart brengen van de bijbehorende kosten, wat de verenigingen kan helpen bij differentiatie van de contributie - bijvoorbeeld voor de categorie trimhockeyers. Leden zijn meer dan hockeyers: Voorwaarde om met succes een aanbod op maat te creëren is allereerst kennis van de opbouw van het ledenbestand. Ook is er inzicht vereist in de wensen en behoeften van de verschillende doelgroepen. Om dit in kaart te brengen is het noodzakelijk om vanuit verschillende hoeken naar hockeyers te kijken. Deze multifocale kijk richt zich onder meer op karakteristieken, rollen die vervuld kunnen worden, netwerk, inkomsten en omgeving. 3.2.2 Doelstelling: In 2015 is het hockeyaanbod flexibel verdeeld over ruimte en dagen. Jeugd op zondag: De KNHB biedt de mogelijkheid dat clubs - in overleg - ook op zondag kunnen spelen met de jeugd. Dit zal beter gecommuniceerd worden, evenals andere manieren waarop verenigingen een flexibeler aanbod kunnen creëren. Kleinere teams: De KNHB doet onderzoek naar de mogelijkheden van het spelen van wedstrijden met minder spelers per team op een aangepast veld. Bijvoorbeeld een 6x6 competitie, waarvoor meerdere teams op één locatie samenkomen. Meer interne competities: Hockey wordt traditioneel gespeeld tussen teams van twee verschillende clubs. Er ontstaan echter steeds meer initiatieven waarbij er sprake is van een flexibel (competitie)aanbod binnen de eigen verenigingen. De KNHB speelt hierbij een faciliterende en stimulerende rol. 3.3
De acht doelgroepen
3.3.1 Hoofddoelstelling: Via gerichte bedieningsconcepten kunnen verenigingen hun leden meer bieden, binden en betrekken bij de club. In de Strategische Visie 2015 onderscheidt de KNHB acht doelgroepen, van Kleuters (4-6 jaar) tot 60plussers. Per doelgroep is een analyse gemaakt van de wensen en mogelijkheden, waarbij is gekeken naar de karakteristieken van de doelgroep, de bijdrage die de groep kan leveren aan de vereniging en de omgevingsfactoren die een rol spelen. Deze analyse is vervolgens vertaald in een gericht aanbod per doelgroep. Met behulp van deze zogenoemde bedieningsconcepten is het mogelijk om voor de verschillende doelgroepen maatwerk te leveren. De KNHB zorgt voor het aanbod, de kennis en de informatie. De
8
verenigingen kunnen, na een analyse van het ledenbestand en het vaststellen van de eigen prioriteiten, uit deze ‘ruif’ pikken wat gewenst is. Onderstaand een overzicht van de acht doelgroepen met het bijbehorende hockeyaanbod en de voornaamste aandachtspunten. Kleuters (4-6 jaar) Aanbod: - Funkey, een lessenreeks gericht op 4- tot 7-jarigen in de wijken, op scholen en buitenschoolse opvang (BSO); - knotshockey; - andere hockeykennismakingspakketten voor in de wijken en op scholen. Aandachtspunten: - in principe worden er geen hockeygebonden activiteiten op de vereniging georganiseerd voor deze groep, tenzij clubs aangeven Funkey of knotshockey te willen introduceren als aanbod voor de allerjongste jeugd; - nadruk op het betrekken van de ouders. Jongere jeugd (6-12 jaar) Aanbod: - trainingsgroepen; - competitie (veld en zaal); - G- en LG-hockey; - rolstoelhockey; - Shell Schoolhockey. Aandachtspunten: - voortzetten van de schoolhockeyactiviteiten; - structureel aanbieden en organiseren van opleidings- en bijscholingsactiviteiten voor begeleiders; - nadruk op het betrekken van de ouders. Jeugd (12-18 jaar) Aanbod: - competitie (veld en zaal); - G- en LG-hockey; - rolstoelhockey; - Beach Hockey; - Shell Schoolhockey, met o.a. de Nationale Shell Schoolhockeycompetitie; - Nationale Shell Strafbalcompetitie. Aandachtspunten: - nadruk op behoud voor hockey; - uitbouwen van de schoolhockeyactiviteiten; - rol als trainer/coach, scheidsrechter, jeugdbestuur. Jong volwassenen (18-25 jaar) Aanbod: - competitie (veld en zaal); - 18+ competitie; - bedrijfshockey; - G- en LG-hockey; - rolstoelhockey; - studentenhockey; - Beach Hockey. Aandachtspunten: - onderzoek naar motieven en redenen van de doelgroep om te stoppen of switchen; - ontwikkelen van bedieningsconcept voor deze doelgroep; - nadruk op behoud voor hockey; - onderzoek naar mogelijkheid uitbreiding 18+ competitie;
9
Starters (25-35 jaar) Aanbod: - competitie (veld en zaal); - bedrijfshockey; - trimhockey; - G- en LG-hockey; - rolstoelhockey; - Beach Hockey. Aandachtspunten: - nadruk op behoud voor hockey; - meer betrekken bij verenigingstaken zoals trainer/coach, scheidsrechter, bestuur, commissie; - (verder) ontwikkelen van bedieningsconcepten voor deze doelgroep; - onderzoek naar mogelijke flexibilisering competities. Ouders (35-45 jaar) Aanbod: - (veteranen)competitie (veld); - bedrijfshockey; - trimhockey; - G- en LG-hockey; - rolstoelhockey. Aandachtspunten: - nadruk op werven en behouden voor hockey; - meer betrekken bij verenigingstaken zoals trainer/coach, scheidsrechter, bestuur, commissie. Masters (45-60 jaar) Aanbod: - veteranencompetitie (veld); - trimhockey. Aandachtspunten: - nadruk op behoud voor hockey; - meer betrekken bij verenigingstaken zoals trainer/coach, scheidsrechter, bestuur, commissie; - onderzoek naar mogelijke flexibilisering competities. 60-plussers Aanbod: - veteranencompetitie (veld) - knotshockey. Aandachtspunten: - meer aanbod creëren om deze doelgroep binnen te halen; - onderzoek naar mogelijke flexibilisering competities. 3.4
Op het veld, in de zaal en op het strand
Het hockeyassortiment kan worden onderverdeeld in door de KNHB georganiseerde competitievormen, clubgebonden activiteiten en toernooien en evenementen. Op de volgende pagina’s volgt een overzicht. 3.4.1 Veldhockey De KNHB organiseert een competitie voor de senioren, junioren en Jongste Jeugd - voor mannen en vrouwen, jongens en meisjes. De standaardcompetities, de westelijke reserve en veteranen hoofd-, overgangs- en 1e klasse en de landelijke en IDC-competities voor de jeugd worden door het bondsbureau georganiseerd. Alle andere competities worden geregeld door de zes competitieleiders
10
van de districten, die weer worden ondersteund door de districtskantoren. Hieronder vallen ook de midwinter- en de 18+ competitie. Flexibelere competitievormen: Zoals vermeld in paragraaf 3.2 (‘Differentiatie van aanbod’) onderzoekt de KNHB of er flexibelere competitievormen kunnen worden ontwikkeld. Een ander speerpunt is de uitbreiding van de 18+ competitie voor Jong Volwassenen. 3.4.2 Zaalhockey De KNHB continueert de huidige opzet van het zaalhockey voor senioren, junioren en Jongste Jeugd in de winterperiode. Er zal geen aparte zaalcompetitie tijdens het veldseizoen worden gestart, zoals bijvoorbeeld de KNVB-zaalvoetbalcompetitie die parallel loopt aan het veldvoetbalseizoen. In 2015 telt de KNHB 70.000 zaalhockeyers: In 2006 was voor 2015 ingezet op 55.000 zaalhockeyers. In 2009 zijn echter al zo’n 53.000 hockeyers actief in de zaal, zodat het doel is bijgesteld. De beoogde groei kan onder meer bereikt worden door het opstarten van zaalhockey in ‘witte vlekken’ gebieden door nieuwe verenigingen. In 2015 ligt het aandeel van de senioren in de zaal op 30%: In 2009 is de jeugd met 84% van de deelnemers oververtegenwoordigd bij het zaalhockey. De KNHB zet zich in om relatief meer senioren te laten deelnemen; voor deze groep kan zaalhockey een extra recreatieve hockeyvorm betekenen. Voor 2015 beoogt de KNHB dat het aandeel van de senioren is gestegen van 16% naar 30%. 3.4.3 Bedrijfshockey Het Olympisch Plan 2028 stelt dat bedrijfssport bevorderd dient te worden. Op een leuke, actieve, ontspannende en gezonde manier samen sporten bevordert de collegialiteit, gezelligheid, gezondheid en productiviteit - zo stelt het Plan. De KNHB onderschrijft dit en zet zich in voor een verdere ontwikkeling van het bedrijfshockey. Deze hockeyvorm biedt een extra mogelijkheid om de groep 18 tot 35 jaar te behouden voor de hockeysport. De wedstrijden worden niet wekelijks gespeeld en de teams zijn vaak uitgebreid, waardoor de verplichtingen minder groot zijn. Door het bedrijfshockey blijven deze hockeyers toch betrokken bij de sport, zodat ze makkelijker de stap terug naar het reguliere hockey maken als ze hier weer tijd voor hebben. In 2015 telt het bedrijfshockey 600 teams met 11.000 leden: Het aantal bedrijfshockeyteams is de laatste jaren gedaald, terwijl het aantal deelnemers stabiel is gebleven. In 2009 staat de teller op 500 teams met in totaal zo’n 8.000 bedrijfshockeyers. De beoogde groei kan worden gerealiseerd op de volgende wijzen: - het bedrijfshockey sterker positioneren, onder andere door een sponsor aan het bedrijfshockey te koppelen; - de huidige 18 regio’s versterken. De KNHB zal niet actief investeren in nieuwe regio’s, maar uiteraard wel steun bieden als er een initiatief is; - verenigingen stimuleren om rechtstreeks bedrijven te benaderen, eventueel in samenwerking met een sponsor die de KNHB hoopt te kunnen koppelen aan het bedrijfshockey. Op die manier hebben niet alleen de werknemers binding met de hockeysport, maar ook de bedrijven; - de gezelligheid bevorderen, onder meer door verenigingen te stimuleren om minimaal drie wedstrijden op een avond te organiseren en eventueel maaltijden aan te bieden; - het bedrijfshockey promoten door binnen de vereniging op zoek te gaan naar aanvoerders. De aanvoerder van een team speelt een belangrijke rol en het geniet de voorkeur als hij kennis heeft van hoe het er in de club aan toe gaat; - per regio het aanbod aanpassen aan de specifieke wensen en behoeften, bijvoorbeeld door het starten van een 6x6 competitie in de zomer. Toegankelijkheid vergroten voor niet-hockeyers: Door het organiseren van clinics per regio kunnen potentiële bedrijfshockeyers met weinig of geen hockeyervaring de basistechnieken opfrissen dan wel aanleren. Een dergelijke ‘stoomcursus hockey’ kan onervaren hockeyers over de streep trekken om zich aan te sluiten bij een bedrijfsteam. Ook trimhockey kan bedrijfshockey stimuleren door de trainingsmogelijkheden die de eerstgenoemde hockeyvorm biedt.
11
Communicatie en ondersteuning vanuit de KNHB: De KNHB verzorgt een nieuwsbrief voor de aanvoerders, verbetert de bedrijfshockeywebsite en stimuleert regiocoördinatoren gebruik te maken van Sportlink, zodat de uitslagen en standen snel terug te vinden zijn op knhb.nl. De KNHB continueert de ondersteuning aan organiserende verenigingen, met onder meer het bedrijfshockeyhandboek en promotiefolders voor verenigingen, regiocoördinatoren en aanvoerders. 3.4.4 Alternatieve competities De KNHB juicht initiatieven van clubs toe om bijvoorbeeld een zomer- of avondcompetitie te organiseren. Bij voldoende draagvlak kan de KNHB overwegen de betreffende hockeyvorm structureel op te nemen in het aanbod. 3.4.5 G- en LG-hockey Hockey is voor iedereen, dus ook voor mensen met een beperking. Steeds meer verenigingen nemen op dit vlak hun verantwoordelijkheid en starten een G- of LG-afdeling. Deze moet op termijn net zo vanzelfsprekend worden op de club als bijvoorbeeld de veteranenafdeling of de Jongste Jeugd. De KNHB beoogt dat in 2015 80 verenigingen een afdeling G-hockey hebben en 20 een afdeling LGhockey: In 2009 telt het G-hockey 53 actieve verenigingen, tegenover 11 bij het LG-hockey. De beoogde toename van het aantal clubs zal het op termijn mogelijk maken om in de competitie te differentiëren op basis van leeftijd of (ontwikkelings)niveau. Om de groei richting 2015 te bewerkstelligen voert de KNHB geen actief wervingsbeleid. (L)G-hockey heeft baat bij verenigingen die voor langere tijd een commitment willen aangaan en binnen de club en met name binnen het vrijwilligerskader - op een groot draagvlak kunnen rekenen. Als enthousiaste clubs die voldoende continuïteit kunnen bieden zich melden bij de KNHB, worden zij op alle fronten ondersteund. Zo is er een uitgebreid pakket ontwikkeld met onder meer een stappenplan voor startende verenigingen en een dvd. Aanpak en activiteiten meer zichtbaar maken: G- en LG-hockey groeien. Het aantal deelnemers neemt toe en er staan steeds meer activiteiten op de hockeykalender, die echter nog vaak onvoldoende belicht worden. De KNHB wil G- en LG-hockey zichtbaarder maken, bijvoorbeeld door er aandacht aan te besteden op het Nationaal Hockeycongres, op de website, tijdens evenementen of in de verenigingsnieuwsbrief. Ook voor verenigingen is het een uitdaging om hun (L)G-afdeling meer in beeld te brengen. Niet alleen richting de eigen leden en omgeving, maar vooral ook richting ouders van kinderen met een beperking - zodat deze weten dat hun kind op de betreffende vereniging terecht kan. Kwaliteitsimpuls trainers en spelleiders: Er worden specifieke vaardigheden en competenties verwacht van de vrijwilligers die deze groepen begeleiden. De KNHB biedt de trainers en spelleiders workshops aan (zowel theorie als praktijk) en zet in op een kwaliteitsslag op het gebied van opleiding door onder meer langere cursussen, meer aandacht voor de cursist en een omscholing van docenten. De KNHB blijft de ondersteuning en opleidingen evalueren en onderzoekt de mogelijkheid tot het jaarlijks organiseren van een seminar voor begeleiders van het G- en LG-hockey. Opzetten seniorencompetitie: Het overgrote deel van de (L)G-hockeyers is onder de 18 jaar. Als zij ouder worden, zou het een natuurlijke - en wenselijke - ontwikkeling zijn om een aparte competitie voor senioren op te zetten. De huidige groep is hiervoor momenteel nog te klein.
12
3.4.6 Rolstoelhockey In 2015 zijn alle rolstoelhockeyverenigingen succesvol geïntegreerd binnen de reguliere hockeyclubs: Gehandicaptensport Nederland (voorheen NebasNSG) wil sporten voor mensen met een beperking bij de reguliere sportbonden onderbrengen. De KNHB neemt daarbij haar verantwoordelijkheid en ondersteunt het proces om de rolstoelverenigingen een plek te geven binnen de reguliere hockeyclubs. Bij een aantal verenigingen is deze integratie inmiddels al succesvol afgerond. In 2015 zijn er 1.000 rolstoelhockeyers actief op 40 (reguliere) hockeyverenigingen: In 2009 ligt dit aantal nog op 600 rolstoelhockeyers bij 35 verenigingen. De KNHB stimuleert de beoogde groei door de verenigingen ondersteuning te bieden op alle vlakken; van opleidingen tot ledenadministratie en werving. 3.4.7 Trimhockey In 2015 beoefenen 20.000 senioren trimhockey: Trimhockey groeit sterk. In 1998 waren er 7.500 trimhockeyers, in 2006 inmiddels 10.000 en in 2009 staat de teller op 13.000 deelnemers. Trimhockey is een belangrijke hockeyvorm die bijdraagt aan de instroom van nieuwe hockeyers, de doorstroom richting (veteranen)competities en de uitstroom van competitiehockeyers die op zoek zijn naar een flexibeler hockeyvorm. Veel verenigingen werven onder trimhockeyers met succes nieuwe kaderleden en vrijwilligers. Handboek: De KNHB brengt in samenwerking met de stuurgroep trimhockey de wensen en behoeften van trimhockeyers en trainers in kaart. Aan de hand hiervan stelt de KNHB een handboek op ter ondersteuning van verenigingen en trainers. Dit handboek is gereed in zomer 2009. Trimhockeycultuur: Trimhockeycultuur: Trimhockey is in oorspronkelijk bedoeld voor mannen en vrouwen vanaf 35 jaar die weinig ervaring hebben met hockey. Op een laagdrempelige en vrijblijvende manier kunnen ze via trimhockey het spelletje leren. De laatste jaren ontdekken ook steeds meer oudhockeyers deze hockeyvariant, hiermee wordt de doelgroep steeds diverser. Het is van belang dat de oorspronkelijke waarden en het karakter van het trimhockey - gezelligheid, vrijblijvendheid en flexibiliteit - in stand worden gehouden. 3.4.8 Knotshockey Een van de doelstellingen van het Olympisch Plan 2028 is dat er een passend sportaanbod gerealiseerd wordt om ouderen (weer) aan het sporten te krijgen. De KNHB draagt hieraan bij door het organiseren van knotshockey, een sociale en veilige sport voor ouderen vanaf 50 jaar. Hockeyervaring is niet nodig voor deze hockeyvorm die buiten wordt gespeeld met een zachte knots en een bal. In 2015 wordt op meer dan 30 verenigingen structureel knotshockey gespeeld: De KNHB biedt clubs ondersteuning door middel van een informatiepakket (stappenplan, folder en dvd) en kennis over hoe de vereniging deze doelgroep kan bereiken. Hiervoor onderhoudt de KNHB intensief contact met regionale sportraden, sportservice.net en verschillende oudereninstanties. Daarnaast organiseert de KNHB demonstraties om meer verenigingen te interesseren voor deze hockeyvorm voor de doelgroep 60-plussers. Tevens worden clubs gestimuleerd om na te denken over mogelijke combinaties, bijvoorbeeld door een slotdag te organiseren voor de Jongste Jeugd waar kinderen met hun opa’s en oma’s een potje knotshockey kunnen spelen. Om meer mensen kennis te laten maken met knotshockey worden jaarlijkse bijeenkomsten georganiseerd voor ouderen, verenigingen, sport-/gemeenteraden, oudereninstanties, media en andere geïnteresseerden. Daarbij streeft de KNHB naar gecombineerde bijeenkomsten met interlands of andere evenementen. Knotshockey voor 4- tot 6-jarigen: Niet alleen voor ouderen maar ook voor 4- tot 6-jarigen is knotshockey een geschikte hockeyvorm. Kinderen van deze leeftijd kunnen nog niet op hockey. Om deze doelgroep toch alvast op een speelse manier te laten kennismaken met de sport, organiseren enkele verenigingen knotshockeyactiviteiten. Het is per club afhankelijk wat de mogelijkheden zijn op deze hockeyvorm voor 4- tot 6-jarigen toe te voegen aan het bestaande aanbod. Zo dient de club te beschikken over voldoende veldruimte en kader. 3.4.9 Beach Hockey Beach Hockey trekt steeds meer deelnemers. In 2015 is er een aanbod op verschillende niveaus, bestaand uit een topcompetitie (Pro League) met een finaledag in Scheveningen, recreatieve
13
toernooien (Beach Hockey Tour) en een Nederlands kampioenschap voor de jeugd. Daarnaast is het Nederlandse Beach Hockey vertegenwoordigd tijdens activiteiten op internationaal niveau. Een ander streven is dat steeds meer verenigingen een Beach Hockey-toernooi organiseren en een Beach Hockey-team oprichten. 3.4.10 Schoolhockey De KNHB zet de Shell Nationale Schoolhockeycompetitie voort. Na voorronden op zo’n vijftig verenigingen in het hele vindt jaarlijks de finaledag plaats in en rond het Wagener Stadion. Zie voor andere schoolhockeyactiviteiten paragraaf 8.3. 3.4.11 Five- en six-a-side en clinics Five- en six-a-side zijn geschikte hockeyvormen om wedstrijdjes te spelen tijdens toernooien en evenementen, bijvoorbeeld een clubjubileum of de jaarlijkse sportdag van de gemeente. De KNHB beschikt over een set balken die verenigingen, gemeenten en andere partijen kunnen huren. Een ander aansprekend evenement voor (potentiële) jeugdleden is een clinic met een international of een hoofdklassespeler. Verenigingen kunnen deze clinic boeken bij de KNHB.
14
4. HOCKEY OP WERELDNIVEAU Het is de taak van de KNHB om tophockey mogelijk te maken, waarbij Nederland structureel behoort tot de wereldtop. Hoogwaardige inhoudelijke programma’s, goede samenwerking met verenigingen en optimale randvoorwaarden zijn hiervoor essentiële ingrediënten. De KNHB wil met de nationale teams niet alleen optimaal presteren op internationale toernooien, maar ook een belangrijke rol spelen in de organisatie hiervan - met het binnenhalen van de organisatie van het Wereldkampioenschap voor dames en heren in 2014 als voornaamste doel. De tophockeyvisie van de KNHB sluit aan bij de topsportambitie uit het Olympisch Plan 2028, namelijk dat Nederland in 2016 een vruchtbaar topsportklimaat heeft waarin sporters optimaal kunnen presteren. Daarnaast bezet Nederland structureel een top 10 positie op de diverse wereldranglijsten. Om deze doelstellingen te bereiken, moet een optimale omgeving worden ingericht met goede faciliteiten en begeleiding. Ook het creëren van een topsportcultuur en het professionaliseren van topsportprogramma’s zijn voorwaarden voor succes. NOC*NSF zorgt voor optimale randvoorwaarden voor sportbonden om hen te helpen de topsport in Nederland op een hoger plan te brengen. Denk bijvoorbeeld aan het stimuleren van talentontwikkeling, het ondersteunen van coaches en het leveren van financiële steun voor de ontwikkeling en uitvoer van programma’s. Daarnaast levert NOC*NSF ondersteunende faciliteiten voor de individuele topsporter, onder meer op het gebied van studie/werk en inkomen. 4.1
Structureel aan de top
4.1.1 Hoofddoelstelling: De KNHB maakt tophockey mogelijk, waarbij Nederland structureel behoort tot de wereldtop. De prestaties van de nationale elftallen zijn van belang voor de gehele Nederlandse hockeywereld. Successen zorgen immers voor veel media-aandacht, passieve recreatie voor veel toeschouwers en een positief imago van de hockeysport, wat bij goede ondersteuning van de verenigingen kan leiden tot ledenwinst en -behoud. Hieronder de doelstellingen voor de nationale elftallen voor de periode tot 2015. Nederlands XI Dames en Heren: Het continu behalen van resultaat is van primair belang. Europees kampioen worden in 2009 (Amstelveen) en in 2011, 2013 en 2015 is de doelstelling. Een tweede plaats bij de dames en een plaats bij de eerste drie voor de heren is acceptabel. Wereldkampioen worden in 2010 in New Delhi (heren) en Rosario (dames) en in 2014 is de doelstelling. Olympisch kampioen worden in Londen in 2012 is de doelstelling. Een plaats bij de eerste vier (dames en heren) is bij beide evenementen acceptabel. Nederlands XI zaalhockey Dames en Heren: Het continu behalen van resultaat is van primair belang. Europees kampioen worden in Almere (heren) en in Duitsland (dames) in 2010 en in 2012 en 2014 is de doelstelling. Een plaats bij de eerste drie is acceptabel. Wereldkampioen worden in 2011 (Poznan) en in 2015 is de doelstelling. Een plaats bij de eerste drie is acceptabel. Jong Oranje Dames: Bij de Europese kampioenschappen in 2010, 2012 en 2014 is het doel een plaats bij de eerste drie en bij de Wereldkampioenschappen in 2009 (Boston) en in 2013 een plaats bij de eerste vier. Jong Oranje Heren: Bij de Europese kampioenschappen in 2010, 2012 en 2014 is het doel een plaats bij de eerste drie en bij de Wereldkampioenschappen in 2009 (Singapore) en in 2013 een plaats bij de eerste zes. Meisjes en Jongens A en B: Het doel is het opleiden en voorbereiden van spelers voor het EK in 2009 (Nivelles), in 2011, 2013 en 2015 voor Jongens en Meisjes A en in 2010, 2012 en 2014 voor Jongens en Meisjes B. Daarnaast is het doel om spelers op te leiden en voor te bereiden voor de Jeugd Olympische Spelen in Singapore in 2010. Het EK in Nivelles in 2009 dat als kwalificatie geldt, wordt benaderd met de doelstelling die staat omschreven voor de EK’s. Plaatsing voor de Jeugd Olympische Spelen is daarnaast nog afhankelijk van nominatie door NOC*NSF. 4.1.2 Doelstelling:
15
De KNHB zorgt voor hoogwaardige inhoudelijke programma’s. De eisen die gesteld worden aan de technische, tactische, fysiek/conditionele en mentale vaardigheden van spelers worden steeds hoger. Ook start de talentontwikkeling op steeds jongere leeftijd (de visie van de KNHB hierop staat beschreven in het Tophockey Meerjaren (Opleidings)plan). Dit vraagt om een nauwgezette, specifieke en effectieve opleiding en begeleiding en om een programma dat optimaal is qua omvang en kwaliteit; zowel bij het nationale team als bij de club. Specialismen stimuleren en ontwikkelen: De KNHB legt veel nadruk op specifieke trainingen voor onder meer spitsen, keepers, verdedigers en cornermensen (zowel de aangever als de sleper/slagman). Dit gebeurt niet alleen bij het Nederlands Elftal, maar ook bij de jeugdteams op nationaal en districtsniveau. Tevens worden specialisten(trainers) ingezet op het vlak van loopscholing, mentale begeleiding en voeding. Speciale aandacht voor Jong Oranje Heren en Dames: Internationaal zijn de prestaties van Jong Oranje Heren de laatste jaren achtergebleven en spelers hebben in vergelijking met de dames soms moeite om op clubniveau snel aansluiting te vinden. Op basis van het Meerjarenopleidingsplan optimaliseert de KNHB het programma voor deze groep, in samenwerking met de clubs, onder meer door een intensievere begeleiding, meer trainingsarbeid en meer internationale contacten. Het uiteindelijke doel, ook voor de dames: een doorstroom van drie tot vijf talenten naar het Nederlands Elftal per Olympische cyclus. Niveauverhoging van de Jong Oranje-teams is noodzakelijk voor een goede doorstroming; ditzelfde geldt voor de overstap van de nationale jeugdteams naar Jong Oranje. 4.1.3 Doelstelling: De KNHB zet in op een verhoging van het niveau van de districtsteams. Het talentontwikkelingsprogramma van de KNHB pakt talenten op vanaf 11-12 jaar, als talentvolle jeugd wordt geselecteerd voor de districtsselecties. Het verbeteren van de kwaliteit bij deze teams heeft een tweeledig positief effect. Spelers worden beter voorbereid op de overstap naar de nationale jeugdteams die profiteren van beter opgeleide spelers. Aan de andere kant wordt ook het niveau van het jeugdhockey bij de verenigingen mede gestimuleerd door het verbeteren van de kwaliteit bij de districtsteams. Specialismen ontwikkelen: Evenals bij nationale elftallen en het Opleidingsteam Meisjes en Jongens A (landelijk karakter, leeftijd vanaf 15 jaar; 1 jongens- en 1 meisjesteam) is er ook bij de districtsteams in toenemende mate specialistische aandacht voor keepers, spitsen, loopscholing, etc. Niveau technisch kader: De kwaliteit van de districtscoaches wordt actief beïnvloed door het aanbieden van meer begeleiding en specifieke bijscholingsactiviteiten. De KNHB stelt bij voorkeur trainers aan die minimaal een cursus op niveau 4 hebben gevolgd (voorheen Trainer Coach B). DOD voor C-team: De districtsteams voor Jongens en Meisjes C (leeftijd 11, 12 jaar) waren trainingsgroepen, maar deze zullen vanaf seizoen 2009-2010 ook deelnemen aan de Volvo Districts Ontmoetings Dagen. 4.1.4 Doelstelling: De KNHB werkt optimaal samen met de verenigingen. Handhaving van de internationale toppositie vergt niet alleen een (permanente) niveaustijging van de nationale teams, maar ook een niveaustijging in de rest van de topsportlijn. Voorkomen moet worden dat een kloof ontstaat tussen de (inter)nationale top en het (top)hockey op de verenigingen. De KNHB streeft een gezonde piramide met het Nederlands Elftal als top. Tophockey en breedtehockey: Een belangrijk uitgangspunt is dat tophockey een nadrukkelijk onderdeel dient te blijven van het clubhockey. Een goede jeugdopleiding op de verenigingen en een sterke landelijke clubcompetitie zijn immers van essentieel belang voor het functioneren van de nationale teams. Hierin onderscheidt de KNHB zich van een aantal andere toplanden en sporten in Nederland, die ervoor gekozen hebben om de nationale teams separaat te laten functioneren. Samenwerking: Contact tussen de verenigingen en de KNHB/nationale teams is vereist op onder meer de volgende vlakken: - medische begeleiding;
16
- ontwikkeling van de international en het afstemmen van de trainingsinhoud; - goede samenwerking met de Hockey Hoofdklasse cv (HHcv) voor het optimaal invullen van de randvoorwaarden die nodig zijn om zowel op clubniveau als bij het Nederlands Elftal topprestaties te leveren; - overleg over de inzetbaarheid van coaches en trainers die zowel voor de KNHB werken als voor een club. 4.1.5 Doelstelling: De KNHB organiseert de sterkste clubhockeycompetitie van de wereld. De KNHB dient, in samenwerking met de HHcv, optimale voorwaarden te scheppen zodat de Rabo Hoofdklasse de beste competitie in de wereld blijft. Ook de jeugdcompetities moeten voldoende uitdagend zijn. Spannende competitie: De competitie moet voldoende spanning garanderen voor zowel spelers als toeschouwers. De KNHB zal continu de competitieopzet en play-offs evalueren en waar nodig aanpassen. Factoren die van invloed zijn binnen de Rabo Hoofdklasse worden cijfermatig onderbouwd (bijvoorbeeld ten aanzien van het aantal buitenlanders of de doorstroom van jeugdspelers) om de kwaliteit van deze competitie te garanderen. Samenwerking met de HHcv: De snelle ontwikkelingen en professionalisering in de top van de hockeywereld hebben de hoofdklassenclubs doen besluiten om een organisatie op te richten. De KNHB vindt dit een positieve ontwikkeling en wil in samenwerking met de HHcv de hockeysport nationaal en internationaal op een hoog niveau houden. Daarbij zijn de prestaties van de nationale teams van het allergrootste belang; deze versterken het hele Nederlandse hockey. De KNHB stimuleert dat de HHcv geen geïsoleerde organisatie wordt, maar dat de hoofdklassenclubs binding blijven houden met de andere verenigingen en dat de verenigingsstructuur behouden blijft. Ontwikkelen licentiemodel: In overleg met de verenigingen uit de Rabo Hoofdklasse wordt gekeken naar het mogelijk inrichten van een licentiesysteem. Thema’s hierbij zijn onder meer een transferperiode, buitenlandse spelers in de Rabo Hoofdklasse, het instellen van een arbitragecommissie, opleidingsvergoedingen voor verenigingen, verzekeringen, etc. 4.1.6 Doelstelling: De KNHB organiseert een sterke zaalhockeycompetitie. Veldinternationals van Jong Oranje en het Nederlands Elftal nemen in principe niet deel aan de activiteiten van de nationale zaalhockeyteams met het oog op de drukke (internationale) hockeyagenda. Als uitvloeisel hiervan zullen veel internationals niet deelnemen aan de zaalhockeycompetitie. De samenstelling van de selectie van het Nederlands zaalhockey Elftal zal in principe plaatsvinden door het selecteren van de beste spelers uit de Rabo Hoofdklasse Indoor. De KNHB zet zich actief in om de kwaliteit van deze competitie te waarborgen. 4.1.7 Doelstelling: De KNHB stimuleert en bevordert de kwaliteit van het kader; niet alleen op topniveau maar ook bij het breedtehockey op de verenigingen. Het handhaven en verder ontwikkelen van de kwaliteit van het technisch en begeleidend kader is van essentieel belang voor het blijven leveren van prestaties. Trainersopleidingen: Kwalitatief goed kader op verenigingsniveau is een voorwaarde voor een optimale talentontwikkeling. Het doel is om trainersopleidingen toegankelijker te maken, om zo meer gekwalificeerd kader te krijgen. Kennisoverdracht: Kennis uit de top wordt maatwerkgericht vertaald naar de onderliggende niveaus; via bondscoaches naar nationale jeugdbondscoaches, die zorgen weer voor kennisoverdracht naar de districtstrainers en vervolgens naar trainers en begeleiders van jeugdteams van de verenigingen. De uitwisselbaarheid van kennis dient meer aandacht te krijgen, waarbij de relatie tussen de teams moet worden versterkt. Bijscholing: Bij de scholing van (potentiële) toptrainers en -coaches is ook aandacht voor aspecten als communicatie, management, presentatie, mentale begeleiding en fysiologische ontwikkelingen. Een andere vorm van opleiding/bijscholing die om aandacht vraagt, is het door de bondscoaches dan wel
17
ander topkader laten bezoeken van internationale topevenementen. Het volgen van de ontwikkelingen in de andere tophockeylanden is zowel leerzaam als noodzakelijk. De KNHB gaat een internationale benchmark uitvoeren hoe hockey in andere landen is gepositioneerd, hoeveel geld er in omgaat, hoe de opleidingen en randvoorwaarden geregeld zijn, etc. Assessment: Voor de doelgroep topkader nationaal is de KNHB gestart met een assessmentprogramma waarbij een analyse van de coaches wordt gemaakt. Aansluitend krijgen zij een scholingsprogramma aangeboden. Aandacht voor Sportiviteit & Respect: De KNHB biedt workshops aan de coaches en trainers aan, die op dit vlak een voorbeeldfunctie hebben voor jeugdspelers. De KNHB ziet het als haar taak om de coaches en trainers hierin behulpzaam te zijn en zo een bijdrage te leveren om het hockey binnen en buiten de lijnen sportief te houden. In het programma ‘Samen voor Sportiviteit & Respect’ is een van de onderdelen speciaal gericht op onder andere coaches en trainers. 4.1.8 Doelstelling: Nederlandse clubteams behoren tot de Europese top. De Euro Hockey League (EHL), een initiatief van Pro Sport en de Europese hockeybond EHF, moet in 2015 een florerende competitie zijn voor zowel de mannen als de vrouwen. De KNHB ondersteunt, als lid van de EHF, deze doelstelling waar mogelijk. De Nederlandse clubteams presteren structureel op topniveau, niet alleen in de EHL maar ook in de Europese Indoorcompetitie. 4.2
Topfaciliteiten voor topprestaties
4.2.1 Hoofddoelstelling: De KNHB zorgt voor optimale randvoorwaarden waardoor het Nederlandse hockey topprestaties kan leveren. Wil je op topniveau sporten, dan moeten de randvoorwaarden goed geregeld zijn. Van optimale trainings- en wedstrijdfaciliteiten tot een goede combinatie van sport en studie of werk. 4.2.2 Doelstelling: De KNHB ondersteunt spelers om naast hun sport ook andere ambities te ontwikkelen. Een belangrijk kenmerk van de hockeysport is de maatschappelijke ontwikkeling van topspelers, ook naast het hockey. De KNHB biedt spelers van de nationale jeugdelftallen, Jong Oranje en het Nederlands Elftal begeleiding en ondersteuning op dit vlak, onder meer bij het zoeken naar stageplaatsen of werk. Het verruimen van de studieregelingen blijft eveneens een punt van aandacht. Vooral op het niveau van Jong Oranje blijkt de combinatie studie/hockey in sommige gevallen lastig te maken.
18
4.2.3 Doelstelling: Elke hoofdklassenclub heeft in 2015 tribunefaciliteiten. Dit kan variëren van een stadion tot een (overdekte) lange zijde. Het Wagener Stadion, dat in de huidige staat niet meer voldoet, moet in 2015 zijn vervangen door een nieuw stadion waarmee Nederland internationaal kan concurreren. Dit stadion, dat zo’n veertig jaar meekan en wordt bespeeld door de drie clubs in het Amsterdamse Bos, is geschikt voor WK’s en eventueel de Olympische Spelen van 2028. De ontwikkeling van het vernieuwde Wagener Stadion sluit aan bij de ruimtelijke ambitie, die als volgt is verwoord in het Olympisch Plan 2028: Nederland is in 2028 een land met een goed leefklimaat, voldoende sportaccommodaties en een goede mobiliteit, zodat het organiseren van de Olympische en Paralympische Spelen nog beter mogelijk is. 4.2.4 Doelstelling: Alle nationale teams trainen vanaf het seizoen 2010-2011 op één locatie. Doordat veel verenigingen de eigen velden nodig hebben voor clubtrainingen, is er voor de nationale elftallen een gebrek aan gunstig gelegen, beschikbare trainingsaccommodaties. De KNHB wil vanaf het seizoen 2010-2011 met alle landelijke teams (van het Opleidingsteam A tot en met het Nederlands Elftal) trainen op één centrale plek. Het is hier mogelijk faciliteiten (medisch, fysiek, kracht, studie) te bundelen, het contact tussen de teams te versterken en het inzetten van specialistentrainers voor meerdere teams te vereenvoudigen. 4.2.5 Doelstelling: De KNHB investeert in betere begeleiding en bijscholing van de toparbitrage. Internationale scheidsrechters: In 2010 is er voor scheidsrechters die internationaal gaan fluiten een plan klaar voor persoonlijke begeleiding op communicatief, fysiek, mentaal en cultureel vlak. Bij deze bijeenkomsten kunnen ook deskundigen als een diëtiste en looptrainer worden uitgenodigd. Wat betreft de Nederlandse afvaardiging van internationale scheidsrechters zet de KNHB voor 2015 in op een stijging bij de mannen van 6 naar 8 en bij de vrouwen van 4 naar 6. Met het oog op de steeds drukkere internationale agenda is uitbreiding wenselijk. Toparbitrage nationaal: De landelijke top is verdeeld in drie groepen, waarvoor jaarlijks gezamenlijke bijeenkomsten worden georganiseerd. De KNHB gaat echter een meer gedifferentieerde bijscholing ontwikkelen, met aparte bijeenkomsten voor de A-groep die in de hoofdklassencompetitie en tijdens de play-offs fluit. 4.2.6 Doelstelling: De KNHB stimuleert innovaties en volgt ontwikkelingen op dit vlak. Details kunnen het verschil maken in topsport. De KNHB is dan ook constant alert op nieuwe ontwikkelingen, onder meer via de samenwerking met TNO en InnoSportNL. De KNHB investeert waar nodig in nieuwe materialen in het kader van veiligheid en prestatie; van hoofdbeschermers en gelaatsmaskers tot warmte- en koudevesten en ijsbaden. Verder neemt de KNHB ook regelmatig deel aan innovatieprojecten, zoals een GPS-systeem om spelers te volgen en lengte sticks (customised hockeystick). 4.3
Internationale invloed
4.3.1 Hoofddoelstelling: De KNHB neemt niet alleen deel aan internationale toernooien, maar speelt ook een belangrijke rol bij de organisatie hiervan. De KNHB wil de sterke internationale positie van Nederland, de goede prestaties van de nationale teams en de grote organisatiekracht inzetten om de komende jaren meer hockeyevenementen naar Nederland te halen. Dit sluit aan bij de ambitie uit het Olympisch Plan 2028 dat Nederland in 2016 wereldwijd bekendstaat om zijn grote ambitie en talent voor het organiseren van grote sport- en culturele evenementen. Het doel van NOC*NSF is om tussen 2009 en 2020 in een grote diversiteit van sporten 130 EK’s en WK’s te organiseren (ruim 60% meer dan in de voorgaande periode), waarbij een hoger percentage van de bevolking een of meer topsportevenementen bezoekt.
19
4.3.2 Doelstelling: De KNHB organiseert jaarlijks een internationaal topevenement. De KNHB streeft ernaar om eens in de twee jaar een aansprekend titeltoernooi te organiseren. In de zomer 2009 is Nederland gastheer voor het Europees kampioenschap voor dames en heren, in 2010 voor het Europees kampioenschap Zaalhockey voor heren. In de jaren 2010, 2011, 2012 en 2013 streeft de KNHB ernaar om de organisatie van minimaal twee Champions Trophy’s te verkrijgen. In de jaren dat de KNHB geen groot titelevenement organiseert, is Nederland gastheer van een eigen internationaal invitatietoernooi. Ook voor de nationale jeugdselecties en Jong Oranje verzorgt de KNHB met regelmaat de organisatie van een internationaal evenement. 4.3.3 Doelstelling: De KNHB organiseert in 2014 het Wereldkampioenschap voor dames en heren. Het binnenhalen van de organisatie van het dubbel WK in 2014 is een zeer belangrijk speerpunt. De KNHB ondersteunt de Olympische ambitie van 2028 en wil het WK 2014 aangrijpen in de opbouw naar Nederland Sportland. Het doel is om het Wereldkampioenschap breder te trekken dan (top)hockey alleen, door ook aandacht te besteden aan het opleiden van coaches en arbitrage en het in beweging krijgen van kinderen uit diverse groepen van de samenleving. De KNHB beoogt het effect van het WK voor dames en heren in 1998. Dit succesvolle toernooi dat werd gespeeld in het stadion van FC Utrecht leidde tot veel media-aandacht, een versterking van het positieve imago van hockey en een spectaculaire groei van het ledental. 4.3.4 Doelstelling: De KNHB zet zich in voor het internationaal versterken van de hockeysport en het vergroten van de Nederlandse invloed binnen het internationale speelveld. Vertegenwoordiging in FIH/EHF: De KNHB wil als bond een rol van betekenis spelen in de FIH (Wereldhockeybond) en EHF, wat tevens van belang is in het kader van het Olympisch Plan 2028. Het doel is om invloed te hebben op het internationale beleid op verschillende terreinen, zonder daarbij te dominant te zijn. Zowel in de FIH als de EHF zet de KNHB in op één tot twee belangrijke vertegenwoordigers op het hoogste niveau. Op commissieniveau dient Nederland overal vertegenwoordigd te zijn, met drie à vier voorzitters van (sub)commissies - bij voorkeur marketing, hockeyontwikkeling en arbitrage. Daarnaast zijn KNHB-vertegenwoordigers aanwezig tijdens internationale evenementen, congressen en conferenties. De KNHB heeft ook aandacht voor de vertegenwoordiging van Nederlandse officials (Technical Director, Technical Offical, Umpires Manager, judges, umpires) binnen EHF en FIH - en voor de kwaliteit hiervan. Internationale positie hockey: De KNHB zet zich in voor het algemeen hockeybelang. Samen met andere nationale bonden en de FIH maakt de KNHB zich hard om hockey op de Olympische agenda te houden. Ook de ontwikkeling van hockey in andere landen wordt door de KNHB ondersteund.
20
5. GOED HOCKEY BEGINT BIJ GOED KADER Kwaliteit, de basis voor alles. Dat is een van de trends die staat verwoord in de Strategische Visie 2015. Leden en ouders van jeugdspelers verwachten van een hockeyvereniging goede trainingen, een goede accommodatie en goede opvang. Ze zijn bereid hiervoor meer te betalen, mits de kwaliteit goed is. Om hier als vereniging aan te kunnen voldoen is een professionalisering van de organisatie vereist. Met professionaliseren doelen we niet op het betalen van topspelers, het aantal beroepskrachten dat actief is binnen de club of de hoeveelheid geld die er in de vereniging omgaat. Het gaat er vooral om hoe je als vereniging invulling geeft aan het bereiken van je ambities, hoe je de club aanstuurt en hoe je met elkaar omgaat. Een essentiële rol is daarbij weggelegd voor bestuurders, trainers, coaches, scheidsrechters en andere vrijwilligers; de kwaliteit van het kader is immers bepalend voor de kwaliteit van de sport. De KNHB ondersteunt verenigingen bij het werven, opleiden en behouden van kader en vrijwilligers. Ook betaalde krachten spelen binnen de verenigingen een steeds belangrijkere rol bij het leveren van een professioneel aanbod en het begeleiden van vrijwilligers. 5.1
Kwaliteit van opleidingen
Hockey wordt steeds populairder. In het seizoen 2008-2009 waren er op het veld 9.408 elftallen (vanaf jongens/meisjes D11) actief, waar dat tien jaar geleden nog 6.979 was. Het aantal teams in de categorie Jongste Jeugd is in zes jaar tijd bijna verdubbeld (van 2.471 naar 4.714), terwijl in diezelfde periode het aantal zaalteams is gestegen van 2.530 naar 4.827. Meer teams betekent ook dat er meer trainers, coaches en scheidsrechters nodig zijn. 5.1.1 Hoofddoelstelling: In 2015 heeft elke hockeyer een competente trainer, coach en scheidsrechter. Naast kwantitatieve groei van het kader is tevens een kwaliteitsslag vereist, om aan de groeiende ambities van de verenigingen te voldoen. De KNHB wil de kwaliteit verbeteren door middel van het blijven opleiden van kader, het ondersteunen van verenigingen en het organiseren van kennisuitwisseling en -bundeling. De op te richten KNHB Academie zal daarbij een sleutelrol spelen. 5.1.2 Doelstelling: In 2015 is de KNHB Academie hét kennis-, opleidings- en documentatiecentrum van de KNHB voor technisch en begeleidend kader op elk niveau. In 2010 gaat de KNHB Academie van start, waar alle activiteiten met betrekking tot deskundigheidsbevordering van kader worden georganiseerd. Na de lancering zal de inrichting verder worden geoptimaliseerd. De KNHB Academie is een moderne, individueel georiënteerde opleidingsorganisatie die gebruikmaakt van alle moderne - lees: digitale - hulpmiddelen. Ieder kaderlid kan hier op elk gewenst moment de ondersteuning vinden die hij zoekt. Bij de start in 2010 is de KNHB Academie ingericht voor het opleiden van technisch kader. Op termijn - uiterlijk in 2011 - zal dit worden uitgebreid met arbitrage, waarbij de opleidingen en ondersteuning van zowel technisch als arbitraal kader op bepaalde onderdelen sterk geïntegreerd worden. De kennis en ervaring van de Academie wordt tevens ingezet voor andere doelgroepen, zoals bestuurlijk kader en begeleiders van schoolhockey en G- en LG-hockey. 5.1.3 Doelstelling: In 2010 voltooit de KNHB de omslag van opleidingen oude stijl naar nieuwe stijl. De KNHB werkte in het verleden, evenals de gehele georganiseerde sport in Nederland, op het gebied van opleidingen met een A-B-C-classificatie. Inmiddels zijn alle sportopleidingen overgestapt op de 1-2-3-4-5-kwalificatiestructuur, met een koppeling naar de Europese Kwalificatiestructuur Sportopleidingen. De KNHB heeft bij de opleidingen voor technisch kader niveau 2 en 3 inmiddels omgevormd tot de nieuwe stijl. In september 2010 moeten ook de cursussen op niveau 4 volgens de nieuwe stijl gegeven worden. Bij de arbitrage-opleidingen is de omvorming op niveau 4 afgerond. Op niveau 2 is gestart met de implementatie, terwijl de omvorming van niveau 3 in seizoen 2009-2010 van start gaat.
21
In onderstaand overzicht staat in de middelste kolom de doelgroep beschreven, met in de buitenste kolommen de bijbehorende opleiding op het gebied van technisch kader en arbitrage. In de overige kolommen is vermeld tot welk niveau deze opleiding behoort volgens de nieuwe stijl. Kwalificatiestructuur van de opleidingen technisch en arbitraal kader Opleidingen technisch kader
niveau
De praktijk
niveau
Opleidingen arbitrage
F- trainer
JJ begeleider
3 tallen
2
JJ begeleider
FED
JJ begeleider
6 tallen
2
JJ begeleider
FED
JJ begeleider
8 tallen
2
JJ begeleider
JHT
2
11 tallen
3
clubscheidsrechter
JHT
2
breedte jeugd
3
clubscheidsrechter
A
3
top jeugd
4
bondsscheidsrechter
A
3
breedte senioren
3
clubscheidsrechter
B
4
top senioren
4
bondsscheidsrechter
nvt
5
Internationaal
5
scheidsrechter internationaal
Cursist staat centraal: Naast de aanpassing van de kwalificatiestructuur is ook de inhoud en aanpak van de cursussen gewijzigd. De verantwoordelijkheid ligt meer bij de cursist, die in zijn eigen tempo die leerstof tot zich neemt en die praktijkoefeningen doet die hij nodig heeft. De cursus wordt niet meer afgesloten met een examen, maar met een Proeve van Bekwaamheid (PvB), waarbij een PvBbeoordelaar de portfolio van de cursist toetst. Bij arbitrage hoeven cursisten op niveau 2 (begeleider Jongste Jeugd) geen Proeve van Bekwaamheid af te leggen. 5.1.4 Doelstelling: De KNHB wil meer technisch kader en scheidsrechters opleiden. In 2009 heeft de KNHB 1.034 cursisten technisch kader afgeleverd. Voor 2015 zet de KNHB in op een verdubbeling van dit aantal per jaar. Ook voert de KNHB actief beleid om in deze periode het aantal bondsscheidsrechters te verhogen van 750 naar 1.000. De prognose uit het Masterplan Arbitrage 1.200 bondsscheidsrechters in 2010 - is naar beneden bijgesteld, aangezien de laatste jaren de uitstroom groter was dan de instroom. Optimale communicatie: De opleidingen van de KNHB Academie moeten goed voor het voetlicht worden gebracht, om niet alleen verenigingen maar ook potentiële cursisten op de hoogte te brengen van alle mogelijkheden en activiteiten. Door middel van aansprekende communicatie kunnen mensen worden geënthousiasmeerd voor het vervullen van kadertaken op het technisch en arbitraal gebied. Hiervoor kan onder meer gebruik worden gemaakt van knhb.nl, hockey.nl (zowel de website als het blad), nieuwsbrieven voor diverse doelgroepen en narrow casting in de clubhuizen. Meer begeleiding van enthousiaste scheidsrechters: Alle hockeyers vanaf 16 jaar moeten een spelregelcursus volgen, examen doen en een scheidsrechterskaart halen. Iemand die voldoende kennis heeft van de theoretische basis (de spelregels), is echter niet meteen een goede scheidsrechter. Het begint eigenlijk pas op het moment dat je je kaart hebt gehaald; hierna moeten allerlei andere competenties verder worden ontwikkeld, zoals persoonlijke uitstraling, communicatie, management, controle, etc. De KNHB stimuleert clubs om praktijkbegeleiding op te zetten voor cursisten die de theoretische spelregelcursus met succes hebben afgerond en die plezier in het fluiten hebben. Hier kunnen zij verder worden geschoold in de praktijk. Op deze manier kan kwantiteit worden omgezet in kwaliteit. 5.1.5 Doelstelling: Er zijn in 2015 voldoende opleiders om de cursussen nieuwe stijl te verzorgen. De opleiders spelen een cruciale rol in het verbeteren van de kwaliteit van het kader. De opleidingen nieuwe stijl kennen vijf verschillende docentrollen. De KNHB levert hoofdopleiders, leercoaches, experts en PvB-beoordelaars, terwijl de verenigingen verantwoordelijk zijn voor het aanstellen van praktijkbegeleiders.
22
KNHB-opleiders: De eerste doelstelling is om de huidige KNHB-opleiders - zowel bij de opleidingen arbitrage als technisch kader - om te scholen naar de nieuwe stijl. De volgende slag is permanente educatie van de opleiders, bijvoorbeeld door middel van nieuwsbrieven en het aanbieden van verdiepingscursussen en workshops, gedifferentieerd naar rollen en niveaus. Op het gebied van deskundigheidsbevordering van hoofdopleiders trekken de afdelingen Arbitrage en Opleidingen reeds gezamenlijk op. Praktijkbegeleiders: De verenigingen zijn zelf verantwoordelijk voor het aanstellen van een praktijkbegeleider, die de cursist helpt bij het uitvoeren van de praktijkopdrachten in de eigen hockeyomgeving. De KNHB onderzoekt de mogelijkheid om per district een poule te vormen van opgeleide praktijkbegeleiders die kunnen worden ingehuurd door clubs die geen of onvoldoende praktijkbegeleiders voor technisch kader kunnen leveren. In 2015 beoogt de KNHB dat elke vereniging voldoende opgeleide praktijkbegeleiders voor arbitrage en technisch kader binnen de gelederen heeft. 5.1.6 Doelstelling: In 2015 zijn alle clubs sterke leerverenigingen. Sterke leervereniging: Verenigingen spelen een belangrijke rol in de kwaliteit van kader, met name in opleidingen nieuwe stijl waarbij cursisten een deel van hun opleiding uitvoeren in de eigen praktijk. Dit vraagt van clubs dat ze zich meer professionaliseren op het gebied van kaderbegeleiding. Een goede organisatie voor het opleiden van trainers, coaches, begeleiders en scheidsrechters is vereist. Verenigingen die hierbij ondersteuning willen, kunnen een beroep op de KNHB - en vanaf 2010 specifiek op de KNHB Academie. Deze treedt op als intermediair en kan clubs koppelen aan haar samenwerkingspartners die de vereniging begeleiden bij het opstellen en uitvoeren van het technisch beleid. Andere manieren waarop clubs de kwaliteit van hun kader kunnen vergroten is door het organiseren van thema-avonden voor verschillende doelgroepen en het aanbieden van cursussen. Erkend leerbedrijf: De KNHB stimuleert alle clubs zich te ontwikkelen tot sterke leervereniging. Daarnaast kunnen clubs een certificering aanvragen als erkend leerbedrijf, zodat studenten van beroepsopleidingen (ROC Sport & Bewegen, CIOS, ALO) stage kunnen lopen binnen de hockeyclub. Hierbij is sprake van een win-winsituatie; de student kan zich binnen de sterke leervereniging verder ontwikkelen, terwijl de club de stagiair kan inzetten voor het geven van trainingen, het coachen van wedstrijden of het organiseren van activiteiten. Ook kunnen stagiairs als scheidsrechters of praktijkbegeleider bij wedstrijden optreden. Voor verenigingen die (willen) fungeren als erkend leerbedrijf is er een stappenplan beschikbaar, zodat studenten van beroepsopleidingen makkelijk aan het werk kunnen binnen de club. 5.1.7 Doelstelling: Alle kaderleden moeten toegang hebben tot kennisbronnen waarmee ze zich verder kunnen ontwikkelen. ELO: Binnen de opleidingen nieuwe stijl wordt gewerkt met de ELO (Elektronische Leer Omgeving), waarbinnen de cursisten - begeleid door een leercoach - hun leerprogramma volgen. Halverwege 2009 was de ELO nog niet volledig ingericht. De KNHB zet zich in om deze leeromgeving verder in te vullen en te blijven doorontwikkelen. Als de ELO voor opleidingen technisch kader is ingericht, volgt de leeromgeving voor arbitragecursisten. Mediatheek: Bij de opleidingen wordt in toenemende mate gebruikgemaakt van beeldmateriaal, bijvoorbeeld van beelden die met Sports Brother zijn opgenomen. Deze visuele ondersteuning wordt toegevoegd aan de uitgebreide mediatheek, die eveneens literatuur over tal van onderwerpen bevat. De KNHB zal deze informatie de komende tijd actualiseren en digitaliseren. De mediatheek is op dit moment uitsluitend toegankelijk voor cursisten en opleiders. Op termijn wil de KNHB iedereen de mogelijkheid bieden zich te abonneren op de mediatheek. Evenals bij de ELO is de inrichting van de mediatheek momenteel gericht op de opleidingen technisch kader, met als doel dit vervolgens uit te breiden naar arbitrage. Overige kennisbronnen technisch kader: Het online Vakblad Hockey is al enige tijd niet meer actief, maar geïnteresseerd technisch kader kan zich met ingang van seizoen 2009-2010 abonneren op tien artikelen per jaar waarin nader wordt ingaan op een actueel thema. Jaarlijks organiseert de KNHB een Technisch Kader Congres met specifieke aandacht voor verschillende doelgroepen. Ook op regionaal niveau wordt kennis gedeeld, bijvoorbeeld tijdens bijscholingsbijeenkomsten. Tijdens deze bijscholingen voor technisch kader, die twee keer per seizoen
23
in de zes districten plaatsvinden, staat steeds een wisselend thema centraal. In seizoen 2009-2010 is de bijscholing, die visueel wordt ondersteund door middel van een dvd, gericht op loopscholing en krachttraining. Overige kennisbronnen arbitrage: Voor scheidsrechters staat om het jaar een Arbitrage Congres op het programma. Daarnaast zijn er driemaal per jaar briefings en diverse bijscholingen, zowel landelijk als in het district. Ter ondersteuning van docenten die op verenigingen de cursus voor clubscheidsrechter verzorgen, heeft de KNHB de ‘moderne behangerskist’ ontwikkeld; een USB-stick met hierop al het benodigde ondersteunend materiaal voor het geven van de cursus. Daarnaast heeft de KNHB een dvd uitgebracht met arbitragetips voor bondsscheidsrechters, met als thema positionering. Voor arbitrage op alle niveaus is momenteel een dvd in ontwikkeling met spelregeltechnische situaties. Deze beelden kunnen in de toekomst worden gebruikt als visuele ondersteuning in de opleidingen. Regionale netwerken: In 2015 wil de KNHB jaarlijks in alle districten een netwerkbijeenkomst organiseren voor de verschillende doelgroepen technisch kader, waarbij kaderleden kennis en ervaringen kunnen delen. 5.1.8 Doelstelling: De KNHB geeft extra aandacht aan de kaderontwikkeling voor de Jongste Jeugd. De Jongste Jeugd is al jaren een sterk groeiende categorie. De opleiding van begeleiders en trainers voor deze doelgroep bleef de laatste jaren echter achter bij de groei. Extra aandacht is daarom vereist, om te zorgen dat ook de jongste hockeyers optimaal begeleid worden. Begeleider Jongste Jeugd: De KNHB heeft lesmateriaal ontwikkeld waarmee clubs zelf een cursus kunnen verzorgen voor Begeleider Jongste Jeugd. Deze opleiding, die is ontwikkeld in nauwe samenwerking tussen de afdelingen Arbitrage en Opleidingen, is vooral geschikt voor ouders en oudere jeugdleden. Inmiddels wordt deze cursus, die duidelijk in een behoefte voorziet, in het hele land binnen en door clubs zelf gegeven. Het begin is gemaakt; de echte uitrol volgt in seizoen 20092010. (Bij)scholing technisch kader Jongste Jeugd: De KNHB verzorgt clubthema-avonden voor trainers en coaches van de D-E-F-jeugd, waarbij zij onder deskundige begeleiding van een KNHB-docent van gedachten kunnen wisselen. Daarnaast wordt ingegaan op een inhoudelijk thema, zoals ‘Training geven aan de Jongste Jeugd’ of ‘Technieken voor jeugdelftallen’. Module voor trainerscoördinator: De KNHB ontwikkelt een module voor trainerscoördinatoren, zodat zij onder anderen trainers van de Jongste Jeugd effectiever kunnen aansturen. 5.1.9 Doelstelling: In 2015 kan dankzij een landelijke dekking van opleidingsbolwerken iedereen een kadercursus in zijn eigen omgeving volgen. De opleidingen van de KNHB waren vraaggestuurd georganiseerd, wat niet altijd effectief is en de nodige vertraging oplevert. Daarom wordt de werkwijze meer aanbodgericht. De KNHB gaat in haar opleidingsbolwerken structureel en met een landelijke dekking opleidingen aanbieden, met behulp van haar samenwerkingspartners. Ook de hockeyluwe regio’s van het land worden op deze manier bediend. De KNHB ziet toe op de handhaving van kwaliteit. In 2015 hoopt de KNHB landelijke dekking te hebben met deze bolwerken, waarbij de opleidingen kunnen worden verzorgd binnen samenwerkende verenigingen, maar ook met behulp van samenwerkingspartners zoals onderwijsinstellingen. Wat betreft dat laatste zet de KNHB voor 2015 in op een samenwerking met 10 ROC’s en 50 scholen voor voortgezet onderwijs. Deze bolwerken richten zich allereerst op het opleiden van trainers en coaches. Zo kan een docent Lichamelijke Opvoeding die tevens KNHB-leercoach is tijdens schooluren een technisch kader niveau 2-cursus (voorheen de JHT-cursus) verzorgen voor de leerlingen. Ook is het mogelijk om via deze bolwerken opleiders te werven, door proactief docenten lichamelijke opvoeding of afgestudeerde studenten van een ROC Sport & Bewegen, CIOS of ALO te benaderen die een opleiding tot hockeytrainer hebben gevolgd. De KNHB onderzoekt hoe in de toekomst bij deze opleidingsbolwerken voor technisch kader ook arbitrage kan worden geïntegreerd.
24
5.2
Kwaliteit van arbitrage
Tot 2006 lag de focus in het arbitragebeleid op groei en kwantiteit, met onder meer de introductie van de verplichte scheidsrechterskaart voor alle leden vanaf 16 jaar. Dit levert de hockeywereld jaarlijks ongeveer 15.000 nieuwe scheidsrechters op. De volgende stap is een verbetering van de kwaliteit, zoals is verwoord in het Masterplan Arbitrage van 16 samenwerkende sportbonden. Ook in het Masterplan Arbitrage van de KNHB, dat aansluit bij het landelijke Masterplan, is kwaliteitsverbetering het centrale thema. Het huidige Masterplan Arbitrage loopt tot 2011. Daarna zal de KNHB het huidige beleid continueren en verder uitbouwen. 5.2.1 Hoofddoelstelling: In 2015 heeft de arbitrage een betere positie binnen de hockeywereld. Het voornaamste speerpunt van het Masterplan Arbitrage is het verbeteren van de positie van de arbitrage binnen de hockeywereld. Dit kan worden bereikt door het verbeteren van het imago van de arbitrage en door het inrichten van een goed systeem van opleidingen, begeleiding en bijscholing om de deskundigheid te bevorderen. Daarnaast is aandacht voor Sportiviteit & Respect van groot belang. Door het voorkomen en effectief bestrijden van wangedrag op en rond de velden neemt het plezier in fluiten toe, wat weer kan leiden tot het werven en langer behouden van scheidsrechters. Om scheidsrechters beter voor te bereiden op de rol die zij hierbij kunnen spelen, is de campagne Sportiviteit & Respect geïntegreerd in de arbitrageopleidingen. De campagne richt zich eveneens op spelers, publiek (waaronder ouders), bestuurders, trainers en coaches - eigenlijk op alle hockeybetrokkenen die een bijdrage kunnen leveren om hockey leuk te houden. 5.2.2 Doelstelling: Bij alle clubs vormt arbitrage een belangrijk en integraal onderdeel van de verenigingsorganisatie. Van clubs wordt verwacht dat zij zorgdragen dat iedereen de regels kent. Daarnaast stimuleert de KNHB verenigingen arbitrage een volwaardige positie te geven binnen het bestuur en de vereniging. Het streven is dat elke club beschikt over een portefeuillehouder arbitrage binnen het bestuur, een arbitragecommissie en een arbitragedocent die nieuwe clubscheidsrechters kan opleiden. Verenigingsplan Arbitrage: In 2015 heeft elke club een Verenigingsplan Arbitrage. De KNHB biedt voorbeelden, informatie en tips voor de ontwikkeling hiervan. De Arbitrage Coördinator van de KNHB ondersteunt en adviseert verenigingen bij de uitvoering van het arbitrageplan. Deze coördinator, die twee tot vijf clubs onder zijn hoede heeft, vormt de spil in de samenwerking tussen verenigingen onderling en tussen verenigingen en de KNHB. Bondsscheidsrechters: De norm dat iedere vereniging 1 bondsscheidsrechter levert op elke 50 seniorenleden (voor studentenhockeyverenigingen is die verhouding 1:100) wordt gehandhaafd. De KNHB stimuleert topclubs om meer te investeren in het opleiden van hun eigen topscheidsrechters. 5.2.3 Doelstelling: De KNHB zet zich actief in voor het behoud van bondsscheidsrechters. De laatste jaren is de groei van het aantal bondsscheidsrechters achtergebleven, voornamelijk door een substantiële uitstroom. Actief beleid om bondsscheidsrechters langer te behouden is derhalve noodzakelijk. In 2007 en 2009 heeft de KNHB een tevredenheidsmeting uitgevoerd onder alle bondsscheidsrechters. Dit onderzoek wordt in 2011 herhaald. De KNHB wil voortdurend inspelen op de dagelijkse en toekomstige arbitrage-ontwikkelingen, mede naar aanleiding van deze tevredenheidsmeting. 5.2.4 Doelstelling: De KNHB wil meer scheidsrechters opleiden. De KNHB besteedt veel aandacht aan verenigingsarbitrage en het opleiden van verenigingsscheidsrechters. Op dit vlak zal nog een extra slag gemaakt worden; kwalitatief goede verenigingsarbitrage vormt immers de basis. Daarnaast voert de KNHB actief beleid om het aantal bondsscheidsrechters te verhogen naar 1.000 in 2015. Door het werven en opleiden van meer arbiters
25
wil de KNHB het mogelijk maken dat in 2015 alle duels in de standaardklassen tot en met de vierde klasse en in de landelijke A- en B-competitie geleid worden door een bondsscheidsrechter. De KNHB voert een wervingscampagne die is gericht op regio’s waar het aantal bondsscheidsrechters verhoudingsgewijs achterblijft. Daarnaast vormen jongeren en vrouwen belangrijke doelgroepen in het wervingsbeleid. 5.2.5 Doelstelling: In 2015 is het aantal jonge bondsscheidsrechters met 200 gestegen. In de zomer van 2009 start de KNHB met een speciale wervingsactie om 150 nieuwe jonge bondsscheidsrechters op te leiden, waarvan 40% vrouwen. Daarnaast staat een intensieve begeleiding van jonge arbiters centraal, met als doel het vergroten van zowel de kwaliteit als het enthousiasme voor het fluiten. Fox40 Masterclass: Jaarlijks krijgen circa 20 talentvolle jongeren van 18-25 jaar een speciaal begeleidingstraject aangeboden. Zij worden een heel seizoen ondersteund door een praktijkbegeleider, die zelf actief is als bondsscheidsrechter in de landelijke groep. De jonge arbiters worden door hun praktijkbegeleider onder meer bijgestaan tijdens de drie jaarlijkse districtsontmoetingsdagen. Het traject omvat tevens trainingen op het gebied van techniek, tactiek, communicatie en management. Young Umpires Challenge: Dit jaarlijkse eendaagse evenement is bedoeld voor jonge verenigingsscheidsrechters van 14-18 jaar. Het doel: enthousiasmeren van deze groep scheidsrechters, die tijdens de Young Umpires Challenge niet alleen een leuke dag beleeft maar ook de nodige kennis opdoet over de praktijk van het fluiten. Good practices: De KNHB draagt goede voorbeelden uit, zoals het Junior Arbitrage Corps van NMHC Nijmegen. Dankzij de oprichting van een Masterclass voor jonge, ambitieuze scheidsrechters is de Nijmeegse club erin geslaagd om binnen een korte periode de kwaliteit en het imago van de verenigingsarbitrage te verbeteren. 5.2.6 Doelstelling: In 2015 is 30% van de bondsscheidsrechters vrouw. In 2009 was slechts 10% van de bondsscheidsrechters vrouw, terwijl vrouwelijke hockeyers 46% van het seniorenbestand uitmaken. In 2015 wil de KNHB het aandeel van vrouwelijke bondsscheidsrechters omhoog hebben gebracht naar 30%. Inmiddels is er een campagne gestart om meer (jonge) vrouwen te werven. Damestalentenklas: In 2009 is de KNHB gestart met de eerste speciale talentenklas voor vrouwen. Een zestal getalenteerde damesscheidsrechters uit de districten is een halfjaar intensief begeleid door de landelijke ABB-HOK (aanwijs-, beoordelings- en begeleidingscommissie van de hoofd- en overgangsklasse). Alle talenten zijn daarbij gekoppeld aan een vrouwelijke scheidsrechter van de landelijke groep, die als buddy fungeert. Het doel is om meer jonge, vrouwelijke arbiters door te laten stomen naar de Rabo Hoofdklasse, wat bij de eerste editie van de talentenklas met succes is gebeurd. 5.2.7 Doelstelling: De KNHB optimaliseert de organisatie van de arbitrage. Voor de competitie wordt al enkele jaren gebruikgemaakt van Sportlink (onder meer met de standenmotor). De afdeling Arbitrage is eveneens bezig om volledig over te stappen op Sportlink. Inmiddels worden de NAW-bestanden al via Sportlink gedeeld en in seizoen 2009-2010 wordt een start gemaakt met het semi-automatisch aanwijzen van scheidsrechters. Voor de bondsarbitrage zijn op dit vlak al forse stappen gezet en voor de verenigingsarbitrage is inmiddels een eerste aanzet gegeven. Deze ontwikkeling sluit aan bij de doelstelling uit het Masterplan Arbitrage, dat ook op het gebied van organisatie een kwaliteitsslag gemaakt dient te worden. 5.3
Betrokken inzet van vrijwilligers
Hockeyverenigingen zijn voor een groot deel nog steeds afhankelijk van de aanwezigheid, maar ook van de kwaliteit en het enthousiasme van vrijwilligers. Uit het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ blijkt dat voor 45% van de verenigingen de werving van vrijwilligers een van de belangrijkste aandachtsgebieden is. Veel verenigingen kampen met een tekort aan vrijwilligers
26
als gevolg van onder meer tijdgebrek, een onevenwichtige ledenopbouw en een beperkte bereidheid bij leden/ouders. 5.3.1 Hoofddoelstelling: Elke vereniging beschikt over kwantitatief en kwalitatief voldoende vrijwilligers. Een belangrijk onderdeel van de hockeycultuur is dat leden wat terugdoen voor hun vereniging; in de jeugd worden hockeyers al bekendgemaakt met het begeleiden van wedstrijden en het trainen van de Jongste Jeugd. De KNHB en verenigingen stimuleren hockeyers om een actieve rol te (blijven) spelen binnen het verenigingsleven - in plaats van enkel te consumeren. Besturen staan voor de uitdaging voldoende goede vrijwilligers te vinden en deze ook nog eens zo te managen dat ze langdurig waardevol zijn voor de club. De KNHB biedt ondersteuning bij het werven, behouden en opleiden van vrijwilligers. Goede initiatieven worden actief uitgedragen, zoals activiteiten om vrijwilligers in het zonnetje te zetten om hen langer en beter aan de club te binden. 5.3.2 Doelstelling: Verenigingen voeren een gericht wervingsbeleid voor vrijwilligers. Richten op ouders: Veel verenigingen hebben een onevenwichtige opbouw van het ledenbestand met relatief weinig senioren, waardoor er minder draagvlak is voor vrijwilligerskader. Voor deze clubs vormen vooral de ouders van jeugdleden een interessante groep om te betrekken bij het verenigingsleven. Deze groep kan een belangrijke bijdrage leveren aan de verhoging van de kwaliteit van het kader, beschikt over een groot netwerk en kan toegang bieden op het vlak van sponsoring. De KNHB helpt verenigingen bij het betrekken van de ouders door het geven van voorlichting - onder meer op thema-avonden - en het organiseren van cursussen op maat. Naast de ouders vormen ook de Masters (45-60 jaar) een interessante doelgroep voor de werving van nieuw kader. Deelprojecten: Clubs kunnen vrijwilligersfuncties meer laagdrempelig maken door deelprojecten te beschrijven; zorg dat mensen niet vastzitten aan eindeloze taken, maar bied hun kleinere klussen met een vast begin en eind, in samenwerking met meerdere mensen. Om voor deze taken vervolgens gericht vrijwilligers te werven, stimuleert de KNHB clubs het ledenbestand in kaart te brengen. Wat voor werk doen de leden dan wel ouders? En welke taken passen bij de ervaring en kennis van deze potentiële vrijwilligers? De KNHB onderzoekt de behoefte bij clubs naar een regionale samenwerking, waarbij vrijwilligers en ervaringen kunnen worden uitgewisseld. 5.3.3 Doelstelling: Verenigingen beschikken over kwalitatief goed kader. Verenigingen kunnen hun (potentiële) vrijwilligers KNHB-cursussen op maat aanbieden; van F-trainer tot de opleiding voor clubscheidsrechter. Door het inrichten van een opleidingsmodule voor bestuursleden krijgt ook het bestuurskader een kwaliteitsimpuls. 5.3.4 Doelstelling: In 2015 heeft elke vereniging een vrijwilligerscoördinator of een Commissie Vrijwilligers. De KNHB stimuleert verenigingen om een persoon of commissie aan te wijzen die verantwoordelijk is voor het opleiden en begeleiden van vrijwilligers. De KNHB zal ter ondersteuning van deze vrijwilligerscoördinatoren themabijeenkomsten organiseren en tools/draaiboeken ontwikkelen. In de opleidingsmodule die de KNHB in 2011 lanceert voor bestuurlijk kader vormt het managen van vrijwilligers een belangrijk onderdeel. 5.4
Meer betaalde krachten in de vereniging
Uit het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ komt naar voren dat 81% van de verenigingen gebruikmaakt van betaalde krachten, waarbij het gaat om gemiddeld 1 kracht voor meer dan 20 uur en 5 mensen die minder dan 20 uur op de vereniging werkzaam zijn. Bij verenigingen uit profiel 1 (hoofdklasseniveau, meer dan 1.200 leden, evenwichtige opbouw en in een stedelijke omgeving) liggen deze gemiddelden aanmerkelijk hoger; het aantal betaalde krachten dat meer dan 20 uur op de club werkt is 4,8 - tegenover gemiddeld 8,3 krachten die voor minder dan 20 uur op de loonlijst staan. De betaalde functies worden veelal binnen training/coaching/begeleiding en binnen het beheer accommodatie ingevuld.
27
5.4.1 Hoofddoelstelling: Verenigingen maken gebruik van betaalde krachten om de professionalisering verder door te voeren. Veel clubs zien het ledental groeien, waardoor professionalisering steeds belangrijker wordt. Het inzetten van betaalde krachten kan die professionalisering - van zowel de organisatie als het aanbod van hockey en andere diensten - op een hoger plan brengen. Betaalde krachten komen niet in plaats van vrijwilligers, maar ondersteunen de vrijwilligers zodat deze met plezier hun activiteiten kunnen uitvoeren. Uit onderzoek is gebleken dat verenigingen met betaalde krachten minder moeite hebben met het werven en managen van vrijwilligers. 5.4.2 Doelstelling: In 2015 voeren alle verenigingen een bewust beleid op het gebied van goed werkgeverschap. Er valt nog veel winst te behalen op het vlak van goed werkgeverschap. Uit het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ komt naar voren dat nog lang niet alle ondervraagde verenigingen zaken als CAO, verzekeringen, pensioenregelingen, taakomschrijvingen van de betaalde functies, functioneringsgesprekken en een arbobeleid hebben geregeld. Bestuurslid verantwoordelijk maken: De KNHB adviseert en informeert op het gebied van werkgeverschap en stimuleert de verenigingen hun verantwoordelijkheid te nemen op dit terrein. Bijvoorbeeld door het benoemen van een verantwoordelijk bestuurslid voor werkgeverszaken. Niet alleen om onduidelijkheid of problemen te voorkomen, maar ook vanuit de gedachte dat tevreden werknemers betere prestaties leveren, wat uiteindelijk de hele vereniging ten goede komt. Instrument: Hoe ziet een arbeidscontract eruit? Hoe kan een vereniging de zaken rondom het aantrekken van een buitenlandse speler regelen? Wat zijn gangbare beloningsschalen? Om antwoord te geven op dergelijke vragen ontwikkelt de KNHB in samenwerking met de WOS (Werkgeversorganisatie in de Sport) een instrument om verenigingen te ondersteunen bij het goed uitvoeren van hun werkgeverschap. Juridisch advies: Verenigingen die juridisch advies nodig hebben, kunnen terecht bij de juridische afdeling van de KNHB en bij KNHB-sponsor CMS Derks Star Busmann die gratis uren ter beschikking stelt voor verenigingsondersteuning. 5.4.3 Doelstelling: De KNHB ondersteunt verenigingen die in aanmerking willen komen voor een combinatiefunctionaris. De ministeries van VWS en Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) subsidiëren in het kader van de ‘Impuls brede scholen, sport en cultuur’ de aanstelling van 2500 fte’s aan combinatiefuncties, waardoor bruggen kunnen worden geslagen tussen school, sport en cultuur. De precieze invulling van de banen is per gemeente verschillend en in veel gevallen is de functie die voor een sportclub beschikbaar is minder dan 1 fte. De KNHB zet zich bij deze regeling actief in voor het sportbelang, zodat de combinatiefuncties optimaal worden ingezet om de sportverenigingen - en in het bijzonder de hockeyverenigingen - te versterken. De hockeyclub kan deze functionaris gebruiken om intensievere samenwerking aan te gaan met gemeente, onderwijs en buurt en om de professionalisering in de organisatie verder door te voeren. De KNHB ondersteunt verenigingen die in aanmerking willen komen voor een combinatiefunctionaris bij het schrijven van een goed plan richting gemeente. 5.4.4 Doelstelling: In 2015 hebben alle clubs boven de 1.000 leden een verenigingsmanager. Halverwege 2009 waren er binnen het hockey circa zeventig verenigingsmanagers actief, waarbij de invulling van de functie per club verschilt - afhankelijk van de situatie en behoeften van de vereniging. Voor 2015 beoogt de KNHB dat alle clubs boven de 1.000 leden een verenigingsmanager hebben. Verenigingen onder deze grens worden gestimuleerd om na te denken over een parttime manager. De KNHB speelt hierbij een ondersteunende rol, onder meer door het ontwikkelen van tools om te onderzoeken of verenigingen een manager nodig hebben, wat het profiel zou moeten zijn en voor hoeveel uur de manager nodig is. Ook organiseert de KNHB regelmatig bijeenkomsten en workshops voor verenigingsmanagers en bestuurders. Tevens worden clubs met elkaar in contact gebracht en good practices uitgedragen.
28
Andere functies: Daarnaast kijkt de KNHB naar de invulling van andere functies door betaalde krachten, zoals een trainerscoördinator. De KNHB onderzoekt en stimuleert mogelijkheden voor het aanstellen van één coördinator voor meerdere (kleinere) verenigingen.
29
6. BEHOUD VAN DE HOCKEYCULTUUR De sport - ook de hockeysport - ondervindt in toenemende mate de negatieve gevolgen van verruwing en verharding. Niet voor niets heeft staatssecretaris Bussemaker in haar beleidsbrief ‘De kracht van Sport’ (oktober 2007) er bij de sportsector op aangedrongen om werk te maken van een gezonde, sportieve en (sociaal) veilige omgeving. Dit sluit aan bij de trend, zoals onderscheiden in de Strategische Visie 2015, dat er steeds meer behoefte is aan veiligheid en geborgenheid. Mensen zijn op zoek naar geestverwanten en ze willen elkaar ontmoeten in een bekende en veilige omgeving. Ook ouders blijken het belangrijk te vinden dat hun kind sport in een omgeving waar aandacht is voor het respectvol omgaan met elkaar. De hockeysport sluit aan bij deze behoeften. Hockey is een goed georganiseerde, populaire en succesvolle teamsport, die bereikbaar is voor iedereen in Nederland die in een sociale en veilige omgeving wil sporten en waarbij iedereen zich actief inzet om hockey leuk te houden. Kortom, hockey is de sport voor mensen die betrokken zijn, aandacht hebben voor elkaar en zich sociaal willen bewegen. Om deze cultuur ook in de toekomst te waarborgen, zet de KNHB zich samen met de verenigingen al jaren actief in voor de campagne Sportiviteit & Respect. 6.1
Sportiviteit & Respect? Vanzelfsprekend!
6.1.1 Hoofddoelstelling: De hockeyclub is een veilige en sociale omgeving, waar iedereen welkom is. Elk individu heeft zijn eigen verantwoordelijkheid om hockey leuk te houden. Daarnaast spelen verenigingen een cruciale rol bij het creëren van een veilige, respectvolle omgeving, waarin iedereen kan deelnemen. Voortzetten campagne Sportiviteit & Respect: De KNHB voert sinds 2002 de interactieve campagne Sportiviteit & Respect, met als doel het ongewenste gedrag voor, tijdens en na de wedstrijd bespreekbaar te maken. De campagne speelt overigens niet alleen in op de verruwing op en rond het veld, maar maakt mensen ook bewust van de kleine - maar zeer sfeerbepalende - dingen die bij de hockeycultuur horen, zoals het ontvangen van de tegenstander en na afloop samen wat drinken. De campagne Sportiviteit & Respect kent geen begin en geen einde; het is een continu proces waar we allemaal bij betrokken zijn, van jong tot oud. De KNHB blijft voortdurend inspelen op ontwikkelingen en nadruk leggen op die doelgroepen die extra aandacht vereisen. Door het vergroten van zowel bewustwording als kwaliteit van de ondersteuning wordt het onwenselijk gedrag op en rondom het veld teruggedrongen. Ook richt de KNHB zich op het bevorderen van de kennis van onder andere de spelregels bij alle doelgroepen. Landelijke aandacht: De KNHB speelt een coördinerende rol bij het programma ‘Samen voor Sportiviteit & Respect’, een initiatief van NOC*NSF en andere sportbonden, waaronder de KNVB. Centraal in het programma staat de mentaliteit in de bestuurskamer. De aandacht voor sportiviteit en respect binnen de sport sluit aan bij de nota ‘Tijd voor sport’ en het Olympisch Plan 2028. In de rapporten ‘Gele kaart voor de sport’ en ‘Weinig over de schreef’, in respectievelijk 2007 en 2008 uitgegeven door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), worden nadere achtergronden geschetst. 6.1.2 Doelstelling: In 2015 staat Sportiviteit & Respect vanzelfsprekend hoog op de agenda bij alle verenigingen. In het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ antwoordt 53% van de verenigingen op de vraag wat de club het meest bezighoudt: sfeer & cultuur. Clubs zien tegelijk ook in dat zij zich actief moeten inzetten om die goede sfeer en cultuur te behouden. Daarbij nemen de clubs hun verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld door het oprichten van een Sportiviteit & Respect-commissie of het actief begeleiden van spelers die kaarten behalen om herhaling te voorkomen. De KNHB stimuleert verenigingen om structureel beleid te voeren op dit vlak. Daarnaast ondersteunt de KNHB de clubs bij de bewustmaking en het bespreekbaar maken van onwenselijk gedrag op en rond de velden. Workshops: De KNHB gaat door met het aanbieden van de succesvolle workshops Sportiviteit & Respect. Hierin krijgen coaches, trainers, ouders en publiek praktische tips en aanwijzingen om een team en coach optimaal te laten presteren. Ook worden zij bewust gemaakt van hun eigen
30
gedrag. Naast de basisworkshops is er voor verenigingen de mogelijkheid om een verdiepingsaanbod samen te stellen voor specifieke problemen en vragen binnen een team. De workshops worden doorlopend aangepast aan de behoeften van de verenigingen. Vanaf het seizoen 2009-2010 wil de KNHB de basisworkshops ook aanbieden per district. Interactief theater: Verenigingen kunnen zich inschrijven voor interactief theater, dat uitermate geschikt is voor jongeren om met elkaar te praten over wat wel en niet toelaatbaar is in de sport. Ook dit aanbod wordt voortdurend afgestemd op de actualiteit en de vraag van de verenigingen. Humor blijkt een sleutelrol te spelen in de aanpak van ongewenst gedrag. Campagnemateriaal: De KNHB ontwikkelt steeds nieuwe methodes voor verschillende doelgroepen, met bijbehorend materiaal. Van posters tot bijvoorbeeld e-cards van Toon van Driel die gericht zijn op de oudere jeugd. Aan de hand van incidenten en het kaartenoverzicht wordt per seizoen gekeken welk thema of welke doelgroep aan de orde moet komen. De afgelopen jaren waren dit voornamelijk de coaches, ouders en het publiek. Digitaal handboek: Dit handboek bevat veel good practices, gedragscodes, protocollen en concrete handvatten voor verenigingen op het gebied van Sportiviteit & Respect. De KNHB gaat dit Sportiviteit & Respect handboek uit 2002 in 2010 vernieuwen en digitaliseren. 6.2
Meer kennis en kwaliteit = minder wangedrag
6.2.1 Hoofddoelstelling: Door het vergroten van kennis en kwaliteit wordt het onwenselijk gedrag op en rondom het veld teruggedrongen. De campagne Sportiviteit & Respect richt zich sterk op het vergroten van de kwaliteit van het bestuurlijk, arbitrerend en sporttechnisch kader. Bestuurders, scheidsrechters, trainers en coaches moeten leren hoe zij onwenselijk gedrag op en rondom het sportveld kunnen voorkomen en hoe zij hiermee om moeten gaan. Ook bij spelers kan meer kennis van de spel- en gedragsregels onsportief gedrag verminderen. Bestuurders: Verenigingsbestuurders spelen een belangrijke rol bij het bestrijden van onwenselijk gedrag, maar zijn hier niet altijd voldoende op voorbereid. De KNHB gaat hen op dit vlak ondersteunen door middel van een opleiding die in 2011 gereed is. Deze bestuursmodule bestaat uit een cursus met digitaal handboek, gevuld met good practices en praktische tips. Ook bevat het een discussiestuk, aan de hand waarvan de vereniging een avond intern met haar leden en kader kan discussiëren; het is immers beter om voorbereid te zijn op dergelijke vraagstukken dan hier pas over na te denken naar aanleiding van een incident. Ook kunnen bestuurders hun kennis en vaardigheden op dit vlak vergroten door deel te nemen aan de workshop Sportiviteit & Respect. Trainers, coaches en scheidsrechters: Deze kaderleden hebben een voorbeeldfunctie voor spelers en publiek en kunnen (preventief) ingrijpen bij wangedrag. Om hen beter voor te bereiden op deze verantwoordelijkheid wordt er in de opleiding voor technisch kader en arbitrage structureel aandacht besteed aan Sportiviteit & Respect. Zo is er voor scheidsrechters de Module ‘Weerbaarheid’ (voluit: ‘Omgaan met beïnvloedingsfactoren en weerstanden’) ontwikkeld. Daarnaast biedt de KNHB speciale workshops, waarin trainers, coaches en scheidsrechters handreikingen worden gedaan hoe om te gaan met Sportiviteit & Respect. Op hoofdklasseniveau stimuleert de KNHB coaches om naar de jaarlijkse spelregelbriefing te komen. Een betere regelkennis zorgt immers voor minder discussies op en rond het veld. Ouders: Van origine is hockey een sport die vooral in de familiesfeer beoefend wordt. Verenigingen krijgen echter steeds meer nieuwe (jeugd)leden en ouders zonder hockeyachtergrond binnen de gelederen. De ouders kunnen zich inschrijven voor een opleiding Begeleider Jongste Jeugd of een opleiding tot clubscheidsrechter. Op deze wijze krijgen zij niet alleen meer kennis van de hockeysport en -cultuur, maar creëren ze ook meer binding met de vereniging. Voor ouders is er eveneens een speciale variant ontwikkeld van de workshop Sportiviteit & Respect.
31
Spelers: Betere kennis van de spelregels voorkomt discussies op en rond het veld. Van jongs af aan wordt hockeyers al kennis bijgebracht van de spelregels. Dat begint bij de Jongste Jeugd met de Spelregelkennislijn, waar kinderen niet alleen bekend worden gemaakt met de spelregels maar ook met zaken als sportief gedrag, gastvrijheid, clubliefde en blessurepreventie. Spelers in de B-jeugd nemen verplicht deel aan de opleiding tot clubscheidsrechter. Op 16-jarige leeftijd moeten alle hockeyers in het bezit zijn van een scheidsrechterskaart. Vanaf 18-jarige leeftijd is het mogelijk de opleiding tot bondsscheidsrechter te volgen. Spelers die na de B-jeugd lid worden van een hockeyclub - en daardoor niet op 16-jarige leeftijd hun scheidsrechterskaart hebben gehaald - dienen binnen één seizoen hun scheidsrechterskaart te halen. Voor deze zij-instromers organiseren verenigingen eenmaal per jaar een soort spelregeldag. 6.3
Good governance
6.3.1 Hoofddoelstelling: In 2015 zijn alle verenigingen bewust bezig met good governance. De KNHB stimuleert verenigingen bewust bezig te zijn met goed besturen; clubs moeten aandacht hebben voor zaken als organisatie en structuur, bestuurlijke processen, werkgeverschap en het up-todate houden van de statuten. De KNHB publiceert op knhb.nl ondersteunende informatie, zoals profielbeschrijvingen van alle bestuursfuncties. Een ander belangrijk aspect is dat verenigingsbestuurders proactief beleid voeren ten aanzien van zaken als Sportiviteit & Respect, seksuele intimidatie, discriminatie en alcohol en drugs. 6.3.2 Doelstelling: Verenigingen voeren actief beleid om zaken als seksuele intimidatie, pesten en discriminatie te voorkomen en bestrijden. De laatste jaren is er sprake van toenemende aandacht voor het voorkomen en bestrijden van discriminatie, (seksuele) intimidatie en pesterijen in de sport. De KNHB stimuleert dat hockeyverenigingen een preventief beleid voeren op dit vlak, om zo de risico’s te verminderen. Protocollen: Als onderdeel van een proactief beleid kunnen verenigingen gedragsregels en/of protocollen opstellen. Om verenigingen een handreiking te bieden hoe zij bijvoorbeeld met pestgedrag om kunnen gaan, heeft de KNHB op knhb.nl een pestprotocol gepubliceerd. Dit protocol geeft achtergrondinformatie over pesten, de aanpak hiertegen en de begeleiding aan de verschillende partijen die bij het pesten zijn betrokken. Vertrouwenscommissie: De KNHB beoogt dat in 2015 elke vereniging een vertrouwenspersoon of commissie heeft. Ook hier geldt: niet pas reageren als situaties zich voordoen, maar proactief een centraal aanspreekpunt benoemen. De vertrouwenspersoon is er ook voor vragen die kunnen spelen voordat er problemen zijn. 6.3.3 Doelstelling: Alle verenigingen voeren een verantwoord alcohol- en drugsbeleid. Een biertje na de wedstrijd hoort bij de hockeycultuur, maar onverantwoord alcoholgebruik moet worden voorkomen. Verenigingen dienen daarom duidelijke richtlijnen op te stellen, conform de regels van de Drank- en Horecawet. De KNHB ondersteunt clubs hierbij, bijvoorbeeld door het leveren van een plan van aanpak en een checklist voor toernooien. Ook het beleid omtrent drugs dient te worden vastgesteld en het algehele rookverbod in de clubhuizen moet worden gehandhaafd.
32
7. FOCUS OP GERICHTE GROEI Sport is gezond en draagt bij tot een actiever en socialer leven. De overheid stimuleert sportbonden en -verenigingen dan ook om zoveel mogelijk mensen aan te zetten tot regelmatig bewegen. Het Olympisch Plan 2028 sluit zich hierbij aan en ambieert dat Nederland in 2016 een samenleving is waarin het beoefenen en beleven van sport voor jong en oud een belangrijke kwaliteit is in hun leven. Minimaal 75% van de Nederlanders, uit alle lagen van de (multiculturele) samenleving, doet in 2016 regelmatig aan sport. Dit leidt tot een gezonde bevolking met fitte werknemers, vitale ouderen en minder mensen (vooral kinderen) met overgewicht. Voldoende beweging en gezonde voeding zijn de norm. De KNHB onderschrijft deze ambities en spant zich samen met de verenigingen in om meer mensen tot bewegen aan te zetten. Dit is de laatste jaren met succes gebeurd, getuige de spectaculaire toename van het aantal hockeyers in Nederland - met name bij de Jongste Jeugd. De volgende stap is dat de KNHB inzet op een meer gerichte groei, om scheefgroei bij de verenigingen met een grote jeugdafdeling en weinig seniorenleden tegen te gaan. De groei maakt ook dat er meer ruimte nodig is om alle (potentiële) hockeyers te kunnen herbergen. De KNHB richt zich daarvoor enerzijds op de uitbreiding van bestaande verenigingen die met ruimtegebrek kampen en anderzijds op de oprichting van nieuwe verenigingen. Om zowel de bestaande als de nieuwe accommodaties optimaal te kunnen benutten, stimuleert de KNHB clubs om multifunctioneel gebruik te maken van de velden en het clubhuis. Verenigingen die hun poorten openzetten voor de lokale gemeenschap, of dit nu een bridgeclub of buurtwerk is, zullen bij de gemeente eerder steun vinden voor hun plannen. 7.1
Een evenwichtiger ledenopbouw
De groeidoelstelling uit de Strategische Visie 2010 (175.000 hockeyers in 2010) is ruimschoots gehaald. In 2009 telt de KNHB 210.000 leden. Vooral bij de jeugd is een sterke toename van het aantal hockeyers te zien. Er is echter sprake van een onevenwichtige groei van het ledenbestand, aangezien veel jongeren lijken af te haken als ze doorstromen naar de senioren. Veel verenigingen kampen daardoor met een gebrek aan senioren. Een evenwichtiger opbouw van het ledenbestand is dan ook noodzakelijk. Meer seniorenleden betekent immers een brede basis voor vrijwilligerswerk, meer draagvlak voor inkomsten, een groter netwerk voor sponsoring en de mogelijkheden tot optimaal gebruik van de faciliteiten. 7.1.1 Hoofddoelstelling: In 2015 heeft de KNHB 260.000 leden, waarbij er binnen de verenigingen sprake is van een meer evenwichtige opbouw van het ledenbestand. Voortzetten bestaande bedieningsconcepten: Voor het realiseren van de groei bij de jeugd zal de KNHB bestaande bedieningsconcepten voor de (Jongste) Jeugd onveranderd aanbieden en gebruik stimuleren bij verenigingen die in deze categorieën nog kunnen groeien. Daarnaast moeten onderstaande doelstellingen stimuleren dat er een meer gerichte groei plaatsvindt. Onderzoek: De in 2006 geformuleerde doelstelling van 260.000 leden in 2015, zoals opgenomen in de Strategische Visie 2015, blijft onveranderd. In seizoen 2012-2013 zal de KNHB hernieuwd onderzoek uitvoeren naar hoe de groei zich in de daarop volgende jaren zal ontwikkelen. Indien nodig wordt de prognose bijgesteld. 7.1.2 Doelstelling: Om de groep 16-/17-/18-jarigen langer te behouden wordt deze categorie meer betrokken bij de hockeysport en de vereniging. De eerste grote instroom van Jongste Jeugd na het WK 1998 behoort anno 2009 tot de groep die de komende jaren de overstap moet maken naar de senioren. Daarbij staan ze voor de keuze: ga ik bij de seniorenafdeling van mijn eigen club spelen of stap ik over naar een andere vereniging? Of stop ik met hockey? Voor de verenigingen is het van groot belang dat deze jongeren behouden blijven voor de hockeysport.
33
Betrekken jongeren: Activatie: Door jongeren meer en actiever bij de hockeyvereniging te betrekken, is de kans groter dat zij ook na de overstap naar de senioren de club trouw blijven. De KNHB draagt good practices uit wat betreft mogelijkheden om jeugd te betrekken en te begeleiden, bijvoorbeeld door middel van een actief jeugdbestuur. In 2015 beoogt de KNHB dat 80% van de verenigingen met juniorenleden een door jeugdleden bemand jeugdbestuur heeft (in 2009 is dat 53%). KNHB Jeugdpanel: Het KNHB Jeugdpanel, bestaand uit twaalf betrokken jeugdleden uit het hele land tussen de 16 en 21 jaar, wordt blijvend ingezet voor de activatie van jongeren. Zo organiseert dit panel speciaal voor jeugdbesturen jaarlijks het jongerencongres Hockey Sensation, dat is gekoppeld aan het Nationaal Hockeycongres. De KNHB gebruikt het Jeugdpanel ook als klankbord voor het eigen beleid en om ideeën en behoeften van jongeren te peilen. Het doel is om deze groep niet alleen in de eindfase te gebruiken voor toetsing van een beleid of product, maar om hen ook in te zetten in de beginfase van het proces. Young Professionals: De KNHB en verenigingen hebben sterke netwerken en kunnen voor Jong Volwassenen (18-25 jaar) optreden als bemiddelaar voor stages of bij het starten op de arbeidsmarkt. De KNHB gaat meewerken aan een pilot en kijkt of dit product ‘Young Professionals’ verder kan worden ontwikkeld, als middel om Jong Volwassenen meer te binden aan - en daardoor te behouden voor - de club en de hockeysport. Behouden jongeren: Verenigingsoverzicht: Jaarlijks verhuizen veel jongeren na het behalen van hun eindexamen naar een andere stad voor het volgen van een vervolgopleiding. Om deze hockeyers te behouden voor de hockeysport, wil de KNHB de doorstroom naar andere clubs verbeteren. Hiervoor zal in 2010 een verenigingsoverzicht worden verspreid onder clubs, die hiermee hun uitvliegende jeugdleden kunnen adviseren. Het overzicht vermeldt welke hockeyclubs er in de plaatsen met een HBO en/of universiteit zijn gevestigd, op welk niveau deze spelen en welke sociale activiteiten de clubs bieden. 18+ competitie: Een andere mogelijkheid om jongeren te behouden is het aanbieden van een competitie die aansluit bij hun wensen. In Noord-Holland is in seizoen 2008-2009 een pilot gedraaid met een speciale 18+ competitie voor jonge senioren van 18-21 jaar (met enkele dispensatiespelers). De KNHB wil in 2015 in het hele land 18+ competities organiseren. Behoeften inventariseren: De KNHB doet regelmatig onderzoek naar de wensen en behoeften van jongeren. Deze inzichten gebruikt de KNHB om waar nodig bestaande concepten voor de jeugd aan te passen en nieuwe hockey- en competitievormen te ontwikkelen. De ontwikkelde concepten zullen duidelijk worden gecommuniceerd; zowel richting de doelgroep als richting de verenigingen. De KNHB voorziet clubs van een instrument om de behoeften van hun A-jeugd in kaart te brengen. Met behulp van een enquêteformulier kunnen verenigingen achterhalen wat de plannen en wensen zijn van deze jongeren als ze moeten overstappen naar de senioren - en waar de clubs ondersteuning/begeleiding zouden kunnen bieden. De KNHB stimuleert clubs om proactief beleid te voeren met betrekking tot jeugdleden die de stap moeten maken naar de senioren. Onderhouden contact: Veel jongeren die voor hun studie wegtrekken, keren op latere leeftijd terug naar hun oude regio. De KNHB stimuleert verenigingen om contact te onderhouden met deze groep, bijvoorbeeld door het organiseren van reünies, het regelmatig versturen van een nieuwsbrief of het blijven betrekken van hun ouders bij de club. 7.1.3 Doelstelling: De KNHB stimuleert met een aanbod op maat de groei binnen bestaande senioren doelgroepen. (Door)ontwikkelen concepten: De KNHB zal blijvend onderzoek doen naar de wensen en behoeften van de huidige seniorenleden en zal concepten (door)ontwikkelen voor de doelgroepen Jong Volwassenen, Starters, Ouders en Masters, waarbij de nadruk ligt op minder starre competitievormen. Denk bijvoorbeeld aan bedrijfshockey, trimhockey en Beach Hockey. Bij de uitvoer van het hockeyaanbod worden verenigingen ondersteund door de KNHB door middel van draaiboeken, stappenplannen, brochures, etc.
34
Studenten: De KNHB telt elf studentenhockeyverenigingen. De KNHB onderzoekt of teams van studentenverenigingen daarnaast een plaats kunnen krijgen binnen bestaande ‘normale’ hockeyverenigingen, in de vorm van gesloten teams. Ondersteuning: Om clubs te helpen bij het aantrekken en behouden van senioren ontwikkelt de KNHB wervingsmateriaal, dat kan worden afgestemd op de specifieke wensen van de verenigingen. De KNHB treedt tevens op als kennisintermediair door clubs ervaringen en activiteiten te laten uitwisselen. 7.1.4 Doelstelling: De KNHB ondersteunt verenigingen bij het uitvoeren van een gedifferentieerd groeibeleid. De KNHB wil van verenigingen de situatie in kaart brengen door middel van een analyse van de samenstelling van het ledenbestand. Samen met de clubs - bijvoorbeeld tijdens de clubbezoeken of strategische sessies - zal worden bepaald waar de prioriteiten liggen en op welke vlakken ondersteuning nodig is. De KNHB heeft al een groot aanbod van producten en diensten per doelgroep, waar de verenigingen gebruik van kunnen maken. De KNHB zal deze bedieningsconcepten duidelijker communiceren, zodat verenigingen weten wat er beschikbaar is voor de verschillende doelgroepen. 7.2
Op weg naar 57 nieuwe verenigingen
In 2006 prognosticeerden de KNHB en VODW Marketing voor 2015 een ledental van 260.000 hockeyers. Dit leidde onmiddellijk tot twee vragen. Waar zijn de potentiële hockeyers te vinden? En is er voldoende capaciteit om deze potentiële hockeyers op te vangen? Het antwoord hierop wordt gegeven in het onderzoek ‘Waar zitten de 60.000 nieuwe KNHB-leden? Groeipotentieel per postcodegebied’, dat VODW Marketing in 2007 presenteerde. Met behulp van de KNHB ledengegevens, Geomarktprofiel en groeicijfers heeft VODW Marketing de groeipotentie van hockey berekend voor het hele land, verdeeld in vijftig regio’s. Daarnaast werd vastgesteld dat er meer capaciteit nodig is om de potentiële groei te kunnen bewerkstelligen. Naast de uitbreiding van het aantal velden van de huidige clubs (in 2009 zijn dat er 313) is het oprichten van nieuwe verenigingen noodzakelijk; niet alleen in ‘witte vlekken’ gebieden, maar ook in ‘volle’ hockeygemeenten om te voorkomen dat hier megaverenigingen moeten ontstaan die uit hun jasje groeien. 7.2.1 Hoofddoelstelling: In 2015 zijn er in Nederland 370 verenigingen, 57 meer dan in 2009. Actief beleid richting gemeenten: De KNHB voert een actief beleid richting lokale overheden omtrent het oprichten van nieuwe verenigingen. De KNHB schuift desgewenst aan met initiatiefnemers bij gesprekken met de gemeente en zorgt voor de (cijfermatige) onderbouwing van de behoefte aan een nieuwe hockeyvereniging in de betreffende gemeente. Het VODW-onderzoek naar potentiële groei is hierbij een belangrijk instrument, evenals PROOST. Dit computerprogramma berekent de veldbehoefte voor een bepaalde vereniging - zowel voor wedstrijden als trainingen - en geeft een voorspelling voor de toekomst. Ondersteunen startende vereniging: Ter ondersteuning van nieuwe clubs introduceert de KNHB in september 2009 een draaiboek voor de startende vereniging. Ook zal de KNHB verenigingen voorzien van een ondersteuningspakket voor nieuwe leden. De districten spelen eveneens een belangrijke rol bij de oprichting van nieuwe verenigingen, doordat deze beter op de hoogte zijn van de lokale situatie. Het district staat startende clubs bij tijdens overleg met buurtverenigingen en bij de eerste aanzet voor competitieactiviteiten.
35
7.2.2 Doelstelling: De KNHB zorgt voor actuele cijfers en onderzoeken om de behoefte aan nieuwe verenigingen te onderbouwen. Zoals gezegd vormen het VODW-onderzoek naar potentiële groei en het programma PROOST een belangrijke rol bij de capaciteitsdiscussies met gemeenten. De KNHB zal de applicatie van PROOST waar nodig (door)ontwikkelen. In samenwerking met VODW Marketing is de KNHB voornemens het potentieelonderzoek in 2012 te herhalen, om de actuele situatie in kaart te brengen. De beschikbare cijfers en informatie worden door de KNHB tevens gebruikt om een analyse te maken of een potentiële nieuwe club geen bedreiging vormt voor bestaande clubs; het is immers de taak van de KNHB om de huidige verenigingen te beschermen. 7.2.3 Doelstelling: De KNHB staat open voor andere clubvormen dan de traditionele veldvereniging. De KNHB richt zich in eerste instantie op nieuwe verenigingen in ‘witte vlekken’ gebieden en in ‘volle’ hockeygemeenten, alsmede op omni-verenigingen die een hockeytak willen oprichten. Daarnaast staat de KNHB open voor andere vormen dan de traditionele veldhockeyvereniging. Te denken valt aan een zaalhockeyvereniging of een (informeel) clubje op een buitenlocatie, bijvoorbeeld op een sportcomplex of een Cruyff Court in de wijk. Op termijn zouden deze clubs kunnen uitgroeien tot een veldvereniging met eigen kunstgrasveld(en). 7.3
Ruimte voor alle hockeyers
Uit het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ blijkt dat voor 52% van de verenigingen uitbreiding van de accommodatie een van de belangrijkste aandachtspunten is. Veel clubs groeien immers uit hun jasje en hebben niet alleen op zaterdag maar ook doordeweeks voor de trainingen een capaciteitsprobleem. Dit betekent dat in de beleidsperiode tot 2015 een groot aantal nieuwe kunstgrasvelden gerealiseerd moet worden, willen we alle (potentiële) KNHB-leden de mogelijkheid geven te hockeyen. Ook de behoefte aan zaalruimte stijgt door de snelle groei van het aantal zaalhockeyers. Niet alleen de hockeywereld wordt geconfronteerd met ruimtegebrek. Als het aantal sporters in Nederland toeneemt zoals NOC*NSF in het Olympisch Plan 2028 beschrijft, zijn minimaal 1.250 hectare extra ruimte voor sport nodig en honderd sportaccommodaties. Een in te richten Accommodatiefonds moet de aanleg van de noodzakelijke accommodaties (mede) financieren. 7.3.1 Hoofddoelstelling: In 2015 zijn er 900 kunstgrasvelden, een toename van 185 in vergelijking met 2009. Actief beleid richting gemeenten: De KNHB ondersteunt verenigingen tijdens hun onderhandelingen met gemeenten. Het VODW-onderzoek en het programma PROOST zijn belangrijke instrumenten bij de onderbouwing van de vraag om uitbreiding van het aantal velden. Samenwerking bedrijfsleven: De KNHB gaat structurele samenwerking aan met adviesorganisaties als Grontmij | Marktplan, die door gemeenten worden ingeschakeld bij het herindelen van de grond. Op deze wijze is de KNHB nauwer betrokken bij het gemeentelijk accommodatie- en ruimtelijke ordeningbeleid. 7.3.2 Doelstelling: Gemeenten leggen kunstgrasvelden aan voor de hockeyverenigingen en rekenen een gelijke huur als bij het voetbal. De basisvoorziening voor hockey is kunstgras. Veel hockeyverenigingen hebben zelf de aanleg van hun kunstgrasveld(en) bekostigd, terwijl gemeenten voor steeds meer voetbalclubs de financiering van nieuwe kunstgrasvelden op zich nemen. De KNHB dringt bij gemeenten aan op gelijke behandeling op het gebied van aanleg, renovatie en onderhoud van kunstgrasvelden. Ook wat betreft de huurprijzen, die momenteel nog sterk uiteenlopen voor hockey en voetbal, ijvert de KNHB voor een gelijkwaardige positie. 7.3.3 Doelstelling: De KNHB blijft structureel samenwerken met de KNVB en de Vereniging Sport en Gemeenten. In 2006 hebben de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), KNHB en KNVB een convenant voor vijf jaar getekend om - in het kader van de nota ‘Tijd voor sport’ - de sportontwikkeling op lokaal niveau te
36
bevorderen. De KNHB wil deze samenwerking ook na 2011 structureel voortzetten, onder meer op het vlak van de kunstgrasontwikkeling bij het voetbal en de herindeling van de ruimte die dit tot gevolg heeft. De KNHB stimuleert onderzoek - ook richting het bedrijfsleven - naar de ontwikkeling van multifunctionele kunstgrasvelden die geschikt zijn voor zowel hockey als voetbal. 7.3.4 Doelstelling: De KNHB ondersteunt verenigingen op het gebied van aanleg, onderhoud en renovatie van de accommodatie. De KNHB informeert clubs over de beste onderhoudsmethodes, aanleg en vervanging van de accommodatie - en treedt op als kennisintermediair. Ook zal de KNHB benchmarkgegevens verzamelen voor onderhoud en renovatie van velden. De kennisoverdracht vindt plaats via de site knhb.nl en (thematische) bijeenkomsten zoals het Nationaal Hockeycongres en het Accommodatie Congres. Het kwaliteits- en keuringsbeleid van de velden wordt gehandhaafd. 7.3.5 Doelstelling: De KNHB kan alle zaalhockeyteams voldoende accommoderen. Het aantal zaalhockeyers is in korte tijd sterk gestegen naar ruim 53.000 en voor 2015 verwacht de KNHB een verdere stijging naar 70.000. Het is een uitdaging om al deze zaalhockeyers te accommoderen; niet alleen voor wedstrijden maar ook voor trainingen. De KNHB, die in een samenwerkingsverband zit met zes bonden die eveneens in de zaal sporten, doet onderzoek om meer inzicht te krijgen in de hallen. Daarnaast staat de KNHB - daar waar de zaalruimte beperkt is - open voor een flexibele competitieopzet, bijvoorbeeld door twee wedstrijden op één dag te spelen. 7.4
Open de poorten, denk multifunctioneel
Om de benodigde aanleg en uitbreiding van hockeyaccommodaties te bewerkstelligen en financieren is de steun van gemeenten cruciaal. Deze zijn vooral bereid mee te denken met clubs die verder kijken dan het traditionele sportaanbod voor de eigen leden. De maatschappelijke functie van de sportvereniging wordt steeds belangrijker, waarbij de overheid - zowel landelijk als lokaal - de clubs als belangrijke partner ziet om maatschappelijke doelen te bereiken. Multifunctioneel gebruik van de accommodatie is niet alleen van belang voor de maatschappelijke rol van hockeyclubs, maar leidt bovendien tot meer leven op de vereniging en een toegenomen exploitatie - ook in de daluren. Er liggen kansen en mogelijkheden voor verenigingen die breder denken. 7.4.1 Hoofddoelstelling: In 2015 maakt elke hockeyvereniging multifunctioneel gebruik van de accommodatie. De KNHB stimuleert verenigingen open te staan voor een uitbreiding van diensten en faciliteiten, waar de eigen leden en de lokale gemeenschap gebruik van kunnen maken. Zet de poorten open en kijk buiten de grenzen van je vereniging, is het devies. De KNHB begeleidt clubs bij het realiseren van een multifunctionele accommodatie. 7.4.2 Doelstelling: Door een uitgebreid aanbod van diensten en faciliteiten zien de leden de hockeyvereniging als tweede huis. De Strategische Visie 2015 benoemt de trend ‘tijd, je kostbaarste bezit’. Tijd is schaars en moet worden verdeeld over vele wensen en werkzaamheden. Een hockeyvereniging kan hier op inspelen door het aanbieden van meer faciliteiten en een breder dienstenaanbod. Denk aan een clubhuis met restaurant dat zeven dagen per week is geopend of het aanbieden van huiswerkbegeleiding. De KNHB stimuleert verenigingen om de sociale functie van het clubhuis verder te ontwikkelen en voorziet hen van good practices en nuttige handreikingen hoe dit kan worden ingericht. 7.4.3 Doelstelling: Verenigingen werken samen met externe partijen voor een optimale bezetting van de accommodatie. De KNHB stimuleert verenigingen om samenwerkingsverbanden te realiseren met de gemeente, buitenschoolse opvangorganisaties, buurtwerk, scholen en andere (sport)verenigingen. Zo kunnen
37
clubs inspelen op de ontwikkeling van meer brede scholen met dagarrangementen met sportieve opvang. Veel belang hecht de KNHB aan activiteiten voor de groep (al dan niet inactieve) 50- en 60-plussers, zoals knotshockey, wandelgroepen, bowls en jeu de boules. Tevens worden clubs gestimuleerd samenwerking aan te gaan met de gezondheidssector. Door een fitnesscentrum, fysiotherapeut of tandarts onderdak te bieden neemt de exploitatie toe. Bovendien kan de buurt profiteren van deze diensten die zijn gevestigd op de hockeyaccommodatie. De KNHB faciliteert het uitwisselen van ervaringen, ondersteunt activiteiten en denkt mee over mogelijke combinaties. De ondersteuning richt zich zowel op de vereniging als de gemeente.
38
8. HOCKEY MIDDEN IN DE SAMENLEVING In de Strategische Visie 2015 viel dit strategische kernpunt nog onder de noemer ‘Lokale overheden, onderwijs en kinderopvang’. In het huidige Meerjarenbeleidsplan plakken we hierop het etiket ‘maatschappelijke betrokkenheid’; KNHB en verenigingen zetten zich - in nauwe samenwerking met gemeente, buurt en bedrijfsleven - in voor de samenleving. De kracht van de hockeysport, de KNHB en de 313 hockeyverenigingen wordt aangewend om doelstellingen uit de VWS-nota ‘Tijd voor sport’ en het Olympisch Plan 2028 te realiseren. 8.1
Een sociaal gezicht
8.1.1 Hoofddoelstelling: In 2015 zetten alle verenigingen zich actief in voor de samenleving. De maatschappelijke functie van sportverenigingen wordt steeds belangrijker. Ook hockeyclubs zouden hun rol in de maatschappij moeten herbepalen en nadenken welke invloed ze willen hebben op de wereld om hen heen. Als vereniging maak je aanspraak op voorzieningen en gelden van de gemeenschap, dus daar mag wel wat tegenover staan. Maatschappelijk verantwoord verenigen: Veel hockeyverenigingen zijn al actief bezig met maatschappelijk verantwoord verenigen, een term die de in 2007 opgerichte hockeyclub Overbetuwe in de hockeywereld introduceerde en waar de KNHB zich bij aansluit. De KNHB stimuleert hockeyverenigingen hun verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van welzijn, duurzaamheid, milieu en de sociale context. Het aangaan van verbindingen met lokale instanties, met name op het gebied van buurt-onderwijssport, is daarbij van groot belang. Samenwerking met onder meer de gemeente, buurtwerk, kinderopvangorganisaties en scholen maakt het mogelijk om maatschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. Goede doelen: Steeds meer clubs zetten zich in voor goede doelen, bijvoorbeeld door een goed doel te koppelen aan een evenement of door speciale acties te voeren om geld in te zamelen. Ook de KNHB zet zich, in samenwerking met de nationale teams, in voor diverse goede doelen. 8.1.2 Doelstelling: In 2015 kijken alle verenigingen naar duurzame oplossingen. In 2015 voeren de KNHB en alle verenigingen een bewust beleid dat is gericht op milieubehoud. Denk daarbij aan duurzaam bouwen, energiebesparing (zoals aanwezigheidsdetectie voor verlichting in de kleedkamers) en het terugdringen van watergebruik (bijvoorbeeld het recyclen van sproeiwater bij watervelden en het installeren van waterbesparende douches). De KNHB stimuleert en informeert, onder meer door middel van tips op de site en tijdens het Accommodatie Congres en andere themabijeenkomsten. 8.1.3 Doelstelling: De KNHB zet zich in voor de ontwikkeling van hockey over de grens. De KNHB neemt actief deel aan het Sport & Ontwikkelingssamenwerkingplatform van het NCDO en ondersteunt projecten die door het ministerie van VWS gesubsidieerd worden in het kader van de sportMOU (memorandum of understanding) die Nederland heeft met een aantal landen. De KNHB richt zich vooral op kennisuitwisseling en het verder ontwikkelen van goed technisch kader, bijvoorbeeld via de docentenopleidingen, curriculumontwikkeling en het Train the Trainers programma in Zuid-Afrika. In Zambia gaat de KNHB technische expertise leveren ten behoeve van het Sports for Hope project van het IOC en de FIH. De KNHB continueert daarnaast de donatie van (tweedehands) hockeymaterialen en -kleding aan landen in onder meer Oost-Europa.
39
8.2
De overheid als belangrijke partner
Veel verenigingen hebben al nauwe banden met lokale overheden. De samenwerking vindt - zo blijkt uit het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ - vooral plaats op het gebied van accommodatie (96%), sportstimuleringstrajecten (63%) en maatschappelijke thema’s (34%). Verenigingen kunnen door middel van deze samenwerking de eigen doelstellingen verwezenlijken, bijvoorbeeld een nieuw veld of meer binding met de buurt. De gemeente op haar beurt zet de kracht van de sport(vereniging) in om sociale doelstellingen te realiseren, zoals integratie of het bestrijden van obesitas en bewegingsarmoede. 8.2.1 Hoofddoelstelling: De KNHB en de verenigingen streven naar een optimale relatie met de overheid, provincies en gemeenten. Om groei te bewerkstelligen is een goede relatie met gemeenten cruciaal, met het oog op het vernieuwen dan wel uitbreiden van accommodaties. Provincies spelen ook steeds nadrukkelijker een rol in het accommodatieverhaal, vooral bij grensoverschrijdende vraagstukken. De landelijke overheid is een derde essentiële partner om de hockeysport in Nederland op een hoger niveau te brengen, waarbij de kracht van de sport weer kan worden ingezet om beleidsdoelen van de overheid te verwezenlijken. De KNHB speelt een actieve rol in de verkleining van de afstand tussen vereniging en gemeente, bijvoorbeeld door middel van het convenant met de Vereniging Sport en Gemeenten. Verenigingsbestuurders brengt de KNHB meer kennis bij over gemeentelijke besluitvorming, om aldus de onderhandelingspositie te kunnen verstevigen. 8.2.2 Doelstelling: Het beleid van de KNHB sluit aan bij de uitgangspunten uit de nota ‘Tijd voor sport’. Het kabinet streeft naar een sportieve samenleving. Een samenleving waaraan iedereen kan deelnemen en waarin normen en waarden als fair play geaccepteerd zijn, waarin bewegen voor iedereen vanzelfsprekend is en waarin men trots kan zijn op prestaties die topsporters leveren. Hoe het kabinet dit tot 2010 wil realiseren wordt beschreven in de sportnota ‘Tijd voor sport'. Onderstaand een overzicht van de centrale thema’s - die voor een groot gedeelte aansluiten bij het Olympisch Plan 2028 en de Sportagenda 2012 van NOC*NSF - met daarbij een link naar het KNHB-beleid. Gezond door sport: Meer sporten en bewegen draagt bij aan een betere gezondheid. Het NASB (Nationaal Actieplan Sport en Bewegen), een initiatief van het ministerie van VWS, zet zich in om vooral inactieven meer te laten bewegen. Het knotshockey, dat op steeds meer clubs gespeeld wordt door ouderen, is hier een beweeginterventie van. Andere KNHB-initiatieven die aansluiten op het thema ‘Gezond door sport’: meer doelgroepen in beweging krijgen door een passend en uitdagend aanbod, het ontwikkelen van niet hockeygebonden activiteiten door verenigingen (fietsclub, loopgroepen), participeren in buurtsportprojecten, blessurepreventie en medische begeleiding van tophockey. Meedoen door sport: Om het voor meer mensen mogelijk te maken om elkaar via de sport te ontmoeten en mee te doen aan maatschappelijke activiteiten zet het kabinet in op een aantal projecten rond opvoeden, het versterken van waarden en normen, het vernieuwen van het lokaal sportaanbod en een integrale buurtaanpak en school. De KNHB springt hier op in met het project Diversiteit, waarbij alle kinderen van Nederland in de wijken en via scholen kennis kunnen maken met hockey. Ook het eerder genoemde knotshockey en G- en LG-hockey maken hockey toegankelijk voor meer groepen in de samenleving. De campagne Sportiviteit & Respect, het Masterplan Arbitrage en de samenwerking met school en buurt sluiten eveneens aan bij dit onderdeel van ‘Tijd voor sport’. Sport aan de top: De Nederlandse sportsector zet zich in voor een top 10 notering van de beste sportlanden ter wereld, waarvoor een goed klimaat voor de topsporter is vereist. De KNHB speelt hier op in met onder meer de prestatiedoelen voor de nationale teams, talentontwikkelingsprogramma’s, het dopingbeleid, de vernieuwing van het Wagener Stadion en het jaarlijks organiseren van een internationaal toernooi - met als voornaamste doel het binnenhalen van het dubbel WK van 2014. Samenwerken voor de sport: Partijen dienen de handen ineen te slaan om de hierboven gestelde doelen te bereiken, ook sportbonden onderling. Goede voorbeelden hiervan zijn het gezamenlijke
40
Masterplan Arbitrage en het programma ‘Samen voor Sportiviteit & Respect’. Ook in het Huis van de Sport, waar de KNHB in Nieuwegein met 12 sportbonden/-organisaties is gehuisvest, werken bonden nauw samen. De KNHB is door NOC*NSF benoemd tot een van de driesterrenbonden, die op diverse vlakken ondersteuning bieden aan eensterrenbonden. Zo helpt de KNHB onder andere de Nederlandse Roller Sports en Bandy Bond (NRBB), van boekhouding tot management. De mogelijke ondersteuning van andere sportbonden wordt onderzocht. 8.3
Hockey & Onderwijs: een goede combinatie
8.3.1 Hoofddoelstelling: In 2015 werkt elke hockeyvereniging structureel samen met een of meer onderwijsinstellingen. Verenigingen kunnen vooral op het vlak van accommodatiegebruik en sportstimulering veel baat hebben bij een alliantie met het onderwijs. Uit het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ blijkt dat 18% van de verenigingen al structureel samenwerkt met onderwijsinstellingen, 19% regelmatig, 43% incidenteel en 20% nooit. Op dit vlak valt dus nog veel winst te behalen. 8.3.2 Doelstelling: Verenigingen versterken hun kader door samen te werken met onderwijsinstellingen. Erkend leerbedrijf: De KNHB ondersteunt verenigingen die als erkend leerbedrijf voor het onderwijs willen fungeren. Er is een stappenplan beschikbaar, zodat studenten van beroepsopleidingen (ROC Sport & Bewegen, CIOS, ALO) makkelijk aan het werk kunnen binnen verenigingen. Maatschappelijke stages: Vanaf 2011 zijn in het voortgezet onderwijs maatschappelijke stages verplicht, waarbij het ministerie van OCW en het NISB (Nederlans Instituut voor Sport en Bewegen) hebben ingezet op 12.000 stageplekken in de sport. Hockeyverenigingen kunnen hierop inspelen, bijvoorbeeld door stagiairs in te zetten voor het geven van trainingen, het coachen van wedstrijden of het organiseren van activiteiten. Ook kunnen de stagiairs ervaring opdoen met het fluiten van wedstrijden of worden ingezet bij Funkey-activiteiten in de wijk. 8.3.3 Doelstelling: De KNHB geeft bij het schoolhockey extra aandacht aan het voorgezet onderwijs. De KNHB continueert de succesvolle schoolhockeyactiviteiten, waaronder de Nationale Shell Schoolhockeycompetitie. Daarnaast ondersteunt de KNHB zowel verenigingen als scholen bij het aanbieden van hockey aan leerlingen van het basis- en voortgezet onderwijs. Periodiek kunnen clubs die relaties hebben met omliggende scholen een schoolhockeystickpakket en andere materialen aanvragen. De lesmap ‘Kennismaken met Hockey’ wordt gratis verstrekt aan verenigingen, evenals aan docenten lichamelijke opvoeding en basisscholen die met hockey gaan beginnen. Op de website plaatst de KNHB good practices (bijvoorbeeld kennismakingstrainingen, toernooien) en voor docenten lichamelijke opvoeding wordt jaarlijks een clinic georganiseerd. Lesmap voor voortgezet onderwijs: De komende jaren geeft de KNHB extra aandacht aan de onderbouw van het basisonderwijs met het project Funkey en aan het gehele voortgezet onderwijs. Voor die laatste doelgroep ontwikkelt de KNHB een nieuwe lesmap die gereed is in september 2010. Verenigingen kunnen tevens rekenen op ondersteuning in de vorm van materialen bij het geven van lessen aan leerlingen van het voortgezet onderwijs. 8.3.4 Doelstelling: Hockeyverenigingen spelen een rol in de brede school. De KNHB stimuleert verenigingen om na te denken over de mogelijkheid om een samenwerking aan te gaan met een organisatie voor buitenschoolse opvang of kinderopvang. Ook kunnen clubs hun voorzieningen overdag openstellen voor scholen. Clubs die een combinatiefunctionaris toegewezen krijgen van de gemeente kunnen op dit vlak nog intensievere verbindingen maken. De KNHB draagt good practices uit en doet clubs ideeën aan de hand hoe zij verbindingen kunnen maken. Aan brede scholen en BSO biedt de KNHB vanaf 2010 ook Funkey en knotshockeyspelletjes aan. Dagarrangementen: De KNHB volgt de ontwikkelingen omtrent de brede school op de voet en biedt verenigingen waar nodig informatie en ondersteuning. Een mogelijke ontwikkeling in de toekomst is
41
het introduceren van vijf gelijke schooldagen van 8.30 tot 14.30 uur en het ontwerpen van sluitende dag- en jaararrangementen voor kinderen van 4 tot 12 jaar, waarbij onderwijs, opvang, cultuur en sport zo goed en aantrekkelijk mogelijk worden gecombineerd. De KNHB stimuleert verenigingen om hier proactief over na te denken, om in kaart te brengen waar de mogelijkheden liggen. 8.4
De wijken in!
Nederland heeft in 2016 een sociaal klimaat waarin burgers met plezier samenleven, trots zijn Nederlander te zijn en graag iets bijdragen aan de maatschappij. Zo luidt de sociaal-maatschappelijke ambitie van het Olympisch Plan 2028. Het Plan onderscheidt verschillende manieren om dit te verwezenlijken: sportparticipatie in de achterstandswijken vergroten, bruggen slaan naar het sportverenigingsleven, sociale uitsluiting van kinderen op sport- en cultuurgebied terugdringen en (kansarme) jongeren meer betrekken bij sportevenementen. Hier sluit het diversiteitsproject van de KNHB naadloos bij aan. 8.4.1 Hoofddoelstelling: Ieder kind weet tijdens de Olympische Spelen van 2012 wat hockey is en heeft de mogelijkheid gehad om het eens uit te proberen. In 2008 is het projectplan Diversiteit opgesteld, met als doel hockey toegankelijker te maken voor diverse groepen binnen de samenleving. Het project stoelt op drie pijlers: introductie, bewustwording en integratie, die hieronder nader worden toegelicht. 8.4.2 Doelstelling: De KNHB introduceert hockey in de wijken. Wil de hockeysport nieuwe bevolkingsgroepen bereiken, dan moeten we de wijken in, in plaats van de groepen naar de vereniging te “lokken”. Dus: op naar de scholen, de BSO en wijkveldjes. Doel daarvan is niet om leden te werven, maar wel om elk kind in Nederland de kans te geven kennis te maken met hockey. Funkey: Om jongens en meisjes van 4 tot en met 7 jaar kennis te laten maken met hockey heeft de KNHB Funkey ontwikkeld, een lessenreeks die overal in de wijk kan worden gegeven: op school, BSO, Cruyff Courts, wijkveldjes, etc. FUN in goed leren bewegen is de KEY bij dit programma, dat is gericht op het aanleren van motorische basisvaardigheden (loopscholing, balvaardigheden en een vorm van hockey; knots-, uni- of gewoon) en sociale vaardigheden (leren samen spelen en samenwerken in een team). In 2010 wordt een start gemaakt om Funkey naar alle 8.000 basisscholen en de BSO uit te zetten. De KNHB stimuleert dat scholen hiermee aan de slag gaan en ondersteunt door middel van materiaal (sticks, knotshockeysticks) en scholing. De KNHB zorgt tevens voor de opleiding van leerkrachten, sportbuurtwerkers en verenigingstrainers voor het geven van de Funkey-lessenreeks. Ook richt de KNHB zich op studenten van de ALO, PABO, CIOS en ROC; het Funkey project biedt mogelijke stageplaatsen. Daarnaast stimuleert de KNHB dat Funkey wordt opgenomen in de opleiding. Activiteiten op de Cruyff Courts: De KNHB organiseert sinds 2008 de Cruyff Court zomertour voor alle kinderen/jongeren in de wijk. De eerste tour trok 350 deelnemers, van wie 85% met een andere culturele achtergrond. Het doel is om in de toekomst de activiteiten op de Cruyff Courts uit te breiden met aparte hockeymiddagen, een kennismakingsreeks (minimaal vier keer) in kleinere steden, een afsluiting van kennismakingsactiviteiten op scholen en bijvoorbeeld een 6x6 schoolhockeytoernooi. Studenten van het Cruyff College en andere ROC’s Sport & Bewegen kunnen hierbij worden betrokken. De KNHB stimuleert de ontwikkeling en aanleg van multifunctionele kunstgrasveldjes in de wijken (Cruyff Courts) die ook geschikt zijn voor hockey. Rol vereniging: De KNHB richt zich met Funkey en de andere kennismakingsactiviteiten op de Cruyff Courts rechtstreeks op de scholen, het sportbuurtwerk, de gemeenten en de BSO. Verenigingen hebben vaak een ledenstop en hebben al moeite om qua kader het hoofd boven water te houden. De KNHB verwacht niet van clubs dat zij een actieve rol spelen op dit vlak, maar stelt de verenigingen wel op de hoogte van de initiatieven in de buurt en werkt uiteraard graag samen met geïnteresseerde verenigingen. Ook kunnen clubs desgewenst Funkey en knotshockey introduceren als aanbod voor de
42
allerjongste jeugd. In dat geval zal de KNHB ondersteuning bieden door middel van materialen en advies. 8.4.3 Doelstelling: De KNHB stimuleert jongeren om zich in te zetten voor de maatschappij. De KNHB stimuleert jongeren (16 tot 25 jaar) van de hockeyvereniging een maatschappelijke taak te vervullen, bijvoorbeeld door te helpen bij Funkey-lessen in de wijken. Hierdoor krijgen zij een goed beeld van de wereld om hen heen. De jongeren kunnen dit bijvoorbeeld doen in het kader van de maatschappelijke stages, die in 2011 verplicht worden voor middelbare scholieren. De KNHB zet het Jeugdpanel in om mee te denken en werken: hoe kan dit worden gepromoot en uitgezet richting de verenigingen? Verder zal de KNHB good practices van de HDM Youth Academy en Kampong, die beide activiteiten ontplooien in het kader van het project Diversiteit, communiceren richting andere verenigingen. 8.4.4 Doelstelling: De KNHB stimuleert de integratie van (potentiële) hockeyers met een andere culturele achtergrond. De KNHB stimuleert verenigingen die open staan voor de nieuwe doelgroep om speciale aandacht te geven aan kinderen en hun ouders die de “veilige” wijk verlaten en lid willen worden van een hockeyvereniging. Tevens steekt de KNHB energie in het verwelkomen van de nieuwe doelgroep bij grote evenementen, door bijvoorbeeld Funkey try-out kinderen en zomertourjongeren uit te nodigen bij een evenement als de Europese kampioenschappen. Daarbij is het niet alleen van belang te investeren in een gepast programma, maar ook in communicatie, begeleiding en transport. De KNHB verzamelt good practices van sport- en hockeyverenigingen die nieuwe groepen verwelkomen als lid, zoals bijvoorbeeld Tempo’34. Tevens wordt er een integratiehandleiding ontwikkeld.
43
9. STERKE VERENIGINGEN Het aantal hockeyers groeit, de accommodaties breiden uit en de overheid verwacht dat sportclubs een steeds actievere rol innemen in de maatschappij. Om deze uitdaging met succes aan te kunnen gaan, zijn sterke en gezonde verenigingen vereist. Het is de primaire taak van de KNHB om clubs daarbij te ondersteunen. Aangezien geen vereniging hetzelfde is, brengt de KNHB de specifieke behoeften in kaart om zo ondersteuning op maat te kunnen bieden. Het structureel versterken van de verenigingen komt in eerste instantie de club en haar leden ten goede, maar verstevigt bovendien de gehele Nederlandse hockeysport. De sterke verenigingen dragen tevens bij aan het creëren van het beoogde Olympisch Sportklimaat in 2016. 9.1
Ondersteuning in beleid
9.1.1 Hoofddoelstelling: De KNHB streeft ernaar dat alle verenigingen sterk en gezond zijn. De KNHB stelt, zowel vanuit de districten als vanuit het bondsbureau, kennis en expertise ter beschikking aan de verenigingen. Het aanbod is breed: van congressen tot draaiboeken en van workshops tot stappenplannen en informatiepakketten. De KNHB kan veel aanreiken, maar clubs leren vaak het meest van elkaar. Het uitwisselen van ervaringen en good practices tussen verenigingen is dan ook van groot belang. Dit gebeurt via knhb.nl, maar ook tijdens de vele persoonlijke contacten op bijeenkomsten, workshops en sessies in het hele land. Voor vragen en meer informatie zijn de KNHB-medewerkers op het bondsbureau en in de districtskantoren telefonisch en per e-mail bereikbaar. 9.1.2 Doelstelling: De KNHB stelt tussen 2009 en 2012 voor verenigingen een clubbegeleidingsplan op. De eerste drie jaar van deze beleidstermijn gebruikt de KNHB om de situatie van de clubs in kaart te brengen. Op basis hiervan kan een clubbegeleidingsplan worden opgesteld, waarbij de KNHB op diverse terreinen ondersteuning op maat kan leveren. Zo heeft de ene club hulp nodig bij het werven van nieuwe senioren, terwijl de buurvereniging ondersteuning behoeft bij het opstellen en uitvoeren van het technisch beleid. Voor 2012 beoogt de KNHB om met alle verenigingen een persoonlijk gesprek op locatie te hebben gevoerd. Dit kan een sessie zijn met enkele verenigingen tegelijk, maar het is ook mogelijk dat de KNHB met een brede vertegenwoordiging van één vereniging (bijvoorbeeld enkele bestuursleden, de verenigingsmanager, de scheidsrechterscommissaris en de accommodatiebeheerder) om de tafel gaat zitten. Deze clubgesprekken zijn een goede mogelijkheid om de afstand met het bondsbureau in Nieuwegein te verkleinen en om de verenigingen nog eens nader te informeren over het uitgebreide ondersteuningsaanbod dat de KNHB biedt. 9.1.3 Doelstelling: De KNHB breidt het huidige aanbod van congressen en seminars uit met meer themagerichte sessies. De KNHB organiseert al jarenlang een groot aantal informatieve bijeenkomsten voor clubbestuurders en ander kader, zoals het Nationaal Hockeycongres (sinds 1998) en congressen op het gebied van het technisch kader, arbitrage, accommodaties en medische zaken. Het huidige aanbod zal worden uitgebreid met themagerichte bijeenkomsten, bijvoorbeeld over multifunctionaliteit, het behoud van Jong Volwassenen of vrijwilligers. Daarnaast zullen speciale sessies belegd worden voor bijvoorbeeld penningmeesters, verenigingsmanagers of combinatiefunctionarissen. Op basis van de behoeften die zijn gepeild in het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan succes’ gaat de KNHB in elk geval een bijeenkomst voor nieuwe voorzitters ontwikkelen en een sessie over de inrichting van de organisatiestructuur van de vereniging. Ook de strategische sessies, waarin de KNHB verenigingen helpt hun beleid en strategie te bepalen op de langere termijn, krijgen een thematische aanvulling. Hierbij kunnen meerdere clubs met dezelfde problematiek met elkaar en de KNHB sparren. 9.1.4 Doelstelling:
44
De KNHB richt zich op deskundigheidsbevordering van het bestuurlijk kader, met speciale aandacht voor studentenhockeyverenigingen. Het verloop in verenigingsbesturen en commissies is groot, zodat er veel kennis verloren gaat. Daarnaast wordt de organisatie van clubs steeds professioneler en complexer, waardoor er meer kwaliteit wordt geëist van het bestuurlijk kader. De KNHB ontwikkelt daarom een opleidingsmodule voor bestuurders, die gereed is in 2011. Studenten: Speciale aandacht is er voor de studentenhockeyverenigingen, die structureel te maken hebben met een groot verloop binnen het bestuur. Aan het Nationaal Hockeycongres worden al aparte sessies gekoppeld voor bestuurlijk kader van studentenhockeyverenigingen. Daarnaast wil de KNHB samen met de elf studentenhockeyvereniging vaker bijeenkomsten organiseren om de banden tussen deze clubs te versterken. Dit betekent meer interactie, meer ervaringen uitwisselen en meer van elkaar leren. 9.1.5 Doelstelling: De KNHB optimaliseert de dienstverlening van het bondsbureau. De KNHB zet in op een betere bereikbaarheid van het bondsbureau en een duidelijkere communicatie omtrent het aanbod van diensten en producten. Hiertoe worden meerdere mediakanalen ingezet, zoals print, internet en narrow casting. In seizoen 2010-2011 gaat de KNHB een klanttevredenheidsonderzoek uitvoeren naar de diensten van het bondsbureau. 9.2
Minder regels en administratie, meer hockey
9.2.1 Hoofddoelstelling: De KNHB zet zich in om het runnen van een vereniging zo makkelijk mogelijk te maken. Minder papierwinkel en administratieve rompslomp, dat is het doel. Ofwel: minder regels en administratie, meer hockey, vrij naar het rapport ‘Minder regels, meer sport’ uit 2005 van de werkgroep Atsma. Een van de conclusies van dit document is dat de doorgeschoten regelgeving en administratieve lastendruk in de sport moeten worden tegengegaan en teruggedrongen. De KNHB onderschrijft deze doelstelling en spant zich in om voor hockeyverenigingen de regel- en lastendruk te verminderen, onder meer door de digitalisering verder te ontwikkelen. 9.2.2 Doelstelling: In 2015 is in alle competities het digitale wedstrijdformulier in gebruik. Dankzij de ontwikkeling van het digitale wedstrijdformulier kunnen uitslagen dezelfde dag worden gepubliceerd, en wel met minder administratieve handelingen. Na een pilot in de Rabo Hoofdklasse Indoor wordt het formulier in seizoen 2009-2010 verder getest in de Rabo Hoofdklasse, een jaar later e in de overgangsklasse en eventueel 1 klasse en landelijke jeugd. In seizoen 2011-2012 moet het digitale uitslagenformulier in alle bondscompetities gemeengoed zijn en rond 2014 in alle competities. Deze planning is overigens onder voorbehoud van de technische ontwikkelingen. 9.2.3 Doelstelling: De KNHB en clubs spannen zich in om het centrale ledensysteem up-to-date te houden. Het centrale ledenbestand van de KNHB biedt mogelijkheden, zoals het reeds genoemde digitale wedstrijdformulier, om meer service te bieden aan hockeyers en verenigingen. De KNHB kijkt in hoeverre de diensten in de toekomst kunnen worden uitgebreid, bijvoorbeeld door het sturen van een automatische sms of e-mail bij programmawijzigingen of afgelastingen. Door aan te sluiten op het communicatieplatform kunnen mutaties in het ledenbestand van verenigingen automatisch gesynchroniseerd worden, zodat de club en de KNHB beide een ledenbestand van hoge kwaliteit hebben. Ook indelingen van teams en competities zullen op termijn via dit platform kunnen worden aangeleverd. Dit alles om bij zowel club als KNHB de noodzakelijke handelingen te verminderen dan wel eenvoudiger te maken. 9.2.4 Doelstelling: De KNHB biedt optimale juridische dienstverlening. Sinds het seizoen 2007-2008 biedt de KNHB gratis eerstelijns juridische dienstverlening aan bestuurders van verenigingen. Naast deze eerstelijns ondersteuning kan de vereniging gebruikmaken van de reeds bestaande regeling tussen CMS Derks Star Busmann en de KNHB. Deze overeenkomst houdt in dat verenigingen voor tweedelijns ondersteuning (bijvoorbeeld complexere vragen) per jaar
45
recht hebben op 3 uur gratis juridisch advies of juridische bijstand. Dit beleid zal worden gecontinueerd. Daarnaast verschijnt er regelmatig een Juridische Nieuwsbrief waarin wordt ingespeeld op de actualiteit van de verenigingen, zodat clubs beter op de hoogte zijn van de huidige regelgeving. Ook op knhb.nl en onder meer het Nationaal Hockeycongres wordt ruim aandacht besteed aan wet- en regelgeving, waarbij de KNHB zich inspant om het voor de vereniging zo makkelijk en duidelijk mogelijk te maken. 9.3
Gezond en fit het veld op
9.3.1 Hoofddoelstelling: De KNHB voert beleid dat gericht is op het bevorderen van een gezonde manier van sporten, het voorkomen van blessures en het bijdragen aan een goede behandeling van blessures. Sport en gezondheid is een voortdurend aandachtspunt van de KNHB, waarbij voorlichting en deskundigheidsbevordering van groot belang zijn. De KNHB participeert in landelijke campagnes die onder auspiciën van NOC*NSF en het ministerie van VWS worden uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is ‘Voorkom blessures met gezond verstand’. Tevens vinden er hockeyspecifieke activiteiten plaats, onder meer gericht op het dragen van scheen-, gebits- en handbeschermers, het verbeteren van de hockeytechniek of de begeleiding na blessures. 9.3.2 Doelstelling: In 2015 voeren alle verenigingen een verantwoord medisch beleid. Verenigingen hebben een grote verantwoordelijkheid op het vlak van gezond sporten. Daarom stimuleert de KNHB dat in 2015 alle clubs een medisch contactpersoon hebben benoemd (verenigingen met meer dan 600 leden bij voorkeur een medische commissie) en een Medisch verenigingsplan hebben opgesteld. Op knhb.nl zijn tips en achtergrondinformatie te vinden. De KNHB beoogt verder dat in 2015 alle verenigingen over een defibrillator (AED) beschikken. 9.3.3 Doelstelling: Effectieve voorlichting maakt hockeyers, begeleiders en bestuurders meer bewust van gezond sporten. Gezonde sportbeoefening: Met betrekking tot het gebruik van alcoholhoudende dranken voert de KNHB een ontmoedigingsbeleid. In overleg met de verenigingen is afgesproken om op zaterdag, wanneer de jeugd haar competitiewedstrijden speelt, in de clubhuizen voor 16.00 uur geen alcohol te schenken. Sinds 1 juli 2008 zijn alle clubhuizen volledig rookvrij. Blessurepreventie: Al jaren besteedt de KNHB veel aandacht aan blessurepreventie. Er wordt structureel onderzoek uitgevoerd en - veelal in samenwerking met NOC*NSF - voorlichting gegeven, onder meer over het dragen van gebitsbeschermers en het belang van een goede warming-up. Veel informatie is te vinden op knhb.nl. Behandeling: Op dit vlak richt de voorlichting van de KNHB zich met name op de eerste hulp bij het ontstaan van sportblessures. Het boekje Hockey EHBO, dat in digitale vorm op knhb.nl te vinden is, biedt nuttige en overzichtelijke informatie.
46
9.3.4 Doelstelling: Deskundigheidsbevordering van kader heeft grote aandacht. De KNHB stimuleert dat verschillende doelgroepen voldoende kennis van zaken krijgen om vanuit de eigen rol bij te kunnen dragen aan gezonde sportbeoefening, preventie en behandeling van sportblessures. Trainers, coaches en begeleiders: In de opleidingen technisch kader wordt aandacht besteed aan sportgezondheid; van EHBO tot loopscholing en van preventie tot inspanningsfysiologie. Voor kader dat geen opleiding heeft gevolgd is een boekje ontwikkeld waarin op een laagdrempelige manier aandacht wordt besteed aan deze onderwerpen. Verenigingsbestuurders: De verantwoordelijkheid van bestuurders met betrekking tot sportgezondheid is vooral gericht op het creëren van de juiste randvoorwaarden en op het naleven van regels en wetgeving (bijvoorbeeld de Warenwet, de Drank- en horecawet en de Arbeidsomstandighedenwet). Via mailings en knhb.nl zal de KNHB de verantwoordelijke kaderleden informeren en voorlichten. Ook in individuele gesprekken en workshops zal wet- en regelgeving aan bod komen. Arbiters: Veiligheid wordt bewaakt door de regels, waardoor de arbiter een verantwoordelijkheid heeft inzake veilig hockeyen. Door zorgvuldig fluiten en een consequente toepassing van de regels kan het ontstaan van blessures voorkomen worden. In de bondsarbitrageopleidingen zal dit aspect explicieter aan de orde gesteld worden, evenals de eigen gezondheid van de arbiter. Medisch begeleiders: De KNHB versterkt de contacten en kennisuitwisseling tussen medisch begeleiders, onder andere in de vorm van bijscholingen en themabijeenkomsten zoals het Medisch Congres. Het doel: specifieke kennisopbouw op alle niveaus. Andere initiatieven zijn het doorontwikkelen van het Blessure Informatie Systeem (BIS) en het introduceren van een digitale helpdesk. 9.3.5 Doelstelling: De KNHB blijft speciale aandacht schenken aan hoofdletsel. Meldpunt voor hoofdblessures: Dit meldpunt op knhb.nl, dat sinds 2006 meer inzicht geeft in de aard en omvang van hoofdletsel, wordt nadrukkelijker onder de aandacht gebracht. Het onderzoek naar hoofdblessures - en andere blessures - zal structureel worden voortgezet. Spelregels: In overleg met de FIH wordt gekeken of er wijzigingen mogelijk en noodzakelijk zijn om de veiligheid van de spelers te vergroten. Hersenschudding: De KNHB brengt de sticker ‘Hersenschudding: herken direct wat er mis is!’ beter onder de aandacht van alle hockeyers en begeleiders. 9.3.6 Doelstelling: De KNHB biedt kwalitatief hoogwaardige medische begeleiding voor tophockey. De toenemende intensiteit van het tophockey heeft geleid tot een intensievere medische begeleiding van de vertegenwoordigende teams en toparbitrage. Optimale deskundigheid en beschikbaarheid van de medisch begeleiders, alsmede een snelle en goede behandeling van blessures, zijn centrale thema’s. Samenwerking club/nationaal team: De KNHB bevordert de samenwerking tussen medische begeleiders van hoofdklassenverenigingen en nationale teams. In 2015 moet een registratiesysteem zijn ingericht waarin beide partijen informatie kunnen uitwisselen over internationals. Sportkeuring: De KNHB laat alle nationale (jeugd)spelers periodiek een sportkeuring ondergaan volgens het Lausanne protocol (plotse hartdood). Kennis: Kennisopbouw over de medische aspecten van tophockey is een voorwaarde voor het presteren aan de top. De KNHB volgt de wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van onder meer inspanningsfysiologie, voeding en trainingsleer op de voet. Deze kennis wordt via goede informatie-uitwisseling en communicatie gedeeld. 9.3.7 Doelstelling:
47
De KNHB staat voor een dopingvrije hockeysport. De KNHB voldoet aan het (inter)nationale beleid van het wereldantidopingbureau WADA en de Nederlandse Doping Autoriteit. In dit kader worden dopingcontroles uitgevoerd, zowel in- als out-ofcompetition. De KNHB straft in geval van overtreding de speler volgens de regels in het tuchtreglement. Om hockeyers te weerhouden van het gebruik van doping geeft de KNHB voorlichting, vooral gericht op de internationals en verenigingen in de Rabo Hoofdklasse en Rabo Hoofdklasse Indoor.
48
10. OPTIMALE COMMUNICATIE & SPONSORING Na lezing van de vorige hoofdstukken wordt duidelijk dat de KNHB voor de verenigingen een groot aanbod van opleidingen, workshops, draaiboeken en materialen heeft ontwikkeld op de verschillende terreinen; van deskundigheidsbevordering van het kader tot het opzetten van G- en LG-hockey. Veel clubs weten echter maar gedeeltelijk wat de KNHB zoal biedt aan ondersteuning en informatie. Optimale communicatie richting de verenigingen is dus vereist, om te zorgen dat zij effectief kunnen worden ondersteund bij het bereiken van hun ambities. Uiteraard richt de communicatie van de KNHB zich niet alleen op de verenigingen, maar op alle leden en andere hockey-geïnteresseerden. Het uitdragen van de hockeysport in de volle breedte is het doel. Een goede exposure van de hockeysport in de media is gunstig, ook voor de sponsors die in de meeste gevallen al jaren aan de KNHB zijn verbonden. Deze sponsors hebben een essentiële rol gespeeld in de groei en versterking van de hockeysport in Nederland van de laatste veertien jaar. Ook bij het verwezenlijken van de doelstellingen in het huidige Meerjarenbeleidsplan zijn zij van grote waarde. 10.1
Aandacht voor hockey
Voor het stimuleren van een brede en sterke sportbeleving in Nederland zijn de media van essentieel belang. Veel media-aandacht voor de sport draagt niet alleen bij aan de groei van het aantal mensen dat regelmatig aan sport doet, maar trekt bovendien meer toeschouwers naar de velden, zalen, zwembaden, etc. Deze vorm van passieve recreatie kan op termijn weer leden tot een activatie van meer mensen. De KNHB maakt optimaal gebruik van de eigen media om de hockeysport breed uit te dragen en om te communiceren met haar leden en andere hockey-geïnteresseerden. Daarnaast zorgt de KNHB voor een optimale ondersteuning en facilitering van de externe media. 10.1.1 Hoofddoelstelling: Door het geïntegreerd inzetten van verschillende media bereikt de KNHB alle hockeyers, kaderleden en andere hockey-geïnteresseerden. Het communicatiebeleid van de KNHB richt zich op vier pijlers - print, internet, televisie en narrow casting - die elkaar aanvullen en versterken (crossmedialiteit). Iedere doelgroep kan op haar eigen moment en in haar eigen taal worden aangesproken vanuit verschillende media. 10.1.2 Doelstelling: Hockey.nl is een aansprekend blad voor alle doelgroepen en heeft in 2015 een oplage van 10.000 exemplaren. Sinds zomer 2008 maakt de KNHB in samenwerking met Sanoma Men’s Magazine het blad hockey.nl, dat twaalf keer per jaar wordt verspreid via abonnees en verkooppunten. Twee keer per jaar ontvangen alle hockeyhuishoudens een exemplaar. Bij de start telde het blad 5.500 abonnees; voor 2015 richt de KNHB zich op een oplage van 10.000 (zowel abonnees als losse verkoop). Hockey.nl is een eigentijds magazine over (top)sportbeleving, het blad op het gebied van hockey en aansprekend voor alle doelgroepen. 10.1.3 Doelstelling: De KNHB voorziet met knhb.nl en hockey.nl in de behoeften van alle hockeyliefhebbers van Nederland. De KNHB heeft in 2008 bewust gekozen voor een nieuwe opzet met twee sites; knhb.nl en hockey.nl. Knhb.nl: Op de officiële bondssite is feitelijke informatie te vinden, onder meer over de competitie (standenmotor), opleidingen, arbitrage, de campagne Sportiviteit & Respect en (overig) beleid. Deze site zal worden verbeterd door een duidelijker navigatie, meer actualiteit en interactiviteit en een rijk gevulde mediatheek. De KNHB blijft monitoren waar de gebruiker behoefte aan heeft en zal de site meer ontvanger-gericht indelen. Hockey.nl: Naast de informatieve bondssite staat hockey.nl, een bredere site met meer (top)hockeynieuws, verslaggeving, fun, filmpjes en interactiviteit. In 2015 is hockey.nl dé hockeynieuwssite van Nederland; van topsport tot breedtesport en van jong tot oud. Tevens is er een
49
goede verbinding met het blad hockey.nl, waarbij de site actualiteit biedt. Verdieping en achtergronden zijn te vinden in het blad. 10.1.4 Doelstelling: In 2015 is er meer en diverser aandacht voor hockey op televisie. De NOS en Sport1 besteden wekelijks aandacht aan de Rabo Hoofdklasse. Daarnaast zijn internationale titeltoernooien van het Nederlands dames- en herenelftal te volgen via de NOS. De KNHB zet zich ervoor in dat de aandacht voor hockey op tv de komende jaren toeneemt, waarbij een toewijzing van de organisatie van het dubbel WK in 2014 een extra boost kan betekenen. Diverser aandacht voor hockey: Naast de verslaggeving van wedstrijden en evenementen stimuleert de KNHB dat hockey ook op een andere manier in beeld wordt gebracht. Denk bijvoorbeeld aan human interest-items, soap of film. De KNHB speelt een actieve rol in de ontwikkelingen van concepten hiervoor. Sports Brother: De KNHB wil het hockeyaanbod op televisie vergroten door zelf de productie van hockeybeelden te organiseren. In samenwerking met United Broadcast Facilities (UBF) is hiervoor Sports Brother ontwikkeld, een laagdrempelige technologie waarbij hockeyverenigingen zelf registraties kunnen maken van wedstrijden. Dit gebeurt met twee op afstand bedienbare camera’s (remote camera’s) langs het veld, eventueel in combinatie met een bediende camera. Er hoeft dus geen kostbare camerawagen meer te worden ingezet. De bediening van de camera’s en het produceren van een samenvatting is met behulp van UBF eenvoudig te leren door vrijwilligers van de club. Verenigingen kunnen de zelf geproduceerde samenvattingen - al dan niet in samenwerking met de KNHB - kant-en-klaar aanbieden aan televisiezenders. Dit is niet alleen interessant voor tophockey op e landelijk niveau, maar ook voor bijvoorbeeld een club uit de 1 klasse die de exposure op de regionale zender wil vergroten. De beelden kunnen eveneens gebruikt worden voor de website of narrow casting van de club of sponsor. Het hoeft uiteraard niet alleen te gaan om wedstrijden van Dames of Heren 1; ook Jongens A1 of Meisjes D2 kan met behulp van Sports Brother op een laagdrempelige maar kwalitatief hoogstaande manier in beeld gebracht worden. Trainingen zijn uiteraard ook te filmen. Het beeldmateriaal van zowel trainingen als wedstrijden kan een nuttig hulpmiddel zijn voor video-analyse of bij de opleiding van technisch of arbitraal kader. In seizoen 2011-2012 beoogt de KNHB dat in elk geval alle clubs die uitkomen in de Rabo Hoofdklasse zijn aangesloten bij het Sports Brother-project, om dit richting 2015 uit te breiden met meer verenigingen op alle niveaus. 10.1.5 Doelstelling: In 2015 maakt 65% van de verenigingen gebruik van narrow casting. Via het systeem van narrow casting kunnen verenigingen op een beeldscherm in het clubhuis een eigen programma afdraaien. De KNHB zal hiervoor interessante content aanleveren, waardoor de attentiewaarde van de schermen toeneemt. Denk bijvoorbeeld aan actueel hockeynieuws, bondsnieuws, beeldmateriaal, de standenmotor en informatie over opleidingen. Op deze manier kan de KNHB rechtstreeks communiceren met de leden, wat narrow casting tot een belangrijk communicatiemiddel maakt. 10.1.6 Doelstelling: De KNHB maakt hockeybeelden toegankelijker. Fotografie: De KNHB bouwt aan een eigen fotoarchief, dat vanaf medio 2009 kan worden gebruikt voor de KNHB-media zoals hockey.nl (het blad en de site) en knhb.nl. Daarnaast zullen de verschillende doelgroepen als (externe) media, sponsors en hockeyers ieder hun eigen rechten krijgen om foto’s te downloaden. Lancering hockey.tv: NOC*NSF heeft het initiatief genomen om oude beelden van sportbonden te digitaliseren. De KNHB zal deze gedigitaliseerde beelden in 2010 beschikbaar stellen via hockey.tv, een database waarop tevens nieuwe beelden zullen worden toegevoegd. Op termijn zijn deze beelden on demand tegen een geringe vergoeding te bekijken. 10.1.7 Doelstelling: De KNHB en verenigingen streven naar een optimale relatie met de media.
50
De KNHB zet in op een verdere professionalisering van het persbeleid, maar met behoud van de open cultuur die karakteristiek is voor de hockeysport - ook op het hoogste niveau. De persafdeling ondersteunt redacties en mediavertegenwoordigers proactief door middel van persberichten en mappen. Ook moet de KNHB het informatiepunt worden voor feiten en statistieken; op dit vlak is nog een inhaalslag te maken. Tijdens door de KNHB georganiseerde evenementen is veel aandacht voor het optimaliseren van de faciliteiten voor de media. De KNHB stimuleert ook de verenigingen om te zorgen voor optimale faciliteiten en een proactief communicatiebeleid. In 2010 heeft de KNHB hiervoor een stappenplan beschikbaar. 10.1.8 Doelstelling: De in sport geïnteresseerde Nederlander kent tijdens de Olympische Spelen in 2012 meerdere internationals van de nationale elftallen en ervaart deze teams als trotse, frisse elftallen die professionaliteit, trots en plezier in hockey uitstralen. De KNHB zet zich in voor het sterker positioneren van de nationale elftallen. Deze teams stralen trots, plezier en enthousiasme uit. Ze zijn professioneel en vol passie met hun sport bezig en hebben de sterke wil om te winnen. De internationals zijn geen sterren met een onbereikbare status, maar herkenbare helden die je kunt zien, spreken en aanraken. Website: De nationale elftallen krijgen voor het EK in de zomer van 2009 elk een eigen interactieve pagina op hockey.nl, waaraan de internationals hun medewerking verlenen. Jonge hockeyliefhebbers kunnen hier terecht voor meer informatie over de internationals, chatsessies, spelletjes, etc. Ook in het blad hockey.nl is er ruim aandacht voor de nationale elftallen. Merchandising: De KNHB stimuleert het Oranjegevoel eveneens door een uitgebreid aanbod aan merchandising; van armbandjes en vriendenboekjes tot replica-shirts van het Nederlands Elftal met daarop de namen van spelers. Clinics en interlands: Andere manieren om de nationale elftallen dichter bij het publiek te brengen zijn de druk bezochte clinics met Oranjespelers en interlands door het hele land - en uiteraard de internationale evenementen. 10.2 Partnerships voor de lange termijn De doelstellingen in dit Meerjarenbeleidsplan kunnen niet worden waargemaakt zonder de steun van de sponsors van de KNHB, zoals zij de afgelopen veertien jaar ook al een zeer belangrijke rol hebben gespeeld in de groei en versterking van de hockeysport in Nederland. De sponsors leveren niet alleen een substantiële financiële bijdrage, maar zijn sinds 1995 ook inhoudelijk nauw betrokken bij het langetermijnbeleid van de KNHB, zoals in het voorwoord al is gememoreerd. Daarbij richten zij zich zowel op de top als de breedte. Begin 2009 is de KNHB gestart met de implementatie van een nieuw sponsormodel. In de loop der jaren was er een scheefgroei ontstaan in sponsorbedragen en de scheiding van sponsors en partners was niet duidelijk. Een derde factor die herijking noodzakelijk maakte is de sterke toename in de afgelopen jaren van het aantal leden en media-aandacht voor hockey. Het nieuwe sponsormodel omvat meerdere categorieën. Allereerst de official partners, een selectieve groep van maximaal 8 A-merken die een ‘natural fit’ hebben met de KNHB en een verbintenis aangaan voor minimaal vier jaar. Naast het partnerpakket kan worden gekozen voor maximaal twee modules, zoals jeugdhockey, scheidsrechters, veteranen en trimhockey, zaalhockey of Beach Hockey. Naast deze 8 partners onderscheidt het model nog een teamwear partner, official sponsors, official event- of team suppliers en official media partners (TV, radio en dagblad). 10.2.1 Hoofddoelstelling: De KNHB en verenigingen kunnen dankzij ondersteuning van sponsors hun ambities waarmaken. Uit het onderzoek ‘Gestructureerd (samen)werken aan Succes’ blijkt dat de inkomsten van verenigingen gemiddeld voor 17% zijn opgebouwd uit sponsoring/reclame en voor de verenigingen in profiel 1 ligt dit cijfer zelfs op 35%. Voor de KNHB vormen sponsorbijdragen 25% van de inkomsten. Het belang van sponsoring is dus groot, temeer daar veel sponsors tevens bijdragen in de vorm van materialen en diensten.
51
10.2.2 Doelstelling: In 2015 heeft de KNHB acht partners die zich voor een langere periode aan het hockey hebben verbonden. De KNHB heeft in 2009 vijf partners: Rabobank, Heineken, Volvo, BDO en Shell. In 2012 wil de KNHB dit aantal hebben uitgebreid tot acht door het aantrekken van drie nieuwe partners. Tevens is het behoud van de huidige partners van belang, zodat deze in 2015 nog actief zijn. De KNHB hecht immers veel waarde aan langdurige partnerships met een verdieping van contacten. Dat geldt niet alleen voor de partners, maar ook voor sponsors, suppliers en mediapartners. De KNHB heeft een intensieve relatie met deze partijen en nodigt hen jaarlijks uit voor het spelersdiner, waarbij ook de internationals aanschuiven. Invullen modules: De KNHB richt zich op het nader invullen van de modules die in 2009 nog niet gesponsord worden, te weten veteranen en trimhockey, bedrijfshockey en zaalhockey. Het streven is om in 2010 ook deze modules aan een partner te koppelen. 10.2.3 Doelstelling: Partners, sponsors en suppliers van de KNHB zetten zich actief in voor de verenigingen. Sponsoring is van belang voor de inkomsten van de hockeybond, maar de KNHB hecht tevens veel waarde aan de dienstverlening en verbindingen tussen enerzijds de KNHB-partners, -sponsors en suppliers en anderzijds de verenigingen. Zo is Rabobank met lokale banken verbonden aan bijna 200 verenigingen en kunnen clubs een aantal uur per jaar kosteloos een beroep doen op de expertise van BDO en CMS Derks Star Busmann. 10.2.4 Doelstelling: De KNHB ondersteunt de verenigingen bij het voeren van een gezond sponsorbeleid. Voor het ondersteunen van de clubs op het gebied van sponsoring ontwikkelt de KNHB voor het eind van 2009 een sponsor toolkit met daarin onder meer standaardcontracten, voorbeelden van sponsormodellen en nuttige cijfers. Daarnaast faciliteert de KNHB de uitwisseling van good practices en ervaringen. Ook op bijeenkomsten als het Nationaal Hockeycongres is aandacht voor het sponsorbeleid van verenigingen.
52
11.
FINANCIËN
Een belangrijk uitgangspunt voor de KNHB is het waarborgen van de continuïteit van de organisatie, waarbij de externe afhankelijkheid wordt beperkt. Dit vereist een verantwoorde verhouding tussen de inbreng van de eigen leden en de inkomsten uit externe geldbronnen. 11.1 Terugblik Sinds de midden jaren negentig bestaat er een verhouding van 49% (eigen middelen) om 51% (externe middelen). In 2008 was deze verhouding 51% om 49%. De procentuele verdeling op basis van de werkelijke inkomsten in het jaar 1995 luidde: leden 49% SNS 11% VWS 9% sponsoring 20% overige 11% In 2008 waren de verhoudingen als volgt: leden 51% SNS 14% VWS 3% sponsoring 22% overige 10% De 2% stijging in ledeninkomsten is een gevolg van de toestroom van nieuwe leden. De subsidiegever SNS (Stichting Nationale Sporttotalisator) stijgt met 3%, terwijl VWS nadrukkelijk daalt. De sponsorinkomsten zijn daarentegen, mede op basis van de invoering van een nieuwe sponsoropzet, gestegen. Door de organisatie van aansprekende evenementen, topprestaties van de nationale teams en een verenigingsnetwerk voor het aanbod van diensten en contacten mag de KNHB zich verheugen op een sterke groep van in de KNHB geïnteresseerde bedrijven en kantoren. Kijkend naar de procentuele verdeling op basis van de uitgaven in het jaar 1995 dan geeft dit het onderstaande beeld: bondskantoor 31% landelijke organisatie 23% districten 6,5% tophockey 18,5% evenement KNHB 10% dienstverlening 11% De verhoudingen in 2008: bondskantoor landelijke organisatie districten tophockey evenement KNHB dienstverlening
30% 12% 11% 25% 11% 11%
De rubrieken waar een duidelijk verschil optreedt zijn ‘landelijke organisatie’, ‘districten’ en ‘tophockey’. Landelijke organisatie: Hier is het aantal verenigingen nagenoeg gelijk gebleven, is door de jaren heen het aantal commissievergaderingen gedaald en hebben internet en andere automatiseringsprocessen in de sfeer van communicatie geleid tot kostenbesparing. Districten: Door de groei van de KNHB zijn de activiteiten toegenomen en is het kostenniveau in de districten gestegen (zaal-/veldhockey, Jongste Jeugd).
53
Tophockey: De verdergaande professionalisering van het kader, de intensivering van de programma's van de nationale teams en een verhoogde aandacht voor talentontwikkeling hebben de stijging tot gevolg gehad binnen tophockey. 11.2 Beleidsperiode 2009-2015 In deze paragraaf zal in algemene bewoordingen een globaal overzicht volgen van de voorziene financiële gevolgen van de in deze nota aangegeven beleidsvoornemens. Mede op basis van de economische ontwikkelingen, de ondersteuningsfaciliteiten van de overheid en de ontwikkeling van het ledenbestand moet er jaarlijks aan de hand van het KNHB-jaarplan een financiële prognose worden opgesteld. Inkomsten Aan de inkomstenkant zal in de eerste plaats een stijging van de inkomsten waar te nemen zijn op grond van de verwachte ledengroei. De hoogte van de inkomstengroei zal sterk afhankelijk zijn van het wel of niet kunnen behouden van jeugdleden in de overgang van jeugdlid naar seniorlid. Daarnaast zal er een stijging optreden aan inkomsten uit de inleggelden voor de competities. Een stijgend aantal leden zal immers ook leiden tot een stijgend aantal ingeschreven competitieteams. Hierbij wordt wel opgemerkt dat er de laatste jaren sprake is van een stijging van het aantal spelers per team. Dit kan mogelijk dus leiden tot een beperkte stijging van de inleggelden. De VWS-subsidies zullen gekoppeld zijn aan projecten die ook altijd een eigen bijdrage vragen. Overigens zullen er bij de organisatie van grote evenementen mogelijk extra subsidies worden toegewezen. De subsidies vanuit de Lotto zullen afhangen van de deelname aan de kansspelen, alwaar een lichte stijging is voorzien. De hoogte van de subsidiebijdragen vanuit NOC*NSF (Ambition) zijn mede afhankelijk van het aantal partners dat zich verbindt aan NOC*NSF. Voor de sponsorinkomsten kan de KNHB, zoals eerder gemeld, door de invoering van een nieuw sponsorplan rekenen op een behoorlijke stijging van de inkomsten. Een verdere uitbreiding van de sponsorinkomsten ten opzichte van 2009 is voorzien in 2010 en verder. Een belangrijk moment breekt aan in 2012 wanneer duidelijk moet zijn of sponsorcontracten worden verlengd. Ter ondersteuning van de verenigingen richt de KNHB zich ook op (potentiële) bedrijven (supply sponsors) die de verenigingen als een belangrijke doelgroep zien. De diensten van deze bedrijven worden in principe op vrijblijvende basis aangeboden aan de verenigingen. Uitgaven Ook aan de uitgavenkant wordt er een stijging verwacht. Deze zal tot uitdrukking komen binnen de rubriek ‘Bondsbureau’, ‘Dienstverlening’ en ‘Tophockey’. Door de groei van de KNHB nemen de organisatiekosten toe en is uitbreiding voorzien van het professionele apparaat. Dit laatste mede gezien alle voorgenomen (extra) activiteiten in het kader van dit beleidsplan en de beoogde ondersteuning van de verenigingen. Met het handhaven van de internationale toppositie van de Nederlandse elftallen is mede door de toenemende professionalisering, maar ook door de benodigde extra inspanningen bij het opleiden van talent een hoger uitgaven patroon voorzien. Totaal Het totaal overziend wordt over de hele beleidsperiode 2009-2015 een groei van de begroting verwacht met 2 miljoen euro. Daarbij blijft het uitgangspunt voor de KNHB dat er permanent aandacht moet worden geschonken aan het handhaven van evenwicht tussen uitgaven en inkomsten en dat de afhankelijkheid van externe financiële bronnen niet te groot mag worden. In deze beleidsperiode volgt mogelijk ook de organisatie van het Wereldkampioenschap voor Dames en Heren in 2014. De financiële consequenties zijn nog niet meegenomen in de totaalopzet. Ditzelfde geldt voor de mogelijke bouw van een nieuw hockeystadion.
54
11.3 Prognose exploitatiekosten Bedragen x € 1.000 BATEN
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Leden
4.844
5.086
5.400
5.719
6.060
6.440
6.834
Subsidie VWS
720
360
330
330
330
330
330
Subsidie SNS
1.726
1.760
1.760
1.760
1.760
1.760
1.760
Sponsoring
3.479
3.615
3.790
3.715
3.800
3.800
3.800
Zaalhockey
750
750
805
860
920
985
1.055
1.271
900
900
900
900
900
900
360
290
350
370
390
410
430
13.150
12.761
13.335
13.654
14.160
14.625
15.109
Bondskantoor
3.435
3.460
3.550
3.600
3.700
3.750
3.800
Landelijke organisatie
1.762
1.707
1.760
1.910
2.020
2.080
2.090
Zaal/veldhockey
1.075
1.110
1.140
1.180
1.210
1.250
1.280
Tophockey
3.290
3.240
3.330
3.475
3.750
3.900
4.050
372
400
400
400
400
400
400
Evenementen
1.698
1.020
1.170
1.170
1.170
1.170
1.170
Dienstverlening
1.405
1.415
1.455
1.515
1.570
1.635
1.710
0
100
200
200
200
300
300
113
309
330
204
140
140
309
13.150
12.761
13.335
13.654
14.160
14.625
15.109
Evenementen Overige inkomsten
TOTAAL
LASTEN
Supply sponsoring
Onvoorzien Exploitatieresultaat
TOTAAL
Opmerking: In 2009 zijn baten en lasten van het te organiseren Europees Kampioenschap voor Dames en Heren volledig opgenomen. Voor de jaren daarop volgend is zowel aan de lasten- als aan de batenkant voor een neutrale opzet gekozen.
55
BIJLAGE 2 OVEREENKOMST VOOR EEN SELECTIESPELER VAN EEN NEDERLANDS HOCKEYTEAM
1.
DE ONDERGETEKENDEN: de vereniging met rechtspersoonlijkheid KONINKLIJKE NEDERLANDSE HOCKEYBOND gevestigd te Utrecht en kantoorhoudende te Nieuwegein, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door J.H. Albers, voorzitter en de heer R. Imhof, secretaris, hierna te noemen: de "KNHB"; en
2.
de heer/mevrouw_________________, wonende te _____________en deel uitmakende van de selectie van een Nederlands Hockeyelftal, hierna te noemen: de "Speler" ; en
3.
de stichting STICHTING BEHEER IMAGERECHTEN, gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam, ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar voorzitter, de heer D.H.S. Donk, en haar secretaris en de heer F. Deelstra, hierna te noemen: de "Stichting"; KNHB, de Speler en de Stichting zullen hierna gezamenlijk ook worden aangeduid als "Partijen".
(i)
IN OVERWEGING NEMENDE: dat de Speler door de KNHB is geselecteerd voor de selectie van een Nederlands Hockeyteam;
(ii)
dat de KNHB beoogt de voorwaarden van de hockeysportbeoefening in Nederland te bewaken en te verbeteren, waarbij de KNHB een groot belang toekent aan de voorbeeldfunctie van de speler;
(iii)
dat de KNHB het als onderdeel van haar doelstelling noodzakelijk vindt met de Speler overeen te komen op welke wijze rechten en verplichtingen van partijen in het kader van de activiteiten van de Selectie zijn geregeld;
(iv)
dat de KNHB en de Speler bij de uitvoering van deze overeenkomst tevens rekening houden met de belangen van de bij de KNHB aangesloten hockeyverenigingen;
(v)
dat de Stichting de gemeenschappelijke belangen van de spelers en speelsters van het Nederlands Hockeyteam behartigt en op verzoek van hen de Portretrechten van de spelers en speelsters beheert;
(vi)
dat onder (sponsoring)contracten wordt begrepen de reeds gesloten en nog te sluiten contracten van de KNHB met Partners, Sponsors en Suppliers, van wie een lijst aan deze overeenkomst wordt gehecht. Indien een wijziging komt in deze lijst zal deze aan de Speler worden verstrekt.
VERKLAREN HET VOLGENDE OVEREEN TE KOMEN:
Artikel 1 - definities
1
Binnen deze overeenkomst gelden de volgende definities: Attributen:
Handdoeken, tassen en andere zaken die op en rond het hockeyveld worden gebruikt door de Speler;
Begeleidingsteam:
Het begeleidingsteam van het Nederlands Hockeyteam zoals benoemd door de KNHB;
Collectief van het Nederlands Hockeyteam
Een elftalfoto van een Nederlands Hockeyteam, (actie)foto's waarop tenminste twee (2) spelers van het Nederlands Hockeyteam in die hoedanigheid staan afgebeeld, alsmede beeldmateriaal van wedstrijden en trainingen van het Nederlands Hockeyteam;
Commercieel gebruik
Het gebruik van het Portretrecht waarbij een verband wordt gelegd tussen de Speler en de waren, diensten, merken en/of handelsnamen van een derde, dit gebruik beperkt tot hetgeen is vastgelegd in Bijlage 16 hierbij;
Evenementen
Europese en Wereldkampioenschappen, Champions Trophy’s, KNHB-toernooien en/of testseries, voor welke wedstrijden de Speler, met afschrift aan de Stichting steeds tijdig voorafgaande daaraan een schriftelijke uitnodiging zal ontvangen;
Kleding
Sportkleding in de ruimste zin van het woord, sportieve vrijetijdskleding in de ruimste zin van het woord, waaronder begrepen voorwerpen gedragen op het hoofd en rond de pols en de hals en uitgaanskostuum;
Nederlands Hockeyteam
Het geheel van geselecteerde Spelers voor een heren of dames Hockeyteam dat Nederland vertegenwoordigt;
Partner
Nader door de KNHB aan te wijzen partijen (momenteel begroot op 8) die bereid zijn door tussenkomst van de KNHB een financiële bijdrage te betalen aan de Stichting ten behoeve van het ter beschikking stellen door de Speler respectievelijk de Stichting aan de KNHB en de Partner van diens Portretrecht respectievelijk het Portretrecht van de Speler op grond van de bepalingen van deze overeenkomst;
Portret
Alle kenmerkende elementen, zowel gezamenlijk als afzonderlijk, waaraan het publiek de identiteit van de Speler kan herkennen, zoals het uiterlijk en karakteristieke delen daarvan, (lichaams)houding, portret, naam, bijnaam, initialen en handtekening;
Reglement
Het reglement van Stichting Beheer Imagerechten dat door de Spelersraad is goedgekeurd en op basis waarvan onder meer
2
de inkomsten uit de exploitatie van Portretrechten worden verdeeld.
Selectie
De samenstelling van het Nederlands Hockeyteam;
Portretrecht
Het recht om van het Portret gebruik te maken op de wijze als in deze overeenkomst beschreven;
Speler
Speler of Speelster van het Nederlands Hockeyteam;
Spelersraad
De spelersraad van het Nederlands Hockeyteam of een door haar aangewezen vertegenwoordiging;
Sponsoren
Nader door de KNHB aan te wijzen partijen die financieel op andere wijze dan de Partner bijdragen aan de (topsport)doelstellingen van de KNHB;
Suppliers
Nader door de KNHB aan te wijzen partijen die voornamelijk door middel van een bijdrage in natura bijdragen aan de (topsport)doelstellingen van de KNHB;
Artikel 2 - algemeen 2.1
Partijen zullen in het belang van de hockeysport samenwerken onder de in deze overeenkomst geregelde voorwaarden.
2.2
Het bepaalde in deze overeenkomst is van toepassing gedurende de periode dat de Speler deel uitmaakt van het Nederlands Hockeyteam.
2.3
Deze overeenkomst wordt aangegaan per 1 januari 2009 voor een periode van twee jaren, derhalve voor de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010. Deze overeenkomst eindigt van rechtswege per 1 januari 2010. Partijen zullen uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de overeenkomst met elkaar in overleg treden over verlenging ervan.
2.4
De Speler zal indien hij/zij deze overeenkomst op een juiste wijze uitvoert en voldoet aan de bepalingen van het Statusreglement Topsporters door de KNHB worden voorgedragen om door het NOC*NSF te worden aangewezen als A-sporter, volgens de dan geldende regeling van het NOC*NSF.
2.5
De KNHB heeft het recht nadere voorwaarden te stellen aan de speler met betrekking tot zijn hockeyprestaties, om voor deze voordracht in aanmerking te komen. De Speler is ermee bekend dat aanwijzing door het NOC*NSF als A-sporter onder andere met zich meebrengt dat aanspraak kan worden gemaakt op de voorzieningen en regelingen zoals vastgesteld door of vanwege de Stichting Fonds voor de Topsporter en het NOC*NSF.
3
Artikel 3 - faciliteiten/verplichtingen
3.1 De Speler heeft het recht op deelname aan trainingen en wedstrijden onder leiding van door de KNHB aangestelde trainer/coaches, alsmede op medische begeleiding en verzorging. 3.2 De Speler en de KNHB verplichten zich volledig in te zetten voor het bereiken van de best mogelijke sportprestaties, in het bijzonder bij wedstrijden waaraan de Speler deelneemt. De Speler en de KNHB zullen zich tevens inzetten voor het stimuleren van een goede (team)geest in de Selectie, waarvan de Speler deel uitmaakt. Indien de Speler moeilijkheden ondervindt bij het functioneren binnen de Selectie, op de wijze als blijkens deze overeenkomst van hem/haar wordt verlangd, dient hij/zij zich te wenden tot het Begeleidingsteam. 3.3
Een trainer/coach is bevoegd aan de Speler(s) individueel of gezamenlijk aanwijzingen te geven op alle gebieden die samenhangen met het functioneren van de Selectie. Dit kan zowel op het gebied van trainingen, wedstrijden als op het gebied van de goede sfeer liggen. De Speler is verplicht alle aanwijzingen op te volgen.
3.4
De Speler is verplicht deel te nemen aan alle activiteiten en trainingen van de selectie waarvan hij/zij deel uitmaakt. De trainer/coach kan in bijzondere gevallen met een lid van de Selectie op zijn/haar verzoek een hiervan afwijkende regeling treffen. Indien een Speler verhinderd is aan een vastgestelde trainingsbijeenkomst deel te nemen, geeft hij/zij daarvan zo spoedig mogelijk vóór de aanvang van die bijeenkomst onder opgave van redenen, hiervan kennis aan de trainer/coach.
3.5
Het Begeleidingsteam bepaalt het beleid en de uitvoering daarvan voor de Selectie.
Artikel 4 - portretrecht 4.1
De Speler respectievelijk de Stichting verstrekt hierbij aan de KNHB het recht om ook na het eindigen van deze overeenkomst afbeeldingen van de Speler te gebruiken en openbaar te (doen) maken in de ruimste zin van het woord (in traditionele media, internet, etc.) voor uitsluitend promotionele, niet-commerciële, uitingen van de KNHB ter promotie van het hockey. Zulke uitingen zal de KNHB ook mogen doen voor op handen zijnde toernooien, maar deze zullen na het einde van deze overeenkomst door de KNHB niet meer openbaar worden gemaakt. De KNHB verplicht zich om indien bij de promotie van de hockeysport in bovengenoemde zin commerciële uitingen zullen worden getoond, deze uitingen te beperken tot die van haar Partners.
4.2
De Speler respectievelijk de Stichting verstrekt hierbij aan de KNHB het exclusieve recht om voor de duur van deze overeenkomst afbeeldingen van het Collectief van het Nederlands Hockeyteam te gebruiken en openbaar te (doen) maken in de ruimste zin van het woord (in traditionele media, internet, etc.), alsmede het recht om voor de duur van deze overeenkomst zulke afbeeldingen aan haar Partners ter beschikking te stellen ten behoeve van Commercieel gebruik door hen, waaronder het openbaar maken in de hiervoor genoemde zin en beperkt tot hetgeen is beschreven in Bijlage 2 hierbij. Het Commercieel gebruik van zulke afbeeldingen door Sponsors en Suppliers van de KNHB is nader bepaald in artikel 5.4 van deze Overeenkomst.
4
4.3
Het staat de Speler respectievelijk de Stichting gedurende de periode die krachtens artikel 4.4. van deze overeenkomst is toegestaan en met inachtneming van het overigens in deze overeenkomst bepaalde, vrij zijn Portretrecht respectievelijk het Portretrecht van de Speler te (doen) exploiteren (ook indien dit geschiedt voor met Partners, Sponsoren en Suppliers van de KNHB concurrerende partijen). Zonder toestemming van de KNHB zal het de Speler echter niet zijn toegestaan om zich te doen afbeelden en zo'n afbeelding openbaar (te doen) maken in kleding van het Nederlands Hockeyteam. De KNHB verleent reeds nu voor alsdan toestemming aan de Speler om commerciële afspraken te maken met Partners, Sponsoren en Suppliers van de KNHB over de exploitatie van het individuele portretrecht van de Speler in kleding van het Nederlands Hockeyteam.
4.4
Het in artikel 4.3 hierboven omschreven recht van de Speler respectievelijk de Stichting op exploitatie van het Portretrecht is niet van kracht bij deelname aan de volgende evenementen. -
Rabobank Euro Hockey Nations Championships; Champions Trophy hockey Women; Champions Trophy hockey Men; World Championships hockey Men; World Championships hockey Women; Champions Trophy hockey Women; Champions Trophy Men.
De Speler en de Stichting staan er jegens de KNHB voor in, dat derden – met uitzondering van reeds lopende campagnes, welke campagnes 3 maanden voor het betreffende evenement moet zijn gestart - gedurende de betreffende periode niet met toestemming van de Speler en/of de Stichting afbeeldingen van de Speler voor commerciële doeleinden openbaar zullen (doen) maken. 4.5
Het is de Speler respectievelijk de Stichting verboden om enige afbeelding openbaar te (doen) maken waarop de Speler alleen of tezamen met één of meer andere Spelers van een Nederlands Hockeyteam staat afgebeeld, wanneer deze afbeelding de kennelijke associatie opwekt met een Nederlands Hockeyteam en deze afbeelding de belangen van de KNHB schaadt. Voorbeelden van associatie zijn niet limitatief uitgewerkt in Bijlage 23 hierbij.
4.6
Partijen zullen gezamenlijk zorg dragen voor een zoveel mogelijk evenredige verdeling van de inzet van Spelers bij de exploitatie door de KNHB en haar Partners van het Collectief van het Nederlandse Hockeyteam, ter voorkoming dat steeds dezelfde Spelers voor promotionele doeleinden worden ingezet. De Speler kan op redelijke gronden zijn medewerking onthouden.
4.7
De exploitatie van het Collectief van het Nederlands Hockeyteam zal door de KNHB voortvarend worden uitgevoerd en waar mogelijk zoveel mogelijk geschieden in overleg met de managers van de Spelers en/of de Spelersraad. De KNHB zal de Spelers steeds tijdig van het Commercieel gebruik van het Collectief van het Nederlands Hockeyteam op de hoogte brengen en toestemming daarvoor van de Spelersraad vragen, zonder welke toestemming de KNHB en haar Partners zullen afzien van het betreffende Commercieel gebruik. De Spelersraad zal haar toestemming niet anders dan op redelijke gronden onthouden.
Artikel 5 - inzet van de Speler ten behoeve van KNHB, haar Partners, Sponsoren en Suppliers 5.1
De Speler zal in overleg met de KNHB indien de Speler daarvoor beschikbaar is, zijn medewerking verlenen aan KNHB-clinics welke door hockeyverenigingen worden aangevraagd voor hun leden.
5
De Speler zal voor zijn inzet bij KNHB-clinics een vergoeding ontvangen conform het bepaalde in Bijlage 17 hierbij. De KNHB draagt zorg voor een evenredige verdeling van de inzet van Spelers ten behoeve van zulke clinics. 5.2
De Speler zal op verzoek van de KNHB mee werken aan het vervaardigen van beeldmateriaal voor het samenstellen van instructie- en training- dvd´s voor niet-commercieel gebruik, waarvoor de speler een dagvergoeding ad € …… per keer zal ontvangen.
5.3
De Speler zal in overleg met de KNHB gedurende maximaal twee dagdelen per jaar zijn medewerking verlenen aan clinics/activiteiten, welke zullen worden georganiseerd door Partners van de KNHB. Vergoeding voor de hiervoor bedoelde inzet van de Speler wordt geacht te zijn opgenomen in het aan de Stichting door de KNHB te betalen bedrag als benoemd in artikel 6.2. Indien de Speler zal worden gevraagd meer dagdelen voor Partners beschikbaar te zijn, zal de Speler voor diens inzet een dagvergoeding ontvangen als beschreven in Bijlage 3 hierbij. De KNHB zal tijdig voorafgaande aan de hier bedoelde clinics/activiteiten keer op keer bezien welke Speler voor zulke clinics/activiteiten gevraagd zullen worden, waarbij de KNHB zorg draagt voor een zoveel mogelijk evenredige verdeling van ieders inzet.
5.4
De Speler is bereid en beschikbaar om maximaal twee keer per jaar op een moment dat het Nederlands Hockeyteam bijeen is, aanwezig te zijn bij zogenaamde fotoshoots van het Collectief van het Nederlands Hockeyteam, die ten behoeve van Sponsoren en Suppliers zullen worden georganiseerd.
5.5
Ter zake van het Commercieel gebruik van het portretrecht van de Speler in het Collectief van het Nederlands Hockeyteam door Sponsors en Suppliers geldt het bepaalde in artikel 4.2 van deze overeenkomst op gelijke wijze , met dien verstande dat het commercieel gebruik door Sponsors en Suppliers is beperkt tot de in Bijlage 18 hierbij genoemde toepassingen. De KNHB zal aan de Stichting een vergoeding betalen als beschreven in artikel 6.4 van deze overeenkomst.
5.6
De Speler zal zich inspannen om deel te nemen aan niet-commerciële activiteiten van de KNHB, alsmede ten behoeve van door het Nederlands Hockeyteam gekozen goede doelen. De Speler ontvangt hiervoor geen vergoeding.
Artikel 6 - vergoeding 6.1
Als tegenprestatie voor de door de Speler aan de KNHB op grond van deze overeenkomst ter beschikking gestelde rechten, ontvangt de Speler al hetgeen hem als speler voor het Nederlands Hockeyteam ten deel valt (kleding, reis- en verblijfkosten voor trainingen, wedstrijden, toernooien en stages in binnen en buitenland).
6.2
De KNHB zal aan de Stichting als tegenprestatie voor de door de Speler op grond van deze overeenkomst aan de KNHB en Partners ter beschikking gestelde rechten , de navolgende vergoeding betalen, waarbij de bedragen zijn vastgesteld op basis van 6 deelnemende Partners: In het jaar 2009:
€ ………..
In het jaar 2010:
€ ………..
Indien de KNHB aan meer dan 6 Partners het recht zal verlenen op het Commercieel gebruik van het Portretrecht, zal de KNHB € ………… per extra Partner betalen aan de Stichting. De genoemde bedragen zijn exclusief BTW. Betaling zal geschieden na ontvangst van een factuur van de Stichting, te betalen als volgt:
6
Kalenderjaar 2009 2010
Datum Bij ondertekening van deze overeenkomst Uiterlijk 1 april 2010
De Stichting zal zorgdragen voor verdeling van de ontvangen gelden onder de spelers en voor betaling van het aan de Speler aldus toekomende bedrag overeenkomstig het Reglement. 6.3
De KNHB zal zich er voor inspannen dat met ingang van 1 januari 2011 de aan de Stichting in bovengenoemde zin te betalen bijdrage van de Partners € ………… op basis van 8 Partners, en de bijdrage van de KNHB € ………… zal bedragen.
6.4
De KNHB zal aan de Stichting als tegenprestatie voor de door de Speler op grond van deze overeenkomst aan de KNHB ter beschikking gestelde rechten aan Sponsors en Suppliers, afhankelijk van de vorm van het gebruik van het Collectief van het Nederlands Hockeyteam, een vergoeding betalen conform de staffel van Bijlage 4.
Artikel 7 - materialen 7.1
Met inachtneming van het in deze overeenkomst bepaalde, staat het de Speler vrij overeenkomsten aan te gaan met leveranciers voor het gebruik door de Speler van keepersuitrusting, sticks en/of schoenen. De KNHB zal de Speler geen verplichtingen opleggen met betrekking tot het gebruik van zulke materialen van een bepaalde leverancier. Aanvullende reclame-uitingen op keepersuitrusting, sticks en schoenen, anders dan de gebruikelijke reguliere merknamen, zijn niet toegestaan.
Artikel 8 - kledingvoorschriften 8.1
De Speler krijgt van de KNHB een Kledingpakket in bruikleen en tekent hiertoe het "Kleding protocol nationale teams" (Bijlage 19). Dit pakket is en blijft eigendom van de KNHB (kledingsponsors) gedurende de tijd dat de Speler hier gebruik van maakt. De KNHB zal de aan de Kleding te stellen eisen vooraf bespreken met de selectie van het Nederlands Hockeyteam.
8.2
De Speler is verplicht de verstrekte Kleding in goede staat te onderhouden. Na beëindiging van deze overeenkomst zal de Speler het kledingpakket dienen te retourneren aan de daartoe aangewezen contactpersoon van de KNHB.
8.3
De Speler zal uitsluitend de door de KNHB ter beschikking gestelde Kleding en Attributen, voor zover deze aan de Speler zijn verstrekt, dragen en gebruiken overeenkomstig hun doel. Deze verplichtingen heeft de Speler gedurende alle activiteiten, waarbij de Speler in zijn hoedanigheid als Speler van het Nederlands Hockeyteam optreedt.
8.4
Het Begeleidingsteam geeft aan bij welke gelegenheid welk soort Kleding gedragen dient te worden met inachtneming van de door de KNHB gesloten (sponsoring)-contracten.
8.5
Het dragen van andere dan door de KNHB ter beschikking gestelde Kleding, tijdens de in dit artikel bedoelde tijdvakken, waarop enige reclame-uiting (merk, teken, woord, beeld, etc.) zichtbaar is, is de Speler verboden.
Artikel 9 - externe contacten
7
9.1
De Speler stemt in met de door de KNHB afgesloten samenwerkingsovereenkomst met NOC*NSF betreffende het vergroten van de inkomsten voor de topsport. Een afschrift van deze overeenkomst is als Bijlage 20 toegevoegd en dient door de Speler te worden getekend voor akkoord.
9.2
De Speler handelt, in het kader van de contacten met de media, naar de uitgangspunten zoals geformuleerd in de Handleiding "Communicatie met de media". Een afschrift van deze handleiding is als Bijlage 21 toegevoegd en dient door de Speler te worden getekend voor akkoord.
Artikel 10 - premie 10.1
De KNHB betaalt gedurende de contractperiode aan de Speler, of op diens verzoek aan de Stichting een premie bij deelname aan de volgende veldhockeyevenementen: • • •
de Europese Kampioenschappen , de Wereldkampioenschappen, en de Champions Trophy,
Een Speler wordt geacht aan een veldhockeyevenement te hebben deelgenomen indien hij tijdens een evenement deel uitmaakt van de selectie van 18 spelers.
10.2
De hoogte van de bruto premies per Speler bij deelname is: •
Europese Kampioenschappen: eerste plaats tweede plaats derde plaats
•
…….. …….. ……..
Wereld Kampioenschappen: eerste plaats tweede plaats derde plaats
•
€ € €
€ € €
…….. …….. ……..
€ €
…….. ……..
Champions Trophy: eerste plaats tweede plaats
Genoemde bedragen zijn inclusief BTW. In het geval de belastingdienst de uit te betalen premies aanmerkt als loon uit dienstbetrekking, dan zal de KNHB handelen conform de regels van de loonheffing en worden op de premies de verplichte inhoudingen en afdrachten gedaan.
10.2
De KNHB garandeert aan de Speler dat zij van derden, waaronder maar niet beperkt tot sponsors van de KNHB, geen premie, bonus of daarmee vergelijkbare prestatievergoeding ontvangt, die verband houdt met enige prestatie van het Nederlands Hockeyteam.
10.3
De Speler verklaart door ondertekening van deze overeenkomst dat hij/zij bekend is met de regelingen van de Stichting Fonds voor de Topsporter en in het bijzonder de daaraan
8
verbonden verplichting inzake het, via de inkomenstoets, aangeven van de hoogte van de verschillende inkomsten. 10.4
De KNHB betaalt alle reiskosten die de Speler maakt voor het nakomen van deze overeenkomst, indien en voor zover deze kosten niet door enige andere regeling, waaronder het Fonds voor de Topsporter via NOC*NSF, voor vergoeding in aanmerking komen.
10.5
Declaraties van reiskosten welke op grond van artikel 10.5 voor vergoeding in aanmerking komen dienen door de Speler voorzien van een deugdelijke specificatie maandelijks bij een door de KNHB aan te wijzen functionaris te worden ingediend, die zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 1 (zegge: één) maand, na goedkeuring daarvan voor betaling zal zorgdragen.
10.6
De KNHB kent een Stichting Individuele Begeleiding Tophockey. Of een Speler aanspraak kan maken op vergoedingen door deze Stichting blijkt uit de voorwaarden en reglementen van deze Stichting, die als Bijlage 22 aan deze overeenkomst is gehecht.
10.7
Betalingen door de Stichting Individuele Begeleiding Tophockey, als tegemoetkoming in de onkosten en/of loonderving zullen aan de Speler bruto worden betaald.
10.8
De KNHB treedt op als organisator van de Europese Kampioenschap 2009. De KNHB stelt per speler 6 (zegge: vier) toegangskaarten en 1 (zegge: één) parkeerkaart per dag ter beschikking aan iedere Speler. Op de finaledagen (29 en 30 augustus 2009) stelt de KNHB per speler 4 (zegge: vier) toegangskaarten en 1 (zegge: één) parkeerkaart per dag ter beschikking aan iedere Speler. De aan de Speler verstrekte toegangskaarten verschaffen tevens toegang tot het VIP-gedeelte van de Rabobank. Eventuele additionele rechten terzake het ter beschikking stellen van toegangs- en parkeerkaarten van de Speler uit hoofde van een andere hoedanigheid - bijvoorbeeld lid van verdienste - blijven hun gelding behouden.
Artikel 11 - Spelersraad 11.1
De KNHB zal ervoor zorg dragen dat het Begeleidingsteam, ten behoeve van de communicatie met het Nederlands elftal, erop toeziet dat de Spelers een Spelersraad benoemen. De Spelersraad zal bestaan uit ten minste 3 (zegge: drie) Spelers, dan wel een door hen aan te wijzen vertegenwoordiging.
11.2
De KNHB en de Spelersraad zullen tenminste één keer per half jaar de algemene gang van zaken binnen het Nederlands Hockeyteam evalueren.
11.2
De Spelersraad zal in overleg met de KNHB bepalen aan welke zogeheten goede doelen het Spelerscollectief medewerking zal verlenen.
11.3
De Speler en de Stichting zullen vooraf toestemming vragen aan de KNHB voor campagnes ter promotie van het hockey die zullen worden gevoerd met gebruikmaking van het portretrecht van de Speler.
Artikel 12 - gedragsregels 12.1
Partijen zetten zich volledig in voor het bereiken van de best mogelijke sportprestatie en het bewaren van een goede teamgeest van de selectie.
9
12.2
De Speler volgt in verband met deze inspanningsverplichtingen de individuele en collectieve aanwijzingen van de trainer/coach en/of het Begeleidingsteam.
12.3
Partijen zijn verplicht zich jegens elkaar behoorlijk te gedragen. De Speler is hiertoe verplicht in zijn hoedanigheid van Speler van het Nederlands Hockeyteam, als ook wanneer hij/zij geacht moet worden in die hoedanigheid op te treden. Als onbehoorlijk gedrag naar buiten toe geldt elk optreden van één der Partijen of een persoon die binnen de KNHB enige functie uitoefent in woord, geschrift of daad, waardoor de belangen van de andere partij wordt geschaad, dan wel aan de hockeysport in het algemeen afbreuk wordt gedaan, alsmede elke grievende of beledigende opmerking over een Speler dan wel een persoon die namens de Spelers optreedt of een persoon die binnen de KNHB enige functie uitoefent.
12.4
Als onbehoorlijk gedrag zoals bedoeld in artikel 12.3 wordt ook aangemerkt het door de KNHB afsluiten van een overeenkomst met een Speler, onder andere voorwaarden en/of condities dan in deze overeenkomst is bepaald.
12.5
De Partij die zich schuldig maakt aan onbehoorlijk gedrag is een boete verschuldigd van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) per overtreding aan de andere partij.
Artikel 13 - dopingreglement 13.1
De Speler is verplicht mee te werken aan en zich te onderwerpen aan doping-controles conform het laatst geldende dopingreglement van de KNHB. Een exemplaar van het laatste dopingreglement van de KNHB wordt toegevoegd aan deze overeenkomst als Bijlage 10. Een afschrift van dit reglement dient door de Speler te worden ondertekend.
13.2
De Speler die niet zijn medewerking verleent en zich niet onderwerpt aan dopingcontroles, dan wel de dopingcontroles die uit hoofde van deelname aan wedstrijden worden uitgevoerd, wordt, naast de sancties op te leggen door mogelijke derden, door de KNHB in overleg met de Bondscoach disciplinair gestraft. De KNHB heeft met het oog op de goede naam van de hockeysport de beleidsvrijheid sancties op te leggen die zij hiervoor noodzakelijk acht, waaronder begrepen (tijdelijke) schorsing dan wel verwijdering uit de selectie van een Nederlands Hockeyteam.
13.3
Voor de op te leggen sancties voortvloeiende uit de uitslag van dopingcontroles conformeert KNHB zich aan het dopingreglement dat op die controle van toepassing is.
Artikel 14 - verzekeringen 14.1
De Speler dient binnen een termijn van één maand na ondertekening van deze overeenkomst bescheiden te overleggen aan de KNHB, waaruit blijkt dat hij bij een erkend zorgverzekeraar is aangesloten voor zijn basisverzekering. Indien door de Speler geen bescheiden worden overgelegd vervalt het recht op het ontvangen van KNHB-vergoedingen, tot het moment dat de Speler aan deze verplichting heeft voldaan.
14.2
Ten behoeve van de Speler wordt door de KNHB op haar kosten een ongevallen- en een reisbagageverzekering afgesloten voor de periode waarin de Speler deelneemt aan activiteiten van het Nederlands Hockeyteam. De KNHB verstrekt de Speler op diens verzoek een schriftelijke opgave, waaruit de aard en omvang van de dekking van deze verzekeringen blijkt.
Artikel 15 - slotbepalingen
10
15.1
In het geval een Partij zijn verplichtingen uit deze overeenkomst op ernstige wijze schendt dan wel daaruit voortvloeiende verplichtingen niet, niet tijdig of niet naar behoren nakomt, is de wederpartij bevoegd deze overeenkomst met onmiddellijke ingang tussentijds te beëindigen, onder opgave van redenen. Tussentijdse beëindiging van deze overeenkomst geschiedt door middel van een schriftelijke mededeling aan de wederpartij.
15.2
De KNHB zal niet tot beëindiging van deze overeenkomst besluiten dan nadat zij de Speler in de gelegenheid heeft gesteld zijn standpunt kenbaar te maken. De Speler kan zich hierbij door een derde laten bijstaan.
15.3
Deze overeenkomst wordt beheerst door Nederlands Recht. Alle geschillen die ontstaan naar aanleiding van of in verband met deze overeenkomst zullen worden beslist door de Rechtbank Utrecht.
Aldus in drievoud opgemaakt en ondertekend te ______________ op ___________2009
KNHB de heer J.H. Albers, voorzitter
KNHB de heer L.B. Coster, secretaris
Stichting Beheer Imagerechten de heer D.H.S. Donk, voorzitter
Stichting Beheer Imagerechten de heer F. Deelstra, secretaris
Speler
11
Bijlage 3 KNHB Financieel statuut Het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond (KNHB) besluit als volgt, met inachtneming van het Directiestatuut KNHB, zoals vastgesteld bij besluit van het bestuur. -
overwegende dat in het Directiestatuut KNHB bevoegdheden met betrekking tot het bureau door het bestuur zijn overgedragen aan de directeur;
-
overwegende dat het in navolging van het Directiestatuut KNHB gewenst is om vast te stellen welke financiële verplichtingen de directeur namens de KNHB mag aangaan.
Artikel 1 a.
De directeur is geheel verantwoordelijk voor de dagelijkse leiding en het beheer van het bureau.
b.
De directeur is dientengevolge bevoegd tot het aangaan van financiële verplichtingen die de KNHB betreffen. De directeur is gehouden binnen het beleidsplan, het jaarplan, de begrotingsstructuur en het budget te blijven.
c.
Bij het genoemde in artikel 1.b is uitgezonderd het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen en het sluiten van overeenkomsten waarbij de KNHB zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt.
d.
Een financiële verplichting door de directeur aangegaan, mag het maximum van € ….. niet overschrijden. Bij financiële verplichtingen boven € ….. is tevens de toestemming cq. handtekening van de penningmeester noodzakelijk.
e.
In het geval van projectuitvoering, waarin sprake is van een toegekend projectbudget, is de directeur de budgetbewaker.
f.
De directeur is tevens budgetbewaker van de districtsbesturen.
g.
Voor betalingen is accordering van de Directeur of van een van de twee Adjunct-directeuren noodzakelijk.
h.
De directeur is niet gerechtigd zelfstandig actie te ondernemen met betrekking tot het vermogensbeleid en de daaruit voortvloeiende vermogensstructuur.
Artikel 2 a.
Het bondsbestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de hockeybond zodanige aantekeningen te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de hockeybond kunnen worden gekend. In artikel 24 van de statuten van de KNHB staan de verdere uitwerkingen met betrekking tot het financieel beheer, rekening en verantwoording.
b.
Als aanvulling op dit Financieel Statuut is een overzicht toegevoegd van de verschillende tekenbevoegden. Uitgangspunt is dat de directeur en de penningmeester als gemachtigde kunnen optreden.
Artikel 3 Dit besluit kan worden aangehaald als “Financieel Statuut KNHB’ en treedt in werking op ……. Aldus vastgesteld in de vergadering van het bestuur d.d. …………… KNHB ( voorzitter)
(directeur)
(secretaris)
……………………
……………
……………..
1
Tekenbevoegdheid nota’s; Code
Afdeling/Onderwerp
Tekenbevoegd
ADRA
Adjunct Directeur Algemeen
Adjunct Directeur Financieel Manager
ADRT
Technisch Directeur Tophockey
Technisch Directeur Financieel Manager
ARBA
Arbitrage Algemeen
Hoofd arbitrage Adjunct Directeur Financieel Manager
ARBO
Arbitrage Opleidingen
Juriste/medewerker arbitrage Hoofd arbitrage Adjunct Directeur Financieel Manager
BSR
Bedrijfshockey Sportiviteit en Respect
Medewerker dienstverlening Adjunct Directeur Financieel Manager
COM
Communicatie
Hoofd communicatie Adjunct Directeur Financieel Manager
COMP
Competitie
Hoofd competitie Adjunct Directeur Financieel Manager
DIR
Directeur
Financieel Manager Directeur
DVK
Dienstverlening Knots/Trim/Ouders
Medewerker dienstverlening Adjunct Directeur Financieel Manager
DVP
Dienstverlening Projecten
Medewerker dienstverlening Adjunct Directeur Financieel Manager
DVS
Dienstverlening School/Medisch
Medewerker dienstverlening Adjunct Directeur Financieel Manager
DVV
Dienstverlening Verenigingsondersteuning
Medewerker dienstverlening Adjunct Directeur Financieel Manager
EVEN
Evenementen
Hoofd evenementen Directeur Financieel Manager
2
FIH
FIH
Projectmedewerker Adjunct Directeur Financieel Manager
FIN
Financiële administratie
Financieel Manager Directeur
OPL
Opleidingen
Hoofd opleidingen Adjunct Directeur Financieel Manager
PENN
Penningmeester KNHB
Penningmeester bestuur Financieel Manager
SPON
Sponsoring
Hoofd Marketing Financieel Manager
THD
Tophockey Dames
Medewerker tophockey Technisch directeur Financieel Manager
THH
Tophockey Heren
Medewerker tophockey Technisch directeur Financieel Manager
3
Bijlage 4 Profielschets Bondsbestuur en profielschetsen bestuursleden 1. Werkveld: Het bestuur van de KNHB is verantwoordelijk voor de voorbereiding en totstandkoming van het toezicht op de uitvoering van het meerjarenbeleid van de KNHB. In dit kader stelt zij het jaarbeleid op het gebied van verschillende aandachtsgebieden vast. Het bestuur is namens de Algemene Vergadering (AV) gedelegeerd en van daaruit verantwoordelijk voor (het beheer en functioneren van) financiën, personeel en (bonds)organisatie. Het bestuur representeert de KNHB naar buiten toe, maar kan deze functie op onderdelen delegeren aan medewerkers (bijvoorbeeld aan de Directeur/het MT/Staf), Bondscommissies en/of besturen van lidorganisaties. Het bestuur kan tijdelijke of vaste commissies instellen die bij het bestuur op onderdelen van advies kunnen voorzien en/of het bondsbureau ondersteunen bij de beleidsvoering. Het bestuur kan als toehoorder en toezichthouder deelnemen aan vergaderingen van commissies die zijn ingesteld om te adviseren in het (meerjaren)beleid op verschillende thema’s. 2. Hoofdtaken: a) Het bestuur behartigt de belangen van de KNHB in de meest brede zin van het woord en representeert de KNHB naar buiten toe. b) Het bestuur is verantwoordelijk voor de totstandkoming van het meerjarenbeleid en de vaststelling van het jaarplan met daarin alle relevante aandachtsgebieden. c) Het bestuur legt jaarlijks verantwoording af aan de AV voor de onder a, b en d opgesomde en door de bondsvergadering gedelegeerde taken. d) Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van de bond in organisatorische en personele zin en houdt toezicht op de besteding van middelen. 3. Benoeming leden van bestuur: De leden van het bestuur worden conform de statuten benoemd door de AV. De zittingstermijn van een bestuurslid is 3 jaar. Het streven van de KNHB is dat een bestuurslid, conform de Code Goed Sportbestuur maximaal 2 keer voor een nieuwe termijn herkozen kan worden. Het bestuur stelt een rooster van aftreden op, welke ter informatie wordt overhandigd aan de Algemene Vergadering. Bestuursleden treden af aan het eind van de dag van de vergadering, waarin hun benoemingsduur eindigt. 4. Omvang en samenstelling van het bestuur: Het bestuur bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste 11 natuurlijke personen. Het bondsbestuur bestaat uit een voorzitter, een of meer vice-voorzitters, een secretaris, een penningmeester en overige bondsbestuursleden. In het bestuur dienen minimaal 3 vrouwen te zitten en 1 van de vice-voorzitters dient vrouw te zijn. Het huidige bestuur van de KNHB bestaat uit tien leden (worden er elf), te weten; 1) Voorzitter 2) Secretaris 3) Penningmeester 4) Vice-voorzitter Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Verenigingsondersteuning 5) Commissaris Topsportontwikkeling; Heren lijn 6) Commissaris Topsportontwikkeling; Dames lijn 7) Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Arbitrage 8) Commissaris Marketing en Communicatie; Marketing & Sponsoring 9) Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Maatschappelijk verantwoord verenigen 10) Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Accommodaties 11) Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Opleidingen en Jeugd De functie van secretaris en penningmeester zijn niet verenigbaar, evenmin die van voorzitter met een van de andere functies. De voorzitter wordt als zodanig door de AV benoemd. Het bondsbestuur verdeelt in onderling overleg de overige functies onder de leden en regelt en verdeelt verder in onderling overleg zijn werkzaamheden.
1
5. Algemene taakomschrijving bestuursleden: Functioneren - het bestuur functioneert in al haar facetten als collegiaal team met een collectieve verantwoordelijkheid jegens de KNHB, zowel intern als extern. - de bestuursleden krijgen aandachtsgebieden toebedeeld welke aansluiten bij de individuele competenties en ambities, waarvoor ze als eerste aanspreekbaar voor zijn, maar waarvoor men gezamenlijk verantwoordelijk is. - de bestuurlijke aandacht gaat uit naar het bereiken van geformuleerde doelen en resultaten en (op termijn) minder naar de dagelijkse gang van zaken c.q. de uitvoering binnen een aandachtsgebied. - Representatief gezicht van de KNHB, vertegenwoordiging van de KNHB bij jubilea en prijsuitreikingen. Taken - signaleren van relevante maatschappelijke en sportgerelateerde ontwikkelingen; - het inbrengen van beleidsideeën en suggesties tijdens bestuursvergaderingen en andere daartoe georganiseerde momenten en daarmee het aangeven van de gewenste beleidsmatige koers van de KNHB; - het zorgdragen voor het vaststellen van beleidsplannen. De voorbereiding hiervan wordt gedaan door het bondbureau, ondersteund door de ingestelde commissies op bepaalde thema’s; - het zorgdragen voor besluitvorming/vaststelling inzake het meerjarenplan, jaarplannen (inclusief begroting); - het benoemen van leden in de door het bestuur ingestelde commissies; - het goedkeuren van de door de commissies aangeboden activiteitenplannen die zijn afgeleid van het meerjarenplan en de jaarplannen; - het bewaken van de voortgang van de uitvoering van de activiteitenplannen; - het geven van dwingende adviezen (opdracht of interventie) aan het bureau, commissies en/of lidorganisaties indien de uitvoering niet conform het inhoudelijke en financiële kader verloopt zoals dat eerder is bepaald; - het evalueren van de vastgestelde plannen aan de hand van rapportages, eventueel voorbereid door het bureau, commissies en/of lidorganisaties; - het bestuurlijk verantwoording afleggen over de gevolgde koers aan de leden van de KNHB tijdens de AV’s; - het verzorgen van de aansturing richting het bondsbureau, door het aanstellen van een directeur. Functie-eisen - teamplayer; - affiniteit met de hockeysport; - stelt het algemeen belang van de KNHB boven persoonlijke belangen en belangen van verschillende geledingen/(doelgroepen) binnen de KNHB; - open en eerlijke communicatie; - het openstaan voor en het geven van feedback; - bestuurlijke ervaring in complexe bestuurlijke omgevingen, gericht op beleid- en koersbepaling en bewaking hiervan; - visie en strategisch denkniveau, welke inspirerend wordt overgedragen; - relevant netwerk binnen en voor de hockeysport; - relativeringsvermogen; - besluitvaardig; - gevoel voor lastige situaties en intermenselijke verhoudingen; - gezonde zakelijkheid en bedrijfsmatig inzicht; gewenste achtergrond - kennis van de KNHB en/of hockeysport en haar cultuur/culturen; - knowhow op 1 of meerdere aandachtsgebieden;
2
6. Functie- en taakschets per bestuurlijke functie/aandachtsgebied Voorzitter, secretaris, penningmeester en vice-voorziter Voorzitter Binnen het bestuur draagt de voorzitter de verantwoordelijkheid voor het algemene bestuursfunctioneren. De voorzitter heeft in die hoedanigheid periodiek overleg met de directeur. De voorzitter is tevens verantwoordelijk voor internationale zaken en is voorzitter van de AV van de KNHB. Competenties: - bruggenbouwer tussen geledingen - sterke communicator - coördinerend vermogen - besluitvaardig - zakelijk - representatief/gezicht van de KNHB - specifieke representatie naar NOC*NSF, overheid en (inter)nationale (hockey)organisaties Secretaris De secretaris is verantwoordelijk voor de algehele verslaglegging van het bestuur. De secretaris is tevens belast met nationale zaken en met de communicatie tussen en binnen de geledingen binnen de KNHB en is verantwoordelijk voor de portefeuille Bondsbureau. De secretaris is ook secretaris van de AV en coördineert de beleidscyclus. De secretaris is tevens klankbord van de afdeling Tuchtzaken. Competenties: - goede schriftelijke vaardigheden - bij voorkeur juridische deskundigheid - bewaking van interne communicatieprocessen - zakelijk - all-round - verstand van competitiezaken Penningmeester De penningmeester is verantwoordelijk voor het financiële beheer van de KNHB. De penningmeester heeft periodiek overleg met de accountant van de KNHB. De penningmeester doet tijdens de AV verslag van het financiële beleid van de KNHB. Competenties: - financiële en/of bedrijfseconomische deskundigheid - overleg met de directeur/financieel administrateur, subsidieverstrekkers en/of financiële- of kascommissie (indien deze is ingesteld door de AV) - enige knowhow op het gebied van fiscale zaken en subsidies - nauwgezet - analytisch - besluitvaardig - zakelijk Vice-voorzitter en Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Verenigingsondersteuning De vice-voorzitter is bij uitval van de voorzitter vervangend voorzitter. De competenties van de voorzitter en vice-voorzitter hebben dan ook meerdere overeenkomsten. Competenties: - sterke communicator - coördinerend vermogen - besluitvaardig - maatschappelijk bewustzijn en kennis van landelijke- en gemeentelijke ontwikkelingen - zakelijk - specifieke representatie naar NOC*NSF, overheid en (inter)nationale (hockey)organisaties, indien door uitval van de voorzitter- van toepassing
3
Bestuursleden met specifieke aandachtsgebieden Deze bestuurleden zijn belast met een of meerdere aandachtsgebieden en zijn hiervoor het eerste aanspreekpunt binnen het bestuur. Zij kunnen als toehoorders deelnemen aan (beleidsvoorbereidende) vergaderingen van (eventueel) ingestelde commissies binnen hun aandachtsgebied. Daarnaast kunnen zij voor hun aandachtsgebied periodiek overleg hebben met de directeur van de KNHB. Deze kan zich desgewenst laten vergezellen of vervangen door een andere verantwoordelijke medewerker. Commissaris Topsportontwikkeling; Heren lijn De commissaris Topsportontwikkeling; Heren lijn is onder andere verantwoordelijk voor het Nationale elftal Heren, Tophockey Jong Oranje Heren en het Tophockey Jongens A en B. Competenties: - affiniteit of deskundigheid op het gebied van tophockey, waaronder talentontwikkeling - deskundigheid op het gebied van topsportbegeleiding, topsportondersteuning en topsportfinanciering - contactueel sterk, persoonlijke aandacht - besluitvaardig - gevoel voor lastige situaties en inter-persoonlijke relaties Commissaris Topsportontwikkeling; Dames lijn De commissaris Topsportontwikkeling; Dames lijn is onder andere verantwoordelijk voor het Nationale elftal Dames, Tophockey Jong Oranje Dames en het Tophockey Meisjes A en B. Competenties: - affiniteit of deskundigheid op het gebied van tophockey, waaronder talentontwikkeling - deskundigheid op het gebied van topsportbegeleiding, topsportondersteuning en topsportfinanciering - contactueel sterk, persoonlijke aandacht - besluitvaardig - gevoel voor lastige situaties en inter-persoonlijke relaties Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Arbitrage De commissaris Vereniging- en sportontwikkeling; Arbitrage is verantwoordelijk voor de portefeuille Arbitrage in de breedste zin van het woord. Hij is onder andere verantwoordelijk voor clubscheidsrechters, opleidingen van scheidsrechters en de aanwijscommissie. Tevens zit de commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Arbitrage de vergaderingen van de commissie Arbitrage voor. Competenties: - affiniteit met de hockey (wedstrijd)sport en arbitrage - kennis van competities, toernooien, wedstrijdreglementering, officialzaken en/of kaderopleidingen - analytisch, gedegen en nauwgezet - goede contactuele eigenschappen - planmatig Commissaris Marketing en Communicatie; Marketing & Sponsoring De commissaris Marketing en Communicatie; Marketing en Sponsoring is verantwoordelijk voor de portefeuille Marketing en Sponsoring in de breedste zin van het woord. Competenties: - deskundigheid op het gebied van marketing, public relations en sponsoring; - commercieel inzicht; - initiatiefrijk en creatief; - relevant zakelijk netwerk; - representatief, kan deuren openen.
4
Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Maatschappelijk verantwoord verenigen De Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Maatschappelijk verantwoord verenigen is verantwoordelijk voor de portefeuille Maatschappelijk verantwoord verenigen in de breedste zin van het woord. Competenties: - affiniteit met de maatschappelijke functie van de sportverenigingen; - kan de weg vinden op lokaal niveau; - is op de hoogte van milieu dan wel duurzaamheidvraagstukken; - bezit goede contactuele vaardigheden. Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Accommodaties De commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Accommodaties is verantwoordelijk voor de portefeuille Accommodaties in de breedste zin van het woord. Competenties: - affiniteit met de hockeysport - goede contactuele vaardigheden - planmatig - besluitvaardig - lokaal politiek netwerk - kennis van lokaal sportbeleid Commissaris Verenigings- en sportontwikkeling; Opleidingen en Jeugd De commissaris Vereniging- en sportontwikkeling; Opleidingen en Jeugd is verantwoordelijk voor de portefeuille Opleidingen en de portefeuille Jeugd in de breedste zin van het woord. Competenties: - deskundigheid op het gebied van opleidingen aangaande trainers en coaches, keeperstrainers - deskundigheid of de bereidheid deze te verwerven op het gebied van doelgroepenbeleid, met name jeugd en sportstimulering - affiniteit met de hockeysport en/of breedtesport - initiatiefrijk en creatief/vernieuwend - goede contactuele vaardigheden Zes van de leden van het Bondsbestuur zijn tevens verantwoordelijk voor de functie Commissaris District ……… (deze functies zijn dus onderverdeeld onder bovenstaande bestuurleden, de directeur uitgezonderd) De Districtscommissaris is met de volgende taken belast: - het overbrengen van het KNHB beleid op het Districtsbestuur; - handelend optreden bij conflictsituaties binnen het district dat van toepassing is voor de districtscommissaris. Competenties: - gevoel voor lastige situaties en inter-persoonlijke relaties - goede contactuele vaardigheden - planmatig - besluitvaardig Vergaderfrequentie van het Bondsbestuur: Het Bondsbestuur vergadert 10x per jaar. In de zomerstop wordt het vergaderschema voor het toekomstige seizoen gemaakt. Door het Bondsbestuur wordt vergaderd in de maanden januari t/m juni en van september t/m december.
5
Bijlage 5 Taakgroepen
1) De taakgroepen zijn ingericht op basis van Strategisch plan 2015: - verenigings- en sportontwikkeling; - topsportontwikkeling; - marketing en communicatie. 2) De taakgroepen bestaan uit bestuursleden en medewerkers van het bureau en hebben als taak: - het initiëren, ontwikkelen en voorbereiden van het beleid; - het opstellen van jaarplannen op hun terrein; - 2x per jaar de stand van zaken van hun jaarplan monitoren en hierover verantwoording afleggen aan het gehele bestuur. 3) Voor de ontwikkeling in de taakgroepen is maatschappelijk bewustzijn en besef van landelijke- en gemeentelijke ontwikkeling van essentieel belang. Dit bewustzijn en de daarbij behorende ervaring is een basisvereiste van de bestuursleden. 4) De voornaamste beleidsaandachtspunten voor de taakgroep ‘verenigings- en sportontwikkeling’ zijn: - groeibeleid op het terrein van leden, verenigingen, accommodaties, velden en zalen; - doelgroepenbeleid en bedieningsconcepten; - professionalisering, vrijwilligers, technisch kader en arbitragekader; - hockeygebonden en niet hockeygebonden assortiment; - identiteits- en imagobeleid; - kwalitatief ondersteuningsaanbod; - beleid met betrekking tot Maatschappelijk verantwoord verenigingen. 5) De voornaamste beleidsaandachtspunten voor de taakgroep ‘topsportontwikkeling’ zijn: - talentontwikkeling; - kwaliteitsbeleid topkader; - ontwikkeling en prestaties Nationale Teams. 6) De voornaamste beleidsaandachtspunten voor de taakgroep ‘marketing en communicatie’ zijn: - partner- en sponsorbeleid; - integraal mediabeleid; - breed communicatiebeleid; - merchandisingbeleid.
1
Bijlage 6 Gedragscode Bondsbestuur: 1 Algemene bepalingen 2 Nevenfuncties 3 Informatie 4 Belangenverstrengeling 5 Aannemen van geschenken 6 Bestuurlijke uitgaven 7 Declaraties 8 Creditcards 9 Reizen buitenland 1. Algemene bepalingen; 1.1 Deze gedragscode geldt voor alle leden van het Bondsbestuur. 1.2 In gevallen waarin de gedragscode niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in de AV. 1.3 De gedragscode is openbaar en door derden te raadplegen. 1.4 De leden van het bestuur ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de gedragscode. 2. Nevenfuncties; 2.1 Een bestuurder vervult geen nevenfuncties waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de KNHB. 2.2 Een bestuurder maakt melding van al zijn nevenfuncties waarbij tevens wordt aangegeven wel of niet bezoldigd is. 2.3 De kosten die een bestuurder maakt in verband met een nevenfunctie, worden vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend. 3. Informatie; 3.1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie. 3.2 Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. 3.3 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van de functie verkregen informatie. 4. Belangenverstrengeling; 4.1 De schijn van belangenverstrengeling moet worden voorkomen. Dit kan door openheid, transparantie en bewaking van de proportionaliteit. 4.2 Duidelijkheid vooraf, over de te hanteren uitgangspunten bij de werkwijze tussen bestuursleden en sponsors geeft handvatten voor een zorgvuldig proces waarmee misverstanden kunnen worden voorkomen. Dit komt ten goede aan het behoud van de goede verstandhouding tussen de KNHB en haar sponsors en aan behoud van een goed imago van de KNHB. 5 Aannemen van geschenken; 5.1 Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd. 5.2 Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan €50,vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden vermeld en geregistreerd. 5.3 Geschenken en giften worden niet op het thuisadres bezorgd. Indien dit toch gebeurt wordt dit gemeld. 6 Bestuurlijke uitgaven; 6.1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.
1
6.2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd: - met de uitgave is het van belang van het bestuur gediend - de uitgave vloeit voort uit de functie 7. Declaraties; 7.1 De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed. 7.2 Declaraties worden afgehandeld volgens een daartoe vastgesteld administratieve procedure. 7.3 Declaraties worden ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld. 7.4 Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Enkele voorschotten worden indien mogelijk binnen een maand afgerekend. 8 Creditcards; 8.1 Het gebruik van creditcards wordt zo veel mogelijk beperkt. 8.2 Er wordt vastgesteld voor wat voor soort kosten de creditcard kan worden gebruikt. 8.3 Bij de afhandeling van de betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld. 8.4 Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen. 8.5 Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle voor rekening van de bestuurder hadden moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor rekening van de bestuurder komt. De volgende huidige bestuursleden hebben een creditcard: Voorzitter (Jan Albers) Commissaris Tophockey Heren (Ties Kruize) Commissaris Tophockey Dames (Marjolein Bolhuis) 9 Reizen buitenland; 9.1 Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig. 9.2 Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het reisgezelschap en de geraamde kosten. 9.3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. 9.4 Van de reis wordt verslag gedaan. 9.5 De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed zolang zij redelijk en verantwoord worden geacht.
2
Bijlage 7 KNHB; Bestuurdersaansprakelijkheid Een bestuurslid van de KNHB is in beginsel niet persoonlijk aansprakelijk voor rechtshandelingen die hij namens de vereniging verricht. Bij een vereniging wordt het handelen van een bestuurslid aan de vereniging toegerekend en wordt het als een handelen van de vereniging beschouwd. In enkele gevallen kan de bestuurder wel worden geconfronteerd met een persoonlijke aansprakelijkheid. Hierbij kunnen drie situaties worden onderscheiden: a) aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de vereniging; b) aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden; c) aansprakelijkheid van de bestuurder op grond van de antimisbruikwetgeving. Sub a) Aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover de vereniging (interne aansprakelijkheid) De basis van het bestuurderschap is vertrouwen dat in de bestuurder wordt gesteld. Iedere bestuurder is ten opzichte van de vereniging gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak, zoals dit in alle redelijkheid mag worden verwacht. De wet gaat uit van aansprakelijkheid van het bestuur, aangezien het gehele bestuur als een gezamenlijk college bestuurt. Er zijn echter situaties van hoofdelijke aansprakelijkheid van de bestuursleden tegenover de vereniging. Daarvan kan alleen sprake zijn als het onbehoorlijk besturen schade voor de vereniging met zich mee heeft gebracht en de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Wanneer de tekortkoming niet aan hem valt te wijten en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen ervan af te wenden, is de bestuurder niet aansprakelijk. Sub b) Aansprakelijkheid van de bestuurder tegenover derden (externe aansprakelijkheid) Naast de interne aansprakelijkheid kan de bestuurder tevens aansprakelijk zijn tegenover derden. In sommige gevallen vloeit de aansprakelijkheid direct voort uit de wettelijke regeling, bijvoorbeeld bij de vereniging met beperkte rechtsbevoegdheid of wanneer een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid nog niet is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel. Op dat moment is iedere bestuurder hoofdelijk aansprakelijk. Een belangrijkere grond van aansprakelijkheid is echter wanneer er sprake is van een onrechtmatige daad van een bestuurder. Een voorbeeld hiervan is wanneer een bestuurder ten tijde van het aangaan of de bekrachtiging van een rechtshandeling, wist of behoorde te weten dat de vereniging niet tot nakoming van haar verplichtingen in staat zou zijn en ook niet voldoende verhaal zou bieden voor de schade die de wederpartij daardoor zou lijden. Gebeurde dit op basis van een bestuursbesluit, dan kunnen ook andere bestuurders worden aangesproken. Dit geldt niet voor de bestuurders die tegen het besluit hadden gestemd. Een typische onrechtmatige daad is het niet nakomen van contractuele verplichtingen. Wanneer het bestuur(slid) in gebreken blijft, kan dat voor de andere contractspartij tot schade leiden die op de vereniging verhaald kan worden. Sub c) Aansprakelijkheid van de bestuurder op grond van antimisbruikwetgeving Het doel van de antimisbruikwetgeving is het tegen gaan van het misbruik van rechtspersonen (in dit geval de vereniging). Dit speelt bij verenigingen die onder de Wet op de vennootschapsbelasting vallen. Kort gezegd kunnen op grond van de Wet bestuurdersaansprakelijkheid bestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor het niet afdragen door de vereniging van omzetbelasting, loonbelasting, premies werknemers- en volksverzekeringen en de bijdrage voor verplichte deelname aan bedrijfspensioenfondsen. De wet gaat uit van een meldingsplicht. Wie voorziet dat de vereniging een van de hiervoor genoemde verplichten niet kan nakomen, dient dit (schriftelijk) te melden bij de betreffende instantie. Er is alleen dan nog sprake van aansprakelijkheid als de bestuurder(s) daaraan schuld heeft. De Wet bestuursaansprakelijkheid in faillissement legt de aansprakelijkheid voor het totale boedeltekort op bestuurders persoonlijk in geval van faillissement van de vereniging indien zij hun bestuurstaak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld. De bestuurder dient zijn taak behoorlijk te vervullen, anders is het mogelijk dat hij aansprakelijk wordt 7 gesteld. Bestuurders kunnen zich verzekeren tegen aansprakelijkheid.
7
Ernst & Young
1
2
Bijlage 8 KNHB Directiestatuut Het bestuur van de KNHB besluit als volgt: - overwegende dat de bepalingen van dit directiestatuut niet in strijd mogen zijn met het bepaalde in de wet, in de statuten en reglementen van de KNHB en met de arbeidsovereenkomst van de directeur; - overwegende dat het gewenst is de aansturing van het bureau van de KNHB verder te verbeteren, alsmede voor dat doel een taak- en verantwoordelijkheidsverdeling aan te brengen tussen het bestuur en het bondsbureau; - overwegende dat dit onder de voorwaarden geschied dat zowel het bestuur, alsmede de secretaris en penningmeester hun statutaire eindverantwoordelijkheid voor het functioneren van de KNHB kunnen dragen; - overwegende dat het gewenst is dat een zodanige delegatie van taken en bevoegdheden van het bestuur en directie plaatsvindt dat laatstgenoemde, binnen de grenzen van de aangegeven bevoegdheden, in de gelegenheid is om de dagelijkse leiding van het bondsbureau van de KNHB te voeren; - overwegende dat het derhalve gewenst is om regels vast te stellen met betrekking tot de bevoegdheden van de directeur, alsmede betrekking tot de wijze van functioneren van de directeur in relatie tot het bestuur; - overwegende dat dit directiestatuut deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst van KNHB met de directeur; Artikel 1: Verhouding bondsbestuur - directeur 1. Het bondsbestuur vertegenwoordigt de KNHB. De voorzitter van het bondsbestuur treedt op als woordvoerder van de sportbond. 2. De voorzitter van het bondsbestuur kan het woordvoerderschap geheel of gedeeltelijk aan de directeur delegeren. Indien de directeur als woordvoerder van de sportbond optreedt, overlegt de directeur periodiek met de voorzitter. 3. De directeur zal bij de uitvoering van de opgedragen werkzaamheden handelen overeenkomstig het beleid van het bondsbestuur. 4. Het bestuur is verantwoordelijk voor de benoeming, ontslag, en bezoldiging van de directeur. Artikel 2: Algemene taken en bevoegdheden van de directeur 1. De directeur heeft de verantwoordelijkheid over de dagelijkse leiding en het beheer van het bureau en is belast met: a) de inrichting en leiding van het bureau; b) het personeelsbeleid c) de leiding van de werkzaamheden van de KNHB met betrekking tot beleidsontwikkeling, beleidsvoorbereiding en beleidscoördinatie, inclusief dienstverlening; d) het beheer van het bureau; e) het beschikken over gelden die voor de inrichting en werkzaamheden van het bureau beschikbaar zijn gesteld. 2. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden houdt de directeur rekening met het belang van de KNHB. 3. Bij het uitoefenen van zijn bevoegdheden is de directeur gehouden binnen de vastgestelde begroting van de KNHB te blijven. Voor substantiële enkelvoudige uitgaven of verplichtingen is de directeurgehouden overleg te plegen met de secretaris-penningmeester. Er is een procuratiebesluit waarvan de directeur financiële verplichtingen mag aangaan. Artikel 3: Overleg bondsbestuur – directeur 1. De directeur overlegt aan het bestuur een werkplan. De directeur legt over de te bereiken resultaten en het functioneren van de werkorganisatie periodiek verantwoording af aan het bestuur. Voortvloeiend uit hetgeen is geregeld in de statuten, heeft de directeur tevens de volgende taken: a) het tijdig opstellen van de ten behoeve van de door het bestuur van de KNHB goed te keuren en door de AV vast te stellen jaarlijkse begroting, de jaarstukken en het jaarverslag;
1
b) het periodiek rapporteren aan het bestuur van de KNHB over de financiële gang van zaken van de KNHB. 2. De directeur neemt ambtshalve deel aan de vergadering van het bestuur. De directeur heeft daarbij het recht van voorstel en advies. 3. De directeur adviseert het bestuur over alle zaken de KNHB betreffende. De directeur is bevoegd correspondentie, gericht aan het bestuur, af te doen indien en voor zover het zaken betreft, die geacht kunnen worden te behoren tot het uitvoeringsniveau. Artikel 4: Vertegenwoordiging 1. De directeur vertegenwoordigt de sportbond binnen de door het bondsbestuur verleende volmacht. 2. De directeur is zelfstandig bevoegd betalingen te verrichten tot een bedrag van € …. per transactie/door het bondsbestuur bepaalde rubriek van uitgaven. 3. De directeur is zelfstandig bevoegd veel voorkomende overeenkomsten aan te gaan in vooraf door het bondsbestuur vastgestelde categorieën van overeenkomsten. 4. De directeur kan binnen de richtlijnen van het bondsbestuur andere werknemers naar een vertegenwoordigend overleg afvaardigen of mandateren. 5. De directeur draagt zorg voor een tijdige signalering naar het bondsbestuur van aangelegenheden waarbij vertegenwoordiging van de sportbond door een lid van het bondsbestuur gewenst dan wel noodzakelijk wordt geacht. Artikel 5: Plaatsvervangend directeur De directeur wordt bij langdurig afwezigheid waargenomen door een door het bondsbestuur te benoemen plaatsvervanger. Artikel 6: Slotbepalingen 1. In alle gevallen waarin dit directiestatuut niet voorziet of een verschil van inzicht over de uitleg hiervan ontstaat, beslist het bondsbestuur, tenzij het een aangelegenheid betreft waartoe de Algemene vergadering bevoegd is. 2. Wijzigingen in dit directiestatuut kunnen alleen door het bondsbestuur worden vastgesteld na overleg met de directeur. Artikel 7: Dit besluit kan worden aangehaald als ‘Directiestatuut’ KNHB en treedt in werking op ………
KNHB ( voorzitter)
(directeur)
……………………
……………………..
(secretaris)
……………………
2
Bijlage 9 KNHB Tuchtreglement Artikel 1 1. Een tuchtprocedure op grond van vermeend handelen in strijd met de bepalingen als omschreven in artikel 11 van de statuten van de hockeybond wordt door het bondsbestuur tegen een lid/een persoon die is toegetreden tot de vereniging aanhangig gemaakt bij de tuchtcommissie van de hockeybond door toezending aan het bondsbureau van het navolgende: a. een omschrijving van het gewraakte handelen/nalaten met opgave van datum en plaats; b. de naam van het lid tegen hetwelk de procedure wordt aangespannen en als het een verenigingslid betreft ook de naam van diens vereniging; c. de namen van eventuele getuigen; d. andere van belang zijnde gegevens en inlichtingen. 2. Alvorens eventueel een tuchtprocedure als bedoeld in lid 1 van dit artikel aanhangig te maken, is het bondsbestuur bevoegd een commissie van onderzoek in te stellen om in dit verband één onderzoek naar de feiten en omstandigheden te doen. 3. De tuchtcommissie regelt de wijze van behandeling van de zaak met inachtneming van de statuten en reglementen van de hockeybond. De tuchtcommissie bepaalt plaats, datum en uur van de zitting. De tuchtcommissie is bevoegd de zaak schriftelijk af te doen. 4. Indien een tuchtprocedure aanhangig is gemaakt kan het betrokken lid/verenigingslid of diens vereniging, binnen de een daartoe te stellen termijn, kenbaar maken dat er verzocht wordt om een mondelinge behandeling. Tenzij de tuchtcommissie van oordeel mocht zijn dat hierdoor een onaanvaardbare vertraging van de behandeling zou ontstaan, dient op dat verzoek te worden ingegaan. 5. De tuchtcommissie is bevoegd het bondsbestuur, andere besturen en commissies van de hockeybond en leden van de hockeybond te raadplegen dan wel te horen. Zij zijn verplicht desgevraagd de tuchtcommissie alle inlichtingen te verstrekken, waartoe zij tijdig vanwege de tuchtcommissie dienen te worden opgeroepen. 6. Indien de tuchtcommissie dit wenselijk oordeelt, zal het bondsbestuur een commissie van onderzoek instellen om een antwoord te vinden op door de Tuchtcommissie gestelde vragen. 7. De tuchtcommissie is bevoegd een aanhangig gemaakte zaak te seponeren, indien naar het oordeel van de tuchtcommissie het tijdsverloop tussen het gewraakte handelen en het aanhangig maken van de zaak te groot is, of om andere naar haar oordeel gewichtige redenen. 8. De tuchtcommissie brengt haar uitspraak schriftelijk met motivering mede aan het bondsbureau ter kennis, met eventuele straf en strafmaat. 9. Het bondsbureau brengt de uitspraak zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis aan het bondsbestuur, het betrokken lid/verenigingslid en zijn vereniging. 10 In dit tuchtreglement is bovendien de procedure vastgelegd in geval sprake is van een tijdelijke of definitieve verwijdering van een speler/teambegeleider van het speelveld in een door de hockeybond uitgeschreven wedstrijd. Artikel 2 1. De tuchtcommissie van de hockeybond is bevoegd de volgende straffen op te leggen: a. een lid als bedoeld in artikel 6 lid 2 en lid 3 sub e en g van de statuten van de hockeybond met ontzetting uit het lidmaatschap en/of een geldboete tot maximaal € 500,00 en/of met een berisping; b. een ander lid met ontzetting uit het lidmaatschap en/of een geldboete tot maximaal € 250,00 en/of een berisping en/of een verbod tot deelname aan een of meer door de hockeybond uitgeschreven
1
wedstrijden (wedstrijdstraf ) en/of een verbod voor bepaalde of onbepaalde tijd tot uitoefening van een functie in de hockeybond en/of een lid van de hockeybond; c. indien een lid uitkomende in een vertegenwoordigend elftal of team van de hockeybond of een van de districten in een wedstrijd van dat elftal of team heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 10 van de Statuten kan een verbod worden opgelegd tot deelname aan een of meer wedstrijden van een vertegenwoordigend elftal of team van de hockeybond dan wel om voor een bepaalde periode voor zo’n team uit te komen, onverlet de bevoegdheid van de tuchtcommissie tot oplegging van een andere passend geachte straf; d. de tuchtcommissie is bevoegd bij de bepaling van de straf dan wel bij de instructie van de tenuitvoerlegging van de op te leggen straf rekening te houden met door leden tegen verenigingsleden opgelegde en kenbaar gemaakte maatregelen en straffen; 2. De tuchtcommissie is bevoegd, zodra een zaak te harer kennis is gebracht en in afwachting van de behandeling daarvan, met onmiddellijke ingang een straf op te leggen, indien daartoe naar het oordeel van de tuchtcommissie gezien de ernst van de zaak aanleiding bestaat. Artikel 3 1. Behoudens hetgeen is geregeld in artikel 3 lid 2 van dit reglement, wordt een opgelegde straf van kracht en staat zij onherroepelijk vast, indien daartegen binnen de in artikel 8 lid 1 van dit reglement bepaalde termijn geen beroep is ingesteld; een opgelegde straf wordt ook van kracht en staat onherroepelijk vast, indien na de gevolgde beroepsprocedure geen beroep meer openstaat. 2. Indien een straf wordt opgelegd naar aanleiding van een rode kaart, verkregen in een wedstrijd waarvoor een apart reglement geldt, zoals wedstrijden of play offs om het landskampioenschap in een bepaalde categorie of play offs die zouden kunnen leiden tot plaatsing of behoud van een plaats in de hoofdklassecompetitie dames of heren, zal de opgelegde straf met onmiddellijke ingang ten uitvoer worden gelegd, tenzij de tuchtcommissie anders bepaalt. 3. Een verbod tot deelname aan een of meer door de hockeybond uitgeschreven wedstrijden en/of een verbod om voor bepaalde of onbepaalde tijd enige functie binnen de hockeybond of lid van de hockeybond te bekleden, dient onmiddellijk na onherroepelijk worden ten uitvoer te worden gelegd. 4. De tuchtcommissie is bevoegd te bepalen dat het betrokken lid/verenigingslid gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is geschorst dan wel ongerechtigd is om in door de hockeybond uitgeschreven wedstrijden uit te komen. 5. De tuchtcommissie is bevoegd te bepalen dat een opgelegde straf ongeacht een in te stellen beroep met onmiddellijke ingang ten uitvoer zal worden gelegd. Artikel 4 1a Conform het toepasselijke bondsreglement (mede omvattende zaalhockey) wordt van elke beslissing tot het tijdelijk dan wel voor de resterende duur van de wedstrijd van het speelveld (definitief )verwijderen van een speler/teambegeleider mededeling gedaan door de scheidsrechters op het wedstrijdformulier met vermelding van de reden van verwijdering en de naam en het postadres van de speler/ teambegeleider alsmede het kaartnummer van de betrokken scheidsrechter. De betrokkene en de aanvoerder worden geacht van die melding kennis te hebben genomen. 1b Wanneer een aanvoerder tijdelijk wordt verwijderd ten gevolge van het gedrag van het team (waaronder tevens te verstaan het uitvoeren van een verkeerde wissel), dient de scheidsrechter dit expliciet te vermelden op het wedstrijdformulier. In dit geval zal de tijdelijk verwijdering niet worden geregistreerd. 2. Na ontvangst van het wedstrijdformulier op het bondsbureau worden de tijdelijke dan wel definitieve verwijderingen geregistreerd. 3. De registratie van gele en rode kaarten verkregen in de veldhockeycompetitie is gescheiden van de registratie van gele en rode kaarten verkregen in de zaalhockeycompetitie.
2
4. Registratie kaarten veldhockeycompetitie. a. Indien een speler/teambegeleider in een seizoen tweemaal geregistreerd wordt voor een tijdelijke verwijdering van het speelveld, zal de betrokken vereniging daarvan een kennisgeving ontvangen. b. Indien een speler/teambegeleider in één en dezelfde wedstrijd tweemaal tijdelijk van het speelveld is verwijderd, zal dit gelden als twee registraties van tijdelijke verwijdering van het speelveld. c. Indien een speler/teambegeleider gedurende een seizoen voor de derde maal (=3e gele kaart)tijdelijk is verwijderd van het speelveld in de veldhockeycompetitie, is deze speler/teambegeleider automatisch niet speelgerechtigd dan wel heeft hij een verbod tot begeleiden vanaf de teambank voor de eerstvolgende door de hockeybond uitgeschreven veldhockeywedstrijd. Na de vierde zodanige verwijdering zal er geen speelverbod worden opgelegd. d. Indien een speler/teambegeleider gedurende een seizoen voor de vijfde maal(= 5e gele kaart)tijdelijk is verwijderd van het speelveld in de veldhockeycompetitie, is deze speler/teambegeleider automatisch niet speelgerechtigd dan wel heeft hij een verbod tot het begeleiden vanaf de teambank voor de eerstvolgende twee door de hockeybond uitgeschreven veldhockeywedstrijden. Voor elke volgende tijdelijke verwijdering (= gele kaart)is hij automatisch niet speelgerechtigd dan wel heeft hij een verbod tot begeleiden vanaf de teambank voor de eerstvolgende twee door de hockeybond uitgeschreven veldhockeywedstrijden. 5. Registratie kaarten zaalhockeycompetitie. a. Indien een speler/teambegeleider in een seizoen eenmaal geregistreerd wordt voor een tijdelijke verwijdering van het speelveld, zal de betrokken vereniging daarvan een kennisgeving ontvangen. b. Indien een speler/teambegeleider in één en dezelfde wedstrijd tweemaal tijdelijk van het speelveld is verwijderd, zal dit gelden als twee registraties van tijdelijke verwijdering van het speelveld. c. Indien een speler/teambegeleider gedurende een seizoen voor de tweede maal (=2e gele kaart)tijdelijk is verwijderd van het speelveld in de zaalhockeycompetitie, is deze speler/teambegeleider automatisch niet speelgerechtigd dan wel heeft hij een verbod tot begeleiden vanaf de teambank voor de eerstvolgende door de hockeybond uitgeschreven zaalhockeywedstrijd. d. Indien een speler/teambegeleider gedurende een seizoen voor de derde maal(= 3e gele kaart)tijdelijk is verwijderd van het speelveld in de zaalhockeycompetitie, is deze speler/teambegeleider automatisch niet speelgerechtigd dan wel heeft hij een verbod tot het begeleiden vanaf de teambank voor de eerstvolgende door de hockeybond uitgeschreven zaalhockeywedstrijd. Voor elke volgende tijdelijke verwijdering (= gele kaart)is hij automatisch niet speelgerechtigd dan wel heeft hij een verbod tot begeleiden vanaf de teambank voor de eerstvolgende twee door de hockeybond uitgeschreven zaalhockeywedstrijden. 6. Door het bondsbureau zal aan de betrokken vereniging een kennisgeving en tenuitvoerleggingformulier worden toegezonden voor het aan betrokken speler/teambegeleider opgelegde speelverbod(en) voor deelname aan door de hockeybond uitgeschreven wedstrijden. 7. De kennisgevingen, zoals genoemd in dit artikel dienen ter ondersteuning van de vereniging en ontslaan de vereniging niet van de verantwoordelijkheid zelf registratie bij te houden van de tijdelijke en definitieve verwijderingen. Een vereniging kan zich nimmer beroepen op het ontbreken van de kennisgevingen van de hockeybond. 8. Ter zake van registraties en straffen opgelegd naar aanleiding van tijdelijke verwijderingen als hiervoor bedoeld is geen verweer of beroep mogelijk. 9. De registraties zullen telkens voor de duur van het lopende seizoen gelden en na afloop van het seizoen vervallen. 10. Mocht bij de laatste wedstrijd van een lopend seizoen een speler/ teambegeleider geconfronteerd worden met een registratie, zoals genoemd in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel, dan gaan de bijbehorende speelverboden mee naar de veld- dan wel zaalhockey-competitie van het eerstvolgende seizoen.
3
Artikel 5 1. Een door de tuchtcommissie opgelegd speelverbod of verbod tot begeleiden vanaf de teambank geldt voor de door de bond uitgeschreven wedstrijden. Een speel- cq coachverbod opgelegd naar aanleiding van een rode kaart dan wel meerdere gele kaarten (zie artikel 4 lid 3) opgelopen in de veldhockeycompetitie dient ten uitvoer gelegd te worden in de veldhockeycompetitie. Een speelverbod cq coachverbod opgelegd naar aanleiding van een rode kaart dan wel meerdere gele kaarten (zie artikel 4 lid 4) opgelopen in de zaalhockeycompetitie dient ten uitvoer gelegd te worden in de zaalhockeycompetitie. 2. De tenuitvoerlegging van de straf dient te goeder trouw te geschieden en geldt voor de wedstrijden van het team waarvoor de betrokkene gewoonlijk als speler uitkomt, dan wel waarbij hij als begeleider optreedt. Het bondsbestuur zal de tenuitvoerlegging toetsen aan dit criterium. 3. Tot en met de dag waarop de tenuitvoerlegging van de straf zoals genoemd in artikel 5.2 van het tuchtreglement plaatsvindt, is een speler niet speelgerechtigd voor een ander team van die vereniging en een teambegeleider niet gerechtigd om een ander team van die vereniging te begeleiden vanaf de teambank. 4. De competitieleider kan in bijzondere gevallen voor de tenuitvoerlegging van een speelverbod of verbod tot begeleiden vanaf de teambank nadere aanwijzingen geven. 5. De betrokken vereniging is verplicht, in geval een speler een speelverbod, dan wel een teambegeleider een verbod tot begeleiden vanaf de teambank voor een of meer bondswedstrijden heeft, het bondsbestuur onmiddellijk na de laatste wedstrijd waarvoor het speelverbod gold, schriftelijk te berichten wanneer het opgelegde speelverbod ten uitvoer is gelegd. 6. Aan een vereniging die de in dit artikel genoemde verplichtingen niet nakomt kan een geldboete worden opgelegd van ten hoogste €250,00. 7. Indien een speelverbod niet op correcte wijze ten uitvoer is gebracht, geldt het gestelde in het bondsreglement in deel A.4.1, alsmede het gestelde in het Bondsreglement in deel A.4.2 en deel A.4.3. 8. Indien een speelverbod niet op correcte wijze ten uitvoer is gebracht, dient de tenuitvoerlegging alsnog te geschieden met inachtneming van het gestelde in art. 5.2 en 5.3 van dit reglement. Artikel 6 1. In geval van registratie van een definitieve verwijdering van een speler/teambegeleider, alsmede van elke registratie na de tweede respectievelijk vierde (en volgende) tijdelijke verwijdering in de veldhockeycompetitie en na de eerste(en volgende) verwijdering in de zaalhockeycompetitie zal per registratie een bijdrage in de administratiekosten in rekening worden gebracht ad € 12,50 in geval sprake is van een senioren/ veteranenwedstrijd (ongeacht de leeftijd van de betrokken speler/ teambegeleider) en € 7,50 in geval sprake is van een jeugdwedstrijd. De administratiekosten zullen via de betrokken vereniging van het verenigingslid worden geïncasseerd. 2. De registraties, mededelingen van speelverboden en incasso van de bijdrage in de administratiekosten zullen door het bondsbureau worden uitgevoerd en geadministreerd. Artikel 7 1. In geval van definitieve verwijdering bij een wedstrijd wordt direct een tuchtzaak als bedoeld in artikel 1 van dit reglement aanhangig gemaakt. De behandeling van die zaak vindt in principe plaats op de tweede dinsdag na de dag waarop de betrokken wedstrijd is gespeeld. In het geval er sprake is van een fysieke overtreding, die heeft geleid tot de definitieve verwijdering, is de vereniging van de betrokken speler/ teambegeleider verplicht er voor zorg te dragen dat tijdig voor die zitting een schriftelijke verklaring van de betrokkene en de vereniging door het bondsbureau is ontvangen, zodat de tuchtcommissie daarvan kennis kan nemen.
4
2. De tuchtcommissie maakt voor aanvang van het seizoen bekend welke standaardstraf zal worden opgelegd voor een definitieve verwijdering wegens verbaal wangedrag. Tenzij de omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt de afwikkeling van een dergelijke tuchtprocedure en de strafoplegging aan het bondsbureau gedelegeerd en zal zonder formele behandeling een speelverbod worden opgelegd, onverminderd de mogelijkheid voor de tuchtcommissie een behandeling te gelasten en het recht van de betrokkene dan wel de betrokken vereniging om te verzoeken om een schriftelijke of mondelinge behandeling en het recht van beroep. Een verzoek tot schriftelijke of mondelinge behandeling dient uiterlijk op de eerste woensdag na de dag van de gespeelde wedstrijd op het bondsbureau te zijn ontvangen. 3. Door het bondsbureau zal in geval sprake is van oplegging van de standaardstraf voor verbaal wangedrag onverwijld aan de betrokken vereniging een kennisgeving en tenuitvoerleggingformulier worden toegezonden. Indien door de betrokken speler/teambegeleider dan wel betrokken vereniging niet of niet tijdig om een schriftelijke of mondelinge behandeling van een zaak van verbaal wangedrag is verzocht en de standaardstraf is opgelegd, staat er geen beroep open. Artikel 8 1. Het betrokken lid/een persoon die is toegetreden tot de vereniging alsmede het bondsbestuur heeft het recht tegen een uitspraak van de tuchtcommissie beroep aan te tekenen. Dit beroep dient schriftelijk en met redenen omkleed op het bondsbureau te zijn ontvangen uiterlijk binnen 10 dagen na dagtekening van de uitspraak van de tuchtcommissie door het bondsbureau als bedoeld in artikel 1 lid 9 van dit reglement. 2. Onder schriftelijk wordt mede verstaan: per fax of per e-mail
[email protected]. 3. Voor de procedure in beroep wordt verder verwezen naar de betrokken bepalingen in de Statuten en het Huishoudelijk reglement, in het bijzonder de artikelen 29 en 30 van de Statuten en 38, 39 en 40 van het Huishoudelijk reglement. Artikel 9 1. De procedure tot wijziging van het Tuchtreglement is vastgelegd in artikel 28 van de Statuten. 2. De besluiten tot wijziging van het Tuchtreglement treden in werking op de dag volgende op de die waarop de vergadering die besluiten neemt, tenzij de algemene vergadering een later tijdstip vaststelt. 3. Dit tuchtreglement is laatstelijk gewijzigd bij besluit van de algemene vergadering de dato 12 juni 2008 en gewijzigd in werking getreden op 13 juni 2008.
5
Bijlage 10 KNHB Dopingreglement Gebaseerd op de World Anti-Doping Code
VERSIE: DATUM: AUTEUR:
8
2.0 januari 2010 Dopingautoriteit
Inhoudsopgave Titel I Artikel 1 Artikel 2
Begrippen Begripsomschrijvingen Doping
Titel II Overtredingen Artikel 3 Aanwezigheid verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) Artikel 4 (Poging tot) gebruik verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) Artikel 5 (Poging tot) gebrekkige medewerking Artikel 6 Gebrekkige informatieverstrekking Artikel 7 (Poging tot) manipuleren Artikel 8 (Poging tot) bezit Artikel 9 (Poging tot) handel Artikel 10 (Poging tot) toediening Titel III Bewijs van doping Artikel 11 Bewijslast Artikel 12 Methoden voor het vaststellen van feiten en aannamen Titel IV Verboden stoffen en verboden methoden Artikel 13 Dopinglijst Artikel 14 Dispensatie Artikel 15 Boosting & autonome dysreflexie Titel V Algemeen Artikel 16 Sporter met een beperking Artikel 17 Privacy Artikel 18 Minderjarigheid Artikel 19 Kosten Artikel 20 Jurisdictie/Toepassing Artikel 21 Uitvoerende organisaties Artikel 22 Voorlichting Titel VI Dopingcontrole Artikel 23 Uitvoering dopingcontrole Artikel 24 Testing Pool Artikel 25 Legitimatie/identificatie Artikel 26 Aanwijzing ter dopingcontrole Artikel 27 Afname urinemonster Titel VII Artikel 28 Artikel 29 8
Resultaatmanagement Beoordeling controleresultaten Communicatie controleresultaten
2009 World Anti-Doping Code
1
Artikel 30 Artikel 31
Vervolgonderzoek Ordemaatregel
Titel VIII Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 35 Artikel 36
Tuchtrechtelijke behandeling Tuchtrechtelijke vervolging algemeen Melding dopingzaak Aanhangig maken van een dopingzaak Recht op een eerlijke behandeling Automatisch vervallen wedstrijdresulta(a)t(en)
Titel IX Artikel 37 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 40 Artikel 41 Artikel 42 Artikel 43 Artikel 44 Artikel 45 Artikel 46 Artikel 47 Artikel 48 Artikel 49
Sancties Spelsancties & boetes Uitsluiting Specifieke stoffen Geen schuld of nalatigheid Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid Bekentenis voorafgaand aan dopingzaak Verzwarende omstandigheden Meerdere opties afwijking standaard sanctie Meerdere overtredingen Aanvang van de periode van uitsluiting Status gedurende uitsluiting Consequenties teams (indien van toepassing) Verjaringstermijn
Titel X Artikel 50 Artikel 51 Artikel 52 Artikel 53 Artikel 54 Artikel 55 Artikel 56
Beroep Instellen beroep Voor beroep vatbare besluiten Internationale testing pool Overige sporters Beroep/interventie WADA Beroep dispensaties Beroepstermijnen
Titel XI Artikel 57 Artikel 58 Artikel 59 Artikel 60 Artikel 61
Bekendmaking Informatieverstrekking Eerste beoordeling dopingzaak Aanhangig gemaakte dopingzaak Tuchtrechtelijke uitspraak Overige dopingzaken
Titel XII Artikel 62 Artikel 63 Artikel 64 Artikel 65 Artikel 66
Restbepalingen Verhouding reglementen Verstek Interpretatie Aangifte Slotbepaling
Titel I
Begrippen
Artikel 1 1.1. 1.2.
Begripsomschrijvingen
Bond: KNHB: Koninklijke Nederlandse Hockey Bond. Aangeslotene: een natuurlijke of rechtspersoon die is gebonden aan de statuten, reglementen en besluiten van de Bond, dan wel van een bij de Bond aangesloten rechtspersoon.
2
1.3.
Aanwijzen: het op de hoogte stellen van de betrokken sporter dat deze is geselecteerd voor een dopingcontrole. 1.4. Afbraakproduct: stof die ontstaat bij een biologisch omzettingsproces. 1.5. Afnameprocedure: de procedure vanaf de melding van de betrokken sporter in het dopingcontrolestation tot en met de ondertekening van de relevante formulieren. 1.6. Assistent Dopingcontroleofficial: een functionaris die door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie is opgeleid, dan wel geïnstrueerd, en benoemd om bepaalde taken met betrekking tot de aanwijzing ter dopingcontrole, het toezicht houden op de betrokken sporter en/of de afnameprocedure uit te voeren. De benaming van deze functionaris kan verschillen: chaperonne, steward, et cetera. 1.7. Atypische bevinding: een uitslag van een door een in artikel 21.8 bedoeld laboratorium of ander analyse-instituut, uitgevoerde analyse, waaruit voortvloeit dat het in de International Standard for Laboratories of andere in artikel 1.27 genoemde Internationale Standard bedoelde vervolgonderzoek dient plaats te vinden, teneinde te bepalen of sprake is van een belastend analyseresultaat. 1.8. Begeleidend personeel: elke coach, trainer, manager, zaakwaarnemer, teammedewerker, official, (para)medische begeleider, ouder, wettelijke vertegenwoordiger of iedere andere persoon die is aangesloten bij de Bond, een bij de Bond aangesloten club of vereniging of een organisatie waarbij de Bond is aangesloten en werkt met sporters die deelnemen aan of zich voorbereiden op sportwedstrijden, deze sporters assisteert, ondersteunt of begeleidt, of die sporters onder behandeling heeft. 1.9. Begeleider: iedere door de betrokken sporter aangewezen persoon die hem vergezelt bij de afnameprocedure. 1.10. Belastend analyseresultaat: een rapport van een in artikel 21.8 bedoeld laboratorium of ander analyse-instituut inhoudende de conclusie dat in een monster een verboden stof, een verboden methode, de afbraakproducten daarvan (waaronder verhoogde concentraties van lichaamseigen stoffen), markers of bewijs voor het gebruik van een verboden methode is (zijn) aangetroffen. 1.11 Bestuur: het (bonds)bestuur van de Bond. 1.12 Bevestigen: in de zin van het onderzoeken van het B-monster wil bevestigen zeggen dat in het B-monster dezelfde verboden stof en/of verboden methode wordt aangetroffen als in het A-monster. Indien een stof verboden is bij het overschrijden van een bepaalde hoeveelheid, is voor bevestiging nodig dat ook het B-monster een verboden hoeveelheid van de in het Amonster aangetroffen stof bevat, tenzij sprake is van een exogene verboden stof waarvoor een specifieke grenswaarde geldt op basis van de dopinglijst en/of de International Standard for Laboratories, in welk geval de algemene regel als bedoeld in de eerste zin van artikel 1.12 van toepassing is. 1.13 Binnen wedstrijdverband: de periode die twaalf uur voorafgaand aan een wedstrijd aanvangt, en voortduurt tot en met de afronding van de betreffende wedstrijd, dan wel voortduurt tot en met de afronding van de na afloop van de wedstrijd geplande dopingcontrole(s) (indien daarvan sprake is). 1.14 Buiten wedstrijdverband: elke periode die niet binnen wedstrijdverband is. 1.15 Controleresultaten: alle gegevens voortvloeiend uit een dopingcontrole. 1.16 Dispensatie: een door of namens een hiertoe bevoegd orgaan verstrekte schriftelijke verklaring inzake (i) het tijdelijk en onder voorwaarden toestaan van het therapeutisch gebruik door een sporter van een verboden stof en/of verboden methode of (ii) de aanwezigheid van een natuurlijke verhoogde endogene productie door het lichaam van de sporter van een verboden stof. 1.17 Dopingautoriteit: stichting Anti-Doping Autoriteit Nederland (de door de Nederlandse overheid aangewezen Nationale Anti-Doping Organisatie als bedoeld in artikel 1.30). 1.18 Dopingcontrole: het onderdeel van het dopingcontroleproces dat de aanwijzing ter dopingcontrole, alsmede de afname van het monster omvat. 1.19 Dopingcontroleproces: het proces dat het aanvragen, beoordelen en verlenen van (een verzoek tot) dispensatie, het plannen van (een) afnameprocedure(s), het selecteren en aanwijzen van (een) sporter(s), het afnemen en verzamelen van (een) monster(s), het transport van (een) monster(s) naar het laboratorium, de analyse(s) van (een) monster(s), resultaatbeheer en (de) tuchtrechtelijke procedure(s) omvat. 1.20 Dopingcontroleofficial: een door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie benoemde en getrainde functionaris die is belast met de gedelegeerde bevoegdheid voor de uitvoering van de afnameprocedure.
3
1.21 1.22 1.23 1.24 1.25 1.26 1.27
1.28 1.29 1.30 1.31
1.32
1.33
1.34
1.35 1.36 1.37
1.38
9
Dopingcontrole-uitvoerende organisatie: de organisatie die met de uitvoering van (een) dopingcontrole(s) is belast. In de regel zal dit de Dopingautoriteit betreffen. Dopinglijst: de bij dit reglement behorende lijst met verboden stoffen en verboden methoden. Dopingzaak: een mogelijke overtreding van dit reglement. Evenement: een reeks afzonderlijke wedstrijden die gemeenschappelijk wordt georganiseerd onder verantwoordelijkheid van een bevoegde (inter)nationale federatie, nationale sportbond of organisatie (bijvoorbeeld de Olympische Spelen, WK’s en EK’s). Gebruik: het gebruik, aanbrengen, innemen, injecteren, aanwenden of op wat voor wijze dan ook consumeren van (een) verboden stof(fen) en/of (een) verboden methode(n). Internationale federatie: internationale non-gouvernementele organisatie die op internationaal niveau één of meer takken van sport bestuurt en waarvan de Bond lid is of waarbij de Bond is aangesloten. International Standard: internationale standaard behorend bij de World Anti-Doping Code, waaronder in ieder geval: the Prohibited List International Standard, the International Standard for Testing, the International Standard for Laboratories, the International Standard for 9 Therapeutic Use Exemptions en the International Standard for the Protection of Privacy. De bij een International Standard behorende Technical Documents worden geacht onderdeel uit te maken van de betreffende International Standard. Marker: een stof of groep van stoffen of biologische indicatoren, die duidt of duiden op het gebruik van een verboden stof en/of de toepassing van een verboden methode. Monster: enig biologisch materiaal, bijvoorbeeld urine of bloed, dat is afgenomen in het kader van een dopingcontrole. NADO: Nationale Anti-Doping Organisatie. Negatieve uitslag: indien uit de dopingcontrole blijkt dat: - in het monster van de betreffende sporter geen (verboden hoeveelheden) (afbraakproducten van) verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) is (zijn) aangetroffen; en - geen marker(s) is (zijn) aangetroffen; en - geen gebruik is gemaakt van (de toepassing van) een verboden methode; of - een sporter beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen en/of gebruikte verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) heeft gehandeld. Poging: opzettelijk gedrag vertonen dat een essentiële stap vormt in de richting van gedrag dat bedoeld is om te leiden tot het overtreden van dit reglement. Enkel en alleen een poging vormt geen overtreding van dit reglement, indien de aangeslotene afziet van de poging voordat deze wordt ontdekt door een derde partij die niet bij de poging is betrokken. Positieve uitslag: indien uit de dopingcontrole blijkt dat: - in het monster van de betreffende sporter (verboden hoeveelheden) (afbraakproducten van) een of meer verboden stoffen en/of verboden methoden zijn aangetroffen; en/of - (een) marker(s) is (zijn) aangetroffen; en/of - gebruik is gemaakt van (de toepassing van) een verboden methode; en - de betreffende sporter niet beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen en/of gebruikte verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en/of niet conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) heeft gehandeld. Pre-test: een dopingcontrole die (a) niet door de Dopingautoriteit is uitgevoerd, en (b) niet volgens het gestelde in de International Standard for Testing en de International Standard for Laboratories is uitgevoerd. Selecteren: het selecteren van een of meerdere sporters voor (een) dopingcontrole(s). Selectie kan geschieden op basis van loting, wedstrijdresulta(a)t(en) en/of elke andere op basis van de International Standard for Testing toegestane wijze. Specifieke stof: een verboden stof als bedoeld in artikel 39.1. Sporter: natuurlijk persoon die gaat deelnemen, deelneemt en/of deel heeft genomen aan een onder auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijd en/of lid is van, dan wel aangesloten is bij de Bond, dan wel een bij de Bond aangesloten rechtspersoon. Sporter met een beperking: de sporter die door een daartoe bevoegd orgaan, dan wel een daartoe bevoegde organisatie is gecertificeerd als een sporter met een verstandelijke,
Deze International Standards zijn te vinden op: www.wada-ama.org
4
1.39 1.40 1.41 1.42 1.43
1.44 1.45
1.46 1.47 1.48
zintuiglijke of lichamelijke beperking, waardoor op hem de bepalingen van dit reglement van toepassing zijn, die uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard op deze categorie sporters. Teamsport: een sport waarbij het vervangen van spelers tijdens een wedstrijd is toegestaan. T/E ratio: de ratio tussen de in het monster gevonden testosteron- en epitestosteronconcentratie(s). Testing Pool: door de Dopingautoriteit per bond vastgestelde groep (top)sporters. Deze groep geldt als Testing Pool voor de Bond, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. Deze groepen vormen samen de nationale Testing Pool. Tuchtorgaan: het orgaan dat op grond van dit reglement, de statuten en/of een (ander) reglement van de Bond, bevoegd is tucht te spreken. Uitsluiting: sanctie waarbij de betreffende aangeslotene gedurende een bepaalde periode aan geen enkele wedstrijd of andere activiteit mag deelnemen, in geen enkele hoedanigheid mag acteren of participeren binnen de Bond noch enige (financiële) vergoedingen, zoals is bedoeld in artikel 47.2, mag ontvangen. Zie voor nadere uitwerking artikel 47. Verboden stof en/of verboden methode: die (afbraakproducten van) stof(fen) en/of methode(n) die op de dopinglijst staat/staan vermeld. Vervallen wedstrijdresulta(a)t(en): het ongeldig verklaren van de individuele resultaten van een sporter met betrekking tot een bepaalde wedstrijd, competitie of evenement, met alle daaruit voortvloeiende consequenties zoals het verliezen van medailles, punten en prijzen(geld). Voorlopige hoorzitting: een verkorte hoorzitting, die plaatsvindt voorafgaand aan een reguliere hoorzitting, en die is bedoeld is om de betreffende aangeslotene te informeren en hem gelegenheid te geven om schriftelijk of mondeling te worden gehoord. Wedstrijd: een enkele race, competitie, spel of afzonderlijk nummer of onderdeel georganiseerd door of onder auspiciën van de Bond. Whereabouts-fout: (a) het niet (correct, volledig en/of tijdig) verstrekken van de in artikel 6 bedoelde gegevens of (b) het missen van een dopingcontrole
Artikel 2
Doping
2.1. In dit reglement wordt onder doping verstaan de overtreding van een of meer als beschreven in artikel 3 tot en met artikel 10.
bepalingen
2.2. Sporters, aangeslotenen en begeleidend personeel worden geacht de inhoud van dit reglement te kennen, te weten welke gedragingen overtredingen van dit reglement vormen, alsmede te weten welke stoffen en methoden staan vermeld op de dopinglijst.
Titel II Overtredingen Artikel 3
Aanwezigheid verboden stof(fen) en/of verboden methode(n)
3.1.
De aanwezigheid van een verboden stof en/of een verboden methode, de afbraakproducten daarvan en/of markers in een monster van een sporter vormt een overtreding van dit reglement.
3.2.
Met uitzondering van die stoffen waarvoor een specifieke grenswaarde geldt op basis van de dopinglijst en/of de International Standard for Laboratories, is bij elke aanwezigheid van een verboden stof, een verboden methode, een afbraakproduct daarvan en/of een marker in een monster van een sporter, sprake van een overtreding van dit reglement.
3.3.
De dopinglijst of een andere International Standard, kan speciale criteria bevatten voor de beoordeling van (de aanwezigheid van en/of de aangetroffen hoeveelheid) verboden stoffen die ook door het lichaam zelf kunnen worden geproduceerd.
3.4.
Van aanwezigheid is sprake bij: a. een positieve uitslag na analyse van het A-monster waarbij de sporter van het (laten) analyseren van het B-monster; en/of
5
heeft afgezien
b. een positieve uitslag waarbij de analyse van het B-monster het resultaat de analyse van het A-monster heeft bevestigd.
van
3.5.
Er is geen sprake van een overtreding indien de sporter beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) heeft gehandeld.
3.6.
De Dopingautoriteit heeft het recht het B-monster te (laten) analyseren, ook als de betreffende sporter heeft afgezien van het (laten) analyseren van het B-monster.
3.7.
Het is de persoonlijke plicht van elke sporter ervoor te zorgen dat geen verboden stof(fen), verboden methode(n) afbraakproducten daarvan en/of markers in zijn lichaam binnenkomen. Sporters zijn verantwoordelijk voor alle verboden stoffen, verboden methoden, de afbraakproducten daarvan en/of markers, die worden aangetroffen in hun monsters. Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld, nalatigheid van of bewust gebruik door de sporter te worden aangetoond om een overtreding van artikel 3 te kunnen vaststellen.
Artikel 4
(Poging tot) gebruik verboden stof(fen) en/of verboden methode(n)
4.1. Gebruik of poging tot het gebruik van een verboden stof en/of een verboden methode vormt een overtreding van dit reglement. Het slagen of mislukken van (de poging tot) het gebruik van een verboden stof of verboden methode is niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een overtreding. 4.2. Indien bij een positieve uitslag de analyse van het B-monster de analyse van het Amonster niet bevestigt, kan desondanks gebruik worden aangetoond, en derhalve sprake zijn van een overtreding van artikel 4, indien: a. sprake is van betrouwbare analytische gegevens afkomstig uit het A- monster; en b. een afdoende verklaring kan worden gegeven voor het ontbreken van de bevestiging van de positieve uitslag van de analyse van het A-monster. 4.3.
Er is geen sprake van een overtreding indien de sporter beschikt(e) over een met betrekking tot de gebruikte verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) heeft gehandeld. 4.4.
Het is de persoonlijke plicht van elke sporter ervoor te zorgen dat geen verboden stof(fen), verboden methode(n), afbraakproducten daarvan en/of markers zijn lichaam binnenkomen. Dientengevolge hoeft geen opzet, schuld, nalatigheid van of bewust gebruik door de sporter te worden aangetoond om een overtreding van artikel 4 te kunnen vaststellen. Om een poging tot gebruik te kunnen bewijzen, dient wel opzet zijdens de sporter te worden aangetoond. Artikel 5
(Poging tot) gebrekkige medewerking
5.1.
Het door de sporter (pogen te) weigeren een monster te produceren, te verstrekken en/of af te staan vormt een overtreding van dit reglement.
5.2.
Het door de sporter: a. zonder geldige reden niet (tijdig) (in staat zijn zich te) onderwerpen aan en/of het niet meewerken aan (enig element van) de dopingcontrole na daartoe (mondeling) te zijn aangewezen, alsmede een poging hiertoe; en/of b. ontwijken van (enig element van) de dopingcontrole, alsmede een poging hiertoe, vormt een overtreding van dit reglement.
6
5.3.
Sporters, begeleiders, begeleidend personeel, aangeslotenen en bij de Bond aangesloten verenigingen en/of clubs zijn verplicht volledig, tijdig en ook overigens naar behoren hun medewerking aan de dopingcontrole te verlenen, aanwijzingen van de (assistent) dopingcontroleofficial op te volgen, alsmede gehoor te geven aan verzoeken van de (assistent) dopingcontroleofficial. Het niet nakomen van deze verplichting(en) vormt een overtreding van dit reglement.
Artikel 6 6.1.
6.2.
Gebrekkige informatieverstrekking Sporters die zijn opgenomen in de Testing Pool als bedoeld in artikel 24, zijn verplicht de Dopingautoriteit tijdig correcte en volledige whereabouts-informatie te verstrekken, waaronder in ieder geval hun contact- en verblijfsgegevens. Indien een sporter in een aaneengesloten periode van achttien maanden drie whereabouts-fouten begaat, is sprake van een overtreding van dit reglement.
De Whereabouts-bijlage, die deel uitmaakt van dit reglement, bepaalt onder meer: a. welke informatie de sporter dient aan te leveren; b. de wijze, de frequentie, het tijdstip van het aanleveren van (wijzigingen van) de in het vorige lid bedoelde gegevens; c. de wijze waarop de Dopingautoriteit doorgegeven informatie registreert en beoordeelt; d. de wijze waarop de Dopingautoriteit het niet (correct, volledig en/of tijdig) verstrekken van informatie registreert en beoordeelt; e. de wijze waarop de Dopingautoriteit het door sporters missen van een dopingcontrole registreert en beoordeelt; f. de wijze waarop de Dopingautoriteit beoordeelt en besluit of sprake is van een whereabouts-fout; g. de wijze waarop de Dopingautoriteit over de in dit artikel bedoelde aspecten communiceert met de sporter, de Bond en andere betrokkenen; en h. de nadere uitwerking van het in artikel 6.1 gestelde.
6.3. De Whereabouts-bijlage wordt opgesteld door de Dopingautoriteit, en wordt door het bestuur.
vastgesteld
6.4. De Bond dient de Dopingautoriteit te ondersteunen in het verkrijgen van whereaboutsinformatie van sporters in de Testing Pool, indien de Dopingautoriteit de Bond hier om verzoekt. 6.5.
De sporter die een ordemaatregel is opgelegd als bedoeld in artikel 31, dan wel een periode van uitsluiting is opgelegd, is verplicht voor de periode dat deze ordemaatregel van toepassing is, dan wel voor de duur van de periode van uitsluiting, de in artikel 6.1 bedoelde gegevens te verschaffen.
Artikel 7
(Poging tot) manipuleren
7.1.
Manipuleren of poging tot manipuleren, vormt een overtreding van dit reglement.
7.2.
Onder manipuleren wordt verstaan: a. het aanpassen van enig deel van het dopingcontroleproces met onzuivere bedoelingen of op een oneerlijke manier; b. ongewenste invloed uitoefenen op enig deel van het dopingcontroleproces; c. zich op onjuiste wijze in het dopingcontroleproces mengen om resultaten aan te passen of de normale gang van zaken te hinderen; d. het op enigerlei wijze vervalsen van een dispensatie(verzoek) en/of het op onjuiste wijze beïnvloeden en/of achterhouden van informatie die van belang is of kan zijn voor een dispensatie(verzoek); e. het tegenwerken en/of misleiden van het dopingcontroleproces, alsmede het plegen van frauduleuze handelingen met betrekking tot dit proces; en/of f. het (doen) verstrekken van valse informatie en/of gegevens aan de Dopingautoriteit en/of de Bond.
7
Artikel 8
(Poging tot) bezit
8.1.
Bezit of poging bezit te verkrijgen, op enig moment of enige plaats, van een buiten wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een overtreding van dit reglement.
8.2.
Bezit binnen wedstrijdverband of poging binnen wedstrijdverband bezit te verkrijgen, van enige binnen wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een overtreding van dit reglement.
8.3.
Er is sprake van bezit wanneer: a. de aangeslotene het eigenlijke, fysieke bezit heeft van een verboden stof en/of een verboden methode; b. uitsluitend de aangeslotene controle heeft over de verboden stof en/of de verboden methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of verboden methode zich bevindt, maar geen sprake is van het eigenlijke, fysieke bezit als bedoeld in artikel 8.3. sub a; c. niet uitsluitend de aangeslotene controle heeft over de verboden stof en/of verboden methode dan wel het terrein of de plaats waar de verboden stof en/of verboden methode zich bevindt, maar de aangeslotene zich bewust was van de aanwezigheid van de verboden stof en/of verboden methode en de bedoeling had daarover macht uit te oefenen; en/of d. de aangeslotene (een) verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) heeft aangeschaft, verworven of gekocht, via het internet en/of op andere wijze.
8.4.
Enkel en alleen bezit vormt geen overtreding van dit reglement, indien blijkt dat de aangeslotene concrete actie heeft ondernomen om aan te tonen dat: a. het nimmer zijn intentie is geweest de bewuste verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) te bezitten; en b. hij afstand heeft gedaan van zijn bezit door dit specifiek bij de Dopingautoriteit te melden, voordat met betrekking tot voornoemde aangeslotene sprake is of was van een redelijk vermoeden van bezit.
8.5.
Er is geen sprake van een overtreding indien: a. de aangeslotene kan aantonen dat het bezit, dan wel de poging tot bezit is gerechtvaardigd op basis van een inzake de betreffende verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) is gehandeld; of b. de aangeslotene een andere acceptabele rechtvaardiging kan aanvoeren.
8.6. (Poging tot) bezit van een buiten wedstrijdverband verboden stof en/of van een verboden methode door begeleidend personeel vormt een overtreding van dit reglement, tenzij: a. het begeleidend personeel kan aantonen dat het bezit, dan wel de poging tot bezit, gerechtvaardigd is op basis van een inzake de betreffende verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) is gehandeld; of b. het begeleidend personeel een andere acceptabele rechtvaardiging kan aanvoeren. Artikel 9 9.1.
(Poging tot) handel
Handelen of poging tot handelen in enige verboden stof en/of verboden methode vormt een overtreding van dit reglement.
8
9.2.
Onder handel wordt verstaan het rechtstreeks en/of via een of meer derden fysiek, elektronisch en/of op enige andere wijze verkopen, verstrekken, vervoeren, versturen, leveren of verspreiden van een verboden stof en/of verboden methode aan en/of naar een sporter.
9.3.
De (poging tot) handel door medisch personeel of door andere aangeslotenen dan het begeleidend personeel van (een) verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) voor oprechte en legale therapeutische doeleinden wordt niet beschouwd als handel in de zin van dit reglement.
9.4.
Er is geen sprake van een overtreding indien: a. het begeleidend personeel kan aantonen dat de (poging tot) handel het gevolg is van een inzake de betreffende verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) is gehandeld; of b. het begeleidend personeel een andere acceptabele rechtvaardiging kan aanvoeren.
Artikel 10
(Poging tot) toediening
10.1.
Toediening of poging tot toediening, op enig moment of enige plaats, aan een sporter van een buiten wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode of assisteren bij, aanmoedigen tot, helpen bij, aanzetten tot, verhullen van of anderszins medeplichtig zijn aan doping, vormt een overtreding van dit reglement.
10.2.
Toediening of poging tot toediening binnen wedstrijdverband aan een sporter van een binnen wedstrijdverband verboden stof en/of verboden methode, vormt een overtreding van dit reglement.
10.3.
Er is geen sprake van een overtreding indien: a. het begeleidend personeel kan aantonen dat de (poging tot) toediening gerechtvaardigd is op basis van een inzake de betreffende verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) is gehandeld; of b. het begeleidend personeel een andere acceptabele rechtvaardiging kan aanvoeren.
Titel III Bewijs van doping Artikel 11
Bewijslast
11.1.
Op het bestuur rust de bewijslast dat een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden. Het bewijs van de overtreding van dit reglement zal zijn geleverd, indien het bestuur deze overtreding genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt aan het tuchtorgaan, waarbij rekening gehouden wordt met de ernst van de geuite beschuldiging. Deze bewijslast houdt in alle zaken meer in dan alleen een afweging van waarschijnlijkheid, maar minder dan een onomstotelijk vaststaand bewijs.
11.2.
Waar dit reglement de aangeslotene die wordt beschuldigd van het overtreden van dit reglement het tegenbewijs opdraagt ter weerlegging van verdenkingen of bepaalde feiten of omstandigheden, wordt dit bewijs gewogen op basis van een afweging van waarschijnlijkheid.
11.3.
Het vorige lid van dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 39 en artikel 43 bedoelde situaties, voor zover dit reglement de bewijslast legt bij de aangeslotene. Op dergelijke situaties is de bewijslast als bedoeld in de slotzin van artikel 11.1, van toepassing.
9
11.4. Indien artikel 11 en/of artikel 12 de bewijslast neerlegt bij de Bond, kan de Bond de Dopingautoriteit schriftelijk verzoeken namens de Bond het benodigde bewijs te leveren. De Dopingautoriteit bepaalt of en in hoeverre het op een dergelijk verzoek kan ingaan, en communiceert hieromtrent tijdig schriftelijk met de Bond. Artikel 12
Methoden voor het vaststellen van feiten en aannamen
12.1.
Feiten die verband houden met overtredingen van dit reglement kunnen worden bewezen met elk betrouwbaar middel, waaronder bekentenissen.
12.2.
De in artikel 21.8 bedoelde laboratoria en analyse-instituten worden verondersteld de analyse van monsters en de bewaarprocedures te hebben uitgevoerd in overeenstemming met de International Standard for Laboratories. De betreffende sporter kan deze veronderstelling weerleggen door aan te tonen dat zodanig van deze International Standard is afgeweken, dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze afwijking het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de overtreding van dit reglement heeft veroorzaakt.
12.3.
Als de betreffende sporter de in het vorige lid bedoelde veronderstelling weerlegt, door aan te tonen dat op de in dat lid bedoelde wijze van de International Standard for Laboratories is afgeweken, dient de Bond aan te tonen dat deze afwijking niet heeft geleid tot het belastende analyseresultaat.
12.4. Afwijkingen van dit reglement en/of enige International Standard, die niet aantoonbaar hebben geleid tot het belastend analyseresultaat of de andere (vermoedelijke) overtreding(en) van dit reglement, maken de controleresultaten niet ongeldig. Indien de betreffende sporter aantoont dat zodanig van de International Standard(s) en/of dit reglement is afgeweken, dat redelijkerwijs mag worden aangenomen dat deze afwijking(en) het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de overtreding van dit reglement heeft veroorzaakt, dient het bestuur aan te tonen dat deze afwijking(en) niet het belastende analyseresultaat of de feitelijke basis voor de overtreding van dit reglement heeft/hebben veroorzaakt. 12.5. De in een juridische procedure niet-betwiste feiten, alsmede de door de oordelende instantie vastgestelde feiten kunnen worden gebruikt als bewijs in een dopingzaak, tenzij in voornoemde procedure beroep is aangetekend tegen de uitspraak of het oordeel, dan wel in voornoemde procedure aantoonbaar beginselen van behoorlijk procesrecht zijn geschonden. 12.6. Indien de betrokken aangeslotene gedurende de tuchtrechtelijke behandeling van een dopingzaak, in een situatie dat tegen hem zwaarwegend bewijs is overlegd (zoals controleresultaten en verklaringen van dopingcontroleofficials) weigert voor het tuchtorgaan te verschijnen (in persoon of telefonisch) en weigert vragen van het tuchtorgaan met betrekking tot deze dopingzaak te beantwoorden, kan het tuchtorgaan hieruit een voor de betrokken aangeslotene negatieve conclusie trekken.
Titel IV Verboden stoffen en verboden methoden Artikel 13
Dopinglijst
13.1.
De geldige dopinglijst is steeds de meest recente door het World Anti-Doping Agency (WADA) vastgestelde en in werking getreden dopinglijst. De dopinglijst, noch enige op deze lijst voorkomende stof en/of methode kunnen in het kader van een dopingzaak ter discussie worden gesteld.
13.2.
Een nieuwe dopinglijst treedt als zodanig in werking op de daarvoor door WADA bepaalde datum.
10
13.3.
Iedere aangeslotene is verplicht zich op de hoogte te houden van de geldige dopinglijst, zoals gepubliceerd op de website van WADA en de Dopingautoriteit.
13.4.
De in de dopinglijst genoemde Anti-Doping Organisatie betreft voor de toepassing van dit reglement, de Dopingautoriteit.
13.5.
De eventuele prestatieverhogende werking van een op de dopinglijst voorkomende stof en/of methode is niet relevant voor de beoordeling van een dopingzaak, noch bij de oplegging van enige sanctie wegens het overtreden van dit reglement, tenzij dit reglement nadrukkelijk anders bepaalt.
13.6. Indien in de toepassing van dit reglement wordt gesproken van en/of over een verboden stof vallen hieronder, indien van toepassing, tevens de aan deze verboden stof verwante afbraakproducten en markers.
Artikel 14
Dispensatie
14.1.
Het gebruik van verboden stoffen en/of verboden methoden is, behoudens de uitzonderingen als bepaald in de Bijlage inzake dispensaties die deel uitmaakt van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, slechts toegestaan indien de sporter voor voornoemd gebruik van een bevoegd orgaan of bevoegde organisatie een dispensatie heeft verkregen en handelt, dan wel heeft gehandeld in overeenstemming met de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n).
14.2.
Dispensatieverzoeken worden behandeld, beoordeeld en verleend volgens de International Standard for Therapeutic Use Exemptions en overeenkomstig het gestelde in de Bijlage inzake dispensaties die deel uitmaakt van dit reglement. Deze Bijlage wordt opgesteld door de Dopingautoriteit, en wordt vastgesteld door middel van een besluit van het bestuur.
14.3.
Indien een sporter met betrekking tot een belastend analyseresultaat naar aanleiding van een bij hem uitgevoerde dopingcontrole, beschikt(e) over een met betrekking tot de aangetroffen verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) relevante en geldige dispensatie in de zin van dit reglement en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, en conform de aan deze dispensatie verbonden voorwaarde(n) heeft gehandeld, is sprake van een negatieve uitslag.
14.4.
Op basis van de bij dit reglement behorende Bijlage inzake dispensaties en/of de International Standard for Therapeutic Use Exemptions, kunnen voor sporters die niet zijn opgenomen in de (nationale) Testing Pool aangepaste regels of eisen gelden inzake dispensatie(verzoeken). 14.5.
Aangeslotenen zijn gebonden aan besluiten van de Geneesmiddelen Dispensatie Sporter (GDS)-commissie. Artikel 15
15.1.
Boosting & autonome dysreflexie
Personen met cervicaal of hoog thoracaal ruggenmergletsel kunnen lijden aan een a-typische sympatische reflex die autonome dysreflexie wordt genoemd. Deze reflex wordt veroorzaakt door pijnprikkels in het onderste deel van het lichaam, met name door het irriteren of laten overrekken van de blaas. De symptomen van dysreflexie zijn een snelle bloeddrukverhoging, hoofdpijn, zweten, een vlekkerige verkleuring van de huid, alsmede cutis anserina (kippevel). In ernstige gevallen kan autonome dysreflexie leiden tot verwarring, een hersenbloeding en zelfs overlijden. Autonome dysreflexie kan vanzelf ontstaan, maar kan ook opzettelijk worden veroorzaakt. In dat laatste geval is sprake van boosting. Aangezien autonome dysreflexie een gevaar voor de gezondheid oplevert, is het meedoen aan wedstrijden in een staat van autonome dysreflexie niet toegestaan. Of sprake is van autonome dysreflexie wordt bepaald aan de hand van de in artikel 15 genoemde onderzoeken.
11
15.2.
Het onderzoek om boosting en/of autonome dysreflexie vast te stellen, kan op verzoek van de Dopingautoriteit, dan wel een daartoe gemachtigde dopingcontroleofficial, worden uitgevoerd door een door of namens de Dopingautoriteit aangewezen arts. Dit onderzoek kan op elk moment en op elke locatie voorafgaand aan een wedstrijd plaatsvinden. Onderzoek op andere tijdstippen is toegestaan, mits deze redelijk zijn. Dit laatste wordt door of namens een daartoe bevoegd orgaan, dan wel een daartoe bevoegde organisatie bepaald.
15.3.
Weigeren en/of op andere wijze in gebreke blijven mee te werken aan het in het vorige lid bedoelde onderzoek en/of het in artikel 15.5 bedoelde onderzoek, leidt tot uitsluiting van de betreffende sporter van de wedstrijd of het evenement in verband waarmee het onderzoek gepland stond.
15.4.
Een sporter is in een staat van autonome dysreflexie waarin sprake is van een gezondheidsrisico, bij een systolische bloeddruk van 180 millimeter kwik (mmhg) of hoger.
15.5.
Een sporter met een systolische bloeddruk van 180 millimeter kwik (mmhg) of hoger wordt ongeveer tien minuten na het eerste onderzoek als bedoeld in artikel 15.2, opnieuw onderzocht. Indien dit tweede onderzoek aantoont dat nog steeds sprake is van een systolische bloeddruk van 180 millimeter kwik (mmhg) of hoger, leidt dit tot uitsluiting van de betreffende sporter van de wedstrijd in verband waarmee het onderzoek gepland stond.
15.6.
Ongeacht de (hoogte van de) systolische bloeddruk vormt boosting of poging tot boosting een overtreding van dit reglement, en leidt het tot uitsluiting van de betreffende sporter van de wedstrijd in verband waarmee het onderzoek naar autonome dysreflexie gepland stond.
15.7.
Indien een sporter met een hoge dwarslaesie (beschadiging ruggenmergsniveau thoracaal 6 en hoger) lijdt aan hypertensie, moet deze sporter dit tenminste drie dagen voor de start van een wedstrijd of evenement aantonen door middel van medische gegevens.
15.8.
De medische gegevens als bedoeld in het vorige lid moeten de hoogte van de bloeddruk van de sporter en de voorgeschreven behandeling van de sporter aangeven. De sporter moet deze gegevens aan het orgaan dat dispensaties beoordeelt in bezit stellen.
15.9.
Sporters met een hoge dwarslaesie (beschadiging ruggenmergsniveau thoracaal 6 en hoger) die lijden aan hypertensie, kunnen voorafgaand aan wedstrijden en gedurende evenementen onderworpen worden aan een medisch onderzoek.
Titel V Algemeen Artikel 16
Sporters met een beperking
16.1.
Op sporters met een beperking zijn de algemene bepalingen van dit reglement van toepassing, alsmede de specifieke bepalingen welke uitdrukkelijk op een sporter met een beperking van toepassing zijn verklaard. Indien een specifieke bepaling in strijd is met een algemene bepaling, prevaleert de specifieke bepaling.
16.2.
Artikel 15 is alleen van toepassing op sporters met een lichamelijke beperking.
Artikel 17
Privacy
17.1.
De Bond, de Dopingautoriteit, alsmede eventuele andere dopingcontrole-uitvoerende organisaties, dragen zorg voor het verwerken van de in het kader van de uitvoering van dopingcontroles verzamelde persoonsgegevens conform het gestelde in de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
17.2.
Het maken van opnamen in beeld of geluid van de dopingcontrole, alsmede het tonen, weergeven of openbaar maken van beeld- en/of geluidsopnamen van de dopingcontrole, is
12
slechts toegestaan na toestemming van de betrokken sporter en de dopingcontroleuitvoerende organisatie. 17.3.
Persoonsgegevens van sporters, waaronder hun whereabouts-informatie, dispensatiegegevens en controleresultaten, (kunnen) worden verzonden aan de Bond, de dopingcontrole-uitvoerende organisatie(s), laboratoria, de Dopingautoriteit, internationale federatie(s), alsmede WADA, met dien verstande dat dit slechts geschiedt (i) op ‘need to know’ basis en (ii) in overeenstemming met de Wet Bescherming Persoonsgegevens.
17.4.
Onverminderd het gestelde in artikel 17.1 en artikel 17.3 worden aangeslotenen en deelnemers aan onder auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijden, geacht toestemming te hebben gegeven voor het verwerken van de in het vorige lid bedoelde persoonsgegevens in overeenstemming met dit reglement.
17.5.
De Dopingautoriteit en de Bond verspreiden informatie inzake controleresultaten en/of dopingzaken in overeenstemming met het daaromtrent bepaalde in dit reglement.
17.6.
De Dopingautoriteit bewaart controleresultaten (waaronder in ieder geval positieve uitslagen, belastende analyseresultaten en atypische bevindingen), besluiten en tuchtrechtelijke uitspraken betreffende dopingzaken, alsmede dispensaties voor een periode van acht jaar ingaande op de dag waarop het monster is afgenomen, de dag waarop het besluit is genomen, dan wel dag van de tuchtrechtelijke uitspraak.
17.7.
De Bond draagt zorg voor het bewaren van tuchtrechtelijke uitspraken betreffende dopingzaken gedurende een periode van acht jaren, ingaande op de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak.
17.8.
Gegevens worden reeds voor het verstrijken van voornoemde periode van acht jaar vernietigd, indien zij redelijkerwijs niet meer van belang kunnen worden geacht. Na het verstrijken van de periode van acht jaar worden alle gegevens vernietigd.
Artikel 18
Minderjarigheid
18.1.
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder een minderjarige verstaan een natuurlijk persoon die de ouderdom van achttien jaren niet heeft bereikt.
18.2.
Indien de statuten en reglementen van de Bond inzake rechten en plichten geen onderscheid kennen of aanbrengen tussen minderjarige en meerderjarige aangeslotenen, gelden alle in dit reglement opgenomen rechten en plichten gelijk voor minderjarige en meerderjarige aangeslotenen, tenzij dit reglement en/of een of meer International Standards specifiek anders bepalen.
18.3.
Onverminderd het gestelde in het vorige lid, kunnen leeftijd en gebrek aan ervaring factoren zijn die voor zover het minderjarigen betreft, worden meegewogen bij het bepalen van de sanctie(s) op basis van Titel IX.
18.4.
Voor minderjarige sporters die deel uitmaken van de (nationale) Testing Pool en bij aanvang van een wedstrijdseizoen de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt, bepaalt de Wet Bescherming Persoonsgegevens dat de wettelijk vertegenwoordiger specifiek en schriftelijk toestemming moet geven voor het verwerken van persoonsgegevens. De wettelijk vertegenwoordiger dient de toestemming voor al deze gegevensverwerking voorafgaand aan een seizoen of kalenderjaar te geven door middel van een specifieke schriftelijke machtiging. Indien de schriftelijke toestemming niet door middel van deze machtiging wordt gegeven, is het de betreffende sporter niet toegestaan in wedstrijdverband uit te komen tot het moment dat de Bond de machtiging als bedoeld in dit lid heeft ontvangen. Het niet geven van toestemming als bedoeld in dit lid vormt geen overtreding van het gestelde in artikel 5 of 6.
18.5.
Voor minderjarige sporters die de leeftijd van zestien jaar nog niet hebben bereikt en tijdens een wedstrijdseizoen deel gaan uitmaken van de (nationale) Testing Pool, geldt dat de
13
wettelijk vertegenwoordiger zo spoedig mogelijk na het ontvangen van het bericht dat betreffende sporter van voornoemde Doelgroep deel gaat uitmaken, specifiek en schriftelijk toestemming moet geven voor het verwerken van persoonsgegevens. 18.6.
Het bondsbestuur kan een ander meetmoment bepalen dan het in de eerste zin van artikel 18.4 genoemde inzake het bepalen van de leeftijd.
Artikel 19
Kosten
19.1.
De kosten van het uitvoeren van de dopingcontrole komen voor rekening van de Bond, tenzij dit artikel anders bepaalt.
19.2.
Voor zover het de uitvoering van de analyse betreft, voldoet de sporter de kosten van het in artikel 29.3 bedoelde onderzoek van het B-monster, tenzij: a. de analyse van het B-monster geschiedt op verzoek van de Dopingautoriteit, in welk geval de bedoelde kosten, ongeacht het analyseresultaat, voor rekening komen van de Dopingautoriteit; dan wel b. de uitslag van de analyse van het B-monster de uitslag van het A-monster niet bevestigt, in welk geval de bedoelde kosten voor rekening van de Dopingautoriteit komen.
19.3.
De overige kosten die de sporter maakt in het kader van het laten analyseren van het Bmonster, zoals het aanwezig zijn van de sporter zelf en/of een door hem aangewezen persoon in het laboratorium, komen voor rekening van bedoelde sporter.
19.4.
De kosten die de aangeslotene maakt in het kader van diens verdediging bij een dopingzaak, komen voor eigen rekening, tenzij een bevoegd tuchtorgaan, arbitragecollege of rechter anders beslist.
19.5.
Kosten die worden gemaakt in het kader van het onderzoeken van een verstoorde T/E ratio, alsmede een atypische bevinding conform hetgeen dit reglement en/of de dopinglijst bepalen, komen voor rekening van de Bond, tenzij dit onderzoek aantoont dat de sporter dit reglement heeft overtreden, in welk geval de kosten voor rekening van de sporter komen.
19.6.
De kosten die verbonden zijn aan het in artikel 29.2 sub g bedoelde documentatiepakket (zowel inzake het A-monster als het B-monster), komen voor rekening van de sporter, tenzij een bevoegd tuchtorgaan besluit dat de betrokken sporter zich niet schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van dit reglement.
Artikel 20
Jurisdictie/Toepassing
20.1.
Indien sprake is van een dopingzaak, blijft dit reglement voor de duur van de (tuchtrechtelijke) afhandeling van deze dopingzaak, inclusief (de) eventuele beroepsza(a)k(en), onverkort van toepassing op: a. de betrokken aangeslotene, ook indien (een) verandering(en) in diens status optreedt of optreden, bijvoorbeeld door het beëindigen van zijn lidmaatschap bij de Bond; en b. degene die ten tijde van het (beweerdelijk) plaatsvinden van de dopingzaak sporter was in de zin van artikel 1.37 van dit reglement.
20.2.
De Dopingautoriteit kan alle deelnemers aan onder auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijden controleren, ook buiten wedstrijdverband (kort) voor aanvang of na afloop van een wedstrijd of evenement.
20.3.
Tijdens nationale evenementen worden dopingcontroles geïnitieerd, georganiseerd en gecoördineerd door de Dopingautoriteit.
20.4.
De volgende organisaties hebben het recht dopingcontroles binnen wedstrijdverband uit te (laten) voeren bij sporters:
14
a. de Bond; b. de Dopingautoriteit; c. de internationale federatie (bij evenementen georganiseerd onder auspiciën van deze federatie); d. de Dopingautoriteit bij onder auspiciën van de internationale federatie georganiseerde wedstrijden en/of evenementen in Nederland, indien de betreffende internationale federatie bij die evenementen geen dopingcontrole(s) uitvoert; en e. enige andere organisatie met de wettelijke of reglementaire bevoegdheid dopingcontroles uit te (laten) voeren in het kader van een wedstrijd of evenement waarin een sporter uitkomt (bijvoorbeeld de organisatie die een bepaald evenement organiseert). 20.5.
Naast de Bond hebben de volgende organisaties het recht dopingcontroles buiten wedstrijdverband uit te (laten) voeren bij sporters: a. de internationale federatie; b. WADA; c. de Dopingautoriteit; en d. enige andere organisatie met de wettelijke of reglementaire bevoegdheid dopingcontroles buiten wedstrijdverband uit te (laten) voeren.
20.6.
Dit reglement is niet van toepassing op door of onder auspiciën van de internationale federatie, in Nederland georganiseerde wedstrijden en/of evenementen, alsmede de door of namens deze federatie(s) uit te voeren, dan wel uitgevoerde dopingcontrole(s) binnen en/of buiten wedstrijdverband, tenzij de (reglementen van de) betreffende internationale federatie anders bepalen en/of sprake is van het gestelde in artikel 20.4 sub d.
20.7.
Controleresultaten voortvloeiend uit een (i) niet door of namens de Dopingautoriteit en/of de Bond uitgevoerde dopingcontrole, dan wel uit een (ii) dopingcontrole die niet is uitgevoerd bij een onder de auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijd kan, eventueel met uitzondering van het gestelde in artikel 36, (tuchtrechtelijk) worden afgehandeld overeenkomstig het gestelde in dit reglement (indien nodig inclusief het gestelde in Titel VII). In voorkomende gevallen dient de Bond, direct na hieromtrent op de hoogte te zijn gesteld door de betreffende internationale federatie, de Dopingautoriteit schriftelijk te informeren over alle controleresultaten, alsmede in bezit te stellen van alle bij de betreffende za(a)k(en) horende documentatie.
20.8.
Als een sporter door een niet-bevoegde instantie is gecontroleerd, en deze controle leidt tot een atypische bevinding of een belastend analyseresultaat, is dit reglement van toepassing, en zijn de Dopingautoriteit en de Bond overeenkomstig het in dit reglement gestelde bevoegd deze dopingzaak (tuchtrechtelijk) af te handelen.
20.9.
(Assistent) dopingcontroleofficials zijn bevoegd tot het verrichten van opsporingshandelingen betreffende overtredingen van dit reglement, voor zover hieraan geen wettelijke beperkingen in de weg staan.
Artikel 21
Uitvoerende organisaties
21.1.
Dopingcontroles waarvoor de Bond opdrachtgever is worden uitgevoerd door een organisatie die daarvoor minimaal is ISO-gecertificeerd.
21.2.
Indien een dopingcontrole door of namens de Dopingautoriteit wordt uitgevoerd, wijst de Dopingautoriteit het laboratorium aan.
21.3.
Indien dopingcontroles door of namens de Dopingautoriteit worden uitgevoerd: a. bepaalt de Dopingautoriteit het aantal controlemomenten; b. wijst de Dopingautoriteit de wedstrijden, trainingen, momenten en locaties aan waar dopingcontroles binnen en buiten wedstrijdverband zullen worden uitgevoerd; en c. selecteert de Dopingautoriteit de sporters (dit kan op niet-willekeurige wijze geschieden).
15
21.4. De Bond dient de Dopingautoriteit gevraagd en ongevraagd correct, volledig en tijdig op de hoogte te stellen van de onder auspiciën van de Bond vallende activiteiten waarin het aannemelijk is dat sporters die onderdeel uitmaken van de (nationale) Testing Pool, (zullen) participeren. Onder deze activiteiten vallen in ieder geval: (inter)nationale wedstrijd-, toernooi-, evenement-, competitie, en centrale trainingsdata, -locaties, -tijdstippen, alsmede wijzigingen hieromtrent. 21.5.
Bij (doping)controles waarbij de Dopingautoriteit niet de (dopingcontrole)uitvoerende organisatie is, dient de wedstrijdorganisator (of de partij die de initiatiefnemer voor een dergelijke (doping)controle is) de Dopingautoriteit minimaal een week voorafgaand aan de (doping)controle, schriftelijk van de intentie deze (doping)controle uit te voeren op de hoogte te stellen. De Bond dient deze verplichting op te nemen in enige overeenkomst die hij aangaat met de organisator van een wedstrijd, competitie en/of evenement.
21.6.
Bij (doping)controles waarbij de Dopingautoriteit niet de (dopingcontrole)uitvoerende organisatie is, dient de wedstrijdorganisator (of de partij die de initiatiefnemer voor een dergelijke (doping)controle is) de Dopingautoriteit binnen de daarvoor in dit reglement geldende termijnen schriftelijk van de uitslag(en) van deze (doping)controle(s) op de hoogte te stellen. De schriftelijke informatie dient in ieder geval de volgende informatie te bevatten: de naam, adres- en contactgegevens van de betreffende sporter, de tak(ken) van sport waarin de sporter uitkomt, de datum waarop de (doping)controle is uitgevoerd, de bij de (doping)controle betrokken partij(en), zoals de opdrachtgever en de opdrachtnemer, de verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) waarop is gecontroleerd, de uitslag van de controle(s), verslag van de wijze van uitvoering (verzameling, bewaren, transport en analyse van de monster(s)). De Bond dient deze verplichting op te nemen in enige overeenkomst die hij aangaat met de organisator van een wedstrijd, competitie en/of evenement.
21.7.
Het (laten) uitvoeren van (een) pre-test(s) vormt een overtreding van dit reglement. Het door een sporter ondergaan van een pre-test wordt gelijkgesteld met een overtreding van artikel 5.2.
21.8.
Monsters mogen alleen worden geanalyseerd in laboratoria die zijn geaccrediteerd door WADA, dan wel op andere wijze zijn goedgekeurd door WADA. Overtreding van artikel 3 en/of 4.2 kan slechts worden aangetoond aan de hand van door deze laboratoria en/of instituten uitgevoerde analyses.
21.9.
Laboratoria dienen de monsters te analyseren en de resultaten te rapporteren in wezenlijke overeenstemming met de International Standard for Laboratories.
Artikel 22 22.1.
Voorlichting
De Bond is gehouden de aangeslotenen voor te lichten aangaande de inhoud en werking van dit reglement, alsmede hen te informeren over enige aanpassingen van dit reglement.
22.2. a. b. c. d. e. f. g.
De in het vorige lid bedoelde voorlichting betreft minimaal de volgende onderwerpen: de verboden stoffen en verboden methoden op de dopinglijst; de overtredingen van dit reglement; de dopingcontrole; de rechten en verantwoordelijkheden van de aangeslotenen; dispensaties; de risico’s van het gebruik van voedingssupplementen; en de gevolgen van het gebruik van verboden stoffen en/of verboden methoden voor de gezondheid.
22.3. Sporters die zijn opgenomen in de (nationale) Testing Pool dienen periodiek door Dopingautoriteit verzorgde voorlichtingsbijeenkomsten bij te wonen.
de
22.4. Een door de betrokken aangeslotene aangetoond significant gebrek aan voorlichting, is in het kader van de tuchtrechtelijke beoordeling van een dopingzaak slechts relevant voor zover het de toepassing betreft van artikel 39.5, artikel 40.1 of artikel 41.1.
16
Titel VI Dopingcontrole Artikel 23
Uitvoering dopingcontrole
23.1.
De uitvoering van de dopingcontrole vindt plaats in wezenlijke overeenstemming met het gestelde in de ten tijde van de dopingcontrole van kracht zijnde International Standard for Testing (IST).
23.2.
De Dopingautoriteit is bevoegd sporters die niet behoren tot de (nationale) Testing Pool, te selecteren voor dopingcontroles binnen en buiten wedstrijdverband. Deze sporters zijn verplicht medewerking te verlenen aan de dopingcontroles. Artikel 5 is onverkort van toepassing.
23.3.
Dopingcontroles kunnen binnen en buiten wedstrijdverband in Nederland en daarbuiten plaatsvinden. Dopingcontroles binnen wedstrijdverband kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot elke onder auspiciën van de Bond georganiseerde wedstrijd.
23.4.
Het bij sporters afnemen van bloedmonsters geschiedt ten behoeve van dopingcontrole, gezondheidscontrole en/of het aanleggen van profielen.
Artikel 24
Testing Pool
24.1.
De Dopingautoriteit stelt de (nationale) Testing Pool vast.
24.2.
De Dopingautoriteit bepaalt: a. welke sporters tot de (nationale) Testing Pool behoren; b. op welke moment sporters aan de (nationale) Testing Pool worden toegevoegd, dan wel worden verwijderd. De Dopingautoriteit communiceert hieromtrent schriftelijk met de betrokken
24.3.
sporters.
De Bond dient de namen, contact- en verblijfsgegevens van: a. de (categorieën van) sporters waarvan de Dopingautoriteit heeft aangeven die toe te voegen of toe te hebben gevoegd; en b. sporters die uitkomen, zijn uitgekomen, dan wel naar verwachting uit zullen komen in en/of op door de Dopingautoriteit bepaalde competities, onderdelen, disciplines, afdelingen en/of niveaus, correct en binnen een door de Dopingautoriteit gestelde termijn en op een door de Dopingautoriteit vastgestelde wijze bij de Dopingautoriteit aan te leveren.
24.4. De Bond dient de Dopingautoriteit te ondersteunen in het verkrijgen van namen van sporters voor de Testing Pool, indien de Dopingautoriteit de Bond hier om verzoekt. 24.5.
Sporters die a. op enig moment hebben behoord tot de (nationale) Testing Pool, zijn gestopt met de sportbeoefening in wedstrijdverband, en uit de (nationale) Testing Pool zijn verwijderd; b. op enig moment hebben behoord tot de (nationale) Testing Pool, en niet meer onder het begrip aangeslotene vielen, en/of c. op enig moment hebben behoord tot de (nationale) Testing Pool, een periode van uitsluiting hebben uitgezeten, zich hebben teruggetrokken uit de wedstrijdsport, en daarom uit de (nationale) Testing Pool zijn verwijderd, dienen om de sportbeoefening in wedstrijdverband te mogen hervatten, weer deel uit te gaan maken van de (nationale) Testing Pool.
17
24.6.
Om overeenkomstig het gestelde in het vorige lid weer deel uit te gaan maken van de (nationale) Testing Pool, dienen dergelijke sporters: a. de Bond en de Dopingautoriteit tijdig schriftelijk te informeren inzake hun voornemen om de sportbeoefening in wedstrijdverband te hervatten; en b. vanaf het moment dat zij hieromtrent, naar aanleiding van het voldoen aan de sub a bedoelde plicht, schriftelijk door de Dopingautoriteit te zijn geïnformeerd, te voldoen aan de verplichting als bedoeld in artikel 6.
24.7. De in het vorige lid bedoelde sporters mogen de sportbeoefening in wedstrijdverband pas hervatten op het moment dat zij gedurende een periode van tenminste drie maanden vanaf het moment dat zij de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 24.6 sub b hebben ontvangen, aan de in artikel 6 bedoelde verplichtingen hebben voldaan. 24.8. Indien de in het vorige lid bedoelde sporters participeren in een of meer wedstrijden, voordat zij correct, volledig en/of tijdig aan de in de vorige twee leden bedoelde verplichtingen hebben voldaan, komen enige behaalde wedstrijdresultaten automatisch te vervallen. Indien de participatie een teamsport betreft, kan het daartoe bevoegde orgaan een of meer gepaste maatregelen opleggen, waaronder diskwalificatie van het betreffende team, het vervallen van een of meer wedstrijd/competitieresultaten van dit team en/of het verlies van medailles, punten en prijzen(geld). 24.9. Een sporter die wegens een overtreding van dit reglement een periode van uitsluiting is opgelegd, blijft gedurende deze periode deel uit maken van de (nationale) Testing Pool, tenzij hij formeel geen aangeslotene meer is. In dit laatste geval, zal de Dopingautoriteit bepalen of en wanneer de betreffende sporter uit de (nationale) Testing Pool zal worden verwijderd.
Artikel 25
Legitimatie/identificatie
25.1.
De (assistent) dopingcontroleofficials dienen zich bij de aanwijzing van de betrokken sporter ter dopingcontrole, bij de melding door de betrokken sporter bij het dopingcontrolestation (zijnde de locatie waar de afnameprocedure plaatsvindt, dan wel zal plaatsvinden), en op verzoek van de sporter of diens begeleider te legitimeren met behulp van een door de dopingcontrole-uitvoerende organisatie verstrekt legitimatiebewijs.
25.2.
Indien de dopingcontroleofficial niet in staat is zich te legitimeren op de wijze als vermeld in het vorige lid van dit artikel, is de sporter niet gehouden instructies van hem op te volgen of (enig facet van) de dopingcontrole te ondergaan. In een dergelijk geval is het niet relevant of de assistent dopingcontroleofficial zich kan legitimeren.
25.3.
Indien de assistent dopingcontroleofficial niet in staat is zich te legitimeren op de wijze als vermeld in artikel 25.1, maar de dopingcontroleofficial wel, kan de dopingcontrole doorgang vinden en is de sporter gehouden de instructies van de (assistent) dopingcontroleofficial op te volgen.
25.4.
Indien de situatie als bedoeld in artikel 25.2 zich voordoet, wordt de dopingcontrole uitgesteld en indien mogelijk ingepland op een nader te bepalen datum en tijdstip.
25.5.
Het gestelde in artikel 25.1 is van overeenkomstige toepassing op vertegenwoordigers van WADA. Slechts indien deze vertegenwoordigers zich kunnen legitimeren, hebben zij toegang tot alle aspecten van de dopingcontrole, uitgezonderd het onderdeel dat betrekking heeft op het verlaten van de urine van het lichaam.
25.6.
Sporters dienen zich zowel bij de aanwijzing ter dopingcontrole, als bij de melding in het dopingcontrolestation te kunnen identificeren.
25.7.
In het geval de betrokken sporter niet in staat is zich te identificeren, kan de trainer, coach, (wettelijk) vertegenwoordiger of een begeleider voor de identiteit van de sporter instaan. In dat geval kan de dopingcontrole doorgang vinden. Naast de betrokken sporter dient in dat geval ook de persoon die voor de identiteit van de betrokken sporter instaat, het
18
aanwijzingsformulier en het dopingcontroleformulier te ondertekenen. De dopingcontroleofficial beoordeelt of (voldoende) identificatie heeft plaatsgevonden. De dopingcontroleofficial kan besluiten dat (definitieve) identificatie pas bij de afnameprocedure zal plaatsvinden. 25.8.
Ook indien identificatie niet plaatsvindt, kan de dopingcontroleofficial besluiten de dopingcontrole doorgang te laten vinden.
Artikel 26
Aanwijzing ter dopingcontrole
26.1.
Iedere sporter dient in het kader van een wedstrijd, competitie of evenement na te gaan of hij is geselecteerd voor een dopingcontrole.
26.2.
Een verzoek van de geselecteerde sporter om het tijdstip van melding bij het dopingcontrolestation uit te stellen mag, mits de sporter voortdurend onder toezicht van een dopingcontroleofficial of een door deze aangewezen persoon kan staan, worden geaccepteerd op basis van de volgende redenen: a. de verplichting van de sporter te participeren in een prijsuitreiking, een huldiging, dan wel (overwinnings)ceremonie; b. mediaverplichtingen van de sporter; c. deelname van de sporter aan wedstrijden, dan wel wedstrijdonderdelen; d. de wens van de sporter een cooling down te verrichten; e. de wens van, dan wel noodzaak voor de sporter urgente medische behandeling te ondergaan; f. het door de sporter lokaliseren van een begeleider en/of tolk; of g. een andere naar de mening van de dopingcontroleofficial (of een door hem aan te wijzen persoon) aanvaardbare reden.
26.3.
De beslissingsbevoegdheid terzake het in het vorige lid genoemde verzoek ligt bij de dopingcontroleofficial.
26.4. Indien de geselecteerde sporter om medische redenen niet in staat is (geweest) de dopingcontrole te ondergaan en/of zich te melden bij het dopingcontrolestation, dient hij de Dopingautoriteit binnen 10 werkdagen, te rekenen vanaf de datum waarop de hiervoor bedoelde dopingcontrole had moeten plaatsvinden, via een schriftelijke door de behandelende arts ondertekende verklaring, te informeren over de aard van de medische redenen. Indien de betrokken sporter niet voldoet aan de in dit lid genoemde verplichting, kan sprake zijn van een overtreding van artikel 5.2. Artikel 27
Afname urinemonster
27.1.
De geselecteerde sporter mag zich bij de afnameprocedure laten vergezellen door een begeleider, voor zover dit de voortgang van de dopingcontrole niet hindert. Een minderjarige sporter heeft het recht een begeleider aanwezig te laten zijn bij het produceren van het urinemonster. De begeleider mag in dat geval alleen toezicht houden op de (assistent) dopingcontroleofficial en niet het afscheiden van de urine door de betreffende sporter observeren, tenzij de geselecteerde sporter specifiek om dat laatste vraagt.
27.2.
In gevallen waarin dat noodzakelijk is, mag de geselecteerde sporter de dopingcontroleofficial verzoeken zich tijdens de afnameprocedure te laten vergezellen door een tolk.
27.3.
De beslissingsbevoegdheid terzake de in de vorige twee leden genoemde rechten en verzoeken ligt bij de dopingcontroleofficial.
27.4.
De geselecteerde sporter dient een door de dopingcontroleofficial aangegeven hoeveelheid urine te produceren en de aanwijzingen van de dopingcontroleofficial, dan wel een door de dopingcontroleofficial aangewezen persoon, op te volgen.
19
27.5.
De geselecteerde sporter dient totdat hij aan zijn verplichting als genoemd in het vorige lid heeft voldaan in het dopingcontrolestation te blijven. Tot dat moment mag de sporter het dopingcontrolestation slechts verlaten met toestemming en onder toezicht van de dopingcontroleofficial, dan wel een door deze aan te wijzen persoon.
27.6.
Nadat voldoende urine is geproduceerd, verdeelt de geselecteerde sporter de urine over het met “A” gemarkeerde flesje, hierna te noemen: het A-monster, en het met “B” gemarkeerde flesje, hierna te noemen: het B-monster.
27.7.
Indien de dopingcontroleofficial de geselecteerde sporter verzoekt een tweede urinemonster te produceren, is de sporter verplicht aan dit verzoek medewerking te verlenen.
27.8.
De geselecteerde sporter, de dopingcontroleofficial en, indien aanwezig, de begeleider dienen het dopingcontroleformulier te ondertekenen.
27.9.
Indien sprake is van een sporter met een beperking, is de dopingcontroleofficial overeenkomstig de International Standard for Testing bevoegd tot het maken van aanpassingen in de procedure.
27.10. De beslissingsbevoegdheid inzake verzoeken en aanpassingen van en/of met betrekking tot sporters met een beperking, ligt bij de dopingcontroleofficial.
Titel VII Artikel 28
Resultaatmanagement
Beoordeling controleresultaten
28.1.
Indien de controleresultaten een belastend analyseresultaat aangeven en/of duiden op een (andere) dopingzaak, dan wel indien sprake is van een atypische bevinding beoordeelt de Dopingautoriteit deze uitslag en/of de controleresultaten aan de hand van: a. de mogelijke aanwezigheid van een dispensatie(verzoek), dan wel een nog te verlenen dispensatie; b. een eventueel met terugwerkende kracht te verlenen dispensatie; c. de aan de dispensatie verbonden voorwaarde(n); d. het eventueel bestaan van afwijkingen in de zin van artikel 12.2 en 12.4, die mogelijk hebben geleid tot het belastende analyseresultaat; e. de vraag of de betrokkene is of was opgenomen in de (nationale) Testing Pool (wat consequenties kan hebben terzake het beschikken over een dispensatie); f. de aard van de dopingzaak; g. de mogelijke aanwezigheid van een verstoorde T/E ratio en/of atypische bevinding in het A-monster, al dan niet in combinatie met de aanwezigheid van (andere) verboden stoffen en/of verboden methoden (in verboden hoeveelheden), en de eventuele toepassing van artikel 30.
28.2.
Indien de Dopingautoriteit na de beoordeling als bedoeld in artikel 28.1 van mening is dat sprake is van een dopingzaak wordt een belastend analyseresultaat voorlopig aangemerkt als positieve uitslag.
28.3.
De betreffende sporter en/of een door hem aangewezen persoon, alsmede een vertegenwoordiger van de Bond, de internationale federatie en/of de dopingcontroleuitvoerende organisatie, mogen op eigen kosten bij het onderzoek van het B-monster in het laboratorium aanwezig zijn. De onmogelijkheid aanwezig te zijn bij de analyse van het Bmonster leidt niet tot ongeldigheid van de uitslag van de analyse van het B-monster.
28.4.
Het onderzoek van het B-monster wordt in hetzelfde laboratorium uitgevoerd als waar het onderzoek van het A-monster heeft plaatsgevonden.
28.5.
Indien de uitslag van het onderzoek van het B-monster de uitslag van het onderzoek van het A-monster niet bevestigt, is definitief sprake van een negatieve uitslag.
20
28.6.
Indien de uitslag van het onderzoek van het B-monster de uitslag van het onderzoek van het A-monster bevestigt, is definitief sprake van een positieve uitslag.
28.7.
Indien in een A-monster meerdere verboden stoffen en/of verboden methoden (in verboden hoeveelheden) worden aangetroffen, wordt bij tuchtrechtelijke behandeling uitgegaan van die verboden stof en/of verboden methode waarop bij aanwezigheid of gebruik de zwaarste tuchtrechtelijke sanctie staat.
28.8.
Indien in het A-monster enige combinatie van verboden stoffen en/of verboden methoden (in verboden hoeveelheden) met een verstoorde T/E ratio wordt aangetroffen is, naast het vorige lid, het gestelde in artikel 30 van toepassing.
28.9.
Bij dopingcontroles die niet door de Dopingautoriteit zijn uitgevoerd, worden de in dit artikel beschreven handelingen uitgevoerd door of namens de partij die belast is met het resultaatmanagement, tenzij deze partij de verantwoordelijkheid voor het resultaatmanagement overdraagt of overlaat aan de Bond en/of de Dopingautoriteit.
28.10. Bij internationale evenementen kan het resultaatmanagement in dopingzaken betreffende aangeslotenen, worden overgedragen aan de Dopingautoriteit, voor zover de (eventuele) sancties verder gaan dan het (automatisch) vervallen van wedstrijdresulta(a)t(en). Artikel 29
Communicatie controleresultaten
29.1.
Indien de controleresultaten een negatieve uitslag aangeven en niet duiden op een mogelijke overtreding van dit reglement, stelt de Dopingautoriteit de betreffende aangeslotene binnen tien werkdagen na de ontvangst door de Dopingautoriteit van de controleresultaten schriftelijk op de hoogte van de uitkomst van het onderzoek van het A-monster. De Dopingautoriteit stelt tegelijkertijd de Bond schriftelijk van de uitslag op de hoogte.
29.2.
Indien de Dopingautoriteit na de beoordeling als bedoeld in artikel 28.1 van mening is dat sprake is van een dopingzaak, stelt de Dopingautoriteit de betreffende aangeslotene en de Bond binnen tien werkdagen na deze vaststelling schriftelijk door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst op de hoogte van: a. de positieve uitslag (indien daarvan sprake is); b. het recht van de sporter het B-monster te laten analyseren; c. de datum, de locatie en het tijdstip waarop de analyse van het B-monster zal plaatsvinden (onverminderd het gestelde in de slotzin van artikel 28.3); d. het recht van de sporter en/of diens vertegenwoordiger op de onder c bedoelde datum, de locatie en het tijdstip aanwezig te zijn bij het onderzoek van het B-monster; e. welke overtreding(en) van dit reglement (vermoedelijk) sprake is; f. eventueel (ander) onderzoek in de zin van artikel 30; g. het recht van de sporter een kopie op te vragen van het documentatiepakket van het laboratorium met betrekking tot het A- en, indien van toepassing, het B-monster, dat de informatie bevat die is vereist volgens de International Standard for Laboratories; en h. de in artikel 29.3 genoemde voorwaarden.
29.3.
In geval van een positieve uitslag van het A-monster heeft de betreffende sporter onder bepaalde voorwaarden recht het B-monster te (laten) analyseren. Teneinde het B-monster te (laten) analyseren, dient door of namens de betreffende sporter: a. binnen zeven werkdagen na ontvangst van het in artikel 29.2 bedoelde schrijven, een aangetekende brief aan de Dopingautoriteit te worden verzonden; en b. het bedrag dat is genoemd in het in artikel 29.2 bedoelde schrijven aan de Dopingautoriteit te zijn voldaan. Indien de sporter niet voldoet aan de sub a en/of b bedoelde voorwaarden, wordt de betreffende sporter geacht af te zien van zijn recht tot het (laten) analyseren van het Bmonster, waarmee de uitslag van het onderzoek van het A-monster definitief wordt, en als positieve uitslag wordt aangemerkt.
21
29.4.
De uitslag van het onderzoek van het B-monster wordt binnen tien werkdagen nadat de Dopingautoriteit deze uitslag heeft ontvangen, door de Dopingautoriteit door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de betreffende sporter medegedeeld. De Dopingautoriteit stelt tegelijkertijd de Bond schriftelijk van de uitslag op de hoogte.
29.5. De Dopingautoriteit zal geen enkele partij of betrokkene van de in artikel 30.5 bedoelde atypische bevinding op de hoogte stellen, voordat het daar bedoelde vervolgonderzoek is voltooid en de Dopingautoriteit heeft besloten of sprake is van een dopingzaak. Dit is slechts anders indien de Dopingautoriteit een verzoek ontvangt van: a. de Bond, in verband met een aflopende deadline inzake de samenstelling van een nationaal team voor een internationale wedstrijd of evenement; en/of b. de organisator van een evenement, kort voor aanvang van het evenement, met de vraag of ten aanzien van enige sporter sprake is van vervolgonderzoek naar aanleiding van een atypische bevinding. De Dopingautoriteit zal in dergelijke gevallen slechts de na(a)m(en) bekend maken indien deze voorkomt (voorkomen) op een door de Bond en/of de organisator van een evenement verstrekte lijst van (deelnemende) sporters. Voorafgaand aan het op de hoogte stellen van de Bond en/of de organisator van een evenement, zal de Dopingautoriteit eerst de betrokken sporter schriftelijk op de hoogte stellen. 29.6. Indien sprake is van een atypische bevinding, en de in artikel 28.1 bedoelde beoordeling geen uitsluitsel biedt, dient de Dopingautoriteit het in artikel 30.5 bedoelde vervolgonderzoek uit te (laten) voeren. Indien de Dopingautoriteit naar aanleiding van dit vervolgonderzoek oordeelt dat sprake is van een dopingzaak, stelt het de betreffende aangeslotene zo spoedig mogelijk schriftelijk door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst op de hoogte van: a. het belastende analyseresultaat (indien daarvan sprake is); b. het recht van de sporter het B-monster te laten analyseren (onverminderd het gestelde in artikel 30.6); c. de datum, de locatie en het tijdstip waarop de analyse van het B-monster zal plaatsvinden (onverminderd het gestelde in de slotzin van artikel 28.3); d. het recht van de sporter en/of diens vertegenwoordiger op de onder c bedoelde datum, de locatie en het tijdstip aanwezig te zijn bij het onderzoek van het B-monster; e. welke overtreding(en) van dit reglement (vermoedelijk) sprake is (alleen indien mogelijk); f. eventueel (ander) onderzoek in de zin van artikel 30; en g. het recht van de sporter een kopie op te vragen van het documentatiepakket van het laboratorium met betrekking tot het A- en, indien van toepassing, het B-monster, dat de informatie bevat die is vereist volgens de International Standard for Laboratories. h. de in artikel 29.3 genoemde voorwaarden. 29.7.
De Dopingautoriteit stelt de Bond en de sporter zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte inzake (de uitvoering en het resultaat van) het vervolgonderzoek.
Artikel 30
Vervolgonderzoek
30.1.
De Dopingautoriteit zal elk vervolgonderzoek initiëren dat is vereist op grond van dit reglement en/of de dopinglijst, en kan elk relevant vervolgonderzoek (laten) uitvoeren dat noodzakelijk is om na te gaan of sprake is van enige overtreding van dit reglement.
30.2.
Indien in het A-monster (een) niet-specifieke stof(fen) en/of verboden methode(n) (in verboden hoeveelheden) in combinatie met een verstoorde T/E ratio en/of (een) atypische bevinding(en) wordt (worden) aangetroffen, kan bij de tuchtrechtelijke afhandeling worden uitgegaan van de aangetroffen niet-specifieke stof(fen) en/of verboden methode(n). In een dergelijk geval hoeft het in dit reglement en/of de dopinglijst bedoelde vervolgonderzoek niet plaats te vinden.
30.3.
Indien in het A-monster (een) specifieke stof(fen) in combinatie met een verstoorde T/E ratio en/of (een) atypische bevinding(en) wordt (worden) aangetroffen, dient het in dit reglement en/of de dopinglijst bedoelde vervolgonderzoek plaats te vinden. a. Leidt het vervolgonderzoek niet tot de conclusie dat met betrekking tot de
22
verstoorde T/E ratio sprake is van het gebruik van een verboden stof en/of verboden methode, dan zal tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van de aangetroffen specifieke stof(fen). b. Leidt het vervolgonderzoek tot de conclusie dat sprake is van het gebruik van een niet-specifieke verboden stof en/of verboden methode, dan zal tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van deze bevinding. 30.4.
Indien in het A-monster (een) specifieke stof(fen) in combinatie met een verstoorde T/E ratio en/of (een) atypische bevinding(en) wordt (worden) aangetroffen, kan het bestuur besluiten tuchtrechtelijke vervolging in te zetten uitgaande van de aangetroffen specifieke stof(fen). Daarnaast zal het in dit reglement en/of de dopinglijst bedoelde vervolgonderzoek plaatsvinden. a. Leidt het vervolgonderzoek tot de conclusie dat geen sprake is van het gebruik van (een) niet-specifieke verboden stof(fen) en/of verboden methode(n), dan zal de (verdere) tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van de aangetroffen specifieke stof(fen). b. Leidt het vervolgonderzoek tot de conclusie dat sprake is van het gebruik van (een) niet-specifieke verboden stof(fen) en/of verboden methode(n), dan zal de (verdere) tuchtrechtelijke vervolging plaatsvinden uitgaande van deze bevinding. Heeft tuchtrechtelijke vervolging reeds plaatsgevonden uitgaande van de aangetroffen specifieke stof(fen), dan wordt enige in dat kader uitgezeten periode van uitsluiting in mindering gebracht op de totale periode van schorsing die in dat geval wordt opgelegd. c. Heeft tuchtrechtelijke vervolging op het moment dat het vervolgonderzoek is afgerond, nog niet plaatsgevonden, dan wel vindt deze vervolging nog plaats, dan zal de (verdere) vervolging slechts plaatsvinden uitgaande van het resultaat van het vervolgonderzoek, tenzij dit onderzoek niet leidt tot een positieve uitslag, in welk geval de tuchtrechtelijke vervolging aanvangt, dan wel wordt vervolgd op basis van de aangetroffen specifieke stof(fen). 30.5. Indien geen sprake is van een verstoorde T/E ratio, maar het laboratorium een atypische bevinding rapporteert, en geen sprake is van een van toepassing zijnde relevante dispensatie of afwijking in de zin van artikel 12.2 en/of 12.4, zal de Dopingautoriteit het in de International Standard for Laboratories of andere Internationale Standard bedoelde vervolgonderzoek (laten) uitvoeren. 30.6. De Dopingautoriteit kan het B-monster (laten) analyseren voordat het vervolgonderzoek is voltooid. In dit geval dient de Dopingautoriteit de sporter hiervan voorafgaand aan de analyse van het B-monster op de hoogte te stellen op de wijze als beschreven in artikel 29.4. Artikel 31
Ordemaatregel
31.1.
Een ordemaatregel houdt in dat de aangeslotene vanaf het moment dat deze maatregel is opgelegd: a. is uitgesloten van deelname aan enige wedstrijd, competitie en/of evenement onder auspiciën van de Bond; b. geen onderdeel mag uitmaken van enige nationale selectie en/of nationaal team; c. niet geselecteerd mag worden voor enige nationale selectie, nationaal team en/of enige andere (internationale) vertegenwoordiging van de Bond, op individuele noch op teambasis; d. geen training(en) mag geven, noch enige training mag volgen of ondergaan die is goedgekeurd door en/of georganiseerd onder auspiciën van de Bond of een organisatie die lid is van de Bond, dan wel op andere wijze bij de Bond is aangesloten. Hieronder valt in ieder geval het trainen bij de Bond, het trainen bij een bij de Bond aangesloten club, vereniging of andere bij de Bond aangesloten rechtspersoon, alsmede het trainen onder (bege)leiding van een voor de Bond (als vrijwilliger of anderszins) werkzame persoon; e. geen begeleidingsactiviteit(en) mag uitvoeren bij trainingen en/of wedstrijden.
31.2.
In de volgende gevallen dient de Bond een sporter direct na de kennisgeving als bedoeld in artikel 29.2 een ordemaatregel op te leggen:
23
a. b. 31.3.
bij een positieve uitslag van het A-monster, tenzij de positieve uitslag een specifieke stof betreft, in welk geval artikel 31.3 van toepassing is; of bij overtreding van artikel 5.2 of artikel 21.7.
Het bestuur kan bij een positieve uitslag van het A-monster inzake een specifieke stof, de betreffende sporter een ordemaatregel opleggen indien: a. een redelijke kans bestaat dat de betreffende sporter op korte termijn, in verband met (de voorbereiding op) een wedstrijd, competitie en/of evenement opnieuw positief test op dezelfde stof; en/of b. het waarschijnlijk is dat de betreffende sporter wegens een overtreding van dit reglement enige periode van uitsluiting wordt opgelegd.
31.4.
Het bestuur kan bij dopingzaken die niet vallen onder artikel 31.2 of 31.3, een ordemaatregel opleggen als het een dergelijke maatregel in het belang van de Bond wenselijk of noodzakelijk acht. 31.5.
In andere dan de in artikel 31.2 bedoelde gevallen kan het bestuur een ordemaatregel opleggen na de beoordeling en kennisgeving zoals die zijn beschreven in artikel 28 en 29, maar voorafgaand aan een reguliere hoorzitting in het kader van de tuchtrechtelijke behandeling als bedoeld in Titel VIII.
31.6.
Een ordemaatregel kan slechts voorafgaand aan de reguliere hoorzitting worden opgelegd indien de aangeslotene de mogelijkheid heeft tot: a. een voorlopige hoorzitting voorafgaand aan, dan wel binnen veertien dagen na het opleggen van de ordemaatregel; of b. een versnelde hoorzitting, zijnde een bespoedigde reguliere hoorzitting, binnen veertien dagen na het opleggen van een ordemaatregel.
31.7.
De aangeslotene wordt binnen zeven werkdagen vanaf de dag waarop het besluit tot oplegging van een ordemaatregel is genomen, door het bestuur op de hoogte gesteld van deze maatregel door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst. Bij deze brief stelt het bestuur de aangeslotene op de hoogte van hetgeen de ordemaatregel inhoudt en wanneer deze maatregel van kracht wordt.
31.8.
Het bestuur kan in die gevallen waarin dat noodzakelijk of relevant is, bijvoorbeeld vanwege het competitieverloop, een selectieprocedure voor een internationale wedstrijd, besluiten andere betrokkenen op de hoogte te stellen van een opgelegde ordemaatregel. Deze berichtgeving zal niet ingaan op de aard en omstandigheden van de dopingzaak, en geen specifieke informatie hieromtrent bevatten.
31.9.
De ordemaatregel blijft van kracht tot het moment dat: a. de uitslag van de analyse van het B-monster de uitslag van de analyse van het Amonster niet bevestigt, dan wel b. een daartoe bevoegd orgaan een definitief besluit aangaande de dopingzaak heeft genomen en de betreffende aangeslotene schriftelijk van dit besluit in kennis heeft gesteld, dan wel c. in gevallen als bedoeld in artikel 31.3, het bestuur besluit dat de ordemaatregel wordt opgeheven, dan wel d. in gevallen als bedoeld in artikel 31.3, de door het bestuur bepaalde datum van de ordemaatregel komt te vervallen. In het sub a bedoelde geval, dan wel indien sprake is van een besluit tot opheffen van de ordemaatregel, stelt de Bond de aangeslotene en de Dopingautoriteit hiervan zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen zeven werkdagen na het nemen van dit besluit schriftelijk op de hoogte.
31.10. Indien vanwege meerdere redenen of dopingzaken een ordemaatregel is opgelegd, blijft de ordemaatregel van kracht ook indien het onderzoek van het B-monster het onderzoek van het A-monster niet bevestigt of een van de redenen of dopingzaken vervalt.
24
31.11. In de gevallen waarin de sporter of het team van de sporter is verwijderd uit een wedstrijd, competitie of evenement en de analyse van het B-monster de analyse van het A-monster niet bevestigt, kan de sporter of het team, als dat mogelijk is zonder het verloop van de wedstrijd, het evenement of de competitie (verder) te beïnvloeden, na de kennisgeving als bedoeld in artikel 31.9, zijn deelname aan de competitie voortzetten.
Titel VIII Artikel 32
Tuchtrechtelijke behandeling
Tuchtrechtelijke vervolging algemeen
32.1.
Tuchtrechtelijke vervolging, behandeling, sanctievaststelling en sanctieoplegging geschiedt overeenkomstig het gestelde in dit reglement en het van toepassing zijnde tuchtrecht, dit laatste met inachtneming van het gestelde in artikel 62. 32.2.
Bij internationale evenementen kan de tuchtrechtelijke behandeling van dopingzaken betreffende aangeslotenen, worden overgedragen aan de Bond, voor zover de (eventuele) sancties verder gaan dan het (automatisch) vervallen van wedstrijdresulta(a)t(en).
Artikel 33
Melding dopingzaak
33.1.
Aangeslotenen kunnen dopingzaken melden bij de Dopingautoriteit of het bestuur. Anonieme meldingen en niet met redenen omklede meldingen worden niet in behandeling genomen.
33.2.
Dopingzaken die niet (rechtstreeks) voortvloeien uit dopingcontroles kunnen schriftelijk bij de Dopingautoriteit worden gemeld.
33.3.
Indien de Dopingautoriteit van mening is dat sprake is van een dopingzaak, meldt de Dopingautoriteit dit schriftelijk en met redenen omkleed bij het bestuur, waarna de dopingzaak aanhangig wordt gemaakt overeenkomstig het bepaalde in artikel 34.
Artikel 34
Aanhangig maken van een dopingzaak
34.1.
Het bestuur dient dopingzaken die de Dopingautoriteit bij haar kenbaar heeft gemaakt, zo spoedig mogelijk aanhangig te maken bij het bevoegde tuchtorgaan.
34.2.
Indien uit eigen onderzoek van de Bond blijkt dat sprake is van een dopingzaak, dient het bestuur deze dopingzaak zo spoedig mogelijk aanhangig te maken bij het bevoegde tuchtorgaan.
34.3. De termijn voor het aanhangig maken van een dopingzaak bedraagt zes weken. 34.4.
De termijn voor het aanhangig maken van een dopingzaak vangt aan: a. voor zover het dopingzaken inzake positieve uitslagen betreft, op het moment dat de uitslag van de dopingcontrole definitief is geworden en de Dopingautoriteit de Bond schriftelijk van de uitslag op de hoogte heeft gesteld; b. voor gevallen als bedoeld in artikel 34.2, op het moment dat het bestuur heeft besloten dat sprake is van een dopingzaak; c. in gevallen als bedoeld in artikel 33.3, op het moment dat de Bond, al dan niet via de Dopingautoriteit, schriftelijk van de dopingzaak op de hoogte is gesteld door de relevante organisatie. d. voor alle andere dopingzaken, op het moment dat schriftelijke kennisgeving inzake een dopingzaak, door de Dopingautoriteit aan de Bond heeft plaatsgevonden.
34.5.
De Bond dient de betreffende aangeslotene zo spoedig mogelijk door middel van een aangetekende brief met bericht van ontvangst op de hoogte te stellen van het aanhangig
25
maken van de dopingzaak. De Bond dient tegelijkertijd ook de Dopingautoriteit schriftelijk op de hoogte te stellen.
Artikel 35 35.1.
Recht op een eerlijke behandeling
De in dit reglement bedoelde procedures dienen te voldoen aan de volgende principes: a. een tijdige hoorzitting; b. een eerlijk en onpartijdig orgaan of arbitragecollege; c. het recht van de aangeslotene zich te laten vertegenwoordigen door een raadsman voor eigen rekening; d. het recht om eerlijk, tijdig en met redenen omkleed te worden geïnformeerd over dopingza(a)k(en) waarvan de aangeslotene wordt verdacht; e. het recht op hoor en wederhoor; f. het recht van de betrokken partijen bewijs aan te voeren, waaronder het recht getuigen op te roepen en te horen; g. het recht op een tolk tijdens de hoorzitting, waarbij het betreffende orgaan de identiteit van en de verantwoordelijkheid voor de kosten van de tolk bepaalt; en h. een tijdige, schriftelijke, beargumenteerde beslissing, met name inzake het afwijken van de (standaard) periode van uitsluiting en de aanvang van de opgelegde periode van uitsluiting.
35.2. De aangeslotene tegen wie een dopingzaak aanhangig is gemaakt, mag te allen tijde af zien van zijn recht op een hoorzitting. 35.3. De betrokken aangeslotene tegen wie een dopingzaak aanhangig is gemaakt, dient binnen zeven werkdagen na ontvangst van de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 34.5, schriftelijk via een aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de Bond, aan te geven gebruik te willen maken van zijn recht op een hoorzitting. Indien de sporter niet correct, volledig en/of tijdig voldoet aan deze voorwaarden, wordt de betreffende sporter geacht af te zien van zijn recht op een hoorzitting. 35.4.
Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van artikel 6: a. dient het tuchtorgaan zelfstandig elk van de drie geregistreerde whereabouts-fouten te beoordelen aan de hand van de daarop van toepassing zijnde regels, procedures en criteria, welke zijn opgenomen in de Whereabouts-bijlage; b. is het tuchtorgaan niet gebonden aan enig oordeel van de Dopingautoriteit of andere NADO, internationale federatie, sportbond noch WADA inzake elk van de afzonderlijke whereabouts-fouten; c. is het tuchtorgaan niet gebonden aan een besluit dat is genomen naar aanleiding van een eventueel door de betreffende sporter aangevraagde administratieve herziening.
Artikel 36
Automatisch vervallen wedstrijdresulta(a)t(en)
Een overtreding van dit reglement in verband met een dopingcontrole binnen wedstrijdverband, leidt automatisch tot het vervallen van (het) in de desbetreffende wedstrijd behaalde wedstrijdresulta(a)t(en).
Titel IX Artikel 37 37.1.
Sancties
Spelsancties & boetes
Een overtreding van dit reglement die wordt begaan tijdens of in verband met een evenement kan, als het bevoegde orgaan daartoe besluit, leiden tot het vervallen van alle andere dan de in artikel 36 bedoelde wedstrijdresultaten die de sporter in het kader van dat evenement heeft behaald.
26
37.2.
Als de sporter kan aantonen dat de in het vorige lid bedoelde overtreding niet aan zijn schuld of nalatigheid te wijten was, komen zijn wedstrijdresultaten als bedoeld in het vorige lid, niet te vervallen, tenzij het waarschijnlijk is dat deze resultaten zijn beïnvloed door de overtreding.
37.3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 36 en de voorgaande twee leden, komen alle wedstrijdresultaten te vervallen die zijn behaald nadat een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden, tot het moment van aanvang van de naar aanleiding van deze overtreding opgelegde ordemaatregel of, indien geen sprake is (geweest) van een ordemaatregel, de periode van uitsluiting, tenzij de rechtvaardigheid anders vereist.
37.4.
Overtreding van artikel 5.3 door een bij de Bond aangesloten vereniging en/of club wordt bestraft met een door het tuchtorgaan vast te stellen geldboete. Indien als gevolg van bedoelde gebrekkige medewerking een geplande dopingcontrole buiten wedstrijdverband geen doorgang kan vinden, wordt deze omstandigheid gezien als een overtreding van artikel 5.3 door de sporter(s) bij wie de geplande controle(s) geen uitvoering kon(den) vinden.
37.5. Overtreding van artikel 21.7 door een bij de Bond aangesloten vereniging en/of club wordt bestraft met een door het tuchtorgaan vast te stellen geldboete. Overtreding van artikel 21.7 jo. artikel 5.2 door een sporter, leidt tot de in artikel 38.2 genoemde sanctie.
Artikel 38
Uitsluiting
38.1. De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 3, artikel 4 of artikel 8, bedraagt bij een eerste overtreding een periode van twee jaar, tenzij: a. aan de in artikel 39, artikel 40, artikel 41 en/of artikel 42 bedoelde voorwaarden voor het reduceren van de sanctieperiode wordt voldaan; of b. aan de in artikel 43 bedoelde voorwaarden voor het verlengen van de sanctieperiode wordt voldaan. 38.2.
De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 5 of artikel 7, bedraagt bij een eerste overtreding een periode van twee jaar, tenzij: a. aan de in artikel 40, artikel 41 en/of artikel 42 bedoelde voorwaarden voor het reduceren van de sanctieperiode wordt voldaan; of b. aan de in artikel 43 bedoelde voorwaarden voor het verlengen van de sanctieperiode wordt voldaan.
38.3.
De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 9 of artikel 10, bedraagt bij een eerste overtreding een periode van minimaal vier jaar, tenzij aan de in artikel 40, artikel 41 en/of artikel 42 bedoelde voorwaarden voor het reduceren van de sanctieperiode wordt voldaan. 38.4.
De periode van uitsluiting die wordt opgelegd voor een overtreding van artikel 6, bedraagt minimaal een jaar en maximaal twee jaar, afhankelijk van de mate van schuld van de betrokken sporter.
38.5.
Een overtreding van dit reglement die betrekking heeft (gehad) op een minderjarige en is begaan door begeleidend personeel, wordt als zeer ernstig aangemerkt en leidt tot levenslange uitsluiting van dat begeleidend personeel, tenzij de overtreding betrekking heeft op (een) specifieke stof(fen).
38.6.
Het is niet mogelijk de in Titel IX genoemde sancties geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk op te leggen.
Artikel 39 39.1.
Specifieke stoffen
Voor de toepassing van de volgende bepalingen van dit artikel, zijn alle op de dopinglijst vermelde stoffen specifieke stoffen, uitgezonderd: a. de anabole middelen;
27
b. c. d.
de hormonen en verwante stoffen; de op de dopinglijst als niet-specifieke stof aangeduide hormoonen modulatoren; en de op de dopinglijst als niet-specifieke stof aangeduide stimulantia.
antagonisten
39.2.
Specifieke stoffen betreffen nooit verboden methoden.
39.3.
Indien de betrokken aangeslotene aantoont (i) hoe de specifieke stof(fen) in zijn lichaam terecht is (zijn) gekomen (in geval van een overtreding van artikel 3), dan wel hoe hij deze stof(fen) heeft gebruikt (in geval van een overtreding van artikel 4), dan wel hoe deze stof(fen) in zijn bezit is (zijn) gekomen (in geval van een overtreding van artikel 8), en (ii) aantoont dat de op- of inname, het gebruik, dan wel het bezit van (een) dergelijke specifieke stof(fen) niet is geschied met het oogmerk de sportprestaties te verbeteren, noch om het gebruik van enige verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) te maskeren, wordt de periode van uitsluiting die is beschreven in artikel 38.1 vervangen door: a. minimaal een waarschuwing, gepaard met een berisping, maar geen periode van uitsluiting voor toekomstige evenementen, en b. maximaal twee jaar uitsluiting;
39.4. De verklaring van de betrokken aangeslotene alleen is onvoldoende om te voldoen aan de in het vorige lid bedoelde vereisten inzake bewijs. Naast diens verklaring dient de betrokken aangeslotene zwaarwegend bewijs te verschaffen dat hij niet de intentie (heeft ge)had zijn sportprestatie te verbeteren, noch om het gebruik van enige verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) te maskeren. 39.5. Bij het vaststellen in hoeverre de in artikel 38.1 genoemde periode van uitsluiting op basis van artikel 39 wordt gereduceerd, dient rekening te worden gehouden met de mate van schuld van de betrokken aangeslotene. 39.6. Specifieke stoffen dienen niet te worden beschouwd als minder zwaar of minder prestatiebevorderend dan de andere stoffen op de dopinglijst. In een geval waarin de sporter niet voldoet aan de in dit artikel beschreven criteria voor het reduceren van de periode van uitsluiting, dient daarom de in artikel 38.1 genoemde periode van uitsluiting te worden opgelegd. Tevens kan, op grond van de in artikel 43 beschreven regeling, sprake zijn van redenen om in dat geval een langere periode van uitsluiting op te leggen.
Artikel 40
Geen schuld of nalatigheid
40.1.
Er is geen sprake van schuld of nalatigheid indien de aangeslotene kan aantonen dat hij niet wist of vermoedde, en zelfs met de grootst mogelijke voorzichtigheid niet redelijkerwijs had kunnen weten of vermoeden, dat hij de verboden stof en/of verboden methode had gebruikt, ingenomen of had toegediend gekregen.
40.2.
Indien de sporter in een individueel geval kan aantonen dat de overtreding van artikel 3 dan wel artikel 4 niet aan zijn schuld of nalatigheid te wijten is, vervalt de toepasselijke periode van uitsluiting. In het geval van overtreding van artikel 3 geldt als aanvullende eis dat de sporter aantoont hoe de verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) in zijn lichaam terecht is (zijn) gekomen.
40.3.
Artikel 40 is niet van toepassing op gevallen waarin artikel 38.4, dan wel artikel 39 van toepassing zijn.
Artikel 41 41.1.
Geen aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid
Er is geen sprake van een aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid indien de aangeslotene kan aantonen dat zijn schuld of nalatigheid, naar de omstandigheden van het geval en rekening houdend met de criteria zoals genoemd in artikel 40.1 niet significant was in relatie tot de overtreding van dit reglement.
28
41.2.
Als een aangeslotene in een individueel geval met betrekking tot de in Titel II genoemde overtredingen, uitgezonderd de overtreding van artikel 6, kan aantonen dat van zijn kant geen sprake is van aanmerkelijke schuld of nalatigheid, kan de periode van uitsluiting worden verkort, doch nooit minder zijn dan de helft van de in artikel 38 bedoelde periode van uitsluiting. Voor toepassing van dit lid geldt dat de sporter moet aantonen hoe de verboden stof(fen) en/of verboden methode(n) in zijn lichaam is (zijn) terecht gekomen.
41.3.
In gevallen als bedoeld in het vorige lid mag de verkorte periode van uitsluiting niet korter zijn dan acht jaar indien de periode van uitsluiting zonder toepassing van artikel 41 een levenslange periode van uitsluiting zou bedragen.
41.4.
Artikel 41 is niet van toepassing op gevallen waarin artikel 38.4, dan wel artikel 39 van toepassing zijn.
Artikel 42
Bekentenis voorafgaand aan dopingzaak
Indien: a. een aangeslotene, hetzij voorafgaand aan het door hem kennisnemen van een bij hem uit te voeren dopingcontrole die kan leiden tot constatering van een overtreding van dit reglement, hetzij voorafgaand aan kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit, de Bond, de internationale federatie en/of een buitenlandse nationale sportbond of NADO, vrijwillig bekent een overtreding als genoemd in Titel II te hebben begaan, en b. deze bekentenis op dat moment het enige betrouwbare bewijs is van bedoelde overtreding, kan de op te leggen periode van uitsluiting worden verkort, doch niet minder bedragen dan de helft van de zonder deze bekentenis van toepassing zijnde periode. Artikel 43
Verzwarende omstandigheden
43.1. Indien de Bond aantoont dat in een individueel geval sprake is (i) van verzwarende omstandigheden die (ii) het opleggen van een langere periode van uitsluiting rechtvaardigen dan de in artikel 38 of artikel 39 van toepassing zijnde bepaalde standaard periode, dan mag in een dergelijk geval een periode van uitsluiting van maximaal vier jaar worden opgelegd, tenzij de aangeslotene kan aantonen dat hij de overtreding van dit reglement niet bewust heeft begaan. 43.2. Indien een dopingzaak wordt ontdekt nadat een overtreding van dit reglement tuchtrechtelijk is afgedaan, en deze dopingzaak heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de in artikel 29.2 bedoelde kennisgeving inzake de reeds afgedane overtreding, is sprake van verzwarende omstandigheden in de zin van het vorige lid. Dientengevolge zal een periode van uitsluiting van maximaal vier jaar worden opgelegd, tenzij artikel 43.3 van toepassing is. Artikel 36 en 37.3 zijn van overeenkomstige toepassing. 43.3. Indien de aangeslotene, direct na over een dopingzaak te zijn geïnformeerd, bekent deze overtreding van dit reglement te hebben begaan, is artikel 43 niet van toepassing. 43.4.
Artikel 43 is niet van toepassing op de in artikel 9 en artikel 10 bedoelde
Artikel 44 44.1.
overtredingen.
Meerdere opties afwijking standaard sanctie
Voor de toepassing van deze bepaling: a. dient eerst de op te leggen periode van uitsluiting te worden bepaald aan de hand van artikel 38, artikel 39 en/of artikel 43, en b. dient de aangeslotene vervolgens aan te tonen dat hij op grond van het gestelde in artikel 42 in aanmerking komt voor vermindering van de duur van uitsluiting.
29
44.2. Indien de aangeslotene voldoet aan de in 44.1 sub b bedoelde eisen, mag de op basis van in 44.1 sub a bepaalde periode van uitsluiting worden gereduceerd, doch niet minder dan een kwart bedragen van de op basis van artikel 44.1 sub a bepaalde periode.
Artikel 45
Meerdere overtredingen
45.1.
Wanneer op basis van de toepassing van artikel 40 de wegens een overtreding van dit reglement op te leggen periode van uitsluiting geheel vervalt, wordt voor zover het de toepassing van artikel 45 betreft, deze overtreding geacht niet te hebben plaatsgevonden.
45.2.
Een tweede overtreding van dit reglement mag alleen worden meegewogen voor het opleggen van sancties op grond van artikel 45, als de Bond kan aantonen dat de aangeslotene de tweede overtreding van dit reglement heeft begaan nadat de aangeslotene de kennisgeving als bedoeld in artikel 29.2 heeft ontvangen, dan wel de Dopingautoriteit een redelijke poging heeft gedaan hem de in artikel 29.2 bedoelde kennisgeving te doen toekomen. Als de Bond dit niet kan bewijzen, worden de overtredingen samen beschouwd als één afzonderlijke eerste overtreding en wordt de op te leggen sanctie gebaseerd op de overtreding waarop de zwaarste sanctie staat. Een dergelijke situatie kan wel worden gezien als een verzwarende omstandigheid die het opleggen van een langere periode van uitsluiting rechtvaardigt, overeenkomstig het gestelde in artikel 43.1.
45.3.
Als uit één en dezelfde dopingcontrole blijkt dat een sporter een overtreding van dit reglement heeft begaan, die zowel betrekking heeft op een specifieke stof als op een andere verboden stof en/of verboden methode, wordt de sporter geacht slechts één afzonderlijke overtreding van dit reglement te hebben begaan, maar wordt de op te leggen sanctie gebaseerd op de verboden stof of verboden methode waarop bij een overtreding wegens aanwezigheid en/of gebruik de zwaarste sanctie staat.
45.4. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal een jaar en maximaal vier jaar. a. Terzake de eerste en de tweede overtreding is, respectievelijk wordt, de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. b. De eerste overtreding betreft artikel 6. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. c. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 41. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. 45.5. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal twee jaar en maximaal vier jaar. a. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. De tweede overtreding betreft artikel 6. b. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 41. c. Terzake de eerste overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 38.1 en/of artikel 38.2, van toepassing. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. 45.6. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinatie van twee overtredingen van dit reglement, minimaal vier jaar en maximaal vijf jaar: terzake de eerste overtreding is artikel 43.1 toegepast. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. 45.7. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinatie van twee overtredingen van dit reglement, minimaal vier jaar en maximaal zes jaar: terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. Terzake de tweede overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 38.1 en/of artikel 38.2, van toepassing.
30
45.8. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal vier jaar en maximaal acht jaar. a. De eerste en de tweede overtreding betreffen artikel 6; b. Een overtreding betreffende artikel 6, in combinatie met een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is of wordt gereduceerd op grond van artikel 41. c. Terzake de eerste en de tweede overtreding is respectievelijk wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 41. 45.9. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal zes jaar en maximaal acht jaar. a. Een overtreding betreffende artikel 6, in combinatie met een overtreding waarbij de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 38.1 en/of 38.2, van toepassing was of is. b. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 41. Terzake de tweede overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 38.1 en/of 38.2, van toepassing. 45.10. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinatie van overtredingen van dit reglement, minimaal acht jaar en maximaal tien jaar: terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond artikel 39. Terzake de tweede overtreding wordt artikel 43.1 toegepast.
twee van
45.11. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal acht jaar en maximaal levenslang. a. De eerste overtreding betreft artikel 9 en/of artikel 10. Terzake de tweede overtreding wordt de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. b. Terzake de eerste en de tweede overtreding is de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 38.1 en/of 38.2, van toepassing. 45.12. De op te leggen periode van uitsluiting bedraagt bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, minimaal tien jaar en maximaal levenslang. a. Een overtreding waarbij artikel 43.1 is toegepast, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 6. b. Een overtreding waarbij artikel 43.1 is toegepast, in combinatie met een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is gereduceerd op grond van artikel 39. c. Terzake de eerste overtreding is de periode van uitsluiting gereduceerd op grond van artikel 39. De tweede overtreding betreft artikel 9 en/of artikel 10. 45.13. De op te leggen periode van uitsluiting is bij de volgende combinaties van twee overtredingen van dit reglement, levenslang. a. Een overtreding betreffende artikel 6, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. b. Een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is gereduceerd op grond van artikel 39, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. c. Een overtreding waarbij de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 38.1 en/of 38.2, van toepassing is, in combinatie met een overtreding waarbij artikel 43.1 is toegepast. d. Een overtreding waarbij de standaard sanctie van twee jaar als bedoeld in artikel 38.1 en/of 38.2, van toepassing is, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. e. Een combinatie van overtredingen waarbij in beide gevallen artikel 43.1 is toegepast. f. Een overtreding waarbij artikel 43.1 is toegepast, in combinatie met een overtreding betreffende artikel 9 en/of artikel 10. g. Een combinatie van overtredingen betreffende artikel 9 en/of artikel 10. 45.14. Indien de aangeslotene die een tweede overtreding van dit reglement begaat, kan aantonen in aanmerking te komen voor vermindering van de periode van uitsluiting op grond van artikel 42, dient:
31
a. eerst de periode van uitsluiting te worden vastgesteld aan de hand van artikel 45, en b. vervolgens de reductie als bedoeld in artikel 42 te worden toegepast. De overblijvende periode dient minimaal een kwart te bedragen van de op basis van de in artikel 45.14 sub a bedoelde periode. 45.15. Een derde overtreding van dit reglement resulteert altijd in een levenslange periode van uitsluiting, tenzij de aangeslotene voldoet aan de in artikel 39 genoemde eisen, dan wel sprake is van een overtreding van artikel 6. In deze laatste twee gevallen zal de periode van uitsluiting minimaal tien jaar en maximaal levenslang bedragen. 45.16. Van meerdere overtredingen in de zin van artikel 45 kan slechts sprake zijn overtredingen binnen acht jaar van elkaar hebben plaatsgevonden.
wanneer de
45.17. Voor de toepassing van artikel 45 geldt een overtreding (i) die is begaan met betrekking tot een stof die vanaf de inwerkingtreding van de dopinglijst van 2009 geldt als een specifieke stof (maar voor de inwerkingtreding van deze lijst is begaan), en (ii) in verband waarmee een periode van uitsluiting van minder dan twee jaar is opgelegd, als een overtreding waarbij de periode van uitsluiting is gereduceerd op basis van artikel 39.
Artikel 46
Aanvang van de periode van uitsluiting
46.1. De periode van uitsluiting vangt aan op de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak, in dit reglement anders is bepaald.
tenzij
46.2.
Indien sprake is geweest van aanmerkelijke vertraging van de in Titel VII en/of Titel VIII bedoelde procedures, en deze vertraging de aangeslotene niet is aan te rekenen, kan het tuchtorgaan de periode van uitsluiting op een eerder dan het in het vorige lid bedoelde moment laten ingaan, tot op zijn vroegst de dag waarop de (laatste) overtreding van dit reglement is begaan.
46.3.
Indien de aangeslotene direct (dat wil zeggen, tenminste voordat hij deelneemt aan een volgende wedstrijd) na kennisgeving inzake een mogelijke dopingzaak door de Dopingautoriteit, de Bond, de internationale federatie en/of een buitenlandse nationale sportbond of NADO, bekent een overtreding als genoemd in Titel II te hebben begaan, kan de periode van uitsluiting reeds ingaan op de dag dat de betreffende overtreding (laatst) plaatsvond. Minimaal de helft van de op te leggen periode van uitsluiting dient echter aan te vangen op de dag van de tuchtrechtelijke uitspraak. Artikel 46.3 is niet van toepassing op gevallen waarin artikel 42 is toegepast.
46.4.
De periode van uitsluiting in het kader van de oplegging van een ordemaatregel wordt in mindering gebracht op de totale periode van uitsluiting die wordt opgelegd, tenzij de betreffende aangeslotene deze ordemaatregel niet strikt heeft nageleefd. Hetzelfde geldt voor een door een bevoegd (tucht)orgaan opgelegde voorlopige maatregel, schorsing of uitsluiting.
46.5. Anders dan de in artikel 46 beschreven opties bestaan geen mogelijkheden een op te leggen periode van uitsluiting eerder te laten ingaan dan op het in artikel 46.1 genoemde moment.
Artikel 47 47.1.
Status gedurende uitsluiting
Oplegging van een periode van uitsluiting houdt in dat de aangeslotene vanaf het moment dat deze sanctie is opgelegd: a. is uitgesloten van deelname aan enige wedstrijd, competitie en/of evenement onder auspiciën van de Bond; b. geen training(en) mag geven, noch enige training mag volgen of ondergaan die is goedgekeurd door en/of georganiseerd onder auspiciën van de Bond of een organisatie die lid is van de Bond, dan wel op andere wijze bij de Bond is aangesloten. Hieronder valt in ieder geval het trainen bij de Bond, het trainen bij een bij de Bond aangesloten club,
32
vereniging of andere bij de Bond aangesloten rechtspersoon, alsmede het trainen onder (bege)leiding van een voor de Bond (als vrijwilliger of anderszins) werkzame persoon; c. geen begeleidingsactiviteit(en) mag uitvoeren bij trainingen en/of wedstrijden. De aangeslotene mag wel participeren in anti-dopingprogramma’s en/of rehabilitatieprogramma’s. 47.2.
Voor elke overtreding van dit reglement die geen betrekking heeft op (een) specifieke stof(fen), zullen de vergoedingen en andere voordelen in relatie tot de sportbeoefening die de overtreder ontvangt, geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken door de Bond en organisaties die lid zijn van de Bond.
47.3.
Degene die een periode van uitsluiting is opgelegd van langer dan vier jaar kan, als vier jaren van de periode van uitsluiting zijn verstreken, deelnemen aan en/of participeren in, lokale sportevenementen in een andere sport dan de tak van sport waarbinnen de persoon de overtreding van het doping reglement heeft begaan, voor zover deze evenementen niet direct of indirect de mogelijkheid bieden tot kwalificatie voor deelname aan en/of of punten zouden kunnen opleveren die nodig zijn voor kwalificatie voor, dan wel deelname aan een nationaal kampioenschap, internationaal evenement of internationale wedstrijd.
47.4.
Aangeslotenen kunnen na het verstrijken van een periode van tenminste tien jaar van hun levenslange uitsluiting, een verzoek om kwijtschelding van het resterende deel van hun uitsluiting indienen bij het daartoe bevoegde orgaan binnen de Bond. Bij ontstentenis van enige bestaande regeling hieromtrent, geldt voor de toepassing van dit reglement het bestuur als het in deze bevoegde orgaan. Tegen het besluit inzake het verzoek van het bevoegde orgaan is geen beroep mogelijk. Het bevoegde orgaan kan aan enige kwijtschelding voorwaarden verbinden.
47.5.
Als voorwaarde voor het terugkrijgen van het recht op deelname aan wedstrijden na een bepaalde periode van uitsluiting, moet een sporter tijdens de periode van uitsluiting de gegevens verschaffen als bedoeld in artikel 6.
47.6. Indien sprake is van de toepassing van artikel 36, artikel 37.1, artikel 37.3, en/of artikel 47.7 verkrijgt een aangeslotene na het aflopen van de hem opgelegde periode van uitsluiting, pas het recht tot deelname op het moment dat hij het prijzengeld heeft terugbetaald. 47.7.
Indien een aangeslotene gedurende een hem opgelegde periode van uitsluiting, participeert in een in artikel 47.1 bedoelde activiteit en/of hoedanigheid: a. komen enige behaalde wedstrijdresultaten automatisch te vervallen; en b. vangt de opgelegde periode van uitsluiting opnieuw aan, tenzij de betreffende aangeslotene overeenkomstig het gestelde in artikel 41 kan aantonen dat in deze van zijn kant geen sprake is van een aanmerkelijke mate van schuld of nalatigheid. In dit laatste geval zal het tuchtorgaan bepalen in hoeverre de opnieuw opgelegde periode van uitsluiting wordt gereduceerd.
Artikel 48
Consequenties teams (indien van toepassing)
48.1.
Als blijkt dat in een teamsport meer dan één teamlid van hetzelfde team een overtreding van dit reglement heeft begaan tijdens of in verband met een evenement, kan het daartoe bevoegde orgaan een of meer gepaste maatregelen opleggen, waaronder diskwalificatie van het betreffende team, het vervallen van een of meer wedstrijd/competitieresultaten van dit team en/of het verlies van medailles, punten en prijzen(geld).
48.2.
Bij sporten die geen teamsporten zijn maar waarbij prijzen worden uitgereikt aan teams, geschiedt diskwalificatie en/of een andere disciplinaire maatregel tegen het team als één of meer teamleden zich schuldig hebben gemaakt aan overtredingen van dit reglement, volgens de van toepassing zijnde regels van de internationale federatie.
Artikel 49
Verjaringstermijn
33
Een overtreding van dit reglement verjaart als niet binnen acht jaar na het moment dat de mogelijke overtreding beweerdelijk is begaan, een dopingzaak aanhangig is gemaakt volgens het gestelde in artikel 34.
Titel X Beroep Artikel 50
Instellen beroep
50.1.
Beroep kan slechts worden aangetekend op de wijze die is beschreven in Titel X.
50.2.
Besluiten waartegen beroep is aangetekend blijven van kracht tijdens de beroepsprocedure, tenzij het beroepsorgaan anders bepaalt.
Artikel 51
Voor beroep vatbare besluiten
51.1.
Tegen de volgende besluiten van een orgaan van de Bond kan beroep worden aangetekend: a. een besluit dat (g)een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden; b. een besluit dat de Bond in een dopingzaak niet ontvankelijk is; c. een besluit inhoudende de oplegging van een ordemaatregel die is opgelegd na een voorlopige hoorzitting; d. een besluit dat is genomen op grond van artikel 47.7; en/of e. een besluit dat in strijd met de principes van een eerlijk proces is genomen.
51.2.
De Dopingautoriteit kan beroep aantekenen: a. tegen een besluit van het bestuur een dopingzaak niet aanhangig te maken; b. als het bestuur niet binnen de in artikel 34 bedoelde termijn een dopingzaak aanhangig maakt.
51.3. Indien na afloop van een periode van dertig dagen nadat WADA met betrekking tot een sporter schriftelijk bericht heeft ontvangen van een derde whereaboutsfout in de zin van artikel 6.1, geen aangifte is gedaan van een overtreding, wordt deze omstandigheid voor de toepassing van Titel X aangemerkt als een besluit dat geen overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden.
Artikel 52
Internationale testing pool
52.1.
In dopingzaken betreffende (begeleidend personeel van) sporters die op het moment dat de overtreding van dit reglement plaatsvond, waren opgenomen in de testing pool van de internationale federatie, dan wel voortvloeiend uit participatie in een onder auspiciën van de internationale federatie georganiseerde wedstrijd en/of evenement kan, nadat de beroepsmogelijkheden binnen de Bond zijn uitgeput, alleen beroep worden aangetekend bij het Arbitragehof voor de Sport (CAS). Op dit beroep zijn de voorwaarden van het CAS van toepassing.
52.2.
In dopingzaken als bedoeld in het vorige lid hebben de volgende partijen het recht beroep aan te tekenen: a. de aangeslotene voor wie de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend, geldt; b. de Bond; c. de in het betreffende geval relevante internationale federatie en elke andere tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisatie volgens wier reglement een sanctie had kunnen worden opgelegd; d. de Dopingautoriteit; e. de NADO van het land waarvan de aangeslotene de nationaliteit heeft, dan wel waar hij woonachtig is;
34
f.
het Internationaal Olympisch Comité (IOC) of het Internationaal Paralympisch Comité (IPC), indien van toepassing, als de uitspraak een effect kan hebben dat betrekking heeft op de Olympische Spelen of de Paralympische Spelen, waaronder uitspraken die van invloed zijn op de bevoegdheid tot deelname aan de Olympische Spelen of Paralympische Spelen; en g. WADA. Artikel 53
Overige sporters
53.1.
In andere dan de in artikel 52.1 bedoelde dopingzaken kan, nadat de beroepsmogelijkheden binnen de Bond zijn uitgeput, alleen beroep worden aangetekend bij het Arbitragehof voor de Sport (CAS). Op dit beroep zijn de voorwaarden van het CAS van toepassing.
53.2.
In Dopingzaken als bedoeld in het vorige lid hebben de volgende partijen het recht beroep aan te tekenen: a. de aangeslotene voor wie de uitspraak waartegen beroep wordt aangetekend, geldt; b. de Bond; c. de in het betreffende geval relevante internationale federatie; d. de Dopingautoriteit; e. de NADO van het land waarvan de aangeslotene de nationaliteit heeft, dan wel waar hij woonachtig is; en f. WADA.
Artikel 54
Beroep/interventie WADA
54.1. Indien WADA overeenkomstig het bepaalde in Titel X het recht heeft tegen een besluit in beroep te gaan, en geen andere in artikel 52.2 of artikel 53.2 genoemde partij anders dan WADA beroep heeft aangetekend, mag WADA zonder de andere beroepsmogelijkheden uit te putten, direct beroep aantekenen bij het CAS. 54.2.
WADA heeft het recht in een aanhangig gemaakte dopingzaak te interveniëren indien: a. het bevoegde tuchtorgaan niet binnen een redelijke door WADA vastgestelde termijn, tot een uitspraak is gekomen; b. voor deze vertraging geen redelijke verklaring voorhanden is; en c. niet op zeer korte termijn een uitspraak van voornoemd orgaan wordt verwacht. Een dergelijke omstandigheid wordt aangemerkt als een besluit dat geen overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden. WADA mag in dat geval, na overleg met de Bond, direct beroep aantekenen bij het CAS.
Artikel 55
Beroep dispensaties
55.1.
Tegen een besluit inzake het afwijzen van een dispensatieverzoek door andere tot het (laten) uitvoeren van dopingcontroles bevoegde organisaties dan WADA, dat niet wordt herroepen door WADA, kan de betreffende sporter beroep aantekenen: a. bij het CAS, indien deze sporter op het moment van het afwijzen van het betreffende dispensatieverzoek is opgenomen in de testing pool van de internationale federatie; b. bij het beroepsorgaan van de Bond als bedoeld in artikel 53.1, indien de sporter op het moment van het afwijzen van het betreffende dispensatieverzoek niet is opgenomen in de testing pool van de internationale federatie. Als dit beroepsorgaan het besluit inzake het dispensatieverzoek herroept, kan WADA tegen dat besluit in beroep gaan bij het CAS.
55.2.
Tegen een besluit van WADA met betrekking tot het inwilligen of afwijzen van een dispensatieverzoek, kan alleen beroep worden aangetekend bij het CAS door de betreffende sporter of door de Bond wiens besluit is herroepen.
35
55.3.
Dispensaties die op enig moment door WADA worden herzien, blijven van kracht tot het moment waarop de betreffende sporter schriftelijk door WADA van dit besluit op de hoogte is gesteld.
55.4.
Indien een besluit inzake een dispensatieverzoek niet binnen de hiervoor geldende termijn(en) is genomen, wordt voor de toepassing van artikel 55 het dispensatieverzoek geacht te zijn afgewezen. Artikel 56
Beroepstermijnen
56.1.
De termijn van beroep binnen de Bond is eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag dat de tot het instellen van beroep bevoegde partij schriftelijk van het voor beroep vatbare besluit in kennis is gesteld.
56.2.
In de tuchtzaak in eerste aanleg dient uiterlijk binnen drie maanden na het aanhangig maken van de dopingzaak in de zin van artikel 34, tot een uitspraak van het betreffende tuchtorgaan te zijn gekomen. Indien dit niet het geval is, hebben de Dopingautoriteit, alsmede de betreffende persoon of organisatie die wordt beschuldigd dit reglement te hebben overtreden, het recht binnen een termijn van veertien dagen de zaak voor het van toepassing zijnde beroepsorgaan te brengen.
56.3.
De beroepstermijn voor een door WADA in te stellen beroep, dan wel een door WADA te plegen interventie, is de laatst aflopende van de volgende termijnen: a. eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de beroepstermijn voor de andere tot beroep gerechtigde partijen is verlopen; dan wel b. eenentwintig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de in artikel 54.2 sub a bedoelde termijn is verlopen.
Titel XI
Bekendmaking
Artikel 57
Informatieverstrekking
De communicatie inzake (onderzoek van en/of naar) dopingzaken vindt, in aanvulling op het gestelde in artikel 29, plaats volgens hetgeen is bepaald in Titel XI.
Artikel 58
Eerste beoordeling dopingzaak
58.1.
Indien na de beoordeling als bedoeld in artikel 28.1, sprake is van een dopingzaak, stelt de Dopingautoriteit, eventueel na hieromtrent op de hoogte te zijn gesteld door de Bond, de in deze relevante internationale federatie schriftelijk op de hoogte van een dopingzaak, indien: a. de betreffende sporter op het moment dat de vermoedelijke overtreding van dit reglement plaatsvond, was opgenomen in de testing pool van voornoemde internationale federatie; en/of b. deze sporter waarschijnlijk zal (gaan) deelnemen aan een op de wedstrijdkalender van de internationale federatie opgenomen wedstrijd, competitie, toernooi of evenement.
58.2.
De Dopingautoriteit zal de in deze relevante internationale federatie zo spoedig mogelijk schriftelijk informeren na de afronding van de beoordeling als bedoeld in artikel 28.1.
58.3.
Bij de kennisgeving als bedoeld in artikel 58.1 kunnen (voor zover van toepassing) de volgende gegevens worden bekendgemaakt: a. de naam van de aangeslotene; b. de nationaliteit(en); c. de tak van sport; d. de discipline binnen die tak van sport;
36
e. of de dopingcontrole binnen wedstrijdverband of buiten wedstrijdverband heeft plaatsgevonden; f. de datum waarop de dopingcontrole heeft plaatsgevonden of had moeten plaatsvinden, dan wel waarop de vermoedelijke overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden; en g. het analyseresultaat dat is gerapporteerd door het laboratorium. 58.4.
De Dopingautoriteit beoordeelt op basis van de relevantie en noodzakelijkheid welke van de in artikel 58.3 bedoelde gegevens worden verstrekt.
Artikel 59
Aanhangig gemaakte dopingzaak
59.1.
Nadat een dopingzaak aanhangig is gemaakt, stelt de Dopingautoriteit de in deze relevante internationale federatie hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte indien de betreffende sporter op het moment dat de vermoedelijke overtreding van dit reglement plaatsvond, was opgenomen in de testing pool van voornoemde internationale federatie. Indien relevant stelt de Dopingautoriteit tegelijkertijd WADA, de NADO van het land waaruit de betreffende sporter afkomstig is en/of de nationale bond uit het land van herkomst schriftelijk op de hoogte.
59.2.
De Dopingautoriteit beoordeelt op basis van de relevantie en noodzakelijkheid welke van de in artikel 58.3 bedoelde gegevens worden verstrekt.
Artikel 60
Tuchtrechtelijke uitspraak
60.1.
Ongeacht een eventueel ingesteld beroep, stelt de Bond, dan wel het tuchtorgaan zo spoedig mogelijk doch maximaal binnen twintig dagen nadat voornoemd tuchtorgaan heeft geoordeeld dat (g)een overtreding van dit reglement heeft plaatsgevonden, de sporter en de Dopingautoriteit hiervan schriftelijk op de hoogte door middel van een met redenen omklede uitspraak. De uitspraak zal niet worden geanonimiseerd.
60.2.
Indien de sporter op het moment dat de overtreding van dit reglement plaatsvond, deel uitmaakte van de testing pool van de in deze relevante internationale federatie, verstuurt de Dopingautoriteit deze uitspraak zo spoedig mogelijk aan deze internationale federatie en WADA. De Dopingautoriteit stelt eventueel ook de NADO van het land waaruit de betreffende sporter afkomstig is en/of de nationale bond uit het land van herkomst in bezit van de uitspraak.
60.3.
De Bond dient de tuchtrechtelijke uitspraak te communiceren op een wijze die gepast is voor een correcte toepassing van het gestelde in artikel 47.
Artikel 61
Overige dopingzaken
Met betrekking tot dopingzaken waarbij de Dopingautoriteit niet de dopingcontrole (als daarvan sprake was) heeft uitgevoerd, stelt de Bond de Dopingautoriteit zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van de informatie als bedoeld in artikel 58, 59 en 60.
Titel XII Artikel 62
Restbepalingen Verhouding reglementen
De toepassing van dit reglement wordt niet beperkt door andere reglementen van de Bond. Dientengevolge is het tuchtrecht van de Bond slechts van toepassing op de bepalingen van dit dopingreglement, voor zover het tuchtrecht niet in strijd is met de inhoud en/of de strekking van dit dopingreglement.
37
Artikel 63
Verstek
Indien sprake is van een dopingzaak, en er van de betrokken sporter geen (correcte) adresgegevens bekend zijn, ook nadat een redelijke poging (waaronder het contacteren van diens nationale bond en/of de relevante internationale federatie) is ondernomen deze te verkrijgen, vindt de (tucht)afhandeling van de dopingzaak conform dit reglement plaats zonder communicatie met, inbreng en/of participatie van de betrokken sporter, zonder dat dit strijdigheid met het bepaalde in artikel 35 of enige andere bepaling van dit reglement oplevert. Interpretatie
Artikel 64 64.1.
In relevante gevallen geschiedt interpretatie van dit reglement aan de hand van de Engelstalige tekst van de ten tijde van de dopingcontrole van kracht zijnde World Anti-Doping Code en/of International Standard(s).
64.2.
De bijlagen maken onderdeel uit van dit reglement.
64.3.
De datum van ontvangst wordt bij schriftelijke correspondentie geacht twee werkdagen na de datum van verzending te zijn gelegen. Artikel 65
Aangifte
Tuchtrechtelijke vervolging van (een) dopingza(a)k(en) betreffende artikel 8, 9 en/of artikel 10, staat niet in de weg aan het doen van aangifte, indien deze handelingen tevens strijdig zijn met wetten en/of regels buiten de sport. Artikel 66
Slotbepaling
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
38
Bijlage 11 KNHB Regeling tegen seksuele intimidatie • overwegende dat de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond de beginselen van het programma Goed Sportbestuur van NOC*NSF volmondig wenst te onderschrijven; • overwegende dat de KNHB een beleid voert dat gericht is op voorkoming van seksuele intimidatie gedurende werktijd, in verband met de arbeid of tijdens de uitoefening van de sport onder meer door het (doen) geven van voorlichting; • overwegende dat voor de afwikkeling van ontvangen klachten met betrekking tot seksuele intimidatie een grote mate van zorgvuldigheid noodzakelijk is, zowel in het belang van de klager als dat van de beklaagde; tot het vaststellen van de volgende regeling tegen seksuele intimidatie. 1. Begripsbepalingen 1.1 Seksuele intimidatie: is elke vorm van seksueel gedrag of seksuele toenadering, in verbale, nonverbale of fysieke zin, opzettelijk of onopzettelijk, die door de persoon die het ondergaat als ongewenst of gedwongen wordt ervaren. 1.2 Ook ondubbelzinnige, strafbare vormen van seksueel misbruik, zoals aanranding en verkrachting, vallen onder seksuele intimidatie. Dergelijke vormen van seksuele intimidatie beginnen vaak met onschuldige vormen van intimidatie. 1.3 VertrouwensContactPersoon (VCP): Is contactfunctionaris binnen de bond, betreffende seksuele intimidatie. Twee VCP’ers zullen worden aangesteld en opgeleid binnen de KNHB.
2. Hoe te handelen bij overschrijding van de regels Als je slachtoffer bent van seksuele intimidatie of seksuele intimidatie signaleert, dien je maatregelen te nemen. Wat kun je doen? 2.1 De betreffende persoon op zijn gedrag aanspreken; 2.2 Het bevoegde gezag (bestuur, directie of VertrouwensContactPersoon) van de KNHB inlichten; 2.3 Een officiële klacht indienen bij het KNHB bestuur, directie of VertrouwensContactPersoon van de KNHB; 2.4 Gebruik maken van of het slachtoffer wijzen op het NOC*NSF meldpunt seksuele intimidatie in de sport en op de mogelijkheid van het krijgen van ondersteuning van de NOC*NSF vertrouwenspersonen. 3. VertrouwensContactPersoon KNHB (VCP) 3.1 Het KNHB bestuur wijst in overleg met de directie van de KNHB de VertrouwensContactPersoon aan bij wie klachten over of meldingen van seksuele intimidatie kunnen worden ingediend respectievelijk gedaan. 3.2 De VertrouwensContactPersoon kan de klager en beschuldigde, betrokken bij de klacht, horen. De VertrouwensContactPersoon beoordeelt de klacht en zal, indien noodzakelijk, de klacht doorverwijzen naar de klachteninstantie (zie klachtenregeling). Indien de omstandigheden zich daarvoor lenen, kan de VertrouwensContactPersoon trachten te bemiddelen teneinde tot een voor de klager en beschuldige aanvaardbare regeling te komen.
1
3.3 De VertrouwensContactPersoon informeert het KNHB bestuur en de directie tenminste eenmaal per jaar over het aantal en de aard van ingediende meldingen en/of klachten. 3.4 De VertrouwensContactPersoon verschaft aan anderen geen gegevens over de klager tenzij met diens uitdrukkelijke toestemming. De VertrouwensContactPersoon is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in verband met zijn werkzaamheden als VertrouwensContactPersoon ter kennis komt. Deze plicht geldt niet ten opzichte van het KNHB bestuur en de directie voor zover noodzakelijk. 3.5 Het KNHB bestuur raadt verenigingen aan een VertrouwensContactPersoon aan te stellen. 3.6 Indien een vereniging niet over een VertrouwensContactPersoon beschikt, kan de vereniging in geval van een melding van of een klacht over seksuele intimidatie terecht bij de VertrouwensContactPersoon van de KNHB. 3.7 Indien een vereniging wel een VertrouwensContactPersoon heeft, maar er verder onderzoek gedaan dient te worden, kan de Vereniging tevens terecht bij de VertrouwensContactPersoon van de KNHB. 4. Slotbepalingen 4.1 In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het KNHB bestuur. 4.2 Het KNHB bestuur draagt er zorg voor dat een actueel exemplaar van deze regeling beschikbaar is. 4.3 Bij deze regeling behoort een jaarlijks te actualiseren bijlage met de namen van de secretaris van het KNHB bestuur en de VertrouwensContactPersoon. 4.4 Vaststelling van deze regeling geschiedt slechts na verkregen instemming van het KNHB bestuur/AV. 4.5 Voorgenomen wijzigingen zullen voor instemming aan het KNHB bestuur worden voorgelegd.
2
Bijlage 12 KNHB Regeling tegen Discriminatie en Racisme • overwegende dat de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond de beginselen van het programma Goed Sportbestuur van NOC*NSF volmondig wenst te onderschrijven; • overwegende dat de KNHB een beleid voert dat gericht is op voorkoming van discriminatie en racisme gedurende werktijd, in verband met de arbeid of tijdens de uitoefening van de sport onder meer door het (doen) geven van voorlichting; • overwegende dat voor de afwikkeling van ontvangen klachten met betrekking tot discriminatie of racisme een grote mate van zorgvuldigheid noodzakelijk is, zowel in het belang van de klager als dat van de beklaagde; tot het vaststellen van de volgende regeling tegen Discriminatie en Racisme.
1. Begripsbepalingen 1.1 Discriminatie: Elke handeling of praktijk die tot gevolg heeft dat mensen worden achtergesteld op grond van etnische afkomst, geloof, sociaaleconomisch milieu, huiskleur, levensovertuiging, culturele achtergrond, sekse, seksuele voorkeur of fysieke verschijning. 1.2 Racisme: Elke theorie, ideologie, maar ook elke houding of daad, waarbij (al dan niet) denkbeeldige fysieke en/of etnische verschillen als aangrijppunt dienen om (groepen) mensen te beknotten in hun recht op gelijkwaardigheid. 1.3 VertrouwensContactPersoon (VCP): Is contactfunctionaris binnen de bond, betreffende discriminatie en racisme. Twee VCP’ers zullen worden aangesteld en opgeleid binnen de KNHB. 2. Hoe te handelen bij overschrijding van de regels Als je slachtoffer bent van discriminatie en/of racisme of discriminatie en/of racisme signaleert, dien je maatregelen te nemen. Wat kun je doen? 2.1 De betreffende persoon op zijn gedrag aanspreken; 2.2 Het bevoegde gezag (bestuur, directie of VertrouwensContactPersoon) van de KNHB inlichten; 2.3 Een officiële klacht indienen bij het KNHB bestuur, directie of VertrouwensContactPersoon van de KNHB; 2.4 Gebruik maken van of het slachtoffer wijzen op het NOC*NSF meldpunt discriminatie in de sport en op de mogelijkheid van het krijgen van ondersteuning van de NOC*NSF vertrouwenspersonen. 3. VertrouwensContactPersoon KNHB (VCP) 3.1 Het KNHB bestuur wijst in overleg met de directie van de KNHB de VertrouwensContactPersoon aan bij wie klachten over of meldingen van discriminatie en/of racisme kunnen worden ingediend respectievelijk gedaan. 3.2 De VertrouwensContactPersoon kan de klager en beschuldigde, betrokken bij de klacht, horen. De VertrouwensContactPersoon beoordeelt de klacht en zal, indien noodzakelijk, de klacht doorverwijzen naar de klachteninstantie (zie klachtenregeling). Indien de omstandigheden zich daarvoor lenen, kan de VertrouwensContactPersoon trachten te bemiddelen teneinde tot een voor de klager en beschuldige aanvaardbare regeling te komen. 3.3 De VertrouwensContactPersoon informeert het KNHB bestuur en de directie tenminste eenmaal per jaar over het aantal en de aard van ingediende meldingen en/of klachten.
1
3.4 De VertrouwensContactPersoon verschaft aan anderen geen gegevens over de klager tenzij met diens uitdrukkelijke toestemming. De VertrouwensContactPersoon is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem in verband met zijn werkzaamheden als VertrouwensContactPersoon ter kennis komt. Deze plicht geldt niet ten opzichte van het KNHB bestuur en de directie voor zover noodzakelijk. 3.5 Het KNHB bestuur raadt verenigingen aan een VertrouwensContactPersoon aan te stellen. 3.6 Indien een vereniging niet over een VertrouwensContactPersoon beschikt, kan de vereniging in geval van een melding van of een klacht over seksuele intimidatie terecht bij de VertrouwensContactPersoon van de KNHB. 3.7 Indien een vereniging wel een VertrouwensContactPersoon heeft, maar er verder onderzoek gedaan dient te worden naar de melding of de klacht, kan de Vereniging tevens terecht bij de VertrouwensContactPersoon van de KNHB. 4. Slotbepalingen 4.1 In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het KNHB bestuur. 4.2 Het KNHB bestuur draagt er zorg voor dat een actueel exemplaar van deze regeling beschikbaar is. 4.3 Bij deze regeling behoort een jaarlijks te actualiseren bijlage met de namen van de secretaris van het KNHB bestuur en de VertrouwensContactPersoon. 4.4 Vaststelling van deze regeling geschiedt slechts na verkregen instemming van het KNHB bestuur/AV. 4.5 Voorgenomen wijzigingen zullen voor instemming aan het KNHB bestuur worden voorgelegd
2
Bijlage 13
Profiel VertrouwensContactPersoon (VCP) Algemene taakomschrijving De VCP is contactfunctionaris binnen de bond, betreffende seksuele intimidatie en discriminatie en/of racisme. Twee VCP’ers zullen worden aangesteld en opgeleid binnen de KNHB. Leden van de KNHB alsmede leden van KNHB leden kunnen met hun klacht terecht bij deze twee VCP’ers. Deze regeling geldt tevens voor personen die een professionele relatie hebben met de KNHB of met leden van de KNHB. Taken VCP a. eerste opvang bij een melding b. doorverwijzen c. preventieactiviteiten en beleidsadvisering Ad a. Eerste opvang bij een melding: De VCP is er voor de werknemer die te maken heeft met seksuele intimidatie of ander ongewenst gedrag en hier met iemand over wil spreken. De VCP: • laat de klager het verhaal vertellen; • bespreekt de mogelijke vervolgstappen; • informeert de klager of beschuldigde over de procedure op basis van het klachtenreglement; • houdt dossieraantekeningen bij van de gesprekken. Ad b. Doorverwijzen: • eventueel doorverwijzen van klager, beschuldigde of bond naar een NOC*NSF vertrouwenspersoon en/of adviseur, interne klachtencommissie, advocaat, politie en zo voort; • ondersteunen bij deze stappen van doorverwijzing. Ad c. Preventieactiviteiten en beleidsadvisering: De VCP adviseert het bestuur om beleid te ontwikkelen en ziet er op toe dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. De VCP: • profileert zich als dusdanig binnen de eigen organisatie en ziet er op toe dat iedereen binnen de organisatie op de hoogte is van het bestaan van de VCP en de klachtenprocedure; • fungeert als ‘de luis in de pels’ van het bestuur en geeft daarom gevraagd en ongevraagd adviezen en informatie waarmee gericht beleid kan worden ontwikkeld tegen seksuele intimidatie; • draagt bij aan de evaluatie van het eigen takenpakket, werkwijze van de klachtencommissie en van de klachtenprocedure. Hij houdt zich op de hoogte van (landelijke) ontwikkelingen op het terrein van preventie en bestrijding van seksuele intimidatie. Competenties a. kennis b. vaardigheden c. attitude Ad a. Kennis: De VCP: • weet welke procedures er bij een (dreigend) incident gevolgd kunnen worden; • heeft voldoende kennis van de procedurele gang van zaken rondom het indienen van een klacht; • kent de sociale kaart betreffende seksuele intimidatie; • kent de individuele- en groepsprocessen die spelen bij seksueel grensoverschrijdend gedrag; • heeft kennis van de interne organisatiestructuur en cultuur. Ad b. Vaardigheden: De VCP: • is in staat zichzelf en het onderwerp seksuele intimidatie aan de doelgroepen te kunnen presenteren;
1
• • • • • •
kan een vertrouwelijk gesprek voeren met klager, beschuldigde, bond of vereniging; kan een adviesgesprek voeren met klager, beschuldigde, bond of vereniging; kan reflecteren op eigen gedrag en dat van een ander; kan omgaan met vertrouwelijkheid en weerstanden; kan omgaan met emoties van zichzelf, het slachtoffer, de beschuldigde en de omgeving; is in staat om mee te werken beleid te implementeren.
Ad c. Attitude: De VCP: • is een sociaal, toegankelijk, oprecht en gezaghebbend persoon; • geniet het vertrouwen van de bij de vereniging of bond betrokken medewerkers en leden; • heeft levenservaring, is integer en heeft een evenwichtige persoonlijkheid; • is een persoon die zich neutraal en onafhankelijk op kan stellen. Randvoorwaarden De VCP: • is geen bestuurslid; • heeft een duidelijk aanspreekpunt binnen het bestuur en/of directie (De voorzitter respectievelijk de directeur); • wordt een keer in de vier jaar gekozen door de interne democratische geledingen; • kan periodiek een bewijs van goed gedrag overleggen; • is een persoon uit de interne organisatie; • doet zelf geen onderzoek; • zorgt dat het seksuele intimidatie beleid een integraal onderdeel van het bondsbeleid is en als zodanig is opgenomen in het Meerjarenbeleidsplan. Anonimiteit en vertrouwelijkheid Anonimiteit en vertrouwelijkheid zijn centrale begrippen bij de taken van en bevoegdheden van de VCP. De informatie die een VCP van klager, beschuldigde of bestuur ontvangt is strikt vertrouwelijk (Art 260, Wetboek van Strafrecht, geen verschoningsrecht). Deze mag uitsluitend met klager, beschuldigde of bestuur(slid) besproken worden. Deze anonimiteit en vertrouwelijkheid hebben echter hun begrenzingen. Er bestaat namelijk een wettelijke meldingsplicht voor het op de hoogte zijn van strafbare feiten. Anonimiteit kan in die situaties niet wettelijk worden gegarandeerd. De vertrouwelijkheid ten opzichte van de melder kan soms strijdig zijn met andere taken, zoals signalering- en adviesfunctie. In de praktijk blijkt dit soms onwerkbaar. Bij integriteitaantasting zijn de belangen van de organisatie ook in het geding en het kan soms niet anders dan dat een melding ook bij het bevoegd gezag onder de aandacht gebracht dient te worden. Tevens is de VCP gebonden aan hetgeen in de eigen klachtenregeling vermeld staat. Organisaties moeten vertrouwelijkheid dus in beginsel altijd proberen te waarborgen. De VCP rapporteert jaarlijks aan het bestuur van de bond over het aantal meldingen, de aard van de meldingen en over de preventieactiviteiten die zijn ondernomen. Deze gegevens zullen worden verwerkt in het jaarverslag.
2
Bijlage 14 KNHB Klachtenregeling; • overwegende dat de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond de beginselen van het programma Goed Sportbestuur van NOC*NSF volmondig wenst te onderschrijven; • overwegende dat voor de afwikkeling van ontvangen klachten een grote mate van zorgvuldigheid noodzakelijk is, zowel in het belang van de klager als dat van de beklaagde; Artikel 1 Klachten 1. Een klacht kan schriftelijk worden ingediend bij: a. De directeur van de KNHB voor zover het gaat om klachten ten aanzien van medewerkers en vrijwilligers binnen de organisatie van het bondsbureau van de KNHB; b. Het bestuur van de KNHB voor zover het gaat om klachten die betrekking hebben op het handelen of nalaten van of namens de directeur dan wel een van de leden van een commissie van de KNHB, zoals aangegeven in de artikelen 19 t/m 29 van het Huishoudelijk Reglement van de KNHB. 2. Een klacht kan worden ingediend door leden zoals omschreven in artikel 6 van de Statuten en door de personen zoals genoemd onder art 11 lid 2a en 2b van de Statuten. 3. De onder 1 a en b bedoelde instanties leggen de klacht voor aan een adviescommissie, hierna genoemd; de klachtcommissie. 4. De klachtcommissie, bestaande uit 3 personen, wordt door het bondsbestuur samengesteld. 5. Indien een klacht wordt ingediend bij een ander persoon, orgaan of instantie dan de in lid 1 genoemde, verwijst de ontvanger de klager terstond door naar de bevoegde klachtcommissie. 6. De klacht bevat ten minste: a. De dagtekening; b. Een omschrijving van de klacht; c. De naam van de beklaagde of namen van de beklaagden; En dient te zijn ondertekend. 7. Een klacht kan ingediend worden binnen een jaar nadat de feiten of gedragingen waarop deze berusten zich hebben voorgedaan dan wel bekend zijn geworden. Artikel 2 Vereenvoudigde afdoening 1. Op de ingediende klacht wordt door de klachtcommissie de datum van ontvangst aangetekend. 2. De klachtcommissie onderzoekt eerst of deze bevoegd is de klacht in behandeling te nemen en of de klacht voldoet aan de vormvoorschriften zoals bedoeld in artikel 1.4. 3. Indien niet is voldaan aan de vormvoorschriften, wordt de klager in de gelegenheid gesteld het verzuim binnen twee weken te herstellen. 4. Een klacht wordt niet behandeling genomen indien sprake is van een niet verschoonbare termijnoverschrijding, ook als in tweede instantie niet is voldaan aan de vormvoorschriften. 5. De klachtcommissie hoeft de klacht niet in behandeling te nemen indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de feiten of gedragingen kennelijk onvoldoende is. 6. Indien de klacht niet in behandeling wordt genomen, ontvangt de klager daarvan schriftelijk en met redenen omkleed bericht, uiterlijk binnen vier weken na indiening van de klacht. 7. Indien de klachtcommissie daartoe aanleiding ziet, kunnen klachten van meer dan een persoon worden samengevoegd. Artikel 3 Klachtenbehandeling 1. Nadat de klacht in behandeling is genomen deelt de klachtcommissie de klager en de beklaagde(n) binnen tien werkdagen schriftelijk mee dat de klacht wordt onderzocht en informeert de betrokkenen over te volgen procedure. 2. De klachtcommissie onderzoekt de klacht door de klager en beklaagde te horen. Dit horen vindt plaats zes weken nadat de klacht is ontvangen. De termijn kan eenmaal worden verlengd met nog een periode van maximaal 4 vier weken. 3. De klachtcommissie bepaalt plaats en tijdstippen van de bijeenkomst waarin de klager en beklaagde in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.
1
4. 5.
De klachtcommissie bepaalt of de klager en de beklaagde al dan niet buiten elkanders aanwezigheid worden gehoord. Klager en beklaagde kunnen zich laten bijstaan door een door hen aan te wijzen persoon. 17
6. 7. 8.
9.
Van het horen wordt verslag gemaakt. Het verslag bevat; - de namen en de functie van de aanwezigen en - een zakelijke weergave van wat er over en weer is gezegd Van het horen van de klager kan worden afgezien, indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. Indien de beklaagde weigert te worden gehoord, zal de klachtcommissie de beklaagde per aangetekend schrijven de klacht bekend maken en deze uitnodigen daarop te reageren binnen een termijn van een week. Voldoet de beklaagde hieraan niet, dan zet de klachtcommissie het onderzoek voort. Lopende het onderzoek kunnen klager en beklaagde inzage krijgen in alle op de klacht betrekking hebbende stukken.
Artikel 4 Intrekken van de klacht 1. De klager kan te allen tijde de klacht schriftelijk of ter zitting intrekken. 2. De KNHB stelt de beklaagde daarvan schriftelijk op de hoogte. Artikel 5 Het advies 1. Het advies van de klachtcommissie wordt op schrift gesteld en omvat de bevindingen ten aanzien van de klacht en geeft een gemotiveerd oordeel over het al dan niet gegrond zijn hiervan. 2. De klachtcommissie legt het advies ter besluitvorming neer bij het bestuur van de KNHB. Artikel 6 Bestuursbesluit 1. De beslissing van het bestuur van de KNHB wordt binnen vier weken nadat het horen heeft plaatsgevonden schriftelijk meegedeeld aan de klager en de beklaagde. Deze termijn kan eenmalig met vier weken worden verlengd. Deze verlenging meldt het bestuur van de KNHB met redenen omkleed aan de klager en de beklaagde. 2. Tegen de beslissing van het bestuur van de KNHB kan geen beroep worden ingesteld. Artikel 7 Overige bepalingen 1. Het bestuur van de KNHB draagt zorg voor voldoende bekendmaking van deze klachtenregeling. 2. Het in deze klachtenregeling gestelde laat onverlet de mogelijkheid zich te wenden tot andere daartoe geëigende persoon of instantie, zoals een vertrouwenspersoon, tuchtcommissie dan wel de civiele- of strafrechter. 3. Voor de behandeling van de klacht mogen door de klachtcommissie noch door het bestuur van de KNHB, aan klager of beklaagde kosten in rekening worden gebracht. 4. De klachtenregeling wordt vastgesteld en gewijzigd door het bestuur van de KNHB. Artikel 8 Titel Deze regeling kan worden aangehaald als ‘KNHB Klachtenregeling’.
2
Bijlage 15 KNHB Official partners/Official sponsors/Official suppliers
Official partner Official partner Official partner Official partner Official partner
- BDO Accountants & Adviseurs - Heineken - Rabobank - Shell Nederland BV - Volvo
Official teamwear partner
-adidas
Official sponsor Official sponsor Official sponsor
- CMS Derks Star Busmann - Stichting Club van Steunpilaren - VODW Marketing
Official supplier Official supplier Official supplier Official supplier Official supplier
- Ten Have Changemanagement - De Boer Tenten - Oseven - Piet Zoomers - La Place Restaurants
3
Bijlage 16 Betreft het gebruik van afbeeldingen (collectief) door de Partners van de KNHB (gedurende de looptijd van het spelerscontract) Opmerking vooraf: Daar waar wordt gesproken over “een actuele teamfoto (statieportret/line up foto/groepsfoto bij overwinning)” wordt bedoeld, dat bij wisseling van samenstelling van het team er een vervangende foto van het Nederlands Elftal kan worden gebruikt. Daar waar wordt gesproken over een actuele actiefoto betreft het een foto van twee of meer spelers/speelsters van het Nederlands Elftal.
Aankleding kantoor/hospitality KNHB-evenement
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Website bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Zes actuele actiefoto’s Dames per jaar Zes actuele actiefoto’s Heren per jaar
Jaarverslag bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Brochures bedrijf
Eén actuele actiefoto Dames Eén actuele actiefoto Heren
Opleidingsbrochures bedrijf
Eén actuele actiefoto Dames Eén actuele actiefoto Heren
Magazine bedrijf intern
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Zes actuele actiefoto’s Dames per jaar Zes actuele actiefoto’s Heren per jaar
Magazine bedrijf extern
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Interne nieuwsbrief bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Zes actuele actiefoto’s Dames per jaar Zes actuele actiefoto’s Heren per jaar
Promotiemateriaal bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar
Posters
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar
Campagne werving personeel
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar
1
Eén actuele actiefoto Heren per jaar Beurzen/symposia
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Zes actuele actiefoto’s Dames per jaar Zes actuele actiefoto’s Heren per jaar
Beeldmateriaal
Wedstrijdbeelden (max. 15 min.) te gebruiken voor beurzen, symposia, kantoorpand, showroom, hospitality KNHBevenement Alsmede wedstrijdbeelden van het collectief van het Nederlands hockeyteam te gebruiken voor eigen website.
Advertentiecampagne landelijk
Advertentie dagblad/maandblad/weekblad
Eén actuele teamfoto NE Dames en/of Heren voor gebruik succeswens of felicitatie bij internationaal evenement/ sportploeg van het jaar
Eén actuele teamfoto NE Dames en/of Heren voor gebruik succeswens of felicitatie bij internationaal evenement/ sportploeg van het jaar
Stands evenement
Eén actuele teamfoto NE Dames Eén actuele teamfoto NE Heren
Aankleding KNHB-evenement
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Billboard/Abri/Busreclame
Eén week Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Commercial tv
Nader overeen te komen
2
Bijlage 17 Overzicht dagvergoeding internationals clinics: - 0 – 150 interlands - meer dan 150 interlands
1 dagdeel € 325,- ; per dag € 550,1 dagdeel € 400,- ; per dag € 650,-
1
Bijlage 18 Betreft het gebruik van afbeeldingen (collectief) door de Sponsors en Suppliers van de KNHB (gedurende de looptijd van het spelerscontract). Opmerking vooraf: Daar waar wordt gesproken over “een actuele teamfoto” wordt bedoeld een afbeelding van het Nederlands Elftal met sponsorbord/-uiting van het bedrijf. Daar waar wordt gesproken over een actuele actiefoto betreft het een foto van twee of meer spelers/speelsters van het Nederlands Elftal. Geldelijke tegenprestatie € 5.000,- (exclusief BTW)
Aankleding kantoor/hospitality KNHB-evenement
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Website bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Zes actuele actiefoto’s Dames per jaar Zes actuele actiefoto’s Heren per jaar
Jaarverslag bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Magazine bedrijf extern
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
1
Geldelijke tegenprestatie € 10.000,- (exclusief BTW)
Aankleding kantoor/hospitality KNHB-evenement
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Website bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Zes actuele actiefoto’s Dames per jaar Zes actuele actiefoto’s Heren per jaar
Jaarverslag bedrijf
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Magazine bedrijf extern
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Eén actuele actiefoto Dames per jaar Eén actuele actiefoto Heren per jaar
Posters
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar
Brochures bedrijf
Eén actuele actiefoto Dames Eén actuele actiefoto Heren
Opleidingsbrochures bedrijf
Eén actuele actiefoto Dames Eén actuele actiefoto Heren
Magazine bedrijf intern
Eén actuele teamfoto NE Dames per jaar Eén actuele teamfoto NE Heren per jaar Zes actuele actiefoto’s Dames per jaar Zes actuele actiefoto’s Heren per jaar
2
Bijlage 19 Kledingprotocol nationale selecties KNHB Inleiding Voor je ligt het kledingprotocol, dat als doel heeft duidelijkheid te verschaffen over alle regels en afspraken rondom de gesponsorde kleding van de nationale elftallen van de Koninklijke Nederlandse Hockey Bond. In dit kledingprotocol wordt aangegeven wat de regels zijn omtrent de in bruikleen gegeven trainings-, wedstrijd- en vrijetijdskleding. Afspraken en regels Adidas is de officiële sponsor voor alle wedstrijd- en trainingskleding van de nationale elftallen van de KNHB en Piet Zoomers voor de representatieve kleding (alleen Ned.XI en JO). Je krijgt de kleding in bruikleen zolang je deel uitmaakt van een nationale selectie en dient er, onder toeziend oog van de manager, zorg voor te dragen dat je er representatief uitziet. Aangezien de kleding te allen tijde eigendom blijft van de KNHB word je geacht de kleding ook als zodanig en dus met zorg te behandelen. Tijdens trainingen, wedstrijden, trips en officiële gelegenheden dien je altijd de juiste sponsorkleding te dragen. Het dragen van deze kleding met sponsoropdruk is verplicht. Indien je de selectie verlaat dien je er zorg voor te dragen dat alle wedstrijd-, trainings- en representatieve kleding uiterlijk 1 maand na het verlaten van de selectie ingeleverd wordt bij je manager. De jeugdspelers en Jong Oranje spe(e)l(st)ers dienen alle kleding in te leveren na afloop van de laatste activiteit met het nationale team. Voor de nationale dames- en herenselectie (Aselecties) is dit afhankelijk van het programma. Buiten de nationale activiteiten om mag de kleding niet gedragen worden. Indien je verzuimt de kleding in te leveren dan brengt de KNHB je de nieuwwaarde van de kleding in rekening. Dit geldt ook bij verlies van kleding of het ruilen van kleding tijdens toernooien. Dit is NIET toegestaan, tenzij anders aangegeven door de KNHB. Indien kleding door verkeerd wassen onbruikbaar wordt, volgt er ook een rekening. Wanneer je met de nationale ploeg op reis gaat, ben je verplicht de reiskleding van Piet Zoomers te dragen. Dit geldt alleen voor de A-selecties en Jong Oranje. Voor de jeugdteams zal, in overleg met de afdeling Tophockey, door de manager de reiskleding worden bepaald. Tenue wedstrijdkleding Het standaardtenue vanaf het EK 2009 voor de nationale selecties ziet er als volgt uit: Dames: oranje shirt oranje rok oranje kousen
Heren: oranje shirt oranje broek oranje kousen
Voor het alternatieve tenue worden de volgende kleuren aangehouden: Dames: wit shirt witte rok navy kousen
Heren: wit shirt witte broek navy kousen
1
Bijlage 20 Overeenkomst NOC*NSF – KNHB betreffende Olympische Spelen. Nieuwe overeenkomst tot en met Londen 2012 volgt z.s.m.
1
Bijlage 21 Handleiding Communicatie met de Media Inhoudsopgave 1.0
Nieuws en Issues
2
2.0 2.1 2.2 2.3 2.4
Woordvoerderschap KNHB Bestuur & Directie KNHB Medewerkers Sponsoren Nationale (begeleidings)teams
2 2 2 2 3
3.0
Mediatraining
3
4.0 4.1
Interview Interviewaanvragen
3 4
5.0
Persbericht
5
6.0
Persconferentie
5
7.0
Crisiscommunicatie
5
© KNHB 2010 De handleiding ‘Communicatie met de Media’ is bedoeld voor het KNHB bondsbestuur, medewerkers van het bondsbureau, nationale (begeleidings)teams en sponsoren.
1
Inleiding De KNHB groeit. Dat betekent dat we ook in de media steeds meer voor het voetlicht komen. Ons imago wordt voor een deel bepaald door hoe we in de media overkomen. De KNHB moet zuinig zijn op haar imago. Daarom streven we naar een professionele en gestructureerde manier van omgaan met de pers. In deze handleiding leggen we afspraken vast over mediacontacten. 1.0 Nieuws en Issues Journalisten zoeken, selecteren en bewerken informatie, die zij later via kranten, tijdschriften, radio, televisie en internet verspreiden. Die informatie bestaat niet alleen uit nieuwsfeiten, maar ook uit achtergrondverhalen en interviews waarin persoonlijke opvattingen en observaties zijn verwerkt, die nieuwswaarde kunnen hebben. Als iets ‘nieuwswaarde’ heeft dan is dat niet per definitie altijd positief nieuws. Je moet soms moeite doen om juist positief in de media te komen. Wanneer er echter ‘negatief nieuws’ te melden is, dan verdringen journalisten zich bij de poort. Een sluitende, objectieve definitie van nieuws geven is echter niet eenvoudig. Journalisten bepalen wat nieuws is en wat niet, maar vinden het zelf moeilijk om uit te leggen hoe je nu precies weet wat nieuws is en wat niet. Doordat de KNHB zelf de interne en externe issues volgt en intern communiceert is het gemakkelijker om in de woordvoering hierop te anticiperen. De issues worden wekelijks doorgenomen door bestuur, directie en de afdeling communicatie. Binnen het communicatieteam onder leiding van de manager Communicatie wordt regelmatig gekeken in hoeverre de issues (pro)actief dan wel reactief worden benaderd. 2.0 Woordvoerderschap De invloed die het optreden van een woordvoerder van de organisatie kan hebben op het imago van die organisatie, maakt het van essentieel belang dat in de formele communicatiestructuur duidelijkheid bestaat over de afspraken en procedures die gelden in communicatie naar de media. Zowel extern als intern moet duidelijk zijn wie als woordvoerder optreedt in welke situaties. Het is verstandig om vaste woordvoerders te benoemen, omdat die beter in staat zijn om een vertrouwensrelatie op te bouwen met de media. De woordvoerder heeft goede toegang tot informatie(bronnen) en wordt op de hoogte gehouden van actuele issues en thema’s. Tevens moet een woordvoerder bereikbaar zijn voor journalisten, kennis hebben van de media en het medialandschap, en besef hebben van het journalistiek doen en denken. Journalisten proberen wellicht buiten de officiële woordvoerders om informatie te verkrijgen en andere bronnen in te schakelen. Dit gedrag van journalisten kan leiden tot een verkeerde aanpak van woordvoerders. Probeer als woordvoerder onderstaande methoden te vermijden: 1. Commentaar weigeren. De journalist schrijft toch wat hij wil schrijven, en je kunt maar beter zorgen dat jouw opvattingen verwerkt worden in zijn eindproduct. Geen communicatie betekent al snel een negatieve boodschap communiceren. 2. Nieuws verzwijgen. Vroeg of laat komt een journalist toch wel achter het negatieve nieuws (eventueel via andere kanalen) en dan heeft het feit dat het nieuws is achtergehouden een extra negatief effect. Bovendien is er niets wat een journalist zo kan prikkelen als het vermoeden dat er iets verzwegen wordt. 3. Slechte afspraken maken. Wanneer er geen duidelijke afspraken gemaakt worden, voelt een journalist zich ook niet gebonden om zich aan een afspraak te houden. Zo kan hij vrij informatie naar eigen inzicht brengen. 2.1 KNHB Bestuur & Directie De KNHB kiest in eerste instantie voor het woordvoerderschap van de voorzitter en de algemeen directeur. Zij worden ondersteund door de adjunct-directie. Andere bestuursleden zijn geen woordvoerder en verwijzen bij vragen van journalisten door naar de voorzitter.
2
1.
Voorzitter KNHB Ten behoeve van bestuurlijke aangelegenheden
(Jan Albers)
2.
Algemeen directeur KNHB Ten behoeve van algemene onderwerpen
(Johan Wakkie)
3.
Adjunct directeur KNHB Ten behoeve van algemene onderwerpen
(Arno den Hartog)
4.
Adjunct directeur KNHB Ten behoeve van tucht- en competitiezaken
(Marijke Fleuren)
5.
Technisch Directeur KNHB Ten behoeve van tophockey
(Bert Bunnik)
5.
Manager Sponsoring, Communicatie en Marketing Ten behoeve van Communicatie en marketing
(Marie-Louise Lemmen)
2.2 Nationale (begeleidings)teams Als speler van het nationale elftal krijg je regelmatig de microfoon onder je neus geduwd of sta je plotseling voor de camera na een wedstrijd. Het gaat dan over je sportieve prestatie, je spreekt op dat moment over de gespeelde wedstrijd of het toernooi, je bent geen woordvoerder van het KNHBbeleid. Op dat moment ben je ‘ambassadeur’ van de hockeysport in Nederland. In een korte tijd bepaal je mede hoe de sport wordt neergezet. Om de bondscoach, begeleiders en spelers bij de rol als ambassadeur te ondersteunen, besteedt de KNHB aandacht aan communicatie met de media.
Checklist woordvoering na wedstrijden De bondscoach is primair aanspreekpunt bij de persconferentie. De bondscoach bepaalt wie naast hem/haar achter de tafel plaatsnemen (de manager, aanvoerder, vice-aanvoerder of een andere speler/ speelster die een belangrijke rol heeft gespeeld in de wedstrijd). Het aantal mensen dat de woordvoering doet na een wedstrijd, wordt meestal beperkt tot drie personen. Zorg voor de juiste uitstraling betreft kleding; let op eventuele slordigheden en correcte sponsorvermelding. Laat je niet verleiden tot woordvoering betreffend KNHB-beleid, verwijs in dat geval naar de voorzitter of de directie. Wees je bewust van het feit dat tv je uitspraken uitermate vergroot. Probeer in de ‘hitte’ van het moment geen onbesuisde uitspraken te doen. Het kledingvoorschrift tijdens het woordvoerderschap is vastgelegd in een protocol, samengesteld door de afdeling tophockey van de KNHB.
Gedurende het trainingsprogramma worden er een aantal persmomenten ingelast. Deze persmomenten zullen zo gepland worden dat spelers en begeleiding voor, tussen of na trainingen bereikbaar zijn voor de pers. 3.0 Mediatraining Wat moet je doen als er een microfoon onder je neus wordt geduwd? Hoe sta je de pers te woord? Wat zeg je en hoe zeg je het? En wat zeg je niet!? Hoe voorkom je dat jouw woorden uit hun verband worden getrokken? Allemaal vragen waar je in een mediatraining een antwoord op kunt vinden. Voor degene die regelmatig de media te woord moeten staan (voorzitter, directie, bondscoaches, (vice-) aanvoerders, spelers en speelsters) is het goed om deel te nemen aan een training.
3
4.0 Interview Als de woordvoerders (voorzitter of directie) benaderd worden of zelf naar buiten treden in een 1 op 1 interview, wordt als standaardprocedure afgesproken dat daar eerst tussen de verschillende woordvoerders overleg over is. Inhoudelijke boodschappen kunnen op deze manier afgestemd worden (zie checklist). Een dergelijke voorbereiding is de basis voor een effectief interview. Zoals journalisten het recht hebben om gebruik te maken van bepaalde tactieken om informatie te verkrijgen, zo heb je zelf de touwtjes in handen om het contact met de journalist zoveel mogelijk in jouw voordeel te laten uitkomen. Voordat er toestemming gegeven wordt voor een interview, moet je eerst vaststellen wat een journalist precies wil weten. Wat er van je verwacht wordt (wat is je rol) en hoe is de interviewsituatie. Natuurlijk zijn niet alle interviews face-to-face. Soms probeert een journalist een overvaltechniek. Je wordt dan opgebeld om ‘even een paar vraagjes’ te beantwoorden; ga daar niet direct op in.
Checklist interviewvoorbereiding Informeer de KNHB, telefonisch of per mail, over de interviewaanvraag die je hebt gekregen (heren internationals 06 24624676, dames internationals 06 24747321 of
[email protected]) Via diverse kanalen (intern en/of extern) kan er vervolgens aandacht worden besteed aan het medium waar het interview gepubliceerd of uitgezonden wordt. Informeer naar het onderwerp waar de journalist je over wil spreken? In welk kader wordt het verhaal gemaakt? Worden er nog meerdere personen geïnterviewd? Laat je niet verleiden tot bepaalde uitspraken. Reageer niet op andermans zaken. Zeg gerust: ‘dat weet ik niet’. Achtergronden die je geeft zijn altijd voor publicatie! Informeer naar de lengte van het definitieve verhaal. Maak de afspraak dat je voor publicatie het resultaat wilt lezen. Het interview is ten einde als de journalist heeft opgehangen of weg is. Check bij radio-interviews vooraf of je live in de uitzending komt of dat er gemonteerd wordt. Het kledingvoorschrift voor de nationale teams tijdens een interview is vastgelegd in een protocol, samengesteld door de afdeling tophockey. Checklist redigeren Staat de gewenste boodschap in het verhaal? Let op feitelijke onjuistheden. Mocht de journalist jouw aanpassingen niet willen wijzigen, probeer hem of haar dan te overtuigen. Schakel bij heftige discussies, in overleg met de directie van de KNHB, de hoofdredacteur in.
4.1 Interviewaanvragen De KNHB krijgt regelmatig aanvragen van de media voor interviews met de bondscoaches, managers, (ex-)internationals, andere leden van het begeleidingsteams, enz. Deze aanvragen worden telefonisch of per mail via de afdeling communicatie naar de desbetreffende persoon gecommuniceerd. Met de manager van het nationale team wordt overeengekomen dat verzoeken in voorbereiding op en tijdens een toernooi, alleen via de manager verlopen. KNHB-medewerkers geven geen naw-gegevens (inclusief telefoonnummers) vrij aan de media, tenzij anders overeengekomen met de betreffende persoon. Diverse journalisten zijn soms zelf in het bezit van privé-telefoonnummers van bestuursleden, bondscoaches, managers, (ex-) internationals, andere leden van het begeleidingsteams, enz. Als iemand van deze groep rechtstreeks benaderd wordt voor een interview (krant, blad, radio, tv, enz.), dan moet de journalist doorverwezen worden naar de afdeling communicatie (heren internationals 06 24624676, dames internationals 06 24747321 of
[email protected]).
4
Bij aanvragen voor een individuele speler/speelster, zal de KNHB rechtstreeks contact opnemen met de desbetreffende speler/speelster. Indien het om meer dan 1 persoon gaat, dan wordt de aanvraag bij de manager neergelegd. Commerciële aanvragen worden bij de zaakwaarnemer neergelegd. Indien een speler/ bondscoach of iemand anders van het begeleidingsteam rechtstreeks wordt benaderd, worden deze zoveel mogelijk bij de KNHB neergelegd, uitzonderingen daar gelaten zoals een paar vragen van een bekende journalist. TV uitzendingen dienen altijd gemeld te worden.
Checklist interviewaanvraag Alle media aanvragen lopen via de KNHB, met een enkele uitzondering daar gelaten. Informeer de KNHB, telefonisch of per mail, over de interviewaanvraag die je hebt gekregen (heren internationals 06 24624676, dames internationals 06 24747321 of
[email protected]). Via diverse kanalen (intern en/of extern) kan er vervolgens aandacht worden besteed aan het medium waar het interview gepubliceerd of uitgezonden wordt. Vermeld in je e-mail het medium en de datum wanneer het interview gehouden wordt. Tevens niet vergeten om de publicatie- of uitzenddatum te vragen en door te geven. Laat ook weten als je slechte ervaringen hebt met journalisten, zodat de afdeling communicatie daarvan op de hoogte is.
5.0 Contacten met de pers De KNHB besluit of een nieuwsitem gecommuniceerd wordt door middel van een persbericht of persconferentie. Alleen de afdeling communicatie stuurt, na goedkeuring van de directie en/ of verantwoordelijk bestuurslid, een persbericht. Naast het persbericht zijn er natuurlijk meerdere manieren om met de media in contact te komen, zoals de persconferentie. Om die te organiseren, moet er een duidelijke aanleiding zijn. Journalisten houden er niet van om voor ‘flauwekul’ uit hun werk gehaald te worden. Een persconferentie wordt alleen georganiseerd als het nieuws met attentiewaarde een mondelinge toelichting vereist. Zoals de presentatie van een nieuwe bondscoach. Maar je kunt ook een persconferentie organiseren als je vooraf al weet dat er veel vragen van journalisten over een bepaald onderwerp komen. 6.0 Persconferentie We onderscheiden binnen de KNHB eigenlijk drie soorten persconferenties. De persconferenties waar de onderwerpen m.b.t. het KNHB-beleid worden behandeld, de persconferenties die betrekking hebben op de nationale teams en de persconferenties die gehouden worden aan de vooravond van een evenement (meestal geleid door de voorzitter van het betreffende toernooi). De KNHB organiseert in een seizoen ook persbijeenkomsten om de journalisten ‘bij te praten’ over lopende zaken en ontwikkelingen die gaan komen en/ of gepland staan. Het moment voor een dergelijke informele meeting wordt door bestuur en directie vastgesteld. Een dergelijke sessie heeft duidelijk niet als doel om een hot nieuwsitem te brengen. De intentie is het versterken van het journalistennetwerk. (Voor het opstellen van persberichten en de organisatie van persconferenties zijn ook checklists beschikbaar, te verkrijgen bij de afdeling communicatie). 7.0 Crisiscommunicatie Snel, consequent en duidelijk communiceren, met oog voor zakelijke en menselijke aspecten, dat is de uitdaging bij crisiscommunicatie. Het kan voorkomen dat een onderwerp in de media een hype wordt. Dat kan positief of negatief zijn. In het geval van een negatieve hype wordt door de media altijd op de volgende drie vragen een antwoord verwacht: 1. Wat is er exact gebeurd? 2. Hoe is het zover gekomen? 3. Wat gaat de KNHB er aan doen?
5
In alle gevallen dient de woordvoerder van de KNHB antwoord te geven op deze basisvragen. Probeer rekening te houden met het feit dat de media naast de KNHB-woordvoerder tal van andere bronnen aanboort: hockeydeskundigen, (ex-) internationals, voormalige bondscoaches, begeleiders, medici, e.a. De verhalen van deze bronnen zijn niet altijd accuraat, maar maken wel stemming omtrent het issue. Daar is weinig aan te doen, behalve het direct contact zoeken met dergelijke bronnen om hen bij de juiste ontwikkelingen te betrekken.
6
Bijlage 22 Stichting Individuele Begeleiding Tophockey (SIBT) Doel Stichting Individuele Begeleiding Tophockey (SIBT) Voor het realiseren van de prestatiedoeleinden van de Nederlandse hockeyelftallen is onder meer een grote persoonlijke tijdsinvestering van de selectieleden vereist, tengevolge waarvan individuele knelpunten kunnen ontstaan. De KNHB hecht veel waarde aan het belang van een goede individuele begeleiding en heeft daarom, ter aanvulling op de primaire belangen behartiging door NOC*NSF, de Stichting Individuele Begeleiding Tophockey opgericht. De SIBT heeft een tweeledig doel: - de behartiging van sociaal-maatschappelijke belangen van de leden en oud-leden van de daarvoor naar het oordeel van het bestuur van de KNHB in aanmerking komende selecties van de bond; - het verrichten van al hetgeen daarmee verband houdt, daaruit voortvloeit, dan wel daartoe bevorderlijk kan zijn. Het bestuur van de SIBT beheert de beschikbare fondsen, stelt beleid vast en verstrekt onkostenvergoedingen en extra financiële vergoedingen ter aanvulling op de tegemoetkoming van het NOC*NSF. De activiteiten van het SIBT zijn: 1. Vergoeden van basisonkosten; 2. Advisering ten aanzien van stages/banen; 3. Advisering ten aanzien van fiscale zaken/sociale verzekeringen etc. Basisonkostenvergoeding (deze regeling geldt t/m 31 december 2010) Voor de basisonkostenvergoeding komen in aanmerking sporters zonder A-status conform het statusreglement topsporters van NOC*NSF en werkenden die onbetaald verlof nemen. Bij deze laatste groep betreft het een eventuele aanvulling op een bestaande regeling bij het Fonds voor de Topsporter. Het SIBT maakt bij de toekenning van haar vergoedingen aan sporters zonder A-status, maar wel deel uitmakend van het Nederlands Elftal, onderscheid tussen studenten en werkenden (alleenstaand/kostwinnaar) alsmede drukke (specifieke en intensieve voorbereiding op toernooien) en rustige maanden (trainingen tijdens regulier competitie). Studenten zonder status Deze groep ontvangt € 30 per week waarin getraind wordt met de nationale selectie. Deze regeling geldt alleen voor een rustige maand waarbij er ongeveer twee keer per week getraind wordt. Bij één training per week is het bedrag € 15 per week. In een drukke maand waarin stages en/of toernooien plaatsvinden of waarbij het gaat om een specifieke voorbereiding, krijgt deze groep een vergoeding van € 350. Studenten met status Studenten met status kunnen gebruik maken van de Stipendiumregeling van het Fonds voor de Topsporter en ontvangen geen additionele vergoeding vanuit de SIBT. In geval een international geen aanspraak meer kan maken op de Stipendiumregeling omdat hij/zij teveel verdient dan volgt er geen aanvulling vanuit de SIBT. Werkenden zonder status Deze groep ontvangt € 45 per gemiste werkdag ongeacht of het een dubbel- of enkeltraining betreft. Het aantal trainings- en wedstrijdmomenten per maand wordt bekeken en daar wordt de vergoeding op gebaseerd. Een sporter is werkend als hij/zij in vaste dienst is voor minimaal 3 dagen in de week.
1
Werkenden met status Deze groep kan een beroep doen op de BROV (Bijzondere Regeling Onbetaald Verlof) voor periodes waarin ze minimaal 10 aaneengesloten dagen onderweg zijn. Het aanvragen van BROV is een verantwoordelijkheid van de international zelf. Indien hij/zij dit nalaat, zal er vanuit SIBT niets worden vergoed. In het geval er wel een beroep op de regeling wordt gedaan, vult SIBT € 30 per werkdag aan in de BROV periode. Voor de niet BROV periodes wordt een vergoeding van € 45 per gemiste werkdag vergoed. Met betrekking tot de potentials en de stagespelers/ -speelsters geldt dat we deze individuen in principe mee laten lopen in de regeling zoals hierboven beschreven. BROV De BROV is een regeling waarvan je gebruik kunt maken als je af en toe bij je werkgever onbetaald verlof moet opnemen om deel te kunnen nemen aan het door de bond gewenste trainings- en/of wedstrijdprogramma. Je krijgt voor die periode een uitkering die gebaseerd is op het minimumloon. Hiervoor geldt wel dat: -
de bijzondere regeling alleen geldt als je minimaal 10 werkdagen aaneenvolgend onbetaald verlof opneemt; je als A- of HP-sporter maximaal vier maanden (18 weken) per jaar op mag nemen; je als B-sporter maximaal twee maanden (9 weken) per jaar op mag nemen; de BROV niet met terugwerkende kracht werkt.
De BROV kan rechtstreeks aan de sporter of aan de werkgever worden uitbetaald. Dit moet je aangeven op het aanvraagformulier. Op bovenstaande maximale periodes kan een uitzondering worden gemaakt indien de Olympische of Paralympische voorbereiding dit volgens NOC*NSF noodzakelijk maakt.
2
Bijlage 23 Voorbeelden associaties: • Beijing actie ABN AMRO met Teun In het filmpje zie je Teun die een groen trainingspak, met daarop ABN AMRO, draagt. Op de achtergrond zie je een aantal hockeyers in oranje gekleurde shirts (tenue Bloemendaal). Teun legt in het Chinees uit dat de kijker mee kan doen aan een wedstrijd om een reis naar Beijing te winnen. Door gebruik te maken van verschillende elementen (reis naar Beijing, oranje shirts) wordt de indruk gewekt dat er een relatie bestaat tussen ABN AMRO en het Nationale team op weg naar de Olympische Spelen. Het feit dat er gebruik wordt gemaakt van een Olympische sporter, deel uit makend van het Nederlands Elftal, (Teun) die de kijkers (in het Chinees) herinnert aan de Olympische Spelen komend jaar en hen uitnodigt om mee te doen om een reis naar Beijing te winnen, maakt dat Teun zich presenteert als zijnde een speler van het Nederlands Elftal (als speler van Bloemendaal neem je immers geen deel aan de Olympische Spelen). Ook de hockeyers op de achtergrond bevestigen door hun oranje shirts (voor de insiders weliswaar herkenbaar als Bloemendaal tenue), maar voor het grote publiek toch vooral aan het Nederlands Hockeyelftal, die indruk.
• Foto’s Princess Op de foto’s zie je een aantal spelers van het Nederlandse dames en heren team. Weliswaar niet in het tenue van het Nederlands Elftal maar in een “gewoon” oranje shirt, maar wel met een rokje of broek van het tenue van het Nederlands Elftal. Door de omvang van de groep en het dragen van een oranje shirt (wel of niet in combinatie met een rokje of broek van het officiële tenue) wordt bevestigd dat het hier om spelers/speelsters van het Nationale team gaat.
• Campagne E&Y In de campagne “Scoor met Sophie Polkamp” van E&Y (www.young11.nl) zie je een speler van het Nationale Team (Sophie Polkamp) in het tenue van het Nederlands Elftal, echter zonder het Rabobank logo, maar met E&Y op het shirt vermeld. Sophie nodigt de kijker uit om mee te doen aan te spel waarin de prijs een reis naar Beijing is. Door het dragen van het officiële tenue en het gebruik van Beijing wordt bevestigd dat het hier om een speler van het Nationale Team gaat. Gezien het feit dat E&Y een partner is van NOC*NSF is het gebruik van Beijing (Olympische Spelen) toegestaan, maar het dragen van het tenue van het Nederlands Elftal met daarop een logo van een niet KNHB sponsor (in dit geval ook nog een concurrent van een KNHB sponsor, zijnde BDO) is niet toegestaan.
1