Gods Oogst deel 4 Johnny Harrell 5 September 2015
Het is fijn om weer in Toronto, Canada te zijn. We zijn hier samen met Laura en Patty, de senior elder in deze regio. Ik zie dat er ook nog een aantal andere elders zijn, die dit weekend hier zijn. Het is een opwindend weekend. Het lijkt wel op een mini Feest hier, in Toronto. Wij hebben gekeken naar het feit dat diegenen die in Gods tuin zijn, geoogst zullen worden, als... en daar hebben we het woordje ‘als’ weer. Dat woordje ‘als’ dat in de weg staat en waar God in Zijn boek heeft geschreven. ‘Als’... als wij in Gods tuin vruchten voortbrengen. Zo kunnen wij geoogst worden uit Gods Tuin. In de preek van vandaag zullen we kijken naar de stappen die we moeten ondernemen om in Gods tuin te zijn. Bekering is zeer belangrijk voor de Grote God van dit universum en Zijn Zoon. Door bekering kunnen wij in Zijn tuin zijn. We zullen vandaag een heel aantal dingen bekijken en we zullen kijken welke stappen we moeten ondernemen om ons te kunnen bekeren. Als de vruchten rijp zijn dan is het tijd om te oogsten. Dan is de tijd aangebroken om te oogsten. De titel van de preek vandaag is Gods tuin, deel 4. De mens zegt dat hij God wil, maar de mens wil God op zijn eigen manier aanbidden. De mens wil zijn manier van leven niet opgeven. Jeremia beschrijft dit heel goed, hij zegt dat de mens zijn eigen gang richt. Hij wil niet wandelen zoals God zegt dat hij moeten wandelen. Hij wil op zijn eigen manier leven, hij wil alles hebben maar niet de consequenties daarvoor dragen. De mens wil niet de straf betalen voor hoe hij leeft. Maar er volgt een straf voor diegenen die geroepen zijn door de Grote God van dit universum, als wij op de menselijke manier leven. In het boek Mattheus, je hoeft het niet op te slaan, gebruikt Jezus Christus de land- en tuinbouw als voorbeeld. Jezus zei: zo zult gij hen aan hun vruchten kennen (Mattheus 7: 20) In Gods boek wordt gezegd dat een ware christen vruchten voortbrengt. En als je om je heen kijkt naar wat er geschapen is in Satans wereld... wij zien de vruchten van Satans wereld. Het is ongelofelijk wat er geproduceerd wordt, welke vruchten er groeien in Satans wereld. Satan vernietigt, dat is wat hij doet. En als God niet zou ingrijpen in Satans wereld zou er geen fysiek vlees in leven blijven. Maar het gaat niet alleen over het fysieke. Satan wil ook onze geest vernietigen. Hij wil de geest van diegenen die Gods geest hebben vernietigen, zodat je geen vruchten voortbrengt in Gods tuin. Jezus heeft gezegd dat toen Hij met de religieuze leiders in Zijn tijd sprak, Hij zei: dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart, hun geest, is verre van Mij. Wij kunnen om ons heen kijken en zien wat er gebeurt in Satans wereld. Jezus zei ook: tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen lere, die geboden van mensen zijn (Mattheus 7: 6 – 7) Dat is wat wij zien in Satans wereld. De geboden van de mens zijn enorm beïnvloedt door dit wezen. En wij kunnen om ons heen zien welk resultaat deze invloed heeft opgeleverd. Niemand buiten Gods Kerk willen leven zoals God u en mij gebied te leven. Jeremia heeft gezegd dat het hart van de mens, de geest, verderfelijk is. Hij heeft ook gezegd dat het niet aan de mens is om zijn eigen gang te richten. Maar u en ik, diegenen die door God geroepen zijn, moeten in een fysiek lichaam leven, met alle begeertes van het vlees. Deze geest, waar Jeremia over sprak, is arglistig. En het is moeilijk om dat te veranderen. Het is moeilijk om te beseffen dat de geest arglistig is. God vertelt ons dat die arglistige geest bepaalde begeertes heeft: de lust van het vlees, de begeerte van het oog en de trots van het leven. Deze begeertes zijn de ondergang voor zovelen geweest, zelfs voor mensen in Gods Kerk. We hebben veel preken gehad over trots. We hebben zoveel preken gehad over de begeertes van de mens. God vertelt ons in Zijn boek dat de mens kan toegeven aan deze begeertes, zelfs al heb je Gods geest. En we hebben het keer op keer zien gebeuren. We hebben gezien dat mensen zich hebben overgegeven aan deze begeertes. Gods boek staat vol met voorbeelden hiervan. Zelfs David gaf toe aan de menselijke begeertes en hij was een man naar Gods hart.
Gods Oogst deel 4
1
In de menselijke geest is een strijd aan de gang. De apostel Paulus heeft ons hierover verteld in Gods boek. Hij heeft ons vertelt over de geest die in de mens is. Paulus vertelt ons over de geestelijke oorlog waar wij, diegenen die Gods geest hebben, middenin zitten. Wij zitten in de strijd van ons leven en het draait om ons geestelijk leven. Daar draait het om. Het draait om de strijd voor je geest. En door deze begeertes van de mens is de zonde een hele strijd voor de mens. En als ik zeg ‘mens’ betekent dat zowel man als vrouw. Vrouwen zijn ook vatbaar voor deze begeertes. En omdat de mens zondigt is Jezus Christus gekomen en heeft de straf voor de zonden betaald, zodat wij uit Gods tuin geoogst kunnen worden. Als wij ons niet bezwijken voor deze lusten kunnen wij geoogst kunnen worden. De mens kan in Gods tuin zijn als hij, wanneer hij zondigt, zich bekeert. God heeft ons een manier gegeven om in Zijn tuin te zijn: wij moeten ons bekeren. De mens moet zich bekeren. Vandaag, in deze preek, gaan we kijken naar bekering. We gaan kijken wat bekering is, waar het vandaan komt en wat het inhoudt. De definitie van bekering is: ‘tot inkeer komen’ van gedrag in het verleden, ‘berouw’ over zonden of schuld, ‘wroeging’ of je leven willen veranderen.’ Dat is de betekenis die je in het woordenboek vindt. De Bijbelse betekenis is dit en zo veel meer. Jezus Christus heeft duidelijk gemaakt wat zonden zijn en waar deze plaatsvinden. Ze vinden plaats in de geest. Daar begint het en daar is de strijd. In de geest, Jezus Christus heeft ons dat verteld en ook Jeremia spreekt erover. De geest is arglistig. Je op een goddelijke manier bekeren betekent: ‘stop met zondigen, draai je om en sla een andere weg in. Denk anders, verander je manier van leven.’ Ons wordt gezegd dat het niet makkelijk is om ‘sorry’ te zeggen. En het is nog veel moeilijker om het echt te menen. Goddelijke bekering moet vanuit de geest komen. Als God zegt dat we ons moeten bekeren, waar moeten wij ons dan van bekeren? Waar moet men zich van bekeren en waar moet men sorry voor zeggen? Wat zegt God over zonden? Wij weten het antwoord op deze vraag. God zegt dat wij ons moeten bekeren van zonden en wij weten wat er in Gods boek, in 1 Johannes 3: 4 staat. Daar staat zonden de overtreding van Gods wet zijn. Dat is wat zonden zijn. Wij weten en begrijpen dat Gods wet de Geboden van God, de Grote God van dit universum, is. U en ik begrijpen wat zonden zijn en dat wij ons moeten bekeren van het overtreden van Gods Geboden. Dat is wat wij moeten doen. Laten we naar Romeinen 3 gaan. Romeinen 3: 10 en laten we eens kijken wat God over ons en de rest van de mensheid zegt. Laten we kijken wat daar staat. Romeinen 3: 10 Gelijk geschreven staat: Niemand is rechtvaardig, ook niet één, er is niemand, die begrijpt, niemand die God ernstig zoekt; allen zijn afgeweken, tezamen zijn zij onnut geworden; er is niemand, die doet wat goed is, zelfs niet één. Hun keel is een open graf, met hun tong plegen zij bedrog, addergif is onder hun lippen, hun mond is van vloek en bitterheid vol; snel zijn hun voeten om bloed te vergieten. Verwoesting en ellende zijn op hun wegen, en de weg des vredes kennen zij niet. De vreze Gods staat hun niet voor ogen. De woorden die we hier lezen zijn een goede beschrijving van Satans wereld, de wereld waarin wij ons bevinden, de wereld die zo geworden is door de invloed van dat wezen. Maar de menselijke geest, waar Jeremia ons over verteld, de geest in de mens.. deze geest, onze menselijke natuur, is zo misleidend en bedrieglijk. Wij begrijpen wat Jeremia gezegd heeft want u en ik moeten maar naar onszelf kijken. Wij moeten naar onszelf kijken met in het achterhoofd Gods Geboden. Wij moeten naar ons leven en wat wij doen kijken. Vers 19 Nu weten wij, dat de wet, bij al wat zij zegt, tot hen spreekt, die onder de wet zijn, opdat alle mond gestopt en de gehele wereld strafwaardig worde voor God, daarom, dat uit werken der wet geen vlees voor Hem gerechtvaardigd zal worden, want wet doet zonde kennen. Zo weten wij wat zonden zijn. De 10 Geboden.. door de 10 Geboden weten wij wat zonden zijn. Elke keer dat wij de heilige, rechtvaardige wetten van God overtreden hebben wij gezondigd. Wij moeten ons bekeren als dat gebeurt. En wij moeten dat snel, direct doen. Iedereen met Gods geest moet dit doen! Iedereen! Wij begrijpen dat iedereen zich met heel de geest, met heel het hart moet bekeren als hij of zij zondigt en zich tot God moet wenden om Hem om vergeving te vragen. Wij moeten er naar streven om God te gehoorzamen en Zijn Geboden te gehoorzamen. Al Zijn Geboden! Dat is wat wij moeten doen. God zegt wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn Geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de Gods Oogst deel 4
2
waarheid niet (1 Johannes 2: 3) Als wij zondigen, als wij Gods Geboden niet gehoorzamen, dan zegt God dat de waarheid niet in ons is. Dan zijn wij afgesneden, tot wij ons bekeren. We gaan kijken naar ‘waar komen zonden vandaan?’ Laten we kijken wat God in Romeinen 2: 1 heeft laten neerschrijven. We hebben het al gehad over wat Jeremia gezegd heeft over de geest van de mens en hoe arglistig, misleidend deze wel niet is. We hebben preken gehoord over deze geest en hoe deze geest heel snel enorm kan opzwellen, zo groot kan worden dat het niet in deze zaal past. Maar God heeft een klein naaldje en Hij kan in de geest prikken. En dat noemen we ‘beproevingen.’ Zo doet God het. Door beproevingen, door kastijding van de Grote God. Dat gebeurt als wij zondigen. Als wij zondigen en wij walgen van onze zonden en wat wij gedaan hebben, dan zien we niet altijd onze ellendigheid. Wij kunnen niet echt bevatten wat wij gedaan hebben. Vaak rechtvaardigen we wat wij gedaan hebben en dit is geen ware bekering. Soms rechtvaardigen wij onszelf. God moet ons dat laten zien. Het moet van de Grote God en Zijn Zoon komen. Laten we in vers 1 beginnen. Daarom zijt gij, om mens, wie gij ook zijt, niet te verontschuldigen, wanneer gij oordeelt. Want waarin gij een ander oordeelt, veroordeelt gij uzelf; we begrijpen wat hier gezegd wordt, want gij, die oordeelt, bedrijft dezelfde dingen. Met andere woorden, God laat ons weten dat wij allemaal zondaars zijn. Een ieder van ons is een zondaar. Als wij naar de zonden van iemand anders kijken, dan zien wij die zonden. Maar wij zien niet altijd dat wij diezelfde zonde plegen, als wij naar iemand anders kijken. Want als je naar de zonden van iemand anders kijkt, kan dat een zonde zijn. Dat is wat God ons zegt, over het oordelen van iemand anders. God zegt dat wij eerst de balk uit onze eigen ogen moeten verwijderen. Vers 2 Wij weten echter, dat het oordeel Gods onpartijdig gaat over hen, die zulke dingen bedrijven. Rekent gij wellicht hierop, o mens, die oordeelt over hen, die zulke dingen bedrijven,e n ze zelf doet, dat gij het oordeel Gods ontgaan zult? Dat is de vraag. Wij moeten naar onszelf kijken, naar onze eigen geest en deze schoonmaken. Of veracht gij de rijkdom van Zijn goedertierenheid, verdraagzaamheid en lankmoedigheid, en let op wat er gezegd wordt: en beseft gij niet, God zegt het op deze manier: dat de goedertierenheid Gods u tot boetvaardigheid leidt? Zo wordt het gedaan. Door Gods goedertierenheid is er een manier voor u en ik ons kunnen bekeren en onze zonden vergeven kunnen worden. Wij weten dat dit mogelijk is gemaakt door het offer van Jezus Christus. Hij heeft aan die paal gehangen en is voor onze zonden gestorven, zodat wij uit Gods tuin geoogst kunnen worden. God heeft een manier gegeven omdat wij deze geest hebben, waar Jeremia over spreekt. Laten we naar 2 Timotheus 2 gaan. 2 Timotheus 2: 14. Hier vertelt God ons over de goed- en afgekeurde arbeiders. Vers 14 van 2 Timotheus 2. Wij, diegenen die in Gods tuin zijn, diegenen die uit de tuin geoogst willen worden, moeten op een bepaalde manier ons leven leven. God vertelt ons in 2 Timotheus over goed- of afgekeurd worden. Er staat Blijft dit in herinnering brengen en betuig in de tegenwoordigheid van God, dat men geen woordenstrijd moet voeren, die tot niets nut is, ja, verderf brengt aan wie ernaar horen. Maak er ernst mede u wel beproefd ten dienste van God te stelle, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid. Maar vermijd de onheilige, holle klanken, want zij zullen de goddeloosheid nog verder drijven. En hun woord zal voortwoekeren als de kanker. Als wij meedoen aan deze dingen, waar God ons hier over vertelt. God zegt dat het zich snel als een kanker zal verspreiden in Gods tuin. En diegenen onder ons die de Apostase meegemaakt hebben, begrijpen waar God over spreekt. Het was alsof er een vretende sprinkhaan in de Kerk van God zat. Eens hij binnenzit kan je de oogst niet meer binnenhalen. God geeft ons in Zijn boek voorbeelden deze twee als voorbeeld: tot hen behoren Hymeneüs en Filetus, die uit het spoor der waarheid geraakt zijn met hun bewering, dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad. Zij verspreiden leugens in die tijd. En we hebben dit in Gods Kerk zien gebeuren. Leugens verspreiden zich als een kanker, als men zich er niet direct van bekeert. De rest van het vers ...waardoor zij het geloof van sommigen afbreken. Er zijn zulke mensen in Gods Kerk geweest en wij begrijpen wat er hier gezegd wordt. Mensen die samen met ons in de Kerk zaten, zijn niet langer onder ons, hierdoor. Zij zeggen dat wij niet langer Gods waarheid hebben. Dat is wat zij beweren. Zij zeggen dat wij leugens onderwijzen. Maar dat is wat zij doen, zij zijn net zoals Hymeneüs en Filetus. En laten we kijken wat God in vers 19 zegt: Het Gods Oogst deel 4
3
vaste fundament Gods staat, met andere woorden, de waarheid. De ministry in Gods Kerk moet het woord van waarheid verdelen, hebbende dit zegel: de Here kent de Zijnen, diegenen die in Zijn tuin zijn, diegenen die vruchten in Gods tuin voortbrengen. God snoeit Zijn tuin. Net zoals een tuinier zou doen. En we hebben het keer op keer zien gebeuren. Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid. Met andere woorden: ‘stop met zondigen! Ban zonden uit je leven!’ God zegt u en mij dat wij niet mogen zondigen. Vers 20 God zegt Doch in een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en van zilver, maar ook van hout en van aardewerk, God zegt dat zij onder ons waren om deze reden. En dat is beangstigend. God zegt: en wel deels met eervolle deels met mindere eervolle bestemming; Indien iemand zich nu hiervan gereinigd heeft, zal hij een vat zijn ter ere, geheiligd, apart gezet, bruikbaar voor de Here, tot alle goed werk toebereid. Zodat God ons kan gebruiken en wij in Zijn tuin kunnen groeien. En als wij blijven groeien en ‘rijp’ zijn, om het maar zo te zeggen, kunnen wij uit Gods tuin geoogst worden, als het onze tijd is om geoogst te worden. Maar als wij zondigen stopt deze groei. Dat is wat er gebeurt. Wij moeten ons direct bekeren. God heeft ons een manier gegeven, Jezus Christus heeft Zich opgeofferd voor u en mij. Het moet een waarachtige bekering zijn, geen zelfrechtvaardiging. God zegt: maar vlied de begeerlijkheden der jonkheid; wij weten welke dit zijn, want we zijn allemaal jong geweest. Geloof het of niet, ook ik ben ooit jong geweest. En geloof het of niet, maar ik had ook die begeertes waar God over spreekt, net zoals jullie. Ik zie hier jonge mensen zitten.. hier zitten, en zij hebben die begeertes. En als de hormonen door je lijf gieren, dan weet je over welke begeertes ik het heb. Maar God geeft ons goed advies in Zijn boek. God vertelt ons dat deze begeertes serieuze consequenties kunnen hebben in ons leven, als we geen gehoor aan Zijn woord geven. Als wij jong zijn hebben wij Gods invloed in ons leven nodig. God vertelt u en mij:jaag naar rechtvaardigheid, geloof, liefde, vrede met diegenen, die de Here aanroepen uit een rein hart. Diegenen die God aanroepen. Daar moeten wij mee omgaan, met diegenen die deze dingen doen, diegenen die dezelfde richting uitgaan, diegenen die een rein hart en goede intenties hebben. Dat zijn degenen waar wij mee om moeten gaan. God zegt: maar wees afkering van de dwaze en onverstandige strijdvragen, gij weet immers, dat zij twisten teweegbrengen; Laten we vers 24 lezen. Dit is vooral van toepassing op diegenen die tot de ministry behoren. En een dienstknecht des Heren moet niet twisten, maar vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, en die de kwaden kan verdragen. Met zachtmoedigheid onderwijzende diegenen die tegenstaan, of hun God en let op hoe het gebeurt, of hun god te eniger tijd bekering gave, het moet dus van God komen, tot erkentenis der waarheid; wij kennen de waarheid omdat God ons bekering heeft gegeven en onze geest geopend heeft. Daarom ken jij de waarheid. ...en zij wederom ontwaken mochten, Zo misleid ben je... zodat je bij je verstand kan komen, uit de strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil. Het gaat over diegenen die gevangen zitten in de zonden. En als je zondigt heeft Satan je te pakken, tot je bekering verleend. Je kan geen vruchten voortbrengen in Gods tuin als je zondigt. Je kan pas vruchten voortbrengen als je je bekeert, als het een waarachtige bekering is. Het mag geen emotionele bekering zijn als je zondigt... zo van ‘ik, och arme ik.’ God eist oprechte bekering, geen zelfrechtvaardiging en ‘och arme, ik!’ omdat je gevangen zit in je zonden. God helpt ons zodat wij onze eigen ellendigheid zien. Want soms kunnen wij het niet zien. Wij zijn ellendig en hebben tekortkomingen en God weet dat. God kan onze geest openen en ons in de richting van bekering duwen, als wij voor Hem komen en vragen om vergeving, echte vergeving van onze zonden. En dan kunnen wij ons werkelijk bekeren van onze zonden. In Gods boek kunnen we de namen lezen van een aantal mensen die in het Koninkrijk van God zullen zijn. Mannen zoals David en Daniel bijvoorbeeld. En anderen, die God bij name noemt in Zijn boek. Wij weten dat er gegarandeerd een verlossing, een plaats in Gods Koninkrijk, het Koninkrijk van God, zal zijn. Wij weten dat zij uit Gods tuin geoogst zullen worden, omdat zij in dit boek genoemd worden. Wij weten dat zij er zullen zijn. Deze mannen en vrouwen hebben geleerd hoe zij naar de Grote God, de Schepper van dit universum, de Scheppende God, die nog altijd Zijn Familie, Elohim schept, moesten gaan. Hun voorbeeld kan u en mij helpen om te zien hoe wij ons moeten bekeren van onze zonden. Wij zullen zien dat zij één ding gemeen hadden. Eén belangrijk iets dat zij gemeen hadden. Gods Oogst deel 4
4
Zodra zij zich realiseerden dat God niet tevreden over hen was, omdat zij gezondigd hadden, en zij toegaven dat zij gezondigd hadden, zetten zij direct en snel de situatie recht en bekeerden zich. Zij accepteerden de tuchtiging van God. Dat is wat zij deden. God heeft in de Spreuken het volgende laten neerschrijven: kastijdt uw zoon, wanneer er nog hoop is, maar laat u niet verleiden hem te doden (Spreuken 19: 18) Wij hebben allemaal wel eens onhandelbare kinderen gezien. We hebben veel kinderen dat pad zien inslaan. Maar God zegt dat de tuchtiging dient om ons op het rechte pad te houden. God onze Vader begint met ons te werken, kastijdt ons zodat wij ons bekeren. Kastijden, tuchtigen, hoe je het ook wil zeggen. Beproevingen zijn het bewijs dat onze Vader ons liefheeft. Ik heb het vandaag iemand gezegd: als je niet beproeft wordt moet je je zorgen beginnen te maken. Want door deze beproevingen leren wij. Laten we naar Hebreeën 12 gaan. Hebreeën 12: 1. God zegt ...nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, dat zijn diegenen die ons voor zijn gegaan. God heeft het neergeschreven in Zijn boek en God zegt dat zij getuigen zijn. En wij kunnen over hen en hun zonden lezen. Hun zonden staan neergeschreven in Gods boek, als voorbeeld, zodat wij ervan kunnen leren. Deze voorbeelden blijven altijd bestaan. Zij staan voor eeuwig neergeschreven. Als jouw zonden niet neergeschreven worden, heb je geluk. Ik denk niet dat ik wil dat mijn zonden neergeschreven worden in Gods boek. Davids zonden staan in Gods boek en iedereen zal weten wat David gedaan heeft. Wij weten welke begeertes David had. Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, God zegt ons: afleggen alle last, die ons zo licht in de weg staat, en dat doet het ook. Elke 7 dagen is er een Sabbat, om ons op het rechte pad te houden. En de Feestdagen.. om Gods plan in onze gedachten te houden. Maar wij kunnen heel snel door zonden verblind worden en wij kunnen soms heel erg zondigen, voor we het zien. En dan denken we vaak: ‘ik, och arme, ik.’ Maar God zegt: en met volharding de wedloop lopen, die voor ons ligt. Het is een race. Ron heeft er in een artikel over geschreven. Hij heeft gezegd dat we er bijna zijn. Wij zien de eindstreep. Maar Ron heeft ook gezegd dat dit het moeilijkste deel van de race is, je hapt naar adem om de volgende stap te zetten. Ik doe niet meer aan hardlopen, vroeger wel, ik begrijp dus wat dit betekent. Wij deden dit op school. Ik weet waar hij het over heeft, over die laatste hap naar adem. Je denkt dat je het niet haalt, je voeten worden heel zwaar en je denkt dat je geen stap meer kan zetten. Maar je ziet de eindstreep. En wij begrijpen dit allemaal. God zegt dat wij met volharding de race moeten lopen, ons moeten focussen op de prijs, die aan het eind van de race uitgereikt wordt. Vers 2 God zegt laat ons oog daarbij alleen gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke voor Hem lag, soms is het moeilijk om dit te lezen. Er staat die, om de vreugde... je kan het je moeilijk voorstellen als je weet wat er zal gebeuren, als je aan een paal hangt en zo geslagen wordt dat je onherkenbaar bent. Maar er staat: die, om de vreugde, welke voor Hem lag. Wij moeten hier eens naar kijken, kijken naar wat er werkelijk gezegd wordt en wat het betekent. Er staat om de vreugde, welke voor Hem lag. Dit geldt ook voor ons. Wij moeten onze blik gericht houden op het einde van de race, om de eindmeet. Daarom staat dit hier zo neergeschreven. ...de vreugde, welke voor Hem lag, Jezus Christus begreep dit. Hij begreep waarom Hij moest lijden en daarom staat het op deze manier geschreven. Wat er na het lijden zou plaatsvinden was een vreugdevol iets. En Jezus begreep dat. Dat Hij aan de paal hing vinden wij niet echt vreugdevol. Wij begrijpen waar Jezus Christus op gefocust was, toen Hij aan die paal hing. Hij wist waarom het zo moest gebeuren. Wij weten waar Hij op dit moment is. Wij weten dat Hij aan de rechterhand van God zit, en zich voorbereidt op iets anders. Hij bereidt zich voor op Zijn terugkomst naar deze aarde. Dat is voor u en mij een vreugdevol iets. Dat moet vreugdevol zijn voor ons. Zelfs al lijden wij. Wij moeten de vreugdevolle kant ervan zien, niet ‘ik, och arme ik!’ Dat is een zonde. God heeft een manier gegeven. Heel simpel: bekeer je! Stop met zondigen! Jezus Christus bereidt Zich voor op de oogst uit Gods tuin, die binnenkort zal plaatsvinden. De 144.000 zullen geoogst worden. Wij begrijpen dat zij klaar zijn om geoogst te worden. Zij zijn rijp, om het zo maar te zeggen. God zegt u en mij dat wij onszelf moeten disciplineren en de race rennen en altijd aan Jezus Christus denken. Het is een vreugde, om de race te rennen. Wij moeten niet denken Gods Oogst deel 4
5
aan hoe zwaar de voet is, die je moet optillen en weer neerzetten om de eindstreep te halen. God zegt dat wij dit moeten doen. En als wij dit niet doen, zullen wij vermoeid en ontmoedigd worden in het leven. Dan focussen wij ons niet op Gods plan en wat dit plan behelst, waarom wij een race lopen en waarom wij het einddoel, het eind van de race, moeten bereiken. God vertelt ons dat wij, in Zijn tuin, bemest moeten worden zodat we kunnen groeien. En dat is wat er vandaag gebeurt, je geest wordt als het ware bemest, zodat je weer denkt aan de eindstreep, het einddoel dat we bereiken als wij blijven rennen. Sabbat na Sabbat kan je bemest worden, je geest kan, om het zo maar te zeggen, bemest worden. Feestdag na Feestdag, zodat je kan groeien in Gods tuin. Wij begrijpen dat dit fysieke leven een race is en God vertelt ons in Zijn boek dat dit slechts tijdelijk is. Er komt een einde aan. Wij begrijpen dat het ware leven voor de deur staat en God zegt dat wij ons moeten blijven focussen op het doel, op de eindstreep. Wij weten dat Jezus Christus enorm geleden heeft, toen Hij, voor u en mij, aan die paal hing. Hij is voor onze zonden gestorven. Hij heeft de weg voor ons vrijgemaakt, zodat wij ons kunnen bekeren. Laten we het laatste deel van vers 5 lezen en kijken wat God zegt tegen u en mij, diegenen die Gods geest hebben. Want om een zoon of dochter te zijn moet je Gods geest hebben. ...acht de tuchtiging des Heren niet gering, en verslap niet, als gij door Hem bestraft wordt, want wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here, en Hij kastijdt iedere zoon, dochter, die Hij aanneemt. God zegt ons dat wij niet ontmoedigd moeten zijn als wij gecorrigeerd worden, dat wij gefocust moeten blijven op de eindstreep, op de parel van onschatbare waarde. Wij moeten gehoorzaam zijn. Wij moeten gefocust blijven op die kostbare schat, die God u en mij aanbiedt. Laten we vers 7 lezen. Indien en daar hebben we dat woord weer, dat woord dat zo’n invloed heeft op de mens. Indien gij de kastijding verdraagt, God laat u en mij weten dat wij door kastijding gecorrigeerd worden. God behandelt ons als zonen en dochters, door kastijding, want wat zoon, dochter, is er, die de vader niet kastijdt? Dat is de vraag die gesteld wordt. Blijft gij echter vrij van tuchtiging, welke allen ondergaan hebben, met andere woorden, wij zijn allemaal zondaars, dan zijt gij bastaards en geen zonen. Voorts, de tuchtiging van onze vaders naar het vlees hebben wij ondergaan en wij zagen tegen hen op: zullen wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de Vader der geesten, en leven? Dat is de vraag. Wie wil niet gehoorzamen en Gods aanbod aannemen? Kan je je voorstellen dat iemand niet wil gehoorzamen, getuchtigd wordt en Gods aanbod aan diegenen die Gods geest hebben aanneemt? De parel van onschatbare waarde, die God jou aanbiedt? Wie wil zich niet onderwerpen aan Jezus Christus? Aan God de Vader? God biedt ons de parel van onschatbare waarde, eeuwig leven, eeuwigdurend leven aan. Wij kunnen Elohim worden, wij kunnen in Zijn Familie komen. Wie wil niet de kastijding van de Grote God en Zijn Zoon aannemen? Want, dit gaat over onze aardse vaders, zij hebben ons voor luttele dagen naar hun beste weten getuchtigd, het gaat dus over de menselijke vaders. Het gaat hier over diegenen die er oprecht naar streven om op Gods manier te leven. Het gaat niet over Satans wereld, de wereld waar u en ik in wonen en waarin de meeste mensen hun eigen vader niet meer kennen. Baby’s hebben veel papa’s. Als ze bij ons op kantoor komen, ze hebben veel papa’s. Dat is Satans wereld. Dat is niet de correcte manier van leven, dat is niet de manier van leven waar God over spreekt... de menselijke vaders moeten hun kinderen corrigeren en op het rechte pad houden. Maar Hij doet het ons tot nu, opdat wij deel verkrijgen aan Zijn heiligheid. Zodat Hij ons eeuwig leven in de God Familie kan geven. Want alle tuchtig schijnt op het ogenblik zelf geen vreugde, maar smart te brengen, ik heb deze beproevingen meegemaakt en het is zeer, zeer pijnlijk. Doch later brengt zij hun, die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht der gerechtigheid. God gebruikt weer voorbeelden uit de land- en tuinbouw, de vrucht der gerechtigheid. God gebruikt dit als voorbeeld, de vruchten die in Zijn tuin groeien. Zo wordt het gedaan en dat is het voorbeeld dat God keer op keer in Zijn boek gebruikt. En als wij Gods kastijding ondergaan en groeien kunnen wij uit die tuin geoogst worden. God vertelt ons in vers 12 wat wij moeten doen. Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, en let op, en maakt een recht spoor met uw voeten. Met andere woorden, houd de zonden uit je leven, zodat je rechtdoor kan lopen. Dat is wat God zegt. En bekeer je direct, als je ontdekt dat je zondigt. God vertelt ons dat wij op een bepaalde manier moeten leven, dat wij Hem en Zijn Zoon gehoorzaam moeten zijn en een recht spoor moeten maken, zoals God in Zijn boek zegt. Gods Oogst deel 4
6
God vertelt ons wat wij moeten doen. Vers 14 Jaagt naar vrede, met allen en naar heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden. We hebben gezien dat deze bittere wortel opschoot in Gods Kerk en daardoor zijn veel mensen uit Gods Kerk gegaan. God zegt laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, God heeft dit neer laten schrijven over Esau. Je wil niet dat jouw naam in Gods boek verschijnt, zoals Esau, die voor een spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Voor een kom soep. Zoveel was het eerstgeboorterecht waard voor Esau. Hier lezen we dus welke houding Esau had ten opzichte van de Grote God van dit universum en dat wat God hem aanbood, die parel van onschatbare waarde. Hij verkocht dit voor een kom soep. We hebben veel mensen hetzelfde zien doen en zij kregen niet eens een kom soep. De soep had voedingswaarde voor Esau. Maar als men zich niet bekeert zal men geen kom soep krijgen maar de poel des vuurs... als men zich niet bekeert. Vers 17 Want gij weet, dat hij later en let op wat er plaatsvond, en wat Esau later wilde hebben. ...dat hij later, toen hij toch de zegen wilde erven, nadat hij aan dat verlangen voldaan had, wilde hij de zegening ontvangen. En zo is het ook met zonden. Wij willen zondigen en toch de zegening erven. Dat is wat de mens wil. Maar zo werkt het niet! Laten we kijken wat God over Esau en zijn geestestoestand zegt. ...afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht. Bekering is een prachtig iets en u en ik kunnen ons bekeren. Het is een prachtig iets, wat God beschikbaar gesteld heeft. Jezus Christus heeft de weg vrijgemaakt voor ons. En ik hoop dat we de zegeningen die God over ons uitstort begrijpen. Hij geeft ons begrip over hoe wij op een correcte manier ons leven kunnen leven. Hij laat het ons weten. Bekeer je snel en onderga dan Gods kastijding. Wij zijn zo gezegend, wij kunnen voor de Grote God van dit universum komen en ik denk niet dat we werkelijk bevatten hoe groots onze God werkelijk is en hoe groot de genade is die Hij voor ons heeft. Toen Jezus Christus stierf is het voorhangsel van boven naar beneden in twee gescheurd. Het is symbolisch: nu kunnen wij voor de Grote God van dit universum komen en ons bekeren van onze zonden en God vergeeft onze zonden. Jezus Christus heeft dat voor u en mij mogelijk gemaakt. Vers 18 God zegt, laten we eens kijken wat in Mozes’ tijd gebeurde. Want gij zijt niet genaderd tot een tastbaar en brandend vuur, tot donkerheid, duisternis en stormwind, tot het geklank van een bazuin en tot het geluid van een stem, het is niet zo als toen, dat is wat hier gezegd wordt. God heeft een manier gegeven, ...bij het horen waarvan zij verzochten, dat niet verder tot hen gesproken werd; zo beangstigend was het. ...want zij konden dit bevel niet dragen: Zelfs als een dier de berg aanraakt, zal het worden gestenigd of met een pijl doorschoten worden. Denk daar eens over na. Vers 21 let op wat Mozes zei: zo ontzaglijk was het verschijnsel, dat Mozes zeide: Ik ben enkel vreze en beving. Mozes heeft deze woorden gesproken en ik kan me niet voorstellen wat hij gezien heeft. Mozes had direct met de Grote God te maken en Mozes zegt hier dat hij heel bang was en beefde. Wij kunnen ons niet voorstellen wat hij zag en hoorde. God heeft een weg vrijgemaakt voor ons. Toen het voorhangsel in twee scheurde. Wij kunnen voor God komen en om vergeving vragen. Vers 22 Maar gij zijt genaderd tot de Berg Sion, let op wat God geschreven heeft, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten de rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben. Door bekering, omdat dat voorhangsel in twee gescheurd is en Jezus Christus’ offer voor u en mij. God heeft Zijn tuin en Hij maakt zich klaar voor die eerste oogst uit Zijn tuin. Wij kunnen voor God komen en onze verzoeken bekendmaken. En wij kunnen ons bekeren van onze zonden. En wij hoeven niet bang te zijn, zoals die mensen toen. Er staat dat als zij voor God kwamen ze ongelofelijk bang waren en beefden. Wij hoeven dat niet te doen. De enige vrees die u en ik moeten hebben ten opzichte van de Grote God is de vrees om ongehoorzaam te zijn. Dat is waar wij bevreesd voor moeten zijn, voor ongehoorzaamheid. Dat zal je uit Gods tuin houden. Dit is de vrees die u en ik moeten hebben. Gods Oogst deel 4
7
God zegt dat wij naar Zijn stem en de stem van Zijn Zoon Jezus Christus moeten luisteren. Vers 25 Ziet dan toe, dat gij Hem, die spreekt, niet afwijst. Want als genen niet ontkomen zijn, toen zij Hem afwezen, die zijn godsspraak op aarde deed horen, hoeveel te minder wij, als wij ons afwenden van Hem, die uit de hemelen spreekt. Toen heeft Zijn stem de aarde doen wankelen, doch thans heeft Hij een belofte gegeven, zeggende: Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven. Dit: nog eenmaal, doelt op een verandering der wankele dingen als van iets, dat slechts geschapen is, opdat blijve, wat niet wankel is. Wij begrijpen dat God Jezus Christus terug naar deze aarde stuurt om Satan en de demonen te verwijderen en hem in de gevangenis te zetten, waar zij 1.000 jaar zullen blijven. Satans koninkrijk wankelt op dit moment. Hij weet dat zijn tijd kort is. Hij heeft de woorden gehoord, hij kent zijn lot. Gods apostel en profeet heeft zijn lot bekend gemaakt aan Gods Kerk. Daarom weet jij het. Wij weten wat zijn lot is, want dit is aan Gods Kerk bekend gemaakt. Satan en de demonen kennen hun lot. Zijn koninkrijk wankelt op dit moment. Er komt spoedig een eind aan zijn koninkrijk. Jezus Christus zal spoedig een eind maken aan Satans koninkrijk en Gods Koninkrijk oprichten op deze aarde. Dit Koninkrijk kan niet wankelen en zal voor eeuwig bestaan. Vers 28 Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehaaglijke wijze met eerbied en ontzag, Wij moeten vrezen om ongehoorzaam te zijn. Wij moeten niet doen zoals zij op de berg. Wij moeten bang zijn om te zondigen, om ongehoorzaam te zijn. Vers 29 God zegt want onze God is een verterend vuur. Wij moeten begrijpen dat in plaats van op eigen kracht tegen deze beproevingen te vechten wij hulp hebben om hier tegen te vechten. Wij moeten de lessen die God ons door kastijding leert, leren. En wij moeten dicht bij God en Zijn Zoon blijven. En wij moeten gefocust blijven op de race, waar wij in zitten en begrijpen dat God ons een parel van onschatbare waarde aanbiedt: wij kunnen in Zijn Familie zijn, wij kunnen een geestelijk wezen worden. God zegt dat die mensen voorbeeld voor ons zijn. Laten we naar Daniel 9: 1 gaan. Daniel 9: 1. Het gaat hier over Daniels gebed. Wij weten dat dit gebed zeer profetisch is. Ik wil bepaalde dingen van dit gebed in deze preek bespreken. We gaan het niet over data en tijden hebben, je kan preken beluisteren die dit uitleggen. In vers 1... laten we zien wat er gebeurde. In het eerste jaar van Dariu, de zoon van Ahasveros, uit het geslacht der Meden, die koning geworden was over het koninkrijk der Chaldeeën, in het eerste jaar van zijn koningschap lette ik, Daniel, in de boeken op het getal der jaren, waarover het woord des Heren tot de profeet Jeremia gekomen was, dat Hij over de puinhopen van Jeruzalem zeventig jaar zou doen verlopen. Wij weten waar dit over gaat. Wij begrijpen dat God Daniel begrip gaf. Vers 3. Hier gaan we ons op focussen, we gaan kijken naar wat Daniel deed. Daniel richtte zijn aangezicht tot de Here God. Wij zien wat Daniel deed. De woorden zijn wat raar, maar wij weten dat hij bad tot de Grote God. Hij was totaal gefocust op God. Beter gezegd. En let op wat hij deed: om te bidden en te smeken, in vasten en in zak en as. Dit betekent dat Daniel nederig voor God kwam. We zien hier, door hoe het geschreven is, hoe serieus Daniel was en welk respect hij had voor de Grote God. Vasten, geen voedsel of water tot je nemen, heeft te maken met jezelf nederig opstellen voor God. Als je dat soort dingen doet ben je nederig voor God. Dat is wat dit inhoudt. Daniel vastte, in zak en as. Daniel begon te begrijpen waarom zij gevangen genomen waren, hij begreep dat dit kwam door de zonden van Juda, door de dingen die zij gedaan hadden. Zij hadden de Sabbat, de Feestdagen bezoedeld en hadden anderen goden binnen gebracht, die zij aanbaden. Daniel begon deze dingen te begrijpen en Daniel begon zich te bekeren. Wij hebben hetzelfde gedaan in Gods Kerk, We zullen zien dat dit een ‘type’ is van iets dat geestelijk in Gods Kerk gebeurd is. Daniels gebed heeft veel te maken met wat met u en mij gebeurd is. In deze preek zullen we zien dat bepaalde dingen op ons van toepassing zijn. We zien dat het leidt tot de profetieën die te maken hebben met de 2de komst van Jezus Christus. De zaken waar Daniel over bad gaan over de dingen
Gods Oogst deel 4
8
die op ons (diegenen die deel uitmaakten van het Lichaam, de Kerk van God, voor de Apostase) van toepassing zijn. Vers 4 En ik bad tot de Here, mijn God, en deed schuldbelijdenis. Dat is wat Daniel deed. Hij beleed zijn zonden. En voor diegenen die de Apostase meegemaakt hebben, dat was een vernederend iets. Het was vernederend om te erkennen wat wij gedaan hadden, dat wij uit Gods mond gespuugd waren, dat wij gezondigd hadden, dat wij deel uitmaakten van de Apostase. En het was moeilijk om dat op dat moment te bevatten, want de geest is moeilijk om te draaien, het is moeilijk de geest naar zichzelf te laten kijken om te zien wat wij gedaan hebben. Maar in de Kerk begonnen wij bepaalde dingen te begrijpen. Er kwam iemand die begon uit te leggen wat er met de Kerk van God gebeurd was. Wij begonnen te begrijpen wat de 10 maagden betekende, wij begonnen te begrijpen dat wij allemaal gezondigd hadden en uit Gods mond gespuugd waren. Wij allemaal! Wij hadden ongerechtigheden gedaan. Wij, Gods Kerk, waren goddeloos geweest en wij konden dat op dat moment niet zien. Op dat moment rechtvaardigden wij onszelf. ‘Wij hebben die dingen niet gedaan!’ ‘Ik heb dat niet gedaan!’ Maar wij begonnen ons te realiseren dat wij, wij allemaal, hierin mee waren gegaan, wij hadden gerebelleerd, net zoals onze voorgangers (voorvaderen) Wij in Gods Kerk waren in slaap gevallen. En wij moesten doen wat Daniel deed, wij moesten onze zonden aan God belijden. Wij kunnen dus begrijpen wat Daniel deed. We zien dat Daniel zijn zonden beleed voor God. En Hij zei: Ach Here, Gij grote en geduchte God, die vasthoudt aan het verbond en de goedertierenheid jegens hen die U liefhebben en Uw Geboden bewaren; En let op wat Daniel tegen God zegt. Daniel zei: wij hebben gezondigd en hebben onrecht gedaan en, let op, gerebelleerd. Wij hebben een prekenserie gehad over de rebellie die door de tijd heen plaatsgevonden heeft. Wij hebben gezien dat er keer op keer gerebelleerd werd. Dat is de geschiedenis van de mens. Daniel zei wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld, wij hebben gerebelleerd, wij zijn afgeweken van Uw Geboden en van Uw verordeningen, en wij hebben niet geluisterd naar Uw knechten, de profeten, die in Uw naam gesproken hebben tot onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, en tot het ganse volk des lands. Bij U, Here, is de gerechtigheid, maar bij ons een beschaamd gelaat. Daniel zegt een beschaamd gelaat, gelijk heden ten dage bij de mannen van Juda, de inwoners van Jeruzalem en bij geheel Israël, bij hen die dichtbij en die veraf wonen in al de landen waarheen Gij hen hebt verstoten om de ontrouw die zij jegens U hebben gepleegd. Rebellie! Ontrouw! Het eeuwenoude verhaal. En dit gebeurt nog altijd. Er zijn zoveel mensen in Gods Kerk geweest die gerebelleerd hebben tegen God. Dat is wat zij gedaan hebben. Dat is wat het is, rebellie, ontrouw. En weet je wat er gebeurt? Onvruchtbaarheid! Als dat gebeurt is die persoon niet langer in Gods tuin. Ik heb deze rebellie meegemaakt, net zoals een paar mensen die hier in de zaal zitten. Ik zie een aantal hoofden ja knikken. Zij begrijpen wat ik bedoel. Sommigen van ons hebben de Apostase meegemaakt, er was veel rebellie en ontrouw. Wij, de Kerk van God, moet een beschaamd gelaat hebben. U en ik moeten beschaamd zijn, net zoals Daniel. Wij moeten beschaamd zijn voor wat wij in Gods Kerk gedaan hebben. Wij hebben ons allemaal moeten bekeren, allen die de Apostase meegemaakt hebben en hier in de zaal zitten. Wij hebben moeten erkennen wat er gebeurd is. God heeft iemand gestuurd om deze woorden aan u en mij uit te leggen. Vers 8 Here, bij ons is een beschaamd gelaat, bij onze koningen, onze vorsten en onze vaderen, want wij hebben tegen U gezondigd. Bij de Here, onze God, is barmhartigheid en vergeving, we zien hier hoe Daniel bad, ...niet geluisterd hebben naar de stem van de Here, onze God, en niet gewandeld hebben naar de wetten die Hij ons gegeven heeft door de dienst van Zijn knechten, de profeten. Ja, geheel Israël heeft uw wet overtreden en is afgeweken door niet te luisteren naar UW stem. Daarom is over ons uitgestort de met een eed bekrachtigde vloek, welke geschreven staat in de wet van Mozes, de knecht Gods, want wij, Daniel rekent zichzelf daar bij....hebben tegen Hem gezondigd. Daniel rekent zichzelf daar bij. En diegenen die de Apostase meegemaakt hebben, wij hebben hetzelfde moeten doen. Wij begrijpen dat wij deel uitmaakte van wat er gebeurd is En Hij heeft de woorden bevestigd, die Hij gesproken had over ons en over onze regeerders, die ons bestuurden, door zulk een groot onheil over ons te brengen, als er nergens geweest is onder de ganse hemel, behalve in Jeruzalem. De Stad van Vrede. Hij had het over fysiek Jeruzalem.
Gods Oogst deel 4
9
Vers 13 Zoals geschreven staat in de wet van Mozes, is al dit onheil over ons gekomen, Daniel spreekt hier over wat zij voor God gedaan hadden, en wij hebben de Here, onze God, niet gesmeekt, niet afkerende van onze ongerechtigheden, zonden, en acht te slaan op uw waarheid. Zonden en begrip heeft veel met elkaar te maken. Want als je zondigt en je je niet bekeert zal je geen begrip krijgen. Daarom heeft de Here over het kwade gewaakt, en Hij heeft het over ons gebracht; want de Here, onze God, is rechtvaardig in al Zijn werken, die Hij gedaan heeft, maar wij hebben Zijn stem niet gehoorzaamd. Nu dan, Here, onze God, die Uw volk uit het land Egypte hebt geleid met een sterke hand en U een naam hebt gemaakt, gelijk heden ten dage, Daniel herinnert God aan zijn kennis, hij wist dat het de Grote God was die deze dingen gedaan had. Hij zegt dit tegen God en hij vraagt God om vergeving. Hij zegt: wij hebben gezondigd, wij hebben goddeloos gehandeld! U en ik kunnen niet naar God gaan om onze gerechtigheid, wij kunnen niet verwachten dat God ons iets geeft, dat God ingrijpt voor onze gerechtigheid. Want gerechtigheid behoort Hem toe. En het is aan Hem om het met u en mij te delen. Wij kunnen daar in delen omdat God u en mij genadig is. God zegt dat er niemand rechtvaardig is. Dat is wat God zegt. Wij in Gods Kerk moeten ons bekeren van onze ongerechtigheden. God is daar namelijk bezorgd over. Wij moeten ons bekeren, voor Hem gaan en om vergeving vragen. Want wij zondigen en wij hebben Gods gerechtigheid nodig. Vers 16 Here, mogen naar al Uw gerechtigheid, Gods gerechtigheid, O Here, mogen naar al Uw gerechtigheid Uw toorn en Uw grimmigheid zich toch afwenden van Uw stad Jeruzalem, Uw heilige berg; want om onze zonden en om de ongerechtigheden onzer vaderen zijn Jeruzalem en Uw volk tot een smaad geworden voor allen om ons heen. Nu dan, hoor, o onze God, naar het gebed van Uw knecht en naar zijn smeking en doe Uw aangezicht lichten over Uw verwoest heiligdom, om des Heren wil. Neig, mijn God, Uw oor en hoor, open Uw ogen en zie onze verwoestingen en de stad waarover Uw naam is uitgeroepen; want niet op grond van onze gerechtigheden storten wij onze smeekbeden voor U uit, maar op grond van Uw grote barmhartigheden. Een barmhartige God. O Here, hoor! O Here, vergeef! Dit is wat Daniel tegen de Grote God zegt. Daniel bad om vergeving voor hun zonden. O Here, merk op! En doe het, vertraag het niet! Om Uws wil, o mijn God! Want Uw stad en Uw volk is naar Uw naam genoemd. Nu komen we bij de profetie van de 70 weken, die Daniel werd gegeven. Vers 20. Daniel beleed zijn zonden en terwijl hij dit deed gebeurde er iets. Hij beleed zijn zonden en de zonden van het volk, hij vroeg om vergeving voor hun zonden. En Daniel: terwijl ik nog sprak en bad en mijn zonde en de zonde van mijn volk Israël beleed, en mijn smeking over de heilige berg mijns Gods uitstortte voor de Here, mijn God, Vers 21 terwijl ik nog sprak in het gebed, kwam de man Gabriël, wij weten wie Gabriel is en wij weten dat Gabriel naar Daniel gestuurd was. En Daniel zegt dus dat terwijl hij aan het bidden was Gabriel verscheen, ...die ik tevoren gezien had in het gezicht, in ijlende vlucht tot vlak bij mij op de tijd van het avondoffer. En hij begon mij te onderrichten en sprak met mij en zeide: en let op waarom Gabriel gekomen was: Daniel, nu ben ik uitgegaan om u een klaar inzicht te geven. Daarom was Gabriel naar Daniel gegaan. Daniel kreeg begrip. Bij het begin van uw smeekbede is er een woord uitgegaan, en ik ben gekomen om het u mede te delen. En let op wat er over Daniel gezegd wordt. Hij kreeg een bepaalde boodschap en ik hoop dat God die boodschap naar een ieder van ons kan sturen. Gij zijt zeer bemind. Dat was de boodschap van God aan Daniel. Let dus op het woord en sla acht op het visioen. Daniel kreeg veel begrip. En we zien waarom hij begrip kreeg. Vandaag de dag kunnen we dat lezen. Zelfs diegenen die aan het eind van dit tijdperk leven, wij begrijpen wat God Daniel heeft laten neerschrijven in Zijn boek. Wij focussen ons vandaag op zonden en hoe de profeten in het Oude Testament voor God gingen en hun zonden beleden. We hebben net gelezen hoe Daniel tot de Grote God bad en hoe hij om vergeving vroeg voor hem en het volk. Al Gods profeten hebben hetzelfde gedaan. We zien dat Daniel na dit gebed veel begrip kreeg. Hij kreeg de profetie van de 70 Weken, en deze profetie gaat ons aan. We zullen in komende preken terugkomen op deze profetie, maar nu moeten we ons focussen op onze voorgangers, en hoe zij in gebed voor God kwamen en hoe zij vergeving voor hun zonden en de zonden van het volk vroegen.
Gods Oogst deel 4
10
Vers 24. Je kan thuis de profetie lezen, vandaag lezen we hem niet. Daniel kreeg veel begrip. En dit gebed is neergeschreven in Gods boek. Wij begrijpen dat de profetie die aan Daniel gegeven werd zeer profetisch was. Wij kunnen leren hoe Daniel voor God ging, hij vastte, hij at en dronk niet. Er staat in zak en as. Daniel ging zeer nederig voor God. En u en ik moeten hetzelfde doen. Laten we eens kijken naar één van Gods andere dienaren. Laten we naar Nehemia gaan. Nehemia 1: 1. We zullen eens kijken wat Nehemia deed, wat er gebeurde en waar Nehemia over bad. Wij zien dat Nehemia hetzelfde deed als Daniel gedaan had. Hij bad voor het volk. Vers 1 De geschiedenis van Nehemia, de zoon van Chakalja. In de maand Kislew, in het twintigste jaar, toen ik in de burcht Susan was, kwam tot mij Chanani, één van mijn broeders, met enige mannen uit Juda. En ik vroeg hen naar de Joden, de ontkomenen, die uit de gevangenschap waren overgebleven en ook naar Jeruzalem. Dit was de vraag, en hier gaat het over. Zij zeiden tot mij: De overgeblevenen, die daar in het gewest uit de gevangenschap zijn overgebleven, verkeren in grote rampspoed en smaad, en de muur van Jeruzalem is afgebroken en zijn poorten zijn met vuur verbrand. Ik kan me vinden in wat Nehemia zei. Toen wij in December 1994 in Atlanta, Georgia waren en wij de zaal uitliepen, voelde ik me zo. Het leek of de muren afgebroken en de poorten met vuur verbrand waren. En de Kerk, die we eens gekend hadden, was er niet meer. Ik vertelde mijn vrouw dat dit enorme gevolgen zou hebben en dat het misschien we zo zou zijn dat alleen zij en ik overbleven. Ik begrijp wat Nehemia zei. Ik begrijp het, ik had hetzelfde gevoel. Wij kunnen dat Nehemia oprecht was, toen hij voor God kwam. Nehemia zei: zodra ik deze woorden hoorde, zette ik mij neder, weende en bedreef rouw, en let op, dagen lang. Hij weende en rouwde vele dagen. Dat is wat Nehemia deed. Nehemia vastte en bad, net zoals Daniel gedaan had, voor de God der hemelen. En wij huilden ook, door wat er tijdens de Apostase gebeurde. Wij hebben zoveel vrienden verloren! Duizenden! Het is moeilijk voor te stellen, dat je duizenden vrienden verliest. Ik begrijp Nehemia en wat hij zegt. Ik begrijp dat hij huilde. Nehemia kwam oprecht voor God. Nehemia wilde God dienen, net zoals wij, diegenen die de Apostase meegemaakt hebben. Dat was wat wij wilden. God was ons genadig en we zitten hier vandaag. God had genade voor hen, die God willen gehoorzamen en die door de Grote God gekastijd willen worden. Nehemia wilde zijn God dienen en hij kwam dagenlang (zoals er staat) voor God. Hij vastte en bad. En zeide: Ach, Here, God des hemels, grote en geduchte God, die Uw verbond en de goedertierenheid gestand doet jegens hen die U liefhebben en Uw Geboden onderhouden, dit is wat Daniel ook zei. Laat toch Uw oor opmerkzaam en Uw ogen geopend zijn, Nehemia vroeg God of hij alstublieft wilde luisteren. Of Hij toch tenminste wilde luisteren, om te horen naar het gebed van Uw knecht, dat ik thans dag en nacht we zien dat Nehemia constant bad, er staat namelijk dag en nacht, en let op voor wie hij dat deed: voor de Israëlieten, Uw knechten, tot U opzend: en ik doe belijdenis van de zonden der Israëlieten, die wij tegen U bedreven hebben; ook ik en mijns vaders huis, hebben gezondigd. Nehemia had het ook over zichzelf, net zoals Daniel. En wij, diegenen die de Apostase meegemaakt hebben, moesten hetzelfde doen. Wij moesten hetzelfde doen als deze mannen. Wij moesten ons bekeren en de Grote God van dit universum zoeken. Dat is wat wij moesten doen. Zwaar hebben wij tegen U misdreven; wij hebben niet onderhouden de Geboden, inzettingen en verordeningen, die Gij aan Uw knecht Mozes geboden had. Gods Geboden bepalen wat zonden zijn. Wij weten wat zonden zijn door deze Geboden. Doch gedenk aan het woord, dat Gij aan Uw knecht Mozes voorgehouden hebt: laten we eens lezen hoe Nehemia tot God spreekt. Het gaat over deze Geboden: Pleegt gij trouwbreuk, dan zal Ik u onder de volken verstrooien. Maar, bekeert gij u tot Mij en let op wat er staat: en onderhoudt gij naarstig Mijn Geboden – al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, Ik zal hen vandaar vergaderen en hen brengen naar de plaats die Ik verkoren heb om daar Mijn naam te doen wonen. Zij zijn toch Uw knechten en Uw volk, dat Gij verlost hebt door Uw grote kracht en door uw sterke hand. Ach, Here, laat toch Uw oor opmerkzaam zijn op het gebed van Uw knecht en op het gebed van Uw knechten, die een welgevallen hebben aan de vreze van Uw naam, vrees ervoor om God ongehoorzaam te zijn, en doe Uw knecht heden slagen en laat hem erbarming vinden bij deze man. Ik was namelijk schenker van de koning. Dat was Nehemia’s taak. Hij was de schenker van de koning. We zien hoe Nehemia voor God ging en hoe hij, net zoals Daniel, een verzoek had. Nehemia wilde dichter tot God groeien. Dat was zijn intentie. Hij deed het niet halfslachtig, halfbakken of futloos! Dit Gods Oogst deel 4
11
was ware bekering. Dat is wat we bij Daniel en bij Nehemia zien. En diegenen die de Apostase meegemaakt hebben, hebben precies datzelfde moeten doen. Ware bekering. Wij zien dat hij dit ernstig en met heel zijn hart, en heel zijn geest deed. Hij wilde God vinden en Zijn wil, door tot Hem te bidden, zoals we net gelezen hebben. En hij vastte. Deze mannen, Daniel en Nehemia, zij wensten vurig om Gods wil te zoeken en zij waren bereid om daar alles voor te doen. Wat er ook nodig was, zodat God hen en Zijn volk zou vergeven. Zij waren bereid om niet te eten en niet te eten, zoals we gezien hebben. Wij hebben gezien dat zij oprecht, met heel hun hart, met heel hun geest, baden. En dat geldt ook voor u en mij. Wij kunnen begrijpen wat Nehemia zag. En wij hebben hetzelfde moeten doen na de Apostase. Wij hebben moeten doen wat Nehemia deed. Wij moesten tot de Grote God gaan en God weer zoeken, zoeken waar God was. Dat zochten ze. Daniel zocht God. Nehemia zocht God. Toen ik de zaal uitliep (in Atlanta) zocht ik God. ‘Waar is God?’ God zegt tegen u en mij dat wij dat met heel ons hart moeten doen. Wij moeten Hem met heel onze geest zoeken. Het is moeilijk om ‘sorry’ te zeggen. Het soms moeilijk om te zeggen ‘ik heb gezondigd!’ En na de Apostase was het een lange tijd moeilijk voor mij om te beseffen dat ik deel uitmaakte van die zonde. Echt waar. Ik hield de Sabbat en de Feestdagen. Ik betaalde tienden. Ik deed, dacht ik, alles zeer getrouw. En het duurde een hele tijd om dat te zien. Het duurde tot iemand ten tonele verscheen die het ons uitlegde, zodat wij het zagen. God heeft iemand gestuurd om uit te leggen wat er gebeurd was. Het is niet moeilijk om het met heel ons hart, heel onze geest ons te bekeren. Maar God wil niet dat het tijdelijk is, dat het een constante herhaling is wat voortkomt uit emoties... niet omdat we voor God kwamen. Wij werden betrapt op zondigen. En als je betrapt wordt op je zonden is het veel moeilijker om je te bekeren. Het is anders dan we bij Daniel en Nehemia zagen. Zij wilden dat God hun zonden zou vergeven. Wat die zonden ook waren. Zij wilden ze zien en zich er van bekeren. Maar als het een soort ‘ik, och arme ik’ is... omdat ze betrapt werden op zondigen... dat is niet wat God wil. God wil ware bekering van die zonde. God wil dat we er mee stoppen, dat we stoppen met zondigen en dat we ze zover als mogelijk doen. Maak dat je wegkomt van datgene dat de zonde veroorzaakt. Als het een andere persoon is, die jouw zonde veroorzaakt, maak dan dat je wegkomt. Wat het ook moge zijn. En val niet in de ‘ik, och arme’ val als je zondigt. Laten we naar 2 Kronieken 7 gaan en kijken naar koning Salomon en wat er gebeurde. 2 Kronieken 7: 12. In de dagen van Oudtestamentisch Israël zei God tegen Salomon welke stappen hij moest nemen. En dat is ook zo vandaag de dag. Die stappen zijn niet veranderd, het is hetzelfde. God is hetzelfde, gisteren, vandaag en voor eeuwig. God verandert niet. Laten we naar 2 Kronieken 7: 12 gaan en kijken wat er gebeurd is. Verscheen de Here aan Salomon des nachts en zeide tot hem: wij begrijpen dat God Salomons gebed had gehoord, dat maken we op uit deze woorden. Ik heb uw gebed gehoord en deze plaats voor Mij tot een huis der offeranden verkoren. En in vers 14, laten we kijken wat God zei dat zij moesten doen. Vers 14, hier hebben we het woord ‘indien’ weer. Indien Mijn volk, waarover Mijn naam is uitgeroepen, en dit is wat ze moeten doen: zich verootmoedigt en zij bidden zoeken Mijn aangezicht en bekeren zich van hun boze wegen, met andere woorden, de zonden moeten uit hun leven gebannen worden. Dat zijn de boze wegen, waar hier over gesproken wordt. Zonden. Bekeer je. Daar draait het om. Bekeer en verneder jezelf. Dit is waarachtige bekering. Bid tot God, zoek God en stop met zondigen. Dan zal God horen, en hun zonden vergeven en hun land herstellen. God zei dat Hij hun gebed zou verhoren, als zij deze dingen zouden doen. Vers 15 Thans zullen Mijn ogen geopend zijn, en zullen Mijn oren luisteren naar het gebed te dezer plaatse. Dat is wat God hen vertelde. Thans heb Ik dit huis verkoren en geheiligd, opdat Mijn naam daar zij tot in eeuwigheid; Mijn ogen en Mijn hart zullen daar zijn al die dagen. Wat u aangaat, en daar hebben we het woord ‘indien’ weer. ...indien gij voor Mijn aangezicht wandelt, zoals uw Vader David gewandeld heeft, en doet naar alles wat Ik u geboden heb, en Mijn inzettingen en Mijn verordeningen in acht neemt, dan zal Ik uw koningstroon bevestigen, zoals Ik Mij jegens uw vader David verbonden heb met de woorden: nimmer zal u een man ontbreken, die over Israël heerst. Maar indien gij u afkeert en Mijn inzettingen en verordeningen die Ik u voorgehouden heb, verlaat, wij weten wat zij gedaan hebben. We hebben het in preken gehoord. Rebellie na rebellie. Dat is wat er gebeurde, zelfs in onze tijd. ...en andere goden gaat dienen en voor u voor hen nederbuigt, God zegt dat er slechts één Kerk is, één geloof, één God. Als je buiten Gods Kerk gaat, verlaat je God. Dat is wat er gebeurd. Er is slechts één Kerk. Gods Oogst deel 4
12
Wij weten wat zij gedaan hebben. Wij kennen de geschiedenis. Wij hebben rebellie na rebellie gezien. ...dan zal Ik hen uitrukken uit Mijn land dat Ik hun gegeven heb; dit huis dat Ik aan Mijn naam geheiligd heb, zal Ik dan van Mijn aangezicht wegwerpen, en Ik zal het tot een spreekwoord en een spotrede onder alle volken maken. Dit huis, dat hoog verheven was, ieder die eraan voorbijgaat, zal zich ontzetten en zeggen: waarom heeft de Here alzo aan dit land en aan dit huis gedaan? Waarom? Dat is de vraag die gesteld werd: ‘waarom?’ Vers 22 Dan zal men antwoorden: dit het antwoord, daarom is dit gebeurd: omdat zij de Here, de God van hun vaderen, die hen uit het land Egypte had geleid, hebben verlaten, zich aan andere goden gehecht, dat is wat zij gedaan hebben, zij hebben gerebelleerd. ...zich voor die nedergebogen die gediend hebben, we hebben gezien wat zij gedaan hebben. ...daarom heeft Hij al dit onheil over hen gebracht. God vertelt ons waar Hij het gedaan heeft: zij hadden Hem verlaten en andere goden gediend. Zij zondigden keer op keer. Dat is wat zij deden. Maar God zei Salomon wat er nodig was om Hem te doen luisteren en hoe zij Hem moesten dienen. In vers 12 Verscheen de Here aan Salomon des nachts en zeide tot hem: Ik heb uw gebed gehoord, ....Indien Mijn volk, waarover Mijn naam is uitgeroepen, zich verootmoedigt en zij bidden, met andere woorden, als zij zich bekeren en bidden. Net zoals Daniel en Nehemia deden. ...en zoeken Mijn aangezicht, met heel hun hart en geest, en bekeren zich van hun boze wegen, met andere woorden, zich afkeren van de zonden. Dan zal God horen, en hun zonden vergeven en hun land herstellen. De stappen zijn eenvoudig en duidelijk. Het is duidelijk. Maar het is niet aan de mens om zijn stappen te richten. Dat is wat Jeremia gezegd heeft. Het hart van de mens, de geest van de mens, is arglistig en het is niet aan de mens om zijn stappen te richten. Dit boek getuigt daarvan. De stappen om zonden uit ons leven te houden, zijn duidelijk. Het Feest van Ongezuurde Broden is hier een voorbeeld van. Wij vieren het Pascha, nemen het offer aan, houden de zonden uit ons leven. Het is duidelijk, eenvoudig. Maar dat Feest toont ook hoe moeilijk het is. Het is een goede les over zonden. Het is onmogelijk voor de mens om de zonden uit het leven te houden. Wij zondigen tijdens die Dagen van Ongezuurde Broden. Ik opende de diepvries en daar was het, het staarde naar mij. Waarom moeten jullie lachen? Ik denk dat jullie hetzelfde hebben meegemaakt. Het lag er open en bloot. Het enige dat ik moest doen was de deksel optillen. Zo is het ook met de zonden in ons. Het is duidelijk, en het enige wat wij moeten doen is de deksel optillen en kijken. Het staart ons in het gezicht. Dat zijn goede voorbeelden die in die periode gegeven worden, om zonden uit ons leven te houden. Maar we hebben gezien hoe Daniel en Nehemia voor God gingen en hoe zij baden om vergeving. Zij vernederden zichzelf voor God. Dat is wat wij ook moeten doen, wij moeten onszelf nederig opstellen. Laten we naar Psalm 35 gaan. Psalm 35: 13. Laten we kijken wat David in het boek Psalmen schreef. David legt ons in Psalm 35: 15 uit dat wij onszelf moeten vernederen. Hij laat het ons zien. Maar mij aangaande, toen zij ziek waren, was een rouwgewaad mijn kleed, ik verootmoedigde mij met vasten, en mijn gebed keerde in mijn boezem weder; hij bad constant. Vasten toont onze ernst en oprechtheid bij het zoeken naar onze God. Als wij onszelf vernederen voor God, dan toont dat, dat wij vergeving van onze zonden zoeken. Wij moeten onze zonden toegeven aan God en niet onze zonden rechtvaardigen. Geef het toe. Geef toe wat je gedaan hebt. En vraag God om ons te helpen uit deze zonde te komen. Wat de zonde ook is. Vraag Hem om hulp, om vergeving en barmhartigheid. Vraag of Hij je wil kastijden en je de juiste manier van leven wilt laten zien. Als we lezen over David, Daniel, Nehemia en veel van de andere profeten, dan zien we dat ze allemaal hun eigen zonden en tekortkomingen toegaven. Zij begrepen de geest die in de mens is, zoals Jeremia zei. David zei tegen God... en het is ongelofelijk wat David deed. Hij kwam voor God en zei wat hij zei. Als ik dit zou doen, ik weet het niet, ik zou een rookwolkje zijn, ik weet het niet... David kwam voor de Grote God. Als je voor God gaat en je hebt gezondigd dan weet je dat je tuchtiging kan verwachten. Maar David vroeg God om zijn geest te doorzoeken. Wij leven in het computertijdperk en ik kan op een klein knopje op mijn computer drukken, waardoor mijn hele computer gescand wordt om te zien wat er allemaal ‘in’ zit. Dat is wat David God vroeg, onderzoek en scan de geest, de hele geest, om te Gods Oogst deel 4
13
zien wat er in zit. Hij zei doorgrond mij, o God, en ken mijn geest. Toets mij en ken mijn geest, gedachten Scan mijn geest, om te zien wat er in zit. Hij vroeg om zijn geest te onderzoeken, zelfs in de duistere rotsspleten van de geest, om te zien of er boze wegen in hem waren. Dat is wat David aan God vroeg. David zei leidt mij op de eeuwige weg. (Psalm 139: 23 - 24) En dat is precies wat wij moeten doen. Wij moeten, zoals David gezegd heeft, onze geest scannen. Wij moeten op de juiste weg geleid worden. En als Hij iets vindt, dan moet Hij het ons laten zien. Dat is wat David vraagt: ‘laat het mij zien, dan kan ik mij bekeren. Laat het me zien, koste wat het kost. Dat is wat David zei. ‘Laat het me zien! Misschien zie ik het niet.’ Net zoals het openen van de diepvries. Het kan voor je liggen en ik weet het niet eens. Dat is wat David zei. Leidt mij op de eeuwige weg. Wij weten wat God heeft gezegd over David. En dit is waarom Hij dat gezegd heeft. David ging voor God en tilde het deksel op en God liet het hem zien, als hij het zelf niet zag. Wij moeten dat ook doen. Wij moeten God vragen ons onze zonden te laten zien. David begreep dat er tuchtiging zou volgen en hij was bereid te doen wat hij ook moest doen, zodat hij in Gods Koninkrijk kon zijn. Wij weten dat hij in Gods Koninkrijk zal zijn, hij staat namelijk met name genoemd in Gods boek. Laten we naar Jeremia 10 gaan. Jeremia 10: 1Hoort het woord, dat de Here tot u spreekt, huis van Israël! Zo zegt de Here: leert de weg der heidenen niet en ontzet u niet voor de tekenen des hemels, dewijl zich de heidenen voor dezelve ontzetten. Met andere woorden, leer de gebruiken, de religies van Satans wereld niet. Want de handelswijze der volken, die is nietigheid: God laat ons deze dingen zien. want als een stuk hout heeft men het uit het woud gehakt, arbeid van werkmanshanden met de bijl, met zilver en goud siert men het op, met spijkers en hamers maakt men het vast, zodat het niet waggelt. Ze zijn gelijk een palmboom van dicht werk, maar kunnen niet spreken; zij moeten gedragen worden, want zij kunnen niet gaan; vreest niet voor hen, want zij kunnen geen kwaad doen, ook is er geen goeddoen bij hen. Het gaat over afgoden en religies. Niemand is U gelijk, Here! Groot zijt Gij en groot is Uw naam in kracht! In vers 7 vinden we de vraag: wie zou de Grote God van dit universum niet vrezen? Wie wil God niet gehoorzamen en de parel van onschatbare waarde, die schat, aannemen? Die schat die in het veld gevonden is en waarvoor je alles dat je hebt verkoopt. Niet een deel, maar alles. Het allemaal opgeven zodat je in Gods Koninkrijk kan komen. Wie aanvaardt God aanbod nu niet?! Dat is de vraag. Maar wij kennen het antwoord op deze vraag. Rebellie na rebellie. De mens heeft God nooit gevreesd. Wij weten dat er een offer moest zijn en wij begrijpen dat er 144.000 mensen tot de 1ste oogst zullen behoren. God heeft een plan om de mens te verlossen. Wij begrijpen het plan. Wij begrijpen waarom er hier staat wie zou God niet vrezen? Wij weten dat deze wereld geen begrip heeft en wij weten ook wat God aanbiedt, in Satans wereld. Het is prachtig wat God gedaan heeft, zelfs al is dit Satans wereld. Wij begrijpen dat de wereld op dit moment God niet kan kennen. Maar het duurt niet lang meer voor zij begrip zullen krijgen, net zoals jij. Jeremia vertelt hoe zij anderen goden aanbaden. En dat is een eeuwenoud verhaal. Men heeft altijd andere goden aanbeden. De Grote God, de God die u en ik aanbidden, heeft de aarde gemaakt door Zijn kracht. Hij bereid de wereld toe door Zijn wijsheid en breidt de hemel uit door Zijn verstand. Als Hij Zijn stem doet horen, is er een geruis van water aan de hemel en doet Hij dampen opstijgen van het einde der aarde; bliksemen maakt Hij bij de regen, en wind doet Hij voortkomen uit Zijn voorraadkamers. Hij vertelt ons: Verstomd staat iedere mens zonder kennis; en dat is zo, in Satans wereld, beschaamd staat iedere goudsmid om het beeld, door wat hij doet, om wat hij maakt, de afgoden die men heeft gemaakt om te aanbidden. Sommigen waren uit metaal gemaakt, anderen uit hout. En dat is wat zij aanbeden hebben. ...want leugen is zijn gietsel, dat is wat God zegt, en er is geen geest in hen; alle religies van deze wereld zijn zo. Nietigheid zijn zij, een bespottelijk maaksel; als aan hen bezoeking gedaan wordt, gaan zij teniet. Maar Jakobs deel is niet als deze; Hij is de Formeerder van alles, en Israël de stam Zijner erfenis: Here der heerscharen is Zijn naam! Als wij God en Zijn weg ernstig zoeken zal dit te zien zijn aan de attitude die men in Gods Kerk heeft. We kunnen het zien. Ik hoorde het voor de dienst, je hoort het. Je ziet de houding die men heeft, men is blij, er heerst vreugde, zoals we al eerder hoorden. We hebben het vandaag gezien, wij hebben het resultaat gezien van leven zoals God zegt dat je moet leven. En wij zijn blij om hier te zijn. Ik zie het Gods Oogst deel 4
14
op jullie gezicht, ik zie jullie lachen. En wij bevinden ons in het ‘Jaar van Toewijding.’ Wij vasten elke maand en komen voor God, net zoals deze mannen waar we over gelezen hebben. Wij vragen God of Hij het deksel wil optillen en ons onze zonden wilt laten zien, zodat we ze weg kunnen doen, zodat wij ons kunnen bekeren zodat wij uit Gods tuin geoogst kunnen worden. Geef gehoor aan de woorden die je vandaag gehoord hebt, over hoe diegenen die in het graf zijn... Zij staan neergeschreven in Gods boek, zij zullen er zijn, zij zullen uit Gods tuin geoogst worden. En je zal ze binnenkort ontmoeten. Je zal Daniel ontmoeten. Diegenen die in het boek Hebreeën genoemd staan zullen in Gods Koninkrijk zijn, dat spoedig naar deze aarde komt. Luister naar de woorden en geniet van de rest van de Sabbat. En daarmee beëindigen we de preek vandaag.
Gods Oogst deel 4
15