Gluren bij de buren: Nederlandse loonstrookjes debiliseren de werknemers a. De Duitse, Belgische en Nederlandse loonstrookjes vergeleken De loonstrook gaat er in 2013 weer anders uitzien. Door de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip zien werknemers de Zvw-premie en de Zvw-vergoeding van de werkgever vanaf januari 2013 niet meer op de loonstrook staan. In plaats van verschillende grondslagen wordt er voortaan uitgegaan van één uniforme grondslag voor de belasting, WW/WIA en Zvw, waarmee de loonstrook zogenaamd overzichtelijker wordt. Manager Dik van Leeuwerden van het kenniscentrum Wet- en Regelgeving bij ADP Nederland - een van de grootste salarisadministratiekantoren in Nederland - is van mening dat 'dit een stap in de goede richting is om de loonstrook begrijpelijker te maken'. Van Leeuwerden merkt verder op dat het 'toch de vraag blijft of werknemers de strook ook daadwerkelijk zullen begrijpen'. Om deze vraag te beantwoorden zullen we 'gluren bij de buren'. Het zgn. ziektekostenoproer, dat plaatsvond voorafgaande aan de beëdiging van het kabinet Rutte II (september 2012) werd mede veroorzaakt door het volstrekte gebrek aan kennis en inzicht over de wijze waarop de socialezekerheidspremies - in het bijzonder de Zvw - werden geheven. Als gevolg van een emotioneel debat over de wijze waarop het kabinet de premies voor de zorgverzekering als instrument voor inkomenspolitiek wilde gebruiken, is het regeerakkoord gewijzigd. Er was grote weerstand tegen de zogenaamde inkomensafhankelijke Zvw-premie. De oorzaak van deze onkunde is gelegen in het feit dat het Nederlands loonstrookje ('socialeverzekeringspolis') onvoldoende inzicht geeft in de wijze waarop de socialezekerheidspremies worden afgedragen. In dit artikel wordt ook ingegaan op de vraag in hoeverre de socialezekerheidspremies 'sociaal' of te wel nivellerend zijn. Het gaat dan over de relatie tussen premieplicht en uitkeringsrecht. Er wordt slechts marginaal aandacht besteed aan de belastingheffing, die evenals de premieheffing tot herverdeling van inkomens leidt. b. Heffing van de socialezekerheidspremies in Nederland: anonieme solidariteit b.1 Ziektekostenverzekeringen (Zvw/AWBZ) De Zvw-premies zijn sedert de invoering van de zorgverzekeringswet al in hoge mate inkomensafhankelijk. Werknemers betaalden tot 2012 een premie van 7,10% over hun loon. Het bedrag dat de werknemer aan Zvw-premie betaalde, werd vergoed door zijn werkgever. Deze (werkgevers)vergoeding werd vervolgens wel belast. De meeste werkgevers hebben dit mechanisme niet doorzien. De nominale Zvw-premie - dat wil zeggen de inkomensonafhankelijke premie - is voor veel verzekerden geen inkomensonafhankelijke premie. Zij krijgen immers een inkomensafhankelijke zorgtoeslag. De premies voor de AWBZ zijn ook inkomensafhankelijk. Verzekerden zonder inkomen betalen geen inkomensafhankelijke premie. Er wordt door de verzekerden geen nominale AWBZ-premie betaald. De inkomensafhankelijkheid voor Zvw/AWBZ is geplafonneerd. Er geldt immers dat de Zvw/AWBZ-premies gemaximeerd zijn, dat wil zeggen dat er boven een bepaalde grens er geen premies meer geheven worden. Het bedrag waarboven geen AWBZ-premie (12,15%) geheven wordt, bedroeg in 2012 € 33.863 per jaar. Het bedrag waarboven geen Zvw-premie (7,10 %) geheven wordt, bedroeg in 2012 € 50.064 per jaar. Het is zeer merkwaardig dat het Kabinet Rutte-Verhagen-Wilders in 2011 het bedrag waarboven geen Zvw-premie (7,75%) geheven werd, te weten: € 33.427 per jaar, in 2012 verhoogd heeft tot € 50.064 per jaar (7,10%). Deze zeer aanzienlijke verhoging van de
maximumpremiegrens voor de zorgverzekeringswet met ca. € 17.000 - of te wel een zeer substantiële toename van de inkomensafhankelijke Zvw-premie - is nauwelijks bediscussieerd in de publieke opinie. Per 1 januari 2013 betalen de werknemers geen Zvw-premie meer en vervalt de verplichte werkgeversvergoeding van die bijdrage. Daarvoor in de plaats komt er de werkgeversheffing. b.2 Ouderdoms- en nabestaandenverzekering (AOW/Anw) De inkomensafhankelijkheid van de AOW/ Anw is op dezelfde wijze geregeld als de AWBZ. Er geldt een maximumpremiegrens (plafond) van € 33.863 (2012). De premies voor AOW en Anw bedragen 17,95% resp. 1,1%. Iedere inwoner is - zonder dat hij/zij dat weet - vanaf 15 jaar verzekerd. Verzekerden zonder inkomsten of een laag inkomen betalen de facto vaak geen of een zeer lage AOW/Anw-premie vanwege het feit dat de AOW/Anwpremie verminderd wordt met de algemene heffingskorting. De AOW/Anw-uitkeringen zijn uitkeringen op minimumniveau. Er is geen relatie met het loon/inkomen c.q. de betaalde premies. Er is geen bijdrage van de werkgever aan deze verzekeringen. b.3 Werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsverzekering (WW/WIA) Voor de werknemersverzekeringen WW/WIA geldt vanaf 2013 een maximumpremiegrens van € 192,55 per dag. Ook deze premies zijn inkomengerelateerd. De premies voor deze werknemersverzekering worden betaald door de werkgever (werkgeversheffing). Het werknemersaandeel is nihil. De werkgeverspremie voor de WAO/WIA bedraagt 4,65% (basispremie). Voor de WW bedragen de werkgeverspremies: 1,70% (AWF) en sectorfondpremies 2,76%. Het maximale premieloon (plafond) voor werknemersverzekeringen (WW,WIA) en Zvw bedraagt € 50.853 per jaar (2013). De WW/WIA-uitkeringen zijn loongerelateerde uitkeringen. b.4 Het Nederlands loonstrookje als verzekeringspolis: anonieme solidariteit In het socialistische lied 'de Internationale' staat: 'geen recht waar plicht is opgeheven'. De Nederlandse loonstrook visualiseert vanaf 2013 de premieplicht niet (meer). De premieplicht voor de volksverzekeringen (AOW/Anw/AWBZ) is - samen met de loonbelasting - verborgen in het abstracte nietszeggende begrip 'loonheffing'. Vanaf 2013 is de premieheffing voor de Zvw net als voor de WW en WIA een werkgeversheffing geworden, die niet zichtbaar gemaakt wordt op het loonstrookje. Het loonstrookje is een black box. Deze volstrekt verwerpelijke methode leidt er toe dat de Nederlandse werknemer geen inzicht meer heeft in de wijze waarop de Nederlandse verzorgingsstaat gefinancierd wordt. De werknemer wordt onmondig gehouden. Dit leidt tot sociaal analfabetisme: men kent de fundamentele regels van de verzorgingsstaat niet meer. De wijze waarop het loonstrookje geredigeerd is, leidt tot ondermijning van de solidariteit. Door gebrek aan kennis van de wijze waarop de sociale zekerheid wordt gefinancierd, kan er ook geen fundamentele discussie meer plaatsvinden over draagkracht, nivellering enz. Het 'ziektekostenoproer' in september 2012 was een logisch gevolg van dat sociaal analfabetisme. De premies voor de Zvw/AWBZ (inclusief de zorgtoeslag) zijn in hoge mate inkomensafhankelijk. Men deed alsof de Zvw-premies dit niet waren. Het is verwonderlijk dat de publieke opinie in 2011 niet gemobiliseerd is, toen het kabinet Rutte I (CDA, VVD en PVV) heeft besloten om in 2012 de loongrens voor de Zvw van € 33.863 per jaar te verhogen tot € 50.064 per jaar. Dat de werkgevers deze premieverhoging vergoeden, doet niet af aan het principe dat deze verhoging van de Zvw-premies vooral door de middengroepen opgebracht moesten worden. De werknemers en hun vakbonden hebben deze verhoging blindelings geaccepteerd. De verhoging werd immers bekostigd door de werkgevers. Dat die verhoogde werkgeversvergoeding leidde tot hogere loonbelasting heeft men zich niet gerealiseerd.
De discussies over de veranderingen in premieheffing in de Nederlandse sociale zekerheid zijn zeer technocratisch. Het gaat in de discussie over technische zaken als 'de uniformering van het loonbegrip'. Zelfs de technocraten begrijpen vaak de veranderingen in premieheffing niet.1 De Nederlandse socialezekerheidswetgeving wordt gekenmerkt door vele stelselwijzigingen, veranderingen in de premieheffing enz. Het Nederlandse stelsel wordt gekenmerkt door ADHD-verschijnselen. Veranderingen in de premieheffing worden veelal gecorrigeerd door aanpassing van de - met de sociale zekerheidsheffingen - samenlopende belastingheffing. Zo wordt een verhoging van de nominale Zvw-premie gecorrigeerd door de aanpassing van de zorgtoeslag. Een verlaging van de kinderbijslag wordt gecorrigeerd door een fiscale kinderkorting, die vervolgens wordt omgezet in een kindertoeslag resp. kindgebonden budget enz. Een discussie over verdeling van de premielast over de werknemer en werkgever vindt nimmer plaats. c. Heffing van de socialezekerheidspremies in Duitsland: logische solidariteit c.1 Algemeen In tegenstelling tot Nederland kent men in Duitsland geen inwonersverzekering (volksverzekeringen) voor ouderdom, overlijden en langdurige zorg. Het Duitse socialezekerheidsstelsel is een op loonarbeid gebaseerd stelsel (werknemersverzekeringen of te wel Bismarckstelsel), waarin de sociale zekerheid strikt afgebakend is van het fiscale stelsel. Het ruimhartige stelsel van kinderbijslag is wel een inwonersverzekering. Wie niet werkt heeft geen recht op een ouderdomspensioen. Men kent geen AOW (Grundrente). c.2 Duitse premieheffing Zie onderstaande tabel.
Sociaalzekerheidsrisico Krankenversicherung: ziektegeld en ziektekosten Pflegeversicherung: langdurige zorg Rentenversicherung: ouderdom, overlijden, arbeidsongeschiktheid Arbeitslosenversicherung: werkloosheid Unfallversicherung (bedrijfsongevallen- en beroepsziekten)
Premie werkgever
Premie werknemer
Premies over maximaal
Loongrens (plafond)
€ 4.237,50 p.m. € 4.237,50 € 3.825 p.m. p.m.
7,3%
8,2%
€ 3.825 p.m.
0,975%
0,975%
9,8%
9,8%
€ 5.600 p.m. geen
1,5%
1,5%
€ 5.600 p.m. geen
De premies worden betaald door de werkgever en varieert per risicoklasse
c.3 Heilige Prinzipien De Duitse samenleving is - veel meer dan de Nederlandse samenleving - een gejuridificeerde samenleving ('elke Duitser wordt met een Gesetzbuch im Bauch geboren'). Discussies over
veranderingen in de sociale zekerheid worden in de publieke opinie zeer principieel en tot in detail bediscussieerd. Het Duitse socialezekerheidsstelsel kent een zeer lange traditie c.q. ontwikkelingsgang. Er is sprake van een grote mate van continuïteit en stabiliteit. Tijdens de nationaal-socialistische periode c.q. DDR-periode is het stelsel in hoofdlijnen gecontinueerd. Het Duitse sociale zekerheidstelsel is gecodificeerd in het omvangrijke Sozialgesetzbuch (Buch I t/m XII). Vanuit het Duitse perspectief is een sociaalzekerheidsstelsel gebaseerd op ingezetenschap (volksverzekeringen: Beveridge-stelsel) volstrekt ondenkbaar. Financiering van de sociale zekerheid uit de algemene middelen is een heikel punt. De gemiddelde Duitser kan zich niet voorstellen dat men in Nederland een ouderdomspensioen (AOW) opbouwt zonder dat er premies worden geheven. Alleen als men kinderen verzorgt, heeft men in Duitsland aanspraak op pensioenopbouw (Kindererziehungsrente). De Duitse premieheffing is paritair, d.w.z. dat de werknemer én de werkgever in volstrekte gelijke mate - tot in 3 cijfers achter de komma - bijdragen aan de financiering van de sociale zekerheid. Dit impliceert dat elke Duitse werknemer weet dat het bedrag dat hij aan de Krankenversicherung Pflegeversicherung, Rentenversicherung en Arbeitslosenversicherung betaalt, door zijn werkgever verdubbeld wordt en door die werkgever samen met de werknemerspremies wordt afgedragen. Dat de premie voor de Unfallversicherung volledig wordt betaald door de werkgever is volstrekt logisch voor de werknemers. Het gaat immers om premies ten behoeve van de (bedrijfsgerelateerde) arbeidsongevallen- en beroepsziekteverzekering. De premiegrenzen zijn gemaximeerd (geplafonneerd). Voor de zorgverzekeringen betaalt men tot € 47.250 per jaar de premies voor de Kranken- en Pflegeversicherung. Daarboven is men niet meer verplicht verzekerd doch particulier of vrijwillig wettelijk verzekerd. Voor de Arbeitslosen- en Rentenversicherung geldt een maximumpremiegrens van € 69.600 (2012). Deze grens is hoger dan in Nederland. Voor inwoners van de v.m. DDR geldt een plafond van € 58.800. Er geldt geen premievrije voet/franchise. Voor de zgn. mini-jobs, dit zijn kleine deeltijdjobs van maximaal 15 uur per week tegen een loon dat lager is dan € 430, geldt geen socialeverzekeringsplicht en dus ook geen recht op uitkering. Een van de bijzondere kenmerken van het Duitse socialezekerheidsstelsel is dat er bij de Krankenversicherung sprake is van medeverzekering. De huwelijkspartner zonder eigen inkomen en studerende kinderen tot 25 jaar zijn (gratis) meeverzekerd. Er wordt voor de Krankenversicherung geen nominale premie geheven. Dit element van gezinsverzekering speelt ook een rol bij de premieheffing voor de Pflegeversicherung. Kinderloze werknemers betalen een Beitragszuschlag 0,25% boven op de 1,95%. Voor een Nederlander is dit soort van solidariteit onbegrijpelijk. c.4 Het Duitse loonstrookje als verzekeringspolis Eenvoudige Duitse loonstrook 2012 alleenstaande tweeverdiener Brutto einkommen 3.000,00 2.000,00 Solidaritätszuschlag 25,89 12,01 Lohnsteuer (beiden Steuerklasse I) 470,75 218,41 Rentenversicherung 294,00 196,00 Arbeitslosenversicherung 45,00 30,00 Krankenversicherung 246,00 164,00
Pflegeversicherung (kinderlos) Netto einkommen
36,75 1.881,61
24,50 1355,08
De Duitse loonstrook visualiseert de premieplicht in volle omvang. De verzekerde werknemer weet vanwege de paritaire premieheffing, dat zijn werkgever evenwel premies betaalt. Alleen de werkgeverspremie voor de arbeidsongevallen en beroepsziekten is niet zichtbaar voor de werknemer. De sociale geletterdheid van een Duitse werknemer is hoger dan die van een Nederlandse werknemer. Het Duitse socialezekerheidsstelsel is in bepaalde opzichten 'socialer' dan het Nederlandse stelsel. De maximumpremiegrenzen zijn hoger. Er geldt bijvoorbeeld dat gezinsleden (partner en kinderen) zonder eigen inkomen 'gratis' meeverzekerd zijn tegen ziektekosten. Er bestaan geen premievrije voeten (franchise) of heffingskortingen zoals in Nederland. Deze Nederlandse instrumenten zijn relatief gunstig voor werknemers met een laag inkomen. Minder sociaal zijn de zgn. mini-jobs. Op het ogenblik telt Duitsland iets minder dan zeven miljoen mini-jobs. Voornamelijk 60-plussers, studenten en vrouwen hebben dergelijke baantjes. Hun loonstrookjes zijn 'bruto loon = netto loon', omdat zij zelf geen premies en belasting betalen. Er bestaat om die reden ook geen aanspraak op socialezekerheidsuitkeringen. De discussies over de veranderingen in de premieheffing voor Duitse sociale zekerheid worden veelal op principiële wijze gevoerd. Solidaire begrippen als Familienpolitik en Generationenvertrag worden veelvuldig gebruikt in de vaak pittige discussies. De discussies in de sociale zekerheid worden niet vertroebeld door de fiscale heffingen te betrekken in de discussie. Belastingheffing en premieheffing zijn aparte werelden. d. Heffing van de socialezekerheidspremies in België: stabiele & grote solidariteit d.1 Algemeen In tegenstelling tot Nederland kent men in België geen inwonersverzekering (volksverzekeringen) voor ouderdom en overlijden. Het Belgische socialezekerheidsstelsel is een op arbeid gebaseerd stelsel (werknemersverzekeringen of te wel Bismarckstelsel). Zelfs de Belgische kinderbijslag is een werknemersverzekering. Voor zelfstandigen bestaat een apart socialezekerheidsstelsel. Men kent geen AOW-pensioen (inwonersverzekering). Alleen in Vlaanderen bestaat er een inwonersverzekering, te weten: de Vlaamse zorgverzekering met een bescheiden uitkering bij langdurige zorg. d.2 Belgische premieheffing Sociaalzekerheidsrisico Premie werknemer % Premie werkgever % Werkloosheid 0,87 1,46 Kinderbijslagen 7,00 Geneeskundige verzorging 3,55 3,80 Vlaamse zorgverzekering € 25 per jaar Beroepsziekten 1,00 Arbeidsongevallen 0,30 Uitkeringen bij ziekte en invaliditeit 1,15 2,35 Pensioenen: rust- en overlevingspensioen 7,50 8,86
Totale premie/bijdrage
13,07
24,77
De werkgevers zijn ook nog een loonmatigingsbijdrage van 7,48% verschuldigd, een bijdrage voor het fonds voor sluiting van ondernemingen van 0,20% (voor ondernemingen met 1 tot 19 werknemers) of 0,23% (voor ondernemingen met 20 werknemers of meer), een bijdrage van 0,05% voor kinderopvang, een bijdrage van 0,10% voor risicogroepen en, voor bedrijven die 10 of meer werknemers tellen, een bijkomende bijdrage van 1,69%. d.3 Bijdrageheffing werknemers: sinds 1992 stabiel De Belgische sociale zekerheid is vergeleken met het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel een zeer stabiel sociaal stelsel. Tegenover de Belgische stabiliteit - standvastigheid - staan de Nederlandse hyperactiviteit om het sociale stelsel permanent aan te passen. De premies voor de sociale zekerheid - in België RSZ-bijdragen genoemd (RSZ = Rijksdienst Sociale Zekerheid) - zijn voor wat betreft het werknemers aandeel (13,07%) sedert 1992 (!) niet veranderd. In tegenstelling tot Duitsland vinden er relatief weinig discussies plaats over de veranderingen in de sociale zekerheid. Behalve de 'gewone' socialezekerheidsbijdragen (RSZ-bijdrage), is er vanaf 1994 een (lage) bijzondere bijdrage voor de sociale zekerheid (BBSZ) ten laste van de werknemers. Deze bijdrage varieert naargelang de grootte van het loon van de werknemer, en zijn gezinstoestand (alleenstaand of een gezin met twee inkomens). Het bedrag van deze bijdrage staat in verhouding tot het jaarlijks belastbare gezinsinkomen. De Belgische premieheffing is in tegenstelling tot de Duitse premieheffing niet paritair. Er is geen logica te herkennen in de bijdragen van de werknemer resp. werkgever. De RSZbijdrage is een lumpsum heffing. De uitsplitsing in verschillende sociale risico's zijn niet zichtbaar op het loonstrookje. In tegenstelling tot Nederland is er wel een duidelijk onderscheid tussen belastingheffing en sociale zekerheid. De premiegrenzen zijn niet gemaximeerd (geplafonneerd). Werknemers met een hoog salaris betalen de RSZ-bijdrage over hun hoge salaris. Er bestaat geen premievrije voet (franchise) of een heffingskorting. Tegenover deze onbegrensde premieplicht staat geplafonneerde uitkeringen. Het maximum dagloon/ maandloon waarover de uitkeringen berekend worden is laag. De maximale uitkeringen bij werkloosheid en arbeidsongeschiktheid zijn (zeer) laag vergeleken met Nederland. Het maximummaandloon voor gezinshoofden waarover de werkloosheidsuitkering (60%) berekend wordt, bedraagt € 1.422 per maand. Na een jaar bedraagt het maximummaandloon, waarover men de werkloosheidsuitkering berekent € 1.239 per maand. Voor het wettelijk ouderdomspensioen geldt dat men onbegrensde RSZ-bijdragen betaalt doch dat bij de berekening van het ouderdomspensioen het maximumloon waarover men het pensioen berekend, begrensd is tot € 49.774 per jaar (2011). d.4 Het Belgische loonstrookje als verzekeringspolis Eenvoudige Belgische loonstrook 2012 (arbeider) Brutoloon Persoonlijke sociale bijdrage (RSZ-bijdrage) Werkbonus voor lage lonen
alleenstaande tweeverdiener 3.000,00 2.000,00 423,47 282,31 0,00 53,22
Bruto belastbaar loon 2.576,53 Bedrijfsvoorheffing (loonbelasting) 834,55 Vermindering van de bedrijfsvoorheffing voor lage lonen 0,00 Bijzondere bijdrage sociale zekerheid (BBSZ) 30,15 Nettoloon: 1.711,83
1.770,91 402,62 3,03 16.31 1.355,01
Voor arbeiders wordt het brutoloon eerst vermenigvuldigd met 1,08 en wordt de bijdrage van 13,07% daarop berekend. De werkbonus garandeert dat werknemers met een laag loon toch een netto-inkomen ontvangen dat hoger is dan wat ze als werkloze zouden krijgen, zonder daarbij evenwel het brutoloon te verhogen. Dankzij deze bonus loont het dus om te werken. De Belgische loonstrook visualiseert de premieplicht nauwelijks. De verzekerde werknemer weet dat hij zelf de RSZ-bijdragen betaalt en wellicht dat zijn werkgever ook RSZ-bijdragen betaalt. Visuele uitsplitsing van de sociale risico's op het loonstrookje zoals in Duitsland het geval is, kent men in België niet. Positief is dat werknemers met een laag loon op hun loonstrook zien, dat zij recht hebben op de 'werkbonus voor lage lonen'. Het Belgische socialezekerheidsstelsel is in bepaalde opzichten 'socialer' dan het Nederlandse en Duitse stelsel. De maximumpremiegrenzen onbegrensd en de uitkeringen voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid zijn op een laag uitkeringsniveau gemaximaliseerd. Dit is nadelig voor hogere inkomensgroepen. Er bestaan geen premievrije voeten (franchise) of heffingskortingen zoals in Nederland. De Belgische solidariteit is groot, doch deze solidariteit is beperkt tot de loontrekkenden in heel België. De Belgische sociale zekerheid is nog altijd op federaal niveau geregeld. Er bestaat alleen een Vlaamse - geen Waalse zorgverzekering. Personen, die niet werken, bouwen niet - zoals in Nederland - een AOWpensioen op. Een ouderdomspensioen opbouwen zonder premiebetaling is ondenkbaar. Net als in Duitsland speelt het gezinsdenken een rol in de sociale zekerheid. Er geldt bijvoorbeeld dat gezinsleden (partner en kinderen) zonder eigen inkomen 'gratis' meeverzekerd zijn tegen ziektekosten. In tegenstelling tot Duitsland waar over elke (kleine) verandering in de sociale zekerheid uitgebreid gediscussieerd wordt, is dit in België niet het geval als het gaat om de RSZbijdragen. De hoogte van RSZ-bijdragen voor de werknemers is al zeer lange tijd stabiel. België is als het gaat om de veranderingen in de sociale zekerheid - vergeleken met het hyperactieve Nederland - een 'langzame' samenleving. e. Conclusie Manager Dik van Leeuwerden ADP Nederland is van mening dat de 'Wet Uniformering Loonbegrip' een stap in de goede richting is om de loonstrook begrijpelijker te maken'. Deze wet is alleen voor technocraten een stap in de goede richting. De Zvw-premie wordt 'weggemoffeld'. Op het loonstrookje is niet meer zichtbaar hoe hoog de premie voor de Zvw is. De premie heffing AOW/Anw/AWBZ en de WW en WIA waren al niet meer zichtbaar. Het loonstrookje is een black box geworden. De sociale analfabetisering bereikt zijn hoogtepunt door de 'Wet Uniformering Loonbegrip'. Van Leeuwerden merkt verder op dat het 'toch de vraag blijft of werknemers de loonstrook ook daadwerkelijk zullen begrijpen'. Het antwoord op deze vraag moet met 'neen' beantwoord worden.
De versimpeling van het loonstrookje - gepaard gaande met het 'wegmoffelen' van de premieheffing voor de 6 belangrijkste Nederlandse sociale wetten (AOW/Anw/ AWBZ/ Zvw/ WIA/ WW) - leidt er toe dat de werknemers onmondig worden gehouden. Deze benadering leidt tot een ondermijning van het solidariteitsprincipe. Het is merkwaardig dat de vakbonden en werkgevers toestaan dat op hun loonstrookjes de sociale premies niet meer zichtbaar zijn. Het veelvuldig voorkomende 'netto loon' gevoel - 'ik weet alleen wat ik netto verdien' - is verwerpelijk. f. Oplossing Op korte termijn Glurend bij de buren - en vooral lerend van de oosterburen - zijn er ter voorkoming van sociaal analfabetische in Nederland op korte termijn de volgende administratieve maatregelen gewenst: a. Het begrip loonheffing wordt niet meer gebruikt op het loonstrookje. Er wordt weer inzichtelijk gemaakt dat deze loonheffing bestaat uit loonbelasting en de premies voor de afzonderlijke volksverzekeringen AOW/Anw/AWBZ. b. De door de werkgever betaalde premies/bijdragen voor de zorgverzekeringswet, de werkloosheidswet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) worden op het loonstrookje vermeld. c. In het geval er bij een werknemer - in het kader van een plaatsingsbevorderende maatregel vermindering van premieafdracht plaatsvindt, dan wordt dit op het loonstrookje vermeld. Niet alleen het loonstrookje is van belang. De anonimiteit van de verzorgingsstaat doet zich ook voor bij de volksverzekeringen. De SVB zou iedere persoon, die voor het eerst verzekerd wordt voor AOW/Anw, op de hoogte moeten stellen van zijn verzekerings- resp. premieplicht c.q. AOW-opbouw (zgn. AOW-pensioenbrief). De 15-jarige zal dan geconfronteerd worden met het feit, dat hij al vanaf 15 jaar (gratis) AOW-pensioen opbouwt en niet vanaf 18 jaar, de leeftijd waarop hij Zvw-verzekerd wordt. Op lange termijn Op de langere termijn is er een meer fundamentele verandering van de sociale zekerheid gewenst. Men moet daarbij denken aan de omzetting van de Zvw in een volksverzekering en 'paritaire' financiering van de werknemersverzekeringen. Door deze maatregelen zullen de werknemers daadwerkelijk inzicht krijgen in de wijze waarop de sociale zekerheid wordt gefinancierd. Het gaat in deze discussie om meer principiële zaken. 1. De Zvw is de facto een volksverzekering. Het betreft hier - net als de AWBZ - een ziektekostenverzekering. Het is onzinnig om de werkgever een bijdrage te laten betalen voor een ziektekostenverzekering. 2. De premies/bijdragen voor de werkloosheidswet en de wet inkomen naar arbeid worden principieel paritair gefinancierd. Deze wetten zijn werknemersverzekeringen, die door werknemers en werkgever gelijkelijk gefinancierd behoren te worden. 3. Deze voorstellen zullen wellicht leiden tot een verhoging van de werknemerslasten en verlaging van de c.q. werkgeverslasten. Uitruil van belastingheffing en socialezekerheidspremies is noodzakelijk. Deze veranderingen moeten er toe leiden dat het netto loonniveau c.q. de loonkosten gelijk blijven. Noten:
1. Het merendeel van de HR-professionals (50%) heeft nog nooit van de Wet Uniformering Loonbegrip (ULB) gehoord, of kent het alleen van naam. In 16% van de gevallen heeft het Hoofd Salarisadministratie er nog nooit van gehoord, bij medewerkers salarisadministratie ligt dit zelfs op 30%. Dit blijkt uit onderzoek van salaris- en HR-dienstverlener ADP onder ruim 500 Nederlandse HR-professionals. Auteur(s): Ger Essers, medewerker van EP lid Ria Oomen-Ruijten CDA-EVP