Focus
Glossarium financiële crisis • •
Financiële terminologie uitgelegd Eerste sectie: basisbegrippen
De financiële crisis die eind 2008 uitbrak met de ondergang van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers heeft zich over de hele wereld verspreid en is uitgegroeid tot de zwaarste economische crisis sinds de Grote Depressie van de jaren ’30. Ook de EU en de eurozone hebben te maken met de gevolgen daarvan. Dit glossarium probeert in eenvoudige bewoordingen de economische concepten te verklaren die de afgelopen maanden in de schijnwerpers stonden om de mechanismen die aan de crisis ten grondslag lagen te verklaren.
NL
Persdienst Directie media Directeur - Woordvoerder : Jaume DUCH GUILLOT Reference No.: 20100414FCS72750 Press switchboard number (32-2) 28 33000
1/6
Focus Economische basisbegrippen uitgelegd • •
Wat was de aanleiding voor de crisis? Uitleg in chronologische volgorde
Een aantal economische begrippen worden steeds weer in de media vaak gebruikt als het over de crisis gaat. Wij leggen ze hier uit. Ze zijn niet in alfabetische volgorde gerangschikt, maar zijn opgebouwd volgens de klassieke verhaallijn rond de oorzaken van de crisis. Handelsoverschotten en -tekorten. Een land heeft een handelsoverschot wanneer het meer goederen en diensten uitvoert dan importeert, d.w.z. wanneer het meer produceert dan verbruikt. Het heeft een handelstekort wanneer het meer importeert dan uitvoert, m.a.w. wanneer er voor importfinanciering meer geld het land verlaat dan het met de uitvoer van zijn producten verdient. In het eerste geval is het bewuste land schuldeiser of crediteur ten opzichte van de rest van de wereld, in het tweede geval is het schuldenaar of debiteur. Langdurige handelsoverschotten en -tekorten leiden tot Mondiale economische evenwichtsverstoringen, een situatie waarbij sommige landen er voortdurend omvangrijke en duidelijk onhoudbare overschotten op nahouden, terwijl andere landen langdurig grote, maar eveneens duidelijk onhoudbare tekorten laten zien. Crediteurenlanden met enorme handelsoverschotten (zoals Duitsland, China, Japan en de olie-exporteurs) verdienen meer aan export dan ze uitgeven aan import, met als gevolg dat de ontstane liquiditeitsoverschotten via de internationale financiële markten in het buitenland worden uitgeleend. Debiteurenlanden met enorme tekorten op de handelsbalans (zoals Griekenland en de VS) exporteren niet genoeg om hun importen te financieren, en vullen het aldus ontstane tekort op door het benodigde geld op de internationale financiële markten te lenen. Aangezien de planeet aarde geen handel drijft met andere planeten, moeten overschotten in het ene deel van de wereld zich noodzakelijkerwijs vertalen in tekorten elders - niet iedere economie kan immers als exportkampioen uit de strijd komen en meer exporteren dan zij importeert. Deficitlanden nemen deze exporten op in de vorm van importen. Bij gebrek aan financieringsmiddelen zien zij zich gedwongen bij de overschotlanden geld te lenen om hun importen te bekostigen. Het is min of meer te vergelijken met een autohandelaar die zijn klanten een lening aanbiedt voor de aanschaf van een auto. Het aangaan van leningen leidt er meestal toe dat De particuliere schuld - d.w.z. de schulden van consumenten en bedrijven - toeneemt. De financieringsoverschotten van de grote exportlanden brengen met zich mee dat er op de internationale financiële markten geld goedkoop ter beschikking komt, zodat het voor banken en andere financiële instellingen interessant is om dit geld toe te sluizen naar de bestemmingen waar de behoefte het grootst is. Bedrijven en consumenten in economieën die meer willen consumeren dan ze produceren zijn daarbij een voor de hand liggend doelwit. Daarbij kunnen echter problemen ontstaan met Slechte leningen, d.w.z. leningen die totaal niet of slechts ten dele kunnen worden afgelost. Banken die er niet in slagen (al) hun geld terugbetaald te krijgen, hebben het moeilijk om (al) het geld dat zij aan hun spaarders, andere banken of obligatiehouders verschuldigd zijn terug te betalen. De afgelopen jaren hebben de banken grote hoeveelheden geld uitgeleend voor consumptieve bestedingen en voor de bouw van onroerend goed; door de toenemende werkloosheid gaan consumptieve leningen en vastgoedleningen kopje-onder omdat projectontwikkelaars de door hen gebouwde huizen en kantoren, die zij met grote winst dachten te kunnen verkopen, niet meer kwijtraken.
20100414FCS72750 - 2/6
Focus Subprime-leningen gaven de aanzet tot de nu heersende crisis doordat zij als eerste onderuitgingen en daarmee de zwakke plekken blootlegden in het leningenbeleid van de banken. Er werden ondeugdelijke hypotheken verstrekt aan kredietnemers die deze alleen hadden kunnen aflossen als de huizenprijzen waren blijven stijgen, als de economie was blijven groeien en de rente laag was gebleven. Toen deze verwachtingen niet bleken uit te komen, konden kredietnemers niet meer aan hun verplichtingen voldoen en werden de banken met grote verliezen opgezadeld. Begrotingsoverschotten of -tekorten ontstaan wanneer de overheid in een bepaald jaar respectievelijk meer aan belastingen binnenkrijgt dan zij aan diverse goederen en diensten spendeert (overschot) dan wel indien zij meer uitgeeft dan zij aan belastingen ontvangt (tekort). Toen de banken aan de rand van de afgrond kwamen te staan, moesten de regeringen hen te hulp schieten door miljarden euro's in de banken te injecteren om de verliezen op slechte leningen te dekken. Een en ander leidde ertoe dat de overheidsbegrotingen als gevolg van de teruglopende belastinginkomsten in het kielzog van de recessie met forse tekorten te maken kregen. De overheidsschuld, de hoeveelheid geld die een regering aan haar crediteuren verschuldigd is - m.a.w. de gecumuleerde begrotingstekorten - is daardoor ook toegenomen. Dit wordt ook wel de openbare staatsschuld genoemd omdat het de belastingbetaler is die uiteindelijk de gelden moet opbrengen die nodig zijn om deze af te lossen. Een overheid die meer uitgeeft dan zij aan belastingen binnenkrijgt, moet extra geld lenen, meestal via de verkoop van Obligaties. Een obligatie is de toegezegde verplichting van de zijde van de verkoper van de obligatie (bijvoorbeeld de overheid) het geld dat hem door de kopers van de obligatie (bijvoorbeeld banken, pensioenfondsen e.d.) is geleend met rente terug te betalen. Het geld dat bij een obligatieverkoop wordt binnengehaald, wordt overgeheveld naar de begroting; beleggers in obligaties rekenen er uiteraard op dat zij in de toekomst met rente zullen worden terugbetaald. De rente op overheidsleningen is bepalend voor de druk die staatsleningen op de belastingbetaler leggen. Hoe riskanter de crediteur, des te hoger de rente - en hoe meer geld de overheid moet reserveren voor rentebetalingen in plaats van het te kunnen spenderen aan bijvoorbeeld gezondheidszorg. De rentespread is het verschil (in basispunten, 1% = 100 bp) in rente op obligaties die als de veiligste worden beschouwd (dit zijn Duitse Bunds in de eurozone) en andere obligaties. Wanneer de spread op obligaties van een bepaald land in de eurozone bijvoorbeeld 350bp bedraagt en Duitse obligaties een rente van 3% opbrengen, betekent dit dat het betrokken land 6,5% rente over zijn obligaties moet betalen. Het feit dat de spread zich verbreedt - en bijvoorbeeld van 300 naar 400bp oploopt - is een teken dat de beleggers ervan uitgaan dat de bewuste obligaties riskanter zijn geworden. Herfinanciering van schulden betekent dat zij moeten worden afgelost met nieuw geleend geld. Wanneer bestaande obligaties hun aflossingstermijn naderen, kan de overheid nieuwe obligaties uitgeven en de opbrengst daarvan gebruiken om beleggers in oudere obligaties terug te betalen. Dit is voor ministeries van Financiën overal ter wereld courante praktijk. Er ontstaat pas een probleem wanneer de beleggers niet tot herfinanciering bereid zijn omdat zij het risico te groot achten en gewoon hun geld willen terugzien. Credit default swaps (CDS) op staatsobligaties bieden beleggers in dergelijke obligaties een verzekering tegen wanbetaling (default), dus tegen de mogelijkheid dat de regering van een land het door haar verschuldigde geld niet (volledig) terugbetaalt. Wanneer een land aldus in gebreke blijft, krijgt de houder van de respectieve CDS zijn geld hoe dan ook terug; de verliezen worden in dat geval gedragen door degenen die de CDS hebben verkocht. Beleggers kunnen CDS kopen (d.w.z. zich indekken tegen verliezen op obligaties) bij diverse financiële instellingen zoals banken, hedgefondsen en andere instituties.
20100414FCS72750 - 3/6
Focus Een ongedekte CDS is een CDS die in handen is van een belegger die geen eigenaar is van de onderliggende obligatie. Er zijn speculanten die deze kopen om te gokken op de mogelijkheid dat de regering van een land haar schuldverplichtingen niet nakomt; hoe groter de kans op wanbetaling, des te hoger de waarde van de CDS, die een verzekering tegen wanbetaling vormt. De EU overweegt een verbod op deze praktijk in te stellen.
20100414FCS72750 - 4/6
Focus Hoe financiële instellingen geld verdienen • •
Hoe kunnen financiële instellingen geld verdienen? Wat gebeurt er als het misgaat?
In de vorige sectie hebben wij gezien dat sommige economieën veel meer geld verdienen met uitvoer dan zij uitgeven aan invoer. Het verdiende geld wordt elders uitgeleend. Dit geldt ook voor bedrijven en huishoudens; als zij meer verdienen dan zij besteden, kunnen zij geld uitlenen. Hier springt de financiële industrie op in door geld van spaarders naar leners te sluizen en met dit proces geld te verdienen (en steeds vaker te verliezen). Financiële bemiddeling, tussen hen die het zich kunnen veroorloven om geld uit te lenen en hen die het nodig hebben om te lenen, vindt zowel plaats tussen economieën (bv. China dat zijn handelsoverschotten in obligaties van de VS investeert) en onderling (bijvoorbeeld een bank die spaargelden van individuen aan een bedrijf uitleent om een fabriek te bouwen). De bekendste financiële tussenpersoon is een bank. De eigenaars van de bank hebben hun eigen geld, hun kapitaal, ingebracht. Zij zijn aandeelhouders van de bank. De zaken van de bank zijn eenvoudig: de bank leent geld van inleggers (bijvoorbeeld met een rentevoet op spaargeld van drie procent) en leent het aan huishoudens en bedrijven (bijvoorbeeld met een rentevoet van vijf procent) die geld nodig hebben. Aangezien de bank minder rente aan de spaarder hoeft te betalen (zijn passiva) dan het verdient aan rente op leningen en andere investeringen (zijn activa), maakt de bank een winst van vijf min drie procent. Zo werken deze dingen in goede tijden. Veronderstel nu dat de economie diep ineenstort. Zieke bedrijven en getroffen huishoudens beginnen problemen te krijgen met het terugbetalen van hun leningen. Dit brengt de bank in een lastig parket. De bank is namelijk nog steeds hetzelfde geldbedrag verschuldigd aan de inleggers en anderen (bijvoorbeeld aan andere banken) maar verdient minder geld op leningen omdat deze niet (geheel) worden terugbetaald Als de inleggers die hun geld op de bank hebben staan hun vertrouwen verliezen, dan kan er een run op de bank komen. Als u denkt dat heel veel van de bancaire leningen slecht hebben gedraaid, kan de instelling zich spoedig in een situatie bevinden waarin het geen contant geld meer heeft, de enige rationele daad is dan om uw geld zo snel mogelijk op te nemen. Als genoeg mensen uw voorbeeld volgen (omdat dit gewoonlijk tot paniek leidt) zal dit er toe leiden dat de bank niet meer liquide is. Aangezien de bank het grootste gedeelte van de fondsen van zijn inleggers heeft uitgeleend. Als slechts een paar inleggers hun geld op een bepaald moment terugvragen, kan de bank hier zonder moeite aan voldoen. Maar als alle inleggers hun geld tegelijkertijd terug willen, dan zal de bank gedwongen zijn om te sluiten - zelfs als het op langere termijn geen probleem zou hebben om de stortingen terug te betalen. Dit is iets anders dan een bank die insolvent is, een situatie waar zoveel leningen slecht zijn geworden dat het bedrag dat de bank aan zijn crediteuren verschuldigd is groter is dan de waarde van zijn leningen en andere activa. Zelfs als de activa onmiddellijk verkocht zouden worden, zou dit niet genoeg geld opleveren om de crediteuren te betalen. Wanneer een lening slecht wordt, registreert de bank een verlies, aangezien de activa die de bank bezit aan waarde hebben ingeboet (afschrijvingen). Verliezen zijn echter - indien niet te groot - de norm in het zakenleven. De banken moeten enkel ervoor zorgen dat zij genoeg geld hebben om hun schulden terug te kunnen betalen en zo zaken te kunnen blijven doen, zelfs als een klein gedeelte van de leningen in gebreke blijft. Vandaar dat
20100414FCS72750 - 5/6
Focus het kapitaal zo belangrijk is. Het kapitaal is het geld dat de eigenaren van de bank in het bedrijf hebben gestoken en zij hebben aandelen om dit te bewijzen. Dit kapitaal is op de eerste plaats om verliezen van slechte leningen op te vangen. Als de kapitaalbuffer goed genoeg is, hoeven de inleggers zich niet ongerust te maken over het terugkrijgen van hun geld van de bank. Enkel wanneer de verliezen de buffer opeten, zouden zij zich zorgen moeten maken. Genoeg kapitaal in huis hebben om economische stormen het hoofd te bieden wanneer leningen slechte leningen worden, is essentieel voor het vermijden van paniek. Dat is de reden waarom regelgevers kapitaalseisen hebben opgelegd. Dit betekent dat een bank tegenover elk bedrag aan uitgeleend geld een bepaald bedrag aan garantievermogen moet aanhouden . Eenvoudig gezegd, is dit de verhouding tussen het kapitaal van een bank en zijn activa, zoals leningen, hypotheken en obligaties; alles waar de bank andermans geld in heeft geïnvesteerd. Laten we zeggen dat de vereiste verhouding 8 procent is; dit betekent dat de banken 8 euro eigen kapitaal moeten hebben voor elke 100 euro die zij uitlenen. Dus zelfs als de bank enkel 92 euro terugkrijgt van de lening, kan de kapitaalbuffer het verlies dragen. Hoe hoger het garantievermogen, hoe veiliger het geld dat bij de bank is gestald. De hefboomwerking is een gelijkaardig concept, enkel omgekeerd. Het is de verhouding tussen schuld en kapitaal. Stelt u wilt voor 50 euro (uw kapitaal) op een paard wedden waarvan u zeker bent dat die de race zal winnen en op deze manier wilt u uw aanvankelijke investering verdubbelen. Dat is 100% winst! Maar wacht. Waarom zou u niet eerst 50 euro lenen (uw schuld) van uw vriend en dan met 100 euro wedden? Met een hefboomwerkingverhouding van 1 (één euro schuld voor elke euro kapitaal), zult u 200 euro verdienen, u betaalt uw vriend 50 euro terug en u zult zelf 150 euro overhouden, hiermee kan u uw aanvankelijke investering verdrievoudigen. Dat is de schoonheid van hefboomwerking - alleen werkt het wel twee kanten op. Als het paard de race verliest, bent u niet alleen uw 50 euro kwijt maar bent u uw vriend daarnaast nog 50 euro verschuldigd. Hefboomwerking maakt de winsten groter maar kan ook de verliezen groter maken. Het is belangrijk om in het achterhoofd te houden dat alle financiële instellingen, of het beleggingsfondsen, banken, pensioenfondsen of hefboomfondsen zijn op dezelfde manier opereren. Eerst moeten de eigenaars genoeg kapitaal verstrekken om een financiële firma te beginnen en eventuele verliezen te kunnen opvangen. Het bedrijf gaat dan te werk om geld (van inleggers, pensioenspaarders, investeringsbanken) te lenen en investeert het in diverse financiële producten (zoals het verstrekken van leningen en hypotheken of door obligaties of aandelen te kopen of te wedden op derivaten) om zo te proberen winst te maken. Hefboomwerking, dus het gebruik van andermans geld, is om de winst op de investeringen te verhogen. Wanneer leningen slecht worden, duiken de effectenbeurzen naar beneden en kan een land op het punt komen dat het moeilijk wordt om leningen terug te betalen. De verliezen die hieruit voortvloeien, zijn doorgaans veel groter dan dat wat de modellen van de financiële instellingen en van de regelgevers voorspelden. Het beschikbare kapitaal om de verliezen op te vangen, blijkt ontoereikend te zijn en paniek volgt. Als leningen het bloed van de economie zijn en de financiële markten de leidingen, dan kunnen de overheden in een dergelijke situatie niets anders doen dan met geld van de belastingbetaler op de proppen te komen. Om een dergelijk scenario te verhinderen, vindt het Europees Parlement dat strengere regelgeving voor de financiële markten nodig is.
20100414FCS72750 - 6/6