Wetenschappelijke
Woorden
Academisch
Glossarium
I.
Taaltest
Oefening 1 : Taaltest KU Leuven: Los deze vragen naar eigen inzicht op: a) Een onderzoeker start met het bestuderen van verschillende aspecten van een probleem. Wanneer hij dit gedaan heeft, vormt hij één algemeen besluit. Deze manier van werken heet: inductie/ deductie b) Maak de juiste combinatie Met ... van: betrekking/uitzondering/verhouding c) Wat betekent het onderlijnde woord? Het aantal mensen dat in België thuis een internetaansluiting heeft, groeit gestaag. In stadia/voortdurend/sterk d) Er komt een betere financiering van de student opdat het hoger onderwijs voor meer studenten toegankelijk zou worden. 'Opdat' is hier: correct gebruikt/niet correct gebruikt e) Welk woord ontbreekt in deze zin? Paniekgedrag lijkt een ongrijpbaar en oncontroleerbaar …………………………………... maar de Hongaarse onderzoeker Tomás Vicsek heeft er vorig jaar een wiskundig model voor opgesteld. Ontwerp/toestand/fenomeen f) Welk woord ontbreekt in deze zin? De vervuiling in onze steden neemt toe. ... blijkt het aantal gevallen van aandoeningen van de luchtwegen niet te stijgen. Bovendien/daardoor/nochtans g) De geschriften van Evgeniy Polsakov zijn hermetisch. Betekent dit dat : Evgeniy Polsakov een groot geleerde is Evgeniy Polsakov moeilijk te begrijpen is Evgeniy Polsakov weinig schrijft h) Een ratio, kan je dit: Raden/vaststellen/berekenen i) Als een wetenschapper ergens patronen in herkent, betekent dit: dat hij er regelmaten in herkent dat hij er onduidelijkheden in herkent dat hij er zwakheden in herkent j) Een wetenschappelijk artikel moet zo geschreven zijn dat men het onderzoek makkelijk zou kunnen ... regenereren/reproduceren/repeteren k) Wat betekent het onderlijnde woord? In de middeleeuwen was het water in rivieren en meren zo vervuild, dat men derhalve vaak bier dronk. Dus / desalniettemin/daarom/ als gevolg l) Het onderlijnde woord in de volgende zin kan ik vervangen door: Door middel van het invullen van een vragenlijst kan vastgesteld worden of u voor de subsidie in aanmerking komt. conform / middels / desalniettemin
1
m) Vervang het onderlijnde woord: De samenhang tussen deze zinnen is niet helemaal duidelijk. Kun je uitleggen wat je precies bedoelt? Synthese / cohesie / concatenatie / congruentie n) Kies uit: Wij hebben nog geen besluit genomen met betrekking tot/over onze vakantie van volgend jaar. o) Wat betekent het onderlijnde woord?.............................................................. Het aantal huishoudens met een mininuminkomen is het afgelopen jaar getripliceerd.
p) Welk woord past niet in de rij? manifest – apparent – markant
q) Vul correct in:
De etnografie kent gevallen waarin materies die contigu aan/ compatibel met / hibride zijn menstrueel bloed of de idee eraan oproepen reëel menstrueel bloed vervangen.
r) Kies juist:
In uw reactie eiste u een rectificatie/rehabilitatie in verband met de vernoeming van uw titel; wij hebben de wijziging van geoloog naar geograaf ondertussen doorgevoerd.
s) Vul deze drie woorden in op de goeie plaats : lethargie, malaise, stagnatie.
Ons land bevindt zich in een politieke …………………………………………. De onmogelijkheid tot het vormen van een regering leidt tot een …………………………………………….. in de beleidsvorming. Er heerst dan ook een algemeen klimaat van ………………………………..……….. na de reeds zo lange onderhandelingen.
t) Welk woord heeft geen ongeveer synonieme betekenis?
Succinct – lapidair - meticuleus – stringent – summier – pregnant
u) Vul in met: prolifereren of habiliteren of desemineren
Een macrofaag (of histiocyt) is ontstaan door specialisatie van cellen in het beenmerg, daartoe ………………………………………………….en differentiëren de myeloide progenitor cellen (die weer afkomstig zijn van de hematopoëtische stamcellen) in onder andere macrofagen.
v) Kies het juiste woord:
Hij belooft het geleende geld over een jaar na dato te restitueren/ augmenteren. w) Kies het beste woord: De maatregelen die werden getroffen tegen de rellen in de voorstad zijn niet menselijk. Onder een dergelijk Draconisch/ Spartaans bewind zal de rebellie enkel nog toenemen x) Welk woord past er niet in de zin?
In de proximiteit van de universiteit wordt er in allerhande wetenschappelijke bibliotheken diligent gewerkt. Onomstotelijk zit hier het summum van de intelligentsia bijeen om alle lacunes in onze kennis aan te vullen door niet-aflatend cerebrale activiteiten uit te voeren.
y) Kies uit:
Hij heeft licentieus / meticuleus zijn plicht vervuld.
z) In het magnum opus van James Joyce, “Ulysses”, wordt er op eminente wijze gespeeld met locutie .
a) Locutie betekent stijl, spreekwijze
b) Locutie betekent taal
c) locutie betekent directe rede
2
II. Wetenschappelijk taalgebruik
1. Inleiding
Wetenschap maakt gebruik van een apart wetenschappelijk egister of een apart lexicon. Dit faciliteert het de lezer niet een text te analyseren. Lexicon a) Op het latijn of het grieks gebaseerde woordenschat: vb. mero jure (= enkel naar het recht, zonder bijkomende overwegingen), commodificatie (evolutie waarbij alles tot commercieel goed wordt), partieel (= gedeeltelijk), melofobie (= afkeer van muziek. b) Woordenschat gebaseerd op andere moderne talen: de mêlee (= het heetste van de strijd, strijdgewoel), merit rating (systeem waarbij loon niet alleen wordt uitgekeerd op basis van arbeidsprestaties maar ook op basis van andere kwalficaties), mirador (= een uitkijktoren) c) Vakjargon: vb. melaniet (fluweelzwarte granaatsoort), megatherium (= een reuzenluiaard), memmekenskruid (= tamme kamperfoelie), Salchow (De Salchow, genoemd naar de schaatser Ulrich Salchow uit het begin van de 20e eeuw is een kantsprong waarbij men afspringt van de binnenkant van de linkerschaats. Typisch voor de Salchow is het tegenwijzerzin draaien om op de achterwaartse binnenkant van de linkerschaats voor de afsprong. Daarna brengt men het rechterbeen met een swing naar voor en boven om een draai te maken in de lucht. Met de swing kan men een momentum opbouwen, wat deze kantsprong de makkelijkste maakt.)
c) Verouderde woorden, boekentaal: jegens (tegenover), inzonderheid (in het bijzonder), mitsdien (omdat/doordat), onverwijld (zonder treuzelen), wiens/wier, een michielszomer (mooie dagen rond eind september), iets laken (= sterk afkeuren) (, nevensdien (= daarenboven), ofschoon (= hoewel) d) Uitdrukkingen, zegswijzen, beroemde citaten: mene tekel (dreigende waarschuwing, verwijzend naar Koning Belsazar op wiens wand te lezen stond: mene, mene, tekel ufarsin, vrij vertaald als : Gij zijt gewogen en te licht bevonden), hij is zo oud als Methusalem (OT = persoon die 969 jaar werd), timeo Danaos et dona ferentes (Ik vrees de Grieken ook als ze geschenken brengen, cfr. Het paard van Troje)
e) Verwijzingen: mephistophelisch ( cfr. Mephistopheles), messianisme (= geloof aan de Messias), miles gloriosus (= de grootsprekende soldaat, verwijzend naar Plautus), Moffrika (scheldwoord voor Duitsland), molotovcocktail (genoemd naar een minister van BZ in de USSR) f) Afgeleide woorden, voor-en achtervoegsels en samenstellingen: vb. mendiciteit (behoeftigheid, bedelstand), encanailleren (= omgaan met mensen beneden zijn/haar stand of rang), mesogeografie (geografische beschrijving van verschijnselen die de delen van de wereld betreffen), metagenesis ( generatiewisseling), miasmatisch ( betreffende ziektes voortkomend uit uitwasemingen van rottende stoffen), moerkonijn (wijfjeskonijn), moireren (een gevlamd patroon geven)
g) Citaten in andere talen: How is language organized to make meaning?. She points out that: as a linguistic approach to meaning in texts, systemic linguistics has (or has had) common ground with text and discourse analysts from a range of perspectives ..There have also been points of connection with research in areas such as sociolinguistics and the ethnography of speaking exploring ways in which social and cultural contexts impact on language
3
use . As a semiotic approach, it has common ground with semiotic theoreticians and those working in what has become known as Critical Discourse Analysis
h) Afkortingen: cfr. (confer = zie), ig (= ingenieur), Milva (militaire vrouwenafdeling), m.o.k. (= moeilijk opvoedbare kinderen), mrb. (motorboot) 2. Het academisch lexicon Het doel van wetenschappelijke/academisch woordenschat/lexicon is niet om je zinnen moeilijker/complexer en verward/confuus te maken/, maar om je de juiste/accurate termen/idiomen bij te brengen om je informatie/input zo beknopt/stringent en juist/correct mogelijk weer te geven zonder omslachtige of lange zinnen te hoeven gebruiken/ implementeren. Ga dus wijs om met deze lijst en gebruik deze woorden om lange beschrijvingen in te korten, de correcte termen te gebruiken en afwisseling te brengen in je taalgebruik en niet voor wetenschappelijke dikdoenerij!
Adjectiva Accuraat = correct, precies Adherent = nauw verwant Ambigu = dubbelzinnig Ambivalent = tegenstrijdig, tweeslachtig Apparent = duidelijk blijkend Arbitrair = willekeurig Benevolent = welwillend Bevattelijk = goed te begrijpen, duidelijk Categoriek = onverbiddelijk Categorisch = in categorieën onderverdeeld Cerebraal = wat de hersenen betreft, verstandelijk Coherent = samenhangend Compatibel = verenigbaar Complementair = overeenkomstig met Compulsief = dwingend, dwangmatig Contemporain = hedendaags Contigu = aan elkaar grenzend Contraproductief = niet productief Desastreus = catastrofaal Diligent = ijverig, toegewijd Distinctief = onderscheidend Draconisch = zeer streng Eclatant = schitterend Eenduidig = ondubbelzinnig Efemeer = kortstondig, van voorbijgaande aard Elementair = basis- , noodzakelijk Eminent = uitstekend Erudiet = geleerd Excessief = buitenmatig Exhaustief = totaal, volledig Exorbitant = overdreven, te veel eisend Exuberant = overdadig, overstelpend Facultatief / optioneel= mogelijk Frappant = treffend, opmerkelijk Funest = zeer schadelijk Geëxalteerd = overspannen, overdreven, in vervoering Gefundeerd = met bewijs, gegrond Gerenommeerd = bekend en geroemd
Geresigneerd = berustend, gelaten Gestaag =voortdurend Hallucinant = ontstellend, hallucinerend Hibride = uit ongelijksoortige delen bestaande Jenseitig = gericht op transcendentie. Judicieel = rechterlijk Kafkaiaans = raadselachtig en bedreigend Kwantitatief = volgens hoeveelheid of grootte Kwantificeerbaar = in getallen uitdrukbaar Lacuneus = onvolledig, gebrekkig Lamentabel = erbarmelijk, beklagenswaardig Lapidair = kort en kernachtig Latent = verborgen Legio = zeer talrijk Legitiem = wettelijk, wettig Letaal = dodelijk Lexicaal = de woordenschat betreffend Liberatoir = ontheffend, ontslagen van verplichting Licentieus = ongebonden, losbandig Limpide = doorzichtig Lucide = helder (van geest), duidelijk Lucratief = winstgevend Lumineus = lichtend, helder Lunatiek = maanziek, grillig, wispelturig Macchiavellistisch = op duivelse wijze sluw Malafide = ter kwader trouw Manifest = duidelijk Markant = opmerkelijk Meandrisch = gekromd, bochtig Meerduidig = voor meer dan 1 uitleg vatbaar Melioratief = een gunstige hoedanigheid aanduidend Mesurabel = meetbaar Meticuleus = nauwgezet Militant = strijdlustig Mimetisch = nabootsend Moderaat = gematigd Monetair = het geld betreffend Monotoon = eentonig
4
Moraliter = uit moreel oogpunt Morbide = ziekelijk Multifactorieel = van meer factoren afhankelijk Multilateraal = naar veel zijden gericht Mutabel = veranderlijk Navrant = hartverscheurend, pijnlijk Nefast = rampzalig Non-profit = zonder winstoogmerk Nonsensicaal = onzinnig Obligaat = voorgeschreven, verplicht Obstinaat = hardnekkig Occult = in het verborgene plaatshebbend Oedipaal = m.b.t. het Oeidipuscomplex Officieus = onofficieel Omnipotent = allesvermogend Omslachtig = met onnodige omhaal, wijdlopig Omstandig = breedvoerig maar volledig en nauwkeurig Omzichtig = voorzichtig, behoedzaam Ondermaats = beneden het vereiste peil Onachtzaam = onzorgvuldig Onderlegd = bekwaam Onereus = lastig, bezwarend Ongegrond/ongefundeerd = zonder bewijs Ongenaakbaar =ontoegankelijk Onomstotelijk = onweerlegbaar Onstoffelijk = immaterieel, spiritueel Ontheemd = uit je vertrouwde omgeving gerukt Ontiegelijk = heel (veel) Ontvankelijk = vatbaar Ontzagwekkend = ontzag inboezemend Onverheeld = niet verhuld Onverhoeds = plotseling Operationeel = werkzaam Opulent = zeer rijk Ostentatief = opvallend , opzettelijk Overdrachtelijk = figuurlijk Overmatig = (zeer veel) Panurgisch = schelms, doortrapt Paradoxaal = tegenstrijdig Paritair = op voet van gelijkheid Partieel = gedeeltelijk Pedant = belerend Pejoratief = een ongunstige hoedanigheid aanduidend Penetrant = scherp, doordringend Perfide = trouweloos, verraderlijk Performant = goed presterend Pernicieus = verderfelijk Perpendiculair = loodrecht Persistent = volhardend Persuasief = overtuigend Pertinent = stipt, nauwkeurig, met stelligheid, nadrukkelijk Poignant = schrijnend, ontroerend Potent = krachtig Poreus = poriën hebbend, kwetsbaar Posterieur = volgend, later Postuum = na de dood Precieus = kostbaar Preëminent = boven anderen voortreffelijk Pregnant = in beknopte vorm veel inhoudend
Prematuur = vroegtijdig Preparatoir = voorbereidend Pressant = dringend Prevenant = vriendelijk Proactief = initiërend, assertief Profaan = werelds, niet-kerkelijk Progressief = vooruitstrevend Provisoir = voorlopig Provocant = uitdagend Rabiaat = woedend Rancuneus = wrokkig, haatdragend Recalcitrant = onwillig, weerspannig Rassurant = geruststellend Ravissant = verrukkelijk Rayonnant = stralend, schitterend Rebutant = afstotend Recalcitrant = weerspannig, onwillig Recurrent = periodiek terugkerend Redundant = overbodig, overtollig Remanent = over-/achterblijvend Repugnant = weerzinwekkend Respectievelijk = in volgorde Reversibel = omkeerbaar Rigoureus = zeer streng, onverbiddellijk Ruraal = landelijk Saillant = opvallend Savant = geleerd Scabreus = gewaagd, onwelvoeglijk Schielijk = snel, haastig Scrupuleus = angstvallig, nauwgezet Sedentair = een vaste verblijfplaats hebbend Simultaan = tegelijkertijd Sinister = onheilpellend, duister Sofistisch = spitsvondig Solemneel = plechtig Solide = vast, stevig Solitair = eenzaam, afgezonderd Somptueus = weelderig, kostbaar Sonoor = helder klinkend Sordide = smerig, vuil Spartaans = hard, streng, bar Spitant = bruisend, vitaal Stelselmatig = in fasen, consequent Stringent = beknopt Submissief = onderdanig, nederig Summier = kort, bondig Substantieel = krachtig, voedzaam Subversief = reactionair, revolutionair Succinct = beknopt Suffisant = toereikend, voldoende Superficieel = oppervlakkig Suplementair = aanvullend, bijkomend Susceptibel = vatbaar, ontvankelijk Synchroon = gelijktijdig Taedieus = langdradig, vervelend Tentatief = tastend, proberend Turbulent =woelig, onrustig Unipolair / bipolair = met een pool, met twee polen Vigilant = waakzaam Vulgariserend = populariserend Unheimisch = vreemd, griezelig, onheilspellend
5
Vestimentair = wat de kleding betreft Vicieus = verdorven, slecht, gebrekkig, noodlottig (cfr. vicieuze cirkel) Vigilant = wakker, waakzaam, flink Vigoureus = krachtig, nadrukkelijk Viriel = mannelijk Virtueel = potentieel, voorwaardelijk
Virulent = aanstekend, aanvalskrachtig, venijnig Volumineus = omvangrijk Voluptueus = wellustig, wulps Voorbarig = te vroeg Voorgenoemd = hiervoor genoemd Voortvarend = energiek, doortastend Weergaloos = zonder gelijke
Substantiva Aberratie = afwijking Adaptatie = bijstelling, aanpassing Affiniteit = verwantschap Aliënatie = vervreemding Alteratie = verandering Amalgaan = mengsel van ongelijksoortige bestanddelen Annexatie = aanhechting Annihilatie = vernietiging Anomalie = afwijking Applicatie = toepassing Assumptie = vooronderstelling Autonomie = zelfstandigheid Aversie = afkeer Casus = geval Classificatie = onderverdeling Coherentie = samenhang Cohesie = samenhang Collisie = botsing Compendium = bijlage Component = samenstellend deel Conglomeraat = samenklontering Consensus = overeenstemming Corpus = een verzameling (bv. Van alle werken van 1 schrijver) Correlatie = wederzijdse onderlinge betrekking, verhouding Criteria = voorwaarden Deceptie = teleurstelling Delict = strafbaar feit Derivaat = een afgeleide Deviatie = afwijking Dichotomie = tweedeling Differentiatie = verscheidenheid, afwisseling Digressie = uitweiding Discours = de discussie, domein Discrepantie = verschil Dissident = andersdenkende Divergentie = het uiteenvallen Dogma = doctrine, leerstelling Echec = mislukking Einzelgänger = iemand die alleen staat, een buiteneentje Elan = vuur, passie, bezieldheid Equivalent = iets met een gelijke waarde als iets anders Exerpt = uittreksel Expansie = uitbreiding Expediënt = redmiddel, uitweg Facsimile = nauwkeurige nabootsing, reproductie Hiaat = plaats waar iets ontbreekt
Hiërarchie = rangorde Gedupeerde = slachtoffer Hyperbool = overdrijving Implosie / explosie Indicatie = aanwijzing Input/output = invoer / uitvoer Judicatuur = rechtspraak Judicium = vonnis Junctie = vereniging, verbinding Junctuur = verbinding Jurisdictie = rechtsgebied Jurisprudentie = rechtsgeleerdheid Justificatie = rechtvaardiging Kapittel = hoofd, hoofdstuk, onderwerp Kleptocratie = samenleving waarin de machtshebbers de burgers bestelen Kwadrant = een vierde deel Lacune = leemte, gebrek Laudatio = lofprijzing Lethargie = toestand van onverschilligheid en ongevoeligheid, inactiviteit Levant (De-) = het oosten Limitatie = begrenzing Liquidatie = afwikkeling, vereffening Litigant = strijdende of gedingvoerende partij Locutie = uitdrukking, spreekwijze Malaise = slechte toestand Mandataris = gevolmachtigde, beheerder van een mandaat Massificatie = het tot een massa worden Maturiteit = volwassenheid Maxime = grondregel, stelregel Memorabilia = gedenkwaardigheden Mores = zeden, gebruik Motiliteit = beweeglijkheid Non –event = iets wat (tegen de verwachting in) niet iets gebeurd Notie = besef, begrip, denkbeeld Occupent = bezetter Omen = voorteken Ontsteltenis = verbijstering Ootmoed = nederigheid Opportuniteit = geschiktheid van tijd of gelegenheid Opus = werkstuk Orbit = omloopbaan Origine = oorsprong Paganisme = heidendom Parameter = grootheid, variabele Patstelling = onoplosbare tegenstelling Pendant = tegenhanger
6
Perceptie = waarneming Periferie = omtrek, buitenkant, grens, rand Permeabiliteit = doordringbaarheid Plenum = voltallige vergadering Presumptie = vermoeden, veronderstelling Presuppositie = veronderstelling Pronostiek = verwachting, voorspelling Propositie = voorstel Proximiteit = nabijheid Radius = straal, omtrek Rancune = geheime vijandschap, wrok Realia = concrete zaken Recidivist = persoon die in dezelfde fout hervalt Rechute = terugval Rectificatie = rechtzetting Referaat = verslag, rapport, bericht, voordracht Regressie = achteruitgang Rehabilitatie = herstel van goede naam en eer Rejuvenatie = verjonging Regime = staatsbestel Reminiscentie = herinnering Remise = uitstel, kwijtschelding Rendabel = winstgevend Replica = kopie Represaille = daad van weerwraak Repressie = onderdrukking Residu = overblijfsel Resistentie = weerstand
Respons = antwoord Restrictie = beperking Reveil = herleving, opleving Soevereiniteit Soupçon = argwaan, verdenking Stagnatie = stilstand, stremming Stimulus = prikkel Stratum = laag Substitie (- substituut)= vervanging Successie = opvolging Summum = hoogtepunt, top Supplicatie = smeekbede, verzoekschrift Suppositie = veronderstelling Synopsis = overzicht Synthese = samenvatting Taciturniteit = stilzwijgendheid Temeriteit = overmoedigheid, vermetelheid These /antithese= stelling en tegenstelling Topos = vaak voorkomend onderwerp Vervlakking = nivellering Veto = verbod Virage = zwenking, bocht Vocatie = roeping, bestemming Voorafspiegeling = voorafbeelding, voorbode Vooronderstelling = hypothese, presuppositie, veronderstelling Vortex = draaikolk, wervelwind
Verba Abstraheren = abstract maken, distilleren Accumuleren = opeenhopen Affirmeren = bevestigen Alloceren = toewijzen Amenderen = verbeteren Aspireren = nastreven Augmenteren = vermeerderen Bijstellen (een visie bijstellen) Claimen = opeisen Coëxisteren = naast elkaar bestaan Conformeren aan = zich aanpassen aan Contesteren = tegenspreken, aanvechten Culmineren = zijn toppunt bereiken Deduceren = afleiden Effectueren = ten uitvoer brengen Equilibreren = in evenwicht houden Escaleren = uitlopen, uit de hand lopen, aangroeien tot Faseren = in fases verdelen Fingeren = verzinnen, een voorwendsel geven Fluctueren = stijgen en dalen Fraseren = verwoorden Gedogen = verduren, door de vingers zien Generaliseren = veralgemenen Genereren = opwekken, veroorzaken Habiliteren = handelingsbevoegdheid verlenen Implementeren = toepassen, gebruiken, opnemen in Incarneren = belichamen Kanaliseren = in vaste banen leiden
Kandideren = zich kandidaat stellen Leasen = (ver)huren Litigeren = een proces voeren Lobbyen = politieke druk uitoefenen Louteren =zuiveren Lynchen = ter dood brengen zonder proces Mainteneren = in stand houden Maximaliseren = een zo groot mogelijke waarde doen bereiken Moveren = bewegen, roeren Murmureren = ontevreden mompelen Muteren = veranderen Negotiëren /hernegotiëren= verhandelen Nivelleren = vlak maken Nopen = brengen tot, dwingen tot Normeren = als norm vaststellen Nuanceren = nuance aanbrengen Oblitereren = vernietigen Obstrueren = belemmeren Onderschrijven = bijtreden Onduleren = een golvende beweging maken Ontkrachten = weerleggen Ontspruiten = voortkomen uit Ontwaren = gewaarworden Opprimeren = onderdrukken Opteren = kiezen voor Optimaliseren = optimaal maken Perspireren = doorsijpelen Plebiciteren = met meerderheid kiezen Prevaleren = het overwicht hebben
7
Proclameren = afkondigen Prolifereren = sterk toenemen, zich vermenigvuldigen Pulseren = kloppen, slaan Ratificeren = een officiële overeenkomst bekrachtigen Reciproceren = reageren met een antwoord Reduceren = terugbrengen Relateren aan = linken aan, een verband leggen met Reproduceren = nabootsen Resigneren = afstand doen van Restitueren = teruggeven, herstellen, terugbetalen Revoceren = herroepen Roteren = draaien
Rumineren = herkauwen Sanctioneren = bestraffen Saneren = zuiveren Screenen = streng onderzoeken Seconderen = helpen = bijstaan Sensibiliseren = gevoelig maken Seponeren = terzijde leggen Solideren = bevestigen Stagneren = tot stilstand komen, blijven steken Stipuleren = bepalen, uitstippelen Supprimeren = onderdrukken, afschaffen Taquineren = kwellen, plagen Transcriberen = overzetten naar een ander tekensysteem Veruitwendigen = uiting, expressie geven Vulgariseren = populariseren
Varia (adverbia, idiomen) A fortiori = sterker nog A posteriori = achteraf A priori = van vroeger, al van vooraf An sich = op zich Beurtelings = om de beurt Bovenmatig = in ongewone mate Circa = ongeveer Condicio sine qua non=voorwaarde waaraan absoluut voldaan moet worden Confer = zie (bv. Cicero) Conform (vb. de wetgeving) = zoals vb. de wet voorschrijft, in overeenstemming met De facto = feitelijk Deo volente = als God het wil Derhalve = om die reden, dus Desalniettemin = nochtans, niettegenstaande dat Desbetreffend = betreffende dit Desondanks = niettemin Dixit (vb. dixit Paulus) = heeft Paulus gezegd, citaat van Paulus Doch = maar Evenredig met = in overeenstemming met Idem dito = precies hetzelfde In extremis = in het uiterste geval, tot het uiterste Ingeval = in het geval dat Inmiddels = ondertussen In tegenspraak met = niet in overeenstemming Inter vivos = onder de levenden Ipso facto = dus Linea recta = in rechte lijn Lucri causa = uit winstbejag Manu militari = gedwongen, geforceerd, met gewapender hand Met inclusie van = met inbegrip van Met name = te weten, namelijk Mijns inziens = naar mijn oordeel Mits = indien Mutatis mutandis = aangepast voor een andere toepassing Nagenoeg geen = bijna geen Navenant = in evenredigheid met
Onderhand = intussen Nec plus ultra = het allerbeste Non libet = het bevalt mij niet Normaliter = in normale omstandigheden Non liquet = het is niet duidelijk Non obstante = niettegenstaande Nugae canorae = mooie woorden zonder inhoud Ogenschijnlijk = schijnbaar Olim = voorheen (in de dagen van olim) Omissis jocis = alle gekheid op ’n stokje Omnium consensu = eenstemmig Onder pretext van = onder het voorwendsel dat Overigens = trouwens Parallel met = gelijklopend met Pecunia non olet = geld stinkt niet Placet = het behaagt mij Pur sang = van het zuiverste bloed Quod erat demonstrandum = wat te bewijzen was, het is bewezen Respectievelijk = in volgorde Stante pede = onmiddellijk Suo tempore = te zijner tijd Tacitus consensus = stilzwijgende overeenkomst Tantis verbis = met zoveel woorden Ten overstaan van = tegenover Ternauwernood = nauwelijks, bijna niet Totis viribus = uit alle macht Tunc et nunc = voorheen en thans Van rechtswege = volgens het recht Überhaupt = helemaal, eigenlijk Ungibus et rostro = met hand en tand Van oudsher = sinds de oorsprong, al altijd Vera causa = de werkelijke oorzaak Verbatim = woordelijk en letterlijk Zijn fiat geven = goedkeuring verlenen aan iets Vide et crede = zie en geloof Videlicet = te weten, namelijk Vis-à-vis = recht tegenover Vooralsnog = voorlopig Vrijwel = haast, bijna, nagenoeg Quasi = zo goed als
8
3. Oefeningen a) Ontlening: Welke types van mensen zie je hier?
een Einzelgänger een idiot savant
een sangfroid een cavalier seul
b) Ontlening: Maak een correct woord met de volgende pre-/sufffixen: prefix
suffix
alloautoanglobibliobiobureauchronoemergo- (werk) fysiogeoheteromacromelomonmononeoontoperipolyprosopopseudotelexeno-
-archie - biotisch -chtoon -cratie -fiel -fobie -didact -diversiteit -driehoek -ferie -foob -gamie -geen -grafie -kinese -kini -liberalisme -logie -manie -meter -nomie -pathie -valent -wetenschappelijk
combinatie
9
c) Woordenschat uit de klassieke oudheid Gaat het bij de volgende zaken om citaten uit beroemde teksten, uitdrukkingen, leenvertalingen of afleidingen of samenstellingen uit het Latijn of Grieks? woordsoort
betekenis 1 Timeo Danaos et dona ferentes. 2 Nomen est omen. 3 Quod erat demonstrandum. 4 terra incognita. 5 het zwaard van Damokles. 6 een godiaanse knoop. 7 een conditio sine qua non. 8 sisifusarbeid 9 mordicus 10 ipso facto 11 mutatis mutandis 12 verbatim 13 autocratie 14 een oligarchie 15 een misantroop 16 een pyrrusoverwinning 17 ad interim 18 een metamorfose 19 alea jacta est 20 een alias 21 bonafide 22 een caveat 23 nota bene 24 cui bono? 25 de facto 26 extra muros 27 fiat lux! 28 tempus fugit! 29 ibidem 30 id est 31 in situ 32 nil novum sub sole 33 persona non grata 34 semper idem 35 stante pede
... altijd hetzelfde … buiten de muren, off record … Dat wil zeggen … de dobbelsteen is geworpen! = het is beslist … De tijd vliegt! .. een andere naam … een basisvoorwaarde .. een dreiging .. een gedaanteverwisseling … Een kleine groep mensen heerst. … een mensenhater … een ongewenst persoon … een onoplosbaar probleem … één persoon belichaamt de macht. … een waarschuwing … effectief, daadwerkelijk … En er was licht! = de oplossing hebben … Geschenken van de vijand zijn niet te vertrouwen … Het woord zegt het zelf. … Let wel! … Niets nieuws onder de zon … onbekend terrein … onmiddellijk … op dezelfde manier … op dezelfde plaats als voorgaande voetnoot … overwinning met grote verliezen … ter goeder trouw … ter plaatse … ter vervanging … toegepast op andere omstandigheden… … verbeten … vergeefs werk … Voor wiens goed? Tot wiens voordeel? … Wat te bewijzen was! = Het is bewezen … woordelijk
10
d) Meerkeuze: Wat is “le mot juste” in deze casussen? antecedent ☐ een voorafgaand incident ☐ een grammaticaal verwijswoord ☐ de nasleep contesteren De centralistische politiek van de vorst en de regering werd door de progressieve beweging ook nog op een ander terrein gecontesteerd. ☐ betwist ☐ opgenomen ☐ verzekerd Bij de … van beide muziekstukken, blijkt Mortelmans toch de sterkere componist. ☐ nevenschikking ☐ juxtapositie ☐ contrastwerking ☐ patstelling Wat is niet synoniem met “plenair”? ☐ voltallig ☐ buiten ☐ compleet ☐ in open lucht Welk woord past in deze zin: De mogelijkheid om het werkvlak te doen hellen, verlaagt de graad van … van de nek en laat een beter zicht toe op de voorwerpen die bewerkt worden of op de inhoud van verpakkingen. ☐ abdicatie ☐ applicatie ☐ dissertatie ☐ inclinatie consolideren De Belgische revolutie was van dan af ook op binnenlands vlak geconsolideerd, tot in de steden toe. ☐ uiteengevallen ☐ verscheurd ☐ tot eenheid gekomen nivellering ☐ op een gelijk niveau brengen opwaarts ☐ op een gelijk niveau brengen neerwaarts ☐ verschillende niveaus aanbrengen ☐ van het ene naar het andere niveau gaan correlatie ☐ verband ☐ oorzaak ☐ gevolg ☐ grafiek
11
Is de volgende actie contraproductief? Waarom? Voor wie?
repercussie Deze transformatie in de financieel-industriële sector had vanzelfsprekend repercussies op andere terreinen van het economisch leven. ☐weerslag hebben op ☐weerstand vinden bij ☐ samenklinken met Zijn dit voorbeelden van patstellingen? Waarom wel of waarom niet?
Onderstaande voorbeelden bewijzen dat het taalgebruik van jongeren idiosyncratisch is. ☐ Akkoord ☐ Niet Akkoord Genkse jongerentaal of Cités: een meisje kraken (versieren), ga kakken! (ongeloof), een patat van een auto (een mooie auto), da’s shtijl! (da’s cool, mooi), gij schoen! (domoor!) paradigma Met zijn theorie dat de zon niet om de aarde draait, maar andersom, schiep Galileo Galileï een nieuw paradigma. ☐ doctrine ☐ zienswijze ☐ wet ☐ controverse Welke zijn correcte synoniemen voor “parameter”? ☐ maatstaf ☐ meetinstrument ☐ variabele ☐ richtsnoer
12
Continuüm: Zijn deze definities juist? ☐ een aansluitend geheel ☐ een hyperbolische functie ☐ een cyclische beweging ☐ de voornaamste game client van het computerspel Subspace. ☐ Een Canadese sciencefictionreeks over een groep rebellen uit het jaar 2077 die hun doodstraf ontlopen door terug te keren in de tijd. Deze getallenreeks is continu/ discontinu: 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 12, 13, 15, 16, 18, 19, … Welke “aspiratie” heeft Batman?
☐ ☐ ☐ ☐
Hij heeft niets gestudeerd. Hij is een self-made man. The Joker probeert hem bij iedere stap te dwarsbomen. Hij wil het kwaad verslaan in Gotham City. Hij kan vliegen.
conjunctuur Ondanks het feit dat de conjunctuur sterk schommelde, was het in het algemeen toch een vrij gunstige periode voor de afzet van de stijgende productie. ☐ niveau van maatschappelijke welvaart ☐ mate van diversiteit onder de bevolking ☐ mate van sociale omgang Een longitudinaal onderzoek is hetzelfde als een diachronisch onderzoek: ☐ Ja ☐ Nee consensus Over het aan banden leggen van het vorstelijke absolutisme, zoals Willem I dat had uitgeoefend, bestond een vrij algemene consensus. ☐ algemene gelijkheid van opvatting ☐ algemeen wachtwoord ☐ algemene code convergeren De parlementsleden hadden de taak die belangen in rationele termen te formuleren en vervolgens over te gaan tot het zoeken en vinden van de gemeenschappelijke noemer, waarin de burgerlijke belangen convergeren. ☐ samenkomen ☐ domineren ☐ afzwakken
13
Welke woorden sluiten aan bij de betekenis van “pragmatisch”? ☐ nuttig ☐ direct ☐ eerlijk ☐ praktisch ☐ gedreven ☐ didactisch Wat is niet synoniem voor “perifeer”? ☐ in de rand ☐ bijkomstig ☐ voorkomend ☐ marginaal Wat afwijkend gedrag is, varieert tussen samenlevingen onderling, maar ook daarbinnen tussen bijvoorbeeld sociale klassen. ☐ convergent ☐ detergent ☐ divergent ☐ adherent valide ☐ rijke ☐ werkelijke ☐ geldige ☐ onbetrouwbare adequaat Maar nog voor de regering goed en wel kon starten met de uitvoering van een aantal programmapunten, werd ze geconfronteerd met de gebeurtenissen van 1818, waaraan ze het hoofd bood door een zeer adequate tactiek te volgen. ☐ gelijkvormige ☐ geschikt voor het beoogde doel ☐ verwaterde monolithisch Het toenmalige katholieke politieke establishment was echter geenszins een monolithisch blok. ☐ katholiek georiënteerd ☐ uit één stuk ☐ niet katholiek georiënteerd
e) Kies de juiste prepositie: Werkwoord
preposities
afleiden blootstaan zich bezighouden meewerken overeenkomen voorafgaan blootstellen aanmerken deelnemen aanpassen inherent
door aan tot aan uit met aan van met aan tot
uit van van tot met aan uit over van tot aan
tot met met uit aan naar tegen op aan na met
14
f) Ontlening Ook uit andere talen worden vaak uitdrukkingen en woorden ontleend: Probeer samen de volgende uitdrukkingen te duiden: Betekenis 1 een echec 2 überhaupt 3 panta rei 4 avant la lettre 5 in spe 6 Wanderlust 7 côute que côute 8 The proof of the pudding is in the tasting 9 outsourcen 10 Il faut le faire! 11 Nachleben 12 desiderata 13 au fond 14 Lebensraum 15 common policy 16 Pappenheimer 17 formatteren 18 taskforce 19 ennui 20 the best of both worlds
Taal?
… algemeen beleid, algemeen geweten … alles is in beweging … de werkgroep … een mengeling van de voordeligste zaken uit twee opties … een mislukking … het resulaat is wat telt … hoe dan ook, sowieso, helemaal … iemand die men goed kent … in de grond … in een bepaalde vorm gieten … in wording … Je moet het maar doen! … kost wat kost … Levensruimte … uitbesteden … verveling … voor zijn tijd … voortleven, nabloei … wensenlijst … zin om de wereld te ontdekken
g) Combineer correct: 1. nagenoeg 2. accuraat 3. ambigu 4. exhaustief 5. lapidair 6. legio 7. respectievelijk 8. subversief 9. deviatie 10. discrepantie 11. lacune 12. vooralsnog
… … … … … … … … … … … … …
voorlopig, voor het ogenblik nauwgezet, foutloos, precies holte, leemte, tekort afwijking ontelbaar, talrijk, veel uitputtend, volledig opstandig, revolutionair afwijking, verschil zo goed als, vrijwel kort, bondig dubbelzinnig, meerduidig achterenvolgens verschil, onderscheid
15
h) Zoek in het rooster telkens twee synoniemen voor: overeenkomstig met hedendaags desastreus opmerkelijk eentonig samenhang
gedeeltelijk overtuigend vooruitstrevend/ vernieuwend beknopt toepassing
! Er staan twee woorden teveel in! analoog
lijzig
innovatief
notabel
probaat
cohesie
markant
actueel
summier
monotoon
resistent
applicatie
calamiteus progressief comparatief equivalent persuasief coherentie stringent
partieel
funest
utilisatie
ten dele
contemporain
i) Boekentaal. Wat betekenen deze woorden en welke van deze termen zijn nog goed Nederlands denk je? Welke zou je nog gebruiken? Welke ken je niet? Correct?
Beter?
Correct? Beter?
aangaande
middels
allengs
mijns
behoudens
inziens
bij dezen
mits
daarenboven
mitsdien
desalniettemin
ofschoon
desondanks
onverwijld
deswege
plotsklaps
doch
slechts
echter
terstond
evenmin
tevens
evenwel
thans
gans
volgaarne
geenszins
wederom
indien
weliswaar
inzake
wellicht
jegens
zulks
16
Op de website van “het Genootschap Onze Taal” vind je alternatieven voor een fris vocabularium! https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/ouderwets-taalgebruik j) Afkortingen a.d.h.v.
i.c.
a.h.w.
id.
a.s.
IMF
bnp
i.o.v
cc
i.t.t.
cao
kJ
ceo
m.b.t.
cfr.
m.n.
drs.
n.v.t.
e.d.
prof. em.
ggo
t.a.v.
GPS
Z.M.
Ha
ir.
17
II.
Wetenschappelijk schrijven
1. Inleiding Niet alleen op vlak van lexicon, maar ook grammaticaal kunnen wetenschappelijke en zakelijke teksten soms moeilijke constructies opzetten. Ook op vlak van syntax wordt het lezen ons dus bemoeilijkt. Syntax
a) Lange zinnen Uitgaande van de door Van Wijk voorgestelde bepaling kunnen we dus een onderscheid maken tussen eenledige zinnen - een woord of woordgroep, die door het verband van de omstandigheden of het verband met andere zinnen zinswaarde krijgt - en tweeledige zinnen, waarin een subject-sfeer en een sfeer van het praedikaat aan te wijzen zijn.
Splits al te lange zinnen bij voorkeur op. Dit komt de helderheid van je tekst ten goede. b) Samengestelde zinnen: veel nevenschikking en onderschikking In de antwoorden op de vragen in het kader van de voorhang van het Besluit zorgaanspraken AWBZ en vervolgens in antwoord op de vraag van de heer Bos bij de begroting van VWS is uiteengezet waarom de aftrek van 340 euro voor verzekerden die verblijven in Het Dorp, gezinsvervangende tehuizen, regionale instellingen voor beschermd wonen, de verpleeginrichtingen Amstelrade te Amstelveen, Nieuw Unicum te Zandvoort en het Zeehospitium te Katwijk aan Zee vervalt, namelijk omdat met ingang van 1 april 2003 de zorg waarop op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten aanspraak bestaat functiegericht wordt omschreven
Ook hier kun je er beter voor kiezen om te lange en ingewikkelde zinnen op te splitsen. c) Lange bijvoeglijke/bijwoordelijke bepalingen/betrekkelijke bijzinnen Gedurende het gehele tot de vaststelling leidende proces wordt bij de redactie van ontwerpen van besluiten, wat woordgebruik en zinsbouw betreft, rekening gehouden met het veeltalige karakter van de communautaire wetgeving; begrippen of termen die eigen zijn aan een bepaalde nationale rechtsorde mogen slechts met omzichtigheid worden gehanteerd.
Idem: helderheid moet primeren en dus vermijden we om teveel informatie in een zin te proppen. d) Bijgedachten: komma’s, tussen haakjes, gedachtestreepjes, voetnoten Het in het Franse recht welbekende begrip „faute” heeft in andere rechtsstelsels geen exact equivalent (met name in het Engelse en het Duitse recht); de voorkeur dient derhalve, naar gelang van het geval, te worden gegeven aan termen zoals „illégalité”, „manquement” (à une obligation) enz., die gemakkelijk in de andere talen kunnen worden vertaald: onwettigheid, niet-nakoming (van een verplichting) enz.
18
Vermijd overdadig gebruik van deze technieken. Ze maken je zinnen gefragmenteerd en je redenering moeilijk te volgen! Fout! Het repartitiestelsel heeft als voordeel, dat de bijdragen van de actieven, direct
gebruikt worden, ter financiering van de sociale zekerheid, en is, met andere woorden, een systeem, dat een soort van solidariteit tussen verschillende generaties realiseert. Als nadeel, kan worden ingebracht, de sterke afhankelijkheid van de demografische structuur. Als de bevolking veroudert, en het aantal actieven bijgevolg proportioneel daalt, zullen deze actieven, alsmaar zwaardere lasten moeten dragen. Juist! Het repartitiestelsel heeft als voordeel dat de bijdragen van de actieven direct gebruikt worden ter financiering van de sociale zekerheid. Het is met andere woorden een systeem dat een soort van solidariteit tussen verschillende generaties realiseert. Een nadeel is de sterke afhankelijkheid van de demografische structuur. Als de bevolking veroudert en het aantal actieven bijgevolg proportioneel daalt, zullen deze actieven alsmaar zwaardere lasten moeten dragen.
e) Passiefconstructies, participiumconstructies Afgaande op de bevindingen van Fowles en terugkoppelend naar het onderzoek van Mikhail Halliday kunnen we de genese van de functionele grammatica volgend, in overweging nemend dat …
Probeer deze constructies zoveel mogelijk te vermijden. Ze maken de zin onnodig complex en onduidelijk! Fout!
Het dalende geboortecijfer wordt door sociologen verklaard door het economisch functieverlies van het kind. Vroeger werden kinderen in het agrarisch, ambachtelijk en later industrieel productieproces ingeschakeld, zodat het gezinsinkomen werd verhoogd. Door de kinderen werden de ouders ook verzekerd van een inkomen tijdens hun oude dag. Door een reeks sociale wetten werd de situatie gewijzigd. Toen de schoolplicht werd ingevoerd , kon er door kinderen niet meer worden gewerkt. Toen het pensioenstelsel werd geïntroduceerd moest door de kinderen het pensioen van de ouders niet meer worden betaald. Sindsdien worden kinderen meer en meer als een kostenfactor dan als een inkomensfactor beschouwd.” Juist! Sociologen verklaren het dalende geboortecijfer door het economisch functieverlies van het kind. Vroeger werden kinderen in het agrarisch, ambachtelijk en later industrieel productieproces ingeschakeld, zodat zij bijdroegen tot het gezinsinkomen. De kinderen verzekerden hun ouders ook van een inkomen tijdens hun oude dag. De introductie van een reeks sociale wetten wijzigde deze situatie. Door de invoering van de schoolplicht gingen kinderen niet langer werken. Toen het pensioenstelsel werd ingevoerd, hoefden kinderen niet meer persoonlijk bij te dragen tot het onderhoud van hun bejaarde ouders. Sindsdien worden kinderen meer en meer als een kostenfactor dan als een inkomensfactor beschouwd.
19
2. Oefeningen
a) Maak een zin met de volgende woorden: dixit (zegt hij/zij, bij een citaat) ………………………………………………………………………………………………………………………… sinister (duister, sluw) ………………………………………………………………………………………………………………………… a priori (bij voorbaat, vooraf vastgelegd) ………………………………………………………………………………………………………………………… stipuleren (uitstippelen, bepalen) ………………………………………………………………………………………………………………………. quasi (zo goed als, schijnbaar) …………………………………………………………………………………………………………………………
b) Iemand ontslaan of iemand aanbevelen
a) Jij bent de baas van een bedrijf. Een werknemer (je buur) wil solliciteren voor een hogere positie. Schrijf een korte aanbeveling voor hem/haar. b) Je buur wordt ontslagen uit jouw bedrijf. Formuleer de reden van zijn/haar ontslag.
Je kunt je baseren op onderstaande lijst en op het voorbeeldje hieronder. Geachte mevrouw van Duijn, In ons gesprek van 24 februari is reeds uitgesproken dat wij uw arbeidscontract niet zullen verlengen. De reden voor dit besluit is dat u niet kunt voldoen aan de eisen die wij voor deze functie hadden gesteld. Deze eisen en uw tekortkomingen op deze gebieden zijn in eerdere gesprekken met u besproken, maar helaas bent u niet in staat geweest deze te verbeteren. Dit betekent dat uw laatste werkdag is op 26 april 2012 Mocht u vragen hebben over deze brief, dan kunt u contact opnemen met de heer Beeken. Hij is bereikbaar van maandag tot en met donderdag van 08:00 uur tot 17:00 uur. Hoogachtend, Baan en vacature BV CV. Baan Directie
20
John Smith - Aanbeveling voor de Promotie Ik heb nauw samengewerkt met John Smith in de afgelopen jaren, terwijl hij werkzaam is geweest als Marketing Assistent in de Communications Office. Ik ben altijd onder de indruk van zowel de houding van John op weg naar zijn werk en zijn prestaties op het werk. Zijn interpersoonlijke en communicatieve vaardigheden hebben toegestaan dat hij een sterke werkrelatie met zowel onze klanten als onze medewerkers te ontwikkelen. John beschikt over goede schriftelijke vaardigheden die hem in staat stelde de kwaliteit correspondentie en publicaties samen te stellen. Hij heeft ook de analytische vaardigheden om problemen te diagnosticeren en te bedenken haalbare oplossingen. Zijn vermogen om kalm te blijven tijdens stressvolle periodes, zoals het einde van het jaar bewijst zijn vermogen om goed te werken onder druk. Hoewel John is een enorme aanwinst voor ons kantoor, zijn deskundigheid, de ervaring die hij heeft opgedaan op het werk, en het voortgezet onderwijs lessen die hij heeft deelgenomen hem maken hem tot een uitstekende kandidaat voor promotie. Ik raad hem voor een promotie zonder voorbehoud. Laat het me weten als u meer informatie nodig. Jane Doe
………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………………
21
c) Kies vier zinnen. Gebruik de volgende woorden in een correcte zin: navrant - inertie – nopen
………………………………………………………………………………………………………………………… derivaat – limpide – de facto
………………………………………………………………………………………………………………………… hiaat – seponeren – malafide
………………………………………………………………………………………………………………………… stipuleren – recidivist – pernicieus
………………………………………………………………………………………………………………………… navenant – affiniteit – saillant
………………………………………………………………………………………………………………………… legio – alloceren – casus
………………………………………………………………………………………………………………………… überhaupt – fingeren – onomstotelijk
………………………………………………………………………………………………………………………… reveil – Spartaans – aliënatie
………………………………………………………………………………………………………………………… echec – anomalie – coherentie
…………………………………………………………………………………………………………………………
d) Waarom zijn de volgende pogingen tot een gevarieerd taalgebruik mislukt? • • • • • • • • •
Het curriculum van speelgoed duurt meestal zeer lang……………………………………………… De oerknal veroorzaakte een expansie……………………………………………………………………..… Versus mij zit een raar iemand…………………………………………………………………………………….. Ik vind het bericht over de schending van de mensenrechten in Bulgarije werkelijk hallucinerend………………………………………………………………………………………………………………….. “ In interiore veritas habitat”, confer Augustinus…………………………………………………………. Wanneer een redenering enkel naar vorm juist is, is het een formeel correcte redenering ipso facto…………………………………………………………………….............................. Wanneer we de bestudeerde landen vergelijken, zijn de armste landen in ons onderzoek respectievelijk Nieuw-Zeeland, Egypte en Haïti………………………………………… De topos van de “schlemiel”in het werk van Arnon Grünberg komt maar drie keer voor in zijn romans……………………………………………………..…. Er was een bovenmatig minieme opkomst voor de solidariteirsactie……………………………
22
e) Bij het schrijven van een zakelijke tekst moet je verschillende futen proberen te vermijden. Van welke onderstaande fout zie je hier een voorbeeld? a) Te algemene, vage woorden en omschrijvingen. Niet exact genoeg. b) Te weinig variatie in het taalgebruik. Teveel herhaling, saaie tekst. c) een te lange omschrijving die je ook gemakkelijk korter kunt weergeven. d) Geen uitleg van abstracte begrippen of standpunten. Geen voorbeelden of verdere omschrijving/ uitleg geven waar dat nodig is. e) Te informele taal, te anekdotisch, te poëtisch, te familiair.
•
Bij Papio sp. is het zeugopodium én het autopodium in verhouding tot de totale pootlengte langer dan bij Hylobates sp. (=De baviaan heeft langere onderpoten dan de gibbon.)
•
En bij de heldere tonen van een vijfstemmig koraal werd ik in de zachtste, blankste armen met rustige vleugelslagen opwaarts gevoerd.
•
Bij de beoordeling van de resultaten bleek dat de planten het experiment goed doorstaan hadden.
•
De acetylcysteïne bevordert de uitscheiding van de schadelijke paracetamolmetabolieten, dit gaat hepatoxiciteit (leververgiftiging) en renaal falen tegen.
•
Het is algemeen bekend dat er in deze materie een veelheid aan oplossingen mogelijk zijn om het probleem het hoofd te bieden.
•
Dit bedrijf zit qua synergetische effecten in het dal van de S-curve. (Dit bedrijf heeft last van de fusie.)
•
Er zijn meerdere oorzaken die tot deze ramp geleid kunnen hebben.
•
Er zijn veel verschillende soorten reptielen aanwezig in de onderzochte biotoop. We hebben via de resultaten van onze metingen kunnen vaststellen dat er meer grote reptielen dan kleine reptielen voorkomen in onze biotoop. Deze kleine reptielen uit de biotoop vegeteren op de hittebestendige planten die een minimum aan vocht bevatten dat voldoende is voor de voorkomende soorten reptielen.
f) Wat past het beste? 1. Zo wordt bijvoorbeeld aan iedereen die in het huwelijk geeft/treedt/gaat, de mogelijkheid gelaten voor het huwelijk een huwelijksgoederenovereenkomst te sluiten. 2. De koop is tussen partijen voltrokken en de koper verkrijgt van rechtswege de eigendom in relatie met/ten gevolge van/ten aanzien van de verkoper, zodra er overeenkomst is omtrent de zaak en de prijs. 3. De erflater zal zich dus aan elk van de voorgeschreven formaliteiten dienen over te geven/te onderwerpen/te beschikken, zo hij wil dat zijn daad rechtsgevolgen heeft.
23
4.
Dit
openbaar
gezag
wordt
in
de
moderne
samenleving
samengevallen/geïdentificeerd/verkozen met de staat. 5. De bedoeling van dit artikel bestaat erin, dat personen aan anderen die zich in gevaar bevinden, de nodige hulp zouden opgeven/opmaken/bieden. 6. Het subjectieve recht zoals hel eigendomsrecht bestaat slechts wanneer het objectieve recht het vereert/oplicht/bekrachtigt. 7. Is een persoon nu eigenaar, dan put hij uit dit objectief recht een bevoegdheid om zijn eigendomsrecht te verzaken/doen gelden/ verlenen. 8. Rechtsregels zullen dus slechts verbonden zijn/bindend zijn/vernietigend zijn, indien zij op geldige wijze zijn tot stand gekomen. 9.
Personen
die
geen
krankzinnigen
zijn,
kunnen
eveneens
aan
strafbaarheid
ontsnappen, wanneer aangetoond wordt dat zij gehandeld hebben onder dwang van een macht die zij niet konden bieden/ konden weerstaan/konden verlenen. 10. De godsdienst regelt de betrekkingen tussen God en de mensen, het recht introduceert/voorziet/reglementeert de verhoudingen tussen de mensen onderling.
f) Lees de volgende fragmenten uit academische teksten. Kun je de onderlijnde woorden verklaren? Uit welk wetenschappelijk domein komen deze teksten? Wat wordt er eigenlijk gezegd in het tekstfragment of waarover gaat het? Door echter zichzelf en de principes van zijn maatschappelijke handelen los te koppelen van de vroegere, voorafgegeven sacrale orde - en dit een tweede element - wordt de moderne mens op zichzelf teruggeworpen en moet hij zelf instaan voor de uitbouw van een leefbare wereld. Met historisch pregnante ervaring breekt het moderne zelf-verstaan aan. Pendant van dit moderne zelfverstaan is de idee van een maakbare wereld: de idee dat de moderne mens, steunend op zijn eigen redelijk inzicht, de wetten van de natuur kan doorgronden; dat hij die natuur aanwenden voor het eigen nut, en dat hij samen met andere vrije individuen in vrede kan leven in een efficiënt ingerichte en rationeel geordende maatschappij. Dit is de droom van de Verlichting. _______________________________________________________________________ Ik geef hiermee toe dat een Lacaniaanse lectuur van dit verhaal weldegelijk mogelijk, zelfs plausibel is maar ik betwijfel of een dergelijke lezing kan volstaan, en ik twijfel ook aan de autoriteit waarmee deze desondanks wordt verkondigd. Door de autoritaire bewering dat "deze lezing volstaat" plaatst de theoreticus zichzelf in de rol van de meester, steeds bereid en in staat onze levens in het autoritaire discours van een of ander allesoverheersend narratief in te passen. _______________________________________________________________________ Men vindt dat er in de correlatiedidactiek nog steeds een verborgen ontologische agenda werkzaam was. Men probeerde ‘ervaring’ en ‘traditie’ op zo’n manier aan elkaar te koppelen dat men via de ervaring de ware betekenis van de traditie wilde onthullen. De basisgedachte is dat traditie en ervaring met elkaar verbonden zijn. Een dergelijk positief geloof in de correlatiedidactiek was maar mogelijk doordat de christelijke traditie nog steeds de achtergrond vormde. Hoe meer de samenleving pluraliseerde, hoe meer men echter moest vaststellen dat de correlatiedidactiek niet meer werkte.
24
Vele leerlingen haakten af wanneer de duiding vanuit de traditie aan de ervaringsanalyse gekoppeld werd. Het werkte zelfs contraproductief; ze herkenden de verborgen ontologische agenda. Ze zijn allergisch voor de koppeling. De nieuwe benadering vertrekt nog altijd vanuit de correlatiedidactiek, maar wordt vooral gekenmerkt door correlatieve pluraliteit en door een meer bescheiden christelijke correlatiedidactiek. Het besef is gegroeid dat de menselijke ervaring een veelzijdig interpreteerbare werkelijkheid is, die kan correleren met de christelijke traditie, maar die niet automatisch en exclusief met de christelijke traditie hoeft te correleren. Op die manier wordt de band tussen traditie en ervaring losser gemaakt. Vijandschap jegens de kunst manifesteert zich eerst en vooral in theorieën die een hegemonische autoriteit inzake interpretatie voor zich opeisen en de betekenis van de techniek in ons dagelijks leven minimaliseren.
___________________________________________________________ De tekst van Gilbert Larochelle beschrijft drie opeenvolgende situaties: (1) een situatie van stabiliteit (vanaf het einde van de achttiende eeuw), (2) een (recente) situatie van crisis en (3) een nieuwe situatie, die nog gestalte moet krijgen, praktisch zowel als conceptueel. In de actuele crisis komt de vraag op naar de (praktische en conceptuele) mogelijkheidsvoorwaarden voor een nieuwe stabiliteit, een nieuw equilibrium, met name een nieuw auteursbegrip. De tekst van Larochelle is dus opgebouwd volgens een welbekend script of schema dat zich als volgt laat weergeven: S1 [verleden: equilibrium] - > S2 [heden: crisis] - > S3 [toekomst: nieuw equilibrium?] Het beginmoment is een stabiele, genormaliseerde, betrekkelijk duurzame situatie die gedomineerd wordt door de standaard-opvatting inzake auteurschap en intellectueel eigendom zoals die aan het einde van de achttiende eeuw (door Kant en anderen) onder woorden werd gebracht. Larochelle spreekt over het klassiek-humanistische archetype. Het betreft een gereguleerde, symbolische orde waarin de "signatuur" van de auteur het werk als diens eigendom bestempelt. Deze symbolische (juridisch-economische) orde heeft zowel een positief als een negatief aspect. Zij maakt de legitieme productie van teksten mogelijk door enerzijds auteursrecht te garanderen en anderzijds plagiaat te verbieden. Op een bepaald moment treedt een situatie van crisis in. De symbolische orde raakt in ongerede, primair door de dood van de auteur, op materieel niveau door de introductie van nieuwe communicatietechnologieën. Het boek is nu een grafmonument, eerder dan een levensteken van de weggevallen auteur. Het belang van context en intertekstualiteit is nu een basale evidentie. De sporen van de auteur, als originele schepper van het werk, worden uitgewist. In plaats van producent van originele gedachten treden anonieme individuen die (reeds bestaande) gedachte-elementen op een bepaalde wijze combineren. Het discours is er eerder dan de auteur. In deze situatie van crisis komt onvermijdelijk de vraag op naar de mogelijkheidsvoorwaarden van een nieuw equilibrium. Het spreekt voor zich dat dit equilibrium zal moeten afrekenen met (zich zal moeten distantiëren van) niet langer plausibel geachte ficties inzake de originaliteit van de auteur, en zich rekenschap zal moeten geven van de sterk gewijzigde condities waaronder teksten tot stand komen en circuleren. Is het in deze situatie nog mogelijk te spreken over zaken als intellectueel eigendom, over plagiaat? Juist op dit punt, daar waar het nieuwe perspectief aan de orde is, blijkt de tekst van Larochelle onbevredigend en summier. Hij schrikt terug voor de conclusie dat noties als auteurschap en plagiaat geheel en al zouden hebben afgedaan, maar de contouren van het beoogde nieuwe midden tussen "humanisme" enerzijds en "nihilisme" anderzijds blijven vaag. Is het mogelijk noties als "auteur" en "plagiaat" preciezer te definiëren? _______________________________________________________________________
25
Openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen Artikel 1 § 1. Voor de toepassing van hoofdstuk I van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen, hierna “de wet” genoemd en van dit besluit worden met stemrechtverlenende effecten die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen, gelijkgesteld : 1° de obligaties die in stemrechtverlenende effecten converteerbaar zijn, wanneer hun houder het recht heeft hun conversie te eisen of zich er toe verbonden heeft deze te converteren; 2° de al dan niet in effecten belichaamde rechten om in te schrijven op nog niet uitgegeven stemrechtverlenende effecten, wanneer hun houder het recht heeft de inschrijving op de betrokken aandelen te eisen of zich er toe verbonden heeft hierop in te schrijven; 3° de al dan niet in effecten belichaamde rechten om uitgegeven stemrechtverlenende effecten te verwerven, wanneer hun houder het recht heeft hun verwerving te eisen of zich er toe verbonden heeft deze te verwerven. Het 2° en 3° zijn niet van toepassing, tijdens de uitgifteperiode van de effecten waarop zij slaan, op de inschrijvingsrechten die het voorkeurrecht…
___________________________________________________________
De grens tussen pseudowetenschap en 'echte wetenschap' is niet altijd duidelijk. Daarom wordt er gezocht naar een zogenaamd demarcatiecriterium: een criterium dat de grens ('demarcatie') tussen echte wetenschap en pseudowetenschap aangeeft. Het demarcatiecriterium van Karl Popper is erg bekend geworden. Popper stelde dat de wetenschap falsificeerbare uitspraken dient te produceren.
Als een bepaalde theorie getoetst kan worden, dan kan het echte wetenschap zijn, hoe vreemd of verbazingwekkend of heterogeen de uitspraken of voorspellingen ook zijn. Ook de wijze van toetsen kan echter in voorkomende gevallen als pseudowetenschappelijk worden beoordeeld (zie onder). Het handhaven van een theorie die in strijd is met de uitkomsten van wetenschappelijke experimenten is onwetenschappelijk, maar als zodanig geen pseudowetenschap. Pseudowetenschap is te onderscheiden van protowetenschap door te bekijken of een wetenschappelijke methode is gebruikt. Protowetenschap kan worden gedefinieerd als speculatie of een hypothese waarvan een adequate toetsing volgens de wetenschappelijke methode nagestreefd wordt maar nog moet plaatsvinden. Pseudowetenschap daarentegen wordt gekenmerkt door toetsen met (al dan niet verborgen) sturende aannames, met voorgeselecteerde gegevens, met fouten in de gehanteerde logica of waarvan de uitkomsten op vooringenomen wijze worden geïnterpreteerd. In andere gevallen wordt toetsing opzettelijk nagelaten of onmogelijk gemaakt. Toch is het vaak moeilijk om pseudowetenschap te ontmaskeren.
26
g) Huiswerk: Samenvatten = bevattelijk de inhoud weergeven van een moeilijke tekst. Geef nu in je eigen woorden zo kort mogelijk weer wat er in deze tekst precies gezegd wordt, zonder de nuances over te slaan.
Discoursanalyse Discoursanalyse (DA) is een interdisciplinaire stroming die op het einde van de jaren '60 en in het begin van de jaren '70 is ontstaan als een kruisbestuiving tussen linguïstiek, literatuurstudie, antropologie, semiotiek, sociologie, psychologie en communicatiewetenschap (Van Dijk, 1988, p. 17). Het interdisciplinaire karakter van DA heeft niet alleen een grote theoretische en empirische verscheidenheid tot gevolg gehad, maar heeft tegelijk een veelheid aan invalshoeken en benaderingen doen ontstaan, die niet altijd even gemakkelijk te verzoenen zijn. Illustratief hierbij is de discussie over de definitie van discours an sich, waarbij steevast wordt gewezen op de terminologische spraakverwarring. 'The term discourse integrates a range of meanings in its everyday and philosophical uses, which sometimes seems to contradict or exclude one another.' (Wodak, 1996, p. 12) In Fairclough is een overzicht terug te vinden van de verschillende manieren waarop de term 'discours' gebruikt wordt: ''Samples of spoken dialogue, in contrast with written text'; 'spoken and written language'; 'situational context of language usage'; 'interaction between reader writer and text'; 'notion of genre' (for example newspaper discourse).' (Fairclough, 1992, p. 3) Ondanks deze verschillende invalshoeken hebben deze invullingen van DA wel twee gemeenschappelijke elementen, die in de meeste definities van DA terug te vinden zijn. Bijvoorbeeld Wodak gebruikt de volgende definitie: 'Discourse may thus be defined as 'text in context' (Van Dijk, 1990, p. 164) on the one hand; as a 'set of texts' on the other (Dressler/Merlini-Barbaresi, 1994, p. 6ff). [...] Van Dijk (1990, p. 164) points to an additional decisive aspect, which is that discourse should be understood as action: "I understand 'discourse' ... both as a specific form of language use, and as a specific form of social interaction, interpreted as a complete communicative event in a social situation.' (Wodak, 1996, p. 14) Een eerste element dat uit deze definitie kan afgezonderd worden, is dat discours een sociale actie impliceert. Taal wordt niet gezien als een zuiver intellectuele, cognitieve activiteit, maar als een onderdeel van een ruimer, sociaal geheel. Het spreken zelf wordt als een activiteit beschouwd, die voorgebracht wordt binnen een situatie en die op zijn beurt nieuwe situaties kan voorbrengen. Deze denkwijze steunt onder andere op werk van Austin (en het concept 'communicatieve acts') en van Wittgenstein (het concept 'language-games'). Het standaardvoorbeeld van een 'communicative act' zijn de woorden 'I do' (of voor de Nederlandstaligen: 'Ja') die bij een huwelijk worden uitgesproken. Eén van de voorbeelden van de taalspelen van Wittgenstein is een bevel geven, en een bevel gehoorzamen: 'De taal moet de communicatie mogelijk maken tussen een bouwer A en zijn helper B. Bij het bouwen gebruikt A de volgende bouwelementen: blokken, pilaren, platen en balken. B moet de elementen aangeven, en wel in de volgorde waarin A ze nodig heeft. Voor dit doel bedienen zij zich van een taal die bestaat uit de woorden 'blok', 'pilaar', 'plaat', 'balk'. A roept ze af; - B brengt het element dat hij geleerd heeft op die roep te brengen.' (Wittgenstein, 1976, p. 32) Beide voorbeelden illustreren uitstekend dat met dit taalgebruik onlosmakelijk actie verbonden is. Vooraleer het tweede en belangrijkste element uit de discoursdefinitie van Wodak te distilleren, is het noodzakelijk het woord 'tekst', dat zowel in de definitie van Van Dijk als in de definitie van Dressler en Merlini-Barbaresi gebruikt wordt beter te omschrijven,
27
aangezien de definities van deze term aanzienlijk verschillen. Ten eerste is er de definitie van tekst die zich baseert op het meer algemene taalgebruik, waarbij tekst gereserveerd wordt voor geschreven taal. Bijvoorbeeld Van Dijk verwijst naar deze definitie, als hij stelt dat DA zich moet richten op zowel gesproken als geschreven taal: 'Although many discourse analysts specifically focus on spoken language or talk, it is therefore useful to include also written texts in the concept of discourse. [...] In sum, discourse studies are about talk and text in context.' (Van Dijk, 1997, p. 3) In een tweede benadering - waar in dit hoofdstuk de voorkeur aan gegeven wordt wordt dit onderscheid tussen gesproken en geschreven taal niet in de definitie van tekst opgenomen. Zoals Brünner en Graefen stellen, wordt tekst dan gedefinieerd als de materialisering van linguïstisch gedrag: 'In the context of a theory of linguistic behaviour, it is an essential determination of the text, that the linguistic behaviour, which is made material in the text, is detached from the overall common speech situation just as is the receptive behaviour of the reader the common ground being understood in a systematic, not a historical sense. In a text, speech behaviour assumes the quality of knowledge, which is in the service of transmission and is stored for later use; ... the written form, which is constitutive for the everyday use of the term, and today is frequently regarded as almost synonymous with 'text', is therefore not a necessary feature of a text.' (Geciteerd in (Wodak, 1996, p. 1314)) Daarnaast is er ook nog de definitie van tekst van Fiske, die de term tekst vanuit een ontvangersperspectief bekijkt. Televisieprogramma's zijn het product van de beeldindustrie, teksten het product van de ontvanger: 'A text is the site of struggles for meaning that reproduce the conflicts of interest between the producers and consumers of the cultural commodity.' (Fiske, 1987, p. 14) Zoals hierboven reeds werd aangestipt, is de meest wezenlijke eigenschap van DA het belang dat aan de context van een tekst wordt gehecht. Van Dijk stelt dat het doel van DA ligt in het geven van expliciete en systematische beschrijvingen van discoursen. In deze beschrijvingen zijn steeds twee dimensies aanwezig: een tekstuele en een contextuele, waarbij deze laatste dimensie volgens van Dijk varieert van cognitieve processen tot socio-culturele factoren (Van Dijk, 1988, p. 24-25). Anderen spreken - in navolging van Foucault - over discours als een sociale praktijk, zoals bijvoorbeeld in de formulering 'het medisch discours'. Het gemeenschappelijke uitgangspunt en de meest fundamentele vooronderstelling van DA blijft echter de contextafhankelijkheid, of dit nu de macro-context of de micro-context is. Het naar voren brengen van deze contextafhankelijkheid heeft twee - onderling nauw verwante - voedingsbodems, namelijk het anti-fondationalisme en het anti-essentialisme. Het anti-fondationalisme gaat van de basisveronderstelling uit dat 'truth is not discovered, but fabricated' (Sayyid, 1998, p. 250). In deze stroming wordt geëxpliciteerd dat fenomenen geen ultieme grond - zoals de wil van God, de menselijke natuur, of sociale cycli - hebben. In het anti-essentialisme wordt bovendien ontkend dat fenomenen verklaard kunnen worden door onveranderlijke en vaststaande eigenschappen. Ook hier wordt erop gewezen dat: 'the "whatness" of any given entity is socially constructed.' (Sayyid, 1998, p. 250) Een voorbeeld kan dit verduidelijken. In wat Jakobson in 1960 de conatieve functie van taal noemde, wordt taal gebruikt om bepaalde praktische doelstellingen te realiseren. Op basis van het werk van Jakobson hebben Potter en Wetherell in 1987 het begrip 'interpretatief repertoire' ontwikkeld, met de bedoeling om een verklaring te bieden voor de tegenstrijdige meningen en argumenten die dezelfde mensen soms kunnen hanteren. Deze auteurs stellen dat mensen over verschillende 'interpretatieve repertoires' beschikken die kunnen veranderen afhankelijk van de gespreksomstandigheden en van de doelstellingen die zij aan de hand van het gesprek willen bereiken. Los van het feit dat deze theorie lijdt onder een uiterst rationeel-strategisch mensbeeld, ondersteunt zij ook de contextafhankelijkheid van communicatie (Van Den Bergh, 1997, p. 191-192). Hiermee wordt tegelijk één van de grote twistpunten binnen DA aangeraakt, namelijk de verhouding tussen tekst en context in functie van de begrenzing van het begrip context. Binnen DA is een ruim spectrum aan standpunten aanwezig, met aan het ene uiterste de
28
Foucaultiaanse interpretatie waarbij teksten gebruikt worden om zogenaamde 'ordres de discours' op te sporen (Merquior, 1988, p. 80). Discours wordt dan gezien als een totaliteit van interacties (binnen een bepaald domein, op basis van uitspraken), of om de woorden van Foucault te gebruiken: 'Discursieve praktijken [zijn] verzamelingen van anonieme en historische regels, altijd specifiek bepaald naar tijd en plaats, en die, in een bepaalde periode en binnen een sociaal, economisch, geografisch of linguïstisch gebied, het raamwerk definiëren binnen welk de enuntiatieve functies worden uitgeoefend.' (Geciteerd in (Merquior, 1988, p. 80)) Aan het andere uiterste bevindt zich de oude socio-fonologische benadering die slechts enkele extra-linguïstische variabelen (zoals bijvoorbeeld klasse en etniciteit) in de studie van het gebruik van fonemen1 in gesprekken opnam. Dit tweede uiterste wordt (in tegenstelling tot het eerste) ondertussen wel als voorbijgestreefd beschouwd; de analyse-eenheid is in deze stroming verschoven van fonemen naar teksten (Wodak, 1996, p. 4-5). Bourdieu maakt gebruik van de tweedeling intern en extern om dit spectrum te duiden, waarbij de interne analyse zich sterker op de tekst richt en de externe analyse zich meer op de context richt (Fairclough, 1998, p. 142-143). Daarnaast worden soms ook de termen kritische discoursanalyse (voor een meer Foucaultiaanse aanpak) en sociolinguïstiek (voor een meer linguïstische aanpak) gebruikt om dit onderscheid te verduidelijken. In dit hoofdstuk wordt de voorkeur gegeven aan deze tweede benadering. Wel wordt de socio-linguïstische invalshoek niet volledig besproken, maar beperkt tot één van de onderdelen, namelijk conversatieanalyse (CA). Sommige auteurs beschouwen sociolinguïstiek als één van de linguïstische invalshoeken naast bijvoorbeeld conversatieanalyse, semiologie en tekst-linguïstiek (zie bijvoorbeeld (Van Dijk, 1988, p. 18-21)). Wij beschouwen socio-linguïstiek als een overkoepelend begrip, waaronder zich onder meer conversatie-analyse bevindt. De vraag kan bovendien gesteld worden in welke mate CA niet meer en meer het volledige domein van de socio-linguïstiek is gaan innemen, omdat CA zich ten eerste niet meer beperkt tot het bestuderen van informele gesprekken, maar ook meer institutionele settings is gaan bekijken, en ten tweede de analyse-eenheid van de socio-linguïstiek is verschoven van foneem naar tekst.
____________________________________________________________________________________________________
29
IV. Zelf schrijven
Uit het voorgaande kunnen we besluiten dat wetenschappelijke teksten niet altijd goede wetenschappelijke teksten zijn. Hanteer de volgende regels om tot een helder en academisch schrijven te komen: 1. Objectiviteit: Gebruik enkel betrouwbare bronnen en wees kritisch ten opzichte van je bronnen. Gebruik bronverwijzingen en af en toe citaten. Presenteer een onderwerp ook nooit vanuit je eigen standpunt maar probeer een neutraal beeld te scheppen en laat objectieve argumenten je bewijsvoering uitmaken. Vermijd om het woord “ik” en “mijn” en andere zelfverwijzende frasen als “mijns inziens”, “naar mijn oordeel”, “volgens mij” te hanteren.
2. Zakelijk taalgebruik Gebruik geen spreektaal in een wetenschappelijke tekst. Je moet ernaar streven iets zo bondig mogelijk weer te geven. Spreektaal is eerder wijdlopig en maakt wel eens gebruik van een niet-formeel register. Anekdotes of hearsay of cafépraat of tussenwerpsels of emoticons of SMS-taal of niet-officiële afkortingen en ludieke opmerkingen passen niet in een wetenschappelijk betoog.
3. Efficiënt taalgebruik Dit houdt in dat je tekst duidelijk verstaanbaar moet zijn, niet omslachtig mag zijn of ambigu kan worden opgevat. Wees ook economisch in je taalgebruik. Gebruik geen lange omschrijvingen wanneer je iets met één woord kunt zeggen. Maak zinnen niet onnodig complex en vermijd participiumconstructies, naamwoordconstructies, lange betrekkelijke bijzinnen en veel onderschikking.
4. Correct taalgebruik Neem spel-en taalregels in acht. dt-fouten kunnen echt niet in een wetenschappelijke tekst maar evenmin zijn andere spelfouten, kromme zinnen of barbarismen, incongruentie, verhaspelingen, spreektaal, dialectismen, niet formeel taalgebruik, enzomeer duldbaar.
5. Bouw je redenering logisch uit Zorg dat je argumentatie klopt. Let op voor veralgemeningen, clichés, subjectieve beweringen, verdraaiing van oorzaak en gevolg en non sequitur.
6. Zorg voor een duidelijke structuur Baken je structuur af kernwoorden, synopsis,…
aan
de
hand
van
titels,
hoofdstukken,
alineaverdeling,
30