Jaarrapportage 2007 Projectnummer Projectnaam
GL 05.022a Prognostic Integrated Logistics (PILOT)
Datum
27 maart 2007 (concept)
Penvoerder Projectleider Themaleider
Technische Universiteit Delft Prof.dr.ir. Gabriel Lodewijks Prof.dr. Jos van Hillegersberg
Hoofdstuk 1. Inhoudelijke focus Doelstelling van het project is de mogelijkheden te onderzoeken voor een substantiële transitie in het gebruik en de besturing van grootschalige technische systemen, waarin werktuigen of vervoersmiddelen operationeel zijn, door het gebruik van prognostische logistiek. Inzet van prognostische logistiek, of in andere woorden het slimmer/beter besturen van logistieke processen, wordt gezien als onmisbaar voor het “logistieke” Nederlandse bedrijfsleven. Wil Nederland zijn toonaangevende positie op het gebied van handel en transport handhaven dan zal deze moeten blijven innoveren. In PILOT wordt niet alleen naar de ontwikkeling van prognostische logistiek gekeken maar met name ook naar de ontwikkeling van nieuwe technologie waarmee prognostische logistiek mogelijk gemaakt wordt. Het belangrijkste uitgangspunt van prognostische logistiek is het beschikken over een inschatting van het vermoedelijke verloop van processen die door de werktuigen of vervoersmiddelen worden uitgevoerd. Vanuit het technische domein (focus TU Delft in Deelprojecten 1) kan deze inschatting worden verkregen door het toepassen van monitoring en sensorsystemen, gecombineerd met visueel verkregen informatie en informatie uit zowel ERP als meer geavanceerde product life cycle systemen. De combinatie van deze drie informatiestromen biedt een interessant onderzoeksveld. Deze informatie tezamen biedt geen voldoende basis voor een beoordeling van de technische status van een systeem. Hiervoor moet informatie omgezet worden in kennis. Hiervoor worden knowledge based expert systemen ontworpen. Om de verandering van technische status te kunnen koppelen aan fysieke componenten moet gebruik gemaakt worden van tracking en tracing technieken, zoals bijvoorbeeld Radio Frequency Identification of RFID technieken. Vanuit het economische/bedrijfskundige domein (focus EUR Economie & Bedrijfskunde in deelprojecten 2 en 3) dient de vraag beantwoord te worden in welke mate een inschatting van het vermoedelijke verloop van processen en het betrekken van meer informatie een economische, milieu of maatschappelijk voordeel oplevert. Economische voordelen worden verwacht enerzijds uit waardering van de klant voor de verbeterde (logistieke) dienstverlening, anderzijds door reductie van (logistieke) kosten, bijvoorbeeld door verhoging van transport efficiëntie of duurzame inzet van reserve onderdelen (lagere voorraden, verlengde levenscyclus). Milieu voordelen worden verwacht in het verhogen van transportefficiëntie (e.g.betere belading van vrachtauto’s) alsook een kleinere overtolligheid van onderdelen. Een maatschappelijk voordeel is te behalen als de werktuigen of vervoersmiddelen een betere betrouwbaarheid hebben, bijvoorbeeld een hogere punctualiteit van de spoorwegen. In het kader van informatievoorziening door de klant zal aandacht gegeven moeten worden aan het delen van informatie als samenwerkingsvorm waarbij gestreefd kan worden naar een duurzame relatie met de klant of leverancier Vanuit het operationele research domein (focus EUR Economie en U Twente in deelproject 2 ) ligt de focus op het fysieke gebruik van de prognose voor de aansturing van logistieke processen. Hierbij gaat het niet alleen om een geoptimaliseerde distributie (zowel opslag als transport) van reserve onderdelen maar tevens om een zeer flexibele inzet van werktuigen of vervoermiddelen. Door een nauwkeurige prognose omtrent de inzetbaarheid van werktuigen kan bijvoorbeeld afgestapt worden van onderhoudstermijnen met een vast interval. Dit stelt echter specifieke eisen aan de inrichting van de operationele aansturing van processen. Een interessante uitdaging is het gebruik van aanzienlijke hoeveelheden data en kennis die binnen korte termijn verwerkt moeten worden tot informatie die gebruikt kan worden voor de aansturing van het proces. Hierbij dient de vraag beantwoord te worden of deze informatie on-line of off-line verkregen kan worden en dient inzicht in de gevolgen daarvan voor de flexibiliteit van het proces verkregen te worden. In 2005 heeft het project zich met name geconcentreerd op de “state-of-the-art”. Er is zo inzicht verkregen, niet alleen in de huidige stand der techniek, maar ook in de mogelijkheden bij de verschillende bedrijven. In 2006 heeft het project zich gefocusseerd op de ontwikkeling van de voor prognostische logistiek noodzakelijke modellen en technologie en op het onderzoeken van de effectiviteit van de toepassing van prognostische logistiek. De technologie wordt ontwikkeld in samenwerking met bedrijven en de effectiviteit er van wordt onderzocht middels case studies. In 2007 is er vooral aandacht besteed aan het verder uitwerken van de modellen/technieken, het ontwikkelen van prototypen en het testen daarvan. In hoofdstuk 8 wordt een overzicht gegeven van de (tussen)resultaten (deliverables) voor 2007.
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
1
De geanticipeerde voordelen van het gebruik van prognostische logistiek versus traditionele logistiek zijn substantiële verbeteringen in de logistieke dienstverlening op het gebied van onder meer veiligheid, betrouwbaarheid en flexibiliteit, gepaard gaande met een reductie in transportbewegingen, en een reductie in onderhoudskosten en operationele kosten Risico’s voor het slagen van de transitie zijn o.a. de kosten van de implementatie van de technologie en mogelijk lange terugverdientijd. Indien een aanpassing van de openbare infrastructuur noodzakelijk zal blijken te zijn dan ligt er een rol voor de overheid om die aanpassing te faciliteren. De belangrijkste transitie uitdaging is de ontwikkelde technieken, methodes en modellen zodanig te laten integreren in de bedrijfsvoering van Nederlandse bedrijven dat daarmee een substantieel concurrentievoordeel ontstaat ten opzichte van (buitenlandse) bedrijven die geen gebruik maken van prognostische logistiek. Hierbij moet niet alleen gedacht te worden aan het ontwikkelen van fysieke producten die in een prognostisch logistiek netwerk gebruikt kunnen worden maar ook aan het aanbieden van nieuwe dienstverleningen of een netwerk gebaseerd op prognostische logistiek. Door participatie van verschillende bedrijven uit verschillende industrieën vormt de “relevantie” (kans op implementatie) een belangrijk criterium binnen het project. Na bewezen succes zal verdere opschaling plaatsvinden, eerst bij de participerende bedrijven (die gebruik kunnen makend van hun voorsprong) en later bij andere partijen en industrieën. Uitgangspunt van PILOT is om middels cases samen met het bedijfsleven de benodigde technologie te ontwikkelen. Deze technologie wordt in praktijksituaties beproefd waarna de resultaten worden gepubliceerd in wetenschappelijke journals, vaktijdschriften en op congressen. De bijdrage van het project aan duurzaamheid: People: verbetering leefbaarheid door minder onnodige transportbewegingen, automatisering van data acquisitie ondersteunt en vereenvoudigt operationele beslissingen, gebruik van sensorsystemen voor monitoring vermindert werkzaamheden met een sterk repeterend karakter, objectivering van systeem informatie vergroot de veiligheid. Profit: verlagen van de stilstand van werktuigen of vervoersmiddelen, verhogen van de efficiëntie van de onderhoudsstromen, verlagen van voorraad reserveonderdelen, vergroten van flexibiliteit bij het inzetten van werktuigen waardoor effectief minder werktuigen nodig zijn, verbeteren van de dienstverlening aan de klant door ontwikkeling nieuwe diensten op basis van prognostische logistiek. Nederland kan hiermee zijn vooraanstaande positie m.b.t service logistiek verder uitbouwen. Planet: het verder professionaliseren van de onderhoudsprocessen, zodoende minder reststromen en minder gebruik grondstoffen; verminderen van aantallen lege kilometers, verkleinen van de kans op downtime vergroot de veiligheid, de levensduur van werktuigen kan aanzienlijk worden verlengd waardoor er minder gebruik hoeft te worden gemaakt van schaarse grondstoffen. Middels MSc. Opdrachten (case studies) bij bedrijven en instellingen zijn er nieuwe concepten en nieuwe toepassingen van bekende technologieën ontwikkeld, waarin expliciet kennis vd gebruikers is toegepast. (M4, M5 en M6, Zie Hoofdstuk 8 en 9 voor Deliverables en kwantificering)
Hoofdstuk 2. Impact en Spin off Het in het kader van PILOT ontwikkelde RFID laboratorium (Deelproject 1) is ingezet bij haalbaarheidsstudies bij AST, KLM, Floating Hose Doctors e.a. Hierdoor heeft PILOT een belangrijke impact gehad op de besluitvormingsprocessen binnen die bedrijven omtrent de invoering van prognostische logistiek en de daarvoor benodigde technologie. Behalve AST participeren deze partijen participeren niet in TRANSUMO. De in 2005 en 2006 uitgevoerde onderzoeken / case studies hebben geleid tot de ontwikkeling van twee producten: de “smart idler roll” en de “handheld inspection tool”. De activiteiten in 2007 hebben ertoe geleid dat Rulmeca (een grote roller fabrikanten) zicht bereid heeft verklaard de rollen verder te ontwikkelen en deze in 2008 zal beproeven in een industriële omgeving.
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
2
In deelproject 2 wordt er gekeken naar een grote verscheidenheid aan beslissingsprocessen met betrekking tot reservedelen beheer. Het betreft enerzijds de levenscyclus van producten, de repareerbaarheid, de contracten, de transporten en het voorraadbeheer. Op een aantal punten hebben we al goede resultaten en inzichten geboekt: een install base methode voor beheer van vliegtuigonderdelen, een bepaling van een optimale smoothing factor, een voorspelling van obsolescence, etc. Diverse spreadsheets zijn al aan bedrijven opgeleverd, zij het vaak met een bedrijfsspecifieke tint, maar toch steeds gebaseerd op algemene methodologie. Uitbreiding van die resultaten naar andere bedrijven ligt in het verschiet. Daarnaast hebben de diverse seminars georganiseerd in de deelnemende bedrijven en die in het SLF forum gezorgd voor een toename van kennis bij de bedrijven. Meer en meer bedrijven willen deelnemen aan deze seminars. In deelproject 3 heeft het onderzoek bij IHC plaatsgevonden in overleg met de klant en zijn ketensessies gehouden waarin de onderzoeksresultaten zijn besproken. Hiermee is een basis gelegd voor verder ketenoverleg ten aanzien van duurzame ontwikkeling van de onderhoudsketen. Dit heeft vooralsnog niet geleid tot een pilot binnen Transumo. Het lopende onderzoek met Bluewater binnen deelproject 3 zal naar verwachting in 2008 spin off hebben via te houden workshops.
Hoofdstuk 3. Projectuitvoering Het PILOT project is onderverdeeld in drie deelproject, waarbinnen weer verschillende case studies worden uitgevoerd. De deelprojecten lopen, enkele cases worden afgesloten en nieuwe cases worden opgestart. Er is een overbesteding, vooral bij de participerende kennisinstellingen (zie verder hoofdstuk 10). Hoewel er enkele wijzigingen zijn opgetreden t.a.v. de participerende bedrijven, zijn er geen grote afwijkingen t.a.v. de doelstellingen en planning. Dit mede omdat de uitvoering van het project voornamelijk rust op de participerend kennisinstituten. Wel zal door deze wijzigingen het onderzoek in sommige gevallen worden uitgevoerd bij andere bedrijven (andere cases). Naast de officieel participerende bedrijven wordt er samengewerkt met verschillende andere partijen (zie ook projectconsortium). Binnen deelproject 1 vindt de ontwikkeling van twee producten plaats: de ‘handhold inspection device’ en de ‘smart idler roll’. De ‘handhold inspection device’ (HID) is ontwikkeld in samenwerking met BANZO. Ten einde de inzetbaarheid van transportmiddelen te optimaliseren vinden er geregeld inspecties plaats. De inspectieresultaten worden normaal gesproken weergegeven in inspectie rapporten. Veel van de informatie is in linguïstisch formaat: veel slijtage, weinig slijtage etc. Deze informatie kan niet rechtsreeks gebruikt worden in de modellen ontwikkeld voor een voorspelling van technische inzetbaarheid van de transportmiddelen. Om dit probleem op te lossen wordt de HID, in essentie een PDA applicatie, ontwikkeld en beproefd waarmee de inspectieresultaten direct in een linguïstisch formaat ingevoerd kunnen worden. In de HID wordt de linguïstische informatie omgezet in een numeriek formaat door middel van Fuzzy Logic. In 2005/2006 is het theoretische concept ontwikkeld. In 2007 is de techniek geïmplementeerd en door BANZO getest bij een tweetal klanten. De ‘smart idler roll’ is een rol die een band ondersteunt die gebruikt wordt voor het vervoer van personen (moving side walk) of het transport van stort- en stukgoed. Van alle onderdelen in een continu transporteur zijn de rollen, na de band zelf, het onderdeel dat het snelst slijt. Indien een rol bezwijkt is dat meestal te wijten aan het bezwijken van één van de lagers. Ruim voordat een rol bezwijkt neemt de temperatuur in het lager significant toe. De ‘smart idler rolls’ zijn voorzien van een temperatuursensor en RF (radio frequency) technologie. Middels de RF technologie zijn de rollen in staat om hun temperatuur draadloos door te geven aan de centrale besturing. Hierdoor wordt een tijdige vervanging van een rol die op punt van bezwijken staat mogelijk waardoor onnodige stilstand voorkomen kan worden. In 2005/2006 is het theoretische concept ontwikkeld. In 2007 zijn een aantal prototypes gebouw, welke in 2008 beproefd zullen worden in een industriële omgeving. Tenslotte hebben haalbaarheidsstudies voor toepassing van RFID plaatsgevonden voor uiteenlopende applicaties. Zo is voor KLM onderzocht of luchthavenpassagiers tijdens hun verblijf op de luchthaven gevolgd
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
3
kunnen worden o.a. met het oog op het voorkomen van te laat arriveren bij het vliegtuig. De studie heeft opgeleverd, dat passieve RFID voor deze toepassing niet geschikt is ongeacht de gewenste nauwkeurigheid. Bij het baggerinstallatie- en reparatiebedrijf Floating Hose Doctors is onderzocht of RFID toepasbaar is voor condition monitoring van pijpen. Daaruit is gebleken dat de leesbaarheid van tags in zout water minimaal is (haalbare afstand 6 cm), waardoor ook daar naar andere technologieën moet worden gezocht. Tenslotte is bij AST onderzocht hoe RFID in gebouwen kan worden toegepast bij de monitoring van materialen die door ingebouwde leidingnetwerken worden vervoerd. Dit heeft geleid tot een concept, waarmee AST verder onderzoek stimuleert. Binnen deelproject 2 is er enerzijds ontwikkeling van decision support system en aan de andere kant ontwikkeling en testen van management principes. Decision support systemen zijn bedoeld voor het ondersteunen van diverse beslissingen aangaande reserveonderdelen. Tot dusver is een systeem opgeleverd voor het beheer van zgn. Rotables binnen het Abacus programma van Fokker Services. Momenteel wordt dit systeem uitgebreid naar multi-echelons en naar de consumable spare parts. Een aantal resultaten uit het onderzoek hiervoor is verder bruikbaar voor andere bedrijven waar we mee samenwerken. Voor Stork PMT is gewerkt aan methode om contract vormen te evalueren. Hoe kan van te voren worden ingeschat wat de consequenties zijn van bepaalde beschikbaarheidseisen. Er is daarnaast een breed onderzoek bij meerdere bedrijven uitgevoerd naar het (toekomstige) gebruik van servicecontracten en de daaruit voortvloeiende behoefte aan onderzoek naar logistieke procesoptimalisatie om aan de afspraken in servicecontracten te kunnen voldoen. Daarnaast wordt er gewerkt aan install-base forecasting, waarbij vanuit klant gegevens over de install base en vanuit prognostische informatie over de systemen voorspeld wordt waar er vraag naar bepaalde onderdelen is te verwachten zodat deze op de juiste plek opgeslagen worden. Dit wordt nog nauwelijks toegepast bij bedrijven, omdat het werk kost om de install base bij te houden. Informatiesystemen hiervoor zijn in opkomst. Voor een bepaling van de waarde hiervan is een onderzoek gedaan naar het verschil tussen install base forecasting en periodic updating met bijv. exponential smoothing. Hiertoe was ook nodig een optimale smoothing factor te bepalen. Het blijkt dat deze afhangt van de te verwachtte veranderingen. o. Er wordt verder samengewerkt met M. Jalil (EURRSM) vanuit deelproject 3, die vergelijkbare ideëen ontwikkelt voor IBM. Verder zijn er ook levensduur curves gemaakt voor reserve delen gebruik in consumenten producten. Voor Philips Consumenten Electronica is een studie gedaan naar de bepaling van de zogeheten “final order quantity”als onderdelen uit productie gaan. De studie heeft geresulteerd in een spreadsheet met aanhangende optimalisatie software. We hopen dat de vorm van de levenscyclus curves ook bruikbaar zal zijn voor andere bedrijven. Tenslotte is voor Fokker een studie gedaan naar de kans op “obsolescence” (het volledig wegvallen van de vraag). Uit een studie blijkt die kans te schatten. In 2008 zal het geimplemteerd worden. Binnen deelproject 3 vindt de ontwikkeling plaats van een model waarmee het managen van de levensduur van zogeheten Floating Production, Storage and Offloading units (FPSO’s) kan worden ondersteund. In het bijzonder wordt onderzocht in welke mate sensorgegevens over de stress waaraan de FPSO blootstaat daarbij kunnen leiden tot verbeteringen. Mogelijkerwijs kan het gebruik van dergelijke gegevens bijdragen tot een duurzamer gebruik van deze installaties, in termen van operationele kosten, minder gebruik van materialen en hulpstoffen, en veiligheid. Het gebruik van sensordata bij Contell Asset Support diende mede het doel de klant te ondersteunen in een beter gebruik van het product. Ook in de teaching case over Wärtsilä is een belangrijk thema het ontwikkelen van een duurzame relatie met de klant, mede op basis van informatie-uitwisseling, en met het oogmerk een meer efficient en efectief gebruik van het product, in dit geval scheepsmotoren. Belangrijke prestatie indicatoren daarbij zijn brandstofverbruik, levensduur van het product, en veiligheid. Ook zijn mede binnen dit deelproject voorbereidingen getroffen voor een workshop met Cambridge op het gebied van het gebruik van supply chain data voor life cycle management die in Maart 2007 plaatshad.
Hoofdstuk 4. Projectconsortium De participanten in 2007 waren: • Technische Universiteit Delft • Erasmus Universiteit Rotterdam
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
4
• • • • • • • •
Universiteit van Twente AST Logica CMG Banzo SOWNet Fokker Services Stork PMT B.V. Bluewater
Daarnaast wordt er samengewerkt met Vanderlande, Ceva (vroeger TNT Logistics), AMSL, Voestalpine Railpro, Philips Consumer Electronics, Thales, Ortec Consultants, Districon Consultants, Gordian Logistics e.a. De werkzaamheden worden uitgevoerd in drie deelprojecten, ieder met een eigen deelprojectleider welke is verbonden aan een van de participerende kennisinstellingen (zie onderstaande figuur ). Per deelproject zijn er 1 of meerdere kennisinstellingen betrokken, die het merendeel van het onderzoek uitvoeren (zie ook projectuitvoering) en een of meerdere bedrijven welke vooral betrokken zijn bij de case studies. Het projectconsortium is zoals aangegeven enigszins gewijzigd ten opzicht van de oorspronkelijke opzet. Er zijn een aantal bedrijven afgevallen en er zijn nieuwe samenwerkingsverbanden gelegd. Niet alle bedrijven willen officieel participeren. De administratieve lasten, vooral voor bedrijven / instellingen met een relatief kleine bijdrage, blijven problematisch.
Hoofdstuk 5. Kennisverspreiding en communicatie De kennisverspreiding en communicatie rondom het project is in het afgelopen jaar over het algemeen goed verlopen. Er zijn verschillende rapporten en papers geschreven en gepresenteerd in verschillende bijeenkomsten. Ook zijn spreadsheet programmas opgeleverd aan eindgebruikers. Een overzicht van de output is weergegevens in hoofdstuk 8. De betrokkenheid van de eindgebruikers komt tot uiting via de participerende bedrijven en nieuwe samenwerkingsverbanden die worden gelegd. Geschat wordt dat ongeveer 25% van het budget besteed wordt aan kennisverspreiding en communicatie. Bovengenoemde kennisverspreiding en communicatie activiteiten zijn gericht op en/of houden rekeningen met de volgende mechanismen: • Het bedrijfsleven dat participeert in projecten en direct beschikking krijgt over de resultaten. • De projecten zodanig opgezet worden dat ze als voorbeeld kunnen dienen voor de rest van de industrie. • Ph.D. studenten welke publiceren in de vorm van een proefschrift, journal papers en congres bijdragen. • Ph.D. studenten die een deel van hun tijd bij een bedrijf onderzoek doen en helpen bij implementatie. • M.Sc. studenten die participeren in PILOT projecten en vaak zullen afstuderen bij de participerende bedrijven
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
5
• • •
Kennistransfer naar partijen buiten het project, via workshops, congressen en artikelen. Kennistransfer naar/binnen reeds bestaande samenwerkingsverbanden en fora, zoals het Service logistics forum Kennistransfer via het internet, net namen via www.transumo.nl. (de deliverables zullen als PDF bestand aangeboden worden op deze website)
De publicaties en presentaties van het project in externe gremia zijn weergegeven in hoofdstuk 8 en verder gekwantificeerd in hoofdstuk 9.
Hoofdstuk 6. Bijdrage aan vernieuwing kennisinfrastructuur Het project heeft geleid tot een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Twente, de Erasmus Universiteit en de TU Delft en met bedrijven als AST, Logica CMG, Banzo, SOWNet, Fokker Services, Stork PMT, Bluewater en anderen. Participanten van PILOT nemen deel in een scala van meer partijen, interdisciplinaire onderzoekstrajecten (M1), waaronder: SLF (Service Logistiek Forum) en Service Logistiek Forum Research (SLF-R) IFRIM (Internationial Foundation of Research on Maintenance) SIM (Samenwerking Innovatie Mainport) ACTP (Academisch Center Transport /Broekman) TRCD (Transport Research Centre Delft) DCA (Delft Center for Aviation) CTIT (Center for Telematics and Information Technology) ERIM (Erasmus Research Institute of Management) TRAIL (Onderzoekschool voor Transport, Infrastructuur en Logistiek) BETA (Research School for Operations Management and Logistics) IOP-IPCR (Integrale ProductCreatie en –Realisatie)
Hoofdstuk 7. Bijdrage aan internationalisering Er wordt op de volgende manier bijgedragen aan de internationalisering van TRANSUMO: Aspect Internationale participanten nemen deel aan het project (Zie ook W5 in Hoofdstuk 9)
Bijdrage van het project in 2007 Geen officiele participatie buitenlandse organisaties. Wel werkbezoek aan buitenlandse bedrijven en instituten.
Georganiseerde kennisuitwisseling met buitenlandse partijen (Zie ook W4 in Hoofdstuk 9)
Internationale congressen (zie H8) Courses/lezingen gegeven door Prof. Dekker in Singapore, Praag, UK en USA Bezoek Prof. Lodewijks aan Zuid Afrika en Australie -
Inbedding resultaten project in internationale kennisprogramma’s Aansluiting project op internationaal kennisprogramma (programma noemen) Overig, namelijk …..
GLORI
Hoofdstuk 8. Bijdrage aan output Transumo
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
6
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de deliverables 2007. De resultaten, voor zover niet vertrouwelijk, zijn als bijlage bij deze jaarrapportage gevoegd.
Deliverables 2007: Deliverable
Opgeleverd
1.1 (TUD)
Aug 2007
Draagt bij aan mijlpalen SenterNovem (zie bijlage 1) W2
2007
W2
Juni 2007
W2
1.2 (TUD)
1.3 (TUD)
1.4 (TUD)
1.5 (TUD) 1.6 (TUD) 1.7 (TUD) 1.8 (TUD) 1.9 (TUD) 1.10 (TUD) 1.11 (TUD)
1.12 (TUD) 1.13 (TUD) 2.1 (UT)
Lopez de la Cruz, AM , Veeke, HPM, & Lodewijks, G (2007). Applicability of RFID in prognostic logistics. In s.n. (Ed.), Proceedings of 2007 IEEE/INFORMS International conference on Service Operations and Logistics and Informatics (pp. 478-482). Danvers, MA: Clearance Center. Lopez de la Cruz, AM , & Veeke, HPM & Lodewijks, G (2007). Intelligent supply chain by using prognostic logistics. Int. Journal Services Operations and Informatics (print), 2(2), 152-163. Gungen, S., Lopez de la Cruz, AM , Veeke, HPM, & Lodewijks, G (2007). Simulating wireless monitoring in automated maintenance of belt conveyor systems. In JA Ottjes & HPM Veeke (Eds.), Industrial Simulation conference 2007 (pp. 223-229). Ostend: Eurosis-Eti. Lodewijks, Duinkerken, Lopez De La Cruz, Veeke : The application of RFID technology in belt conveyor systems (2007) BeltCon . MSc. Rapport: Muurling, F., Pieterse, F.,“Performance Evaluation of Intermec RFID Equipment”, March 2007, PEL rapport nr 2007.PEL.7149 (vertrouwelijk) MSc. Rapport of PEL: “RFID Feasibility study for SMCL”, July 2007, PEL practicum rapport (vertrouwelijk) Collegedeel intelligent maintenance concepts (Lodewijks) uit TUD-WB 3421: Automation and Control of Transport & Production Systems Collegedeel RFID Readability Issues &Control applications (Lopez de la Cruz) uit TUD-WB 3421: Automation and Control of Transport & Production Systems Msc Rapport Hemels, L., “The use of RFID in Maintenance”, February 2007, TEL rapport nr. 2007.TL.7130 Lecture Series RFID Readability Issues &Control applications (Lopez de la Cruz), for InHolland, september 2007 Msc Rapport: Beckers JFA, Bonjer JE, Toepassing van RFID Techniek voor het identificeren van pijpen in een beton constructie, Januari 2007,, TEL rapport nr 2006.TL.7104 (vertrouwelijk) Msc. Rapport, Barends M., Actieve RFID als communicatiemiddel in sensorsystemen, Feb. 2007, TEL rapport nr. 2007.TEL.7118 Msc Rapport, Louw C., Business Case: Wireless Monitoring of Belt Conveyor Systems, December 2007, TEL Rapport nr. 2007.TEL.7212 Analytisch model voor het doorrekenen van de effecten van penalties in servicecontracten op de voorraden reserveonderdelen (balancering beschikbaarheid - kosten reserveonderdelen - penalties voor system downtime) (Rekenmodel geïmplementeerd in Delphi (software)
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
W2, W4
Mar-2007
K7, M4, M6
Jul-2007
K7, M5, M6
2007
K6
2007
K6
Feb-2007
K7
Sep 2007
K6
Jan 2007
K7,M5, M6
Feb 2007
K7
Dec 2007
K7, M5
2007
K2
7
2.2 (UT) 2.3 (UT) 2.4 (UT) 2.5 (UT) 2.6 (UT) 2.7 (UT) 2.8 (EUR)
2.9 (EUR)
2.10 (EUR) 2.11 (EUR)
2.12 (EUR) 2.13 (EUR) 2.14 (EUR)
2.15 (EUR) 2.16 (EUR) 2.17 (EUR) 2.18 (EUR) 2.19 (EUR) 3.1 (EUR) 3.2 (EUR) 3.3 (EUR) 3.4 (EUR)
Simulatiemodel ter verificatie van het analytische model: Simulatiemodel geimplementeerd in eM-Plant (software) Casebeschrijving bij Thales over kortetermijnbeschikbaarheid. Afstudeerrapport “Rechtdoor of afbuigend” over vraagvoorspelling bij voestalpine Railpro (vertrouwelijk) Bachelorverslag "Inkoopefficiency van initiële reserveonderdelen" voor Thales Stagerapport over servicecontracten in de praktijk (vertrouwelijk) Wetenschappelijk rapport “Level Of Repair Analysis: A Generic Model”. BETA Working Paper 232, ingestuurd naar Reliability Engineering & System Safety Een case studie bij Philips Consumer Electronics - predictie van spare parts behoefte en bepaling benodigde voorraden voor service gedurende de garantie tijd (verslag + spreadsheet software, MSc thesis Sigar). (confidentieel) Model voor planning van herfabricage (hoeveel te remanufacturen) samen met Transumo ECO project (Q2), alsmede inzicht in de effecten van accounting methoden op hergebruik. (Scientific paper) Paper is ingediend bij wetenschappelijk tijdschrift Verbeterde voorraadbeheersings methoden door geplande vraag uit te filteren. (MSc thesis Mardin) Verbeterde forecasting methoden op basis van install base informatie - een model dat inzicht geeft in en wanneer install base informatie nuttig is. (rapport) Een spreadsheet implementatie en rapport over het gebruik van METRIC methode voor rotable spare parts. Voor Fokker Services(confidentieel) Een methode voor de voorspelling van de kans op obsolescence. MSc thesis Jaarsveld. (confidentieel) Seminars voor verspreiding en discussie over onderzoeksresultaten, samen met SLF Research en 10 bedrijven steeds. Lezingen + overzichten Dekker, lezing Pince. Lezing Dekker op POMS conferentie over install base forecasting Werkbezoek en lezing Dekker aan NTNU Singapore, overleg over spare parts project Lezing Dekker over spare parts voorraadbeheer en over install base foreasting bij EURO congres in Praag Lezing Dekker over voorraadbeheersings methoden op het IMA congres in Salford, UK Lezing Pince over install base forecasting op het INFORMS congres in Seattle, USA
2007
K2
2007
M8
2007
K7
2007
K7
2007
K7
2007
W2
Verslag sept 2007 Spreadsheet dec 20072007
K7, W6
Oktober 2007
K2
April 2007
K7
Teaching case op basis van case studie Wärtsila. (document) (vertrouwelijk) Kwantitatief model op basis van case studie Bluewater. (vertrouwelijk) (workshop, document) Kwantitatief model op basis van IHC case studie en simulatiestudie met betrekking tot het richten van stimulansen in de keten. (document) Internationale workshop “Assessing the benefits of supply chain data in Product Lifecycle Management”
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
Vertraagd naar Q2 2008
Juni – 2007
K7, W6
Dec 2007
K7
16 februari 28 juni 10 oktober 2007 5 mei 2007
K4,K5
September 2007
W4
10 Juli 2007
W4
10 september 2007
W4,K5
7 november 2007
W4
2007
K6
2007
M4
W4
Geen doorgang.
2007
W3
8
3.5 (EUR)
(vertrouwelijk) Kwantitatief model op basis van case studie Bluewater. (workshop, document) (vertrouwelijk)
2007
M4
Hoofdstuk 9 Bijdrage project aan mijlpalen Transumo (H8 en H9 nog bijwerken) Mijlpalen voor wetenschappelijke output Wetenschappelijke publicatie W1 Dissertaties/theses W2 Wetenschappelijke publicaties W3 Wetenschappelijke seminars Internationalisering W4 Aansluiting internationale netwerken W5 Participatie internationale deskundigen Toepassingen W6 Toepassingen (valorisatie) Mijlpalen voor economische en maatschappelijke output Duurzame kennisinfra M1 Meer-partij onderzoek M2 Best practices M3 Samenwerkingsverbanden Kennis duurzame mobiliteit M4 Conceptontwikkeling M5 Kennis over technologische vernieuwing M6 Kennis van gebruikers Ervaring voor implementatie M7a Gebruikersoriëntatie M7b Gebruikersparticipatie M8 Praktijkcases M9 Proeftuinprojecten M10 (Ontwikkelen) transitiekennis Concretisering M11 Investeringsprojecten M12 Commerciële tools Mijlpalen innovatietraject, incl. kennistransfer
Bijdrage project in 2007
5 1 7
1 Bijdrage project in 2007
2 3 3
Bijdrage project in 2007
Communicatie-uitingen K1a Website* K1b Factsheets projecten K1c TRANSUMO brochure/leaflet K1d TRANSUMO jaarverslag K1e TRANSUMO jaarcongres
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
9
Toegepaste publicaties K2 Onderzoeks(tussen)rapportages K3 Vakpublicatie K4 (Bijdragen) Vaksymposia K5 Lezingen, interviews Onderwijs K6 Onderwijscases HBO/WO K7 Afstudeerprojecten/stages Communities K8 Communities/Networks of Practice Toelichting: Door middel van wetenschappelijke publicaties worden de relevante) resultaten van Transumo wereldkundig gemaakt. W1 Aantal afgeronde dissertaties/theses – titels opnemen in Hoofdstuk 8, beknopte samenvattingen in bijlage opnemen; W2 Aantal wetenschappelijke publicaties (alleen als ze onderworpen zijn geweest aan een internationale reviewprocedure; ook gereviewde congresproceedings) - referenties in Hoofdstuk 8 opnemen (auteur, titel, datum, tijdschrift/boek, eventuele editors, jaar van uitgifte, uitgever, plaats van uitgifte); W3 Aantal wetenschappelijke seminars (voor, door of met Transumo georganiseerd) – titel/onderwerp en datum in Hoofdstuk 8 opnemen; W4 Aantal ondernomen activiteiten die aansluiten bij internationale programma’s en netwerken (publieke en private initiatieven zoals de EU KP’s, National Science Foundation etc. – aard van de activiteiten in Hoofdstuk 7 beschrijven; W5 Participatie van aantal internationale onderzoekers in het project – namen en organisaties in Hoofdstuk 7 benoemen; W6 Aantal wetenschappelijke doorwerking/toepassingen/valorisaties – in Hoofdstuk 8 opnemen titels van rapportages waarin aangegeven wordt hoe Transumo resultaten worden toegepast/ Duurzame kennisinfrastructuur: M1 Deelname aan (aantal) ,meer-partij, interdisciplinaire onderzoekstrajecten, inclusief het Transumoproject zelf (dus altijd minimaal 1) – verbanden die buiten Transumo vallen in Hoofdstuk 6 gaarne toelichten; M2 Aantal Best Practices samenwerking (rapportages over best-practices in (het opzetten van) succesvolle samenwerking); M3 Aantal aangegane samenwerkingsverbanden (duurzaam, verankerd in convenanten tussen kennisinstellingen, bedrijven en overheden) – in Hoofdstuk 6 gaarne opnemen beknopte beschrijving van het samenwerkingsverband en de deelnemende partijen. Kennis over duurzame mobiliteit: Transumo genereert nieuwe kennis over duurzame mobiliteit die vervolgens toegepast kan worden in de praktijk. M4 Aantal ontwikkelde concepten in project (nieuwe diensten, optimaliseringsprocessen e.d.) – gaarne toelichten in Hoofdstuk 1; M5 Aantal nieuwe toepassingen van bestaande technologieën in project (accent ligt op de transitie- en implementatievraagstukken) - gaarne toelichten in Hoofdstuk 1; M6 Aantal (deel) trajecten in project waarin expliciet kennis van gebruikers wordt toegepast (alleen als er expliciet onderzoek wordt gedaan naar gebruikerswensen/behoeften) – gaarne toelichten in Hoofdstuk 1.. Ervaring t.b.v. succesvolle implementatietrajecten: Transumo wil benaderingswijzen die tot succesvolle implementaties en transities in de mobiliteitssector kunnen leiden aanschouwelijk en aantoonbaar maken. M7a Gebruikersoriëntatie in projecten (projecten waarin concreet is aangegeven wat het nut van het onderzoek is voor (eind-) gebruikers): geef ‘1’ indien uw project een duidelijke gebruikersoriëntatie heeft, ‘0’ als dit niet het geval is, licht toe in Hoofdstuk 1; M7b Gebruikersparticipatie in projecten (projecten waarin gebruikers feitelijk participeren): geef ‘1’ indien uw project een duidelijke gebruikersparticipatie heeft, ‘0’ als dit niet het geval is, licht toe in Hoofdstuk 1; M8 Aantal praktijkcases in project (waar concepten/ideeën in de praktijk worden getoetst en op basis van bevindingen van praktijkcases worden aangepast) – licht toe in Hoofdstuk 1. M9 Proeftuinprojecten (projecten die uitgevoerd worden binnen een proeftuin): geef ‘1’ indien uw project deel is van een proeftuin (Noordvleugel, Zuidvleugel, incl. project A15 Corridor), ‘0’ als dit niet het geval is, licht toe in Hoofdstuk 1; M10 Bijdragen aan of benutten van transitiekennis (projecten waarin expliciete aandacht aan het verwerven/toepassen van transitiekennis wordt gegeven): geef ‘1’ indien uw project een duidelijke gebruik maakt van transitiekennis, ‘0’ als dit niet het geval is, licht toe in Hoofdstuk 1. Concretiseringen: M11 Aantal uit het project voortvloeiende investeringsprojecten (aankondigingen van feitelijke investeringsvoornemens of besluiten) - licht toe in Hoofdstuk 2;
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
10
M12
Aantal uit project ontwikkelde commerciële of vercommercialiseerbare tools – licht toe in Hoofdstuk 2.
Communicatie-uitingen: bijdrage van project in Transumo-brede communicatie K1a-K1e (hoeft niet ingevuld te worden, alle projecten dragen bij); Toegepaste publicaties: K2 Aantal onderzoeks(tussen)rapportages – geef in Hoofdstuk 8 overzicht van referenties (titel, auteur, datum); K3 Aantal vakpublicaties (publicatie van (tussen)resultaten van in niet wetenschappelijke tijdschriften, kranten e.d.) – geef in Hoofdstuk 8 overzicht van referenties (titel, auteur, datum, medium en naam medium); K4 Aantal (bijdragen) aan Vaksymposia (presentaties/papers tijdens door derden georganiseerde vaksymposia) – geef in Hoofdstuk 8 overzicht van referenties (titel, presentator, datum, evenement); K5 Aantal gegeven lezingen, interviews - geef in Hoofdstuk 8 overzicht van referenties (titel, presentator, datum, evenement); Onderwijs: K6 Aantal onderwijscases HBO/WO (door Transumo ontwikkelde en aangeboden onderwijscases) – geef toelichting in Hoofdstuk 8 en eventueel overzicht in bijlage; K7 Aantal afstudeerprojecten/stages HBO/WO – geef toelichting in Hoofdstuk 8 en eventueel overzicht in bijlage;; K8 Deelname van uw project in aantal Communities/Networks of Practice (mede door Transumo ingesteld) – geef toelichting in Hoofdstuk 6 en eventueel overzicht in bijlage;
Hoofdstuk 10. Financieel/administratief De begroting voor PILOT 2007 bedroeg 374.811 Euro, met een maximale BSIK bijdrage van 42%, oftewel 157.420 Euro. De begroting 2007 is als bijlage toegevoegd (BSIK Transumo PILOT begroting 2007.pdf) De gerealiseerde projectkosten over 2007 bedragen (onder voorbehoud van mogelijke laatste wijzingen bij definitieve accountantsverklaring) 395.111 Euro. De gevraagde BSIK bijdrage zou daarmee komen op 165.947 Euro. (zie Excel bestand: FIN_PV_Transumo_GL05022A_2006-2.xls) Voor 2007 is er daarmee en overbesteding van ongeveer 5 %. Vooral de participerende kennis instellingen hebben meer kosten gemaakt dan begroot. Wij hopen dat TRANSUMO de gevraagd BSIK bijdrage voor 2007 kan honoreren. In 2007 is IHC afgevallen als participant. Banzo en SOWNet zijn nieuwe participanten, waarvoor financiering was gereserveerd onder “Overige Bedrijven”. Wij verwachten dat de definitieve projectkosten 2007 met bijbehorende accountantsverklaringen in de komende weken opgeleverd kan worden.
Transumo Format jaarrapportage
versie herzien: februari 2007
11