GKHEI) VOOR DKN MAALTIJD.
COLL. 1IKRTOC, VAN RUTLAND. BKl.VOIR CASTI.K.
JAN STEEN, DOOR DR. A. BREDIUS. Lang verguisd, voor een grappenmaker versleten, beschouwd als een schilder, wiens werken hoogstens dienen konden, ons eens goed aan het lachen te brengen, thans geëerd als een der grootste meesters van het penseel, bewonderd als een der grootste schilders onzer XVII'le eeuwsche school, ja, als een der grootste schilders van alle eeuwen en alle scholen — dat is Jan Steen! Van nauwelijks één schilder zijn meer anecdotes verteld, geen ander is meer uitgemaakt voor een drinkebroer, een kroegbaas, die — zoo zei men — slechts nu en dan, als hij nuchterenwas, een geestig schilderijtje maakte. Spreekt men niet nog van ,,een huishouden van Jan Steen" als men het toppunt van bandeloosheid wil aanduiden?
I)F. DRONK F.N'
En waar dikwijls teleurstelling en miskenning zijn deel zullen geweest zijn, moet de humor, die ons nog thans uit zijne werken tegenschittert, hem tot troost verstrekt, hem over veel bitters heen geholpen hebben. Het werk van onzen schilder is zeer verschillend. Zijn beste staat gelijk met het uitnemendste der Grootsten. Dan weet men niet wat méér te bewonde ren: de volmaakte teekening, de voortreffelijke compo sitic. de harmonische kleur, of de geestige uitdrukking van het karakter. Als karakterschilder is J a n S t e e n door niemand overtroffen. Niemand heeft in een klein kopje meer ondeugende schalkheid, guitiger lach, soms, bij een patient van zijne „operateurs", pijnlijker gelaatsuitdrukking weten VROUW. COLL. BRKDIUS. te leggen, dan
Reeds alleen omdat wij nu weten, dat die veelbelasterde kunstenaar, die reeds op 53-jarigen leeftijd stierf, meer dan achthonderd schilderijen achterliet, waaronder er zeer uitvoerige zijn met een groot aantal figuren, kunnen wij aannemen, dat hij geen dronkaard was; en, was hij misschien geen goed financier — hij bleef groot kunstenaar tot zijn laatsten dag toe. Zeker, hij was geen kniesoor, hij heeft zeker het vroolijke, jolige leven liefgehad en geleefd en was niet wars van een frisschen roemer, maar zijn kunst hield hem steeds boven het lage, het gemcene.
hij. ü e meest uiteenloopende gemoedsuitingen op het gelaat van een jong meisje, een oude waardin, een listig kwakzalver, een sluw oplichter, een beschonken vrouw weet hij met een levenswaarheid te schilderen, die onze bewonderende verbazing wekt. En hoe meesterlijk zijn de slapende menschen, die hij op zijn doeken vereeuwigd heeft! Wij denken er bij aan R e m b r a n d t's onvergelijkelijke krabbels van slapenden, terecht op dit gebied als cénig bekend. En zijn lachers! Slechts H a l s kan hierin zijn evenknie genoemd worden.
..>=*•-
zich te Augsburg, een ander in mijne verzameling bevindt, duidt de zeer brcede toets, het zeldzame brio der peinturc op een tijdelijken invloed van F r a n s Hals. W e ij e r m a n vertelt ons, hoe dit breed gesmeerde en zeer afwijkende stuk op één morgen geschilderd werd. Het was een „wedspel" met Frans van Mi er is aangegaan om een stuk van bepaalde grootte I)K AANBIDDING DKR HKRDERS. GRAAF I'IXINSKI. LEMBERG in den kortst Zijn kleur is zeer verschillend. In zijne mogelijken tijd te schilderen, en stelt voor »drie beste schilderijen heerscht een zeer harmonisch Redenrijkers, die uyt een venster laagen te koloriet; bij krachtige kleuren in de klecdij zingen op een Boerenkermis" (zie bl. 23). Het zijner personages, waarbij soms zijde, satijn scheen „een mirakel aan de Konstkenners, of fluweel meesterlijk uitgedrukt zijn, wordt hoe het doenlijk was om binnen dat eng de algemeene toon niet verstoord. Perzische bestek des tijds zo een zaak te voltooyen, tapijten weet hij te schilderen als de besten; want het was al op en top opgemaakt vóór zijn stillevens in 't klein evenaren die onzer dien zelven middag. F r a n s van Mien's grootste stillevenschilders. Soms is hij in de belee zijn verlies, voldee den inhoud van verlichting zijner tafereelen wat conventioneel; het wedspel en daarmee was en bleef de hij ondergaat minder dan vele zijner tijd- vriendschap in den ouden haak." genooten den invloed van Rembrandt's lichtMaar Jan S t e e n was tè oorspronkelijk donker. Toch hebben sommige schilderijen om niet bovenal zich zelf te zijn in zijn werk. van Jan S t e e n , die hij te I Iaarlem schilderde, En welk onderwerp hij ook aanpakte, altijd een krachtiger lichtdonker, dat hij zonder wist hij er zooveel van zich zelf in te twijfel aan A d r i a e n van O sta de ont- geven, dat iemand, die maar eenigszins verleende. Deze schilder heeft wellicht meer trouwd is met onze 17^ eeuwsche kunstenaars, dan eenig ander een zekeren invloed op zijn zijn hand er alras in herkent. Of hij een werk geoefend. Als voorbeeld hier te lande bijbelsch of mythologisch onderwerp schildert, haal ik de Kermis aan, in bruikleen aan het ja, zelfs een portret van een heer te paard, Mauritshuis afgestaan. In een vermakelijk men herkent er spoedig Jan S te en's penstuk, waarin hij zich zelf lachend met drie seel in. andere personen driekwart levensgroot uitDeze schilder bezit in hooge mate, wat geschilderd heeft, waarvan één exemplaar behalve F r a n s H a l s maar aan weinige 14
Hollandsche schilders eigen is, een kostelijken humor. Die tintelende en rijk-vloeiende stroom van humor verraadt zich bijna in elk zijner schilderijen. Zelfs in zijn bijbelsche stukken, kan hij het niet altijd laten, dien humor te doen spreken. Zie bijv., op die ééneAanbidding dcrHerders,dien knielenden man met zijn schijnheilige boeventronie 1 Te Kopenhagen bevindt zich een
HET BEDORVEN HUISHOUDEN.
zeer groote schilderij voorstellende de intocht van David na het verslaan van Goliath. Ik durf hier niet vertellen, wat een jongen op den voorgrond doet om zijn verachting voor den daar liggenden kop van Goliath te kennen te geven. En welk een menschenkenner was die schilder! Wat had hij alles geobserveerd en hoe wist hij het opgemerkte weer te geven! Op dat heerlijk gebed voor den maaltijd bij den Hertog van Rutland bijvoorbeeld. De moeder wijst het kleinste kind hoe het de handjes vouwen moet — het gaat nog maar heel gebrekkig! — h e t jongetje kijkt lachendverlangend naar het eten dat de knappe meid juist op tafel zet. Vader, met prachtige gevouwen handen, die den bonten muts vasthouden, kijkt ook met belangstelling naar de dienstbode, terwijl de hond aan zijne knieën wacht op een stukje. Boven de tafel hangt die eigenaardige schel in een ring die aan onze modernste" schelinrichtingen aan tafel herinnert; op den ring (Geef ons Heer) ons dagelijcks Broot. De uitvoerige schildering van alle details leidt onze aandacht niet af van die heerlijke figuren.
COLL. SCHLOSS, PARIJS.
Hetzelfde onderwerp behandelt J a n S t e e n op een kleiner schilderijtje, hier afgebeeld (bl. 22), in de Verzameling Salting te Londen, vroeger bij den Hertog van Leuchtenbcrg. Weer heel anders van compositie, geeft hij hier toch hetzelfde kind (z ij n dochtertje zonder twijfel) dat bezig is haar gebedje te stamelen, terwijl de vader reeds het brood snijdt. Moeder kijkt aandachtig naar de jongste spruit; de allerliefste jongen die naast zijn vader staat, kijkt u met zijn guitige oogen vriendelijk aan. Dit stukje is als kleur en fijnheid van uitvoering tot S t e e n ' s grootste meesterstukken te rekenen. De vrouw draagt een geel jak en blauwen rok met een grauwblauw boezelaar, kleuren die opmerkelijk aan V e r m e e r herinneren. Daartegen staat prachtig het oranjeroode potje op de tafel en het witte tafelkleed. De jongen heeft een geelachtig grijs buis; de kleine meid een groen pakje, dat door het verteeren van het geel blauwer geworden is dan het bedoeld was. De openstaande deur rechts met een Israels' achtig kijkje in het groen geeft een mooie diepte aan dit meesterstukje. Het is niet 15
I)K MAALTIJD VAN KANAAX.
FRKD. MUI.I.KR X CO., AMSTERDAM.
moeilijk dit stuk te dateeren. Het dochtertje van J a n S t e e n dat er op staat, was in het eind van 1653 geboren; het schilderijtje dus denkelijk omstreeks 1655 of 1656 ontstaan. In zijn volle kracht is onze'meester echter eerst als hij op zijne wijze de zwakheden van het menschdom — ik zal niet zeggen geeselt — maar aan de kaak stelt. Hij brengt ons dan wel eens in bedenkelijk gezelschap, op verdachte plaatsen, maar wij vergeven hem dit al te gaarne, want altijd schenkt hij ons een hoog kunstgenot. Ik herinner aan dat wonderwerk in het Louvre : de jonge man, door wijn bedwelmd, die in een suspect huis geplunderd wordt (zie bl. icS). Teckening en geheele uitvoering van dit stuk zijn van de hoogste voortreffelijkheid. Niet minder schoon is het stuk met de slapende dronken vrouw in de Verzameling Van der Hoop — 's-Rijks Museum (bl. 17). Welk een pracht van compositie, en hoe goed is dat bijschrift, dat op den ouden man van die vrouw doelt: wat baet er kaers noch bril, als den uijl niet sien en wil! 16
De dronkenschap! Houbraken en Weyerman vertellen maar over en over dat J a n S t e e n zoo gaarne „na het Wijnhuis om een pintje" ging. Zou hem het bewustzijn van eigen zwakheid op dat punt zoo dikwijls naar dit onderwerp doen grijpen? Op eén stuk der Leidschc Tentoonstelling, hier afgebeeld, zien wij een oude vrouw, die op bijna walgelijke wijze de gevolgen van hare onmatigheid gaat boeten. Maar hoe verzacht de kunstenaar deze scène door dien grappigen jongen op den voorgrond, die ons onwillekeurig doet lachen, de bacchantische dolheid van het jonge paar achter de dronken vrouw, en den zeldzaam fatsoenlijken blik van dat varken rechts, dat zich met zijn sober voedsel tevreden stelt! Ken ander, zeer beroemd stuk van J a n S t e e n bevondt zich mede op de tentoonstelling: de „bedorven huishouding", waarinde schilder op treffende wijze de gevolgen van zorgeloosheid en onmatigheid schetst. De reproductie van dit werk (uit de Verzameling Schloss te Parijs, zie bl. 15), maakt elke beschrijving
I)K DRONKEN VROUW.
'S RIJKS MfSKUM. VER/.. VAN DER HOOI'.
overbodig. Ik wijs slechts op de uitmuntende samenstelling, den fijnen geest die uit elk détail spreekt. Als wij Houbrakcn herlezen, (die in elk geval zeer overdreven heeft) vragen wij toch: spreekt J a n S t e e n soms hier tot ons uit eigen ervaring? Gaarne zet de schilder een kort devies op zijne schilderijen. Bij al die aardige meisjes die hij ons laat zien op het oogenblik, dat de dokter ze bezoekt — en welk een beeld van sommige „chirurgijns" van zijn tijd geeft hij ons! — schrijft hij dikwijls: hier baet geen medecijn, het is der minne pijn! Op een vroolijke partij, waar alleen joligheid, gejoel en getier is, en waarvoor zijn eigen familie dikwijls als model zat, lezen wij: ,,Soo als d'ouden songen, pijpen de jongen.'' Op zijn „bedorven huishouding" schrijft hij; XXXIII. Elsevier's No. I.
„in weelde siet toe"; of: ,,soo gewonnen soo verteert." Geen onderwerp of J a n S t e e n dorst het aan; en al mogen zijne historie-stukken soms bijna parodieën geworden zijn, toch blijven zij kunstwerken door tal van aardige trekken, door den geest des schilders, die telkens door alles heen gluurt. Kan men bijv. aardiger voorstelling zien van den Sabijnschen Maagdenroof, *) van den Maaltijd van Kanaan, herhaaldelijk door hem op het doek gebracht, van Ahasverus en Esther, van den Verloren Zoon, van Lazarus en den rijken man, Simson en de Filistijnen, Mozes die het water uit de rots slaat, het huwelijk van Tobias f), Johannes *) Dertig jaren geleden zag ik dat stuk te Amsterdam voor ƒ300 verkoopen. Nu is het in Amerika bij den milliardairClark! f) Zijn meester Knupfer had dit ook reeds geschilderd! .Museum Kuustliefde, Utrecht).
17
GALANT GEZELSCHAP.
I.urVRK. PARUS.
de Dooper, predikende in de woestijn, — bakkers, vischkoopers, alchymisten, schilders ja zelfs van de Emmausgangers, waar hij, in of beeldhouwersateliers, rederijkers — wat tegenstelling met R e m b r a n d t , die het niet al! En al lijken enkele schilderijen een bijbelverhaal op den voet volgt, de beide beetje op elkander, telkens weet hij wel weer pelgrims in een diepen slaap, een soort van een andere compositie te bedenken, altijd is hypnose, voorstelt, terwijl de verdwijnende hij weer frisch en oorspronkelijk. En al zijn Jezus zoó aangeduid is, als of de verschijning zijne composities wel eens wat overvol, al een droom ware geweest. Van de geboorte lukte de eene hem beter dan de andere, als van Christus bevonden zich toevallig twee wij zijn werk in zijn geheel beschouwen, verschillende ,,lezingen" op de Lddsche ten- worden wij vervuld van bewondering over toonstelling. zijne gave van Hen ervan vindt samenstelling. men hier afgeBijna steeds vinbeeld. Hetmeest den wij een zeldis J a n S t e e n zame éénheid in echter op zijn zijne stukken. dreef, als hij Daar is een ongrappige tooderling verband nceltjes uit zijn tusschen al zijne dagelijkscheomfiguren, geen gcvingkan schilenkele valt er deren. Niet aluit of kan getijd grappig. Zijn mist worden. „gebed voor den Men maakte maaltijd'', een er J a n S t e e n onderwerp, zeer wel eens een dikwijls door verwijt van, dat hem behandeld, niet al zijn werk wij zagen het even hoog staat. reeds hier voren, Maar is dat niet is een trouw bij alle schilders beeld van een het geval ? En gevoelig nin kan men het ment in het huihem nog kwalijk selijk leven. nemen, die, Maar hoevele slecht betaald, tooneelen staan veelal om den daar tegen over. broode moest waarbij ons de schilderen, en tranen in de niet stil zat — 1>K BOER DIK K o r i ) EN WARM BLAAST. COLL. BRKlJll's oogen komen men denke aan van het lachen! Die gulle maaltijden, waar alles pret en joligheid is, die kleine toonceltjes van vrijerij tusschen jongen en ouden van dagen, die rookers en spelers, Wijntje en Trijntje, kermissen en markten, de Notaris, een huwelijk sluitend, met al wat daarbij te pas komt, hanengevechten, plunderingen, gcnoegelijke samenkomsten bij kegelspel of dans, de bekroonde stier, in optocht rondgeleid,
die ruim 800 schilderijen in dertig jaren geschilderd! — Gedurende zijn leven is zijn werk zeer slecht betaald. Het ging hem als den meestcn schilders van zijn tijd. Alleen zijn stadgenoot Don, een Mi er is. zij die toen het meest peuterige werk maakten, konden op hoogere prijzen rekenen. Gedurende zijn leven vind ik te Leiden schilderijen van J a n S t e e n betaald met hoogstens ƒ 48.—. 19
•••i
I>K I i n V K N T I I . .
CilLI.. IiK 1ONCK.
C a r e l de M o o r taxeert in 1670 een tabakrookende vrouw van hem op /' 15.— en cenigc triktrakspelers ook O|) /" 15.—. Kerst in het begin der i8''« eeuw wordt zijn werk verzameld en hooger geschat en in de Veiling Tierens, 1743. brengt de beroemde St. Nicoiaasavond / 685.— op. terwijl noch O s t a d c . noch v a n d e r Werff. noch B r o u w e r , noch E g I o n van d e r N e e r op die veiling zulk een hoogen prijs halen ! Thans zijn enkele schilderijen reeds met /" 12,000 a /" 20,000 betaald en m. i. met recht. Over het leven van onzen schilder zijn wij reeds tamelijk wel ingelicht.*) Sedert V a n W e s t h r e e n e in 1856 zijn uitmuntend boek over hem uitgaf, zijn wij heel wat meer over *
In een uitvoeriger werk over J a n S t e e n , waaraan
ik heiig ben. hoop ik nog meer mededeelingen over zijn levensceschiedenis
te kunnen
geven.
Ik «ensch
echter
daarvoor nog een bizonder onderzoek in de archieven van Haarlem en Leiden in te steïlen.
20
I'AKIb
hem te weten gekomen. De oudste bronnen zijn II ou b r a k en en W e i j e r m a n . Eigenaardig is het, dat W e i j e r m a n , die Houb r a k e n meest naschrijft, hier uitvoeriger is dan zijn voorganger en een paar onwaardige praatjes over J a n S t e e n voor leugens uitmaakt. Een daarvan is, dat de schilder, vernemende, dat panharing, in groote hoeveelheid gebruikt, den dood door de pest kan veroorzaken, een wagen vol van die visch koopt om het zijn jongens op te laten eten, „denkende 't ergste dat 'er van komen kon, ,,was 't Kerkhof, en dat zou groote rust in „huis maken." Hoe H o u b r a k e n aan zulk een gemeen praatje komt, is moeielijk te begrijpen. P'en andere zaak is, dat J a n S t e e n zijn kinderen telkens en telkens weer als modellen gebruikte: en daarbij weet hij zijn spruiten zoo bekoorlijk, aantrekkelijk en guitig voor te stellen, dat men slechts mag aannemen, dat hij met die aardige kinderen
r.KMAM.'l
lAl'nH.
dweepte, met ze speelde en malde en ze zeker niet gaarne had willen missen. J a n S t e e n werd in de tweede helft van 1626 te Leiden geboren. Zijn vader, H av i ck J a n s z . S t e e n , was een gezeten burger der Sleutelstad, zijn familie had daar reeds langen tijd in eere gezeteld, en van beroep was hij brouwer, brouwer in ,,de Hellebaeit." Hij kon in 1670 toen hij overleed, en zeker meer dan eens zijne zoons J a n en W ij b ra n d bij had moeten springen, nog aan ieder zijner vier kinderen ƒ2100 nalaten. Evenals R e m b r a n d t zou J a n S t e e n het begin van een akademischc opleiding ontvangen. In November 1646 toch vinden wij J o h a n n e s S t e e n , 20 jaar oud, als student ingeschreven in het oude Album Studiosorum van de Leidsche Universiteit. Maar lang zou hij daar niet vertoeven. We ij er man vertelt toch, dat hij bij den schilder N i c o 1 a e s K n u p f e r te Utrecht in de leer ging, om later bij O s t a d e en
Ml v]:i M .
l.llllKN.
Van Go yen op het atelier te werken. Daar hij reeds drie jaren later met Van Go y e n s dochter trouwde, moet dit oponthoud aan de Akademie maar zeer kort geweest zijn. Het schijnt ook vast te staan, dat vele schilders zich aan de Universiteit slechts lieten inschrijven om vrijdom van wijn- en bieraccijns te erlangen. Sommige werken van K n u p f c r , een Duitscher, in 1603 te Leipzig geboren, omstreeks 1630 leerling van Ab r. B l o e m a e r t te Utrecht, vertoonen wel eenige overeenkomst met J a n S t e e n ' s kunst. Ik wijs bijv. op dat alleraardigst stukje in het Museum Kunstliefde te Utrecht, dat de bruid van Tobias, haren bruigom op het echtelijk ledikant wachtende, voorstelt. iX Maart 1648 wordt onze schilder ingeschreven in het toen pas gestichte St. Lucas Gilde. Maar kort daarna treffen wij hem in den Haag aan. Daar woonde J a n van Go yen. en bij hem zou hij het landschapschilderen leeren. Xu, 21
GEBED VOOR DEN MAALTIJD.
COLL. SALTING. I.ONDF.N.
dat heeft hij geleerd, en sommige zijner stukken zijn meer landschap dan figuurschildering. Tevens vrijde hij V a n G o y e n ' s dochter Margaretha en trad met haar 3 Oct. 1649 in den echt. *) J a n S t e e n was katholieken liet bijgevolg zijne kinderen in de R. K. Kerk in de Oude Molstraat doopen. 6 Kebr. 1651 T h a d a e u s , 12 Dec. 1653 Eva. Daar hij in 1654 schutter werd in het Colombijne Vendel, kan men aannemen dat hij van 1649 tot in 1654 te 's Gravenhage woonde. Dat hij niet in het Gildeboek van St. Lucas aldaar voorkomt, ligt aan het ontbreken van cenc bladzijde. Nu vertelt
later heet hij, met zijn vader I l a v i c k S t e e n ..in companie gewesene brouwers in „de Roscam" te Delft! De vader vervangt den zoon, en laat door iemand de achterstallige penningen te Delft ophalen. In dien tijd zal het koddige voorval plaats gevonden hebben, dat Houbraken ons vertelt. De brouwerij verliep ; er was geen bier, hoewel de klanten er genoeg om maanden en het huis vol mout was. J a n S t e e n liet fiolen zorgen, tot zijn vrouw hem ernstig onder het oog hield, „dat hij de Brouwerij behoorde levendig te houden." Wat doet onze oolijke schilder? Hij laat den grooten ketel door de knechts vol water pompen, koopt eenaantal eenden, en laat Weijerman, die in den ketel dat J a n S t e c 11 zwemmen nadat bij zijn huwelijk er een hoeveel/'10.000 mede heid mout in kreeg en dat geworpen is. De zijn vader hem beesten, hieraan in een brouwerij niet gewend, te [Delft zette. vliegen als dol De documenten door de broulaten -'mij hier werij en Jan nog een beetje roept zijn vrouw in den steek. Hetoe: Is er nu wezen is/dat de geen leven in schilder 1654 de de Brouwerij? Brouwerij „de Houbraken Slange" te Delft 1>K RKDKKIJKF.RS. F. KI.F.ISHF.RRF.R. PARIJS. voegt er bij, dat huurde, voor 6 jaren, tegen ƒ400 's jaar: Maar drie jaren hij toen zijn „bedorven huishouding" schilderde, een stuk geheel in den trant van het schoone exemplaar in de Collectie Schloss *) Uit niets is tot nu toe gebleken, dat Houbraken's te Parijs, waarover ik zooeven sprak. verhaal omtrent
vóór J a n
Steen)
met
Maria
April van
diens schoonzuster, en reeds 16 Juli 1649 werd
een kind uit dat huwelijk, Geertruyd. in de Cloosterkerck Tan den Haag gedoopt. D e C l a e u w heet bij zijn huwelijk ..jongman''. maar 17 Sept. 1630 was er al een kindje v i n hem in dezelfde Cloosterkerck gedoopt.
Achtereenvolgens woont hij nu te Leiden en Den Haag om tegen 1659 naar Haarlem te vertrekken. Tenminste in 1661 woonde hij daar reeds, terwijl bij het jaartal 1659 in de Leidsche gildeboeken staat: „Uyt der stadt vertrocken." Toen zijn vader in het begin van 1670 te 23
Leiden overleed, moest de schilder den boedel 50 stuyvers aan de armen daarvoor moeten helpen redderen. Eigenaardig is het, dat de betalen. oude man een jaar te voren J a n S t e e n Maar van 1673 tot aan zijn dood vinden toch tot /öc;?V;/rtV« voogd (een ander tot wij hem ook weer vermeld als lid van het rtaW///.f/>'m7?dV>/ voogd) benoemt. Blijkbaar Leidsche St. Lucas Gilde. Mij heeft in die keerde de schilder eerst weer naar Haarlem laatste jaren nog groote, uitmuntende schilterug. Hij had daar een jaar vroeger (1669) derijen gemaakt. Kn 3 Februari 1679 droeg zijne vrouw verloren, haar deftig laten be- men hem uit zijn herberg grafwaarts naar graven, maar verzuimd de medicamenten te de St. Pieterskerk. betalen die zij gebruikt had. De apotheker Zijne weduwe bleef in niet zeer schitteliet beslag leggen op het geld. dat een rende omstandigheden achter; zij verhuurde veiling van J a n later kamers aan S t e e n ' s schilstudenten. derijen had opDat was het gebracht. Kn einde van een dat alles voor kunstenaar, die ƒ 10. Mij had ons door zijne het blijkens alover heel de lerlei gegevens wereld verspreiniet breed in de meesterstukHaarlem, leende ken nog steeds geld en moest in verrukking voor / 29 rente brengt en met drie portretten zijn humor nog schilderen ! in staat is ons Kerst 1672 in naargeestige vinden wij den oogenblikkenop schilder voor te vroolijken. goed terug in 1 erwijl ik dit zijn geboorteschrijf, zie ik op stad. Mij bezijn eigen becldtrok het huis tcnis, schaterlavan zijn vader chend, een glas „op de Lange bier in de hand. Brugge" dat hij Lachend trok hij speciaal geërfd door het leven, had (in plaats en als hij zich zelf van contanten). schilderde, was ONVERKLAARDE ALLEGORIE. Ken jaar later het bijna altoos WELLICHT ZINM'F.1 EM1K OF' HKI AT' ITHKKF.R-SCHAI'. COI.I-. BRF.IMtS. trad hij voor de mcteenglimlach tweede maal in op het gelaat. het huwelijk met de weduwe van den Zoo ook op het meesterstuk in de Collectie boekverkooper X i c o 1 a e s H e re u 1 e n s, van Lord Northbrook, dat deze welwillend M a r i a van E g h m o n t , zijn buurvrouw. afstond voor de tentoonstelling van oude Houbraken vertelt bladzijden vol grappen portretten voor eenige jaren in Den Haag over dat huwelijk. Hij had 17 Xov. 1672 gehouden. Ken goed geslaagde reproductie vergunning gekregen in dat ouderlijk huis van deze heerlijke schilderij begeleidt deze „openbare herbergh te mogen houden" en regelen.