GIDS Risicoanalyse bij de douane
EUROPESE COMMISSIE Directoraat-generaal XXI — Belastingen en douane-unie
Uitsluitend voor nationale overheidsdiensten bestemd document.
Nog veel meer gegevens over de Europese Unie vindt u op Internet via de Europaserver (http://europa.eu.int). Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Ge meenschappen, 1998 ISBN 92-828-4987-2 © Europese Gemeenschappen, 1998 Overneming met bronvermelding toegestaan. Printed in Italy GEDRUKT OP CHLOORVRIJ GEBLEEKT PAPIER
Woord vooraf
Deze gids is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, waarvan vertegenwoordigers zijn samengekomen in het Comité douanebeleid (plaatsvervan gers) — Werkgroep voor de follow-up van het rapport van Maastricht. Deze gids is opgesteld om de douanediensten van de lidstaten behulpzaam te zijn bij de organisatie van douanecontroles en bevat geen verbindende bepalingen. Er worden voorbeelden gegeven van de wijze waarop risico analysetechnieken kunnen worden toegepast, met name als er sprake is van goederen en douaneregelingen die de Commissie en de lidstaten als fraudegevoelig hebben aangemerkt. De Europese Commissie hoopt dat de douaneadministraties er enige nuttige elementen uit kunnen halen en dat deze bijdra gen aan de toepassing van werkmethoden die zijn aangepast aan de internationale, nationale en plaatselijke context waarin elke douanedienst zijn werkzaamheden verricht. NB: De gids bevat veel verwijzingen naar teksten waarvan de referenties steeds worden aangegeven. Het Douanewetboek en de Uitvoeringsbepalingen van het Douanewetboek worden door de gehele gids genoemd. De referenties daarvan zijn de volgende: — Douanewetboek: Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het Com munautair Douanewetboek(1); — Uitvoeringsbepalingen van het Douanewetboek: Verorde ning (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststel ling van het communautair Douanewetboek(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 12/97 van de Commis sie«.
O PB L302 van 19.10.1992, blz.1. (2) PB L253 van 11.10.1993, blz. 1. (3) PB L9 van 13.1.1997, blz. 1.
Risicoanalyse in verband met douanecontroles *· Hoofdstuk 1: Risicoanalyse: beginselen en definities
7
Deel 1: Beginselen
7
Deel 2: Definities
9
"»Hoofdstuk 2: Oriëntaties Deel 1: Informatie 1.1. Informatiebronnen 1.2. Belang van de informatie Deel 2: De verschillende etappen van de risicoanalyse 2.1. 2.2. 2.3. 2.4. 2.5.
Omschrijving van de risicogebieden Vaststelling van de risico's Risico-indicatoren Risicobeoordeling Risicoprofielen
2.5.1. Omschrijving 2.5.2. Uitwerking 2.5.3. Functies Deel 3: Toepassing in de praktijk 3.1. Goederenaangiften 3.2. Gespecialiseerde teams 3.3. Op de administratie van bedrijven gebaseerde controles Deel 4: Risicoanalyseblad
11 11 11 13 15 15 15 16 16 17 17 18 19 21 21 21 23 26
*» Hoofdstuk 3: Toepassing van de risicoanalyse op bijzondere gebieden
29
Deel 1: Risicosectoren in verband met specifieke of gevoelige goederen
30
Onderafdeling 1 : In- en uitvoer van landbouwproducten waarop het gemeenschappelijk landbouwbeleid van toepassing is
30
Onderafdeling 2: In- en uitvoer van textielproducten en kledingartikelen
37
Onderafdeling 3: Goederen waarop antidumpingrechten of compenserende rechten van toepassing zijn
47
Onderafdeling 4: In- en uitvoer van namaakgoederen en illegaal gekopieerde goederen
52
Onderafdeling 5: De internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites-overeenkomst van Washington, 1973)
56
Onderafdeling 6: Uitvoer en wederuitvoer (en overlading) van goederen voor tweeërlei gebruik (strategische goederen)
60
Onderafdeling 7: Invoer van nucleaire materialen, ook bij gebruik van de regeling douanevervoer
65
Onderafdeling 8: In-, uit- en doorvoer van afvalstoffen en andere gevaarlijke producten
70
Deel 2: Risicogebieden in verband met douaneregelingen of - procedures
77
Onderafdeling 1: Aanbrengen van goederen
77
Onderafdeling 2: Douanevervoer (communautair/gemeenschappelijk douanevervoer — TIR-overeenkomst)
82
Onderafdeling 3: Economische douaneregelingen en de plaatsing van goederen in vrije zones en entrepots
87
Onderafdeling 4: Vereenvoudigde procedures in de zin van artikel 76 van het Douanewetboek
91
Bijlage
97
Hoofdstuk 1
Risicoanalyse: beginselen en definities Deel 1
Beginselen De voltooiing van de binnenmarkt sedert 1 januari 1993, de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de toetreding van nieuwe lidstaten en het snel toene mende handelsverkeer tussen de Gemeenschap en de rest van de wereld waren voor de douanediensten van de lidstaten en de Commissie (DG XXI) de aanleiding om strategische richt snoeren te omschrijven en toe te passen ten einde de opdracht van de douane in de Gemeenschap beter te definiëren Deze maatregel kreeg gestalte in de „Verklaring van de hoofden van de douaneadministraties van de lidstaten van de Europese Unie betreffende een algemene strategie voor douane 2000", ook wel verklaring „Douane 2000" genoemd (december 1993) en later in Beschikking 210/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 houdende goedkeuring van een actieprogramma voor de douane in de Gemeenschap („Douane 2000")(1). Eveneens dient te worden gewezen op de Resolutie van de Raad van 25 oktober 1996 over de vereenvou diging en de rationalisatie van de douanewetgeving en -proce dures van de Gemeenschap, waarin er bij de lidstaten op wordt aangedrongen vaker van de risicoanalyse gebruik te maken (2). Daarnaast dient, in het kader van de derde pijler van het Verdrag inzake de Europese Unie, het gemeenschappelijk op treden van 9 juni 1997 te worden genoemd, dat door de Raad is goedgekeurd op grond van artikel K.3 van dit Verdrag, betref fende het verfijnen van de criteria voor gerichte controles, selectiemethoden, enz. en het verzamelen van douane- en politie-informatie( 3 ). Er zijn twee belangrijke redenen om de risicoanalyse op Ge meenschapsniveau uit te voeren. Enerzijds wordt in de voornoemde beschikking „Douane 2000" en in het kader van het „gemeenschappelijk optreden" er de nadruk op gelegd dat de douanecontroles overal in het douanegebied van de Gemeenschap gelijkwaardige resultaten moeten opleveren. De toepassing van de risicoanalyse moet ervoor zorgen dat het meeste goederenverkeer zich relatief vrij over de grenzen heen kan bewegen en de controles op de
(1) PB L 33 van 4.2.1997, blz. 24. (2) PB C 332 van 7.11.1996, blz; 1. (3) PB L 159 van 17.6.1997, blz. 1.
grootste risico's worden geconcentreerd. In het kader van de interne markt dienen op EG-niveau enkele richtlijnen over de risicoanalyse te worden gegeven, die in deze gids zijn vervat. Anderzijds is de douanewetgeving van de Gemeenschap op uiteenlopende doeleinden gericht: de in- en uitvoerrechten moeten worden betaald, de voorschriften op het gebied van de statistiek en de belastingen moeten worden nageleefd, de belangen van het bedrijfsleven moeten worden beschermd (verboden, beperkingen, contingenten, preferenties en andere handelspolitieke maatregelen), terwijl tevens de consumenten, de burgers, het cultureel erfgoed en het milieu moeten worden beschermd, leder voorschrift brengt het risico met zich dat het, al dan niet opzettelijk, wordt overtreden. Door middel van risicoanalysetechnieken wordt getracht deze risico's te identifi ceren en te kwantificeren, zodat de controles hierop kunnen worden afgestemd en besloten kan worden of de goederen zelf of alleen de daarbij behorende documenten gecontroleerd moeten worden, teneinde de inspanningen van de douane op die gebieden te concentreren waarin de kans op een al dan niet opzettelijke overtreding van de regels het grootst is.
Deel 2
Definities Voor de doeleinden van deze gids worden de volgende termen als volgt gedefinieerd. & Risico kans dat zich een feit voordoet waardoor voorschriften van de Gemeenschap of nationale voorschriften betreffende de doua nebehandeling van goederen niet worden toegepast.
I
Risicoanalyse werkmethode die erop gericht is de personele en financiële middelen van de douane zo doeltreffend mogelijk in te zetten, terwijl toch risico zo klein mogelijk wordt gehouden. Deze werkmethode omvat: — de vaststelling van de risico's; — de bepaling van de risicograad of het risiconiveau; — de formulering van het risico; — het toewijzen van de middelen aan bepaalde risico's.
I
Risicobeoordeling de raming van het risiconiveau dat inherent is aan een be paalde douaneactiviteit teneinde prioriteiten voor het uitvoe ren van controles vast te stellen.
I
Risicogebieden douaneregelingen en -procedures en andere gebieden waarop douaneautoriteiten bevoegd zijn; de bedrijven zijn eveneens risicogebieden.
I
Risico-indicatoren factoren die een bepaald risico uitdrukken en die, tezamen genomen, aangeven of het risico dat aan elk risicogebied inhe rent is, groter of kleiner is.
& Risicoprofiel een volledige aan de regionale en/of plaatselijke omstandighe den aangepast geheel van gegevens, al dan niet in computers opgeslagen, aan de hand waarvan de douanediensten de risico's analyseren. Het risicoprofiel omvat de risicogebieden, de risicobeoordeling en de risico-indicatoren. Aan de hand van het risicoprofiel wordt een controleprogramma opgesteld en worden de beschikbare middelen toegewezen.
10
Hoofdstuk 2
Oriëntaties Deel 1
Informatie De risicoanalyse kan pas doeltreffend zijn indien de douanead ministratie over voldoende en betrouwbare inlichtingen en gegevens beschikt. Het is dus belangrijk enerzijds toegang te hebben t o t betrouwbare, volledige en bijgewerkte informatie bronnen en anderzijds die informatie te kunnen benutten.
1.1. Informatiebronnen Het belangrijkste gevolg van de totstandbrenging van de in terne markt voor de risicoanalyse is dat gegevens over ontwik kelingen in de risicosectoren in de Europese Unie gemakkelijk en snel beschikbaar zijn voor alle douanekantoren, zelfs indien ze vooraf door een centrale en gespecialiseerde informatie dienst worden verwerkt. Informatiebronnen zijn: — plaatselijke douanekantoren, — regionale douanekantoren, — centrale douanekantoren, — in douane-informatie gespecialiseerde diensten, — andere overheidsinstanties en openbare instellingen (Minis terie van Landbouw, Handel, Vervoer, Politie, enz.), — belastingdiensten, die in de meeste lidstaten, in mindere of meerdere mate, met de douanediensten samenwerken, — het bedrijfsleven (lucht- en scheepvaartmaatschappijen, ex pediteurs, luchthaven /havenbedrijven, concurrenten), — informatie van andere lidstaten en van internationale orga nisaties, — kranten en algemene of gespecialiseerde tijdschriften, — handels- en beroepsorganisaties. 11
De gegevensbanken en internationale datacommunicatienet werken, en met name die van de Europese Commissie nemen een bijzondere plaats in als bruikbare informatiebronnen.
I
Wat de informatiebronnen bij de Commissie betreft, kunnen gegevens worden toegezonden en ontvangen via de volgende systemen: •
bepaalde communicatienetwerken zoals het CIS-systeem (Customs Information System). Op talrijke plaatsen in de Gemeenschap is men aangesloten op dit systeem, met name in alle grote havens en luchthavens. Het systeem bevat een gegevensbank waarin alle via het systeem uitgewisselde informatie is opgenomen( 1 ). Deze gegevensbank bevat uits^itend bepaalde gegevens van via het net verzonden be richten over vermoedelijke of vastgestelde onregelmatighe den die de lidstaten op grond van de vigerende wetgeving hebben medegedeeld;
•
de netwerken voor wederzijdse bijstand CIS/SCENT/SCENTfiscaal die via daartoe aangewezen diensten van de lidsta ten toegang verlenen tot gespecialiseerde gegevensbanken van de Commissie en daarbuiten. Deze gegevensbanken zijn de volgende:
•
Comext, die de statistieken buitenlandse handel van de Gemeenschap bevat;
•
Celex die de wetgeving van de Gemeenschap bevat (verdra gen, afgeleid recht, rechtspraak van het Europees Hof);
•
Irene, die informatie bevat over onregelmatigheden en na vorderingen die de lidstaten op grond van verschillende verordeningen (EOGFL, Verordening (EG) nr. 515/97, tradi tionele eigen middelen. Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89(2) enz.) aan de Commissie moeten doorgeven, draait momenteel proef bij de diensten van de Commissie. NB: De lidstaten hebben nog niet rechtstreeks toegang tot de databank, maar ontvangen regelmatig een statistisch overzicht van de daarin opgeslagen gegevens. Er worden thans moderniseringen doorgevoerd om de gegevens recht streeks beschikbaar te maken voor de lidstaten, om het
C) Verordening (EG) nr. 515/97 van de Raad van 13 maart 1997 betreffende de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten van de lidstaten en de samenwerking tussen deze autoriteiten en de Commissie met het oog op de juiste toepassing van de douane- en landbouwvoorschriften - PB L 82 van 22.3.1997, blz. 1. (2) Verordening (EEG, Euratom) nr. 1552/89 van de Raad van 29 mei 1989 houdende toepassing van Besluit 88/376/EEG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeen schappen-PB L155 van 7.6.1989 blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EG) nr. 1335/96 van de Raad van 8 juli 1996 (PB L 175 van 13.7.1996, blz. 3). 12
gebruik en de toegang te verbeteren en vooral om het systeem in staat te stellen de opgeslagen gegevens te analy seren;
1
•
TARIC (Geïntegreerd Tarief van de Gemeenschap), waarmee de laatste wijzigingen van de wetgeving van de Gemeen schap betreffende de in- of uitklaring van goederen ten minste een maal per dag naar de centrale douanekantoren van de lidstaten worden gezonden. TARIC is gebaseerd op de Gecombineerde Nomenclatuur waaraan de handelspoli tieke maatregelen en landbouwmaatregelen van de Ge meenschap zijn toegevoegd, onder verwijzing naar het Ge meenschappelijk Douanetarief. Het bevat nu al een aantal risico-indicatoren op het gebied van beperkende maatrege len en embargomaatregelen;
•
RTC en ROC (bindende tariefinlichtingen en bindende oor sprongsinlichtingen);
•
andere gegevensbanken, zoals SIGL (textielcontingenten).
Van de bronnen buiten de Commissie kunnen de volgende worden genoemd: •
Dun & Bradstreet, voor informatie over bedrijven;
•
Lloyds Seadata, voor scheepvaartinformatie;
•
Piers voor bepaalde scheepsmanifesten;
•
Marinfo/Yachtinfo, voor inlichtingen over de bewegingen van schepen.
1.2. Belang van de informatie Gegevens vormen de grondstof die soms slechts minimaal ge analyseerd of bewerkt behoeft te worden. Het betreft basisge gevens die hoofdzakelijk worden gebruikt als operationele elementen en soms als beheersgegeven over de omvang van het handelsverkeer of de totale waarde van de invoer in een bepaalde periode. Algemene ontwikkelingen (bijv. toename/afname van het handelsverkeer) kunnen worden vastgesteld zodat administratieve en operationele besluiten kunnen worden genomen. Gegevens worden informatie indien ze worden geanalyseerd om ontwikkelingen op bepaalde risicogebieden of potentiële fraudegebieden te onderkennen, wanneer ze worden verza meld ten behoeve van specifieke gebieden, of wanneer ze worden gebruikt om maatregelen te kunnen nemen tegen specifieke gevallen van fraude. 13
Het is deze informatie die een voorname rol speelt bij de identificatie en de indeling naar prioriteit van de risico-indica toren (zie afdeling 2 hieronder). Informatie kan van tactische, operationele of strategische aard zijn.
)
Operationele informatie is onmiddellijk in actie omzetbare informatie die geen verdere bewerking behoeft voordat actie kan worden ondernomen, wanneer dan ook. Deze kan betrekking hebben op de bewe gingen van een verdachte zending die vanuit een derde land voor inklaring in een bepaald douanekantoor arriveert. Deze informatie vereist een onmiddellijke respons zodat tot opspo ring en; zo nodig, inbeslagname kan worden overgegaan; ze is vaak zeer tijdsgebonden en van toepassing op fraude en smok kel in het algemeen.
& Tactische informatie ¡s informatie die is verzameld om het opsporings- en vervol gingsproces analytisch te ondersteunen. Over goederenstro men, transportmiddelen, personen of organisaties wordt infor matie verzameld en geanalyseerd om, onder meer, de identi teit en de activiteiten van organisaties te achterhalen, verban den te kunnen leggen en om fraude op het spoor te komen.
& Strategische informatie is geëvalueerde informatie over algemene methoden en ten densen, die gebruikt wordt om het douanebeleid te bepalen, probleemgebieden te identificeren, middelen toe te wijzen, specifieke technieken en maatregelen toe te passen en wetge ving vast te stellen. Strategische informatie omvat informatie over methoden en ontwikkelingen op het gebied van douane fraude en de identificatie van methoden en tendensen op het gebied van de douanefraude. In dit kader moet ook rekening worden gehouden met contro les die gebaseerd zijn op de interne administratie van de bedrij ven (zie afdeling 3). Voorbeelden van de verschillende soorten informatie zijn in bijlage I opgenomen.
14
Deel 2
De verschillende etappen van de risicoanalyse Nadat gegevens en inlichtingen zijn verzameld en behandeld, moet een planning worden opgemaakt voor een doeltreffende risicoanalyse. Hierbij kan worden uitgegaan van de personele en financiële middelen van de centrale diensten van een lid staat, van de douanediensten die de goederen in- en uitklaren en van de mobiele brigades, in een bepaalde referentieperiode (bijvoorbeeld een jaar). Hierna volgt een beschrijving van de verschillende stadia van het risicoanalyseproces.
2.1. Omschrijving van de risicogebieden Risicogebieden, zoals in hoofdstuk 1 gedefinieerd, kunnen worden vastgesteld aan de hand van de bepalingen van de bestaande EG- en nationale wetgeving die betrekking hebben op douanecontroles. Een wijziging in de wetgeving kan van invloed zijn op de risicogebieden. Wanneer voor een specifiek product uit een bepaald land een nieuwe antidumpingverordening w o r d t vastgesteld, dan is dat voor de douanediensten een indicatie dat er een gebied is waarop rechten ontdoken kun nen worden. Op die wijze kan een risicogebied worden vastge steld dat de basis kan vormen voor de eigenlijke risicoanalyse. Ook het ontstaan van nieuwe vormen van handelsverkeer die een invloed kunnen hebben op de economische bedrijvigheid, het verbruik of de veiligheid van de burger moeten in aanmer king worden genomen en kunnen als risicogebieden de basis vormen vooreen risicoanalyse. Ten slotte kunnen ook bedrijven of groepen of soorten bedrij ven een risicogebied vormen. Bedrijven zijn namelijk belang rijke factoren. De wijze waarop ze zijn georganiseerd en func tioneren, hun reputatie en solvabiliteit zijn elementen die risi cogebieden kunnen zijn en waarbinnen risico-indicatoren in aanmerking kunnen worden genomen.
2.2. Vaststelling van de risico's Daarna moet voor ieder risicogebied nauwkeurig worden vast gesteld welke feiten zich kunnen voordoen en op welke ma nier. Goederen kunnen op onregelmatige wijze binnenkomen (smokkel) of kunnen aan het douanetoezicht worden onttrok ken, verboden of beperkingen kunnen niet in acht worden genomen, of de verschuldigde rechten worden niet in hun 15
geheel betaald. Het risico kan echter nauwkeuriger worden omschreven, al naargelang de aard van de goederen, de douaneregeling of -procedure en de onderneming (zie hoofd stuk 3).
2.3. Risico-indicatoren Nadat het risico is gedefinieerd, moeten de risico-indicatoren overeenkomstig de definities van hoofdstuk 1 worden vastge steld, waarna het risico kan worden geëvalueerd. Sommige indicatoren zullen steeds gelden voor alle risicoge bieden, terwijl andere zeer specifiek zijn en alleen op een bepaald gebied van toepassing zijn. De risico-indicatoren die doorgaans in alle risicogebieden wor den aangetroffen (zie hoofdstuk 3) kunnen betrekking hebben op de goederen, de bedrijven of de toegepaste regelingen en procedures. Risico-indicatoren betreffende goederen zijn meestal: de tarief indeling (met name bij hoge in- of uitvoerrechten), de oor sprong of herkomst (met name bij toepassing van kwantita tieve of tarifaire invoerbeperkingen of preferentiestelsels), de waarde (vooral wanneer een antidumpingrecht is ingesteld) en de hoeveelheid. Voor bedrijven kan het gedrag of een wijziging van het nor male gedrag in aanmerking te nemen elementen zijn (met name verandering van de handels- of douanestrategie). Ook het feit of het bedrijf zich al eerder aan overtredingen of onregelmatigheden op douane- of belastinggebied heeft schuldig gemaakt, speelt een rol. Indicatoren betreffende regelingen of procedures hebben be trekking op de specifieke toepassing ervan (bijv. gebreken in de boekhouding in het kader van vereenvoudigde procedures). Een voorbeeld is in bijlage II opgenomen.
2.4. Risicobeoordeling De beoordeling van de risicograad of het risiconiveau dat aan een bepaald geval inherent is, drukt uit hoe groot de kans op onregelmatigheden is wanneer bepaalde voorwaarden zijn vervuld. Deze beoordeling is het resultaat van een combinatie van de risico-indicatoren betreffende de goederen, de bedrij ven en de regelingen of procedures. 16
In de praktijk kan het risico worden beoordeeld aan de hand van: — letters: groot (H of high), middelmatig (M of medium) of klein (L of low) risico; — of aan de hand van cijfers, bijv. χ = 1,... η, om de controle prioriteiten aan te geven al naargelang het risico; — of kan een letter worden toegevoegd om het soort controle aan te geven, bijv. d (documentaire controle), ρ (controle a posteriori of achteraf) of f (fysieke controle van de goede ren); — of aan de hand van elk ander aan de situatie aangepast middel, waaronder coëfficiënten. De risico's kunnen dan naar prioriteit worden gerangschikt en met behulp van het risicoprofiel kan dan een controlepro gramma worden vastgesteld. Een voorbeeld is in bijlage I I I opgenomen.
2.5. Risicoprofielen 2.5.1. Omschrijving Het „risicoprofiel" is het middel aan de hand waarvan de douanedienst de risicoanalyse in de praktijk omzet. De uit te voeren controles van goederen en documenten worden vol gens een bepaald schema gepland, als aanvulling op, en dik wijls ter vervanging van steekproefcontroles. Het is een docu ment waarvan de opzet in de verschillende lidstaten niet nood zakelijkerwijs identiek behoeft te zijn, maar het moet wel volledig zijn en aan de plaatselijke omstandigheden aange past. Een risicoprofiel kan in een ordner of in de computer worden opgenomen en moet zo toegankelijk mogelijk zijn voor douanebeambten. Een risicoprofiel kan een aantal onderverdelingen hebben voor de verschillende soorten goederen. Voor in en uitvoer zijn er doorgaans verschillende risicoprofielen. Er kunnen ook risico profielen worden opgesteld per goederensoort, met name voor zeer gevoelige producten. Het risicoprofiel omvat een om schrijving van het risicogebied, een beschrijving en een beoor deling van het risico, risicoindicatoren, de te nemen controle maatregelen, opgave van de datum waarop maatregelen ge nomen moeten worden en een evaluatie van de doeltreffend heid van de genomen maatregelen (en van de gekozen indicatoren). Om doeltreffend te blijven, moet het risicoprofiel flexibel zijn: het moet regelmatig kunnen worden bijgewerkt en met 17
nieuwe gegevens aangevuld. Wanneer blijkt dat bepaalde ge bieden weinig problemen opleveren, moet dat ook in het profiel worden opgenomen. Een continue bijwerking is van essentieel belang voor risicopro fielen. Om doeltreffend te blijven moeten de nieuwe risico's die zijn vastgesteld daarin w o r d e n opgenomen. De beamten die met het beheer van de risicoprofielen zijn belast moeten deze regelmatig met de nieuwste gegevens bijwerken om er voor te zorgen dat ze met de meest recente gegevens overeen stemmen (bijv. nieuwe voorschriften).
2.5.2. Uitwerking De o p b o u w van risicoprofielen volgt de basiscyclus van de „systeembenadering" die in het onderstaande schema is weer gegeven: aan de hand van de informatie van centrale en plaat selijke douanediensten w o r d t een risicogebied bepaald en het risico beoordeeld, waarna beslist w o r d t welke controles moe ten worden uitgevoerd en welke actie moet w o r d e n genomen; deze actie geeft ook weer informatie. Feedback is in alle stadia van het grootste belang.
Actie
)
Informatie Feedback Besluit
Beoordeling
Informatie: moet zo volledig mogelijk zijn zodat niet alleen de risicogebie den en de risico's bepaald kunnen w o r d e n , maar dat ook kwalitatieve en kwantitatieve gegevens over producten, be drijven en handelsstromen verzameld kunnen w o r d e n , ten einde passende en volledige risicoprofielen op te stellen.
& Beoordeling w o r d t overeenkomstig de eerder beschreven elementen uitge voerd. Afhankelijk van het resultaat van de beoordeling zullen in de besluitfase de mogelijke soorten controles worden afgewogen (fysieke of documentaire controle of controle achteraf) en zal de te volgen methode worden vastgesteld, rekening houdend met de beschikbare middelen en andere beperkingen, met inbegrip van de werklast voor de bedrijven. 18
De actie, het laatste stadium, bestaat uit het verrichten van de controle en het uitbrengen van een verslag over de controle zodat de risicoanalyse en het risicoprofiel zo nodig kunnen worden bijgewerkt. Feedback is in alle fasen van zeer groot belang om de controles aan de resultaten aan te passen. Essentieel is ook dat het risicoprofiel steeds de meest nauwkeurige, recente en rele vante gegevens bevat en dat overbodige gegevens worden verwijderd.
2.5.3. Functies Risicoprofielen hebben ten minste vijf functies: — ze zijn een bron van informatie over bedrijven of goederen; — ze omschrijven de risicogebieden; — ze beoordelen de risico's die aan deze gebieden zijn verbon den op grond van de indicatoren; — ze bevatten een actieplan met een beschrijving van de soort uit te voeren controles (de beschikbare informatie kan voor de optimale toewijzing van de middelen worden gebruikt); — ze maken het mogelijk de doeltreffendheid van de contro les te testen. In het kader van de eengemaakte markt moeten de ervaringen bij de opbouw van risicoprofielen worden uitgewisseld. Voorts moet het mogelijk zijn de risicoprofielen naar andere betrok ken locaties te verzenden. Een doorlopende bijwerking van risicoprofielen en van de methoden voor de opbouw ervan is eveneens onmisbaar voor de correcte werking van het systeem in deze context, vooral wanneer op EG- of nationaal niveau nieuwe wetgeving wordt uitgewerkt of nieuwe handelsactivi teiten of beleidsmaatregelen worden ontwikkeld.
Conclusie Om de uitvoering van het risicoanalyseprogramma te kunnen volgen, dient aan de volgende criteria te worden voldaan: — de douanediensten moeten over de passende inlichtingen beschikken om de risicoanalyse doeltreffend te maken; — de politieke en operationele doeleinden dienen duidelijk te zijn vastgesteld; 19
— de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van degenen die de controles verrichten en van degenen die de resulta ten ervan beoordelen en analyseren dienen duidelijk te zijn omschreven; — er moet een goed systeem zijn opgezet voor de controle van het beheer om de resultaten te kunnen beoordelen. Een voorbeeld van een risicoprofiel is in bijlage IV opgenomen.
20
Deel 3
Toepassing in de praktijk 3.1. Goederenaangiften De risicobeoordeling is gebaseerd op de aangiften en maakt het mogelijk de behandeling van de aangiften te verfijnen. Alle aangiften worden op de een of andere wijze verwerkt, hetzij handmatig hetzij elektronisch, voor de berekening van de rechten/heffingen, de opstelling van handelsstatistieken, om na te gaan of de juiste documenten zijn bijgevoegd, goed gekeurd, verwijderd, teruggezonden of geverifieerd; en om te beoordelen of de goederen moeten worden gecontroleerd. De analyse van de resulaten van deze behandeling maakt het mogelijk gerichte controles uit te voeren.
> Aangiften kunnen in twee categorieën worden verdeeld: — die waarvoor de douane steeds moet optreden omdat de EG-wetgeving dit vereist of omdat zonder een dergelijk optreden de controleregeling niet zou functioneren; en — die waarvoor een optreden van de douane niet systematisch behoeft plaats te vinden doch afhankelijk van de beoorde ling van het risico kan variëren. Bij een grotere verfijning van de risicobeoordelingsmethoden is voor de tweede categorie een minimaal optreden van de douane voldoende om een idee te krijgen of de regels in het algemeen worden nageleefd. Verdere controles zijn afhanke lijk van de risicobeoordeling. De geautomatiseerde, interactieve verwerking van aangiften is een grote steun omdat fysiek of documentair te controleren ladingen automatisch worden geselecteerd.
3.2. Gespecialiseerde teams Bij de organisatie van bepaalde of alle plaatselijke douanekan toren kan rekening worden gehouden met de risicoanalyse. Er moet personeel aanwezig zijn voor de noodzakelijke verwer king van de aangiften, routinematige controles en op risico analyse gebaseerde selecties. Daarnaast kan in het douanekan toor een betrekkelijk klein aantal gespecialiseerde medewer kers worden ingezet dat niet deelneemt aan het gewone, dagelijkse werk, maar dat risicogebieden test, de ladingen selecteert die afhankelijk van nationale en/of plaatselijke para meters gecontroleerd moeten worden en dat een grote des21
kundigheid op speciale gebieden zoals het gemeenschappe lijke landbouwbeleid kan opbouwen. Dit team fungeert dan als plaatselijke informatiebron (verzameling, analyse en ver spreiding van informatie) en als operationele voorhoede voor de selectie van de gerichte controles na risicobeoordeling. Deze aanpak kan in belangrijke mate worden gesteund door gecomputeriseerde selectie. De meeste computersystemen zijn zo ontworpen dat de selectiecriteria op nationaal en plaatselijk niveau kunnen worden toegepast. Doeltreffende middelen voor plaatselijke selectie zijn van het grootste belang, vooral om met plaatselijke handelsgewoonten rekening te kunnen houden, want wat op nationaal vlak een gering risico kan zijn, kan voor een bepaald douanekantoor een groot risico zijn en vice versa. Ook moet aan het EG-niveau worden gedacht. Routineselectie kan worden uitgevoerd door de toepassing van parameters (of instructies voor computerondervraging) die doelmatig zijn gebleken voor de opsporing van fouten en onjuiste aangiften. Bijzondere selectieparameters kunnen voor de controles op kortere termijn worden gebruikt, om bijvoorbeeld het fraude risico van speciale soorten invoer te evalueren of om verdachte zendingen te identificeren (bijv. alle zendingen uit een be paalde groep landen naar een bepaalde importeur). Steekproefsgewijze selectie kan naast de twee voornoemde soorten selectie worden gebruikt, waardoor een controleme chanisme kan ontstaan voor de vaststelling van nieuwe para meters voor routineselecties en bijzondere selecties om de kansen te verkleinen dat een aangever de selectieparameters te weten komt en zodoende kan voorkomen dat hij wordt geselecteerd. Voor de export kan hetzelfde concept worden toegepast. Voor het vervullen van zijn taken moet het speciale team een beroep doen op een aantal informatiebronnen. Informatie kan worden verkregen bij de centrale administratie die van soort gelijke teams in het gehele land inlichtingen ontvangt, de ontwikkelingen analyseert en de informatie zo nodig ver spreidt. Een plaatselijke gegevensbank kan worden gebruikt om de gegevens over de prestaties van het risicoprofiel, ver moedelijke of vastgestelde overtredingen en bepaalde risico factoren op te slaan. Vroegere aangiften en bewijsstukken kunnen in het bestand worden teruggevonden. Handelsdocu menten en archieven kunnen eveneens een belangrijke rol spelen. Wil een speciaal team doelmatig kunnen werken, dan moet het eerst het relatieve belang van de risico-indicatoren op zijn werkterrein identificeren en vastleggen. Dat bestaat vooral uit controles, waarvoor tijd en personeel moet worden vrijge maakt, maar dat noodzakelijk is met het oog op juiste selectie22
criteria en doelmatige controles. Het team moet derhalve de nodige opleiding ontvangen om deze werkzaamheden te kun nen verrichten. Een voorbeeld hiervan wordt in bijlage V gegeven.
3.3. Op de administratie van de bedrijven gebaseerde controles 3.3.1. Dit is een systematische en flexibele werkmethode die geba seerd is op het feit dat elk bedrijf zijn eigen administratiesys teem heeft, van het meest eenvoudige tot het meest gecompli ceerde, dat bij de uitwerking van risico-indicatoren kan worden gebruikt. Zij kunnen als een vorm van audit worden be schouwd, waarvan het doel echter beperkt is tot de bepaling van de risico-indicatoren. De methoden variëren naargelang het een kleine eenmans zaak betreft of een grote onderneming die vaak bij allerlei douaneregelingen is betrokken. Aan de hand van de kwantificatie van risico's worden de middelen toegewezen en het toe te passen controleprogramma vastgesteld. Een controle die tot de bedrijfsadministratie beperkt blijft, is echter niet voldoende: selectieve fysieke controles zullen nodig zijn om de op de bedrijfsadministratie gebaseerde controles te testen. De resultaten van de controle van de bedrijfsadministratie kunnen bij de ontwikkeling van risicoprofielen worden ge bruikt. „Universele" indicatoren, zoals bijvoorbeeld de import uit een bepaald land of onder een bepaalde tariefpost kunnen meestal in de boeken worden teruggevonden. Hoe nauwer een bedrijf met de douane samenwerkt bij het voeren van zijn administratie, hoe meer de controle aan de hand van die administratie kan worden verricht.
3.3.2. Dit soort controles is erop gericht: — na te gaan dat een administratie de nodige controles toe laat om bedragen (rechten/heffingen) en eventuele vrijstel lingen tijdig en correct te boeken; — na te gaan dat de verificaties en controles effectief zijn. 23
Deze resultaten kunnen worden verkregen door middel van een gestructureerde en systematische aanpak die de volgende fasen omvat: a) vaststelling en registratie van de manuele en/of elektroni sche bewerkingen binnen de bedrijfsadministratie; b) identificatie van de financiële risico's die aan een bedrijfsad ministratie zijn verbonden door een beoordeling van de controlemogelijkheden en de zwakke punten; c) het uitvoeren van de (fysieke of documentaire) controles; d) vaststelling van de verdeling van de verantwoordelijkheden binnen een bedrijf; e) vaststelling van de diensten en van het personeel die recht streeks of onrechtstreeks bij de douaneafhandeling van goederen zijn betrokken (logistieke diensten, commerciële diensten enz.). De hier bedoelde controles berusten grotendeels op de gege vens die bij de bedrijven zelf beschikbaar zijn. Het testen van de betrouwbaarheid van deze gegevens is daarom zeer belang rijk. Het voordeel van deze werkwijze is dat de middelen en contro les op de risico's binnen de bedrijfsadministratie kunnen wor den afgestemd, zodat de fouten die een correcte boeking van bedragen in de weg staan, ontdekt kunnen worden. Worden geen fouten in het systeem ontdekt, dan heeft men de zeker heid dat het gewenste resultaat zal worden bereikt. In ieder geval zijn de resultaten van de controles beschikbaar en kun nen ze bij de beoordeling van toekomstige risico's worden gebruikt en kan daaruit worden afgeleid welke controles in de toekomst noodzakelijk zijn. Controles van de bedrijfsadministraties worden ook gebruikt om het relatieve belang van de meer specifieke risico-indicato ren vastte stellen met het doel een risicoprofiel op te bouwen. Bij de vereenvoudigde invoerprocedures bijvoorbeeld, waar de douane de oorspronkelijke met de aanvullende aangifte verge lijkt, is het risico dat de aanvullende aangifte niet met de oorspronkelijke overeenstemt zeer klein. Indien een dergelijke vergelijking echter niet werd gemaakt, zou dit risico veel gro ter zijn. Dit betekent dat bij de opstelling van risicoprofielen rekening moet worden gehouden met de wijze waarop de risicogebieden in de diverse lidstaten worden gecontroleerd. In vele gevallen worden de betrokken bedragen als voornaam ste risicocriterium beschouwd: bij sommen van meer dan n ecu, moet het risico groot zijn. Toch is dit niet noodzakelijkerwijze het geval: wanneer bijvoorbeeld bij de controle van de be24
drijfsadministratie gebleken is dat deze zeer betrouwbaar is, dan is het risico derhalve gering, ongeacht het betrokken be drag. De betrouwbaarheid van de administratie van. een bedrijf is een andere belangrijke factor die van invloed is op het rela tieve belang van risico-indicatoren. Deze administratie kan een zeer belangrijke rol spelen bij de berekening van heffingen op sommige risicogebieden, zoals actieve/passieve veredeling, ver eenvoudigde procedures, het gemeenschappelijke landbouw beleid enz. Door de administratie volledig te controleren, kan nauwkeurig worden vastgesteld hoe groot het risico is. Dit betekent ook dat wanneer risicoprofielen volledig zijn uitge werkt, zij specifiek kunnen zijn voor een bepaald bedrijf. Eén van de methoden kan erin bestaan dat het risico voor elk bedrijf wordt vastgesteld en elk bedrijf een cijfer wordt toege kend. De Duitse douane heeft hiervan een voorbeeld gegeven dat in bijlage III is opgenomen.
25
Deel 4
Risicoanalyseblad Voor elk bestaand en nieuw onderdeel van de EG-wetgeving inzake het internationale goederenverkeer kan een risicoana lyseblad worden opgesteld. Bij wijzigingen in de wetgeving of nieuwe wetgeving zou een dergelijk blad kunnen worden op gesteld voordat de wetgeving wordt goedgekeurd om na te gaan hoe de voorgestelde wijzigingen op de douanecontrole uitwerken. Er wordt op gewezen dat het hier om een theoretisch docu ment gaat dat gebaseerd is op de analyse van de wetgevende tekst en daarom te onderscheiden is van het risicoprofiel waar van het doel concreet is en onmiddellijk in de praktijk van toepassing. Het risicoanalyseformulier dient de volgende elementen te bevatten, afhankelijk van de specifieke gegevens van de meest recente wetgeving.
1. Risicogebied
I
1.1. In termen van goederen: textiel, landbouwproducten, gemeenschappelijk handelsbeleid (dumping), Cites enz. (zie hoofdstuk 3)
)
1.2. In termen van douaneregelingen of -procedures: het in het vrije verkeer brengen, uitvoer, schorsende regelin gen, economische douaneregelingen, vereenvoudigde proce dures
2. Identificatie van de algemene risico's Bijvoorbeeld: — soort: onjuiste opgave van de soort goederen — oorsprong: onjuiste opgave van de oorsprong — waarde: onjuiste opgave van de waarde om een lagere heffing te verkrijgen 26
3. Vaststelling van de algemene risico-indicatoren
4. Risicobeoordeling (teneinde de risicograad of het risiconiveau voor elke indicator van algemene risico's vast te stellen). Bijvoorbeeld, in geval van een nieuwe verordening waarbij een antidumpingrecht op een bepaald product wordt ingesteld, kan een vergelijking worden gemaakt van de invoerstromen van het desbetreffende pro duct vóór en na de instelling van het antidumpingrecht, geba seerd op statistische gegevens over de bedrijven.
27
Hoofdstuk 3
Toepassing van de risicoanalyse op bijzondere gebieden In het algemeen kan worden gesteld dat bepaalde risico's voor alle delen van dit hoofdstuk gelden, met name: •
een onjuiste opgave van de aard van de goederen of van andere elementen en/of de begeleidende documenten;
•
het niet in acht nemen van verboden en beperkingen;
•
het op onregelmatige wijze binnenbrengen van goederen (smokkel) (zie ook deel 2 — onderafdeling 1 van dit hoofd stuk);
•
in het algemeen, het onttrekken van goederen aan het douanetoezicht.
Eveneens gelden sommige risico-indicatoren voor alle gebie den. Deze indicatoren zijn voornamelijk de volgende: •
het betrokken bedrijf en/of de betrokken expediteur heeft zich eerder schuldig gemaakt aan onregelmatigheden of overtredingen op douane- en/of belastinggebied;
•
het betrokken bedrijf verleent geen of onvoldoende mede werking;
•
gebruik van een vervoerder of expediteur van twijfelachtige betrouwbaarheid;
•
het bestaan van bijzondere voorafgaande inlichtingen ten aanzien van een bepaald product in bepaalde omstandighe den (mededelingen in het kader van de wederzijdse bij stand of bijzondere mededeling in het kader van een bij zondere regeling);
•
specifieke inlichtingen uit andere gebieden;
•
hoge rechten of heffingen van gelijke werking;
•
kwantitatieve beperkingen die de hoeveelheden die inge voerd mogen worden sterk beperken;
•
vervoer per containerkleine zendingen.
29
Deel 1
Risicosectoren in verband met specifieke of gevoelige goederen *+■ Ondera fdeling 1
In- en uitvoer van la ndbouwproducten waarop het gemeenscha ppelijk landbouwbeleid va n toepassing is (GLB) Producten waarop het gemeenschappelijk landbouwbeleid van toepassing is, zijn bijzonder gevoelig gezien de financiële voor delen die ermee behaald kunnen worden. Controle bij uitvoer is dus zeer belangrijk wegens mogelijke fraude op het gebied van de restituties of in verband met producten die uit de interventievoorraden komen en die naar een bestemming bui ten de Gemeenschap gaan. Om het gebruik van de risicoana lyse op dit gebied te bevorderen zijn de volgende verordenin gen vastgesteld: — Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad van 12 februari 1990 inzake de controle bij de uitvoer van landbouwpro ducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen(1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 163/94 van de Raad van 24 januari 1994(2); — Verordening (EG) nr. 3122/94 van de Commissie van 20 december 1994 tot vaststelling van de criteria voor de risico analyse inzake landbouwproducten waarvoor restituties worden toegekend( 3 ). Toch moet ook bij de invoer worden gecontroleerd om te voorkomen dat de voor bepaalde producten geldende rechten worden ontdoken, dat communautaire contingenten worden omzeild of dat ten onrechte gebruik wordt gemaakt van een preferentiestelsel. Risicoanalyse kan hier zorgen voor een doeltreffende selectie van nader te controleren ladingen. Risicoanalyse in eigenlijke zin is het eerste deel van een proces in drie fasen waaronder ook de controles en de analyse van de resultaten van die controles vallen.
(1) PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6. (2) PB L 24 van 29.1.1994, blz. 2. (3) PB L 330 van 21.12.1994, blz. 31.
30
Deze indeling (risicoanalyse, controles en analyse van de resul taten van de controles) zal ook in de volgende onderafdelin gen worden aangehouden.
1.1. Risicoanalyse 1.1.1. Risico-indicatoren Voorafgaande opmerking De in Verordening (EG) nr. 3122/94 vermelde risico-indicatoren voor de uitvoer met restituties zijn overgenomen in bijlage VI bij deze gids. De hierna genoemde elementen hebben uitsluitend ten doel een nadere omschrijving te geven van enkele criteria die van toepassing zijn op de uitvoer met restituties. Ze zijn eveneens van toepassing op de invoer van landbouwproducten.
1.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen
I
tariefindeling — vermelding van een GN-code die moeilijk te controleren is zonder de hulp van een laboratorium (bijvoorbeeld onder scheid tussen rijstsoorten of tussen zuivelproducten op basis van het vetgehalte, bereide voedingsmiddelen); — producten die stelselmatig onder de post „andere" worden ingedeeld;
oorsprong — het betrokken product wordt in het aangegeven land van oorsprong niet vervaardigd; — de invoer in de Gemeenschap is groter dan de productieca paciteit in het land van uitvoer; — de grondstoffen van oorsprong die voor de vervaardiging van het eindproduct noodzakelijk zijn, worden niet in het aangegeven land van oorsprong vervaardigd; — communautaire oorsprong van de landbouwproducten in dien de betaling van de restitutie hiervan afhangt; 31
9
herkomst/bestemming — producten die van een vrije zone naar een derde land vertrekken;
I
waarde — aangegeven waarde w i j k t kennelijk af van de nationale of communautaire eenheidswaarden; — bestaan van een compenserend recht of een specifiek aan vullend recht;
I
hoeveelheid/gewicht/volume — voor financiële voordelen die op die basis w o r d e n toege kend; — aangegeven gewicht stemt niet met het volume overeen;
I
invoerdatum de invoerdatum en de transportbescheiden stemmen niet overeen voor producten waarvan de waarde, en dus ook de douanerechten, verschilt naar gelang van de aangifteda tum;
I
verpakking — verpakking niet aangepast aan de aard van de goederen; — twijfelachtige etikettering van de colli (opdruk vuil, ver vormd, met spelfouten geschreven of verkleurd); — afwezigheid van etiketten op colli; — slecht vertaalde etiketten of instructies; — verpakking die een fysieke controle met het blote oog niet toelaat.
1.1.1.2. Risico-indicatoren b e t r e f f e n d e h e t bedrijf
)
juridische structuur van de onderneming — multinational/moedermaatschappij/filiaal;
I
zwakke financiële structuur
I
activiteiten — bedrijf dat oorspronkelijk gespecialiseerd was in landbouw producten uit of naar bepaalde landen, maar waarvoor de herkomst of de bestemming van de producten is gewijzigd; — niet gespecialiseerd bedrijf dat slechts incidenteel invoert; — al dan niet gespecialiseerde expediteur; — nieuwe expediteur die met een bepaald soort handel be gint; — gespecialiseerd bedrijf dat met een soort handel ophoudt of niet-gespecialiseerd bedrijf dat met een regelmatig handel aanvangt;
I
handelsstrategie en handelspositie van het bedrijf — marktsituatie van het bedrijf (monopoliepositie/concurren tiepositie); — wijziging van de toeleveringslanden of de landen van be stemming naar aanleiding van het openen van extra contin genten of bijzondere voorwaarden voor de in- of uitvoer van dergelijke producten; — aanzienlijke wijziging van het invoervolume in een be paalde referentieperiode;
I
douanesituatie en -strategie van het bedrijf — mobiliteit van de douaneafhandeling (bijv. plotselinge wij ziging van de plaatsen van in- of uitklaring; — douanevergunningen: aard van de gevolgde procedures, wel of geen gebruik van vereenvoudigde procedures, al naargelang het geval; — annulering of intrekking van vergunningen tot gebruikma king van vereenvoudigde procedures of van een douanere geling.
1.1.2. Praktische vaststelling van de risico's De risico's voor de hier bedoelde producten worden op ver schillende manieren bepaald: — vaststelling van producten die voor de hoogste restitutie of laagste douanerechten in aanmerking komen of waarvoor de kans op valse aangiften om financiële voordelen te ver33
krijgen het grootst is; op grond hiervan wordt een tabel opgesteld waarin de voornaamste producten zijn gerang schikt naar restitutiewaarde bij uitvoer; — analyse van de omvang van de in- en uitvoer van deze producten op basis van statistische gegevens, om na te gaan op welke plaatsen van inklaring risicovolle transacties het meest plaatsvinden; deze gegevens hebben betrekking op de hoeveelheid producten naar oorsprong of bestemming (EG en niet-EG-goederen); — analyse van de nomenclatuur van exportrestituties en bijko mende codes om voor elke code de kans op een onjuiste omschrijving vast te stellen; — analyse van restituties en heffingen per importeur en expor teur om te achterhalen welke bedrijven veel goederen ver handelen waarmee grote bedragen aan restituties/heffin gen zijn gemoeid; — analyse van de bij controles ontdekte onregelmatigheden waardoor de controles nog beter afgestemd kunnen wor den op fraudegevoelige producten en op de bedrijven die veel van dergelijke producten verhandelen; — bij de gedetailleerde analyse van de douaneregelingen wor den eventuele zwakke punten aangeduid met het oog op de vaststelling en uitvoering van tegenmaatregelen; — analyse na controle van de bedrijfsadministratie. Ook kunnen aanvullende gegevens worden gebruikt, zoals: — door nasporing verkregen informatie; — gegevens van het interventiebureau; — informatie van andere lidstaten (uitwisseling van informatie over onregelmatigheden); — informatie van de Commissie (zie hoofdstuk 2, afdeling 1, hierboven, alsmede het door DG VI gepubliceerde compen dium van onregelmatigheden — zie ook de maatregelen die het gevolg zijn van Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad van 4 maart 1991 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende in trekking van Verordening (EEG) nr. 283/72(4).
C) PB L 67 van 14.3.1991, blz. 11. 34
De resultaten van de risicoanalyse worden medegedeeld aan de beambten die de controles uitvoeren en aan hun chefs waarbij van verschillende methoden gebruik w o r d t gemaakt: — inlichtingenbladen over risicogebieden per product; — inlichtingenbladen op nationale basis met cijfers over resti tuties, export en controle van producten waarop het ge meenschappelijke landbouwbeleid van toepassing is; — het beschikbaar stellen via de computer, bij alle douanekan toren, van gegevens over invoerrechten en andere heffin gen bij invoer; — een nationale databank met informatie over bedrijven; — het doorgeven aan operationele diensten van nadere gege vens over verdachte bedrijven en pas ontdekte onregelma tigheden per telex of fax; — het gebruik van een regionaal netwerk van contactperso nen die gespecialiseerd zijn op het gebied van landbouw producten met het oog op een vlottere doorstroming van de informatie binnen en tussen regionale eenheden. Een voorbeeld van een controle op landbouwproducten is in bijlage VI opgenomen.
1.2. Uitvoering van de controles I
Organisatie regionale managers worden ertoe aangemoedigd in hun ge bied hun middelen op flexibele wijze in te zetten. Er moeten mobiele teams zijn die voor speciale controleactiviteiten kun nen worden ingezet en speciale teams voor onder het gemeen schappelijk landbouwbeleid vallende producten die op regio naal niveau functioneren. De lokale beheerders dienen aange moedigd te worden hun middelen te concentreren op sectoren met een zeer hoog frauderisico.
I
Soorten controle verschillende verordeningen op het gebied van de landbouw politiek voorzien in specifieke controles voor goederen waarop restituties van toepassing zijn. Deze zijn met name: — Verordening (EEG) nr. 3665/87 van de Commissie van 27 november 1987 houdende gemeenschappelijke uitvoerings35
bepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten( 5 ), laatstelijk gewijzigd bij Verorde ning (EG) nr. 815/95( 6 ) (zie met name artikel 35, lid 4); — Verordening (EEG) nr. 4045/89 van de Raad van 21 decem ber 1989 inzake de door de lidstaten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsrege ling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatieen Garantiefonds voor de Landbouw en houdende intrek king van Richtlijn 77/435/EEG(7), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3235/94( 8 ); — Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad van 12 februari 1990 inzake de controle bij de uitvoer van landbouwpro ducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen( 9 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 163/94 (10); — Verordening (EEG) nr. 2030/90 van de Commissie van 17 juli 1990 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 386/90 inzake de controle bij de uitvoer van land bouwproducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen (11), laatstelijk gewijzigd bij Verorde ning (EG) nr. 2221/95( 12 ). Overeenkomstig deze verordeningen moeten de volgende con troles worden uitgevoerd. 1) Fysieke controles van 5 % per productgroep of van 5 % van alle sectoren indien de lidstaat een selectie toepast aan de hand van de criteria voor risicoanalyse die in Verordening (EG) nr. 3122/94 zijn uiteengezet. In het laatste geval dienen per productgroep ten minste 2 % fysiek te w o r d e n gecon troleerd. 2) Substitutiecontroles voor de aangiften ten uitvoer die in een douanekantoor in het binnenland zijn aanvaard (represen tatieve steekproef voor elk douanekantoor van uitgang uit de Gemeenschap). Dit soort controle is geheel afhankelijk van het gebruik van de risicoanalyse zoals in punt 1.1 en in Verordening (EG) nr. 3122/94 omschreven. 3) Controles achteraf om verdachte transacties of gebieden na de douaneafhandeling te identificeren. De verificatie van de voorgaande transacties van een bedrijf kan tegenstrijdighe den aan het licht brengen. Bij de controles achteraf kunnen
f5) (6) (7) (8) (9) (10) (") ( ,2 )
36
PBL351 van 14.12.1987, blz. 1. PB L 116 van 6.5.1997, blz. 22. PB L 388 van 30.12.1989, blz. 18. PB L 338 van 28.12.1994, blz. 16. PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6. PB L24van 29.1.1994, blz. 2. PB L 186 van 18.7.1990, blz. 6. PB L 224 van 21.9.1995, blz. 13.
gegevens worden verkregen die weer nuttig kunnen zijn voor de risicoanalyse zelf en de vaststelling van risicoprofie len. 4) Gecoördineerde controles bij een bedrijf, op initiatief of op verzoek van de diensten van de Commissie, van de douane diensten van de lidstaten die fysieke controles verrichten of van de diensten die de betalingsaanvragen controleren of achteraf de boekhouding controleren. 5) In het algemeen kunnen de administraties van bedrijven op elk moment worden gecontroleerd. Om vast te stellen of een documentaire en/of fysieke controle voor een bepaald risico voldoende is, moet eerst voldoende informatie beschikbaar zijn over de importeur, de exporteur of de entrepothouder en de wijze waarop diens administratie is georganiseerd (zie hoofdstuk 2, deel 3, punt 3).
1.3. Analyse van de controleresultaten De doelmatigheid van de toegepaste controles moet zorgvul dig worden geanalyseerd. Op de eerste plaats moeten fouten en onregelmatigheden die aan het licht komen worden ge bruikt om toekomstige controles te sturen. Controles die geen fouten of onregelmatigheden aan het licht brengen zijn ook waardevol, aangezien zij tot de vaststelling leiden dat het risico op bepaalde gebieden gering is. Er dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de verifi catiecertificaten die volgens de wetgeving van de Gemeen schap worden gebruikt en aan de controleverslagen, daar deze instrumenten zeer nuttig kunnen zijn voor de organisatie van latere controles. Een voorbeeld van de risicoanalyse op het gebied van land bouwproducten is in bijlage VII opgenomen.
Onderafdeling 2
In- en uitvoer van textielproducten en kledingartikelen In het kader van het gemeenschappelijk handelsbeleid is de textiel- en kledingindustrie van groot belang, gezien de in vloed ervan op de economie van de Gemeenschap. Niet alleen stijgt de invoer in de Gemeenschap van textiel en kleding uit lagelonenlanden voortdurend en is daardoor een crisis in deze industrietak ontstaan, maar ook is gebleken dat 37
deze aan kwantitatieve beperkingen onderworpen goederen waarvoor invoervergunningen worden afgegeven vaak aanlei ding geven tot onregelmatigheden. Daarom zijn er, in een poging deze economisch zeer belang rijke handel te regelen, bilaterale overeenkomsten gesloten met de landen in kwestie. Om deze overeenkomsten correct te kunnen toepassen en ter bestrijding van fraude, moeten er speciaal op dit soort handel afgestemde risicoanalysetechnieken worden ingevoerd om de illegale invoer van deze producten te voorkomen of tijdig op te sporen. De hieronder omschreven elementen hebben voornamelijk be trekking op de invoer. Bij uitvoer heeft de risicoanalyse voorna melijk betrekking op twee gebieden: — in het kader van de passieve veredeling kan zij betrekking hebben op de controle van de vergunning economische passieve veredeling (en van de desbetreffende licenties), eventueel van de vergunning tarifaire passieve veredeling alsmede het documentaire bewijs van de oorsprong (prefe rentieel of niet preferentieel); in dit geval doet het risico van onregelmatigheden zich vooral voor bij de wederinvoer van producten (probleem om de uitgevoerde stof in het wederingevoerde product te herkennen); — in het kader van de preferentiële oorsprong kan zij betrek king hebben op het documentaire bewijs van de preferen tiële oorsprong. De handel in textiel wordt geregeld bij de Multivezelregeling(13) en de Overeenkomst inzake textiel- en kledingproducten die het resultaat is van de Uruguayronde.
2.1. Risicoanalyse Het is mogelijk om een onderscheid te maken tussen risico indicatoren die globaal of theoretisch in aanmerking komen en de praktische identificatie ervan.
2.1.1. Risico-indicatoren NB: Dit punt bevat algemene elementen die met enkele aan passingen, afhankelijk van de aard van de goederen, op alle
(13) Multivezelregeling MVR (PB L 341 van 14.12.1986, blz. 34); Besluit 94/288/EG van de Raad van 16 mei 1994 betreffende de sluiting van het Protocol tot handhaving van de regeling betreffende de internationale handel in textiel (MVR) (PB L124 van 18.5.1994, blz. 11). 38
afdelingen en onderafdelingen van dit hoofdstuk van toepas sing zijn, maar die daarin niet meer worden vermeld om niet in herhalingen te vervallen.
2.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen I
tariefindeling De tariefindeling en de textielcategorie zijn voor de correcte toepassing van de maatregelen betreffende textiel- en kledingproducten van fundamenteel belang. Door een onjuiste aan gifte van de aard van de producten kan het gebeuren dat ze bij uitvoer uit een derde land niet vergezeld gaan van de uitvoer vergunningen en oorsprongscertificaten die gewoonlijk door dat land worden afgegeven of dat ten onrechte certificaten van preferentiële oorsprong worden afgegeven, waardoor het bij invoer in de Gemeenschap mogelijk is dat: — de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die werkelijk op de betrokken producten van toepassing zijn, worden ontdoken; — dat kwantitatieve beperkingen of verboden worden om zeild die in werkelijkheid op de betrokken textielcategorie uit het betrokken land van toepassing zijn; — dat ten onrechte een preferentiële tariefbehandeling w o r d t verkregen. Wat de eigenlijke risico-indicatoren betreft, kunnen de vol gende elementen worden opgesomd: — vermelding van GN-codes waarvan de juistheid met het blote oog moeilijk kan worden gecontroleerd (bijv. codes die, voor garens, in een bepaald percentage van een be paald materiaal voorzien); — bijzonder fraudegevoelige textielcategorieën omdat daar van slechts bepaalde hoeveelheden mogen worden inge voerd (wat er bijv. toe leidt dat T-shirts van categorie 4 als „ j a p o n n e n " of „ n a c h t h e m d e n " worden omschreven);
oorsprong Het land van oorsprong is altijd doorslaggevend voor de toe passing van handelspolitieke maatregelen bij invoer. Daarom moet bij de controle van de aangifte bijzondere aandacht worden besteed aan de oorsprong van textiel-en kledingproducten en aan de eventueel bijgevoegde bewijsstukken en moet, in geval van twijfel worden geëist dat de importeur aanvullende bewijsstukken of verklaringen voorlegt. De princi pes die hierbij van toepassing zijn, zijn de volgende: 39
•
niet-preferentiële oorsprong: bepaalde producten uit be paalde landen zijn aan bijzondere maatregelen onderwor pen en zijn derhalve bijzonder fraudegevoelig. Het pro bleem bestaat in de identificatie van deze producten wan neer een onjuiste oorsprong is vermeld die voordeliger is dan de werkelijke oorsprong (geen kwantitatieve beperkin gen, geen bewijsstukken inzake de oorsprong of slechts een certificaat van een Kamer van Koophandel...). Er behoeft geen diepgaande controle plaats te vinden voor producten die geen voordelen bieden, tenzij andere criteria van toe passing zijn. Daarentegen moeten producten van een „voordelige" oorsprong door middel van steekproeven of op grondiger wijze worden gecontroleerd, al naar gelang van de informatie die over bepaalde producten uit be paalde landen wordt verkregen;
•
preferentiële oorsprong: tariefconcessies — die in bepaalde gevallen (ACS-landen, minst ontwikkelde landen, algemeen preferentiestelsel) de vrijstelling van kwantitatieve beper kingen inhouden — worden toegepast wanneer de goede ren vergezeld gaan van het vereiste bewijs van oorsprong (certificaat formulier A — SAP, EUR 1-certificaat of factuur verklaring), voorzien van het officiële stempel van de be voegde autoriteiten, en ze anderzijds rechtstreeks naar de Gemeenschap zijn vervoerd (één enkel vervoerdocument, verklaring dat de goederen geen behandeling hebben on dergaan). Bij deze controle kan reeds blijken dat certificaten vals zijn, terwijl de onregelmatigheid van de certificaten (niet van toepassing op de ingevoerde producten (14), niet conform de preferentiële oorsprongsregels) pas kan blijken bij een controle achteraf in het derde land of door het inwinnen van inlichtingen over de materialen die bij de fabricage van de producten zijn gebruikt, de bewerkingen die ze in het derde land hebben ondergaan en het vervoer van de eindproducten naar de Gemeenschap. Indien bij de controle achteraf wordt vastgesteld dat de certificaten ver valst of onregelmatig zijn, worden de normale rechten ge heven onverminderd eventuele sancties, met name indien de goederen door de voorlegging van het valse of onregel matige certificaat ten onrechte niet aan een contingent werd toegerekend.
Valse verklaringen van de oorsprong komen het meest voor bij goederen uit Azië en Noord-Afrika. Met name de volgende factoren doen onregelmatigheden ver moeden: — het betrokken product wordt in het aangegeven land van oorsprong niet vervaardigd;
Dit wordt meestal vastgesteld tijdens een fysieke controle van de goederen.
40
de invoer in de Gemeenschap is groter dan de productieca paciteit in het land van uitvoer de grondstoffen van oorsprong die voor de vervaardiging van het eindproduct noodzakelijk zijn, worden niet in het aangegeven land van oorsprong vervaardigd;
I
herkomst — Het aangegeven land van oorsprong is een land dat voor een bijzonder gunstige regeling in aanmerking komt (ACSland, overzees land of gebiedsdeel, minst ontwikkeld land, voor het SAP in aanmerking komend land), maar ligt dicht bij een land waarop restrictieve maatregelen van toepas sing zijn, vooral wanneer het vervoer naar de Gemeenschap via het minst begunstigde land verloopt. De diensten moeten dus streng toezien op de naleving van het beginsel van het rechtstreekse vervoer. Een vergelijking van de vervoerbescheiden en de aangifte kan nuttige gegevens ople veren; — producten uit vrije zones die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen;
I
waarde De douanerechten op textiel- en kledingproducten zijn vaak hoger dan gemiddeld. Daarom moet bijzondere aandacht aan de douanewaarde worden besteed omdat een bedrijf gauw in de verleiding komt deze te verminderen. In dit verband dient bijzondere aandacht te worden besteed aan: — waardeverminderingen die hetzelfde gevolg kunnen heb ben als de indeling onder een verkeerde tariefpost; een geringe waarde ten opzichte van het aantal artikelen of colli kan een nuttige indicator zijn; — waardeverhogingen om de toepassing van antidumping rechten te vermijden. De douane dient in dit geval aandacht te besteden aan een hoge aangegeven waarde voor pro ducten uit een land en uit een sector waarop antidumping rechten van toepassing zijn (zie onderafdeling 3);
I
hoeveelheid — verschil tussen gewicht en aantal colli; - verschil tussen aantal colli en aantal artikelen; 41
& traject — lang traject via het grondgebied van verschillende landen met eventueel oponthoud en/of overlading in niet-lidstaten; — keuze van een weinig economische route; — verscheidene douanevervoertransacties (onderbreking/ herneming van het douanevervoer (zie deel 2, onderafde ling 1); — weinig economische vervoerwijze;
& verpakking en etikettering — verpakking niet aangepast aan de aard van de goederen; — twijfelachtige etikettering van de colli (opdruk vuil, ver vormd, met spelfouten of verkleurd); — slecht vertaalde etiketten of instructies; — gemakkelijk te verwijderen etiketten; — etiketten zonder vezelsamenstelling of wasinstructies;
)
statistieken — bestudering van de goederenstromen (plotselinge wijziging van toeleveringslanden — zie ook „risico-indicatoren be treffende het bedrijf"); — wijziging van de toeleveringslanden.
2.1.1.2. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf Deze risico-indicatoren houden verband met het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de in- of uitvoer, en zijn betrouwbaar heid. Met name de volgende elementen dienen in aanmerking te worden genomen:
) juridische structuur van de onderneming — multinational/moedermaatschappij/filiaal en met name door EG-bedrijven in derde landen opgerichte bedrijven die zich met economische passieve veredeling bezighouden; 42
wakke financiële structuur en met name zware schuldenlast;
ctiviteiten - bedrijven die soortgelijke goederen in de Gemeenschap produceren; - bedrijf dat gespecialiseerd is in textiel- en kledingproducten uit bepaalde landen; - niet gespecialiseerd bedrijf dat slechts incidenteel invoert; - al dan niet gespecialiseerde expediteur; - gespecialiseerd bedrijf dat met een soort handel ophoudt of niet-gespecialiseerd bedrijf dat met een regelmatige handel aanvangt; andelsstrategie en handelspositie van het bedrijf - marktsituatie van het bedrijf (monopoliepositie/concurren tiepositie); - wijziging van de toeleveringslanden naar aanleiding van het openen van extra contingenten; - aanzienlijke wijziging van het invoervolume of het aantal aangevraagde vergunningen in een bepaalde referentiepe riode; ouanesituatie en -strategie van het bedrijf - aard van de procedures waarvan gebruik wordt gemaakt en met name intrekking van een vergunning tot gebruikma king van een vereenvoudigde procedure of van een douaneregeling; - mobiliteit van de douaneafhandeling (bijv. plotselinge wij ziging van de plaatsen van in- of uitklaring); - douanevergunningen: aard van de gevolgde procedures, wel of geen gebruik van vereenvoudigde procedures; - annulering of intrekking van vergunningen tot gebruikma king van vereenvoudigde procedures of van een douanere geling. .1.1.3. Risico-indicatoren betreffende de procedures lp textiel- en kledingproducten kunnen bijzondere douanereelingen van toepassing zijn zoals economische passieve vere43
deling (15). Naast de hiervoor genoemde elementen is het in dat geval van belang de wederingevoerde producten te identifice ren. Deze identificatie geschiedt met name door een vergelij king met de bij uitvoer genomen monsters en door controle van de wederingevoerde hoeveelheden. Verder dient bijzondere aandacht te worden besteed aan de regelingen voor douanevervoer (deel 2, onderafdeling 2).
2.1.2. Praktische vaststelling van de risico's NB: Dit punt bevat algemene elementen die met enkele aan passingen, afhankelijk van de aard van de goederen, op alle afdelingen en onderafdelingen van dit hoofdstuk van toepas sing zijn, maar die daarin niet meer worden vermeld om niet in herhalingen te vervallen. De hiervoor beschreven risico-indicatoren kunnen in de prak tijk op verschillende manieren worden vastgesteld: — analyse van de categorieën goederen waarop kwantitatieve of tarifaire beperkingen van toepassing zijn om de sectoren vast te stellen waarin onregelmatigheden het meest waar schijnlijk zijn, bijvoorbeeld wanneer een contingent bijna opgebruikt is, bestaat het risico dat onder een aanverwante post wordt ingedeeld; — analyse van de nationale statistieken over onregelmatighe den, onderverdeeld naar nomenclatuurcode, douanekanto ren, landen van herkomst of oorsprong, bedrijven en de aard van onregelmatigheden; — analyse en toezending aan de plaatselijke douanekantoren van lijsten van contingenten die voor meer dan 75 % zijn toegewezen, en die een groter frauderisico inhouden voor bedrijven die geen toewijzing hebben verkregen, of van landen waarvan het contingent al of bijna is uitgeput. Ook kunnen aanvullende gegevens worden gebruikt, zoals: — inlichtingen uit diverse onderzoekbronnen, en met name de bij audits verkregen gegevens; — inlichtingen van de diensten die de vergunningen afleveren (deze inlichtingen kunnen zeer nuttig zijn indien de vergun ning werdt geweigerd of afgewezen);
(,5) Zie met name Verordening (EG) nr. 3036/94 van de Raad van 8 december 1994 houdende instelling van een regeling voor economische passieve veredeling die van toepassing is op bepaalde textielproducten en kledingartikelen die worden wederingevoerd in de Gemeen schap na bewerking of verwerking in bepaalde derde landen (PB L 322 van 15.12.1994, blz. 1), ten uitvoer gelegd bij Verordening (EG) nr. 3017/95 van de Commissie van 10 december 1995 (PB L 314 van 28.12.1995, blz. 40). 44
— inlichtingen uit andere lidstaten; — inlichtingen die verkregen zijn bij contacten met de opera tionele diensten, met name op grond van vastgestelde on regelmatigheden; — gegevens uit de verschillende databanken (zie hierboven, hoofdstuk 2, afdeling 1). De door risicoanalyse verkregen gegevens kunnen de operatio nele diensten op de volgende wijze worden meegedeeld: — inlichtingenbladen met een overzicht van de laatste vastge stelde risico's kunnen aan alle douanekantoren worden toe gezonden; — maandelijkse inlichtingenbladen over contingenten die voor meer dan 75 % zijn uitgeput kunnen eveneens aan alle douanekantoren worden toegezonden, met het advies de intensiteit van de controles dienovereenkomstig aan te pas sen; — de belangrijkste te onderzoeken gebieden kunnen worden vastgesteld tijdens contacten met de operationele diensten.
2.2. Uitvoering van de controles NB: Dit punt bevat algemene elementen die met enkele aan passingen, afhankelijk van de aard van de goederen, op alle afdelingen en onderafdelingen van dit hoofdstuk van toepas sing zijn, maar die daarin niet meer worden vermeld om niet in herhaling te vervallen.
2.2.1. Organisatie 2.2.1.1. Aanwezigheid van een computersysteem De nomenclatuurcodes (alsmede de codes waaronder de be trokken goederen eventueel ten onrechte kunnen worden in gedeeld) en de landen van oorsprong waarvoor een invoerver gunning en/of een bewijs van de oorsprong is vereist, kunnen worden ingevoerd in het nationale computersysteem voor de verwerking van aangiften en/of voor de toezending van douanecontrolegegevens. Aangiften voor dergelijke produc ten worden niet voor het vrije verkeer aanvaard zolang de vereiste documenten niet zijn voorgelegd. Wanneer deze uit sluitend dienen om de rechten vast te stellen, kunnen de aan giften onder voorbehoud van zekerheidstelling worden aan vaard. Producten (GN-code/oorsprong/ander element) waar45
voor bijzondere controles gelden, kunnen van bijzondere indi caties worden voorzien, eventueel gedurende een bepaalde periode. De eerder vermelde inlichtingenbladen kunnen op deze wijze worden verspreid. 2.2.1.2. Geen computersysteem Het is wenselijk dat de lidstaten een systeem invoeren om de vermelde gegevens intern te laten circuleren, en met een zoda nige regelmaat dat de lokale douanediensten die doeltreffend kunnen benutten.
2.2.2. Soorten controles In het algemeen is de controle van de stempels van groot belang voor textielproducten. Dit belang varieert al naarge lang de soort en de oorsprong van de betrokken producten: hoe ongunstiger de behandeling die op een product van toe passing is, hoe minder noodzakelijk het is het oorsprongscerti ficaat (douane) en de uitvoervergunning (Ministerie van Han del) te controleren. En omgekeerd, hoe gunstiger de behande ling, hoe diepgaander de controle van het product en het eventuele certificaat dient te zijn. Behalve een controle van de documenten om na te gaan of de textielproducten met de omschrijving op de documenten over eenstemmen, moeten fysieke controles en zelfs laboratorium analyses worden uitgevoerd om na te gaan of de invoergoederen inderdaad met de omschrijving op de voorgelegde stuk ken overeenstemmen en of die goederen niet tot een categorie behoren waarvoor kwantitatieve beperkingen gelden of onder een GN-code vallen waarvoor bijzondere maatregelen gelden.
2.2.2.1. Op basis van een computersysteem Een percentage zendingen die met vergunning of een bewijs van de oorsprong zijn aangeboden en een percentage zendin gen die zonder dergelijke documenten zijn aangeboden, wor den in het computersysteem ingevoerd. Of dit juist is moet vóór de aanzuivering voor het vrije verkeer door de operationele diensten geverifieerd worden. De lokale beheerders kunnen controleniveaus in het computer systeem invoeren op basis van elementen die specifiek zijn voor de goederen die bij hen worden aangeboden. Wanneer dit mogelijk is, kunnen eveneens gegevens worden ingevoerd over onregelmatigheden die door andere douanekantoren zijn vast gesteld en die door gespecialiseerde centrale teams zijn verza meld en naar alle douanekantoren verspreid. 46
2.2.2.2. Bij afwezigheid van een computersysteem De controle zou dan moeten berusten op het systeem van periodieke informatieverspreiding waarvoor de lidstaat dient te zorgen. Op lokaal vlak zou het op soortgelijke wijze verder uitgewerkt kunnen worden. NB: Opgemerkt dient te worden dat de resultaten van contro les achteraf van met name de certificaten van oorsprong en van de controles door mobiele brigades nuttige instrumenten kun nen zijn voor het uitwerken van risicoprofielen, welk systeem ook wordt gebruikt.
2.3. Analyse van de controleresultaten Er dient gezorgd te worden voor een follow-up van het resul taat van de controles, hetgeen veronderstelt dat er voldoende feedback is (vlg. hoofdstuk 2, deel 2, punt 2.1). Analyses van bijvoorbeeld het aantal en het soort ontdekte onregelmatighe den kunnen richting geven aan toekomstige controles. Aan de hand daarvan kunnen de bestaande risicoprofielen worden herzien, zodat deze doeltreffend blijven. De douanediensten kunnen in het bijzonder het totale aantal aan beperkingen onderworpen invoertransacties vergelijken met het totale aantal opgespoorde onregelmatigheden om na te gaan of de douanekantoren voldoende fysieke en documen taire controles verrichten. Bij deze analyses dient het gewenste percentage uitgevoerde controles in aanmerking te worden genomen evenals de op sporingsmethoden en eventueel de ervaring van andere lidsta ten op soortgelijke gebieden. Het SCENT-systeem kan hierbij worden gebruikt. Onderafdeling 3
Goederen waarop antidumpingrechten of compenserende rechten van toepassing zijn Antidumpingrechten worden ingesteld op bepaalde producten of groepen producten uit bepaalde landen door middel van specifieke verordeningen die worden vastgesteld op grond van Verordening (EG) nr. 384/96 betreffende beschermende maat regelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap(16), laatstelijk gewijzigd bij Ver ordening (EG) nr. 2331/96 van 2 december 1996(17). Deze veror dening bevat een artikel 13 over de ontwijking van de rechten door middel van assemblage in andere landen.
(16) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1. C7) PB L317 van 6.12.12996, blz. 1.
47
Specifieke antidumpingrechten worden bij verordening inge steld op grond van basisverordening (EG) nr. 384/96. In de specifieke antidumpingverordening is aangegeven: — het betrokken product, — de oorsprong van dit product, — de hoogte van het recht, — de exporteurs die voor lagere rechten of een vrijstelling van rechten in aanmerking komen. Antidumpingmaatregelen kunnen bij een besluit van de Com missie voor negen maanden worden geschorst en kunnen voor een periode van niet meer dan een jaar worden verlengd. Antidumpingmaatregelen zijn bijna uitsluitend gebaseerd op de oorsprong van een product. Gezien de zeer hoge dumping rechten die van toepassing kunnen zijn op de zeer laaggeprijsde producten van bepaalde leveranciers, kan de ontwijking van de antidumpingrechten ernstige gevolgen hebben voor de eigen middelen. Op elk product kunnen antidumpingrechten worden geheven. Het is evenwel zo dat antidumpingmaatregelen veel vaker op bepaalde producten worden ingesteld dan op andere. Produc ten waarop vaak antidumpingrechten worden ingesteld zijn textiel- en kledingproducten, garens en vezels (met name uit Aziatische landen), staal en bepaalde andere metalen (met name uit Midden-Europa), elektronische producten (elektroni sche schakelingen, kleurentelevisies, computers, computeron derdelen, schijven), machines (met name uit Aziatische landen), chemische producten, ertsen, mineralen. Antidumpingrechten en compenserende rechten werden onlangs ook ingesteld op producten voor huishoudelijk gebruik (bijv. rijwielen, aanste kers) en op goederen die in productieketens worden gebruikt (kogellagers, laadborden).
3.1. Risicoanalyse 3.1.1. Risico-indicatoren 3.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen en de beoogde transacties Naast de algemene risico-indicatoren die in de vorige onderaf delingen reeds zijn vermeld, wordt de aandacht op de vol gende elementen gevestigd: I
tariefindeling — producten die stelselmatig onder de post „andere" worden ingedeeld;
48
9 aard van de goederen — invoer van afzonderlijke onderdelen, terwijl de antidum pingrechten op het eindproduct van toepassing zijn (en omgekeerd);
oorsprong — als oorsprong wordt een land aangegeven dat dicht bij een land is gelegen waarop, voor hetzelfde product, antidumpingrechten van toepassing zijn; — twijfelachtig of het aangegeven land van oorsprong het betrokken product kan produceren; — invoer uit een voor preferentierechten in aanmerking ko mend land dat op de weg ligt tussen het land waarvoor antidumpingrechten gelden en het land van binnenkomst in de Gemeenschap, zonder dat een certificaat van prefe rentiële oorsprong wordt aangeboden;
I
herkomst — als herkomst wordt een land aangegeven dat dicht bij een land is gelegen waarop, voor hetzelfde product, antidum pingrechten van toepassing zijn;
)
waarde — verkoop voorafgaande aan de invoer: een fictieve tussen tijdse verkoop tegen een zogenaamde normale waarde kan voor de invoer plaatsvinden wanneer in de antidumpingverordening een minimumprijs is vastgesteld; — over het algemeen is de aangegeven waarde een element waaraan de nodige aandacht moet worden geschonken; — in de verordening genoemde datum van verzending; — vaste rechten (risico dat een mindere waarde wordt opge geven om de heffing te verminderen); — variabele rechten (risico dat een hogere waarde wordt op gegeven om de heffing te ontlopen); — verhoging van de prijs franco-grens boven de transactie waarde; — uitstel van betaling voor een termijn van meer dan 30 dagen na het in het vrije verkeer brengen vah de goederen. 49
3.1.1.2. Risico-indicatoren in verband met het bedrijf Deze indicatoren zijn ongeveer dezelfde als die welke in de voorgaande onderafdelingen zijn vermeld. Bijzondere aandacht kan echter aan de volgende elementen worden geschonken:
I
juridische structuur juridische banden tussen de importeur en de bedrijven in de landen die door de antidumpingmaatregelen zijn getroffen of bijzondere banden tussen importeur en exporteur;
I
handelsstrategie — wijzigingen van de leverancierslanden naar aanleiding van de invoering van antidumpingrechten; — dubbele factureringen; — verdachte leverancier of expediteur; — vervoer door particulieren van micro-elektronica uit risico landen (georganiseerde smokkel).
3.1.2. Praktische vaststelling van de risico's De risico's inzake antidumpingrechten kunnen op de volgende manier worden vastgesteld: — onderzoek van de goederen waarop antidumpingrechten van toepassing zijn teneinde de ontwikkelingen van de betrokken invoer te kunnen volgen vanaf de invoering van het antidumpingrecht; — onderzoek van de invoer door firma's waarvan bekend is dat zij aan antidumpingrechten onderworpen goederen inof uitvoeren, om na te gaan of er wijziging in de aangiften plaatsvinden — in het bijzonder in verband met de nomen clatuurcodes en de landen van oorsprong; — onderzoek van de nomenclatuurcodes om voor iedere code het risico van een onjuiste omschrijving vast te stellen; — controle van de goederen zelf, met name een controle van het netto gewicht(18), en zo nodig, onderzoek van de inge-
C8) Voorbeeld: faxpapier, waarvoor het recht al naargelang het nettogewicht varieert.
50
voerde goederen wanneer vermoed wordt dat de aangifte niet juist is(19). Er kunnen aanvullende gegevens worden gebruikt: — door nasporing verkregen informatie, — informatie uit andere lidstaten, — informatie afkomstig van de Commissie. Op nationaal vlak kunnen bulletins uitgebracht worden waarin gegevens worden verstrekt over ingestelde of gewijzigde anti dumpingrechten.
3.2. Uitvoering van de controles De in de vorige onderafdelingen omschreven elementen zijn van toepassing. De regionale beheerders moeten aangemoedigd worden om de middelen binnen hun ambtsgebied flexibel te gebruiken. Mobiele actieteams zouden voor speciale controles beschik baar moeten zijn en tevens zouden gespecialiseerde onderzoekteams op regionaal vlak ingezet moeten worden. De lo kale beheerders dienen aangemoedigd te worden hun midde len te concentreren op gebieden met een zeer hoog frauderi sico. De volgende controles kunnen worden uitgevoerd: 1. documentaire en fysieke controle (wegen, nemen van mon sters) van de aan antidumpingrechten onderworpen goede ren om vast te stellen of er ten onrechte om niet-toepassing of verlaging van antidumpingrechten wordt gevraagd; 2. documentair en fysiek onderzoek van de goederen wanneer het vermoeden bestaat dat zij op onjuiste wijze beschreven zijn om het antidumpingrecht te ontwijken; 3. analyse van de invoerstatistieken om eventuele ontwikkelin gen op te sporen zoals een aanzienlijke afname van de invoer van aan antidumpingrechten onderworpen goede ren of om eventuele onjuiste of verdachte beschrijvingen of onjuiste opgaven van de oorsprong op te sporen; 4. over het algemeen controles achteraf in de bedrijven.
(19) Voorbeeld: controle op de eventuele vervanging van een model videoband door een ander (het recht bestaat uit het verschil tussen een minimumprijs per model VHS-band en de prijs franco-grens, vóór inklaring) of controle van de opnameduur van de band. 51
3.3. Ana lyse van de controleresulta ten Naast de algemene elementen die in de voorgaande onderaf delingen zijn omschreven worden de resultaten van deze con troles beheerd door middel van nauwe en regelmatige contac ten met de opsporings en andere diensten. De feedback van deze analyse wordt gebruikt om de latere controles richting te geven.
*+■ Onderafdeling 4
In- en uitvoer van na ma a kgoederen en illegaal gekopieerde goederen Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 heeft betrekking op maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden(20). De uitvoeringsbepalin gen van deze verordening zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1367/95 van de Commissie van 16 juni 1995(21). De basisver ordening bevat een definitie van deze goederen en omschrijft de procedure die gevolgd moet worden om ervoor te zorgen dat de bepalingen ervan worden nageleefd (zie Verordening 339/93 van 8 februari 1993 betreffende controles op de over eenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met de op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voor schriften (22). Het is van het grootste belang de aandacht op dit soort goede ren te vestigen, vanwege: •
de economische schade die de houder van het recht (in de zin van artikel 1, lid 2, onder c, van Verordening (EG) nr. 3295/94) door vervalsing van de concurrentie kan lijden;
•
de financiële schade omdat de vaak zeer hoge kosten van het onderzoek niet renderen;
•
de sociale gevolgen (door namaak gaan duizenden arbeids plaatsen in Europa verloren);
•
de veiligheid van de consument (bijv. onveilige autoonder delen of medicijnen).
(20) PB L 341 van 30.12.1994, blz. 8 (21) PB L 133 van 17.6.1995, blz. 2. (22) PB L 40 van 17.4.1993, blz. 1.
52
4.1. Risicoanalyse 4.1.1. Risico-indicatoren Naast de in de vorige onderafdelingen reeds genoemde alge mene risico-indicatoren, dienen de volgende factoren in aan merking te worden genomen.
4 . 1 . 1 . 1 . Risico-indicatoren in verband met de goederen De houder van een recht kan de douanediensten vragen om op te treden. Deze houder zal onder meer een aantal risico-indica toren aangeven:
► aard van de goederen (met name wanneer er geen sprake is van tarifaire en/of econo mische passieve veredeling op grond waarvan de houder van het recht bepaalde goederen op legale wijze buiten het douanegebied van de Gemeenschap laat vervaardigen): — luxegoederen en/of goederen van een bekend Europees merk (kleding, parfums, accessoires zoals horloges, zonne brillen enz.), — auto-, vliegtuig- of machineonderdelen, — farmaceutische of chemische producten, — speelgoed en videospelletjes, — levensmiddelen, — informatica- en audiovisuele dragers, — drukwerk, — plannen, tekeningen en modellen (NB: dit aspect valt onder de auteursrechten, de intellectuele eigendom en de nabu rige rechten en dient daarom van de andere punten op deze lijstte worden onderscheiden);
oorsprong/herkomst/bestemming: dit is op dit gebied een essentieel element — goederen uit een land waarvan de houder van het recht vermeldt dat het namaakgoederen of illegale kopieën fa briceert of dat het een risicoland is; - goederen uit een land dat grenst aan een „risicoland"; 53
— goederen die naar een verdacht land van bestemming gaan (bijv. speciale merktekens of elementen die doen vermoe den dat de goederen bestemd zijn om te worden gebruikt bij de vervaardiging van namaakgoederen of illegale ko pieën).
I
waarde — aangegeven waarde zeer gering in vergelijking met het aantal of de aard van de goederen;
I
verpakking/merktekens — verpakking niet aangepast aan de aard van de goederen; — twijfelachtige etikettering van de colli (opdruk vuil, ver vormd, met spelfouten of verkleurd); — afwezigheid van etiketten op colli; — gescheiden invoer van goederen en etiketten; — gescheiden invoer van goederen en verpakkingen; — ongewone combinatie van producten zoals uurwerken en parfum, of goederen van verschillende fabricanten; — goederen in een afwijkende verpakking zoals uurwerken in zakken in de plaats van dozen; — slecht vertaalde etiketten of instructies; — bij textiel, etiket zonder vermelding van vezelsamenstelling of wasinstructies; — afwezigheid van garantie van de fabrikantkleine postzendingen uit verdachte landen, en waarop de naam van de afzender ontbreekt of onleesbaar of onvolledig is;
I
traject/wijze van vervoer — route via een „risicoland"; — dure of weinig gebruikelijke vervoerwijze voor het soort goederen of voor het land van oorsprong of herkomst; — over de post verzonden goederen: bijzondere aandacht moet worden besteed aan de verpakking (zie hoger).
54
4.1.1.2. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf — verdachte importeur, expediteur of aangever; — goederen zoals hierboven omschreven en die bestemd zijn om aan een bepaalde groep consumenten te worden ver kocht.
4.1.2. Praktische vaststelling van de risico's Hiervoor kunnen dezelfde algemene opmerkingen worden ge maakt als bij vorige onderafdelingen.
4.2. Uitvoering van de controles Behalve de algemene opmerkingen die in de voorgaande on derafdelingen reeds zijn gemaakt, dient gewezen te worden op het belang van het verzoek om een optreden van de douane. Hoe nauwkeuriger de hierin vervatte gegevens zijn, hoe gerichter de controles en de monsterneming kunnen zijn (zie artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1367/95) zodat de namaakgoederen en de illegale kopieeën herkend kunnen wor den (zie artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 3295/94). De indieners van een verzoek om toepassing van Verordening (EG) nr. 3295/94 mogen niet van dit verzoek gebruik maken om met de namakers of andere belanghebbenden t e onderhande len. De douanediensten moeten bij de behandeling van een dergelijk verzoek dus ook controleren of het verzoek wel ge rechtvaardigd is. Op grond van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 3295/94 kun nen de douanediensten echter ook optreden voordat een ver zoek daartoe is ingediend. In dit verband is het van belang dat de douaneagenten een goed inzicht hebben in de gewoonten en behoeften van de Europese consument en van mogelijke fraudestromen. In artikel 10 van de verordening is bepaald dat reizigersbagage niet onder het toepassingsgebied van die verordening valt, mits aan deze bagage elk handelskarakter vreemd is. Het is echter nuttig een programma van gerichte controles op te zetten om ervoor te zorgen dat die bagage binnen de wette lijke grenzen blijft die voor het verlenen van douanevrijstellin gen gelden. Bij de controle van reizigers kunnen aanwijzingen worden verkregen over bepaalde landen en soorten goederen die nuttig kunnen zijn voor de oriëntering van de controle van het handelsverkeer. 55
4.3. Analyse van de controleresultaten Hiervoor kunnen dezelfde algemene opmerkingen worden ge maakt als bij de vorige onderafdelingen. Op te merken valt dat in artikel 5, lid 2, onder b, van Verorde ning (EG) nr. 1367/95 is bepaald dat de lidstaten de Commissie elk kwartaal een gedetailleerd overzicht van de hier bedoelde gevallen toezenden en dat de Commissie deze informatie aan de andere lidstaten zal doorgeven. Onderafdeling 5
De internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites-overeenkomst van Washington, 1973) De Overeenkomst van Washington, die onder auspiciën van de Organisatie van de Verenigde Naties tot stand is gekomen, heeft ten doel bepaalde bedreigde dier- en plantensoorten te beschermen door de internationale handel in deze dier- en plantensoorten, in gemakkelijk te herkennen delen van deze dier-of plantensoorten en in producten die uit deze dier- of plantensoorten zijn verkregen, aan voorschriften te onderwer pen. De overeenkomst is door de Europese Gemeenschap en haar lidstaten ondertekend en geratificeerd. Verordening (EEG) nr. 338/97 van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plan tensoorten door controle op het desbetreffende handelsver keer^ 3 ), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 938/97 van de Commissie van 26 mei 1997(24) van 9 december 1996 en Veror dening (EG) nr. 939/97 van de Commissie van 26 mei 1997 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbe treffende handelsverkeer(25), bevatten bepalingen om uitvoe ring te geven aan de internationale overeenkomst. Verordening (EG) nr. 338/97 legt er de nadruk op dat door de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen als gevolg van de eenmaking van de markt, strengere controles aan de buitengrenzen van de Gemeenschap noodzakelijk zijn en be paalt dat documenten en goederen bij het grenskantoor van binnenkomst moeten worden gecontroleerd. Volgens de veror dening moeten de lidstaten douanekantoren aanwijzen die over gekwalificeerd personeel beschikken om de nodige con-
(23) PBL61 van 3.3.1997, blz. 1. (24) PB L 140 van 30.5.1997, blz. 1. (25) PB L 140 van 30.5.1997; blz. 9.
56
troles bij binnenkomst van deze dier- en plantensoorten uit te voeren en de nodige formaliteiten te vervullen om deze een douanebestemming te geven.
5.1. Risicoanalyse 5.1.1. Risico-indicatoren 5.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen Behalve de in de vorige onderafdelingen reeds genoemde al gemene indicatoren, wordt de aandacht op de volgende ele menten gevestigd:
aard van de goederen — (vermoed) gebrek aan overeenstemming tussen de door wetenschappelijke instellingen afgegeven documenten en de aangeboden soorten; — foute omschrijving van de soorten waardoor deze onder een andere bijlage van de overeenkomst vallen, die minder formaliteiten met zich brengen, of waardoor ze onder de in bijlage I of bijlage II genoemde uitzonderingen vallen; — gewone dieren die in zulke hoeveelheden worden aange boden dat de aanwezigheid van zeldzame dieren kan wor den vermoed; hetzelfde geldt voor huiden; — abnormale kleuren van vogelveren (er wordt vaak verf ge bruikt); — belangrijke delen van dieren zijn duidelijk bijgesneden zo dat het moeilijker wordt te zien om welk dier het gaat (bijv. kaaimanhuiden); — producten die duidelijk van beschermde soorten afkomstig zijn (bijv. kledingstukken en accessoires van leer, voorwer pen van ivoor, hoorn van neushoorns, kruidenmedicijnen enz.). NB: Er werd veel meer fraude geconstateerd in verband met de afgeleide producten dan met de dier- en plantensoorten zelf. De aandacht dient dus vooral naar de afgeleide pro ducten uit te gaan, waarbij de geldigheid van een derge lijke indicator nauw verbonden is met die van het land van oorsprong of herkomst (zie hieronder); 57
I
oorsprong/herkomst/bestemming — sommige landen, met name die welke in bijlage III van de overeenkomst zijn vermeld, zijn „risicolanden"; andere lan den zijn dicht bij risicolanden gelegen; — voorzien of verondersteld gebruik in verband met het land van oorsprong: bijv. bepaalde delen van soorten uit be paalde landen kunnen worden gebruikt bij de vervaardi ging van verboden geneesmiddelen (bijv. tijgers, neus hoorns); — koloniaal verleden van sommige lidstaten: lidstaten die ko loniën of protectoraten hebben of hebben gehad, dienen bijzonder oplettend te zijn wat ladingen uit die landen betreft; — bestemming met risico (met name Zuidoost-Azië wat ivoor en hoorn van neushoorns betreft);
I
hoeveelheid — aantal werkelijk ingevoerde soorten groter dan op de in voeraangifte vermeld (dit is met name het geval voor ge vaarlijke en giftige dieren);
I
verpakking/vervoerwijze — verpakkingen met luchtopeningen; — wijze van vervoer: zeevervoer (met name in containers), luchtvervoer en reizigersbagage bieden meer risico dan an dere vervoerswijzen; — verhuizingen (met name in containers voor zee- of luchtver voer); — postcolli (gebruikt voor vervoer van planten of reptielen); — colli met diverse planten- of diersoorten (bepaalde dieren of planten worden niet genoemd in de aangifte).
5.1.1.2. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf Behalve de in de voorgaande delen omschreven algemene indicatoren, kunnen de volgende indicatoren worden vermeld:
)
handelspositie en -strategie — quasi monopolie, concurrentie;
58
wijzigingen in het handelsverkeer in een significante refe rentieperiode;
* bedrijvigheid van de importeur — dierentuinen en dergelijke; — botanische tuinen; — farmacologische laboratoria; — leer- en bontbewerkers; — verzamelaars;
► douanestrategie — veranderingen van de plaats van inklaring: aanbieding van de goederen en aangifte bij andere kantoren dan die welke op grond van voornoemde verordening door de lidstaten zijn gemachtigd; — annulatie/intrekking van voorafgaande vergunningen.
5.1.1.3. Risico-indicatoren betreffende de documentent 6 ) Invoervergunningen, uitvoervergunningen, certificaten van wederuitvoer; certificaten van oorsprong die overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomst zijn afgegeven, certifica ten van binnenkomst langs de zeezijde, kennisgevingen van invoer — ontbreken van specifieke documenten van bevoegde we tenschappelijke instellingen, zowel bij in- als bij uitvoer; — twijfelachtige documenten betreffende voorwaarden die normaal door deze instellingen moet worden bevestigd; — laattijdige indiening van het door het derde land afgegeven uitvoervergunning in een poging deze voor een grotere hoeveelheid goederen te gebruiken.
(26) Deze terminologie is die van de Cites-overeenkomst en van de EG-verordeningen die in het begin van deze onderafdeling zíjn vermeld.
59
5.1.2. Praktische vaststelling van de risico's In het algemeen gelden dezelfde opmerkingen als voor de voorgaande onderafdelingen. Gezien echter de specificiteit en de diversiteit van de flora- en faunasoorten, die in de handels- en douanedocumenten veelal onder de wetenschappelijke naam zijn aangeduid, verdient het aanbeveling dat de diensten die met het toezicht zijn belast (met name het kantoor van binnenkomst) nauwe contacten onderhouden met de bevoegde nationale organisaties die zich met deze kwesties bezighouden.
5.2. Uitvoering van de controles Hier gelden dezelfde opmerkingen als in de voorgaande on derafdelingen. De controle kan verschillen naargelang het om persoonlijke goederen gaat, om specimen die kennelijk be stemd zijn om in de handel te worden gebracht of om postzendingen. De fraudegevallen die in de lidstaten werden vastgesteld had den bijna alle betrekking op invoer in de ruime zin. Uitvoer en wederuitvoer brengen momenteel veel minder risico's met zich.
5.3. Analyse van de controleresultaten Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande onder afdelingen. Onderafdeling 6
Uitvoer en wederuitvoer (en overlading) van goederen voor tweeërlei gebruik (strategische goederen) Deze controles zijn omschreven in Verordening (EG) nr. 3381/94 van de Raad van 19 december 1994 tot instelling van een communautaire regeling voor exportcontrole op goederen voor tweeërlei gebruik( 27 ) en in het besluit van de Raad van 19 december 1994 betreffende het gemeenschappelijk optreden, door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ten aanzien van de controle op de uitvoer uit de Gemeenschap van goederen voor
(27) PB L 367 van 31.12.1994, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 837/95. 60
tweeërlei gebruik(28), laatstelijk gewijzigd bij Besluit 97/419/ GBVB van 26 juni 1997(29). Voor strategische goederen moeten uitvoervergunningen worden afgegeven in verband met de internationale verplichtingen van de lidstaten en de Europese Unie op het gebied van de non-proliferatie. In genoemde verordening wordt verstaan onder: „goederen voor tweeërlei gebruik": goederen die zowel voor burgerlijke als militaire doeleinden kunnen worden aange wend (artikel 2, lid a); „exporteur": de in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening de aangifte ten uitvoer wordt gedaan en die eigenaar is van de strategische goederen of die een gelijkaardig recht heeft over deze goederen te beschikken (artikel 2, lid b). Deze verordening is alleen van toepassing op uitvoer en weder uitvoer, en niet op douanevervoer behalve wanneer de lidsta ten maatregelen hebben getroffen (artikel 3, lid 3). Voor elke uitvoer is een individuele, een algemene (voor be paalde goederen) of een globale (per bedrijf) vergunning no dig. De toepassing van vereenvoudigde procedures is mogelijk.
6.1. Risicoanalyse 6.1.1. Risico-indicatoren 6.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen of de procedures I
Betreffende de goederen:
I
aard van de goederen — onderworpen aan vergunning of aan controle van de eind bestemming; — onderdelen die een geheel vormen waarop de betreffende wetgeving van toepassing is;
(28) PB L 367 van 31.12.1994, blz. 8, laatstelijk gewijzigd bij Besluit 96/173/GBVB van 16.2.1996, PB L 52 van 1.3.1996. (29) PB L 178 van 7.7.1997, blz. 1.
61
I
omschrijving — foute, vage of onvoldoende beschrijving van de goederen;
I
waarde — hoge waarde in verhouding tot het gewicht; — hoge waarde in verhouding tot de aangegeven soort goe deren; — hoge verzekeringsdekking, ongebruikelijk voor de soort aangegeven goederen;
I
verpakking — indicaties in een taal die niet bij de aangegeven bestem ming past. Betreffende de bestemming of het eindgebruik: NB: Het land van bestemming is een essentieel onderdeel van de risicoanalyse voor dit soort goederen en deze douanerege ling. Hetzelfde geldt voor het beoogde of theoretisch moge lijke eindgebruik van de uit te voeren goederen, omdat be paalde criteria voor de afgifte van de nationale vergunningen hierop zijn gebaseerd. De volgende elementen zouden der halve in aanmerking genomen moeten worden:
bestemming — bestemming of gebruik gevoelig; — bestemming of gebruik gediversifieerd; — producten bestemd voor een vrije zone; — producten bestemd voor een land dat aan een land met gevoelige bestemming grenst; — voorafgaande overbrenging binnen de Gemeenschap die een latere uitvoer doet vermoeden; — risicobestemming; — nieuwe geadresseerde; — expediteur gespecialiseerd in de douaneafhandeling van gevoelige goederen; — materialen die door ingenieurs of technici worden meege nomen om in het kader van de regeling passieve veredeling te worden hersteld; — tijdelijke uitvoer voor exposities of demonstraties; 62
& traject en vervoerwijze — ongebruikelijke route voor de aangegeven bestemming; — schip of vliegtuig toebehorend aan een maatschappij van een gevoelig land.
6.1.1.2. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf
Í juridische en commerciële structuur — geassocieerde bedrijven of filialen in het buitenland; — monopoliesituatie/concurrentie;
) commercieel en financieel beheer — bedrijf is eigendom van ingezetenen van derde landen (aandeelhouders, directie) of deze hebben zeggenschap over het bedrijf; — woonplaats van de directeuren in het buitenland; — onvoldoende beheer; — zwakke financiële positie; — ondeugdelijke administratie (op papier of geautomati seerd), hetgeen blijkt uit een vergelijking tussen boekhou ding en de douanedocumenten; — verdachte leverancier, koper of expediteur;
* activiteiten — al dan niet toegelaten exporteur; — fabrikant van of handelaar in aan vergunning onderworpen goederen; — ongebruikelijke expediteur;
) douanesituatie en -strategie van het bedrijf — annulering of intrekking van vergunningen. 63
6.1.2. Praktische vaststelling van de risico's Naast de algemene opmerkingen in de voorafgaande onderaf delingen, kan de praktische vaststelling van de risico-indicato ren op de volgende wijze geschieden: — vaststelling van de commerciële structuur (eigendom, geas socieerde bedrijven en dochtermaatschappijen, afnemers, leveranciers en expediteurs); — contacten met de plaatselijke BTW-kantoren; — instelling van de verplichting een behoorlijke boekhouding te voeren, ook in het geval van geautomatiseerde vergunningregisters; — wijze van verkrijging van een product en van de prijslijst en vaststelling van de gevoeligheid van de producten; — verkrijging van een lijst van afnemers van gevoelige produc ten; — bewaring van kopieën van aan de exporteur afgegeven vergunningen; — samenwerking met de diensten die de vergunningen afleve ren en met de politie. Voor strategische goederen is de voorafgaande audit, met name bij de afgifte van de vergunning aan een exporteur, van het grootste belang voor de doeltreffende en exacte vaststel ling van deze indicatoren.
6.2. Uitvoering van de controles
In het geval van exporteurs die over een globale vergunning beschikken of van uitvoer die betrekking heeft op goederen waarvoor een algemene vergunning is afgegeven, zouden, naast de voorafgaande audit (zie hiervoor), controles kunnen worden uitgevoerd op het moment waarop de exporteur de douane laat weten dat hij de goederen zal gaan uitvoeren of tijdens de audit na de uitvoer. Deze zouden uit het volgende kunnen bestaan: — een onderzoekprogramma, waarbij de selectie van de te onderzoeken goederen zo mogelijk varieert; — vergelijking van de orders, contracten, facturen en vergun ningen met de beschikbare gegevens over uitvoer en over lading, de carnets ATA en TIR, inschepingsdocumenten, 64
scheepvaart- en luchtvaartconnossementen en manifesten, ladingslijsten CIM en CMR en documenten ten bewijze van de plaats waar de betaling is geschiedt; onderzoek naar de bestemmingen en de redenen van rei zen door ingenieurs en technici. I
De uitvoer op basis van individuele vergunningen zou gecontroleerd moeten worden bij het kantoor van uitvoer en uitgang, overeenkomstig de artikelen 788 tot en met 796 van de uitvoeringsbepalingen van het Douanewetboek(30), zo mogelijk door een deskundige. De controles die bij gebrek aan een voorafgaande audit dus systematisch gehouden moeten worden, dienen de volgende elementen te omvatten: — onderzoek van de handelsdocumenten voor uitvoer en overlading teneinde de beschrijving van goederen te con troleren, de waarde, het gewicht, de bestemming, de ont vanger, de te volgen route en het nummer of de titel van de vergunning; — onderzoek van de goederen.
6.3. Analyse van de resultaten van de controles Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande delen. Onderafdeling 7
Invoer van nucleaire materialen, ook bij gebruik van de regeling douanevervoer Onder „nucleaire materialen" wordt verstaan: •
nucleaire materialen, onderworpen aan veiligheidscontro les uit hoofde van het Euratom-Verdrag of de Internatio nale Organisatie voor Atoomenergie (IAEA) en het nonproliferatieverdrag, en waarvoor, naargelang het materiaal, een min of meer hoog risico bestaat bij direct of indirect militair gebruik. Deze materialen, (bijv. plutonium of hoog verrijkt uranium) zijn de gevaarlijkste en houden niet alleen het risico van besmetting in, maar ook het gevaar van
(30) Noch in het Wetboek, noch in de uitvoeringsbepalingen wordt een onderscheid gemaakt tussen een kantoor van uitgang dat in dezelfde lidstaat als het kantoor van uitvoer is gelegen en een kantoor van uitgang dat in een andere lidstaat is gelegen. Een dergelijk onderscheid behoeft dan ook niet te worden gemaakt.
65
nucleaire proliferatie. Ze zijn ingedeeld onder de categorie 0 — afdeling OC — van Besluit 94/942/GBVB van de Raad van 19 december 1994 betreffende het gemeenschappelijk optreden, zoals door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ten aanzien van de controle op de uitvoer uit de Gemeen schap van goederen voor tweeërlei gebruik; •
radioactieve stoffen, die niet aan veiligheidscontroles zijn onderworpen, maar waarvan het gevaar verband houdt met de straling die van de stof uitgaat, zonder dat deze als zodanig als brandstof kan worden gebruikt. Zoals op an dere gebieden is het mogelijk dat de douanediensten met de legale handel in deze stoffen te maken krijgen, zowel bij in- als bij uitvoer, maar waarvoor de douaneformaliteiten niet correct worden vervuld.
Zoals op andere gebieden is het mogelijk dat de douanedien sten zowel bij in- als bij uitvoer te maken krijgen met de legale handel in deze stoffen maar waarvoor de douaneformaliteiten niet correct zijn vervuld. De risico's op dit gebied betreffen evenwel in hoofdzaak de illegale invoer van nucleaire materialen uit de voormalige Sovjet-Unie. Het uiteenvallen van de Sovjet-Unie heeft geleid tot een verbrokkeling van de gecentraliseerde structuren voor con trole op en het beheer van nucleaire materialen. Er is een illegale handel ontstaan in gevaarlijke radioactieve stoffen, die op frauduleuze wijze zijn verkregen en clandestien worden doorverkocht. Deze producten zijn het grondgebied van de Europese Unie binnengekomen en men dient te voorkomen dat zij naar derde landen gaan of in handen vallen van poli tieke of criminele groeperingen. De douanevervoerregelingen zijn in dit verband dus duidelijk van belang. Het doel van het onderhavige deel is niet om de fraudebestrijding te behande len waartoe deze activiteit aanleiding geeft, maar om de aan dacht te vestigen op de noodzaak van een uiterst nauwkeurige risicoanalyse om de illegale invoer of doorvoer van deze pro ducten te voorkomen. Voorts worden de elementen opgesomd aan de hand waarvan deze risicoanalyse kan plaatsvinden, zoals in de vorige delen(31). Op 19 en 20 april 1996 hebben de staatshoofden en regerings leiders op de top van Moskou over nucleaire veiligheid over eenstemming bereikt over een aantal internationale samen werkingsmaatregelen om het risico van illegale invoer te be perken. Een van deze maatregelen betreft de oprichting van
(31) Zie ook: mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement over de illegale handel ¡n nucleaire materialen en radioactieve stoffen van 7 november 1994 (COM(94) 383): vertrouwelijk rapport van de Raad over een Europese strategie voor de bestrijding van de illegale handel in nucleaire materialen; Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement over de illegale handel in nucleaire materialen en radioactieve stoffen (COM(96) 171def.). 66
een contactpunt in ieder land van de Europese Unie en de betrokken derde landen om de risico's.op nucleair gebied vast te stellen en informatie uit te wisselen(32). Bovendien is de afdeling Drugs van Europol sinds 1996 belast met de verbete ring van de gegevensuitwisseling over inbeslagnemingen tus sen de lidstaten van de Europese Unie. De SCENT- en SIDsystemen zorgen voor de snelle en betrouwbare communicatie tussen de douanediensten, met name in gevallen van ver moede of geconstateerde fraude op het betrokken gebied.
7.1. Risicoanalyse 7.1.1. Risico-indicatoren 7.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen en het vervoer De volgende indicatoren kunnen met name in aanmerking worden genomen:
& tariefindeling — twijfelachtige tariefindeling — indeling onder andere post mogelijk;
)
aard van de goederen — op de douaneaangifte vermelde niveau van radioactiviteit, met name indien dit onder de drempelwaarde ligt;
I
omschrijving — onjuiste, vage of onvoldoende beschrijving van de goede ren;
> oorsprong — aangegeven oorsprong of herkomst twijfelachtig of vermel ding van een risicoland;
(32) Zie ook resolutie van het Europees Parlement nr. PE 198.3.55 (uitvoering van de mededeling van 1994 en van de conclusies van de Europese Raad van Essen).
67
I
herkomst — twijfelachtige herkomst; — aangifte vermeldt risicoland;
I
waarde — geringe aangegeven waarde in vergelijking met de aard van de goederen (bij rechtmatig vervoer);
I
hoeveelheid — geringe hoeveelheid in vergelijking met de aangegeven waarde;
I
vervoerwijze — vervoer in een verzegelde container bekleed met lood, ge wapend beton, staal of andere zware metalen (nucleaire materialen hebben namelijk een zeer specifieke verpakking nodig); — bagage van personen die een risico inhouden (ingenieurs, technici, onderdanen (33) van bepaalde derde landen); — gespecialiseerde/niet gespecialiseerde wijze van vervoer;
I
traject — wijziging van het aanvankelijk voorziene traject; — traject in vele etappes verdeeld; — overlading of wijziging van de vervoerwijze;
I
verpakking — soort gebruikte verpakking;
I
economische grondslag van het vervoer — economische geloofwaardigheid van de desbetreffende transactie (in overeenstemming met de economische reali teit; economische grondslag).
(33) Er worden „koeriers" gebruikt die het vliegtuig nemen om pakjes af te leveren waarvan ze soms de inhoud niet kennen.
68
7.1.1.2. Risico-indicatoren betreffende de persoon
& juridische en commerciële structuur — filialen in risicolanden; — geassocieerden met de nationaliteit van een risicoland; — gebruik van brievenbusmaatschappijen;
& activiteiten — potentieel gebruiker van dit soort goederen; — verdachte leverancier of expediteur; — vervoerder die gespecialiseerd is in nucleaire materialen of andere gevaarlijke producten; — personen die uit hoofde van hun beroep een groter risico vertegenwoordigen, en dergelijke materialen kunnen ver voeren (ingenieurs, technici); — vergelijking met de normale behoeften van de onderne ming;
& douanesituatie — annulering of intrekking van vergunningen of erkenningen.
7.1.2. Praktische vaststelling van de risico's Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande onder afdelingen. Daarnaast kan worden opgemerkt dat de lidstaten er belang bij hebben apparatuur voor de opsporing van radioactieve materialen aan te schaffen. Contacten tussen de nationale overheden en de gespeciali seerde organen (instanties in de lidstaten, Europol, GOS met name) zijn van een niet te verwaarlozen belang bij de prakti sche vaststelling van risico's. De vooraf gaande invoervergunningen kunnen een belangrijke ¡nlichtingenbron zijn bij het uitwerken van risicoprofielen op dit gebied. 69
7.2. Uitvoering van de controles De fysieke controles die de douanediensten moeten verrichten wanneer zij het vermoeden hebben dat een lading nucleaire materialen of andere gevaarlijke producten bevat, moeten voldoen aan de veiligheidsvoorschriften die door de lidstaten zijn vastgesteld. Voorts moet worden opgemerkt dat de onmiddellijke contro les, hetzij van ladingen, hetzij van personen (met name in het geval van personen met een hoog beroepsrisico) meestal het resultaat zijn van uitvoerige en voorafgaande controles en verificaties, met name door middel van infiltratie van netwer ken. De contacten met de opsporingsdiensten zijn hier van fundamenteel belang.
7.3. Analyse van de resultaten van de controles Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande onder afdelingen.
t» Onderafdeling 8
In-, uit- en doorvoer van afvalstoffen en andere gevaarlijke producten Andere gevaarlijke producten kunnen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen, binnen het douanegebied van de Gemeenschap w o r d e n vervoerd en het douanegebied van de Gemeenschap verlaten. Het is van belang dat de voorschrif ten die hiervoor gelden worden nageleefd. Verschillende soorten goederen kunnen als gevaarlijke produc ten of stoffen worden beschouwd, zoals bijvoorbeeld: — radioactief afval (te onderscheiden van de in afdeling 4 bedoelde nucleaire producten en radioactieve stoffen) (zie beschrijving van de wetgeving hieronder); — niet-radioactief afval (zie beschrijving van de wetgeving hieronder); — andere producten zoals: 70
•
chemische producten, waaronder: — chemische producten in de eigenlijke zin des woords (zie beschrijving van de wetgeving hieronder), — producten die de ozonlaag aantasten(34);
•
producten die voor de consument gevaarlijk kunnen zijn, met name(35): — speelgoed (36), — farmaceutische producten, — cosmetische producten, — levensmiddelen, — gevaarlijke imitaties (zie onderafdeling 4: namaakgoederen en illegaal gekopieerde goederen).
De hieronder omschreven elementen hebben voornamelijk be trekking op radioactief en niet-radioactief afval(37) en op che mische producten waarvoor bijzondere verordeningen op douanegebied zijn vastgesteld. Het vervoer van radioactief afval is geregeld bij Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad van van 3 februari 1992 betreffende toezicht en controle op overbrenging van radioactieve afval stoffen tussen lidstaten en naar en vanuit de Gemeenschap(38), Beschikking 93/552/Euratom van de Commissie van 1 oktober 1993 tot vaststelling van het in Richtlijn 92/3/Euratom van de Raad bedoelde uniform document voor toezicht en controle op de overbrenging van radioactieve afvalstoffen en bij Verorde ning (Euratom) nr. 1493/93 van de Raad van 8 juni 1993 betref fende de overbrenging van radioactieve stoffen tussen lidsta ten van de Europese Gemeenschap(39). Onder „radioactieve afvalstoffen" wordt verstaan elk materiaal dat radionucliden bevat of door radionucliden besmet is en niet voor verder gebruik bestemd is (artikel 2 van Richtlijn 92/3/Euratom).
(34) Verordening (EG) nr. 3093/94 van de Raad van 15 december 1995 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken - PB L 333 van 22.12.1994, blz. 1. (35) Met name Verordening (EEG) nr. 339/93 van de Raad van 8 februari 1993 van de Raad van 8 februari 1993 betreffende controles op de overeenstemming van uit derde landen ingevoerde producten met de op het gebied van de productveiligheid toepasselijke voorschriften - PB L 40 van 17.4.1993, blz. 1. (36) Met name Richtlijn 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de veiligheid van speelgoed - PB L 187 van 16.7.1988, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 93/68/EEG van 22 juli 1993 - PB L 220 van 31.8.1993, blz. 1. (37) PB L 35 van 12.2.1992, blz. 24. (38) PB L 268 van 29.10.1993, blz. 83. (39) PB L 148 van 19.6.1993, blz. 1.
71
De overbrenging van niet-radioactief afval is met name gere geld bij Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 fe bruari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbren ging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeen schap (40), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 120/97 van 20 januari 1997(41), bij Richtlijn 75/442/EEG van 15 juli 1975 van de Raad betreffende de af va Istoffen (42), en bij Beschikking 94/774/EG van de Commissie van 24 november 1994 betref fende het model van een uniform begeleidend document als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad(43), laat stelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG van 23 december 1991 (44). Met risicoanalysetechnieken kunnen de douanedien sten dergelijke vrachten opsporen voordat ze de volksgezond heid kunnen schaden. Wat de overbrenging van chemische stoffen betreft wordt gewezen op Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad van 23 juli 1992(45), betreffende de in- en uitvoer van bepaalde ge vaarlijke chemische producten, laatstelijk gewijzigd bij Veror dening (EG) nr. 1237/97 van 27 juni 1997(46), waarbij een ge meenschappelijk systeem wordt ingesteld voor kennisgeving en informatie voor de invoer uit en de uitvoer naar derde landen van bepaalde chemische stoffen die verboden of streng gereglementeerd zijn vanwege hun uitwerking op de gezond heid van mens en milieu (artikel 1, lid 1). Er bestaat een speciale wetgeving betreffende afvalstoffen en andere gevaarlijke producten die over de weg worden ver voerd (Richtlijn 94/55/EEG van de Raad van 21 november 1994 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg)( 47 ), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 96/86/EG van 13 de cember 1996(48).
8.1. Risicoanalyse 8.1.1. Risico-indicatoren Naast de algemene risico-indicatoren die in de voorgaande onderafdelingen zijn beschreven, worden de volgende elemen ten genoemd:
O (42) (43) O C5) (46) (47) H
72
PB L 30 van 6.2.1993, blz. 1. PB L 22 van 24.1.1997, blz. 14. PB L 194 van 25.7.19975, blz. 39, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 91/692/EEG - PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48. PB L 310 van 31.12.1994, blz. 70. PB L 377 van 31.12.1991, blz. 48. PB L 251 van 29.8.1992, blz. 13. PB L 173 van 1.7.1997, blz. 37. PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7. PB L 335 van 24.12.1996, blz. 43.
ί.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen 'oor radioactief afval: orsprong/herkomst/bestemming - moeilijk te identificeren materialen uit een land dat, gezien de installaties waarover het beschikt, dergelijk afval kan produceren; - afval dat bestemd is voor een land dat aan verboden zones grenst of in de nabijheid van dergelijke zones is gelegen (verboden zones zijn omschreven in artikel 11 van Richtlijn 92/3/Euratom); - terugzending van afval door een bedrijf in het kader van de in artikel 14 voorziene mogelijkheden, doch zonder dat de daarvoor geldende voorwaarden in acht worden genomen;
/aarde/hoeveelheid - geringe waarde ten opzicht van de in de aangifte vermelde hoeveelheid;
erpakking - opvallende verpakking die de aanwezigheid van radioactief afval doet vermoeden;
ocumenten - geen in- of uitvoervergunning. 'oor niet-radioactief afval: - risico's in verband met de vergunningperiode: overbrenging van afvalstoffen voordat de bevoegde autoriteit toestem ming heeft verleend VS: voor de verwijdering van de afvalstoffen is altijd een oorafgaande schriftelijke vergunning noodzakelijk; voor de uttige toepassing is het soort vergunning afhankelijk van de ideling van het product in de groene, oranje of rode lijst — zie ijlage II, III en IV van Verordening (EEG) nr. 259/93); - risico's in verband met verdacht vervoer: •
overbrenging niet gevolgd door een daadwerkelijke nuttige toepassing of verwijdering; 73
•
verschillen tussen de geraamde hoeveelheden en de ver voerde of voor een nuttige toepassing gebruikte hoe veelheden;
•
het niet in acht nemen van de kennisgevingsprocedure of het niet-verstrekken van inlichtingen zoals het num mer van het vervoermiddel of het werkelijke gewicht van de lading;
•
ongeldigheid van een vergunning (verstrijken van de geldigheidsduur van de vergunning of overschrijding van het in de vergunning aangegeven gewicht);
•
uitvo er naar gevoelige landen, met name ontwikke lingslanden;
— risico's in verband met misbruik van de uitzonderingslijsten en -regelingen: •
indeling onder de verkeerde lijst: misbruik van de groene lijst (autocontrole) in plaats van de oranje lijst (vooraf gaande toestemming);
•
misbruik van de uitzonderingsregelingen om de proce dure inzake voorafgaande toestemming te ontwijken (nuttige toepassing in plaats van verwijdering, waarvoor strengere voorwaarden gelden);
— risico's in verband met de plaatsen voor de verwijdering of nuttige toepassing: •
niet-naleving van de nationale wetgeving;
•
hoge kosten van de verwijdering of nuttige toepassing;
— risico's in verband met de begeleidende documenten voor de controle van en het toezicht op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen: niet-naleving van de voor waarden voor het gebruik van de formulieren betreffende het vervoer van afvalstoffen; — risico's in verband met de verplichting de goederen op een bepaalde plaats in of uit te klaren; — diversen •
gebruik van zeer oude of gebrekkige voertuigen;
•
aangegeven waarde abnormaal laag.
Wat chemische stoffen betreft: — verkeerde benaming om te voorkomen dat bijlage I van Verordening (EEG) nr. 2455/92 (chemische stoffen waarvan kennisgeving moet worden gedaan) of de lijst van verboden chemische stoffen van toepassing is; 74
opgave van een concentratie van een product waarop bij lage II van vorengenoemde verordening van toepassing is (Prior Informed Consent-procedure — zie artikel 1 van Ver ordening (EEG) nr. 2455/92) die onder de drempel ligt waar boven dit product volgens de EG-wetgeving van etiketten moet worden voorzien; invoer van een chemische stof waarvoor strikte regels gel den door een bedrijf dat, gezien zijn normale activiteiten, deze stof voor verboden doeleinden zou kunnen gebruiken.
1.1.2. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf r
idische structuur multinational, zusterorganisatie, moedermaatschappij, fili aal;
lanciële situatie veel schulden of verlies van financiële betrouwbaarheid;
ndelsstrategie afwezigheid van veiligheidsbeambte in de zin van Richtlijn 96/35/EG van de Raad van 3 juni 1996 betreffende de aan wijzing en de beroepsbekwaamheid van veiligheidsadvi seurs voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, per spoor of over de binnenwateren; gebruik van tussenpersonen voor de verkoop van afval (49);
ärktpositie wijzigingen in het handelsverkeer in een significante refe rentieperiode; overeenstemming van de normale werkzaamheden van het bedrijf met de bedoelde in- of uitvoertransactie;
luanestrategie wijzigingen in de keuze van de douanekantoren; annulering of intrekking van vergunningen.
PB L 145 van 19.6.1996, blz.10.
75
8.1.2. Praktische vaststelling van de risico's Naast de hierboven genoemde algemene factoren kan aan de volgende punten bijzondere aandacht worden besteed: — informatie over vermoedelijke fraudegevallen (geloofwaar digheid van het bedrijf); — analyse van de reeds vastgestelde fraudegevallen of onre gelmatigheden bij bepaalde bedrijven. Het is eveneens nuttig contacten te onderhouden met de dien sten die gespecialiseerd zijn op het gebied van afval en gevaar lijke stoffen.
8.2. Uitvoering van de controles De in de vorige onderafdelingen omschreven factoren zijn van toepassing. De controles van de zogenaamde mobiele brigade zijn hier van grote betekenis. Tijdens hun patrouilles zijn de douanebeamb ten het best geplaatst om te bepalen welke vervoermiddelen en welke vrachten op grond van de eerder genoemde risico indicatoren, aan een nader onderzoek moeten worden onder worpen. De controles die in de lokalen van bedrijven met risico worden verricht (producenten, bewaarders, ontvangers) blijken ook een belangrijke bron van inlichtingen over de activiteiten. Met name wat afvalstoffen betreft dient op een aantal punten te worden gewezen. In de eerste plaats kan de toepassing van de controles worden aangepast aan de verschillende soorten vervoer. Sommig vervoer moet namelijk worden beoordeeld op grond van oorsprong, bestemming en herkomst (vervoer binnen een lidstaat, tussen lidstaten, uitvoer uit de Gemeen schap, naar de ACS-staten, invoer van afvalstoffen in de Ge meenschap, douanevervoer). In de EG-wetgeving zijn voor de verschillende soorten vervoer beperkingen vastgesteld, hetzij wat het land van bestemming of van oorsprong betreft, hetzij wat betreft het soort vervoer dat kan worden verricht. Bovendien dient eraan te worden gedacht dat de OESO-codif icatie en de GS-nomenclatuur niet werkelijk op elkaar zijn afge stemd. De rode lijst van afvalstoffen (bijlage IV bij Verordening (EEG) nr. 259/93) bevat geen enkele verwijzing naar de nomen clatuur.
8.3. Analyse van de controleresultaten Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande onder afdelingen. 76
Deel 2
Risicogebieden in verband met douaneregelingen of - procedures Onderafdeling 1
A a n b r e n g e n van goederen Deze algemene term heeft betrekking op het binnenbren gen van de goederen in het douanegebied van de Gemeen schap, de aanbieding en de tijdelijke opslag van de goede ren en de summiere aangifte (artikelen 37 t o t 57 van het Douanewetboek en artikelen 182 t o t 197 van de uitvoerings bepalingen). Op een bepaald moment hebben de goederen nog geen douanebestemming gekregen. Er bestaat dan een objectief risico (zie inleiding hoofdstuk 3) dat ze op onregelmatige wijze het douanegebied worden binnengebracht of nadien aan douanetoezicht worden onttrokken. Enkele factoren, die echter met andere moeten w o r d e n gecombineerd zoals de gevoeligheid van de goederen (zie deel 1 hiervoor), moeten hier worden vermeld. Kern van de fraudebestrijding en van de werkzaamheden van de douane-inlichtingendiensten is te voorkomen dat goederen binnenkomen zonder een douane kantoor te passeren, of dat goederen waarvoor beperkingen of verboden gelden (drugs bv.) op onregelmatige wijze bin nenkomen, op welke wijze dan ook. De inlichtingen die deze diensten verstrekken op basis van eigen speurwerk en van andere informatiebronnen zijn de basis van de risicoana lyse.
1.1. Risicoanalyse 1.1.1. Risico-indicatoren Er zijn twee soorten fraude, namelijk de klassieke smokkel — de goederen komen buiten het douanekantoor om het douanegebied binnen of komen via het douanekantoor, maar op onregelmatige wijze, het douanegebied binnen — en het onttrekken van de goederen aan het toezicht nadat ze in het douanegebied zijn binnengebracht. 77
1.1.1.1. Onregelmatige binnenkomst buiten de douanekantoren om (klassieke smokkel) Omdat de goederen buiten het douanekantoor om op onregel matige wijze binnenkomen is de aard van de goederen in beginsel moeilijk te achterhalen. — De ligging van de douaneplaats en de beschikbare midde len van toezicht kunnen echter belangrijke indicatoren zijn. Een kust met kreken en inhammen waar buiten het douane kantoor om gemakkelijk kan worden gelost en waar op zee niet veel wordt gepatrouilleerd is duidelijk een (natuurlijk) risicogebied; — risico-indicatoren die verband houden met de vervoerwijze of'de wijze van verpakking van goederen moeten eveneens in aanmerking worden genomen (zie punt 1.1.1.2 hieron der).
1.1.1.2. Onregelmatige binnenkomst via een douanekantoor 1.1.1.2.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen Bij het op onregelmatige wijze binnenbrengen via een douane kantoor vormen de reeds eerder beschreven indicatoren en vooral die met betrekking tot de oorsprong, de herkomst en de verpakking belangrijke elementen. Met betrekking tot het onttrekken van goederen aan het douanetoezicht na het binnenbrengen of na de summiere aan gifte, is het vooral door de aard van de goederen en met name het feit of deze door omvang of verpakking goed verborgen kunnen worden of gemakkelijk kunnen bederven of vervluch tigen, dat het risico ontstaat dat ze fysiek verdwijnen (bijv. audio- en videoapparatuur). Op het gebied van de accijnsgoe deren (met name alcoholhoudende dranken en sigaretten) worden zeer veel onregelmatigheden geconstateerd. Bovendien worden de volgende factoren genoemd:
I
aanbieding van de goederen bij de douane — wijze van optreden van de douane bij de aankomst van de goederen en tijd die kan verlopen tussen de aankomst van de goederen bij het kantoor en de aanbieding bij de douane; — toepassing van artikel 41, lid 2, van het Douanewetboek betreffende de plaatsing van goederen onder een douane regeling zonder dat deze bij de douane behoeven te wor den aangeboden;
78
I
summiere aangifte — wijze waarop de summiere aangifte wordt opgesteld (risico van fouten in verband met de wijze waarop de gegevens worden doorgegeven); — te lang tijdsverloop tussen de aanbieding van de goederen aan de douane en de indiening van de summiere aangifte (risico op vervanging of onttrekking);
I
tijdelijke opslag — aard van de inrichtingen voor de ontvangst van de goede ren; — geen zekerheidstelling voor de betaling van de eventueel verschuldigde rechten en andere heffingen.
1.1.1.2.2. Risico-indicatoren in verband met het bedrijf Met name kunnnen de volgende elementen in aanmerking worden genomen:
9 juridische structuur — buitenlandse filialen in moeilijkheden; — pas opgerichte bedrijven;
> zwakke financiële positie van de aangever I
activiteiten in verband met gevoelige goederen als bedoeld in deel 1 — bedrijven in grensgebieden met een bedrijvigheid in een sector waarin reeds vaak onregelmatigheden zijn geconsta teerd; — vervoerder met risico;
> handelsstrategie — wijziging van de toeleveringslanden; — toeleveringslanden zijn niet de meest geschikte landen voor de productie van de in de summiere aangifte genoemde goederen; 79
I
douanestrategie — plotselinge wijziging van het kantoor van binnenkomst; — annulering of intrekking van de vergunning tot gebruikma king van vereenvoudigde procedures of van een douanere geling.
1.1.2. Praktische vaststelling van de risico's Naast de in deel 1 beschreven algemene elementen moet de nadruk worden gelegd op twee praktische middelen om risico's en risico-indicatoren te bepalen: — enerzijds, de inlichtingen van fraudebestrijdingsdiensten; — anderzijds, de ter plaatse verkregen inlichtingen over de frequentie en de regelmaat waarmee goederen worden binnengebracht, over de aangevers en over de communica tienetwerken met de rest van het douanegebied van de Gemeenschap. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de ver schillende wijzen van vervoer: — vervoer over de weg: hier is de identifatie van de risico's het moeilijkst daar de douanediensten in het algemeen niet van te voren over de documenten beschikken. Sommige lidsta ten hebben op verschillende plaatsen binnen hun grondge bied waarnemingsposten opgericht om verkeersstromen te analyseren. Door een voorafgaande controle van de boek houding van de bedrijven voor het wegvervoer of de con trole achteraf van de boekhouding kunnen echter gegevens worden verkregen die dienst kunnen doen bij het opstellen van risicoprofielen; — zeevervoer: door middel van convenanten met scheepvaart maatschappijen kan de douane over de documenten be schikken voordat de schepen aankomen of vertrekken (met name de ladingsmanifesten), door aansluiting op de com putersystemen van de scheepvaartmaatschappijen. Deze documenten kunnen van tevoren worden onderzocht om gerichte controles te kunnen uitvoeren. Het is hierbij van belang over gespecialiseerde teams te beschikken (zie hoofdstuk 2, punt 3.2); — luchtvervoer: hier geldt hetzelfde als voor het zeevervoer, in die zin dat de douane van te voren over nuttige gegevens kan beschikken, op grond van met de luchtvaartmaatschap pijen gesloten convenanten. Daar de rotatie in het kader van het luchtvervoer nog sneller is dan bij het zeevervoer, dienen deze principes te worden aanpast. Zo kan wekelijks een analyse worden gemaakt van de lijnvluchten en van de chartervluchten, afhankelijk van de parameters in verband 80
met de kennis van de actualiteit, de fraudetendensen en de logistieke organisatie op de luchthaven. Aan de hand van deze analyse, gecombineerd met een analyse per goederencategorie (bijv.: namaak — zie hierboven, deel 1, onderaf deling 4) kunnen risicoprofielen worden opgesteld en kun nen de vluchten worden geselecteerd die aan grondiger controles onderworpen moeten worden; expreszendingen: hier berust de risicoanalyse nog meer op de samenwerking tussen de douane en de desbetreffende ondernemingen (met name door middel van convenanten). De analyse kan berusten op het interne systeem van deze ondernemingen om de zendingen te volgen.
1.2. Uitvoering van de controles De algemene opmerkingen in deel 1 zijn eveneens van toepas sing op het aanbrengen van goederen. In ieder geval zijn kennis van de goederenstroom, van de plaatsen waar de goederen kunnen binnenkomen, van de plaatselijke economische structuur en de bewaking van de tijdelijke opslagplaatsen zeer belangrijk. Het gebruik van snelle en doelmatige controle-instrumenten voor vervoermiddelen, met inbegrip van containers voor zee ën luchtvervoer, en voor reizigers (scanner) kan helpen om verdachte ladingen te ontdekken die grondiger onderzocht moeten worden. Er kan echter een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende wijzen van vervoer: — wegvervoer: hiervoor kunnen vooral mobiele brigades wor den ingezet, zelfs indien van tevoren een boekhoudkun dige controle is uitgevoerd of een studie van de verkeers stromen in een bepaald gebied; — zeevervoer: de gerichte controle kan tot een grondiger onderzoek van de documenten leiden (cognossementen, paklijsten) en de fysieke controle van de goederen en even tueel het schip; — luchtvervoer: de hiervoor beschreven analyse kan tot een grondig onderzoek van de documenten leiden (luchtvrachtbrieven) en de fysieke controle van de ladingen van vluch ten die als risicovol zijn aangemerkt; — expreszendingen: regelmatige controles van de documen ten en van het interne systeem van de koeriersbedrijven om de zendingen te volgen, kunnen nuttig zijn. 81
1.3. Analyse van de controleresultaten Dezelfde algemene opmerkingen als in het voorgaande deel en de voorgaande onderafdelingen. Onderafdeling 2
Douanevervoer (communautair/gemeenschappelijk douanevervoer — TIR-overeenkomst) Zowel het communautair douanevervoer (artikelen 91 tot en met 97 van het Communautair Douanewetboek), het ge meenschappelijk douanevervoer (overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer— Interlaken, 20 mei 1987(50) als de douaneovereenkomst inzake het internationale vervoer van goederen onder dekking van carnets TIR (Genève, 14 november 1975)(51) geven aanleiding tot fraude. De risico's zijn toegenomen ten gevolge van de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen en de toename van de georganiseerde misdaad die geprofiteerd heeft van de versoepeling van het handelsverkeer met de voormalige Oostbloklanden. In januari 1996 heeft een onderzoekscommissie van het Euro pees Parlement de opdracht gekregen deze kwestie nader te bekijken. Deze commissie heeft op 20 februari 1997 een eind verslag ingediend dat een aantal aanbevelingen bevat, zowel tot wijziging van de voorschriften als van sommige praktijken. Bij DG XXI van de Commissie werd in december 1995 een task force opgericht om oplossingen te zoeken voor het probleem van de samenhang, de doelmatigheid en de veiligheid van het douanevervoer. De werkzaamheden van deze taskforce heb ben ertoe geleid dat de Commissie op 30 april 1997 een mede deling aan het Europees Parlement en de Raad heeft voorge legd. Deze mededeling bevat een „actieprogramma voor het douanevervoer in Europa" (COM(97) 188 def.)(52) waarin een aantal oplossingen wordt voorgesteld, voornamelijk van wet gevende aard, om de regeling betrouwbaarder te maken. Tevens wordt gewerkt aan de computerisering van het douanevervoer.
(50) Goedgekeurd bij Besluit nr. 87/115/EEG van de Raad van 15 juni 1987 (PB L 226 van 13.8.1987), laatstelijk gewijzigd bij Besluit nr. 1/95 van 26.10.1995 (PB L 117 van 14.5.1996, blz. 13) in verband met de uitbreiding van het toepassingsgebied van de overeenkomst tot de Visegrad-landen. (51 ) Namens de Gemeenschap gesloten bij Verordening (EEG) nr. 2112/78 van de Raad van 25 juli 1978 (PB L 252 van 14.9.1978, blz. 1). (52) PB C 176 van 10.6.1997, blz. 3.
82
2.1. Risicoanalyse 2.1.1. Risico-indicatoren Hiervoor gelden dezelfde algemene opmerkingen als voor de voorgaande delen en onderafdelingen. 2.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen aard van de goederen — goederen met hoger frauderisico in de zin van de artikelen 362, 368 en 376 van de uitvoeringsbepalingen en/of het systeem van voorafgaande aanmelding (met name accijns goederen en onder het landbouwbeleid vallende land bouwproducten); — samengestelde zendingen/groupage;
oorsprong (zie deel 1) herkomst/bestemming — twijfelachtige herkomst van de goederen of land van ver trek van de douanevervoerprocedure; — rechtstreekse verzendingen naar landen waar geen markt bestaat voor het soort uitgevoerde goederen; — goederen met een risicovolle bestemming (met name de Midden- en Oost-Europese landen);
verpakking/omvang — uiterlijk van de goederen (kleine zendingen — gemakkelijk te verbergen zendingen); — manipulaties tijdens het douanevervoer;
vervoerwijze — het vervoer over de weg levert meer risico's op dan het vervoer per spoor of per vliegtuig, maar juist omdat de aandacht vooral op het wegvervoer is gericht, mogen trein of vliegtuig niet worden vergeten. Van trein of vliegtuig wordt immers steeds meer gebruik gemaakt (met overla ding) zodat het risico aanwezig is dat de goederen verdwij nen; 83
— duur van het vervoer (hoe langer, hoe meer risico); — schepen met gemengde ladingen (communautaire en nietcommunautaire goederen); — rentabiliteit of geschiktheid van de vervoerwijze;
> traject — lang traject via het grondgebied van verschillende landen en/of overlading; — lang traject binnen de Gemeenschap; — in sommige gevallen, gebruik van een ander dan het op het douanevervoerdocument vermelde kantoor van bestem ming; — goederen die op weg naar een derde land door de Gemeen schap worden vervoerd of die de Gemeenschap als bestem ming hebben; — ingewikkeld traject; — onnodige omwegen.
2.1.1.2. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf Algemene opmerking: het grootste risico bestaat hierin dat het volgens de huidige wetgeving mogelijk is dat de werkelijke opdrachtgever van het douanevervoer niet bekend is.
I
juridische structuur — banden met ondernemingen in „risicolanden"; — ongebruikelijke ontvanger; — ontvanger in een „risicoland";
I
zwakke financiële positie van de hoofdaansprakelijke en/of de vervoerder;
I
activiteiten — bedrijf dat niet vaak gebruik maakt van douanevervoer: een bedrijf dat slechts occasioneel douanevervoer verricht zal meer risico's bieden dan een bedrijf dat bij de douanedien sten bekend is en regelmatig douanevervoer verricht;
84
— bedrijf dat werkzaam is buiten zijn normale werkgebied; — reputatie van de vervoerder (solvabiliteit, eerdere overtre dingen enz.); — groot aantal tussenpersonen;
I
douanesituatie — aard van de gestelde zekerheid, en met name de doorlo pende zekerheid; — bedrijf dat eerder geen toestemming heeft verkregen als toegelaten afzender of toegelaten geadresseerde op te treden.
2.1.1.3. Risico-indicatoren betreffende de procedure — soort douanevervoerregeling die wordt gebruikt; — achtereenvolgende douanevervoerregeling voor dezelfde goederen (groter risico dat de goederen verdwijnen); — vervoer behandeld door douanekantoren waarvan bekend is dat zij met operationele problemen kampen; — twijfelachtig uiterlijk van het document van zekerheidstel ling (bijv. moeilijk te lezen data of namen); — onleesbare of te perfecte stempels (risico van vervalsing); — aan- of afwezigheid van verzegeling, al naar gelang van het geval (de aanwezigheid van zegels kan er eventueel toe leiden dat het toezicht van de douane verslapt).
2.1.2. Praktische vaststelling van de risico's Voor deze douaneregeling kunnen dezelfde algemene opmer kingen als in het voorgaande deel en de voorgaande onderaf delingen worden gemaakt. Een globale verificatie van de transactie op het moment dat de zekerheid wordt gesteld is ongetwijfeld de beste manier om een inzicht te krijgen of de regeling correct zal worden toege past. Ook dient te worden gelet op de eventuele mededelingen over diefstal en verlies van stempels waarmee de douanevervoerdocumenten worden gewaarmerkt. 85
Met behulp van het verbeterde systeem van voorafgaande aanmelding kunnen belangrijke inlichtingen worden verkre gen die systematisch gebruikt zouden kunnen worden.
2.2. Uitvoering van de controles De in de vorige onderafdelingen omschreven algemene ele menten zijn van toepassing. Het onderzoek van de douanevervoerdocumenten en de trans portbescheiden is hier van overwegend belang. Bij douanevervoer kan de uitvoering van de controles afhan gen van de bron van de fraude. Er kan namelijk sprake zijn van een gewone diefstal van de goederen (eventueel gepaard gaande met de diefstal van het vervoermiddel), indien de hoofdaansprakelijke als betrouwbaar bekend staat, of er kan een criminele organisatie bezig zijn. Al is het voor de douane dienst moeilijk om gewone diefstal door middel van risicoana lyse te voorkomen, toch kan ze meer toezicht uitoefenen dan een individueel bedrijf dat bovendien misschien een beroep moet doen op tussenpersonen die het niet kent of met wie het niet de gewoonte heeft samen te werken.
2.3. Analyse van de resultaten van de controles Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande onder afdelingen. Enige bijzonderheden dienen evenwel te worden vermeld: — voor het communautair en gemeenschappelijk douanever voer zijn de controles op de regelmatigheid zoals voorzien in het Douanewetboek en de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk douanevervoer van groot belang; met name dienen de douanevervoerdocumenten in het kantoor van vertrek te worden gecontroleerd en dienen nasporingsberichten, herinneringen en kennisgevingen te worden verzonden bij niet-terugzending van exemplaar nr. 5 van het douanevervoerdocument of van de in artikel 380 van de uitvoeringsbepalingen van het Douanewetboek be doelde document; — in het kader van de TIR-overeenkomst bestaan soortgelijke procedures die aan dit soort vervoer zijn aangepast. 86
Onderafdeling 3
Economische douaneregelingen en de plaatsing van goederen in vrije zones en entrepots De economische douaneregelingen, en in het bijzonder de actieve of passieve veredeling, hebben ten doel gunstige voor waarden te scheppen voor de verwerkende industrie, voor bedrijven die goederen opslaan en voor enkele andere gebrui kers in de Gemeenschap, zonder dat de belangen van de pro ducenten in de Gemeenschap daarbij uit het oog mogen wor den verloren. Het gebruik van die regelingen gaat met een zeker risico gepaard gezien de grote economische en financiële belangen die op het spel staan en de bijzondere en vaak ingewikkelde regels die van toepassing zijn. Zolang goederen onder een economische douaneregeling zijn geplaatst, met uitzondering van de regeling actieve veredeling — terugbetalingssysteem — behoeven immers geen douanerechten te worden betaald en zijn de handelspolitieke maatregelen niet van toepassing. De goederen zijn evenwel wel onderworpen aan sanitaire, fytosa nitaire en ander maatregelen. De controles moeten daarom op de bijzondere situatie van deze goederen zijn afgestemd.
3.1. Risicoanalyse 3.1.1. Risico-indicatoren Naast de reeds in de vorige onderafdelingen genoemde indica toren, zou bijzondere aandacht besteed moeten worden aan de volgende elementen. 3.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen I
algemeen — goederen waarop een kwantitatief contingent of een anti dumpingrecht van toepassing zijn wanneer zij in het vrije verkeer worden gebracht; — in sommige gevallen, gebruik van opeenvolgende douane regelingen voor dezelfde goederen; — hoge waarde van de goederen; — bijzondere identificatiemaatregelen die in de vergunning zijn genoemd (verzegeling, monsterneming, laboratorium analyses enz.). 87
NB: Deze risico-indicator is rechtstreeks van invloed op de uit te voeren controles op het moment van douaneafhandeling;
I
actieve veredeling — gevoelige landbouwproducten (bijv. rijst, melk, vlees, olijf olie, graan); — aanvraag voor gebruikmaking van het equivalentieverkeer, met name voor landbouwproducten of bepaalde industrie producten; — ingewikkelde rendementsberekeningen;
I
passieve veredeling — uitvoer van technisch verfijnde goederen (moeilijkheid de uit te wisselen uitvoergoederen met de wederingevoerde goederen te vergelijken); — driehoeksverkeer; — ingewikkelde opbrengstberekeningen; — ruimere berekeningsgrondslag voor in mindering te bren gen rechten (grotere hoeveelheden of lagere waarde bij wederinvoer). NB: Voor de passieve economische veredeling van textiel: zie deel 1, onderafdeling 2;
> behandeling onder douanetoezicht — goederen die ten onrechte onder een nomenclatuurcode zijn aangegeven die op de lijst voorkomt van goederen die voor een dergelijke behandeling in aanmerking kunnen komen; — te soepele interpretatie van de lijst van goederen die voor deze regeling in aanmerking kunnen komen;
I
douane-entrepôts — openbaar entrepot (vele bedrijven die niet alle eigenaar zijn van de opgeslagen goederen); — particulier entrepot, met name wanneer het bedrijf gereor ganiseerd wordt; — gezamenlijke opslag van communautaire en niet-communautaire goederen in een douane-entrepôt;
88
— actieve veredeling of behandeling onder douanetoezicht in douane-entrepôt;
► tijdelijke invoer — tijdelijke invoer met gedeeltelijke vrijstelling van rechten: — hoge douanerechten, — datum van plaatsing onder de regeling; — tijdelijke invoer met volledige vrijstelling van rechten: — kleine goederen, gemakkelijk te verbergen (bijv. juwe len), of goederen die kunnen verdwijnen bij intensief gebruik of door consumptie; — gegevens op de aangifte en de reden waarom de vrijstel ling wordt aangevraagd stemmen niet met elkaar over een; — aanvraag om tijdelijke invoer van een partij goederen waarvan niet alle voor tijdelijke invoer in aanmerking komen (bijv. een gereedschapsmachine en veel meer te bewerken stukken dan voor de presentatie op een beurs nodig is); — kennelijk misbruik van de mogelijkheden van artikel 688 van de uitvoeringsbepalingen van het Douanewetboek;
> vrije zones en entrepots: controles kunnen bij het binnenkomen of bij het verlaten van de vrije zone of het entrepot worden verricht: — accijnsgoederen (bijv. aardolieproducten en alcoholhou dende dranken); — verdachte activiteiten binnen een vrije zone.
3.1.1.2. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf » algemeen — bedrijf dat niet eerder een vergunning voor een economi sche douaneregeling heeft aangevraagd; — bedrijf dat achtereenvolgens van verschillende of dezelfde economische douaneregelingen gebruik maakt; — bedrijf dat een verlenging van de vergunning aanvraagt op grond van nieuwe gegevens; 89
— betrouwbaarheid van de administratie van een bedrijf niet door middel van een voorafgaande audit gecontroleerd (met name voor actieve en passieve veredeling, opslag in douane-entrepots en vrije zones);
I
actieve en passieve veredeling — bedrijf dat om toepassing van een regeling verzoekt voor verschillende goederen; — bedrijf dat een wijziging van een douaneregeling aan vraagt (opbrengstpercentage, globalisatie van termijnen, voorwaarden van overbrenging).
3.1.2. Praktische vaststelling van de risico's De algemene opmerkingen hierboven zijn hier eveneens van toepassing. Speciaal voor dit gebied kunnen de volgende ele menten worden vermeld: — onderzoek van de vergunningaanvragen; — onderzoek van de vergunningen die in een bepaalde refe rentieperiode voor een bedrijf zijn afgegeven; — gebruikmaking van de inlichtingen die bij de vaststelling van onregelmatigheden op nationaal en communautair vlak zijn verkregen; — vergelijking tussen de veredelingsproducten en de identificatiemaatregelen.
3.2. Uitvoering van de controles Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande delen en onderafdelingen. Er moet vooral aandacht worden besteed aan het verlenen van vergunningen voor bepaalde regelingen. De zuivering van de regelingen dient aanleiding te geven tot grondige controles om na te gaan of aan alle voorwaarden is voldaan.
3.3. Analyse van de resultaten van de controles Dezelfde algemene opmerkingen als in de voorgaande delen en onderafdelingen. 90
Onderafdeling 4
Vereenvoudigde procedures in de zin van artikel 76 van het Douanewetboek Deze vereenvoudigde procedures zijn de vereenvoudigde aan gifte, het administratief of handelsbescheid, de inschrijving in de boeken van het bedrijf. Ze zijn omschreven in artikel 76 van het Douanewetboek. Ze kunnen een risicogebied vormen ofschoon dergelijke facili teiten slechts worden verleend indien de douanedienst over tuigd is van de betrouwbaarheid van het bedrijf. Het is niet onmogelijk dat een bedrijf dat betrouwbaar lijkt op het tijdstip dat de vereenvoudigde procedure voor de een of andere douaneregeling wordt toegekend, later toch de douanewetgeving probeert te ontduiken. De risicoanalyse kan daarom ook op dit terrein toepassing vinden. Daar de vereenvoudigde procedures inhouden dat in de oorspronkelijke aangiften slechts summiere gegevens wor den verstrekt, gaat het er bij de risicoanalyse in dit geval om de praktijken van het bedrijf te verifiëren en deze met andere controlemethoden te combineren (voorafgaande audit of au dit achteraf, controle van de aanvullende aangiften in de zin van artikel 76, lid 2, van het Douanewetboek, met name) of in het kader van met de bedrijven gesloten convenanten.
4.1. Risicoanalyse 4.1.1. Risico-indicatoren Hier kunnen dezelfde algemene opmerkingen worden ge maakt als in het vorige deel en de vorige onderafdelingen. Het is echter mogelijk op twee niveaus een risicoanalyse uit te voeren en de risico-indicatoren in twee delen te splitsen, want sommige indicatoren zijn vooral van belang voordat de ver gunning voor het gebruik van vereenvoudigde procedures wordt afgegeven, en andere daarna.
a) Voordat toestemming voor gebruikmaking van vereenvoudigde procedures wordt gegeven 4.1.1.1. Risico-indicatoren betreffende de goederen aard van de goederen — aanvraag heeft betrekking op gevoelige goederen; 91
aanvraag heeft betrekking op een nieuw soort van goede ren; aanvraag heeft betrekking op goederen waarvan de aan vrager een ander dan het voorziene gebruik kan maken.
4.1.1.2. Risico-indicatoren in verband met het bedrijf
& juridische en administratieve structuur — multinational/moedermaatschappij/filiaal — complexe structuur; — beleidscentrum buiten de lidstaat (met name off-shore be drijven); — familiebedrijven;
& douanesituatie — nieuwe vergunning wordt aangevraagd terwijl een vorige vergunning om bijzondere redenen werd geannuleerd (tweede poging); — annulering of intrekking van andere vergunningen of toe stemmingen;
& handels- en financieel beheer — ontoereikende administratie; — zwakke financiële positie.
b) Nadat toestemming voor gebruikmaking van vereenvoudigde procedures is gegeven
4.1.1.3. Risico-indicatoren betreffende de goederen
)
aard van de goederen — het soort goederen waarop de vereenvoudigde procedures van toepassing zijn stemmen niet met de activiteiten van het bedrijf overeen;
92
I
oorsprong, herkomst — oorsprong of bestemming in een land dat voor de betrok ken goederen een risicoland is of in een land dat grenst aan een risicoland; — land van herkomst doet vermoeden dat de aangegeven oorsprong niet juist is;
I
hoeveelheid, waarde — veel grotere hoeveelheden dan nodig voor de activiteiten of de behoeften van de onderneming; — lage of zeer hoge waarde voor het betrokken product en eventueel de daarvoor geldende beperkingen;
I
verpakking — twijfelachtige etikettering van de colli; — afwezigheid van etiketten op colli. 4.1.1.4. Risico-indicatoren betreffende het bedrijf
I
handelsstrategie — wijziging van de toeleveringslanden naar aanleiding van het openen van extra contingenten of andere handelspoli tieke maatregelen; — aanzienlijke wijziging van het invoervolume of het aantal aangevraagde vergunningen in verhouding tot een be paalde referentieperiode; — veelvuldig gebruik van douane-expediteurs of andere tus senpersonen; — toepassing van het „just in time"-beleid (expreszendingen): aan urgentie verbonden risico's. 4.1.1.5. Risico-indicatoren betreffende vereenvoudigde procedures
I
administratie, boekhouding van het bedrijf — ontbrekende of verkeerde gegevens op het vereenvoudigd document of in de boekhouding van het bedrijf, afhankelijk van de gebruikte vereenvoudigde procedure, over zendin gen, aard van de goederen, hoeveelheid en gewicht; 93
overvloed aan gegevens waardoor de documenten moeilijk te begrijpen zijn; moeilijke toegang tot de informatie van het bedrijf (slecht geklasseerd of opgeborgen); inlichtingen moeilijk te vergelijken door de plaats en de wijze waarop de voorraadadministratie wordt bijgehouden;
I
naleving van de in de vergunning aangegane verbintenissen — bij gebruik van de domiciliëringsprocedure wordt (meer maals) „vergeten" de aankomst van een vracht vooraf te melden; — bij gebruik van de domiciliëringsprocedure wordt de in de vergunning genoemde termijn om over de goederen te beschikken, niet in acht genomen (53); — zodanige opslag van onder de vereenvoudigde procedure vallende goederen in het bedrijf dat ze moeilijk te identifi ceren zijn; — de vereenvoudigde procedure heeft betrekking op verschil lende lidstaten (risico van manipulaties door de onderne ming).
4.1.2. Praktische vaststelling van de risico's De algemene opmerkingen in de voorafgaande delen en on derafdelingen gelden ook in dit stadium. Toch zijn er elemen ten die specifiek betrekking hebben op dit gebied. Tijdens de aan de toekenning van de vereenvoudigde procedu res voorafgaande audits kan het risico aan de hand van de omschreven indicatoren vrij goed worden bepaald. Hoe gron diger de audit, hoe doelmatiger het risico kan worden om schreven. Met name in dit verband wordt de audit dus sterk aanbevolen.
4.2. Uitvoering van de controles De algemene opmerkingen in de voorgaande delen en onder afdelingen gelden ook voor de risicoanalyse op het gebied van vereenvoudigde procedures.
(53) In beide gevallen worden vaak onregelmatigheden geconstateerd bij bedrijven die zich aan dit gedrag schuldig maken.
94
Met name wordt gewezen op het belang van regelmatige controles door de douanediensten in de onderneming om aan de hand van de eerder omschreven indicatoren andere risico's te bepalen en in verband te brengen met de risico's betref fende bepaalde goederen. De in artikel 78 van het Douanewetboek bedoelde controles achteraf zijn in dit verband van het allergrootste belang. De douane moet de bezoeken en controles achteraf met een zekere regelmaat organiseren naargelang de aard en de om vang van het handelsverkeer.
4.3. Analyse van de resultaten van de controles Naast de algemene opmerkingen in het voorafgaande deel en in de voorgaande onderafdelingen wordt erop gewezen dat aan de hand van de analyse moet kunnen worden vastgesteld of en onder welke voorwaarden vergunningen voor gebruik making van vereenvoudigde procedures kunnen worden ge handhaafd.
95
Bijlage I
In Italië gebruikte tabel Risicogebied Invoer
Antidumping
Kwantitatieve beperking
Embargo
Tariefpreferenties Accijnzen
Oorsprong
15
15
35
20
Waarde P)
5
5
5
BTW
Passieve veredeling 20(')
10
10
Landbouwproducten met tijdschema
o
20 p)
GNcode
15
15
10
15
Hoeveelheid
2
2
2
10
Hoogste tarief
Φ
> ■6 ai
Actieve veredeling
10 15
Verzoek terugbetaling BTW (controle plafond)
10
Statistieken en productie capaciteit exportland
5
5
5
5
Eerdere onregelmatigheden in sector
8
8
10
8
Plaats van verzending
5
5
10
10
Equivalent verkeer
20
C ) I n verbinding met aanbieding van certificaten die recht geven op een lager tarief (bijv. Form.A, EUR1). (2) I n verbinding met termijnen (bijv. rijst die in juli is ingevoerd moet in december weer worden uitgevoerd). (3) Risico voor transacties ter waarde van meer dan 100 000 000.
97
20
In Italie gebruikte tabel Risicogebied Uitvoer
Zuivel (kaas)
30
Oorsprong
Rund/
Landbouw producten
Embargo
kalfsvlees 5 0
20
10
Waarde 0
7«
Bestemming
50
7 0
φ
-o c
Cultuur Accijnzen goederen
BTW
5
10
10 0
Restitutiecode
8P)
6 0
10
Hoeveelheid
4«
4 0
50
Restitutietarief
8 0
8 0
80
Voorfixatie
3P)
3 0
50
Voorfinanciering
3
3
3
φ
Eerdere onregelmatig heden in sector
Passieve Actieve veredeling veredeling
10 0 15
10
Hoogste tarief
lo"
10
20 10
GNcode
c
50
Strategische goederen
10
10 0
15
3«
30
3 0
5
O
Verboden, beperkingen, strategische goederen, wapens, explosieven, Overeenkomst van Washington enz. Onvolledige documenten
10 2
2
4
10
30 20 20
Geen wederuitvoer
20
Equivalent verkeer
Risico indien restitutie afhankelijk van EGoorsprong. Risico bij verschil in restituties, wanneer goederen voor een bestemming met hoog tarief worden aangegeven en het door de inefficiëntie van de plaatselijke douane (ontwikkelings landen) moeilijk kan zijn te achterhalen waar de producten op de markt zijn gebracht. (3) Risico wanneer verschillende restitutiecodes onder één enkele GNcode vallen afhankelijk van de organoleptische kwaliteit of presentatie van het product. (4) Risico wanneer deze indicator, in verbinding met andere, het vermoeden van fraude doen rijzen. ( 5 ) Risico wanneer de aangifte vlak voor de vervaldatum van het certificaat wordt gedaan, of daarna, met een beroep op „overmacht". (6) Risico wanneer voor de uitvoergoederen dikwijls inbreuken op Verordening (EEG) nr. 595/91 zijn vastgesteld. (?) Waarde of hoeveelheid van tijdelijk uitgevoerde goederen worden verhoogd om de aftrek van rechten bij wederinvoer te verhogen. (8) Derde land van werkelijke bestemming. 1% Risico voor transacties van meer dan 100 000 000 I TL of tegen hoogste BTWtarief.
(2)
98
20
Communautair/gemeenschappelijk douanevervoer ( ) Objectieve risico-indicatoren
Hoeveelheid O
Accijnsgoederen
BTW 0
Eerdere onregelmatigheden in sector
Onvolledige documenten
Goederen van bijlage 52,53 en 56 bij Verordening (EEG) nr. 2454/93, bijlage VIII en Villa bij EEG/EVA-overeenkomst gemeenschappelijk douanever voer
10
10
15
5
15
(1) Hoogste toepasselijke tarief. (2) Andere risico-indicatoren kunnen zijn: — vereenvoudigde douanevervoerprocedures (toegelaten afzender/ geadresseerde); — soort zekerheid (individuele, voor een vast bedrag, doorlopende); — hoofdaansprakelijke (ondernemer, inclusief expediteur, die vaak, regelmatig of inciden teel van de regeling gebruik maakt). (3) Onder minimumgewicht volgens bijlage VIII bij Verordening (EEG) nr. 1214/92 en EEG/EVAovereenkomst inzake gemeenschappelijk douanevervoer.
99
Bijlage II
Informatie-elementen: invoer/uitvoer
Medewerking bedrijf Prestaties bedrijf in verleden/nu Financiële consequenties Aard van de transactie Commerciële geloofwaardigheid Handelspatronen Plaats van invoer/uitvoer Tijdstip van aankomst van de goederen bij het station van uitvoer
101
Bijlage III
Uittreksel uit de instructies voor de „PRUF"-procedure ■■
9.3. Risicofa ctoren Voor het opstellen van het jaarlijkse controleprogramma en van de voorstellen in het kader van het controleprogramma overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4045/89, w o r d t aan elk te controleren onderwerp in de tabel een risicofactor toege kend. Op die manier worden de prioriteiten van de uit te voeren controle en toezichtmaatregelen vastgesteld. Risicofactoren worden als volgt vastgesteld. Aan elke risicofactor w o r d t een getal van twee cijfers toege kend. Het eerste cijfer geeft het risiconiveau weer.
Sleutel 2 = groot risico
(risicofactor = 2X)
Er w o r d t een controle ter plaatse uitgevoerd op zulk een wijze dat de controleperiode onmiddellijk op de voorgaande con trole aansluit (opeenvolgende controles). Dit cijfer wordt toegekend: — indien bij de vorige controle onregelmatigheden (met inbe grip van organisatiefouten) werden geconstateerd; — voor fraudegevoelige sectoren (bijv. aardolie, invoer van elektronische producten, textiel en vlees) — bij de preferentiële invoer van goederen met hoge invoer waarde uit ontwikkelingslanden; — voor grote hoeveelheden moeilijk te controleren goederen; — bij gebruik van elektronische gegevensverwerking voor af handeling procedures; — indien de financiële situatie van een bedrijf precair is; 103
— indien de jaaropbrengst meer dan 400 000 DEM bedraagt (exclusief BTW bij invoer) of in geval van vrijstelling voor een overeenkomstig bedrag of een overeenkomstige hoe veelheid. De redenen voor de beoordeling „ g r o o t risico" moet in het vak „opmerkingen" steeds kort w o r d e n omschreven, bijvoorbeeld ernstige onregelmatigheden, organisatieproblemen, fraudege voelige sector (bijv. vlees), preferenties, moeilijk controleer baar, nieuwe gecomputeriseerde procedures, economische si tuatie bedrijf, hoogte van heffingen of restituties.
& 3 = normaal risico
(risicofactor = 3X)
Hieronder vallen de meeste gevallen. De w o r d t flexibel op 3 t o t 5 jaar vastgesteld.
controleperiode
Indeling in deze categorie geschiedt wanneer het om bedragen (betaling of vrijstelling) van 100 000 DEM t o t 400 000 DEM gaat.
I
4 = gering risico
(risicofactor = 4X)
Hiervoor is geen controleperiode vastgesteld, leder jaar wor den tussen de 5 en 10 % van deze gevallen voor een beperkte controle ter plaatse geselecteerd. Bij de vaststelling van vijfjaarlijkse controleprogramma's w o r d t aanvaard dat het tweede cijfer van de risicofactor (voor bete kenis tweede cijfer, zie hieronder) 1, 2, 3, 4 of 5 kan zijn. W a n t anders, indien 8 als tweede cijfer zou w o r d e n gekozen, zou een dergelijk geval ook na acht jaar door het PRÜF-programma worden overgeslagen. Op deze wijze w o r d t ervoor gezorgd dat dergelijke gevallen t e n minste eens in de acht jaar voor een controle worden voorgesteld.
& 9 = de belastingcontrole is voldoende (risicofactor = 90) Controles ter plaatse behoeven niet plaats te vinden indien het om bedragen van minder dan 20 000 DEM gaat, of wanneer is gebleken dat de belastingcontroles voldoende zijn o m misbrui ken en onregelmatigheden tegen te gaan. Het tweede cijfer geeft de controleperiode aan. 104
Sleutel:
Risicofactor
► 1 = jaarlijkse controle ter plaatse
= X1
► 2 = controle ter plaatse om de twee jaar
=X2
► 3 = controle ter plaatse om de drie jaar
= X3
► 4 = controle ter plaatse om de vier jaar
= X4
► 5 = controle ter plaatse om de vijf jaar
= X5
► 8 = geen controle
= 48
► 0 = enkel belastingcontrole
= 90
De volgende combinaties zijn dus mogelijk: groot risico
21 of 22
normaal risico
33, 34 of 35
gering risico
48 voor gerichte overweging bij de opstelling van het controleprogramma ook 41, 42, 43, 44 of 45
belastingcontrole is voldoende
90
Belangrijk: Na de controle wordt de nieuwe risicofactor opnieuw vastgesteld.
NB: Risicofactor 10, die voorheen voor het EOGFL werd gebruikt, is afgeschaft. Voortaan wordt ook voor bedrijven die volgens Verordening (EEG) nr. 4045/89 gecontroleerd moeten worden, bij vaststelling van het controleprogramma door het hoofddouanekantoor Hamburg-Jonas (centraal kantoor voor de douanecontrole van landbouwproducten), rekening gehouden met de door het desbetreffende controlekantoor opgegeven risicobeoordeling en controleperiode. 105
Voor alle te controleren onderwerpen waarvoor voorheen een risicofactor 10 gold, w o r d t het risico beoordeeld, de controle periode vastgesteld en een risicofactor toegekend volgens de hierboven uiteengezette criteria. Deze gegevens w o r d e n hand matig in de gegevensbank ingevoerd.
106
Bijlage IV
In het Verenigd Koninkrijk gebruikte tabel District: Liverpool EPU — Risicoprofiel, ieel A — Algemeen
isicogebied
In vreemde valuta gefactureerde goederen
Goederen waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd
Accijnsgoederen
Samengestelde goederen — alcoholgehalte
imschrijving
Opgave onjuiste valutacode Douane-controle van 10%
Ongeldige aanvragen: bijv. ¡n geval van:
Onjuiste omschrijving goederen of alcohol-gehalte (zie ook punt samengestelde goederen hieronder) Douanecontrole bij 10%
Accijnscode „C" in vak 4
— terugkerende goederen, — eindbestemming, — passieve veredeling,
Te lage opgave alcoholgehalte Douanecontrole bij 10% Wß: Mogelijke nietinvulling code ¡n vak 47
— antiquiteiten, waarvoor verlaagde tarieven gelden Controle douane isiconiveau
Middelmatig
egenmaatregelen/ ieplande actie
Onderzoek onjuiste opgave 1. Gebruik plaatselijke CHIEFvaluta bij binnenkomst via profielen f1) voor route 3 regelmatige gebruikers
Laag
Laag
Middelmatig
Gebruik plaatselijke CHIEFprofielen (2) voor geselecteerde categorieën accijnsgoederen
Selectie uit route 3 (3) voor steekproeven, indien gepast
2. Selectie voor nader onderzoek bij binnenkomst via route 3 latum actie [esultateli valuatie
HIEF = geautomatiseerd in- en uitkeringssysteem in het VK. ofielen = douanecontroles op CHIEF, iute 3 = automatische inklaring.
107
Bijlage V
Landbouwinterventiekantoor te Rouen Dit in maart 1990 te Rouen opgerichte landbouwinterventie kantoor telt negen personeelsleden onder leiding van een inspecteur. Dit kantoor, dat onder het douanekantoor Rouen ressorteert, is een geïntegreerde dienst die de aangiften ten uitvoer van landbouwproducten behandelt en de documentaire en fysieke controles verricht die verband houden met de ordening van de landbouwmarkten in de EG. Het landbouwinterventiekantoor begeleidt de verschillende fasen van de uitvoer, vanaf de indiening van de aangifte of de tenlasteneming van de onder douanevervoer aangevoerde goederen, totdat de goederen worden ingeladen. In 1996 werden 119 aangiften COM7, 2 284 begeleidende documenten voor de tenlasteneming en 3 498 aangiften ten uitvoer EX1 behandeld.
Taken van dit kantoor — Erop toezien dat de aangegeven goederen zich inderdaad in het havengebied of de aangewezen douaneruimten be vinden; — controle van de voorraadadministratie en van de tenlaste neming, in entrepots, magazijnen en terreinen voor uit gaande goederen; — aanzuivering van de tenlasteneming door de systematische afstempeling van de manifesten; — het aanbrengen van de datum waarop de goederen de Gemeenschap verlaten op de aangiften ten uitvoer en de begeleidende documenten (gegevens worden per compu ter aangeleverd).
Oriëntaties van de controles Dit interventiekantoor is zowel verantwoordelijk voor de goe deren die bij het kantoor van Rouen-haven worden aangege ven als voor de goederen waarvoor de uitvoerformaliteiten bij een douanekantoor in het binnenland zijn vervuld en die on der de regeling extern communautair douanevervoer te Rouen aankomen. Partijen oliehoudende producten (zonnebloempitten, raap zaad enz.) en granen die worden ingevoerd en in de 109
havensilo's opgeslagen vallen eveneens onder de bevoegdhe den van dit interventiekantoor. Hierdoor is het mogelijk dat een enkele dienst zich bezighoudt met de in- en uitvoertransacties van eenzelfde bedrijf. De tenlasteneming van de goederen en de controles worden uitgevoerd op basis van een aangifte: — tot inslag in een prefinancieringsentrepot (COM7); — tot rechtstreekse uitvoer of plaatsing in een douanemaga zijn of douaneterrein voor uitgaande goederen (EX1); — voorafgaande uitvoer in het kader van de bijzondere proce dures voor suiker en meel; — voorafgaande uitvoer in het kader van de bijzondere proce dures voor vlees. De documenten voor het externe communautaire douanever voer worden bij het interventiekantoor aangeboden en in het geautomatiseerde systeem van de haven (Ademar) opgeno men. A. Voorselectie van de aangiften Alle aangiften voor onder het landbouwbeleid vallende pro ducten worden door middel van een controlecircuit geselec teerd en aan de „cellule d'intervention" voorgelegd die nagaat of zij ontvankelijk zijn (aanwezigheid van de vereiste docu menten — beheer van de douaneregelingen enz.). Om de veertien dagen worden richtlijnen gegeven voor de controle voor de komende dagen. Degene die zich met de documentatie en de analyse van de goederenstroom bezighoudt presenteert een rooster met de oriëntaties voor de landbouwcontroles. Belangrijke horizontale en sectorale nota's en voorschriften worden besproken, naar aanleiding van de vaststellingen die bij fysieke controles zijn gedaan. Als resultaat van de vergadering wordt een controlepro gramma opgesteld. Dit controleprogramma verhindert echter niet dat een be ambte een aangifte betreffende een bijzondere of nieuwe soort lading selecteert. I
B. Onaangekondigde fysieke controles Naast de fysieke controles die overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 386/90 worden uitgevoerd (vijf procent van de geval-
110
len of twee procent bij gebruik van risicoanalyse), vinden er onverwachte fysieke controles plaats van de aangegeven goe deren en de goederen die onder de regeling douanevervoer vallen in het kader van de „controle op de goederenstroom", om de kansen te verkleinen dat goederen worden vervangen of weggenomen. Deze onverwachte controles die in 1996 betrekking hadden op 5,21 % van de aangiften en begeleidende documenten be staan uit: — een identificatie van de vervoermiddelen en de verzegeling voor goederen die bij douanevervoer ten laste zijn geno men; — controles of de goederen die voor rechtstreekse uitvoer zijn aangegeven op de terreinen voor uitgaande goederen aan wezig zijn, met een controle van de voorraadadministratie; — controles, soms volledige, bij het laden van verpakte goede ren, met steekproefsgewijze weging tijdens het laden; — weging van containers in douanevervoer, indien ze enkel landbouwproducten bevatten; — bezoeken aan silo's, tijdens de lading en wanneer deze leeg zijn, om de weeglijsten te verifiëren en de kwaliteit van het graan op de transportbanden visueel te verifiëren; — controles van de hoeveelheden die zich in de verschillende cellen van de silo bevinden en van de voorraadadministratie voor onder de prefinancieringsregeling geplaatste produc ten, welke controles worden beëindigd door het aanbren gen van een douaneverzegeling aan de onderkant van de cellen. Een en ander wordt aangevuld door twee surveillance-eenheden (op het land en op het water) die op eigen initiatief of in overleg met de „cellule d'intervention" toezicht houden op de goederenbewegingen en de schepen in de haven.
Kortom dit ¡nterventiekantoor wordt gekenmerkt door: — specialisatie, — kennis van producten en bedrijven, — de follow-up van exporttransacties en de tenlasteneming van de goederen in douanevervoer, — risicoanalyses en gerichte controles, 111
— de kwaliteit van de fysieke controles, — de regelmatige en onaangekondigde interventies, — de controles op de goederenstroom, op initiatief van de surveillance-eenheden of als resultaat van controles.
112
Bijlage VI
Verordening (EG) nr. 3122/94 van de Commissie van 20 december 1994 tot vaststelling van de criteria voor de risicoanalyse inzake landbouwproducten waarvoor restituties worden toegekend DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen schap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 386/90 van de Raad van 12 februari 1990 inzake de controle bij de invoer van landbouw producten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen(1), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 163/94(2), en met name op artikel 6, Overwegende dat op grond van artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 386/90 in plaats van het percentage van 5 % per productsector een percentage van 5 % voor alle sectoren samen mag worden gehanteerd, voor zover de lid staat een systeem toepast waarbij de aan fysieke controles te onderwerpen goederen worden geselecteerd op basis van een risicoanalyse, met inachtneming van het minimumpercentage van 2 %; dat het gerechtvaardigd is het controlepercentage voor de niet in bijlage II bij het Verdrag genoemde producten te verlagen; Overwegende dat de selectiecriteria moeten worden vastge steld overeenkomstig de in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 386/90 bedoelde procedure; Overwegende dat deze criteria vóór 1 januari 1995 moeten worden ingevoerd, aangezien de in de nieuwe versie van arti kel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 386/90 genoemde risico analyse met ingang van die datum moet worden toegepast; Overwegende dat in het fraudebestrijdingsprogramma van de Commissie de nadruk is gelegd op een ruimer gebruik van de risicoanalyse, en dit vooral aan de hand van databases; dat dit programma vooral de nadruk legt op samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten, waarbij met grote discretie moet worden gehandeld; Overwegende dat deze maatregelen noodzakelijk en wenselijk zijn en op uniforme wijze moeten worden toegepast;
(1) PB L 42 van 16.2.1990, blz. 6. (2) PB L 24 van 29.1.1994, blz. 2.
113
Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatrege len in overeenstemming zijn met het advies van alle betrokken comités van beheer, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1 Doel van de risicoanalyse is de fysieke controle toe te spitsen op de goederen, de natuurlijke en rechtspersonen en de sectoren die het grootste risico vormen. Daartoe worden in de analyse de risico's geïdentificeerd en de ernst van de risico's geëva lueerd, zodat de aan een fysieke controle te onderwerpen goederen kunnen worden geselecteerd. Wanneer overeenkomstig artikel 3, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 386/90 de lidstaten gebruik maken van de risicoanalyse, kunnen zij onder andere een aantal van de volgende criteria in acht nemen om de aangiften ten uitvoer voor de aan een fysieke controle te onderwerpen goederen te selecteren:
I
1. ten aanzien van de goederen: — de oorsprong, — de kwaliteit, — de kenmerken volgens de restitutienomenclatuur, — de waarde, — de douanestatus, — de risico's van tariefverschuivingen, — de restitutievoet volgens de technische kenmerken en de presentatie van de goederen (het gehalte aan vetstoffen, water, vlees, as, verpakking, enz.), — het feit dat het een product betreft dat pas sinds kort voor een restitutie in aanmerking komt, — de hoeveelheid, — vroegere monsteranalyses, — bindende tariefinlichtingen — BTI;
I
2. ten aanzien van het handelsverkeer: — de frequentie van de handel,
114
— het optreden van abnormaal handelsverkeer en/of de ont wikkeling van nieuw handelsverkeer, — verlegging van het handelsverkeer;
I
3. ten aanzien van de restitutienomenclatuur: — de restitutievoet, — de posten van de nomenclatuur waarvoor de meeste resti tuties worden gevraagd, — de risico's van verschuiving van de restitutievoeten in ver band met de technische kenmerken en de presentatie van de goederen (gehalte aan vetstoffen, water, vlees, as, ver pakking, enz.);
I
4. ten aanzien van de exporteur: — zijn reputatie en betrouwbaarheid, — zijn financiële situatie, — de vraag of het een nieuwe exporteur betreft, — uitvoertransacties waarvoor ogenschijnlijk geen economi sche rechtvaardiging bestaat, — geschilprocedures waarbij de exporteur in het verleden be trokken is geweest, met name fraudegevallen;
I
5. ten aanzien van de onregelmatigheden: — geconstateerde of veronderstelde onregelmatigheden voor bepaalde categorieën van goederen;
> 6. ten aanzien van de toegepaste douaneregelingen: — normale aangifteprocedure, — vereenvoudigde aangifteprocedure, — aanvaarding van de aangifte ten uitvoer onder toepassing van de artikelen 790 en 791 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(3);
(3) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. 115
I
7. ten aanzien van de procedure voor de toekenning van uitvoerrestituties: — voorfinanciering (in ongewijzigde staat of na verwerking), — rechtstreekse uitvoer, — proviandering. Artikel 2 Bij de toepassing van de in artikel 1 bedoelde criteria zien de bevoegde instanties erop toe dat het beroepsgeheim wordt geëerbiedigd en de vertrouwelijkheid in acht genomen van persoonlijke gegevens waarover zij beschikken of waarvan zij kennis nemen, ongeacht in welke vorm. Zij zien er met name op toe dat aan deze gegevens de bescherming wordt geboden die voor soortgelijke gegevens geldt op grond van hun respec tieve nationale wetgeving en van dienovereenkomstige bepa lingen van het Gemeenschapsrecht. Voorts mogen de gegevens niet worden gebruikt voor andere dan de in deze verordening vastgestelde doeleinden. Artikel 3 1. De lidstaten en de Commissie evalueren gezamenlijk, in het licht van de opgedane ervaring, de betrouwbaarheid en de relevantie van deze criteria om — in voorkomend geval — het systeem en de parameters voor de selectie aan te passen en zodoende de fysieke controles nauwkeuriger te richten en doeltreffender te maken. 2. De lidstaten doen aan de Commissie mededeling van: — de maatregelen, en met name de nationale instructies, die zijn vastgesteld voor de toepassing van een slectiesysteem op basis van een risicoanalyse, met inachtneming van de in lid 1 genoemde criteria; — de specifieke gevallen die voor de overige lidstaten van belang zouden kunnen zijn. 3. De lidstaten zien erop toe dat een centraal orgaan de gege vens over de risicoanalyse coördineert.
Artikel 4 Ingeval een lidstaat een selectiesysteem op grond van een risicoanalyse toepast, wordt het percentage fysieke controles op niet in bijlage II bij het Verdrag genoemde producten niet in 116
aanmerking genomen bij de toetsing van het aantal controles aan het voorgeschreven totale percentage van 5 % voor alle sectoren samen. In dat geval geldt een minimum van 2 % voor de niet in bijlage II genoemde producten.
Artikel 5 Deze verordening treedt in werking op de zevende dag vol gende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1995 voor op of na die datum aanvaarde aangiften ten uitvoer. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, 20 december 1994. Voor de Commissie René STEICHEN Lid van de Commissie
117
Bijlage VII
Risicoanalyse Douane Informatie Centrum (DIC) Oktober 1993 Product:
Ingevroren suikermaïs
Tariefcode:
0710 4000 000 904 (als 0710 8090 090 004 aangegeven)
Land van oorsprong:
Bulgarije (code land 068)
Toepasselijke wetgeving: Gezonden aan:
Douane Informatie Centrum (DIC)
Laboratorium
1. Algemeen 1.1. In oktober 1993 werd de risicoanalyse-afdeling van het DIC door douanekantoor X, aangiftepunt Y, op de hoogte gebracht van een zending ingevroren suikermaïs, in water gekookt, die onder tariefpost 0710 8090 090 004 werd in gevoerd. Monsters van de goederen werden naar het laboratorium verzonden, waar werd vastgesteld dat de juiste code 0710 4000 000 904 was, waardoor slechts 8 % invoerrech ten waren verschuldigd, in plaats van de 18 % die in werke lijkheid was geheven. Evenwel moest ook een landbouwheffing van 28,44 tot 35,70 NLG per 100 kg worden aange rekend. 1.2. Voor de betrokken partij, met een gewicht van 18 000 kg en een waarde van 16 391 NLG, was een invoerrecht van 18 % van 16 391 NLG, namelijk 2 950,40 NLG geheven. Het werkelijk verschuldigde bedrag was evenwel een recht van 1 311,30 NLG (8 % van 16 391 NLG), plus een landbouwheffing van 6 426 NLG (35,70 NLG per 100 kg). Het verschil tussen de bedragen, met inbegrip van BTW (er werd geen BTW-vergunning artikel 23 gebruikt), was der halve 5 074,20 NLG. 1.3. Het DIC werd gevraagd deze onregelmatigheid te analyse ren om vast te stellen of het noodzakelijk was deze zaak verder door de FIOD (Fraude Inlichtingen en Opsporingsdienst)/Douanerecherchete laten onderzoeken, en of deze informatie aan andere douanecollega's moest wor den doorgegeven. 119
1.4. De gegevens over deze zaak werden het DIC toegezon den, waar het met behulp van Sagitta werd geanalyseerd (systeem voor de geautomatiseerde verwerking van invoer aangiften). De gegevens zijn in punt 5 opgesomd. De Sagitta-gegevens en statistische gegevens werden geana lyseerd en het risico dat aan de invoer van dit product is verbonden werd beoordeeld.
2. Statistieken Het DIC heeft cijfers voor de invoer in Nederland van goederen van tariefpost 0710 4000 (lager invoerrecht, plus landbouwheffing) en van tariefpost 0710 8090 (hoger invoerrecht maar geen landbouwheffing, wat een lager totaalbedrag oplevert) voor 1991 en 1992 opgevraagd. Onderstaande grafiek geeft een duidelijk beeld van de wijzi gingen in deze twee tariefposten: de invoer onder tariefpost 0710 8090 is met bijna 400 % gestegen, terwijl die onder de „duurdere" tariefpost 0710 4000, met meer dan 3 4 % is ge daald.
120
let zou echter een vergissing zijn onmiddellijk conclusie te ■ekken uit deze verschuiving, daar 0710 8090 de restpost is oor ingevroren groenten, ook indien gestoomd of in water ekookt.
. Betrokken bedrijven .3. Sagitta .1.1. Algemeen ij de centrale douaneadministratie te Apeldoorn werden de egevens opgevraagd betreffende de invoer van suikermaïs ariefcode 0710 4000 000 904) en van goederen van tariefpost 710 8090 090 004 uit Bulgarije tussen 1 januari en 14 oktober 993. Het ging om 15 partijen, waarvan 8 onder tariefpost 710 8090 090 004 waren binnengekomen en 7 onder tarief ost 0710 4000 000 904.
.1.2. Aangiftepunten ijf aangiftepunten werden gebruikt. Aangiftepunt nr.
Naam aangiftepunt
Aantal zendingen
211
T
7
218
U
1
247
V
3
253
w
3
350
Y
1, gecorrigeerd
.1.3. I mporteurs Ile partijen die onder tariefcode 0710 8090 090 004 waren igedeeld (zonder landbouwheffing — groter risico) waren oor vier importeurs bestemd. Codenr.O I mporteur/Fiscale (') vertegenwoordiger 12345
Adres
A
23456
B
34567
C
45678
D
ι De namen van importeurs en aangevers worden hier om redenen van vertrouwelijkheid niet vermeld. Ze zijn uiteraard op nationaal niveau wel bekend.
121
Α. I mporteur Α heeft slechts een partij van 14 000 kg onder tariefcode 0710 8090 aangegeven. Controle van de docu menten bij aangiftepunt 218. B. I mporteur Β heeft langs elektronische weg twee aangiften gedaan bij aangiftepunt 211 voor een totaal van 18 061 kg prei. C. I mporteur C heeft drie zendingen onder tariefcode 0710 8090 aangegeven, waarvan een werd geëlimineerd. Overeenkomstig de inspectieniveaucode werden de goede ren niet effectief ten laste genomen: ze werden bij aangif tepunt 247 aangegeven. Sagitta taak 811 heeft geen gege vens over dit bedrijf, maar via Relatiemanagement zijn wel gegevens beschikbaar. D. De onregelmatigheden bij aangiftepunt 350 hadden be trekking op importeur D, die ook actief is als exporteur van pluimvee en eieren en die in 1992 191 127 NLG aan export restituties heeft ontvangen.
I
3.1.4. Aangevers Volgens Sagitta waren tijdens de bedoelde periode vijf aange vers betrokken bij partijen zendingen onder tariefcode 0170 8090 090 004, plus een contante aangever waarover mo menteel niet meer informatie beschikbaar is. Klantnr.O
AangeverO
Adres I mporteurt 1 )
1
G
D
2
H
D
3 I
A
4
J
Β
5
Κ
A
6
L
C
(1) De namen van importeurs en aangevers worden hier om redenen van vertrouwelijkheid niet vermeld. Ze zijn uiteraard op nationaal niveau wel bekend.
4. Risico's De onder punt 2 genoemde onregelmatigheden en cijfers wij zen erop dat de invoer van goederen onder tariefcode 0710 8090 090 004 inderdaad risico's met zich brengt. Vooral het feit dat de goederen werden aangegeven onder een tarief post waarop in principe een hoger recht van toepassing is (18 % in plaats van 8 %), maar waarvoor vervolgens de prefe rentie werd aangevraagd, wijst erop dat opzettelijk gepro beerd is de landbouwheffing te ontlopen. 122
5. Aanbevelingen van de DIC over een centrale risicoanalyse Doel van de risicoanalyse van de DIC is na te gaan of de landbouwheffing misschien wordt ontdoken en de douanebe ambten die met de controles belast zijn bij het opstellen van controleprogramma's en selectieprofielen behulpzaam te zijn. De DIC stelt te dien einde aanbevelingen op voor de opbouw van selectieprofielen die samen met het Sagitta-systeem ge bruikt kunnen worden. Deze aanbevelingen kunnen recht streeks in de profieldossiers worden opgenomen, maar kunnen ook zo nodig worden aangepast. De selectieprofielen zouden er als volgt uit kunnen zien, met de aanbevolen selectiekleur orange: 34 is gelijk aan 068 en 73 is groter dan 0710 4000 000 904 en 73 is kleiner dan 0711 1000 000 000. De risicoanalyse zou bij in punt 3 genoemde klantendossiers kunnen worden opgeborgen. Gebleken is dat de invoer niet op grote schaal plaatsvindt en dat het risico derhalve als middel matig kan worden beschouwd.
123