TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp
0 0.1
ALGEMEEN Organisatie welzijn Oprichting IDPBW
Identificatiedocument
Commentaar
Elke werkgever dient een interne dienst PBW op te richten. In de bedrijven met minder dan 20 werknemers mag de functie van preventieadviseur worden ingevuld door de werkgever zelf. Vanaf 20 werknemers dient dit een werknemer te zijn. De werkgever dient naast het oprichten van een interne dienst PBW een identificatiedocument op te stellen met info over: • Samenstelling, middelen, kwalificaties en tijdsbesteding IDPBW • Verdeling taken en opdrachten tussen de IDPBW en PROVIKMO vzw Het document is vergezeld van advies van werknemers via comité PBW, syndicale afvaardiging of werknemers rechtstreeks.
Documentatie welzijn
Maandverslagen
Documentatie verplicht aanwezig in het bedrijf (niet limitatief): • ARAB, Codex en andere wetgeving ivm welzijn op het werk • Maand- en jaarverslagen IDPBW • Identificatiedocument IDPBW • Resultaten uitgevoerde risicoanalyses, opgesteld globaal preventieplan en jaarlijks actieplan • Lijst te controleren toestellen/installaties en hun keuringsattesten • Notitieboekje met registraties van periodieke nazichten • Lijst gevaarlijke producten, veiligheidsinformatiebladen • Milieuvergunning (indien van toepassing) • Lijst emissiepunten voor water- en luchtverontreiniging • Arbeidsongevallensteekkaarten en verslagen arbeidsongevalanalyses • Documenten mbt bestelling arbeidsmiddelen, collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen • Asbestinventaris • Lijst risicoposten met formulieren gezondheidsbeoordeling • Registratiedocumenten mbt het onthaal van nieuwe werknemers • Interventieverslagen PROVIKMO vzw • … De IDPBW dient een maandverslag op te maken (voor bedrijven met minder dan 50 werknemers en die niet horen bij groep B, mag dit driemaandelijks). Hierin worden volgende aspecten beschreven: • Uitgevoerde activiteiten • Relaties met de Externe Dienst Preventie en Bescherming op het werk (gestelde vragen, gekregen opmerkingen, geformuleerde voorstellen) • Gedane opzoekingen mbt welzijn op het werk • Opgespoorde risico’s • Synthese van de arbeidsongevallen en de statistische verwerking ervan • Getroffen preventiemaatregelen • In het kader van het Jaarlijks Actieplan: uitgevoerde acties en voorstellen voor volgende Jaarlijks Actieplan • Commentaar bij documenten zoals: organigram, exploitatievergunningen en –voorwaarden, verslagen van de afgevaardigden van het Comité PBW bij het onderzoek van ongevallen en incidenten, documenten nav controles van een Externe Dienst Technische Control op de Werkplaats (Erkend Organisme), suggesties gedaan door de bevoegde brandweer Dit maandverslag wordt door de werkgever en de preventieadviseur ondertekend en voorgelegd aan de werknemers ter informatie (op Comité PBW, syndicale afvaardiging of via de procedure van rechtstreekse participatie.
p. 1/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Jaarverslag IDPBW
Contactgegevens uithangen
Onthaal werknemers
Betrekken werknemers bij het welzijnsbeleid
Programma van opleiding
Lijst risicoposten
Commentaar De IDPBW dient eveneens een jaarverslag te bezorgen aan Toezicht op het Welzijn op het Werk. Dit document moet worden bezorgd voor 1 april. Het model kan worden gedownload op www.werk.belgië.be In de onderneming dient een informatiedocument te worden opgehangen waarop contactgegevens van een aantal personen en diensten mbt welzijn op het werk worden op genoteerd. Dit zijn o.a.: • Preventieadviseur bevoegd voor arbeidsveiligheid; • Preventieadviseur bevoegd voor arbeidsgeneeskunde; • Preventieadviseur bevoegd voor psychosociale aspecten; • Vertrouwenspersoon (indien aanwezig); • Van de Externe Dienst Preventie en Bescherming op het Werk (PROVIKMO); • Contactgegevens van de regionale directie van Toezicht op het Welzijn op het Werk; • Informatie over de arbeidsongevallenverzekering van de onderneming. Elke werkgever dient een onthaalprocedure op te maken en te volgen bij de indiensttreding van elke nieuwe werknemer. Hierin besteedt hij aandacht aan: • Aanstellen van een lid van de hiërarchische lijn als verantwoordelijke voor het onthaal (de werkgever mag dit ook zelf doen) • Opstellen van een onthaalbrochure met belangrijke informatie over het bedrijf, o.a.: o Afspraken binnen het bedrijf inzake welzijn op het werk o Veilig en gezond werken (procedures, methodes, ...) o Wat te doen in geval van een noodsituatie? o Wat te doen in geval van een arbeidsongeval? EHBO o Gebruik gevaarlijke producten o Gebruik collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen o Contactpersonen (preventieadviseur, arbeidsgeneesheer, personeelsdienst, vertrouwenspersoon, ...) • Aanstellen van een ervaren werknemer als peter/meter voor de concrete begeleiding van de nieuwe werknemer op de werkvloer • Opmaken van een registratiedocument waarop alle items die aan bod komen tijdens het onthaalproces worden geregistreerd. Dit document wordt ondertekend door de verantwoordelijke én door de nieuwe werknemer en wordt bewaard in de interne dienst PBW. Werknemers worden betrokken bij het welzijnsbeleid door overleg via: • Comité preventie en bescherming op het werk en indien niet aanwezig • Syndicale afvaardiging en indien niet aanwezig • Werknemers rechtstreeks Opleiding is voorzien voor: • Hiërarchische lijn ivm taken en opdrachten mbt welzijn op het werk (zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid) • De werknemers (bij indiensttreding, bij nieuwe werkpost, product, arbeidsmiddel, reorganisatie, geregeld herhalen) De werkgever maakt de lijst van risicoposten op na advies van de arbeidsgeneesheer. De formulieren van de gezondheidsbeoordeling van de laatste 3 jaren dienen te worden bewaard.
p. 2/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. 0.2
Onderwerp Commentaar Collectieve beschermingsmiddelen (CBM’s) – Algemeen Keuze CBM's De werkgever identificeert de gevaren die onvoldoende kunnen worden beheerst door technische of organisatorische maatregelen. Na evaluatie van de risico’s wordt bepaald welke CBM’s moeten worden gebruikt om de werknemers voldoende te beschermen. Deze risicoanalyse kan betrekking hebben op: • KB 2/12/1993: bescherming tegen risico’s door carcinogene kankerverwekkende en mutagene agentia; • KB 4/08/1996: bescherming tegen risico’s door biologische agentia; • KB 11/03/2002: bescherming tegen risico’s door chemische agentia; • KB 23/12/2003: bescherming tegen risico’s door werkzaamheden in een hyperbare omgeving; • KB 31/08/2005: gebruik arbeidsmiddelen voor tijdelijke werkzaamheden op hoogte; • KB 16/03/2006: bescherming tegen risico’s door asbest; • KB 4/12/2012: minimale voorschriften inzake veiligheid elektrische installaties. Bij wijzigende omstandigheden wordt de risicoanalyse opnieuw uitgevoerd. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseurarbeidsveiligheid voegen bij deze risicoanalyse hun advies toe. De verslagen en documenten die hierbij werden gebruikt, dienen ter beschikking te zijn van de met het toezicht belaste ambtenaren. Vastleggen van de De omstandigheden waaronder CBM’s moeten worden gebruikt, dienen omstandigheden van door de werkgever te worden vastgelegd en gerespecteerd. gebruik CBM’s Bij het bepalen van deze omstandigheden dient ook te worden rekening gehouden met de specifieke omstandigheden en de activiteiten die in het KB Collectieve Beschermingsmiddelen dd. 30 augustus 2013 zijn opgenomen en waarbij CBM’s verplicht moeten worden gebruikt. Deze hebben betrekking op de voorkoming van vallen van werknemers van hoogte. Bestelprocedure CBM's De wettelijk voorgeschreven bestelprocedure dient te worden gevolgd: • Opmaken bestelbon (*) met vermelding van: o Eisen waaraan het CBM moet voldoen (op basis van de uitgevoerde risicoanalyse, eventuele bijkomende eisen om de doelen uit het gevoerde welzijnsbeleid te bereiken en expliciet vermelden dat het CBM is gefabriceerd op basis van geldende wetgeving of op basis van de regels van goed vakmanschap); o Welke documenten moeten aanwezig zijn bij levering (expliciet vermelden dat een instructienota over het installeren, gebruik, onderhouden en controleren van het CBM is toegevoegd) • Attest van leverancier waarin hij verklaart dat aan de gestelde eisen werd voldaan • Opmaken indienststellingsverslag door de preventieadviseurarbeidsveiligheid. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer voegt hier zijn advies aan toe. (*) Bij het opmaken van de bestelbon betrekt de werkgever de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseurarbeidsveiligheid. De bestelbon wordt ‘voor gezien’ ondertekend door de preventieadviseur-arbeidsveiligheid. De werkgever kan op eigen initiatief of op vraag van de werknemersafgevaardigden in het Comité PBW ook een beroep doen op een gespecialiseerde dienst of instelling voor raadgeving. Oordeelkundige plaatsing van het CBM
De plaatsing van het CBM dient te gebeuren op basis van de instructienota die door de fabrikant wordt meegeleverd. Na elke plaatsing zorgt de werkgever ervoor dat het CBM door een bevoegd persoon wordt gecontroleerd voor het gebruik.
p. 3/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Veilige plaatsing en demontage Gebruik van CBM
Informatie, opleiding en instructies
Onderhoud en controle
0.3
Commentaar De werkgever zorgt ervoor dat de plaatsing en de demontage, overeenkomstig de instructienota op een veilige manier kunnen gebeuren. De werkgever ziet erop toe dat het CBM juist wordt gebruikt zodanig dat de risico’s doeltreffend en gedurende de volledige duur van het gebruik worden beheerst. Het gebruik moet in overeenstemming zijn met de voorschriften, opgenomen in de instructienota. De werkgever zorgt ervoor dat de gebruikers de nodige informatie, opleiding en instructies hebben gekregen over het juiste gebruik van de CBM’s. Deze informatie en instructies bevatten ten minste: • De omstandigheden waaronder de CBM’s dienen te worden gebruikt; • De onvoorzienbare abnormale situaties die zich kunnen voordoen; • Conclusies, genomen op basis van de ervaringen opgedaan bij het gebruik van de CBM’s. In de schriftelijke instructies zijn volgende elementen opgenomen: • De installatie; • De gebruikswijze; • Het onderhoud; • Het nazicht en de controle. Indien nodig worden deze instructies aangevuld door de preventieadviseur arbeidsveiligheid en de preventieadviseur arbeidsgeneesheer. De instructies worden ‘voor gezien’ ondertekend door de preventieadviseur van de interne dienst. De werkgever zorgt, overeenkomstig de instructienota van de fabrikant, voor een periodiek onderhoud en periodieke controles van de CBM’s. Bijkomende controles dienen te worden uitgevoerd naar aanleiding van uitzonderlijke gebeurtenissen die een invloed kunnen hebben op de CBM’s. Dit zijn in zonderheid; • Transformatie; • Ongevallen; • Natuurverschijnselen; • Langere perioden van buitengebruikstelling. De controles dienen te worden uitgevoerd door een bevoegd persoon of, indien in de reglementering voorzien, door een Externe Dienst Technische Controle op de Werkplaats. De resultaten van deze controles worden schriftelijk vastgelegd en dit register is ter beschikking van de met het toezicht belaste ambtenaren. De resultaten van deze controles dienen goed te worden opgevolgd.
Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) – Algemeen Keuze PBM's Keuze van een degelijk PBM kan maar na grondige risicoanalyse, waaruit blijkt dat de huidige maatregelen die van toepassing zijn het toch nog noodzakelijk maken om PBM's te gebruiken. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseurarbeidsveiligheid voegen hier hun advies bij.
p. 4/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Bestelprocedure PBM's
Commentaar De wettelijk voorgeschreven bestelprocedure dient te worden gevolgd: • Opmaken bestelbon (eisen waaraan het PBM moet voldoen en welke documenten moeten aanwezig zijn bij levering) • Attest van leverancier • Opmaken indienststellingsverslag Bij het opmaken van de bestelbon betrekt de werkgever de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseurarbeidsveiligheid. Attest leverancier en het opmaken van een indienststellingsverslag is alleen nodig indien bijkomende eisen werden gesteld aan het PBM - meer dan alleen maar CE-markering (vb.: aankoop van orthopedische veiligheidsschoenen)
CE-markering PBM's
Instructies PBM's
Staat PBM's Gebruik PBM's
1 VEILIGHEID 1.1 Arbeidsmiddelen Risicoanalyse KB arbeidsmiddelen
Alle PBM's, verkocht vanaf 1/7/1996 dienen te zijn voorzien van een CEmarkering. PBM's die aangeschaft zijn vóór 1/7/1996, mogen verder worden gebruikt indien men nog beschikt over de gedateerde bestelbon of factuur. De werknemers dienen een algemene informatienota te hebben gekregen over de PBM's in de onderneming. De werknemers dienen ook voor elk PBM apart te beschikken over een (schriftelijke) instructienota met info over: • Oordeelkundig gebruik • Opslagwijze • Onderhoud Deze schriftelijk instructies dienen mondeling te worden toegelicht. De werkgever betrekt de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en preventieadviseur-arbeidsveiligheid hierbij. De werkgever stelt iemand aan die erop toeziet dat de PBM's in goede staat zijn en blijven en tijdig worden vervangen. Wanneer PBM's ter beschikking zijn, dienen ze ook verplicht te worden gebruikt, conform de gebruiksinstructies. Het toezicht op deze gebruiksplicht is de verantwoordelijkheid van de hiërarchische lijn.
Alle arbeidsmiddelen die niet voorzien zijn van een CE-markering moesten vóór 1 januari 1997 zijn aangepast aan de minimumeisen, opgelegd in het KB arbeidsmiddelen. Hiervoor dient men een risicoanalyse uit te voeren van al deze arbeidsmiddelen en dienen de nodige aanpassingen te worden uitgevoerd. Bij de risicoanalyse wordt aandacht besteed aan o.a.: • Aanwezige documenten • Werking, plaatsing en uniformiteit van de bedieningssystemen • Het in werking stellen en stoppen • Specifieke gevaren van het arbeidsmiddel • Gevaren mbt bewegende delen • Onderhoud van het arbeidsmiddel • Verboden werkzaamheden
p. 5/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Bestelprocedure machines, gemechaniseerde werktuigen en installaties
Beveiliging arbeidsmiddelen
Noodstop arbeidsmiddelen
Handmachines zijn voorzien van een dodemansknop Veiligheidsinstructiekaarten arbeidsmiddelen
Opberging en onderhoud arbeidsmiddelen
Commentaar De wettelijk voorgeschreven bestelprocedure dient te worden gevolgd: • Opmaken bestelbon (eisen waaraan het arbeidsmiddel moet voldoen en welke documenten moeten aanwezig zijn bij levering) • Attest van leverancier (verklaring dat voldaan is aan de eisen van de bestelbon), vergezeld van de noodzakelijke documenten (EG-verklaring van overeenstemming, originele handleiding, Nederlandstalige gebruiksaanwijzing) • Opmaken van het verslag vóór indienststelling (door preventieadviseur) als laatste controle. De arbeidsmiddelen dienen zo te zijn geconstrueerd dat: • Aanraking met bewegende delen onmogelijk is of maximaal beperkt (een degelijke afscherming dient te zijn geplaatst) • Werkende delen die aan de middelpuntvliedende kracht zijn onderworpen moeten zo worden bevestigd dat ze niet uit elkaar kunnen springen en zo worden afgeschermd dat in voorkomend geval de werknemers maximaal worden beschermd • Indien deeltjes van het werkstuk kunnen worden uitgeslingerd, is een beschermkap verplicht en dient een degelijke veiligheidsbril te worden gedragen. Een machine moet, in geval van nood, binnen de kortst mogelijk tijd tot stilstand kunnen worden gebracht. Indien dit niet mogelijk is of onvoldoende snel gebeurt, door gewoon uit te schakelen, dan dient een noodstop te worden geplaatst. Deze dient te beantwoorden aan o.a. volgende eisen: • rode paddenstoelknop op gele achtergrond • noodstop moet automatisch vergrendelen • moet de machine vlugger doen stoppen dan gewoon uitschakelen • energietoevoer van de aandrijfmechanismen moet worden onderbroken • het ontgrendelen van de noodstop mag de machine niet automatisch doen starten (bijkomende startopdracht geven) • moet voorrang hebben op de startopdracht • zo geplaatst dat deze gemakkelijk bereikbaar is op `elke' werkpost Voor de elektrische handmachines is het voorzien van een dodemansknop noodzakelijk (behalve indien dit geen risico met zich meebrengt). De knop kan niet worden vergrendeld en wanneer de knop wordt losgelaten stopt de machine automatisch. Per machine dient een begrijpelijke instructiekaart te worden opgemaakt met info over o.a.: • Instructies voor veilig gebruik • Instructies voor veilige inspectie en onderhoud • Verboden werkzaamheden • Wat te doen bij defect of in geval van nood? • Gebruik van eventuele PBM's Deze instructies dienen uit te hangen of in ieder geval steeds ter beschikking te zijn van de gebruiker. De instructies dienen mondeling te worden toegelicht. Om de veiligheid, de bruikbaarheid en het gebruiksgemak van de arbeidsmiddelen te garanderen is het voorzien van aangepaste opbergmogelijkheden nodig (materiaalwagen, kasten,...). Naast een degelijke opberging zijn een periodiek nazicht en onderhoud van deze arbeidsmiddelen nodig.
p. 6/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Gebruik ladders
Commentaar De werkgever dient het gebruik van ladders, trapladders en platformladders als werkpost op hoogte te beperken tot omstandigheden waarin het gebruik van andere, veiligere arbeidsmiddelen niet verantwoord is. Gebruik van ladders kan onder volgende voorwaarden: • werknemers hebben voldoende steun en houvast • het is een werk met gering risico en van korte duur of de omstandigheden kunnen niet worden aangepast • laddergebruik binnen de grenzen van het ontwerp van de ladder • geïnstalleerd en uitgerust waardoor vallen van de ladder wordt voorkomen • stabiliteit gewaarborgd bij plaatsing en tijdens gebruik • op stevige ondergrond • wegglijden onmogelijk • hangladders mogen niet kunnen schommelen • voldoende ver boven het vlak waartoe toegang moet worden gegeven of andere gelijkwaardige voorzieningen met voldoende houvast • bij meerdelige ladders en schuifladders mogen de delen niet kunnen bewegen ten opzichte van elkaar • beweegbare ladder vastzetten voor betreden
1.2 Arbeidsplaatsen Arbeidsplaats - stabiel gebouw Inrichtingseisen werkplaats
Arbeidsplaats aanpassen aan gehandicapte
De gebouwen waarin zich arbeidsplaatsen bevinden hebben structuren, een stabiliteit en een stevigheid die afgestemd zijn op het gebruik dat ervan wordt gemaakt. Om gemakkelijk en veilig te kunnen werken dienen volgende basiseisen te worden nageleefd: • Hoogte lokalen minstens 2,5 m; • Beschikbare werkelijke werkruimte per werknemer van minstens 10 m³; • Vrije oppervlakte per werknemers van minstens 2 m². Er kan worden afgeweken van deze eisen onder volgende voorwaarden; • Het is technisch en objectief niet mogelijk en dit kan om gegronde redenen niet worden geëist; • Op basis van risicoanalyse kan worden aangetoond dat afwijken hiervan geen risico inhoudt voor de werknemers of dat de alternatieve maatregelen voldoende waarborgen bieden; • Er is een voorafgaand advies gegeven door de preventieadviseur en een voorafgaand akkoord van het Comité PBW. Met de inrichting van de arbeidsplaatsen en de sociale voorzieningen moet voldoende rekening worden gehouden met de gehandicapte werknemers. Deuren, verbindingswegen, trappen, sociale voorzieningen en de werkposten zelf aanpassen aan de mogelijkheden en beperkingen van de gehandicapte medewerkers.
p. 7/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Algemene klimatologische omstandigheden
Orde en netheid werkplaatsen
Vloeren
Putten en gaten in de vloer Ramen, bovenlicht en ventilatieopeningen
Betreden daken met onvoldoende weerstand
Commentaar De klimatologische omstandigheden moeten aangepast zijn aan de aard van de activiteiten en mogen geen veiligheidsproblemen, gezondheidsklachten of hinder veroorzaken. Aandacht moet worden besteed aan o.a. volgende elementen: • Aangepaste temperatuur (bij zware lichamelijke arbeid mag de temperatuur niet te hoog zijn, bij lichtere lichamelijke arbeid niet te laag); • De relatieve luchtvochtigheid moet voldoende comfort garanderen (te hoge luchtvochtigheid hindert de afkoeling van het lichaam, een te droge lucht kan klachten veroorzaken aan de ogen (zeker voor lensdragers), kan keelpijn veroorzaken en kan gemakkelijk statische ladingen doen ontstaan). De comfortgrenzen liggen tussen de 40 en de 70 % relatieve luchtvochtigheid.; • Tochtvorming moet zoveel mogelijk worden voorkomen (tocht is hinderlijk en kan bij lagere temperaturen een groter koude-gevoel geven). Algemeen wordt aangenomen dat een luchtverplaatsing van > 0,5 m/s moet worden vermeden. Het kan nuttig zijn hiervoor metingen uit te voeren. U kunt hiervoor een beroep doen op PROVIKMO. De werkgever stelt een onderhoudsprogramma op en besteedt aandacht aan: • Geschikte schoonmaaktechnieken; • Geschikte schoonmaakmiddelen; • Geschikte schoonmaakproducten; • De frequentie van het onderhoud. De hygiëne in de arbeidsplaats moet worden gewaarborgd. Het afval wordt op regelmatige basis verzameld en passend opgeslagen overeenkomstig de specifieke regelgeving. De vloeren van de arbeidsplaatsen moeten vrij zijn van hobbels, putten en gevaarlijke hellingen. Niet verwijderbare hindernissen worden passend gesignaleerd. De vloeren moeten voldoende vast, stabiel en slipvast zijn. Putten en gaten in de vloer dienen ofwel te worden gedicht, voldoende stevig afgedekt of te worden voorzien van een stevige collectieve bescherming. De ramen, bovenlichtvoorzieningen en ventilatieopeningen dienen zo te worden voorzien dat ze: • Veilig kunnen worden geopend, geregeld, vastgezet en gesloten door de werknemers; • In geopende stand geen risico veroorzaken; • Veilig kunnen worden onderhouden. Toegang tot daken die onvoldoende weerstand bieden is slechts toegestaan indien passende maatregelen worden genomen zodat het werk veilig kan gebeuren. Dit kan door o.a.: • Het leggen van stevige aangepaste platen op het dak en/of; • Het aanbrengen van collectieve beveiliging onder de vorm van leuningen en/of; • Het dragen van een valharnas bevestigd aan een stevig verankeringspunt en/of; • Het voorzien van een vangnet
p. 8/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Luchtverversing
Commentaar De gesloten werkruimten dienen voldoende te worden verlucht zodat de veiligheid, gezondheid en comfort voldoende worden gewaarborgd. Vervuilde lucht dient te worden afgeleid en verse lucht dient te worden aangevoerd. Dit kan ofwel door natuurlijke ofwel door kunstmatige verluchting. Er dient minstens een luchtverversing te worden gerealiseerd van 30 m³ per uur en per werknemer. Afhankelijk van de uitgevoerde taak of de werkomgeving kan dit te weinig zijn. Indien een luchtverversingsinstallatie (ventilatie of airco) wordt gebruikt, dan moet deze installatie aan volgende eisen voldoen: • Er wordt enkel zuivere lucht aangevoerd en deze wordt gelijkmatig verdeeld over de werklokalen; • De werknemers worden niet blootgesteld aan hinder door temperatuurschommelingen, tocht, lawaai of trillingen; • Er wordt een aangepaste relatieve luchtvochtigheid gegarandeerd; • De installatie wordt degelijk onderhouden en wordt regelmatig gecontroleerd door een bevoegd persoon; • Storingen worden door een controlesysteem gemeld. Veilige opslag van Goederen, materialen en voorwerpen moeten op een stabiele manier goederen, materialen en worden opgeslagen zodat ze niet kunnen vallen (stevige rekken, voorwerpen voorkomen van wegrollen, wegschuiven of omvallen, ...). Wanneer bij gebruik, behandeling of vervoer van deze zaken voorwerpen zouden kunnen vallen, worden passende maatregelen genomen om dit toch te voorkomen (vb. vastmaken, ondersteunen, ...). Betreden risicozones Zones met glij- of valgevaar, beknellingsgevaar of met gevaar voor vallende voorwerpen worden zo afgeschermd en aangeduid dat ze niet toegankelijk zijn voor de werknemers. Wanneer betreden van deze zone toch noodzakelijk is, mag dit enkel voor de werknemers die in de zone onmisbaar zijn en met de nodige toestemming. Voor deze werknemers worden passende maatregelen genomen dat dit toch veilig kan gebeuren (vb. voorzien opleiding, persoonlijke beschermingsmiddelen gebruiken, vergrendelingsprocedures toepassen, ...). Verhoogde platforms Verhoogde platforms dienen voldoende veiligheid te bieden tegen vallen en vallende voorwerpen: • Betreden via veilige trap; • Het platform is voorzien van vereiste stevige leuningen (op 1 m tot 1,2 m hoog en een tussenleuning op 0,4 m tot 0,5 m hoog) en een stootplint van 15 cm; • Indien de leuningen moeten kunnen worden weggenomen, mag dit geen risico opleveren. Trappen Een trap dient te beantwoorden aan de regels van een goed vakmanschap: • Aangepaste hellingshoek; • Voorzien van stevige leuningen op een aangepaste hoogte (zeker aan de risicozijde en indien nodig aan beide zijden); • Hoogte van de treden allemaal gelijk; • De diepte van de treden voldoende diep; • De treden onbeschadigd, vetvrij en best voorzien van een antislipprofiel Transparante of Om ongevallen door er tegenaan te lopen en door glasbreuk te voorkomen lichtdoorlatende wanden dienen volgende zaken te worden nageleefd: • Vermijden van glazen wanden te gebruiken in de buurt van werkposten of doorgangen; • Indien aanwezig, gemaakt uit veiligheidsmateriaal of beveiligd tegen indrukken; • Wanden dienen duidelijk te worden gemarkeerd
p. 9/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Transparante en lichtdoorlatende deuren
Klapdeuren en -poorten Naar boven opengaande poort
Beveiliging automatische deuren en poorten
Schuifpoort
Verlichting van de werkplaats
Noodverlichting
1.3 Transport Organisatie intern transport
Commentaar Om ongevallen door er tegenaan te lopen en door glasbreuk te voorkomen dienen volgende zaken te worden nageleefd: • Gemaakt uit veiligheidsmateriaal of beveiligd tegen indrukken • Duidelijke gemarkeerd op ooghoogte • Deze dienen te zijn gemaakt uit doorzichtig veiligheidsmateriaal of; • Te worden voorzien van doorzichtige panelen uit veiligheidsmateriaal. Om te voorkomen dat een poort onverwacht naar beneden komt en letsels of schade veroorzaakt, dient de poort te worden voorzien van veiligheidssysteem dat dit voorkomt (vb. een veer- of kabelbreukbeveiliging - vraag een attest van de plaatser) Deuren en poorten die automatisch openen en sluiten dienen voldoende veilig te zijn: • Voorzien van een duidelijke noodstop die steeds bereikbaar is; • Ze moeten kunnen met de hand worden geopend of automatisch openen bij een energiestoring. Deze dient te zijn beveiligd om te voorkomen dat ze valt: • Voorzien van een stop op het einde van de rail • Voorzien van een tweede geleider naast de rail om omvallen te voorkomen In de arbeidsplaatsen (binnen en buiten) dient voldoende daglicht te worden voorzien. Indien dit niet mogelijk is of ontoereikend, moet een adequate kunstverlichting worden voorzien, eventueel aangevuld met een plaatselijke verlichting. Op basis van risicoanalyse bepaalt de werkgever aan welke eisen de verlichting moet voldoen Er dient rekening te worden gehouden met volgende elementen: • Voldoende sterke verlichting (afhankelijk van de aard van het werk); • De verlichting zelf mag geen risico veroorzaken (geen verblinding, geen grote verschillen, geen stroboscopisch effect op draaiende machines, e.d.); • Uniform verdeeld over de werkplaats; • Geen oogvermoeidheid veroorzaken; • Geen oververhitting; • Geen geurhinder; • Indien nodig bijkomende aandacht voor de natuurgetrouwe kleurweergave; Daar waar risico’s zijn voor de werknemers wanneer de verlichting uitvalt, dient noodverlichting te worden voorzien. Deze noodverlichting moet ook een gemakkelijke en vlotte evacuatie mogelijk maken. De noodverlichting dient periodiek te worden nagezien en de resultaten van de nazichten dienen te worden opgevolgd.
Ter voorkoming van schade en letsels dienen we bij het ontwerp en de inrichting van de arbeidsplaatsen (binnen en buiten) voldoende rekening te houden met het noodzakelijke transport. Hiertoe dient een intern verkeersplan te worden opgemaakt met aandacht voor: • Weren van voetgangers en onbevoegden uit de transportzones; • Voorzien van voldoende en aangepaste ruimte; • Afbakening en respecteren van zones voor transport, opslag en productie; • Afspraken in verband met rijgedrag (rijrichting, snelheid, ...); • Voorzien van ondersteunende pictogrammen, verkeersborden, spiegels,...; • Voorzien in de nodige opleiding en instructies.
p. 10/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Aparte doorgangen voor voertuigen en voetgangers
Veilige laadkaaien en laadplatforms
Transport hulpmiddelen
1.4 Brandgevaar en evacuatie Risicoanalyse brand
Commentaar In de onmiddellijke nabijheid van poorten, hoofdzakelijk bestemd voor voertuigen dient een deur te worden voorzien voor voetgangers, tenzij de doorgang voldoende veilig is. Deze deur moet altijd vrij zijn en te worden voorzien van de vereiste signalering. Voor gebouwen van voor 1/1/1993 en die nadien niet aanzienlijk werden verbouwd, mag van deze regel worden afgeweken. Andere passende maatregelen moeten dan wel de nodige veiligheidsgaranties bieden. Laadkaaien en laadplatforms moeten voldoende zijn aangepast aan de aard van de voertuigen en van de goederen. De laadkaaien en laadplatforms moeten altijd worden voorzien van minstens 1 veilige uitgang die altijd bereikbaar moet zijn. Voor grotere, dient aan beide uiteinden een uitgang te worden voorzien. Laadplatforms dienen ook zo te worden beveiligd dat de werknemers die er gebruik van maken er niet kunnen afvallen (leuningen waar nodig) en niet kunnen geklemd geraken (wielstop voor de voertuigen). Ter voorkoming van ongevallen en schade is het van belang rekening te houden met o.a. volgende elementen: • Kies transportmiddelen, aangepast aan het doel; • Gebruik deze transportmiddelen ook enkel waarvoor ze bedoeld zijn; • De transportmiddelen mogen alleen gebruikt worden door bevoegd en opgeleid personeel; • Voorzie veiligheidsinstructiekaarten en licht deze toe aan de gebruikers; • Zorg, indien van toepassing, voor het nodige gezondheidstoezicht wegens uitoefenen van een veiligheidsfunctie.
Om te bepalen welke maatregelen noodzakelijk zijn, dient een risicoanalyse te worden uitgewerkt. Hierbij worden de waarschijnlijke scenario’s en de omvang van de voorspelbare gevolgen in kaart gebracht. Op basis van deze risicoanalyse worden materiële en organisatorische maatregelen genomen met als doel: • Brand voorkomen; • De veiligheid en indien nodig de snelle evacuatie verzekeren; • Vlug en efficiënt elk begin van brand bestrijden; • De schadelijke gevolgen van een brand beperken; • De tussenkomst van de openbare hulpdiensten vergemakkelijken. Bij deze risicoanalyse dient rekening te worden gehouden met: • De waarschijnlijkheid van de gelijktijdige aanwezigheid van een brandstof, zuurstof en een ontstekingsbron; • De gebruikte arbeidsmiddelen, stoffen, processen en hun interactie; • Aard van de activiteiten; • Grootte van de onderneming; • Aantal aanwezige personen in de onderneming; • Specifieke risico’s van bepaalde groepen van aanwezige personen; • Ligging en de bestemming van de lokalen; • Aanwezigheid van meerdere ondernemingen op dezelfde of aanpalende arbeidsplaats; • Werkzaamheden, uitgevoerd door externe ondernemingen. De resultaten van deze risicoanalyse dienen te worden voorgelegd aan de werknemers (Comité PBW, bij ontstentenis aan de syndicale afvaardiging of bij ontstentenis via rechtstreekse participatie)
p. 11/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Commentaar Tussenkomst hulpdiensten De tussenkomst van de openbare hulpdiensten moet maximaal worden gewaarborgd. Hiervoor dient aandacht te worden besteed aan o.a.: • Snelle en efficiënte manier van oproepen van de hulpdiensten; • Ervoor zorgen dat de hulpdiensten vlug naar de plaats van onheil worden geleid; • Goede communicatie met de hulpdiensten tijdens de interventie; • Ter beschikking stellen van het interventiedossier (aan ingang gebouw) • Strikt opvolgen van de instructies van de hulpdiensten. Brandbestrijdingsdienst Elke onderneming dient een brandbestrijdingsdienst op te richten die beschikt over de nodige middelen en voldoende is opgeleid. De taken van deze dienst zijn: • Erop toezien dat de brandmelding gebeurt; • Erop toezien dat een passend gevolg wordt gegeven aan het brandalarm; • Een beginnende brand kunnen bestrijden (steeds met 2 personen en zonder zichzelf en anderen in gevaar te brengen); • Het in veiligheid brengen van alle personen in afwachting van de tussenkomst van de openbare hulpdiensten; • Ermee voor zorgen dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn; • Meewerken aan de risicoanalyse brand en het ontwikkelen van de te volgen procedures en instructies; • Signaleren van knelpunten die brand kunnen uitlokken of evacuatie kunnen hinderen.
Intern noodplan mbt brand
Instructies, opleiding, oefening
Om de werking van de dienst te kunnen garanderen, dient de werkgever te zorgen voor de nodige opgeleide personen en noodzakelijke middelen. Hiervoor wordt het advies gevraagd aan de bevoegde preventieadviseur en het comité en In voorkomend geval aan de bevoegde openbare hulpdienst. De noodprocedure ‘brand’ maakt deel uit van het intern noodplan van de onderneming. Hierin dienen de te volgen procedures en instructies te worden opgenomen die moeten worden gevolgd. De noodprocedure ‘brand’ dient voorwerp uit te maken van opleiding. Voor nieuwe werknemers dient dit de eerste werkdag al aan bod te komen. Deze procedure dient bovendien minstens jaarlijks te worden geoefend. Op basis van de resultaten van deze oefeningen kan het nodig zijn aanpassingen door te voeren.
p. 12/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Brandpreventiedossier
Interventiedossier
Opslag brandgevaarlijke materialen
Commentaar Elke onderneming dient een brandpreventiedossier op te stellen. Volgende elementen moeten hierin worden opgenomen: • De risicoanalyse brand en bijhorende preventiemaatregelen: • De beschrijving van de organisatie van de brandbestrijdingsdienst; • De procedures in het kader van de noodprocedure ‘brand’; • Het evacuatieplan van de onderneming; • Het interventiedossier bestemd voor de hulpdiensten; • Vaststellingen die gedaan werden naar aanleiding van de evacuatieoefeningen; • Een lijst met alle beschermingsmiddelen tegen brand (snelblussers, haspels, rookluiken, detectie- en alarmmiddelen, …) met aanduiding op het plan; • Data van controles en onderhoudsbeurten van beschermingsmiddelen tegen brand, van de gas-, verwarmings- en airco-installaties en van elektrische installaties evenals de gedane vaststelling; • Lijst met de afwijkingen die werden verleend op basis van ARAB art.52; • Adviezen van preventieadviseur, arbeidsgeneesheer, Comité PBW en openbare hulpdiensten; • Informatie die al werd overgemaakt op vraag van de openbare hulpdiensten in het kader van de noodplanning. Dit dossier moet actueel worden gehouden. Aan de ingang van elk gebouw dient ten behoeve van de hulpdiensten een interventiedossier te worden voorzien. In dit dossier dienen volgende elementen te worden opgenomen: • Evacuatieplannen per niveau met aanduiding van o Indeling en bestemming van de lokalen o Aanduiding van de compartimenteringsgrenzen o Aanduiding van de lokalen met een verhoogd brandrisico o Aanduiding van alle (nood)-uitgangen, verzamelplaats en het tracé van de evacuatieweg o Lijst van de beschikbare beschermmiddelen tegen brand (blusmiddelen, detectie, rookafvoer, brandcentrale, …) en aanduiding op het plan o Locatie elektrische installaties, afsluiters van alle gebruikte fluïda (water, gas, stookolie, …) en afsluiters ventilatiesystemen • Informatie die door de hulpdiensten werd opgevraagd en overgemaakt in het kader van de nood- en interventieplanning Bij het plaatsen van brandbare producten en materialen in de werkplaats dient men het nodige te doen om brand en branduitbreiding te voorkomen: • Indien nodig respecteren van de voorschriften voor lokalen van de 1ste of 2de groep; • Voldoende afstand bewaren tot ontstekingsbronnen; • Gebruik onbreekbare recipiënten; • Rekening houden met zelfontbranding (vb. bij poetsdoeken) • Echte opslag dient te worden georganiseerd buiten de eigenlijke werkplaats op een aangepaste en brandveilige manier.
p. 13/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Opslag brandgevaarlijke vloeistoffen
Overige lokalen met verhoogd brandrisico
Detectiemiddelen
Stookplaats
Stookinstallatie
Commentaar De opslag dient te beantwoorden aan de regels opgelegd in het KB 130398 indien een bepaald volume aanwezig is (≥ 50 l (zeer) licht ontvlambare vloeistoffen; ≥ 500 l ontvlambare vloeistoffen of ≥ 3000 l brandbare vloeistoffen): • Geen opslag in de werkplaats (behalve voor 1 dag) • Geen opslag in de kelder • Voorzien van een brandveilig opslaglokaal binnen het gebouw (lokaal van de 1ste groep cfr. ARAB art.52) of buiten (volledig opgetrokken uit onbrandbaar materiaal) • Gebruik van brandveilige kast (onder bepaalde voorwaarden) • Niet samen met producten die brandbevorderend zijn of de verpakking van de vloeistoffen kunnen aantasten • Voorzien van de nodige inkuiping (volledig vloeistofdicht; de kuip kan grootste recipiënt bevatten én ¼ van het totaal opgeslagen volume of 1/10 indien bijkomende brandbestrijdingsmiddelen) • Explosieveilige elektrische installatie (zonering toepassen) • Voorzien nodige brandbestrijdingsmiddelen • Alleen toegankelijk voor bevoegden (instructies en opleiding) Voor de lokalen met een verhoogd brandrisico dienen op basis van risicoanalyse, indien nodig, aanvullende preventiemaatregelen worden genomen. Dit kan van toepassing zijn voor o.a.: • De keuken; • Opslagplaats van sommige grondstoffen / producten (papier, karton, textiel, hout, kunststoffen, …); • Opslagplaatsen van afvalstoffen; • Technische ruimte ventilatie; • Serverlokaal; • Hoog- en laagspanningscabine; • … Detectiemiddelen dienen te worden voorzien waar nodig: • Gasdetectie, gekoppeld aan een gasafsluiter boven de gasgestookte stookinstallatie; • Rookdetectie, gekoppeld aan een alarm in o.a. de traphallen, opslagplaatsen, technische ruimten, boven de stookinstallatie (anders gestookt dan met gas); • Hittedetectie in de keukens (geen rookdetectie); • … Deze moet brandveilig worden ingericht: • Wanden van de stookplaats met voldoende brandweerstand (≥ 1 uur); • Voorzien van een zelfsluitende branddeur met ≥ ½ uur brandweerstand die in geopende stand niet kan worden geblokkeerd; • Ruimte voldoende aangepast verluchten; • Voorzien van de nodige blusmiddelen; • Indien nodig voorzien van rook- of gasdetectie; • Toegangsverbod voor onbevoegden; • Geen opslag in deze ruimte. Deze moet voldoende veiligheidswaarborgen bieden tegen brand: • Schoorsteen onbrandbaar en degelijk onderhouden • Indien stookinstallatie in de werkplaats - voldoende afstand bewaren tot brandbare materialen • Bij vloeibare of gasvormige brandstoffen dient de toevoer automatisch af te sluiten bij oververhitting, doven van de vlam, stilvallen van de brander • Kanalen van warme luchtblazer onbrandbaar en geen asbest • De lucht die wordt aangezogen voor de warme luchtbrander moet worden aangevoerd van buiten de stookplaats en van buiten de werkplaats. Deze lucht passeert een brandvrije stoffilter.
p. 14/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Waarschuwing, alarm en melding
Snelle en veilige evacuatie van personen
Aanbrengen evacuatieplannen
Blusmiddelen
Vuurvergunning
Commentaar De nodige middelen moeten worden voorzien. De werking ervan dient altijd te worden gewaarborgd: • Waarschuwing: bij een beginnende brand of bij brandgevaar dient hiervan een aangeduide persoon te worden op de hoogte gebracht (telefoon, waarschuwingsknop, …) • Alarm: bij noodzaak tot evacuatie dient een signaal te worden gegeven dat overal en door iedereen waarneembaar is en niet kan worden verward met andere signalen • Ook bij elektriciteitspanne dient het alarm de nodige waarborgen te bieden • Melding: bij brand dienen de openbare hulpdiensten te worden geïnformeerd zodat onmiddellijk en doeltreffend kan worden opgetreden. Bij het horen van het alarmsignaal wordt onmiddellijk geëvacueerd naar de aangeduide verzamelplaats. Om dit te kunnen garanderen dienen volgende zaken te worden gewaarborgd: • Voldoende ruime evacuatiewegen, trappen en uitgangen voorzien en deze ook steeds vrijhouden (≥ 80 cm); • Voldoende brede deuren voorzien (≥ 70 cm); • Voorzien van voldoende (nood)uitgangen (afhankelijk van aantal aanwezige personen en niveau van de lokalen); • Nooduitgangen zijn steeds open of zijn gemakkelijk te openen en openen ook in de vluchtrichting; • Voorzien van de nodige veiligheidsverlichting (voldoende zichtbaarheid garanderen voor minstens 1 uur); • Voorzien van de nodige veiligheids- en gezondheidssignalering; • Nabij de ingangen van elk gebouw en op elk niveau dienen evacuatieplannen te worden aangebracht met aanduiding van: • Indeling en bestemming van de lokalen • Aanduiding van de compartimentsgrenzen • Ligging (nood)-uitgangen, verzamelplaatsen en tracé van de evacuatiewegen. Blusmiddelen moeten voldoende in aantal aanwezig zijn en geschikt voor het type brand: • Eén bluseenheid (= 6 kg ABC poeder of 12 kg CO2) per 150 m² voor zones met een beperkt brandrisico • In zones met een groter brandrisico dienen, op basis van de risicoanalyse en na overleg met de plaatselijke brandweer, meer bluseenheden te worden voorzien • De blusmiddelen zijn steeds bereikbaar en voorzien van een pictogram Wanneer brandgevaarlijke werken worden uitgevoerd (vb. lassen, slijpen, werken met open vlam, …), zowel door intern personeel als door externe ondernemingen, dient een vuurvergunning te worden opgemaakt en gerespecteerd. Hierin wordt vastgelegd welke maatregelen moeten worden genomen: • Voor de aanvang van de werken • Tijdens de uitvoering van de werken • Na de uitvoering van de werken De verantwoordelijke maakt dit document op. Na toelichting wordt de vuurvergunning ondertekend door beide partijen.
p. 15/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Periodieke controles en onderhoud
Externe ondernemingen
Commentaar • Om de effectieve werking van de collectieve beschermingsmiddelen tegen brand te waarborgen worden ze regelmatig onderhouden en nagezien. Dit is van toepassing voor o.a.: o Detectiemiddelen o Branddeuren / compartimenteringen o Waarschuwings-, meldings- en alarmmiddelen o Blusmiddelen o Veiligheidsverlichting o Rookluiken o … • Verder dienen ook de stook- en de gasinstallatie minstens jaar te worden nagezien • Van deze nazichten dient een register te worden bijgehouden • De opvolging van de gedane vaststellingen dient te worden gewaarborgd Wanneer externe ondernemingen werkzaamheden uitvoeren geeft de opdrachtgever de nodige informatie over: • De brandrisico’s in de onderneming die voortvloeien uit de inrichting van de lokalen, de stoffen die opgeslagen of behandeld worden, gevaarlijke installaties en de activiteiten die in de onmiddellijke omgeving worden uitgevoerd. • De preventiemaatregelen die worden getroffen. • Te volgen instructies in noodsituatie • … De opdrachtgever moet erop toezien dat de externe onderneming de informatie begrijpt en de nodige preventiemaatregelen naleeft.
1.5 Explosiegevaar Explosieveiligheidsdocument
1.6 Elektrische installatie Risicoanalyse elektrische installatie
Elke onderneming dient na te gaan of er zich in de onderneming explosierisico's aandienen (aanwezigheid van een (aard)-gasinstallatie, opslag en gebruik brandgevaarlijke vloeistoffen, ontstaan van explosiegevoelige damp/lucht of stof/luchtmengsels, opladen batterijen, ...). Indien deze risico's zich aandienen, dienen de nodige technische en organisatorische maatregelen te worden genomen om die risico's te beperken. De resultaten van deze risicoanalyse en de hieraan gekoppelde preventiemaatregelen, dienen te worden vastgelegd in het explosieveiligheidsdocument.
Elke onderneming dient van al zijn elektrische installaties (hoogspanning, laagspanning, mobiele installaties, ...) een risicoanalyse uit te voeren. Het doel van deze risicoanalyse is het nemen van gepaste technische en organisatorische maatregelen zodanig dat de risico's in de meest ruime zin worden beheerst (elektrisering, elektrocutie, brand, explosie, ...). Voor de oudere ‘ARAB-installaties’ diende dit te worden uitgevoerd vóór 31/12/2014. Deze ARAB-installaties zijn: • Installaties van voor 01/10/1981 en wanneer men geen eigen elektriciteitsdienst heeft, bemand met iemand met codificatie BA4 of BA5 • Installatie van voor 01/01/1983 en wanneer men wel een eigen elektriciteitsdienst heeft, bemand met iemand met codificatie BA4 of BA5 Voor de recentere ‘AREI-installaties’ diende dit al te gebeuren vóór de indienststelling (volgens KB Welzijnsbeleid en KB Arbeidsmiddelen)
p. 16/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Uitvoeren van de nodige preventiemaatregelen
Proces Verbaal van gelijkvormigheid of 1ste Controleverslag
Aangepaste elektrische installatie
Veilig werken aan de elektrische installatie
BA4/BA5
Commentaar De knelpunten, vastgesteld ter gelegenheid van deze risicoanalyse, dienen allemaal te zijn uitgevoerd. Voor de oudere ARAB-installaties dienen de preventiemaatregelen te worden uitgevoerd voor 31/12/2016. Deze einddatum kan worden verlengd tot 31/12/2018 indien een gedetailleerd actieplan werd opgesteld en indien dit plan ook werd voorgelegd aan het Comité PBW voor advies. Van de AREI-installatie dient men te beschikken over een Proces-Verbaal van gelijkvormigheid, opgesteld door een erkend organisme. Voor de oudere ARAB-installaties of AREI-installaties die nog werden aangepast en waarvoor t.g.v. de wijziging geen controle werd uitgevoerd, diende een eerste controle te gebeuren voor 01/01/2014 Het elektrisch materiaal en materieel dient geschikt te zijn voor de omstandigheden waarin het wordt gebruikt. Hiertoe dient het over een voldoende beschermingsgraad te beschikken. Dit zijn o.a.: • IPXY-graad (X staat voor beschermingsgraad tegen invloed van vreemde voorwerpen zoals vb. stof en Y staat voor de beschermingsgraad tegen de invloed van water); • Ex (staat voor een beschermingsgraad tegen explosies door vonkvorming); • Beschermd tegen de invloed van warmte of hitte; • Beschermd tegen invloed van trillingen • ... Wanneer werken moeten worden uitgevoerd aan de elektrische installatie (door eigen personeel of door derden), dient de installatieverantwoordelijke de nodige informatie en instructies te geven zodat de werken veilig kunnen worden uitgevoerd. Dit heeft o.a. betrekking op: • Het type elektriciteitsnet; • Het principieel verbod om te werken onder spanning; • Het toepassen van de nodige vergrendelingsprocedure; • ... De werkgever dient de bekwaamheden van de werknemers die werken uitvoeren aan elektrische installaties vast te leggen door de toekenning van een code BA4 (= gewaarschuwde) of BA5 (= vakbekwaam). Voor deze toekenning dient de werkgever rekening te houden met: • kennis van de werknemer door opleiding of ervaring • de aard en de verscheidenheid van de elektrische installatie (hoog- of laagspanning, netstelsel, aard van het toegepaste materiaal, ...) waarvoor deze kennis geldt • de aard van de activiteiten die dienen te worden verricht (werken onder spanning, uitvoeren van schakelactiviteiten, controles, inspecties, meetwerkzaamheden, ...) waarvoor deze kennis geldt De werkgever dient een document op te maken waarin deze bekwaamheden traceerbaar zijn. Dit document maakt melding van: • naam van de werknemer • toegelaten werkzaamheden aan welke installaties • eventuele geldende beperkingen • de geldigheidsduur • eventuele voorwaarden tot behouden van de bekwaamheden
p. 17/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Commentaar Documentatie elektrische De werkgever dient van de elektrische installaties een dossier aan te leggen installatie met o.a.: • De naam van de installatieverantwoordelijke; • Het verslag van een eenvormigheidsonderzoek en de verdere keuringsverslagen van de Externe Dienst Technische Controle op de Werkplaats; • Het eendraadschema van de installatie; • Het plan van uitwendige invloeden van de installatie; • De resultaten van de risicoanalyse en de vastgelegde preventiemaatregelen; • De bepalingen van de bevoegdheden in het kader van BA4 en BA5. Elektrische Beschadigde elektrische handmachines kunnen ernstige risico's met zich handmachines meebrengen: • Gebruik alleen onbeschadigde machines • Controleer de machines regelmatig op defecten en herstel oordeelkundig Verlengkabels • Verlengkabels en kabelhaspels dienen zich steeds in goede staat te bevinden • Geregeld nazicht is nodig • Rol kabelhaspels volledig af bij gebruik om oververhitting te voorkomen • Leg kabels zo in de werkplaats dat zij niet kunnen worden beschadigd en geen hindernis vormen
1.7 Veiligheids- en gezondheidssignalering Signalering • De nodige signalering is aangebracht • De signalering voldoet aan de reglementering • De werknemers hebben hierover instructies en een opleiding gekregen 1.8 Periodieke controles en nazichten Periodieke controle De nodige periodieke controles werden uitgevoerd door een Externe Dienst voor Technische Controle op de Werkplaats - o.a.: • Elektrische laagspanninginstallatie (ingebruikneming, uitbreiding en 5jaarlijks) • Elektrische hoogspanningsinstallatie (ingebruikneming, uitbreiding en jaarlijks) • Hefwerktuigen en toebehoren (3-maandelijks) • Liften (3-maandelijks en bij onderhoudscontract bij erkende onderneming 6-maandelijks) • Compressoren met een tankinhoud van minstens 300 l • ... Strengere eisen kunnen zijn opgelegd in de vergunningsvoorwaarden. Van deze controles zijn de attesten aanwezig en de eventuele tekorten werden in orde gebracht. Periodieke nazichten De nodige periodieke nazichten werden uitgevoerd door een bevoegd persoon (= aangestelde van de werkgever die voldoende deskundig is, extern of intern) o.a.: • Elektrische laagspanninginstallatie (minstens jaarlijks) • Elektrische hoogspanningsinstallatie (minstens 3-maandelijks) • Verwarmingsinstallatie (minstens jaarlijks) • Brandblusinstallatie (minstens jaarlijks) • Gasinstallatie (minstens jaarlijks) • Rookdetectie, gasdetectie (minstens jaarlijks) • Alarmmiddelen (minstens jaarlijks) • Ladders (minstens jaarlijks) • ... Deze nazichten worden geregistreerd en de eventuele tekorten worden in orde gebracht
p. 18/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp
Commentaar
1.9 Arbeidsongevallen Aangifte aan de arbeidsongevallenverzekering Arbeidsongevallensteekkaart
Elk arbeidsongeval met letsel dient te worden aangegeven door middel van een arbeidsongevallenaangifte aan de arbeidsongevallenverzekering binnen de 8 kalenderdagen Voor arbeidsongevallen met een werkverlet van minstens 4 dagen (de dag van het ongeval niet meegerekend) dient de preventiedienst ook een arbeidsongevallensteekkaart op te maken en minstens 10 jaar te bewaren. De arbeidsongevallenaangifte kan dienst doen als arbeidsongevallensteekkaart indien deze mede is ondertekend door de interne preventieadviseur. Melding arbeidsongeval Voor elk arbeidsongeval met een werkverlet van minstens 4 dagen (de dag aan PROVKMO van het ongeval niet meegerekend) dient PROVIKMO vzw een kopie te ontvangen van de arbeidsongevallenaangifte of van de arbeidsongevallensteekkaart. Dit is van toepassing voor de D-bedrijven en voor de C-bedrijven die niet beschikken over een interne preventieadviseur met een aanvullende vorming niveau 2 of niveau 1. Onderzoek Elk arbeidsongeval dient voorwerp uit te maken van een arbeidsongevallen en arbeidsongevallenonderzoek. Dit onderzoek heeft als doel de oorzaken incidenten hiervan op te sporen om zo de nodige maatregelen te kunnen nemen zodat dit in de toekomst niet meer kan gebeuren. Voor ongevallen met een werkverlet van minstens 4 dagen (de dag van het ongeval niet meegerekend) dient voor de D- en de C-bedrijven die niet beschikken over een interne preventieadviseur met een aanvullende vorming niveau 1 of 2 dit onderzoek te gebeuren door PROVIKMO vzw. Ook voor incidenten (ongewenste gebeurtenissen die geen lichamelijk letsel hebben veroorzaakt, maar wel eventueel andere schade) is het belangrijk deze eveneens grondig te onderzoeken. Melding ernstig Naast een aangifte bij de arbeidsongevallenverzekering dient er bij ernstig arbeidsongeval aan FOD arbeidsongeval een onmiddellijke melding te gebeuren aan de dienst Werkgelegenheid, Arbeid Toezicht Welzijn op het Werk in o.a. volgende gevallen: en Sociaal Overleg • bij een dodelijk arbeidsongeval • bij een arbeidsongeval met een blijvend letsel van gelijk welke aard te wijten aan een gebeurtenis die afwijkt van de normale uitvoering van het werk (bijlage I) of met een betrokken voorwerp (bijlage II) zoals vastgelegd door art.26§4 van het KB Welzijnsbeleid Onderzoek ernstig Ernstige arbeidsongevallen dienen bovendien voorwerp uit te maken van arbeidsongeval door een grondig onderzoek. De resultaten van het onderzoek moeten worden PROVIKMO opgenomen in een 'omstandig verslag' dat binnen de 10 kalenderdagen moet worden bezorgd aan de dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk. Voor de D-bedrijven en de C-bedrijven die niet beschikken over een interne preventieadviseur met een aanvullende vorming niveau 2 of niveau 1, dient het onderzoek te gebeuren door een preventieadviseur niveau 1 van PROVIKMO vzw. Dit is het geval bij: • •
een dodelijk arbeidsongeval een arbeidsongeval met een blijvend letsel van gelijk welke aard of een bepaald tijdelijk letsel (bijlage III) te wijten aan een gebeurtenis die afwijkt van de normale uitvoering van het werk (bijlage I) of met een betrokken voorwerp (bijlage II) zoals vastgelegd door art.26§4 van het KB Welzijnsbeleid
Breng PROVIKMO vzw in voorkomend geval zo vlug mogelijk op de hoogte.
p. 19/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Procedure: `Wat bij een AO?'
1.10 Intern noodplan Inhoud noodplan
1.11 Eerste Hulp Risicoanalyse Eerste Hulp
Vastleggen Eerste Hulp maatregelen
Voldoende gekwalificeerd personeel
Commentaar Een arbeidsongeval is een noodsituatie waarvoor schriftelijke instructies moeten worden opgemaakt, toegelicht en toegepast: • Welke stappen dienen er chronologisch te worden genomen? • Wie moet men contacteren en hoe? • Wat moet men melden? • Welke informatie moet worden verstrekt aan de eventuele hulpdiensten? • Wat moet men doen in afwachting van de komst van de hulpdiensten?
In elke onderneming dient er een intern noodplan te worden opgemaakt gebaseerd op de resultaten van de risicoanalyse. Afhankelijk van de karakteristieke risico's in de onderneming zal een aangepast plan moeten worden opgemaakt. Dit noodplan kan betrekking hebben op o.a.: • Brandbestrijding en evacuatie • Explosies • Chemische ongevallen • Besmettingen • Milieuvervuiling door lekken, • ... Deze noodplannen moeten voorwerp uitmaken van opleiding en oefening.
Elke onderneming dient een risicoanalyse te maken in het kader van Eerste Hulp. Het doel hiervan is het garanderen van een spoedige en oordeelkundige hulpverlening voor slachtoffers van traumatische en niet traumatische gebeurtenissen die een medische interventie vereisten. Voor het uitvoeren van deze risicoanalyse baseert men zich o.a. op; • De specifieke risico's zich aandienen per werkpost • De arbeidsongevallen van de laatste 3 jaar • De Eerste Hulp-tussenkomsten van de laatste 3 jaar Op basis van de risicoanalyse dienen in overleg met de Interne en Externe Dienst PBW, met de arbeidsgeneesheer en met het Comité PBW de noodzakelijke maatregelen te worden vastgelegd. • Opstellen procedure Eerste Hulp • Voorzien van de nodige middelen • Voorzien in voldoende gekwalificeerd personeel. De werkgever dient ervoor te zorgen dat voldoende gekwalificeerd personeel aanwezig is in de onderneming. Dit zal o.a. afhangen van: • Het aantal aanwezige werknemers • De arbeidstijden • De resultaten van de risicoanalyse De opleiding dient te worden gegeven door een erkende organisator en jaarlijks te worden opgefrist. Voor de D-bedrijven is deze basisopleiding niet verplicht en kan de werkgever één of meerdere werknemers aanduiden of zelf instaan voor de verzorging.
p. 20/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Eerste Hulp lokaal
Gebruik van het Eerste Hulp-lokaal
Eerste Hulpmateriaal
Registratie van de Eerste Hulp-tussenkomsten
Eerste Hulp voor derden in de onderneming
Commentaar In alle A, B en C-bedrijven dient een verzorgingslokaal te worden voorzien, behalve indien uit de risicoanalyse blijkt dat dit niet noodzakelijk is. Het lokaal moet aan o.a. volgende eisen voldoen: • Het bevindt zich in de onmiddellijke nabijheid van de werkplaats • Het wordt uitsluitend hiervoor gebruikt • Het is voldoende proper, verlicht, verlucht en verwarmd • Het nodige materiaal bevindt zich daar • Men beschikt over koud en warm stromend water • Het is voorzien van een telefoon en een lijst met de belangrijkste nummers • Er bevindt zich een overzicht met instructies voor de belangrijkste verzorgingen • Indien er gevaarlijke producten gebruikt worden, moeten kopies van de veiligheidsinformatiebladen aanwezig zijn in het verzorgingslokaal • Het lokaal is aangeduid met het vereiste pictogram Het verzorgingslokaal mag enkel voor dat doel worden gebruikt. Op advies van de arbeidsgeneesheer mag het lokaal ook gebruikt worden als verpozingslokaal voor zwangere werkneemsters en als borstvoedingslokaal. Op basis van de risicoanalyse dient te worden bepaald welk Eerste Hulpmateriaal noodzakelijk is. Het advies van de arbeidsgeneesheer is hier van groot belang. Het materiaal dient regelmatig te worden nagezien en aangevuld indien nodig. Medicatie hoort niet thuis is de verbanddozen. Elke Eerste Hulp-tussenkomst dient te worden geregistreerd met vermelding van: • Naam van het slachtoffer • Naam van de persoon die de verzorging verstrekte • Datum van de interventie • Aard van de interventie (oorzaak, aard van het letsel, aard van de verzorging, follow-up,...) Dit register geeft nuttige informatie over de aanwezige risico's en kan ervoor zorgen dat de hulpverlening maximaal kan worden geoptimaliseerd. Al de maatregelen die werden vastgelegd op basis van de risicoanalyse moeten ook de nodige garantie bieden voor derden die zich toevallig ook op de arbeidsplaats bevinden zoals aannemers, bezoekers, studenten enz. Plaatsen die, door de aard ervan, bestemd zijn om toegankelijk te zijn voor het publiek maar die ook arbeidsplaatsen zijn, zoals ziekenhuizen, winkels,…, worden hier niet bedoeld.
p. 21/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp 2. GEZONDHEID 2.1 Asbest Asbestinventaris
Commentaar
Elk bedrijf dient sedert 1/1/95 te beschikken over een asbestinventaris. Hierin worden alle asbesttoepassingen in het bedrijf opgesomd en beschreven naar soort, vorm en toestand waarin ze zich bevinden. Indien er inderdaad asbest aanwezig is, wordt in het bijhorende beheersplan bepaald wat er met het asbest moet gebeuren om de werknemers te beschermen. De arbeidsgeneesheer voegt hier zijn advies bij. De inventaris en het beheersplan dienen actueel te worden gehouden een jaarlijks nazicht is dan ook noodzakelijk. De inventaris moet ter beschikking zijn van de arbeidsgeneesheer en van de dienst toezicht welzijn op het werk. Wanneer externe bedrijven werkzaamheden uitvoeren, dient de inventaris of een uittreksel ervan tegen ontvangstbewijs te worden overhandigd aan de werkgever van het extern bedrijf, zodanig dat hij het nodige kan doen om zijn werknemers maximaal te beschermen.
2.2 Biologische agentia Risicoanalyse biologische agentia
Tetanus
Indien de werknemers kunnen worden blootgesteld aan biologische agentia zoals bacteriën, virussen, schimmel, parasieten e.d. dient een risicoanalyse te worden opgemaakt. Afhankelijk van het risico moeten de nodige maatregelen worden genomen: • Blootstelling vermijden • Voorzien van vaccinatie indien nodig en beschikbaar • Voorzien van de nodige collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen • Voorzien in gezondheidstoezicht. Het is noodzakelijk de arbeidsgeneesheer te betrekken bij deze risicoanalyse. De werknemers die in contact kunnen komen met aarde, vuilnis, ... worden gevaccineerd tegen tetanus. Volgend vaccinatieschema dient te worden gevolgd: • De eerste twee vaccinaties met 1 maand tussen • Een derde na 1 jaar • De vierde en volgende om de 5 à 10 jaar U kunt hiervoor een beroep doen op uw arbeidsgeneesheer.
p. 22/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Veteranenziekte
2.3 Fysische agentia Lawaai
Commentaar Een aërosolvormende waterinstallatie kan risico bieden tot een besmetting met de veteranenziekte. Het inademen van besmette waternevel is hiervan de oorzaak. Besmettingen kunnen o.a. optreden wanneer water langdurig stilstaat in de leidingen, wanneer de temperatuur niet voldoende hoog of laag is, de installatie onvoldoende wordt onderhouden, ... Om dit te voorkomen dienen de nodige maatregelen te worden genomen: • Zorg ervoor dat de installatie legionellaveilig is (vraag een attest); • Bewaak de watertemperatuur (de bacterie groeit het best tussen 25°C en 55°C); • Spoel regelmatig de leidingen met stilstaand water door; • Neem regelmatig monsters voor analyse; • ... Voor installatie die voor het publiek toegankelijk zijn, dient de uitbater een 'legionellabeheersplan' op te bouwen en toe te passen dat voldoet aan specifieke eisen. Het is niet van toepassing voor die plaatsen waar alleen systemen aanwezig zijn voor de spoeling van de toiletten en/of wastafels zonder aangesloten douchesysteem.
Lawaai kan o.a. leiden tot een gehoorstrauma en tot lawaaidoofheid. Het nodige dient te worden gedaan om lawaai te bestrijden aan de bron en de schade door lawaai te voorkomen. Hiervoor dienen volgende maatregelen te worden genomen: • Kiezen van lawaaiarm gereedschap (het lawaainiveau staat vermeld in de specificaties) • Kiezen voor een lawaaiarme methode • Lawaaibronnen isoleren of absorptiemateriaal aanbrengen • Beperken van het aantal blootgestelden (lawaai in een aparte werkplaats) en beperken van de blootstellingsduur • Verstrekken van geschikte gehoorbescherming en verstrekken van informatie (vanaf gemiddelde blootstelling aan 80 dB(A) of bij blootstelling aan pieklawaai van 135 dB(C)) • Gehoorbescherming verplicht te dragen en een beheersingsplan uitwerken vanaf een gemiddelde blootstelling aan 85 dB(A) of pieklawaai van 137 dB(C) • Medisch toezicht noodzakelijk afhankelijk van het lawaainiveau en de blootstellingsduur
2.4 Kunstmatige optische straling Kunstmatige optische Elke onderneming dient een risicoanalyse te maken met betrekking tot de straling blootstelling aan kunstmatige optische straling (zichtbaar licht, UV- en IRlicht en laserstraling). In een aantal gevallen kan de blootstelling aan deze straling leiden tot ongevallen, gezondheidsschade, brand of explosie. Volgende stappen dienen te worden ondernomen: • Inventariseren van de bronnen • Bepalen van de blootstelling • Indelen in categorieën • Uitvoeren van de risicoanalyse (eventueel aangevuld met metingen) • Vastleggen van de preventiemaatregelen
p. 23/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp Commentaar 2.5 Schadelijke dampen en gassen Dampen/gassen Bij blootstelling aan schadelijke dampen en gassen worden de passende beschermende maatregelen genomen waarbij deze volgorde wordt gerespecteerd: • keuze van producten met een zo laag mogelijke schadelijkheid • keuze van aangepaste werkmethodes • gebruik van aangepaste collectieve beschermingsmiddelen • gebruik van aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen • vorming en opleiding van de werknemers • voorzien van gepaste noodprocedures en interventiemiddelen 2.6 Schadelijk stof, nevel en rook Stof/rook/nevel Bij blootstelling aan schadelijk stof, nevel of rook worden de passende beschermende maatregelen genomen waarbij deze volgorde wordt gerespecteerd: • keuze van producten met een zo laag mogelijke schadelijkheid • keuze van aangepaste werkmethodes • gebruik van aangepaste collectieve beschermingsmiddelen • gebruik van aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen • vorming en opleiding van de werknemers • voorzien van gepaste noodprocedures en interventiemiddelen 2.7 Klimatologische omstandigheden Risicoanalyse Thermische Elke werkgever dient een preventieve risicoanalyse uit te voeren van de Omgevingsfactoren thermische omgevingsfactoren op de arbeidsplaats. Indien nodig moeten bijkomende metingen worden uitgevoerd. Bij deze risicoanalyse besteden we extra aandacht aan de kwetsbare groepen zoals zwangere werknemers, jongeren en werknemers die nacht- of ploegenarbeid verrichten. Het doel van deze risicoanalyse en bijhorende maatregelen is ervoor zorgen dat de thermische omgevingsfactoren aangepast zijn aan de aard van het werk, deze geen risico's veroorzaken en het nodige comfort wordt gegarandeerd. Er wordt tevens gezorgd voor de nodige informatie en opleiding voor de werknemers. Noodzakelijke Indien de oorzaak van de overmatige warmte van technologische maatregelen bij oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: overmatige warmte • Voorzien van afzuiging / ventilatie; • Voorzien van schermen of beschermende kledij; • Indien vorige maatregelen ontoereikend zijn, voorzien in de nodige rusttijden; • Gratis verstrekken van aangepaste frisdranken in overleg met de arbeidsgeneesheer. Indien de overmatige warmte van klimatologische oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: • Wanneer de warmte langer dan 48 uren aanhoudt, voorzien in kunstmatige verluchting; • Wanneer de overschrijding blijft duren, voorzien in een regime van beperkte aanwezigheid en het voorzien in rustpauzes; • Gratis verstrekken van aangepaste frisdranken in overleg met de arbeidsgeneesheer; • Blootstelling aan rechtstreekse zonnestraling wordt beperkt door aanpassing arbeidstijden of het voorzien van collectieve of persoonlijke bescherming; Wanneer kortdurende interventies nodig zijn in een warme zone, worden in overleg met de arbeidsgeneesheer de nodige maatregelen vastgelegd.
p. 24/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Noodzakelijke maatregelen bij te lage temperatuur
Gezondheidstoezicht bij afwijkende thermische omgevingsfactoren
2.8 Huid Huidrisico-algemeen
Commentaar Indien de overmatige koude van technologische oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: • De werknemers krijgen aangepaste kledij en persoonlijke beschermingsmiddelen; • Er worden technologische middelen voorzien om de kledij te kunnen drogen; • De luchtstroom wordt zoveel mogelijk beperkt; • Er worden passende warme dranken te beschikking gesteld; • Indien nodig, worden in overleg met de arbeidsgeneesheer rustpauzes voorzien. Indien de overmatige koude van klimatologische oorsprong is, dienen volgende maatregelen te worden genomen: • Vanaf 1 november tot 31 maart wordt voor de open lokalen of voor de werkplaatsen in open lucht de nodige verwarming voorzien. Vanaf een temperatuur van 5°C of minder dienen deze ook in werking te worden gesteld. Mits het akkoord van het Comité PBW is het ook toegestaan om deze verwarmingstoestellen te voorzien in lokalen of voorlopige constructies, zodat de werknemers zich met tussenpozen kunnen gaan verwarmen; • Exploitanten van winkels mogen bij een buitentemperatuur lager van 5°C geen personeel tewerkstellen aan toonbanken of winkelbanken buiten; • Bij een buitentemperaturen van minder dan 10°C moeten deze toonbanken voorzien zijn van een verwarmingsinrichting, tenzij de werknemers zich kunnen gaan verwarmen en dient een isolerende vloer te worden voorzien en dienen de werknemers te worden beschermd tegen weer en wind; • De werknemers die in deze omstandigheden moeten werken, mogen dit niet doen voor 8 uur of na 19 uur, niet langer dan 2 uren zonder onderbreking van minstens 1 uur en ook niet langer dan 4 uren per dag. Periodiek gezondheidstoezicht is nodig in volgende gevallen: • Werknemers die werken in een thermische omgeving lager dan 8°C; • Werknemers die werken in een thermische omgeving waarbij de grenswaarden voor overmatige warmte worden overschreden (grenzen afhankelijk van de mate van fysieke arbeid); • Werknemers die gewoonlijk buiten werken.
Om de risico's voor huidaandoeningen door gebruik van o.a. chemische agentia te beperken worden de nodige maatregelen genomen: • keuze van huidvriendelijke producten • keuze van een aangepaste werkmethode waarbij het huidcontact maximaal wordt beperkt • voorzien van huidvriendelijke huidreinigers • indien nodig het voorzien van beschermende crèmes • voorzien van aangepaste handschoenen
p. 25/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp Commentaar 3. ARBEIDSHYGIËNE 3.1 Risicoanalyse chemische agentia Risicoanalyse Elk bedrijf dat gebruik maakt van chemische agentia dient hierover een risicoanalyse te maken om de risico’s voor het welzijn in kaart te kunnen brengen. Op basis van deze risicoanalyse dienen de nodige preventiemaatregelen te worden genomen: • Het gebruik vermijden en kiezen voor het minst schadelijke • Voorkeur geven aan maatregelen aan de bron (collectieve maatregelen) • Indien ontoereikend, kiezen voor de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen • Indien nodig, voorzien van gezondheidstoezicht en metingen • Werknemers voldoende informeren en opleiden • Voorzien in gepaste noodmaatregelen 3.2 Etikettering, documentatie, vorming en opleiding Lijst gevaarlijke Elk bedrijf dient te beschikken over een lijst met de gebruikte gevaarlijke producten producten. In deze lijst dienen volgende gegevens te worden opgenomen: • Naam van de producten; • Waarvoor de producten worden gebruikt; • Voornaamste risico's; • Plaats waar ze opgeslagen zijn. Veiligheidsinformatieblad Van elk van deze producten dient een veiligheidsinformatieblad aanwezig te zijn. De leverancier of fabrikant dient dit gratis te verstrekken aan de professionele gebruiker. Deze veiligheidsinformatiebladen dienen ook ter beschikking te zijn van de werknemers. Het veiligheidsinformatieblad dient te zijn opgesteld in de Nederlandse taal. Etikettering gevaarlijk Elk recipiënt met gevaarlijke producten (ook de zelf afgevulde) dient te zijn producten voorzien van een Nederlandstalig etiket voorzien van volgende gegevens: • Naam van het product; • Pictogrammen die van toepassing zijn (maximum 2); • R-zinnen (risicozinnen); • S-zinnen (veiligheidszinnen); • Naam en adres van fabrikant of leverancier Voor de producten die voldoen aan de GHS etikettering dienen volgende gegevens te worden voorzien: • Naam van het product; • Het signaalwoord ('gevaar' of 'waarschuwing'); • H-zinnen (Hazard statements = gelijkaardig aan de risicozinnen); • P-zinnen (Precaution statements = gelijkaardig aan veiligheidszinnen); • Pictogrammen; • naam en adres fabrikant. De nieuwe GHS-etikettering zal stelselmatig de oude etikettering vervangen. Opleiding omgaan met De werknemers moeten kunnen beschikken over de chemische agentia veiligheidsinformatiebladen en hebben een opleiding gekregen: • Algemene opleiding ivm het herkennen van gevaarlijke producten en het interpreteren van de etikettering,...) • Informatie over de risico's die met het gebruik verbonden zijn (brand, schadelijkheid, explosie, huidproblemen, oogletsels, onverwachte reacties, ...) • Informatie wat moet gedaan worden als er iets fout gaat (brandbestrijding, eerste hulp, opruimen, ...) • Welke PBM's noodzakelijk zijn. Deze opleiding dient schriftelijk te worden ondersteund.
p. 26/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Gebruik voedingsrecipiënt
Commentaar Om vergissingen en ongevallen te voorkomen dienen de gevaarlijke producten te worden opgeslagen in geschikte recipiënten - zeker niet in recipiënten die ook voor voeding worden gebruikt (bokalen, flessen, ...).
3.3 Opslag gevaarlijke producten Opslag gevaarlijke De opslag van de gevaarlijke producten dient aangepast te zijn aan de producten risico's: • Voldoende brandveilig; • Niet toegankelijk voor onbevoegden; • In aangepaste (bij voorkeur originele) gesloten verpakking; • Voorzien van een aangepaste verluchting; • Producten die met mekaar kunnen reageren apart; • Voorzien van de nodige aangepaste absorptiemiddelen en afvalbak voor de verwijdering van gemorste producten: • ... 4. ERGONOMIE 4.1 Bewegingsapparaat Schade bewegingsapparaat
4.2 Repeterende bewegingen Voorkomen van overbelastingsletsels bij repeterende bewegingen
Het manipuleren van zware en / of omvangrijke en moeilijk vast te nemen lasten kan leiden tot schade aan het bewegingsapparaat: • Vermijd het manipuleren van deze lasten; • Indien dit niet mogelijk is, voorzie de nodige geschikte hulpmiddelen; • Voorzie de nodige instructies voor het gebruik van deze hulpmiddelen; • Voorzie een tilopleiding voor de werknemers.
Het ontstaan van deze klachten aan het bewegingsapparaat kan worden voorkomen door: • Het vermijden van kort-cyclische activiteiten; • Het voorzien van voldoende afwisseling in de taak; • De kracht die hierbij nodig is, te beperken.
p. 27/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp Commentaar 4.3 Mechanische trillingen en schokken Trillingen - schokken Blootstelling aan trillingen kan gezondheidsschade veroorzaken aan o.a. bloedvaten, botten, gewrichten, zenuwen, spieren en de wervelzuil. Volgende acties moeten worden genomen: • Inventariseren waar en wanneer er blootstelling is aan mechanische trillingen; • Beoordeling van het risico, eventueel door het uitvoeren van gerichte metingen door een deskundige. Bij de risicobeoordeling houdt de werkgever rekening met: • Het niveau, de aard en de duur van de trillingen of schokken; • De vastgestelde grenswaarde; • De mogelijke gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid; • De indirecte gevolgen voor de veiligheid van de werknemers door wisselwerking op de arbeidsplaats of arbeidsmiddel; • Informatie van de fabrikant van het arbeidsmiddel m.b.t. trillingen; • Het bestaan van vervangende uitrusting die de blootstelling vermindert; • Bijzondere beïnvloedende arbeidsomstandigheden (o.a. temperatuur); • Door gezondheidstoezicht verkregen informatie. Het overschrijden van de geldende grenswaarde is in ieder geval niet toegelaten - in voorkomend geval neemt de werkgever onmiddellijk maatregelen. Er is een overgangsperiode van toepassing voor arbeidsmiddelen die voor 1 juli 2007 ter beschikking zijn gesteld en waarbij de grenswaarde voor blootstelling gezien de laatste technische ontwikkeldingen en/of ondanks de uitvoering van organisatorische maatregelen niet in acht genomen kunnen worden. De vrijstelling eindigt op 6 juli 2010 (voor land- en bosbouw op 6 juli 2014). Volgende maatregelen moeten worden genomen: • Kiezen van alternatieve werkmethode; • Keuze van ergonomisch goed ontworpen arbeidsmiddelen; • Hulpmiddelen om het risico te verminderen (dempende handvatten, aangepaste stoel, ...); • Voorzien van passend onderhoud; • Ontwerp en indeling arbeidsplaats en werkpost aanpassen; • Informatie en voorlichting geven aan de werknemers; • blootstelling beperken in duur en intensiteit; • Voorzien van voldoende rustpauzes; • Passende kledij om de invloed van de arbeidsomstandigheden te beperken; • Voorzien in passend gezondheidstoezicht. 4.4 Langdurig plaatselijke druk Langdurige plaatselijke druk
4.5 Statische belasting Ongunstige werkhouding
Een langdurige druk kan op termijn leiden tot ernstige klachten (vb. op de knieën werken). Ter voorkoming van dit letsel kunnen volgende maatregelen worden genomen: • Vermijd de langdurige blootstelling door voldoende afwisseling in te bouwen in de taak; • Maak gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (vb. kniebeschermers of een kniekussentjes).
Ongunstige werkhoudingen kunnen leiden tot schade aan het bewegingsapparaat: • Vermijd het langdurig werken in een ongunstige houding door voldoende afwisseling in te bouwen in het takenpakket; • Gebruik, waar mogelijk, hulpmiddelen.
p. 28/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Langdurig staan
4.6 Beeldschermwerk Beeldschermrisicoanalyse
5 BIJZONDERE CATEGORIEËN 5.1 Derden Werken met derden
Commentaar De werkgever moet voor elke activiteit die staand wordt verricht een risicoanalyse uitvoeren rekening houdend met: • Duur van het staande werk; • intensiteit van de blootstelling aan deze statische belasting. Indien blijkt dat deze activiteiten risico's inhouden voor het welzijn van de werknemers dienen beschermende maatregelen te worden uitgewerkt en toegepast: • Voorzien van een comfortabele rustzitplaats die met tussenpozen kan worden gebruikt (minstens 15 minuten per helft van de arbeidsdag en te gebruiken ná ten vroegste 1,5 uren werken en vóór 2,5 uren werken); • Rustzitplaats moet gemakkelijk bereikbaar zijn; • Indien dit niet mogelijk is, dient te werkgever ervoor te zorgen dat de werknemer met tussenpozen zittend werk kan doen op een werkzitplaats. Wanneer de activiteiten ook zittend kunnen worden uitgevoerd, dient de werkgever een comfortabele `werkzitplaats' te voorzien. De werknemers dienen te worden ingelicht van alle maatregelen die worden genomen.
Alle beeldschermwerkposten dienen voorwerp uit te maken van een risicoanalyse en het nodige dient te worden gedaan zodanig dat de werkposten voldoen aan de gestelde minimumeisen. Werknemers die een aanzienlijk deel van hun normale werktijd werken met beeldschermen zijn onderworpen aan gezondheidstoezicht.
Door de welzijnswet van 4 augustus 1996 dient de verantwoordelijkheid voor de veiligheid en de gezondheid van werknemers en zelfstandigen die in onderaanneming werken, duidelijk vastgelegd tussen de opdrachtgever en de uitvoerder van de werken: • Zo moet de opdrachtgever een uitvoerder kiezen die veilig werkt. In de praktijk kan hij allerlei attesten en bewijzen opvragen. • Daarenboven moet de opdrachtgever met de uitvoerder een overeenkomst sluiten over de veiligheids- en gezondheidsvereisten die eigen zijn aan zijn bedrijf. Het gaat bijvoorbeeld over het verbod op open vuur op bepaalde plaatsen, over de verplichting steeds een masker bij de hand te hebben of over de noodzaak vooraf medisch onderzocht te zijn...
5.2 Werknemers jonger dan 18 jaar (exclusief student-werknemers, stagiairs en leerovereenkomsten) Jongeren (-18) Wanneer jongeren worden tewerkgesteld, dient men rekening te houden met de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijke ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring; • Bepalen van de verboden werkzaamheden (indien jonger dan 18 jaar) op basis van de vastgelegde lijst, zoals vb.: het werken met hefwerktuigen.
p. 29/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp 5.3 Student-werknemers Student-werknemer
Commentaar Wanneer student-werknemers worden tewerkgesteld dient men rekening te houden met de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijk ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring; • Bepalen van de verboden werkzaamheden op basis van de vastgelegde lijst met beperkte uitzondering (indien student 18 jaar is of indien de taken voorzien zijn in zijn schoolse opleiding): zij worden niet betrokken in het besturen van gemotoriseerde transportwerktuigen.
5.4 Leerovereenkomsten (inclusief deeltijds leren, deeltijds werken jonger dan 25 jaar) Leerovereenkomst Wanneer werknemers met een leerovereenkomst worden tewerkgesteld dient men rekening te houden met de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijk ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring; • Bepalen van de verboden werkzaamheden op basis van de vastgelegde lijst met uitzondering van die taken, voorzien in de opleiding. Gezondheidstoezicht door de arbeidsgeneesheer is noodzakelijk: • Voor de eerste tewerkstelling als werknemers met leerovereenkomst (bij de eerste werkgever) én enkel indien jonger dan 18 jaar; • Verder gezet indien dit blijkt uit de resultaten van de risicoanalyse; • Voorzien van inentingen, indien nodig. 5.5 Stagiairs (inclusief overeenkomst werkopleiding) Stagiairs Wanneer stagiairs worden tewerkgesteld dient men rekening te houden met de risico's die hieraan verbonden zijn. Deze risico's houden verband met de leeftijd en daardoor het gebrek aan ervaring, maturiteit, onvoldoende lichamelijk ontwikkeling, ... Volgende zaken dienen o.a. te worden nageleefd: • Uitvoeren van een risicoanalyse van de uit te voeren taken met in het achterhoofd de gevolgen van de hiervoor genoemde beperkingen eigen aan de leeftijd en het gebrek aan ervaring; • Bepalen van de verboden werkzaamheden op basis van de vastgelegde lijst met uitzondering van die taken, voorzien in de opleiding; • Schriftelijke informatie-uitwisseling met de onderwijsinstelling; • Gezondheidstoezicht door de arbeidsgeneesheer is noodzakelijk: o Voor de eerste tewerkstelling als stagiair én enkel indien jonger dan 18 jaar; o Verder gezet indien dit blijkt uit de resultaten van de risicoanalyse; o Voorzien van inentingen, indien nodig. 5.6 Mindervaliden Mindervaliden
Wanneer mindervaliden worden tewerkgesteld, dient de arbeidsgeneesheer te worden geconsulteerd voor advies voor een passend werk.
p. 30/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp 5.5 Uitzendkrachten Interim-werkpostfiche
Commentaar
Wanneer uitzendkrachten worden tewerkgesteld dient, voor die uitzendkrachten waarvoor gezondheidstoezicht noodzakelijk is, een werkpostfiche te worden opgesteld. Hierin zijn volgende zaken opgenomen: • Beschrijving van de werkzaamheden; • Resultaten van de risicoanalyse; • Welke risico's en welke hinder het werk tot gevolg heeft; • Maatregelen in het kader van moederschapsbescherming; • Voor welke taken gezondheidstoezicht noodzakelijk is • Welke PBM's moeten worden gedragen. De arbeidsgeneesheer en de interne preventieadviseur worden betrokken bij het opstellen van de werkpostfiche. Deze fiche is het communicatiemiddel bij uitstek tussen inlener, uitzendkantoor en uitzendkracht. De uitzendkracht mag niet ingezet worden voor: • Asbestverwijderingen; • Begassingen; • Taken die niet vermeld staan op de werkpostfiche - in voorkomend geval dient een nieuwe werkpostfiche te worden opgesteld. Gezondheidstoezicht en Het onderzoek en de eventuele noodzakelijke vaccinaties dienen te vaccinatieplicht voor worden geregeld door het uitzendkantoor. Indien gewenst kan ook de uitzendkrachten arbeidsgeneesheer van de inlener hiervoor instaan indien hierover een akkoord werd gemaakt. De inlener dient in het bezit te zijn van een geldig formulier van de gezondheidsbeoordeling. Onthaal, info en Net als voor andere nieuwe werknemers dienen ook uitzendkrachten op opleiding voor een behoorlijke manier te worden onthaald en opgeleid om hun taken en uitzendkrachten opdrachten op een veilige en gezonde manier te kunnen uitvoeren. Persoonlijke Net als de gewone werknemers die worden tewerkgesteld, dienen de beschermingsmiddelen uitzendkrachten te kunnen beschikken over de noodzakelijke persoonlijke voor uitzendkrachten beschermingsmiddelen. Het is de inlener die instaat voor de aankoop, het onderhoud, de herstelling en de vervanging van deze persoonlijke beschermingsmiddelen. De gebruiksplicht wordt gegarandeerd door de hiërarchische lijn van de inlener. Werkkledij voor De uitzendkracht dient net als de gewone werknemers te beschikken over uitzendkrachten aangepaste werkkledij. Het is de inlener die instaat voor de aankoop, het onderhoud, de herstelling en de vervanging ervan. Naamlijst uitzendkrachten Er dient een lijst met namen van de uitzendkrachten die in het bedrijf actief zijn, aanwezig te zijn. De preventieadviseur dient hiervan te worden op de hoogte gebracht. Verder kan deze informatie ook worden opgevraagd bij acties van inspectiediensten.
6. MILIEU 6.1 Vergunning Milieuvergunning
Afhankelijk van een aantal factoren (o.a. het elektrisch vermogen) worden bedrijven ingedeeld in 3 klassen. Voor de klasse 1 en klasse 2 bedrijven is er een vergunningsplicht. Deze bedrijven dienen dan ook te beschikken over een geldige vergunning afgeleverd door respectievelijk de bestendige deputatie van de provincie of het college van burgemeester en schepenen van de gemeente. De voorwaarden die hierin worden vermeld, dienen te worden nageleefd.
p. 31/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp 6.2 Bedrijfsafval Afval sorteren en gescheiden ophalen
Afval-verbranden
Commentaar Het bedrijfsafval dient te worden gesorteerd en apart te worden gehouden voor een aangepaste verwerking. Elke onderneming dient te beschikken over contract voor de gescheiden ophaling van het afval. Verpakkingsafval dient eveneens apart te worden gehouden en niet verbrand.
6.3 Milieugevaarlijke producten Opslag van De in het bedrijf gebruikte milieugevaarlijke producten dienen aangepast te milieugevaarlijke worden opgeslagen: producten • Opslag van vaten op lekbakken of ingekuipt; • Producten die met elkaar kunnen reageren apart; • Beschermd tegen weersinvloeden. Voorzien van een Wanneer vloeistoffen worden gemorst dienen de nodige materialen te absorptiemiddel worden voorzien: • Geschikt absorptiemiddel; • Metalen (bij voorkeur) zelfsluitende bak voor het deponeren van het gebruikte absorptiemiddel; • Vanwege het mogelijk brandrisico dient het afval dagelijks te worden verwijderd uit de werkplaats; • Afval dient te worden beschouwd als bedrijfsafval en als dusdanig verwijderd. Stookolietank • Het nodige dient te worden gedaan ter voorkoming van schade door eventuele lekken (ingekuipt, dubbelwandig, ..) • De tank dient te worden voorzien van een overvulbeveiliging • De tank dient te worden gekeurd en te beschikken over een attest 7. PSYCHOSOCIALE ASPECTEN 7.1 Psychosociale belasting door het werk Risicoanalyse Elke onderneming dient een risicoanalyse te maken van de psychosociale risico’s te wijten aan arbeidsorganisatie, arbeidsinhoud, arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en interpersoonlijke relaties. Op basis van deze risicoanalyse dienen gepaste maatregelen te worden genomen om de risico’s tot een aanvaardbaar niveau te brengen. Het is belangrijk dat deze risicoanalyse op een participatieve wijze wordt uitgevoerd. Vertrouwenspersoon Elke onderneming kan ervoor opteren om een of meerdere interne vertrouwenspersonen aan te stellen (dit is niet verplicht behalve indien alle werknemersvertegenwoordigers in het Comité PBW hierom verzoeken). De vertrouwenspersoon dient te voldoen aan volgende eisen: • Hij mag geen lid zijn van het management van de onderneming • Hij mag geen syndicaal afgevaardigde zijn en geen deel uitmaken van het Comité PBW • Het mag wel de interne preventieadviseur zijn • Hij moet worden aanvaard door de werknemers (via Comité PBW, syndicale afvaardiging of via rechtstreekse participatie) • Hij moet een bijkomende opleiding hebben genoten
p. 32/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Preventieadviseur psychosociale aspecten
Procedures
Arbeidsreglement
Commentaar Elke onderneming dient te beschikken over een preventieadviseur psychosociale aspecten. Deze preventieadviseur dient aan volgende eisen te voldoen: • Hij mag geen lid zijn van het management van de onderneming • Hij mag geen syndicaal afgevaardigde zijn en geen deel uitmaken van het Comité PBW • Het mag wel de interne preventieadviseur zijn • Hij moet worden aanvaard door de werknemers (via Comité PBW, syndicale afvaardiging of via rechtstreekse participatie) • Hij moet beschikken over een universitaire sociale opleiding (vb.: psychologie, sociologie, pedagogie,…) • Hij moet een bijkomende en specifieke opleiding hebben genoten inzake arbeidsveiligheid en psychosociale aspecten Indien dit niet intern kan worden voorzien, dan kan dit via de Externe Dienst PBW. Bij ondernemingen met minder dan 50 werknemers moet de functie altijd worden waargenomen door iemand van de Externe Dienst PBW. Er moeten duidelijke procedures worden voorzien zodat de werknemers in de gelegenheid zijn om een ‘verzoek tot een psychosociale interventie’ te kunnen doen. Dit verzoek kan betrekking hebben op alle aspecten van het psychosociaal welzijn op het werk. Na het eerste contact (binnen 10 kalenderdagen) met de vertrouwenspersoon of bij de preventieadviseur psychosociale aspecten kan door de betrokkene gekozen worden voor een informele, dan wel voor een formele interventie zijn. Een informeel verzoek kan worden ingediend bij zowel de vertrouwenspersoon als bij de preventieadviseur psychosociale aspecten. Een formeel verzoek kan uitsluitend bij de preventieadviseur psychosociale aspecten. Aan het arbeidsreglement moet een bijlage worden gevoegd die de aspecten met betrekking tot de psychosociale risico’s bevatten. Dit zijn o.a.: • Definities van de begrippen • Informatie over de risicoanalyse psychosociale aspecten en de bijhorende beheersmaatregelen • Contactgegevens van de vertrouwenspersonen (indien aanwezig) en de preventieadviseur psychosociale aspecten. • De procedure die moeten worden gevolgd voor het indienen van een informeel of formeel verzoek • De procedure, te volgen indien feiten door derden worden gesteld • Informatie over de externe procedures met tussenkomst van het Toezicht op het Welzijn op het Werk • Sancties bij het stellen van ongewenst gedrag en bij misbruik van de interne procedures
p. 33/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Feitenregister
Commentaar Wanneer de werknemers contact hebben met derden, dient een feitenregister te worden voorzien waarin feiten van geweld, pesten en ongewenst seksueel gedrag, gesteld door deze derden, kunnen in worden genoteerd. Dit register wordt bijgehouden door ofwel de vertrouwenspersoon ofwel de preventieadviseur psychosociale aspecten. Indien er geen vertrouwenspersoon aanwezig is in de onderneming en de preventieadviseur psychosociale aspecten maakt deel uit van de Externe Dienst PBW, wordt het register bijgehouden door de interne preventieadviseur belast met de leiding van de Interne Dienst PBW. In het register worden de feiten beschreven. De identiteit van de betrokken werknemer wordt niet opgenomen, behalve indien hij hier wel mee instemt. Volgende personen hebben inzagerecht in het register: • De werkgever • De vertrouwenspersoon en de preventieadviseur psychosociale aspecten • De interne preventieadviseur die de leiding heeft over de Interne Dienst PBW • De met het toezicht belaste ambtenaar (Toezicht op het Welzijn op het Werk) De verklaringen in het register dienen 5 jaar te worden bewaard. Nacht- en ploegenarbeid Met betrekking tot nacht- en ploegenarbeid dienen volgende zaken te worden uitgevoerd: • Uitvoeren risicoanalyse met aandacht voor verzwarende omstandigheden zoals lichamelijke of geestelijke belasting, oorzaken van verminderde waakzaamheid (vb. monotoon werk), oorzaken van verhoogde biologische activiteit (vb. zware lichamelijke belasting, werken in extreme warmte of koude, verhoogde noodzakelijke aandacht voor o.a. verzorgend personeel, ambulancier); • Uitwerken van beheersmaatregelen en deze opnemen in het globaal preventieplan; • Resultaten van de risicoanalyse en de beheersmaatregelen voorleggen aan het Comité PBW; • Voorzien van het noodzakelijke gericht gezondheidstoezicht: o Voor de aanvang van nacht- of ploegenarbeid; o Om de 3 jaar tot de leeftijd van 50 jaar (voor zover er voor andere risico's geen kortere frequentie noodzakelijk is); o Jaarlijks vanaf de leeftijd van 50 jaar • Eenzelfde graad van bescherming moet worden gegarandeerd - de beschikbaarheid van de diensten preventie en bescherming op het werk moet voldoende worden gewaarborgd; • Informatie verstrekken aan de werknemers.
p. 34/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp 7.2 Roken Roken
7.3 Alcohol en drugs CAO 100: Alcohol- en drugsbeleid
Commentaar Vanaf 1 januari 2006 is er een algemeen rookverbod van toepassing in alle werkruimten, trappen, gangen, ... en in de sociale voorzieningen. Het is alleen toegelaten te roken in die lokalen die expliciet voor roken zijn bestemd en als dusdanig zijn aangewezen. Om dit lokaal in te richten dient de werkgever vooraf het advies te vragen aan het comité PBW. Dit lokaal is geen recht voor de rokers. Het gebruik van dit rokerslokaal mag geen ongelijke behandeling van de niet-rokers tot gevolg hebben. De werkgever is niet verplicht: • De kosten te dragen voor het stoppen met roken; • Een sensibiliserings- en informatiecampagne te voeren; • Programma's voor rechtstreekse bijstand bij het stoppen te ontwikkelen; • Info te verstrekken over gespecialiseerde instellingen die kunnen begeleiden bij het stoppen De geldende regels moeten ook worden gecommuniceerd naar derden die toegang hebben tot de bedrijfslokalen (bezoekers, externe firma's,...)
Elke werkgever uit de privésector dient een preventief alcohol- en drugsbeleid uit te werken. Het doel hiervan is het disfunctioneren op het werk ten gevolge van alcohol-, drugs- en medicatiegebruik bespreekbaar te maken, te voorkomen en indien nodig te verhelpen. Hiertoe dient de werkgever tegen 1 april 2010 acties ondernemen: •
•
• • •
Algemeen: o De uitgangspunten en de doelstellingen van het beleid bepalen o Opmaken van een beleids- en intentieverklaring o Regels opstellen mbt de beschikbaarheid, het binnen brengen en het werkgerelateerde gebruik van alcohol en drugs o Procedures uitwerken mbt het disfunctioneren tgv het gebruik, de mogelijkheden tot vaststellen van het gebruik en de wijze waarop werkonbekwame werknemers naar huis worden gevoerd Overleg plegen: o Informatieplicht aan ondernemingsraad en comité PBW (met beperkte adviesbevoegdheid) - indien hieraan ontbreekt, met de vakbondsafvaardiging en indien dat ook ontbreekt met de werknemers rechtstreeks o Overleg met de interne en/of externe dienst PBW Voorlichting geven o Bij indiensttreding en verder indien nodig o Opnemen in het arbeidsreglement Opleiding voorzien mbt opdrachten, verplichtingen, verantwoordelijkheden en middelen van de werknemers en hiërarchische lijn Varia: o Werknemers en hiërarchische lijn hebben een aantal verplichtingen na te komen o De preventieadviseur heeft een belangrijke signaalfunctie o Het beleid moet door de werkgever regelmatig worden geëvalueerd o Het comité moet worden betrokken bij de evaluatie via het dynamische risicobeheersingssysteem, globaal preventieplan en jaarlijks actieplan
p. 35/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr. Onderwerp Commentaar 8. HYGIËNE EN VERFRAAIING VAN DE WERKPLAATS 8.1 Hygiëne en sociale voorzieningen PersoneelsDe werknemers dienen te beschikken over volgende accommodatie: accommodatie • Voldoende toiletten, gescheiden voor mannen en vrouwen en niet rechtstreeks toegankelijk via de werkplaats noch via de eetplaats; • Wasplaatsen, kleedkamers en eventueel douches, gescheiden voor mannen en vrouwen; • Een goed uitgeruste refter en eventueel een verpozingslokaal (apart van was- en kleedplaats); • Een rustlokaal voor zwangere werkneemsters en werkneemsters die borstvoeding geven. Deze accommodaties dienen degelijk te worden onderhouden. Wastafels en Om voldoende (handen)hygiëne te kunnen garanderen dienen de nodige handreiniging wasplaatsen te worden ingericht. Ze moeten aan volgende eisen te voldoen: • Voorzien van voldoende kranen - 1 kraan per 3 werknemers die gelijktijdig het werk beëindigen (verminderd tot 1 kraan per 5 werknemers indien de risico's beperkt zijn en het Comité PBW hiermee akkoord gaat); • De wastafels zijn, indien nodig voorzien van zowel koud als warm water; • Indien het wassen van de handen nodig is in de werkplaats zelf, dienen ook wastafels te worden voorzien nabij de werkpost; • Een aangepaste handenreiniger (bij voorkeur korrel- en solventvrij) en propere handdoeken (bij voorkeur papieren wegwerphanddoeken) worden gratis ter beschikking gesteld Voor de keuze van een aangepaste handenreiniger kan het advies worden ingewonnen van de arbeidsgeneesheer. Douches Indien nodig, stelt de werkgever ook douches ter beschikking (gescheiden voor mannen en vrouwen). Dit is nodig in volgende gevallen: • De werknemers worden blootgesteld aan overmatige warmte; • De werknemers sterk bevuilend werk verrichten; • De werknemers worden blootgesteld aan gevaarlijke chemische of biologische agentia. Eén douche dient te worden voorzien per groep van 6 werknemers die het werk gelijktijdig beëindigen. Deze douches moeten voldoende ruim zijn zodat de werknemers zich onder hygiënische omstandigheden ongehinderd kunnen wassen. Inrichten kleedkamers Indien kledijwissel noodzakelijk is, stelt de werkgever ook kleedkamers te verschikking, gescheiden voor mannen en vrouwen. De kleedkamers dienen aan volgende eisen te voldoen: • De werknemers dienen te beschikken over afsluitbare individuele kleerkastjes (behalve indien geen specifiek risico - dan volstaan een kleerhanger en een individueel vak); • Wanneer de werknemers worden blootgesteld aan vocht of vuil of wanneer er een risico is op intoxicatie of besmetting, dienen 2 individuele kleerkastjes te worden voorzien, zodanig dat de eigen kledij niet kan worden bevuild. Indien geen kleedkamers nodig zijn, dienen minstens kleerhangers te worden voorzien.
p. 36/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp Refter
Commentaar De werkgever voorziet een goed uitgeruste refter: • Voorzien van voldoende afwasbare tafels en stoelen (met leuning); • Voorzien van drinkwatervoorziening; • Er moet mogelijkheid zijn om de vaat te doen; • Voeding moet op een hygiënische manier kunnen worden opgeborgen; • Voedingsmiddelen moeten kunnen worden opgewarmd; • Een afsluitbare vuilnisbak moet worden voorzien. Een refter moet niet worden voorzien wanneer het Comité PBW hiermee akkoord gaat. Eten op kantoor mag, indien voldoende garanties worden geboden dat dit hygiënisch kan en indien de arbeidsgeneesheer en het Comité PBW hierover een voorafgaand akkoord hebben gegeven. Rustlokaal Indien uit de risicoanalyse blijkt dat een rustlokaal noodzakelijk is, voorziet de werkgever dit. Dit is zo in volgende gevallen: • De werknemers worden blootgesteld aan afwijkende thermische omgevingsfactoren waardoor rustpauzes moeten worden voorzien; • De werknemers worden blootgesteld aan lawaai en trillingen; • De werknemers verrichten zware fysieke arbeid (>410 watt); • De werknemers verrichten psychisch belastend werk; • De werknemers verrichten arbeid die wachtdiensten inhoudt; • De arbeidstijd is onderbroken over de dag; • De preventieadviseur en het Comité PBW achten het noodzakelijk. Het lokaal moet ofwel in een apart lokaal of in een bijgebouw van de refter worden ingericht en is beschermd tegen hinder. Het lokaal is voorzien van voldoende tafels en stoelen met leuning. Het aantal rustplaatsen moet minstens gelijk zijn aan het aantal werknemers die gelijktijdig van de ruimte gebruik moeten maken. Het lokaal wordt ook passend gesignaleerd. Rustlokaal voor zwangere Een onopvallend en gesloten lokaal wordt door de werkgever ter werkneemsters en beschikking gesteld om te worden gebruikt als rustlokaal voor zwangere gebruikt als werkneemsters en als lokaal om borstvoeding te geven of melk af te kolven borstvoedingslokaal in voldoende hygiënische omstandigheden. Het lokaal moet tevens uitgerust zijn met een voorziening om zich te wassen. Ter beschikking stellen De werkgever dient drinkwater of een andere aangepaste (alcoholvrije) van drank drank ter beschikking stellen van de werknemers. Werkkledij Voorwaarden gesteld aan de werkkledij: • Keuze op basis van risicoanalyse; • Eigenschappen waaraan de werkkledij moet voldoen: • Voldoende gezondheids- en kwaliteitswaarborgen; o Geen bijkomend risico (niet kunnen gegrepen worden door draaiende onderdelen, brandveilig, niet allergeen, slijtvast, niet scheurbaar, aangepast aan de seizoenen,...) o Opschriften aan de buitenzijde beperkt tot de naam van het bedrijf, naam van de werknemer en eventuele streepjescode (indien noodzakelijk). • De aankoop, het onderhoud, de herstelling en de vervanging is op kosten van de werkgever (het geven van een vergoeding of en premie is verboden, behalve*) • De werkkledij mag niet worden meegenomen naar huis behalve*: o Indien er gewerkt wordt op verschillende arbeidsplaatsen; o Indien het verbod om organisatorische redenen niet kan worden uitgevoerd; o Indien de werkkledij geen risico biedt voor de werknemer of zin directe omgeving (vb. besmettingsrisico, chemisch vervuild, ...). *Indien een algemeen bindende CAO is afgesloten.
p. 37/38 07/2007
TOELICHTING BIJ DE VRAGENLIJST BIJ RISICOANALYSE
Nr.
Onderwerp
8.2 Orde en netheid Onderhoud werkplaats
Commentaar
De werkplaats dient op regelmatige tijdstippen op een aangepaste manier te worden gereinigd (niet vegen maar bij voorkeur vochtig of met een stofzuiger). Hiertoe dient een onderhoudsprogramma te worden opgemaakt en gerespecteerd. Wanneer gemorst wordt, dient dit onmiddellijk te worden opgekuist.
9. MOEDERSCHAPSBESCHERMING 9.1 Risicoanalyse Risicoanalyse Elke werkgever dient in samenwerking met de arbeidsgeneesheer een moederschapsrisicoanalyse op te maken (en op papier te zetten), waarin aandacht wordt bescherming besteed aan de risico's verbonden aan zwangerschap en borstvoeding (ook wanneer hij geen vrouwen tewerkstelt). Volgende maatregelen zijn mogelijk: • Verplaatsing binnen het bedrijf of aanpassing van de werkpost • Verwijdering via de mutualiteit In het bepalen van de maatregelen dient rekening te worden gehouden met de restricties, zoals bepaald in het KB moederschapsbescherming. In geval van zwangerschap is het nodig de arbeidsgeneesheer zo vlug mogelijk te contacteren, zodanig dat het nodige kan worden gedaan.
p. 38/38 07/2007