Gids Productfiscaliteiten 2013
6 Pensioen
6
Pensioen
6.1
Pensioen
In dit hoofdstuk gaan we in op de fiscale aspecten van pensioen dat is opgebouwd in
6.2
Pensioensoorten
de relatie werkgever-werknemer.
6.3
Pensioenstelsels
6.4
Opbouwfase
6.5
Uitkeringsfase
6.6
Directeur-groot-aandeelhouder
6.7
Internationale aspecten van pensioen
6.8
Bijzondere onderwerpen
aparte paragraaf benoemen we de voorgestelde wijzigingen uit het Regeerakkoord.
Afkortingen en colofon
Daarna staan we stil bij de directeur-grootaandeelhouder (dga) en de internationale
Na een uitleg van het begrip pensioen komen de pensioensoorten, de pensioen stelsels en de pensioenopbouw aan de orde. De wijzigingen naar aanleiding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) zijn hierin verwerkt. In een
pensioenaspecten. Tot slot gaan we in op bijzondere onderwerpen zoals afkoop, inhaal en inkoop en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
drie pijlers
6.1 Pensioen 6.1.1 Inleiding Het Nederlandse stelsel van inkomensvoorzieningen bij ouderdom, overlijden en arbeidsongeschiktheid rust op drie pijlers: 1 overheidsvoorzieningen (AOW en Anw); 2 aanvullende voorzieningen uit een pensioenregeling uit een dienstbetrekking; 3 vrijwillige individuele voorzieningen. De eerste pijler heeft als doel ten minste te voorzien in een basisinkomen bij overlijden en ouder worden. Hierin voorzien de AOW en de Anw. De tweede pijler voorziet in een pensioen als aanvulling op het basisinkomen uit de eerste pijler. De derde pijler voorziet in privé getroffen voorzieningen. 6.1.2 AOW (1e pijler) Het recht op AOW ontstaat tussen de AOW-aanvangsleeftijd en de AOW-gerechtigde leeftijd en keert uit vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd.
AOW op daadwerkelijke dag van bereiken AOWgerechtigde leeftijd andere overheidsuitkeringen
situaties met ‘AOWinkomensgat’ 3
AOW-ingang op dag AOW-gerechtigde leeftijd Sinds 1 april 2012 wordt de AOW niet meer vanaf de 1e dag van de maand van het bereiken van de AOWgerechtigde leeftijd uitgekeerd, maar vanaf de daadwerkelijke dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. Enige gevolgen van de verschuiving van de AOW-ingangsdatum De verschuiving van de AOW-ingangsdatum heeft ook gevolgen gehad voor andere overheidsuitkeringen. De maximale einddatum van bijvoorbeeld een bijstandsuitkering en een werkloosheidsuitkering is verschoven naar de daadwerkelijke dag waarop de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt. In veel pensioenregelingen gaat het ouderdomspensioen in op de 1e dag van de maand van de 65e verjaardag. Daarnaast eindigen inkomensuitkeringen die door verzekeraars worden uitgekeerd vaak op de 1e dag van de maand van de 65e verjaardag. Omdat de AOW een afwijkende ingangsdatum heeft is in deze situaties sprake van een ‘AOW-inkomensgat’. SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
systematiek loonheffingen ongewijzigd
AOW-leeftijd in stapjes omhoog
Wat betreft de loonheffing (belastingen en premies) is in de systematiek niets veranderd. De ‘wisseldatum’ voor de toepassing van het tarief voor personen die al AOW-gerechtigd zijn, blijft de 1e dag van de maand van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. AOW-leeftijd omhoog Op 1 januari 2013 is de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) in werking getreden. Hierdoor is de AOW-leeftijd in 2013 met één maand verhoogd. Verdere verhoging gebeurt in stapjes. De verhoging bedraagt ook in 2014 en 2015 ieder jaar één maand. In de jaren 2016, 2017 en 2018 bedraagt de verhoging ieder jaar twee maanden en in het jaar 2019 komen daar drie maanden bij. Uiteindelijk is dan de AOW-leeftijd op 1 januari 2023 verhoogd naar 67 jaar. Schema AOW-leeftijd Jaar AOWleeftijd
2013 65 + 1 maand
2014 65 + 2
2015 65 + 3
2016 65 + 5
2017 65 + 7
2018 65 + 9
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
2019 66
2020 66 + 3
2021 66 + 6
2022 66 + 9
maanden
maanden
maanden
2023 67
AOW-leeftijd gekoppeld aan levensverwachting
Vanaf 2024 wordt een verdere verhoging gekoppeld aan de levensverwachting, welke elke vijf jaar wordt vastgesteld en bekendgesteld. De AOW-aanvangsleeftijd, de leeftijd waarop voor het eerst AOW wordt opgebouwd, wordt in hetzelfde tempo als de AOW-leeftijd verhoogd. Per 1 januari 2013 bedraagt deze 15 jaar en één maand.
andere wetgeving en AOW
Het gevolg van het verhogen van de AOW-leeftijd is dat ook allerlei andere wetgeving is aangepast. Met uitzondering van overgangsrecht en tijdelijke oudedagslijfrente geldt het volgende. Waar in wetgeving 65 jaar opgenomen was als de leeftijd waarop het recht op AOW ontstond, is ‘65 jaar’ vervangen door ‘AOWgerechtigde leeftijd als bedoeld in de Algemene Ouderdomswet’. Op die manier hoeft wetgeving door het jaarlijks verhogen van de AOW-leeftijd niet jaarlijks te worden aangepast. 6.1.3 Wat is pensioen (2e pijler)? Pensioen is uitgesteld loon. Om pensioen op te bouwen moet sprake zijn van een arbeidsverhouding. Daarnaast moet de werkgever een pensioen toegezegd hebben aan zijn werknemer(s). Het pensioen wordt opgebouwd in de relatie werkgever/werknemer. Een werkgever is niet verplicht om een pensioentoezegging te doen.
4
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Het pensioen is een inkomen bij ouderdom, overlijden of arbeidsongeschiktheid. De opbouw van pensioenaanspraken vloeit voort uit de arbeidsvoorwaarden. Het is een vorm van beloning. Dit kenmerk onderscheidt pensioen duidelijk van lijfrenten en sociale zekerheidsuitkeringen. omkeerregel hoofdregel Wet LB
6.1.4 Fiscale behandeling van pensioen (omkeerregel) Kenmerkend voor de fiscale behandeling van pensioen is de omkeerregel: de pensioenaanspraak is onbelast, de pensioenuitkering is belast. Dit in tegenstelling tot de hoofdregel van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB): de aanspraken zijn belast en de uitkeringen zijn vrijgesteld van belastingheffing. Om van de omkeerregel gebruik te kunnen maken, moet sprake zijn van pensioen in de zin van de Wet LB. Dit betekent dat pensioen moet voldoen aan de pensioenvormen die in deze wet zijn omschreven en qua omvang binnen de wettelijke grenzen dient te blijven. Wanneer hieraan niet wordt voldaan, is de pensioenregeling onzuiver en is de omkeerregel niet van toepassing. De waarde van de gehele aanspraak wordt dan belast tegen het progressieve tarief. Daarnaast is (maximaal) 20% revisierente verschuldigd over de waarde van de pensioenaanspraak. ieders erkende 6.1.5 Toegelaten aanb d zijn bij een wettelijk er ek rz ve t oe m g lin ge Een zuivere pensioenre zijn: en aanbieder. Toegelaten n bedrijfstak-, beroepsee als zo s, nd fo en io ns pe • een ‘professioneel’ fonds; r of ns ondernemingspe ioen icht erkende verzekeraa ez to el cie an fin t he op Wet • een op grond van de ng; te premiepensioenins lli enfonds of ‘professioneel’ pensio ) (e ds tzetting is van an nl ite bu n ee • het pensioen een voor r ve zo or vo ij, pp ha tsc dat de levensverzekeringsmaa verzekerd in de periode s wa r de er tvo ui en io die pens pensioen dat reeds bij drijf rland woonde; d is het verzekeringsbe werknemer niet in Nede eg vo be t da am ha lic nsioenfonds of n Financiën; • een buitenlands pe en door de minister va ez ew ng aa is t da en n uit te oefene n: nsioen-BV, een • en onder voorwaarde gevestigd, zoals een pe is nd rla de Ne in e di - de ‘eigen’ BV V; het holding of een werk-B van de werknemer die is) n oo rs pe k lij ur tu its dit een na - de werkgever (m end. pensioen heeft toegek
wettelijk erkende aanbieder
5
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
premiepensioeninstelling
geen biometrische of verzekeringstechnische risico’s
PPI mag geen pensioen uitkeren
overlijden
6.1.6 Premiepensioeninstelling (PPI) Op grond van een Europese richtlijn bestaat vanaf 1 januari 2011 de mogelijkheid om een PPI op te richten. Een PPI is bedoeld voor de uitvoering van (grensoverschrijdende) collectieve beschikbare premieregelingen binnen Europa. De PPI voert de beschikbare premieregelingen uit door middel van sparen of beleggen. De uitvoerings kosten van de PPI worden van de beschikbare premie afgetrokken of apart in rekening gebracht. De PPI mag zelf geen risico’s in verband met arbeidsongeschiktheid, overlijden en levensverwachting (zogenoemde biometrische en verzekeringstechnische risico’s) dragen. Daarom mag de beschikbare premie in de PPI alleen worden gebruikt voor de opbouw van ouderdomspensioen. De verzekering van andere pensioensoorten, zoals het partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen, maar ook de vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid, moet dus bij een andere partij worden ondergebracht, zoals een verzekeraar. De premie en kosten voor deze aanvullende pensioensoorten worden apart bij de werkgever in rekening gebracht. De deelnemer bouwt in de PPI een individueel pensioenkapitaal op. De deelnemer moet op de pensioen datum voor dit pensioenkapitaal een ouderdomspensioen aankopen. Een PPI mag geen pensioen uitkeren. Daarom moet de PPI het pensioenkapitaal op de pensioendatum overdragen aan een verzekeraar. De deelnemer kan zelf kiezen welke verzekeraar dit is. De hoogte van het ouderdomspensioen is onzeker, want deze is onder meer afhankelijk van de rentestand op de datum van pensioenaankoop. Als de deelnemer vóór de pensioendatum overlijdt, vervalt zijn tot op dat moment opgebouwde pensioen kapitaal aan de PPI. De PPI mag echter ook het opgebouwde pensioenkapitaal aan een verzekeraar overdragen, zodat de nabestaanden een partner- en/of wezenpensioen kunnen aankopen. Of dit kan is afhankelijk van de toezegging en moet blijken uit het pensioenreglement. De PPI staat net zoals iedere pensioenuitvoerder onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandse Bank (DNB) en moet ook over een vergunning van DNB beschikken. 6.1.7 Fiscale pensioenwetgeving door de jaren heen De belangrijkste pensioengerelateerde wetten zijn de Wet LB en de Pensioenwet (PW). De PW is op 1 januari 2007 ingegaan en heeft de Pensioen- en spaarfondsenwet (PSW) vervangen. Deze wetgeving is van juridische aard en wordt daarom niet verder behandeld. De Wet LB bevat de fiscale kaders van pensioen.
6
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Hieronder volgt een beknopt overzicht van de relevante perioden in de fiscale pensioenwetgeving. - Tot 1 juni 1999 In de Wet LB is beschreven waaraan pensioen fiscaal dient te voldoen. Volgens deze definitie mocht een pensioen niet uitgaan boven wat naar maatschappelijke opvattingen en mede in verband met diensttijd en genoten beloning redelijk moest worden geacht. Witteveen
70% in 35 jaar overgangsregeling tot 1 juni 2004
7
- Per 1 juni 1999: Wet fiscale behandeling van pensioenen Op deze datum is de Wet fiscale behandeling van pensioenen (ook wel aangeduid als Witteveen) in werking getreden. De algemene norm van een maatschappelijk redelijk pensioen is omgezet naar concrete normen voor onder meer de hoogte van pensioen en de toegestane afwijkingen daarop, de diensttijd, het pensioengevend loon, de ingangsdatum en vervroeging en uitstel van de ingangsdatum. Doel van de Wet fiscale behandeling van pensioenen is het individualiseren en flexibiliseren van pensioenregelingen. Enkele uitgangspunten • opbouw van ouderdomspensioen ter grootte van 70% van het laatstgenoten loon in 35 jaar; • ouderdomspensioen gemaximeerd op 100% van het laatstgenoten loon (inclusief AOW). Op grond van de overgangsregeling mocht een op 1 juni 1999 bestaande pensioenregeling tot 1 juni 2004 worden gehandhaafd, ook als deze buiten de grenzen van de Wet fiscale behandeling van pensioenen viel. Als echter een wijziging werd aangebracht op een meer dan ondergeschikt punt, moest de regeling vanaf het moment van wijziging worden aangepast aan de Wet fiscale behandeling van pensioenen. Sinds 1 juni 2004 moeten pensioenregelingen definitief ‘Witteveen’-proof zijn.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
pensioenopbouw is gericht op een pensioenleeftijd van 65 jaar
pensioenrichtleeftijd verhoogd naar 67 jaar per 1 januari 2014
pensioen in de zin van de Wet LB
8
- Per 1 januari 2005: Wet VPL De Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) heeft tot doel langer doorwerken te stimuleren. De Wet VPL maakt een einde aan de fiscale faciliëring van vervroegde uittredings- en vroegpensioenregelingen. Pensioenregelingen worden volgens de Wet VPL alleen fiscaal gefacilieerd als de pensioenopbouw gericht is op een pensioenleeftijd van 65 jaar. Bij een eerdere pensioenleeftijd moet actuariële herrekening plaatsvinden. Voor op 1 januari 2005 bestaande regelingen bleef het ‘oude’ fiscale regime tot 1 januari 2006 gelden. Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, hoeft niets te veranderen. De premies voor overbruggingspensioen, prepensioen en VUT blijven voor hen aftrekbaar. Voor deze groep mag ook een eerdere pensioenleeftijd dan 65 jaar, zonder actuariële herrekening, worden gehandhaafd. - Per 1 januari 2014: Wet VAP Op 1 januari 2013 is de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) in werking getreden. Voor pensioen betekent dit dat per 1 januari 2014 de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd van 65 naar 67 jaar. Het gevolg daarvan is dat de fiscale begrenzing wordt afgestemd op een in 37 jaar op te bouwen pensioen ter grootte van 70% van het laatstverdiende loon. Bij een eerdere pensioenleeftijd moet actuariële herrekening plaatsvinden. Vrijwel alle regelingen zullen moeten worden aangepast aan de nieuwe fiscale grenzen. Voor op 31 december 2013 opgebouwd pensioen blijft het ‘oude’ fiscale regime gelden. 6.2 Pensioensoorten In de Wet LB staat een omschrijving van de verschillende pensioensoorten. Een pensioen moet aan één van deze vormen voldoen om te kwalificeren als pensioen in de zin van de Wet LB. Anders is de omkeerregel niet van toepassing, waardoor de gehele pensioenaanspraak direct als loon wordt belast.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
In de Wet LB worden de volgende pensioensoorten genoemd: • ouderdomspensioen; • nabestaandenpensioen; • wezenpensioen; • arbeidsongeschiktheidspensioen; • nabestaandenoverbruggingspensioen; • 40-deelnemingsjarenpensioen; • overbruggingspensioen; • prepensioen; • VUT.
een levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom voor werknemers en gewezen werknemers
67 jaar
maximaal 70% van het laatstverdiende salaris is uitgangspunt 9
6.2.1 Ouderdomspensioen Een ouderdomspensioen is een levenslange inkomensvoorziening bij ouderdom voor werknemers en gewezen werknemers. Dit betekent dat het pensioen vanaf de pensioeningangsdatum tot het overlijden van de pensioengerechtigde moet worden uitgekeerd. Het ouderdomspensioen kent een maximale hoogte voor de ingangsdatum. Vanaf 1 januari 2006 (Wet VPL) is 65 jaar de vroegst mogelijke ingangsdatum waarmee bij de opbouw van ouderdomspensioen mag worden gerekend. Eerder pensioenuitkeringen ontvangen, is fiscaal slechts mogelijk als de opgebouwde pensioenrechten ‘actuarieel’ worden gekort. Het pensioen mag niet later ingaan dan de dag waarop de gerechtigde de leeftijd van 70 jaar bereikt. Vanaf 1 januari 2014 (Wet VAP) wordt 67 jaar de vroegst mogelijke ingangsdatum waarmee bij de opbouw van ouderdomspensioen mag worden gerekend. Eerder pensioenuitkeringen ontvangen, is fiscaal slechts mogelijk als de opgebouwde pensioenrechten ‘actuarieel’ worden gekort. Het pensioen mag niet later ingaan dan 5 jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd. Hoogte van het ouderdomspensioen Uitgangspunt is dat iemand op 65-jarige leeftijd (per 1 januari 2014: 67-jarige leeftijd) een pensioen van maximaal 70% van het laatstverdiende loon bereikt, rekening houdend met de AOW. Doorwerken na de pensioendatum mag. Dan kan onder voorwaarden meer pensioen worden opgebouwd.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
verzorging van de partner van de (gewezen) werknemer na diens overlijden ingang partnerpensioen
6.2.2 Nabestaandenpensioen Partnerpensioen Partnerpensioen wordt in de volksmond ook wel aangeduid als weduwe- of weduwnaarspensioen. Een partnerpensioen voorziet in de verzorging van de partner van de (gewezen) werknemer na diens overlijden. Het partnerpensioen moet onmiddellijk ingaan na het overlijden van de (gewezen) werknemer of onmiddellijk op het moment dat het recht op een Anw-uitkering vervalt. De partner ontvangt het partnerpensioen levenslang. Tot en met 31 december 2006 werd het partnerpensioen aangeduid als nabestaandenpensioen. In de per 1 januari 2007 ingevoerde PW wordt het begrip nabestaandenpensioen gehanteerd als verzamelbegrip voor partner- en wezenpensioen. Sinds 1 januari 2007 wordt in de Wet LB - net als in de PW - het begrip partnerpensioen gebruikt voor het tot die datum als nabestaandenpensioen aangeduide pensioen.
partner
Als partner kan worden aangemerkt: • de (gewezen) echtgenoot van de (gewezen) werknemer; • de (gewezen) geregistreerde partner van de (gewezen) werknemer; • de (gewezen) partner van de (gewezen) werknemer met wie hij of zij een duurzame huishouding voert of heeft gevoerd en met wie geen bloed- of aanverwantschap in de eerste graad bestaat.
duurzame gezamenlijke huishouding
Er is sprake van een duurzame gezamenlijke huishouding als de werknemer in het kalenderjaar meer dan zes maanden met dezelfde persoon een huishouding voert. Zij moeten gedurende die tijd op één gezamenlijk adres zijn ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA). Ook een partnerpensioen van een grootouder voor een kleinkind of van een broer voor een zus is mogelijk, mits zij voldoen aan de voorwaarden voor partnerschap. Uit de pensioenregeling blijkt wie als partner kwalificeert. De werkgever kan het partnerbegrip beperken tot de echtgenoot of geregistreerde partner.
partnerbegrip
10
Het partnerbegrip is per 1 januari 2011 gestroomlijnd. In de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is een basispartnerbegrip opgenomen dat geldt voor alle belastingwetten. Tot dat begrip behoren gehuwden, geregistreerde partners en samenwonenden met een notarieel samenlevingscontract die in de GBA staan ingeschreven op hetzelfde woonadres. Voor de inkomstenbelasting en in dit verband dus ook SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
de loonbelasting geldt in aanvulling op het basispartnerbegrip, dat ongehuwd samenwonenden met een gezamenlijk kind, een gezamenlijke eigen woning of een gezamenlijke pensioenregeling verplicht partner zijn als zij in de GBA staan ingeschreven op hetzelfde woonadres (zie hoofdstuk 1.5). ten hoogste 70% van het pensioengevend loon
inkomensvoorziening voor (pleeg)kinderen tot 30 jaar halfwees
20% van het levenslange partnerpensioen of 14% van het pensioengevend loon
Hoogte van het partnerpensioen Het partnerpensioen mag ten hoogste 70% bedragen van het pensioengevend loon of het te bereiken pensioengevend loon op het tijdstip van ingang (rekening houdende met de AOW). Het te bereiken pensioengevend loon is het loon dat de werknemer in zijn functie had kunnen bereiken als hij in leven was gebleven. Daarbij kan de werkgever bijvoorbeeld uitgaan van de huidige salarisschalen. Wezenpensioen Een wezenpensioen is een inkomensvoorziening na het overlijden van de (gewezen) werknemer voor zijn kinderen en pleegkinderen die de leeftijd van 30 jaar nog niet hebben bereikt. Een kind wordt aangemerkt als halfwees als de ouder die deelneemt aan de pensioenregeling overlijdt en het (pleeg)kind jonger is dan 30 jaar. Een kind wordt aangemerkt als volle wees als de overgebleven ouder komt te overlijden en het (pleeg)kind nog niet 30 jaar is. Er is geen wettelijk maximum gesteld aan het aantal kinderen aan wie een wezenpensioen kan worden uitgekeerd. Hoogte van het wezenpensioen De hoogte van de uitkering is vaak gekoppeld aan het partnerpensioen en bedraagt dan 20% daarvan of, rekening houdend met de minimale AOW-franchise, 14% van het pensioengevend loon of het te bereiken pensioengevend loon op het tijdstip van ingang. Voor volle wezen geldt vaak een verdubbeling van het percentage. De uitkeringen gaan direct in na het overlijden van de (gewezen) werknemer of onmiddellijk op het moment dat het recht op een Anw-uitkering vervalt. Een wezenpensioen mag uiterlijk worden uitgekeerd tot de 30-jarige leeftijd van het kind.
11
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
inkomensvoorziening bij arbeidsongeschiktheid die langer duurt dan één jaar
6.2.3 Arbeidsongeschiktheidspensioen Een arbeidsongeschiktheidspensioen is een inkomensvoorziening bij arbeidsongeschiktheid die langer duurt dan één jaar. Een arbeidsongeschiktheidspensioen mag pas ingaan na het eerste jaar van arbeidsongeschiktheid en eindigt bij het ingaan van het ouderdomspensioen, of eerder voorzover men niet langer arbeidsongeschikt is. Meestal gaat een arbeidsongeschiktheidspensioen pas in na het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid, omdat aansluiting is gezocht bij de ingangsdatum van de WIA-uitkering. Een arbeidsongeschiktheidspensioen mag niet uitgaan boven wat naar maatschappelijke opvattingen redelijk moet worden geacht. Een arbeidsongeschiktheidspensioen kan als pensioen in de zin van de Wet LB worden aangemerkt als het niet meer bedraagt dan 100% van het laatstgenoten loon vóór arbeidsongeschiktheid. Als het arbeidsongeschiktheidspensioen aan de eisen van de Wet LB voldoet, is de omkeerregel van toepassing (aanspraken onbelast, uitkeringen belast).
samenloop
12
Als een pensioenregeling voorziet in een (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioen kan samenloop ontstaan met uitkeringen uit een ouderdomspensioen of prepensioen. In de pensioenregeling moeten de gevolgen van een mogelijke samenloop worden opgenomen. Het gezamenlijke brutobedrag van: • de WAO- of WIA-uitkeringen, en • de uitkeringen uit het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen, en • de uitkeringen uit het ouderdoms- en/of prepensioen, mag na de ingangsdatum van het ouderdoms- en/of prepensioen niet hoger zijn dan het gezamenlijke brutobedrag van: • de WAO- of WIA-uitkeringen en • de uitkeringen uit het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen vóór die ingangsdatum. Is het gezamenlijke bedrag na de pensioendatum hoger dan ervoor, dan zal het aanvullend arbeidsonge schiktheidspensioen moeten worden verlaagd of zelfs beëindigd om de gelijkheid tussen de gezamenlijke bruto bedragen vóór en ná ingangsdatum van het ouderdoms- en/of partnerpensioen zoveel mogelijk te benaderen.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
tijdelijke aanvulling op het levenslange partnerpensioen of wezenpensioen
6.2.4 Nabestaandenoverbruggingspensioen Het nabestaandenoverbruggingspensioen is een tijdelijke aanvulling op het levenslange partnerpensioen of wezenpensioen ten behoeve van de partner of het kind. Deze aanvulling mag niet meer bedragen dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale Anw-uitkering inclusief de vakantietoeslag en het verschil in verschuldigde premies volksverzekeringen over het partnerpensioen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd (€ 16.486). Omdat voor het nabestaandenoverbruggingspensioen een nominaal maximum geldt en op risicobasis is verzekerd, gelden geen maximale opbouwpercentages per dienstjaar. Een nabestaandenoverbruggingspensioen kan worden afgesloten zonder dat een partner- of wezenpensioen is toegezegd. Evenals het partnerpensioen gaat het nabestaandenoverbruggingspensioen direct in na het overlijden van de (gewezen) werknemer of onmiddellijk na beëindiging van het recht op een Anw-uitkering. De uitkeringen eindigen op de AOW-gerechtigde leeftijd of bij eerder overlijden van de gerechtigde. Samenloop van een Anw-uitkering en een nabestaandenoverbruggingspensioen is toegestaan.
werknemers die 40 deelnemingsjaren in een pensioenregeling bereiken ingang op 63-jarige leeftijd AOW-inbouw
6.2.5 40-deelnemingsjarenpensioen Met de invoering van de Wet VPL is het 40-deelnemingsjarenpensioen geïntroduceerd. Dit aanvullend pensioen kan worden toegekend aan werknemers die 40 deelnemingsjaren in een pensioenregeling bereiken. Veertig dienstjaren is dus niet voldoende. Een 40-deelnemingsjarenpensioen is een levenslang pensioen dat ingaat op hetzelfde tijdstip als het ouderdomspensioen. Dit 40-deelnemingsjarenpensioen is gericht op ingang op 63-jarige leeftijd en mag op dat moment met inbegrip van het ouderdomspensioen en het op 31 december 2004 bestaande overbruggingspensioen, VUT of prepensioen, maximaal 70% van het pensioengevend loon bedragen. Net als bij het ouderdomspensioen wordt voor de hoogte van de AOWinbouw niet uitgegaan van de feitelijk te ontvangen AOW-uitkeringen, maar wordt het bedrag van de AOWinbouw altijd ten minste gesteld op de uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag, vermeerderd met de vakantietoeslag. Als de werknemer het 40-deelnemingsjarenpensioen eerder laat ingaan dan bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd, wordt dit pensioen actuarieel neutraal herrekend ten opzichte van het maximum van 70% op 63 jaar.
13
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
fiscaal maximum de 100%-norm
Als het ouderdomspensioen en het 40-deelnemingsjarenpensioen op een later moment ingaan, kan de uitkering door de actuariële herrekening hoger uitkomen dan 70% van het pensioengevend loon. Een op 63-jarige leeftijd ingaand ouderdomspensioen en 40-deelnemingsjarenpensioen kunnen in bepaalde situaties, bijvoorbeeld door de uitruil van partnerpensioen, boven 70% van het laatste pensioengevend loon uitkomen. In dat geval geldt als fiscaal maximum de 100%-norm. Onder voorwaarden tellen perioden van onbetaald verlof, zoals levensloopverlof, mee als deelnemingsjaren, voorzover de werknemer in die jaren volgens de pensioenregeling deelnemer is geweest. Het is niet noodzakelijk dat de 40-deelnemingsjaren bij één pensioenuitvoerder zijn opgebouwd. De pensioenuitvoerder is verantwoordelijk voor het registreren van deelnemingsjaren. Bij waardeoverdrachten wordt tevens het aantal geregistreerde deelnemingsjaren aan de nieuwe uitvoerder doorgegeven. Per 1 januari 2014 wordt op grond van de Wet VAP het aantal deelnemingsjaren en de 63-jarige leeftijd jaarlijks verhoogd en aangepast aan de verhoogde AOW-leeftijd. In 2023 zal dan het 40-deelnemingsjaren pensioen zijn opgetrokken tot 42 deelnemingsjaren. 6.2.6 Overbruggingspensioen De termen tijdelijk ouderdomspensioen of overbruggingspensioen worden in de praktijk door elkaar gebruikt.
ingang overbruggingspensioen compensatie gemis aan AOW en premies
14
Het overbruggingspensioen gaat gelijk in met het ouderdomspensioen. Het overbruggingspensioen compenseert het gemis aan AOW-uitkeringen tot de 65-jarige leeftijd plús de premies volksverzekeringen die niet-AOW-gerechtigden moeten betalen. De voor het overbruggingspensioen in aanmerking te nemen AOW mag niet meer zijn dan tweemaal de individuele AOW voor een gehuwde inclusief vakantietoeslag en staat los van de AOW-inbouw in de pensioenregeling. Het overbruggingspensioen mag maximaal 100% bedragen van het gezamenlijke bedrag van deze AOW-uitkering en het verschil in verschuldigde premieheffing volksverzekeringen voor en na de AOW-gerechtigde leeftijd (€ 23.523). Het overbruggingspensioen eindigt op de 65-jarige leeftijd.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
maximale opbouw van 10% per jaar
meer dan maximum
15
Opbouw ove Het overb rbruggingspensio en rug direct voo gingspensioen m ag in min rafgaand imaal tien aan de pe opgebou nsioenda jaa wd. Dat k t u o m worden r mt neer o van 10% v p een ma an het tot ximale op ale overb jaar. De u bouw ruggings itkering g p e nsioen pe aat in op ouderdom hetze r sp van de 65 ensioen en eindig lfde tijdstip als he t t uiterlijk -jarige lee bij het be ftijd. reiken
Als het overbruggingspensioen wordt opgebouwd in een beschikbarepremieregeling, kan die premie een nominaal premiebedrag zijn of - als het overbruggingspensioen is afgeleid van de in de regeling gebruikte AOW-franchise - een percentage van de franchise. Bedraagt het overbruggingspensioen in een beschikbarepremieregeling op de pensioendatum meer dan het toegestane maximum, dan wordt het overschot op de pensioendatum als uitkering ineens bij de werknemer progressief belast. De Belastingdienst heeft geen staffels voor overbruggingspensioen gepubliceerd, maar wel rekenregels gegeven voor het afleiden van uniform toepasbare premiestaffels voor een overbruggingspensioen. Deze zijn terug te vinden in het staffelbesluit van 28 april 2003.
‘overkookregeling’
Als het ingangstijdstip van het ouderdomspensioen wordt uitgesteld, moet ook het ingangstijdstip van het overbruggingspensioen overeenkomstig uitgesteld worden. Het overbruggingspensioen mag door het uitstel de maximale hoogte echter niet overschrijden. Bij overschrijding kan (een deel van) het overbruggingspensioen worden omgezet in ouderdomspensioen en/of partnerpensioen, tot de toegestane maxima voor die pensioensoorten. Dit wordt de ‘overkookregeling’ genoemd.
opgebouwde rechten blijven bestaan
Einde fiscale faciliëring Per 1 januari 2005 is de fiscale faciliëring voor overbruggingspensioen beëindigd. Voor op 31 december 2004 bestaande regelingen is de faciliteit nog gehandhaafd tot 1 januari 2006. Reeds opgebouwde rechten blijven bestaan.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
ook na 1 januari 2005 mogelijkheid tot opbouw
Opbouw van overbruggingspensioen blijft mogelijk voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950. Werkgevers kunnen aan deze werknemers ook nog na 1 januari 2005 een overbruggingspensioen toezeggen. Er hoeft dus geen sprake te zijn van een bestaande regeling. Dit aspect wijkt af van het overgangsrecht voor prepensioen. De tot 31 december 2005 aanwezige waarde van het overbruggingspensioen kan worden: • aangewend als overbruggingspensioen; • overgeheveld naar het ouderdomspensioen (het maximum van 100% van het pensioengevend loon mag hierdoor worden overschreden); • overgeheveld naar de levensloopregeling. Overheveling is slechts mogelijk als werkgever en pensioen uitvoerder deze optie aanbieden en de werknemer op grond van overgangsrecht deelnemer aan de levensloopregeling is (zie hoofdstuk 8.4.4). Dit geldt ook voor het na 31 december 2005 opgebouwde kapitaal van werknemers die vallen onder het overgangsrecht. 6.2.7 Prepensioen Prepensioen mag niet eerder ingaan dan op de 60-jarige leeftijd. Gaat het prepensioen eerder in, dan moet het actuarieel worden herrekend. Het prepensioen gaat niet later in dan bij het bereiken van de in de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum van het ouderdomspensioen, maar uiterlijk bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. De pensioenopbouw moet tijdsevenredig plaatsvinden, in ten minste tien jaar onmiddellijk voorafgaand aan de prepensioeningangsdatum. Het prepensioen bedraagt maximaal 85% van het laatst verdiende pensioengevend loon.
opgebouwde rechten blijven gehandhaafd
Einde fiscale faciliëring Per 1 januari 2005 is de fiscale faciliëring voor prepensioen beëindigd. Voor op 31 december 2004 bestaande regelingen is de faciliteit nog gecontinueerd tot 1 januari 2006. Opgebouwde rechten blijven gehandhaafd. Werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en voor wie op 31 december 2004 al een prepensioen was toegezegd, vallen onder de oude regelgeving. Dit geldt uiterlijk tot 1 januari 2015. De prepensioenregeling moet dan zodanig worden aangepast dat, naast de reeds lopende uitkeringen, slechts uitkeringen kunnen worden gedaan aan werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950.
16
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Prepensioenregelingen die worden voortgezet voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950, moeten in de mogelijkheid van deeltijdprepensioen voorzien, alsmede in verplichte actuariële herrekening bij uitstel van de prepensioendatum (als uitstel mogelijk is). Evenals voor het overbruggingspensioen geldt dat de tot 31 december 2005 opgebouwde waarde voor prepensioen kan worden: • aangewend als prepensioen; • overgeheveld naar het ouderdomspensioen. Het maximum van 100% van het pensioengevend loon mag hierdoor worden overschreden; • overgeheveld naar de levensloopregeling. Overheveling is slechts mogelijk als werkgever en pensioen uitvoerder deze optie aanbieden en de werknemer op grond van overgangsrecht deelnemer aan de levensloopregeling is (zie hoofdstuk 8.4.4).
bij uitstel niet hoger dan 100% van het pensioengevend loon
Dit geldt ook voor het na 31 december 2005 opgebouwde kapitaal van werknemers die vallen onder het overgangsrecht. De uitkering van het prepensioen mag worden uitgesteld, indien en voor zover de pensioengerechtigde na de uitgestelde prepensioendatum blijft doorwerken in een dienstbetrekking of als ondernemer. Voor de voorwaarden die gelden bij het doorwerken als werknemer of ondernemer zie het onderdeel hierna. De opbouw van prepensioen kan worden voortgezet. De prepensioenuitkering mag (met inbegrip van een eventuele overbruggings- of VUT-uitkering) niet hoger zijn dan 100% van het pensioengevend loon. Ook ingeval van slapersrechten kan een in de regeling vastgestelde prepensioendatum worden uitgesteld voorzover wordt doorgewerkt. Van doorwerken is ook sprake indien en voorzover een gewezen werknemer doorwerkt in een tegenwoordige dienstbetrekking bij een andere werkgever of als ondernemer. Voor de voorwaarden die gelden bij het doorwerken als werknemer of ondernemer (zie paragraaf 6.4.6.2). Bij beëindiging van de dienstbetrekking waarin is doorgewerkt of bij verlaging van de deeltijdfactor of bij vermindering van het aantal werkzame uren als ondernemer moet het prepensioen ingaan, respectievelijk naar rato worden verhoogd. Het prepensioen kan na uitstel van de prepensioendatum worden omgezet in een hoger ouderdoms- en/of partnerpensioen, mits de grenzen voor die pensioensoorten niet worden overschreden (zie paragraaf 6.5.2).
17
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bij het bereiken van die grens, moet de voortgezette pensioenopbouw worden gestaakt. Dit betekent dat bij doorwerken met voortgezette prepensioenopbouw in een beschikbarepremieregeling op uitsteldatum moet worden getoetst of de 100%-grens nog niet is bereikt (zie paragraaf 6.4.7). onzuiver
Als de in de regeling vastgestelde prepensioendatum wordt uitgesteld zonder dat sprake is van voortzetting van de dienstbetrekking, wordt de regeling onzuiver. De gehele aanspraak wordt dan belast tegen het progressieve tarief. Daarnaast is 20% revisierente verschuldigd over de waarde van de pensioenaanspraak. Het is gebruikelijk dat de arbeidsovereenkomst eindigt als het prepensioen feitelijk ingaat.
affinancieren ouderdomspensioen met koopsom op prepensioendatum
voorfinanciering
De werkgever kan in die situatie de rechten voor het ouderdomspensioen in één keer affinancieren door middel van een koopsom. De koopsom heeft betrekking op de jaren die tussen de prepensioendatum liggen en de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. De werkgever mag de voortgezette pensioenopbouw slechts financieren als de werknemer daadwerkelijk met prepensioen gaat. Als de werknemer in dienst blijft, wordt tijdens het voortgezette dienstverband op reguliere wijze pensioen opgebouwd. Het is niet toegestaan dat gedurende de actieve periode alle opbouwjaren voor het ouderdomspensioen worden gefinancierd die liggen tussen de prepensioendatum en de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. De afgefinancierde rechten die de werknemer bij tussentijds ontslag meekrijgt, zouden in dat geval méér bedragen dan een tijdsevenredig opgebouwd pensioen. Deze vorm van voorfinanciering heeft tot gevolg dat de pensioenregeling niet meer voldoet aan de Wet LB en tot een onzuivere regeling leidt. De werkgever kan voor de prepensioendatum een voorziening vormen voor de verwachte koopsom over de voortgezette pensioenopbouw. Om een voorziening te kunnen vormen moet er een redelijke mate van zekerheid zijn dat de werknemer (aansluitend aan zijn huidige dienstbetrekking) met prepensioen gaat. De koopsom is alleen verschuldigd als de werknemer daadwerkelijk met prepensioen gaat. Voor de opbouwperiode van de voorziening kan worden uitgegaan van een periode van maximaal 15 jaar. Buiten die periode is geen sprake van een redelijke mate van zekerheid.
18
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
einde fiscale faciliëring VUT
eindheffing
6.2.8 VUT Per 1 januari 2005 is de fiscale faciliëring voor VUT beëindigd. Voor op 31 december 2004 bestaande regelingen is de faciliteit nog gehandhaafd tot 1 januari 2006. Gedurende de periode 1 januari 2006 tot 1 januari 2011 waren de werknemersbijdragen in VUT-premies voor op 31 december 2004 bestaande regelingen voor de helft aftrekbaar. Daarnaast gold een eindheffing (voor rekening van de werkgever) over de werkgeversbijdrage van 26%. Voor VUT-regelingen die na 31 december 2004 tot stand zijn gekomen, gelden deze maatregelen direct. Sinds 1 januari 2011 is de werknemersbijdrage niet meer aftrekbaar en bedraagt de eindheffing (voor rekening van de werkgever) over de werkgeversbijdrage 52%. Werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 vallen onder de oude regelgeving. Dit geldt uiterlijk tot 1 januari 2015. Voor deze categorie geldt de eindheffing over de werkgeversbijdrage en de beperking van de aftrekbaarheid van de werknemersbijdrage niet. 6.3 Pensioenstelsels Bij het bepalen van de fiscale grenzen van de hoogte van het op te bouwen pensioen is het soort pensioenstelsel van belang. Per stelsel staat de Wet LB verschillende maximale opbouwpercentages toe. Uitgangspunt bij al deze stelsels is dat in 35 jaar (per 1 januari 2014: 37 jaar) niet meer pensioen dan 70% van het laatstverdiende loon mag worden opgebouwd.
eindloonstelsel middelloonstelsel beschikbarepremiestelsel
vastebedragenregeling
19
De Wet LB geeft nadere regels voor de volgende drie in de praktijk veel gebruikte stelsels: 1 het eindloonstelsel; 2 het middelloonstelsel; 3 het beschikbarepremiestelsel.
Andere vormen zijn een verbijzondering of een mengvorm van de hoofdvormen. Ook een vastebedragen regeling kan onder de huidige fiscale wetgeving nog voorkomen. Bij een vastebedragenregeling bestaat geen verhouding tussen de opgebouwde pensioenen en het loon. De pensioenen omvatten een vast bedrag per deelnemer.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Het gevolg van een vastebedragenregeling is dat de bedragen steeds op bovenmatigheid moeten worden getoetst. Het is mogelijk om in één pensioenregeling volgens verschillende pensioenstelsels pensioen op te bouwen. Bijvoorbeeld: opbouw van pensioen volgens het eindloonstelsel over het vaste loon en opbouw van pensioen volgens het middelloonstelsel over het variabele loon.
uitkeringsovereenkomst kapitaalovereenkomst premieovereenkomst
nsioen Pensioenwet (PW ) uikt voor de soorten pe br ge n pe ip gr be re de In de PW worden an regelingen: salaris- en/of diensttijd n ee rh oo (v st om nk ee ld, • bij de uitkeringsover een uitkering vastgeste op k aa pr ns aa n ee t regeling) word en/of diensttijd; t kapitaal afhankelijk van salaris leen de hoogte van he al at sta st om nk ee er van het • bij een kapitaalov winstdeling, bij ingang de et m gd oo rh ve l ee vast, eventu die pensioen; tgangspunt de premie ui t he is st om nk ee er n kapitaal. • bij de premieov niet de uitkering of ee en ld ste ge t rd wo r aa beschikb
Deze begrippen verschillen van de begrippen die in de Wet LB worden gehanteerd. De in de PW gebruikte begrippen zijn van invloed op de juridische omschrijving van de pensioenregeling. Fiscaal is een uitkeringsovereenkomst een eindloon- of een middelloonregeling. De kapitaalovereenkomst en de premieovereenkomst kwalificeren fiscaal als beschikbare premieregeling. jaarlijkse opbouw eindloon maximaal 2%
20
6.3.1 Eindloonregeling In een eindloonregeling bedraagt het jaarlijkse opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen maximaal 2% van de pensioengrondslag per dienstjaar. Zo kan een werknemer in minimaal 35 jaar een pensioen van 70% van het laatste pensioengevend loon opbouwen. Het opbouwpercentage van een op eindloon gebaseerd partnerpensioen bedraagt maximaal 1,4% van de pensioengrondslag (70% van het ouderdomspensioen). Het maximale opbouwpercentage van een op eindloon gebaseerd wezenpensioen bedraagt 0,28% van de pensioengrondslag of 14% (volle wezen 28%) van het ouderdomspensioen. SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
backservice
Kenmerkend voor eindloon is dat een salarisstijging doorwerkt naar het pensioen over eerdere jaren. De verhoging van de aanspraak die te maken heeft met verstreken diensttijd, noemen we backservice. Toepassing van het eindloonstelsel is uitsluitend mogelijk over vaste loonbestanddelen. Schema eindloon
Pensioengrondslag
Pensioenopbouw over Pensioenverstreken dienstopbouw over jaren toekomstige dienstjaren Datum 1 2 3 etc. in dienst
Datum uit dienst
Dienstjaren
jaarlijkse opbouw eindloon per 2014 maximaal 1,9%
Als gevolg van de Wet VAP is de pensioenopbouw per 1 januari 2014 gericht op een in 37 jaar op te bouwen pensioen ter grootte van 70% van het laatste pensioengevend loon. Hierdoor wordt het opbouwpercentage van een op eindloon gebaseerd ouderdomspensioen verlaagd met 0,1% en wordt dan 1,9% per dienstjaar. De maximale opbouwpercentages van een op eindloon gebaseerd partner- en wezenpensioen dalen evenredig. Ook na invoering van de Wet VPL en Wet VAP mag in een pensioenregeling een pensioenleeftijd vóór 65 resp. 67 jaar worden opgenomen. Als in de pensioenregeling wordt uitgegaan van een lagere pensioen leeftijd dan 65 resp. 67 jaar, moet het maximale opbouwpercentage van het ouderdomspensioen ten opzichte van die leeftijd actuarieel worden herrekend. De actuarieel herrekende maximum opbouwpercentages in een eindloonstelsel ten opzichte van 65 resp. 67 jaar zijn in paragraaf 6.4.6.1 opgenomen. Op 1 januari 2009 is de wet ‘Belastingheffing excessieve beloningsbestanddelen’ in werking getreden. Hierin is ondermeer bepaald dat bij een eindloonregeling vanaf een pensioengevend loon van € 531.000 een eindheffing van 15% aan de werkgever wordt opgelegd over een forfaitair berekende backservicepremie.
21
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
pensioenregelingen op basis van het levensjarenbeginsel zijn fiscaal niet toegestaan
jaarlijkse opbouw middelloon maximaal 2,25%
Levensjarenbeginsel Het levensjarenbeginsel is een bijzondere vorm van een eindloonstelsel, waarbij over salarisverhogingen pensioenrechten worden toegekend over de levensjaren vanaf de 25-jarige leeftijd. Bij indiensttreding na de 25-jarige leeftijd leidt dit tot een hoger pensioen dan bij een eindloonstelsel. Pensioenregelingen op basis van het levensjarenbeginsel zijn sinds 1 juni 2004 fiscaal niet meer toegestaan. 6.3.2 Middelloonregeling Bij een middelloonregeling wordt per dienstjaar een vast percentage van het pensioengevend loon in het betreffende jaar toegekend. Hierdoor is het pensioen gebaseerd op het gemiddelde loon van de werknemer. Omdat bij het bepalen van het maximale opbouwpercentage rekening is gehouden met een carrièreperspectief, bedraagt de jaarlijkse opbouw maximaal 2,25% van de pensioengrondslag. Salarisverhogingen of -verlagingen hebben geen gevolgen voor de reeds opgebouwde rechten. Verhoging of verlaging heeft alleen gevolgen voor de toekomst; backservice ontbreekt. Een op middelloon gebaseerd partnerpensioen bedraagt maximaal 70% van het ouderdomspensioen. Het wezenpensioen is maximaal 14% (volle wezen 28%) van het ouderdomspensioen.
afwijkend opbouwpercentage
Bij een afwijkend salarisverloop kan de Belastingdienst een middelloonregeling met een afwijkend opbouwpercentage aanwijzen als pensioenregeling. De werkgever moet dan een verzoek indienen bij de Belastingdienst.
middelloon
Schema middelloon 
Pensioengrondslag
Pensioenopbouw over toekomstige dienstjaren
Datum 1 2 3 etc. in dienst
Dienstjaren
22
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
Datum uit dienst
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
jaarlijkse opbouw middelloon per 2014 maximaal 2,15%
Als gevolg van de Wet VAP is de pensioenopbouw per 1 januari 2014 gericht op een in 37 jaar op te bouwen pensioen ter grootte van 70% van het laatste pensioengevend loon. Hierdoor wordt het opbouwpercentage van een op middelloon gebaseerd ouderdomspensioen verlaagd met 0,1% en wordt dan 2,15% per dienst jaar. De maximale opbouwpercentages van een op middelloon gebaseerd partner- en wezenpensioen dalen evenredig. Ook na invoering van de Wet VPL en Wet VAP mag in een pensioenregeling een pensioenleeftijd vóór 65 resp. 67 jaar worden opgenomen. Als in de pensioenregeling wordt uitgegaan van een lagere pensioenleeftijd dan 65 resp. 67 jaar dan moet het maximale opbouwpercentage van het ouderdomspensioen ten opzichte van die leeftijd worden herrekend. De actuarieel herrekende maximum opbouwpercentages in een middelloonstelsel ten opzichte van 65 resp. 67 jaar zijn in paragraaf 6.4.6.1 opgenomen.
jaarlijks geïndexeerd met de prijsindex of loonindex
defined contribution defined benefit
23
Geïndexeerde middelloonregeling Een bijzondere vorm van het middelloonsysteem is de geïndexeerde middelloonregeling. Hierbij worden de pensioenaanspraken jaarlijks geïndexeerd met de prijsindex of loonindex. Een geïndexeerde middelloonregeling lijkt hierdoor sterk op een eindloonregeling. De verhouding tussen het laatste pensioengevend salaris en opgebouwde rechten ontbreekt echter. Deze vorm is onder voorwaarden toegestaan. Bij de bepaling van het opbouwpercentage is geen onderscheid gemaakt tussen geïndexeerd en nietgeïndexeerd middelloon. 6.3.3 Beschikbarepremiestelsel 6.3.3.1 Beschikbare premie Bij een beschikbarepremieregeling is niet de hoogte van het pensioen de maatstaf, maar vormen de betaalde premies het uitgangspunt van de pensioentoezegging. Dit wordt ook wel defined contribution genoemd. Dit in tegenstelling tot de eindloon- en middelloonregeling waarbij de hoogte van het pensioen op de pensioendatum het uitgangspunt is. Dit wordt defined benefit genoemd.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
De uiteindelijke hoogte van de pensioenuitkering bij een beschikbarepremieregeling is onder meer afhankelijk van: • de beschikbaar gestelde premies; • het rendement dat wordt behaald met de ingelegde premies; • de duur van de periode waarin de premies rendement kunnen maken; • de soorten pensioen die worden aangekocht; • de marktrente en verzekeringstarieven op het moment van aankoop van de uitkering.
Een pensioen op basis van een beschikbarepremieregeling mag niet uitgaan boven een pensioen gebaseerd op middelloon. Beschikbarepremieregelingen worden niet aangepast aan de loon- of prijsindex en kennen ook geen backservice. Dergelijke verhogingen moeten worden goedgemaakt door de beleggingsresultaten in combinatie met de premie. tijdsevenredige opbouw
Een op een beschikbarepremiestelsel gebaseerd ouderdomspensioen wordt tijdsevenredig opgebouwd en is gericht op een pensioen dat na 35 jaar (per 1 januari 2014: 37 jaar) opbouw niet meer bedraagt dan 70% van het loon op dat tijdstip. Tijdsevenredige opbouw houdt in dat elke premie die jaarlijks aan een werknemer beschikbaar wordt gesteld, een gelijk pensioenbedrag op de pensioeningangsdatum moet opleveren. Als gevolg hiervan mag de premie stijgen naarmate de werknemer ouder wordt, omdat de premie tot aan de pensioendatum steeds korter rendeert.
toets fiscale toegestane grenzen
Zowel bij aanvang van de pensioenregeling als bij het ingaan van het pensioen moet worden getoetst of het pensioen binnen de fiscale toegestane grenzen blijft.
beschikbarepremiestaffels
6.3.3.2 Uniform toepasbare bruto staffels (besluiten uit 2007 en 2012) Vaststelling van de beschikbare premie binnen de fiscaal toegestane grenzen is niet eenvoudig. Daarom bestaan fiscaal uniform toepasbare beschikbarepremiestaffels voor verschillende pensioensoorten. Deze staffels voorzien in de opbouw van een ouderdomspensioen, al dan niet in combinatie met een partnerpensioen ter grootte van 70% van dat ouderdomspensioen.
opslagen in bruto staffel 24
Omdat in de staffels een standaard kostenopslag van 10% en een standaard opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid van 8% is inbegrepen, wordt gesproken over ‘bruto staffels’. SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Er zijn vier staffels. De staffels kunnen gebruikt worden voor een toezegging op basis van: • uitsluitend een ouderdomspensioen (staffel I); • een ouderdomspensioen en een uitgesteld opgebouwd partnerpensioen (staffel II); • een ouderdomspensioen en een direct ingaand opgebouwd partnerpensioen (staffel III); • een ouderdomspensioen en een direct ingaand bereikbaar partnerpensioen (staffel IV). Zie ook paragraaf 6.3.3.5. Sinds de invoering van de Wet VPL zijn staffels gebaseerd op een pensioenleeftijd van 65 jaar. Als gevolg van de Wet VAP worden de staffels per 1 januari 2014 gebaseerd op een pensioenleeftijd van 67 jaar. De staffels gaan ervan uit dat de pensioengrondslag bij de aanvangsleeftijd van de staffel ten minste € 7.000 bedraagt. De in deze paragraaf opgenomen bruto staffels zijn afkomstig uit het staffelbesluit dat op 3 november 2007 is gepubliceerd en uit het staffelbesluit van 13 december 2012 naar aanleiding van de Wet VAP. staffelbesluit 2007 vs 2003
bruto staffels kunnen tot 1 januari 2015 worden gebruikt staffelbesluit 2012 vs 2007
25
De voornaamste wijziging in het staffelbesluit uit 2007 ten opzichte van het staffelbesluit van 28 april 2003 is dat er drie tabellen zijn, alle met een pensioendatum op 65 jaar. De staffelpercentages zijn hoger dan die uit het staffelbesluit uit 2003. Dit verschil komt doordat met een meer recente sterftetafel (GBM/GBV 20002005) is gerekend. Het staffelbesluit uit 2003 is nog van toepassing op situaties dat overgangsrecht van kracht is. Bijvoorbeeld voor bijzondere situaties van prepensioen. De belangrijkste wijzigingen in het staffelbesluit uit 2012 ten opzichte van het staffelbesluit uit 2007 zijn dat de pensioenleeftijd is gesteld op 67 jaar, dat het opbouwpercentage is verlaagd van 2,25% naar 2,15% en dat de sterftetafel GBM/GBV 2005-2010 is gebruikt.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
e bruto n huidig
staffels
ne eer kun n e n a w t To , mits d g t? 5 k i 1 u 0 r 2 b i e r g in worden ijk tot 1 janua cale begrenz l s r fi e t de 12 • ui binnen ffelbesluit 20 a e staffels t n het s ari 2014, als d a v n e l l va ale janu k tot 1 jn dan de fisc it j i l r e t i i lu • u hoger z ffelbes staffels g van het sta ezegging to zin begren rna moet de a a 2012. D ewijzigd. g ing worden e betal g i n e n mie is va sprake schikbare pre orden s l A de be fels w buiten ten netto staf e om, mo kt. gebrui
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
geen betaling buitenom
Als er sprake is van enige betaling, zoals fee of extra kosten, buiten de beschikbare premie (gebaseerd op een hoge brutostaffel) is er grote kans op bovenmatigheid. De beschikbare premie moet per direct worden gebaseerd op een nettostaffel of er worden geen kosten meer buitenom in rekening gebracht (zie ook paragraaf 6.3.3.6). Bruto staffels 2007 (4% rekenrente, pensioenleeftijd 65 jaar) Leeftijdsklassen tot 65 jaar
Staffel I OP
15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64
uitgangspunten bruto staffels 2007
26
Opbouw op basis van 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel Percentage van de pensioengrondslag (franchise € 13.227) Staffel II Staffel III Staffel IV OP en uitgesteld opge- OP en direct ingaand OP en direct ingaand bouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 5,2 6,3 7,2 7,6 5,9 7,2 8,2 9,0 7,2 8,8 9,9 10,8 8,8 10,7 12,0 12,7 10,8 13,0 14,4 15,2 13,1 15,9 17,5 18,3 16,1 19,5 21,1 22,1 19,7 24,0 25,6 26,6 24,4 29,7 31,0 32,0 30,5 37,2 37,9 38,3
De bruto staffels uit 2007 zijn onder meer gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • maximale opbouw volgens het middelloonstelsel (2,25%); • de inbouw van een veronderstelde loopbaanontwikkeling; • het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen; • een rekenrente van 4%; • een sterftetafel GBM/GBV 2000/2005 met leeftijdscorrecties (-5, -6); • een kostenopslag van 10% (factor 1,1); • een opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid (pva) van 8% (factor 1:0,92).
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bruto staffels 2012 (4% rekenrente, pensioenleeftijd 67 jaar)
15 tot en met 19 20 tot en met 24
Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 2,15% per dienstjaar bij middelloonstelsel) Staffel II Staffel III Staffel IV OP en uitgesteld OP en direct ingaand OP en direct ingaand opgebouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 4,5 5,5 6,3 6,6 5,2 6,3 7,2 7,7
25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64 65 tot en met 66
6,3 7,7 9,4 11,5 14,0 17,2 21,2 26,4 31,0
Leeftijdsklassen tot 67 jaar
27
Staffel I OP
7,6 9,3 11,3 13,8 16,9 20,8 25,6 32,0 37,6
8,7 10,5 12,6 15,3 18,5 22,4 27,1 33,0 38,0
9,4 11,1 13,3 16,0 19,3 23,4 28,2 33,7 38,1
uitgangspunten bruto staffels 2012
De bruto staffels uit 2012 zijn onder meer gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • maximale opbouw volgens het middelloonstelsel per 1 januari 2014 (2,15%); • een sterftetafel GBM/GBV 2005/2010 met leeftijdscorrecties (-5, -6); De overige uitgangspunten zijn gelijk aan die van de bruto staffels uit 2007.
opslag premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
De opslag voor pva mag alleen worden gehanteerd als de pva daadwerkelijk is toegezegd en verzekerd. De premies voor pva moeten daadwerkelijk vanuit de beschikbare premie worden voldaan. Het is dan ook niet noodzakelijk om de percentages te corrigeren indien de verzekeraar in haar tarieven een lagere of hogere opslag voor pva hanteert dan 8%. Indien geen pva wordt meeverzekerd, moeten de staffelpercentages worden gecorrigeerd. De percentages moeten dan worden vermenigvuldigd met de factor 1/1,08.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
De staffels zijn ontworpen voor een collectiviteit, waarvan in individuele omstandigheden (zoals een afwijkend carrièreverloop) na goedkeuring van de Belastingdienst kan worden afgeweken. Ook bij een pensioenregeling voor de dga die in eigen beheer is verzekerd, gelden de staffels onder afwijkende voorwaarden.
netto staffels
fee
6.3.3.3 Netto staffels (staffelbesluiten 2009 en 2012) Nettostaffelbesluit 2009 Op 30 december 2009 heeft de staatssecretaris van Financiën nieuwe staffels gepubliceerd voor beschikbarepremieregelingen. Groot verschil met de oude staffelbesluiten (uit 2007 en 2003; zie hiervoor) is dat het nu om netto staffels gaat. Hierin zijn opslagen voor kosten en pva dus niet inbegrepen. Naast de premie die voortvloeit uit de staffels, worden de kosten en premies voor aanvullende verzekeringen en dekkingen (zoals pva) apart bij de werkgever in rekening gebracht. Dit geldt ook voor de door de werkgever aan de adviseur verschuldigde advieskosten (fee). Dit vergroot de transparantie, want de werknemer weet nu welk bedrag daadwerkelijk in zijn pensioen geïnvesteerd wordt. De premies voortvloeiende uit de staffels mogen uitsluitend worden aangewend voor de bij de betreffende staffel behorende pensioensoorten. De nettostaffels zijn lager dan de staffels uit het besluit uit 2007. Dit komt doordat de nieuw gepubliceerde staffels exclusief de standaard kostenopslag en de opslag voor pva zijn. De maximum netto staffel bedraagt 83,63% van de maximum bruto staffel en is te berekenen met de formule: netto = (bruto/1,1) /1,08
netto staffels worden gebruikt? Tot wanneer kunnen huidige cale ts de staffels binnen de fis mi , 15 20 ri ua jan 1 tot ijk • uiterl staffelbesluit 2012 begrenzing vallen van het n dan de 14, als de staffels hoger zij • uiterlijk tot 1 januari 20 2012. egeven in het staffelbesluit fiscale begrenzing als aang
netto staffels kunnen per direct worden gebruikt
28
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Netto staffels 2009 (rekenrente 4%, 65 jaar) 
Leeftijdsklassen tot 65 jaar
Staffel I OP
15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64
uitgangspunten netto staffels 2009
Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel) Staffel II Staffel III Staffel IV OP en uitgesteld opge- OP en direct ingaand OP en direct ingaand bouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 4,3 5,2 6,0 6,4 5,0 6,0 6,9 7,5 6,1 7,3 8,3 9,1 7,4 8,9 10,0 10,7 9,0 10,9 12,1 12,7 11,0 13,3 14,6 15,3 13,4 16,3 17,7 18,5 16,5 20,0 21,4 22,3 20,4 24,8 26,0 26,8 25,5 31,1 31,7 32,0
De nettostaffels uit 2009 zijn onder meer gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • maximale opbouw volgens het middelloonstelsel (2,25%); • de inbouw van een veronderstelde loopbaanontwikkeling; • het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen; • een rekenrente van 4%; • een sterftetafel GBM/GBV 2000/2005 met leeftijdscorrecties (-5, -6). Nettostaffelbesluit 2012 Op 13 december 2012 zijn in een nieuw staffelbesluit netto staffels gepubliceerd naar aanleiding van de Wet VAP. Deze staffels zijn gebaseerd op een pensioenleeftijd van 67 jaar, een jaarlijkse opbouw van 2,15% en de sterftetafel GBM/GBV 2005-2010.
29
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Netto staffels 2012 (4% rekenrente, pensioenleeftijd 67 jaar)
Leeftijdsklassen tot 67 jaar
Staffel I OP
15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64 65 tot en met 66
uitgangspunten netto staffels 2012
Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 2,15% per dienstjaar bij middelloonstelsel) Staffel II Staffel III Staffel IV OP en uitgesteld OP en direct ingaand OP en direct ingaand opgebouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 3,8 4,6 5,3 5,5 4,4 5,3 6,0 6,5 5,3 6,4 7,3 7,9 6,5 7,8 8,8 9,3 7,9 9,5 10,6 11,1 9,6 11,6 12,8 13,4 11,7 14,2 15,5 16,2 14,4 17,4 18,7 19,6 17,7 21,5 22,7 23,6 22,1 26,8 27,6 28,2 25,9 31,5 31,8 31,9
De nettostaffels uit 2012 zijn onder meer gebaseerd op de volgende uitgangspunten: • maximale opbouw volgens het middelloonstelsel per 1 januari 2014 (2,15%); • een sterftetafel GBM/GBV 2005/2010 met leeftijdscorrecties (-5, -6); De overige uitgangspunten zijn gelijk aan die van de netto staffels 2009. Afwijken van nettostaffel Evenals de brutostaffels zijn de netto staffels ontworpen voor een collectiviteit, waarvan in individuele omstandigheden (zoals een afwijkend carrièreverloop) na goedkeuring van de Belastingdienst kan worden afgeweken. Ook bij een pensioenregeling voor de dga die in eigen beheer is verzekerd, gelden de staffels onder afwijkende voorwaarden.
30
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
aanpassing vóór 1 januari 2014
Pensioenregelingen moeten uiterlijk op 1 januari 2014 voldoen aan de fiscale begrenzing uit het staffel besluit uit 2012. Als in een pensioenregeling de premie van een bruto of netto staffel gelijk is aan of onder de premie van de betreffende staffel uit het besluit uit 2012 blijft, voldoet de pensioenregeling aan de fiscale kaders en hoeft deze pas per 1 januari 2015 aangepast te worden. Op 1 januari 2015 vervalt het besluit uit 2012.
uitzondering
Voor werknemers die vóór 1 januari 2005 al 55 jaar of ouder waren, hoeft de pensioenregeling niet aangepast te worden. Voor hen gelden nog de fiscale pensioenregels van vóór 2005. Zo kan voor deze werknemers nog een staffel worden gehanteerd met een lagere pensioenleeftijd dan 65 jaar.
netto staffels 2009 met rekenrente 3%
6.3.3.4 Netto staffels op basis van 3% rekenrente (staffelbesluiten 2009 en 2012) In het staffelbesluit van 2009 heeft de staatssecretaris ook netto staffels opgenomen die berekend zijn op basis van een rekenrente van 3% in plaats van 4%. Dit levert hogere staffelpercentages en dus ook hogere beschikbare premies op. Netto staffels 2009 (3% rekenrente, pensioenleeftijd 65 jaar)
Leeftijdsklassen tot 65 jaar
Staffel I OP
15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64
 31
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel) Staffel II Staffel III Staffel IV OP en uitgesteld opge- OP en direct ingaand OP en direct ingaand bouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 7,4 9,2 10,4 10,8 8,3 10,2 11,5 12,3 9,6 11,8 13,2 14,2 11,1 13,8 15,3 16,1 12,9 16,0 17,6 18,4 15,1 18,6 20,3 21,1 17,5 21,7 23,4 24,4 20,5 25,5 27,1 28,1 24,2 30,1 31,4 32,3 28,9 35,9 36,6 36,9
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
maximale indexatie 3%
jaarlijkse toetsing
‘eventmomenten’
Tegenover de hogere staffelpercentages staan strikte voorwaarden: • het overrendement dat met het beleggen van de beschikbare premie wordt behaald, mag uitsluitend worden aangewend voor een fiscaal maximaal toegestane indexatie van het pensioen. De maximale indexatie bedraagt 3%. • restuitkeringen aan de werkgever of deelnemer zijn niet toegestaan. Als na maximale indexatie van een maximaal middelloon overrendement resteert, dan vervalt dat overrendement aan de pensioenuitvoerder. • het pensioen mag per jaar en in totaal, inclusief de indexatie niet meer bedragen dan een fiscaal maximaal middelloonpensioen. Dit betekent dat er doorlopend moet worden getoetst op bovenmatigheid. Hiervoor is het nodig om historische grondslagen te bewaren. Deze voorwaarden maken toepassing van deze staffels minder aantrekkelijk. Om hieraan tegemoet te komen heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst goedgekeurd dat in plaats van de doorlopende toets op middelloon op zogenaamde eventmomenten getoetst mag worden aan het actuele loon (oftewel een toets op eindloon). Toetsing moet plaatsvinden uiterlijk op het moment van: a waardeoverdracht; b overlijden van de (gewezen) deelnemer; c onderlinge ruil van pensioen; d echtscheiding of beëindiging van het partnerschap; e emigratie; f op elke feitelijke ingangsdatum van elk soort pensioen; g bij een relevante wijziging in wet- of regelgeving. De toetsmomenten moeten in het pensioenreglement zijn opgenomen. Afgezien van de 3% rekenrente zijn de uitgangspunten voor de berekening van de 3% netto staffel 2009 gelijk aan die van de 4% netto staffel 2009. Dat betekent onder meer dat de premies uit de staffel mogen worden verhoogd met de werkelijke premie voor pva en de werkelijke kosten voor de pensioenregeling. Die risicopremies en verhoging voor kosten mogen niet worden aangewend voor hogere aanspraken op ouderdoms- of partnerpensioen.
32
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Ook nieuwe netto staffels op basis van een 3% rekente zijn in het besluit uit 2012 opgenomen. Deze gaan uit van een pensioenleeftijd van 67 jaar, een jaarlijkse opbouw van 2,15% en sterftetafel GBM/GBV 2005-2010. Netto staffels 2012 (3% rekenrente, pensioenleeftijd 67 jaar)
Leeftijdsklassen tot 67 jaar
Staffel I OP
15 tot en met 19 20 tot en met 24 25 tot en met 29 30 tot en met 34 35 tot en met 39 40 tot en met 44 45 tot en met 49 50 tot en met 54 55 tot en met 59 60 tot en met 64 65 tot en met 66
voorwaarden 3% staffels 2012
Percentage van de pensioengrondslag (opbouw gericht op 2,15% per dienstjaar bij middelloonstelsel) Staffel II Staffel III Staffel IV OP en uitgesteld OP en direct ingaand OP en direct ingaand opgebouwd PP opgebouwd PP bereikbaar PP 6,6 8,1 9,2 9,5 7,4 9,0 10,2 10,8 8,5 10,5 11,8 12,5 9,9 12,2 13,6 14,2 11,5 14,2 15,7 16,3 13,4 16,5 18,1 18,8 15,6 19,2 20,8 21,7 18,2 22,4 24,1 25,1 21,4 26,4 27,9 28,9 25,4 31,4 32,4 33,1 28,8 25,7 36,1 36,2
Bij deze netto staffels 2012 op basis van een rekenrente van 3% gelden dezelfde voorwaarden als bij de netto staffels 2009 op basis van een rekenrente van 3%. Ook bij deze staffels geldt dat, afgezien van de 3% rekenrente, de uitgangspunten gelijk zijn aan die van de 4% netto staffel 2012. Alle staffels zijn te vinden op www.belastingdienstpensioensite.nl.
33
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
uitleg van de staffels
6.3.3.5 Het gebruik van de staffels Staffel I: OP Deze staffel geldt als de werkgever aan de werknemer alleen een ouderdomspensioen heeft toegezegd. Staffel II: OP en uitgesteld opgebouwd PP Deze staffel geldt als de werkgever aan de werknemer een ouderdomspensioen heeft toegezegd en een tijdsevenredig partnerpensioen op opbouwbasis van 70% van het ouderdomspensioen, dat ingaat ná de pensioendatum (PP-na). Praktische mogelijkheden Naast de opbouw van kapitaal voor OP en PP-na op basis van staffel II kan nog een zuivere risicoverzekering (rentedekking) voor het PP bij overlijden vóór pensioeningangsdatum (PP-vóór) worden gesloten. Op grond van gelijke behandelingscriteria geschiedt dit: • op vrijwillige basis: de kosten worden uit de beschikbare premie onttrokken (ten koste van het OP); • op verplichte basis: de kosten komen voor rekening van de werkgever en komen bovenop de beschikbare premie. De rentedekking mag maximaal 70% van het bereikbare OP bedragen.
90%-restitutie/L90-dekking
Ook is het mogelijk voor alle werknemers een L90-dekking te verzekeren. Bij deze dekking komt bij overlijden vóór de pensioendatum 90% van het opgebouwde kapitaal ter beschikking voor de aankoop van partneren/of wezenpensioen. De ongepartnerde deelnemer kan de L90-dekking omzetten in een L0-dekking. Bij deze dekking is bij overlijden voor de pensioendatum geen kapitaal beschikbaar, waardoor een hoger ouderdomspensioen wordt opgebouwd. Het is toegestaan dat een uitkering bij overlijden van een ongepartnerde deelnemer terugvloeit naar de werkgever. Staffel III: OP en direct ingaand opgebouwd PP Deze staffel geldt als de werkgever aan de werknemer een ouderdomspensioen heeft toegezegd met een direct ingaand tijdsevenredig opgebouwd partnerpensioen (PP-vóór) ter grootte van 70% van het tot het moment van overlijden van de werknemer opgebouwde ouderdomspensioen. ‘Direct ingaand’ betekent dat het partnerpensioen ingaat na het overlijden van de werknemer ongeacht op welk moment hij overlijdt.
34
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
minimaal 90%-restitutie
Praktische mogelijkheden Bij een dergelijke toezegging is het fiscaal vereist dat bij overlijden voor alle deelnemers minimaal 90% van de ‘poliswaarde’ wordt toegezegd: een L90-dekking. De deelnemer zonder partner kan de L90-dekking vervolgens uitruilen voor een hoger of eerder ingaand OP. Dit geldt ook voor de deelnemer met partner, mits hiervoor toestemming is verleend door de partner. In plaats van een L90-dekking kan de deelnemer met partner ook kiezen voor een PP-vóór op basis van rentedekking. De kosten voor de rentedekking worden onttrokken uit de beschikbare premie. Staffel IV: OP en direct bereikbaar PP Deze staffel geldt als de werkgever aan de werknemer een ouderdomspensioen en een direct ingaand partnerpensioen heeft toegezegd, waarbij voor het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum (PP-vóór) wordt uitgegaan van het bereikbare pensioenbedrag. In dit geval zal een deel van het PP-vóór op risicobasis verzekerd moeten zijn als de werknemer overlijdt vóór de pensioendatum. Het partnerpensioen is een combinatie van een op risicobasis verzekerd partnerpensioen voor de periode tot de pensioendatum en een tijdsevenredig opgebouwd partnerpensioen. Feitelijk wordt met de staffel dus opgebouwd voor drie elementen: • opbouw ouderdomspensioen (2,25% middelloon, per 1 januari 2014: 2,15%); • opbouw partnerpensioen (70% ouderdomspensioen); • risicodekking om het tekort tussen het tijdsevenredig opgebouwde partnerpensioen en het te bereiken partnerpensioen voor de pensioendatum op te kunnen vangen.
partner vereist
Voor de toepassing van staffel IV moet sprake zijn van een partner. Daarom is een toezegging op basis van staffel IV slechts in uitzonderingssituaties toepasbaar. Praktische mogelijkheden Een PP-vóór wordt verzekerd op rentebasis. Bij een toezegging op basis van het maximum van staffel IV moet een fiscaal maximale PP-rente worden verzekerd op basis van 1,4% (per 1 januari 2014: 1,33%) per dienstjaar en het laatste salaris (eindloon). Bij een lager percentage dan 1,4% (per 1 januari 2014: 1,33%) wordt te veel premie besteed aan de opbouw van OP/PP-na, waardoor de toezegging fiscaal bovenmatig wordt. De dekking is op verplichte basis en de kosten worden uit de beschikbare premie onttrokken. Bij toepassing van staffel IV zijn geen variaties mogelijk.
35
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
bruto staffels en separate kosten, zoals fee
bovenmatige regeling
gelijkblijvend premiepercentage
Inhaalpremie exclusief pva
36
6.3.3.6 Brutostaffels en separate kosten In de brutopremiestaffels zit een standaard kostenopslag van 10%. In het algemeen dient deze standaard kostenopslag ter dekking van de normale werkzaamheden die een verzekeraar doet ter uitvoering van de pensioenregeling. Volgens het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst moeten kosten, zoals administratieve kosten, administratieopslagen, aan- en verkoopkosten beleggingen, beheerskosten, excasso-opslagen, provisie etc tot de bruto beschikbare premie worden gerekend. De brutostaffels uit het besluit zijn uitsluitend bestemd voor een 'all-in'-situatie waarbij de kosten voor het gemak van de uitvoering op 10% zijn gesteld. Wanneer separaat kosten in rekening worden gebracht - oftewel er wordt niet van een all-in-tarief uitgegaan - moeten de brutostaffels naar netto worden omgerekend. Dat wil zeggen dat de standaard kostenopslag van 10% uit de staffels wordt gehaald door middel van een vermenigvuldiging van de premiebedragen uit de staffels met de factor 1/1,1. In een dergelijk geval worden dus alle kosten buiten de voor het pensioen te beleggen premies gehouden en vervalt de standaard kostenopslag. In de praktijk blijken zich problemen voor te kunnen doen bij een toezegging die meer bedraagt dan 90,9% van de fiscaal maximale bruto staffel (100%/1,1). Wordt een brutostaffel als sprake is van extra kosten of fee niet aangepast, dan bestaat de kans op een bovenmatige pensioenregeling. Het gevolg daarvan is dat deze in zijn geheel bij de werknemer ineens wordt belast en dat 20% revisierente is verschuldigd. Dit kan betrekkelijk eenvoudig worden voorkomen door de netto staffels te hanteren. Bij die staffels wordt er juist van uit gegaan dat de adviseur niet uit de premie wordt betaald, maar buitenom. 6.3.3.7 Gelijkblijvende premie In een beschikbarepremieregeling mag de premie ook een gelijkblijvend percentage van de pensioen grondslag voor iedere deelnemer zijn. Voorwaarde is dat de premie niet hoger is dan het premiepercentage dat in een fiscaal zuivere staffel is toegestaan voor de leeftijdscategorie 20- tot en met 24-jarigen. 6.3.3.8 Inhaalpremie Een pensioenregeling kan de mogelijkheid bieden om de in een jaar niet-gebruikte beschikbarepremie ruimte later in te halen. De werkgever en/of deelnemer mogen die premie alsnog storten. In verband met misgelopen rendement mag de inhaalpremie worden vermenigvuldigd met 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Let op! De inha al kan g evolgen hebben voor in het ver genote leden n lijfren teprem ieaftrek .
De opslag in verband met pva moet bij een brutostaffel eruit worden gehaald door de premie te delen door 1,08. Ofwel de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid van 8% is uit de premie gehaald. Men kan zich immers niet verzekeren voor in het verleden gelopen risico. Voorbeeld Een werkgever heeft aan zijn werknemers een pensioen toegezegd dat voorziet in een vaste beschikbare premie van 7,2% van de pensioengrondslag (bruto staffel II). De regeling kent een ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is meeverzekerd. Er geldt een vaste franchise van € 14.500 (niet geïndexeerd). Karel is 44 jaar. Zijn salaris (€ 35.000) is de afgelopen drie jaar niet gewijzigd. De pensioenleeftijd is 65 jaar. De minimale franchise (10/7 * enkele AOW-gehuwden) in 2008 bedroeg € 12.209. De fiscaal maximale beschikbare premie voor Karel is 15,9% (staffel II). Karel wil de maximale inhaalruimte over 2008 benutten. De inhaalkoopsom stort hij in 2013. Hoeveel bedraagt de inhaalkoopsom? Ruimte in beschikbare premie Pensioengrondslag: € 35.000 - € 14.500 = € 20.500. Niet-benutte beschikbarepremiepercentage: 15,9% - 7,2% = 8,7%. Extra beschikbare premie: € 20.500 * 8,7% = € 1.784. Ruimte in franchise Niet-benutte ruimte franchise: € 14.500 - € 12.209 = € 2.291 * 15,9% = € 365. Eliminatie premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid: factor 1/1,08. Oprenten: factor 1,04 (tussen het einde van het jaar 2008 en de aanvang van het jaar waarin wordt gestort, liggen vier jaren). Totale inhaalkoopsom over 2008 te betalen in 2013: (€ 1.784 + € 365) * (1/1,08) * 1,044 = € 2.313.
37
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6.3.4 Hybride pensioenregelingen In het recente verleden zijn er pensioentoezeggingen ontwikkeld die mengvormen zijn van de drie veel gebruikte pensioenstelsels (eindloon, middelloon en beschikbare premie). Al enige jaren zijn kapitaalverzekeringen met pensioenclausule en CDC-regelingen (collectieve beschikbarepremieregelingen) in gebruik. De staatssecretaris van Financiën heeft in het staffelbesluit van 2009 nog enkele hybride vormen onder voorwaarden goedgekeurd.
beoogd middelloon of eindloonresultaat
6.3.4.1 Kapitaalverzekering met pensioenclausule Bij een kapitaalverzekering met pensioenclausule is sprake van een pensioentoezegging met als uitgangspunt een beoogd middelloon- of eindloonresultaat. In de opbouwfase wordt de middelloon- of eindloontoezegging in euro’s als rekenkundige grootheid gebruikt om een pensioenkapitaal te bepalen. De pensioenpremie wordt bepaald door het verzekerde kapitaal. Op de pensioendatum wordt voor het op dat moment aanwezige kapitaal en met de dan geldende verzekeringstarieven het pensioen definitief vastgesteld. Met andere woorden, een bepaald pensioen wordt beoogd. Vooraf weet men niet hoeveel men krijgt, want er worden geen garanties over de hoogte van het pensioen gegeven. Het eindresultaat kan in positieve of negatieve zin afwijken van het beoogde pensioen. Meestal zal het verzekerde kapitaal zo goed mogelijk worden afgestemd op de te bereiken salaris/diensttijdnorm.
geen garantie op eindkapitaal
voorwaarden
De kapitaalverzekering met pensioenclausule is geen eindloon- of middelloonregeling, omdat de deelnemer geen garantie krijgt dat de beoogde pensioenuitkeringen worden gehaald. Het is doorgaans ook geen beschikbarepremieregeling, omdat de pensioenpremie wordt afgestemd op het verzekerde kapitaal. De kapitaalverzekering met pensioenclausule is een kapitaalovereenkomst in de zin van de PW. Kapitaalovereenkomsten hebben met beschikbarepremieregelingen gemeen dat de te verkrijgen pensioenuitkeringen niet van tevoren vaststaan. Hoewel de Wet LB geen pensioenregelingen met kapitaalovereenkomsten kent, wijst de staatssecretaris van Financiën deze regelingen onder voorwaarden aan als pensioenregeling in de zin van de Wet LB. De belangrijkste voorwaarden zijn: 1 De pensioenregeling is een kapitaalovereenkomst in de zin van de PW. In de pensioenregeling staat een bepaling waaruit blijkt dat het te verzekeren kapitaal de toezegging is. De pensioenpremie wordt bepaald door het verzekerde kapitaal. Op de pensioendatum koopt de pensioengerechtigde met het kapitaal pensioenuitkeringen aan.
38
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
2 Het te verzekeren (beoogde) pensioenkapitaal op de pensioeningangsdatum is maximaal gebaseerd op een in 35 jaar (per 1 januari 2014: 37 jaar) op te bouwen ouderdomspensioen van 70% van het eindloon (inclusief inbouw van de AOW). Als het kapitaal wordt verhoogd als gevolg van salarisverhogingen, komt dit tot uiting in toekomstige premies. 3 Er moet rekening worden gehouden met de bijgeschreven winstdeling. Dit kan ertoe leiden dat de premie moet worden verlaagd. Premieverlaging kan achterwege blijven onder twee voorwaarden: - In de regeling is bepaald dat de overwaarde wordt aangewend voor indexatie van de pensioenuitkeringen. - Het verzekerde kapitaal inclusief de bijgeschreven winstdeling is niet hoger dan het kapitaal dat nodig is voor een fiscaal maximaal geïndexeerd pensioen. Het kapitaal moet jaarlijks worden getoetst. 4 Er mogen gelijkblijvende premies worden overeengekomen. Het geldende tarief voor kapitaalverzekeringen is uitgangspunt voor de berekening van de gelijkblijvende premie. Belangrijk kenmerk is dat het pensioenkapitaal een vastgesteld bedrag in euro’s is bij leven of overlijden. In het staffelbesluit van 2009 is een kleine aanvulling van de voorwaarden opgenomen. Als in de financiering van de zogenoemde tijdsevenredige rechten een achterstand is ontstaan die volgens de PW niet is toegestaan, kan voor het bedrag van de achterstand direct een koopsom worden gestort. bij niet voldoen aan de voorwaarden
beschikbare premie is aanspraak op uitkering
39
Als een kapitaalverzekering met pensioenclausule niet aan de voorwaarden voldoet, is het geen ‘pensioenregeling’ in fiscale zin. De omkeerregel is dan niet meer van toepassing en de waarde van de aanspraak zal ineens bij het loon worden geteld. Daarnaast is revisierente verschuldigd. 6.3.4.2 Beschikbare premie direct omzetten in aanspraak op uitkering In de afgelopen jaren is gebleken, dat beleggen de nodige risico’s met zich mee kan brengen. Om de werkgever toch te laten profiteren van de voordelen van een beschikbarepremieregeling en de werknemer meer zekerheid te bieden, is een nieuwe pensioenaanspraak ontwikkeld. Daarbij wordt de beschikbare premie direct na toekenning omgezet in een aanspraak op uitkeringen. Hierdoor weet de werkgever zeker dat hij niet meer premie betaalt dan de beschikbaar gestelde premie en heeft de werknemer pensioen uitkeringen verzekerd.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
voorwaarden
beschikbare premie gebaseerdop kostprijs pensioenuitvoerder
voorwaarden
De staatssecretaris stelt in het staffelbesluit van 2009 voorwaarden aan een dergelijke aanspraak. De premie die bij de pensioenuitvoerder mag worden gestort, mag niet hoger zijn dan de premie die voor een fiscaal maximaal middelloon wordt gestort bij de pensioenuitvoerder. Daarnaast moet eventueel overrendement worden gebruikt voor indexatie. Die indexatie is ook aan fiscale grenzen gebonden. Er geldt een maximale indexatie van 3%. Als na fiscaal maximale indexatie nog overrendement resteert, dan moet dat bedrag aan extra overrendement toekomen aan de pensioenuitvoerder. Deze voorwaarde maakt deze productvorm mogelijk minder aantrekkelijk. 6.3.4.3 Premie gebaseerd op kostprijs fiscaal maximaal middelloonpensioen Bij deze variant wordt de hoogte van de beschikbare premie bepaald door de hoogte van de premie die jaarlijks ingelegd zou moeten worden om bij de betreffende pensioenuitvoerder een fiscaal maximaal middelloonpensioen in te kopen. De hoogte wordt dan bepaald op basis van de berekeningsgrondslagen van de specifieke pensioenuitvoerder. Uiteraard moet de beschikbarepremieregeling dan ook bij die specifieke pensioenuitvoerder worden ondergebracht. De premie die wordt betaald, verschilt dan ook per pensioenuitvoerder. De premie wordt vervolgens via de pensioenverzekering belegd. In het staffelbesluit van 2009 heeft de staatssecretaris voorwaarden gesteld voor dit type beschikbare premieregelingen. Overrendement moet worden gebruikt voor indexatie. Er geldt een maximale indexatie van 3%. Verder moet in de pensioenregeling zijn opgenomen dat de pensioenuitkering - inclusief toegestane indexatie - zowel per jaar als in totaal niet uitgaat boven de fiscale maxima zoals in de wet vastgelegd voor middelloonpensioenen. Ook mag een eventueel overrendement niet toekomen aan de werknemer of de werkgever. Het restant moet vervallen aan de pensioenuitvoerder. Door de strikte voorwaarden lijkt een dergelijk product weinig aantrekkelijk. De uitvoerder van de pensioenregeling moet jaarlijks en op de einddatum de hoogte van het pensioen toetsen.
voorwaarden staffels 2009 gelijk aan staffels 2012
40
De voorwaarden als genoemd in het netto staffelbesluit uit 2009 zijn van overeenkomstige toepassing op de in 2012 gepubliceerde netto staffels.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
vaste bijdrage of een vast percentage
voorwaardelijk pensioen
internationale boekhoudregels (IAS/IFRS)
6.3.4.4 CDC-regeling In een CDC-regeling (collectieve defined contribution-regeling) zegt de werkgever pensioen toe in de vorm van een vaste premie of een premie als vast percentage van de totale loonsom of de totale pensioengrondslagsom. Deze premie draagt de werkgever af aan (veelal) het pensioenfonds van de onderneming. Vervolgens verdeelt dit fonds jaarlijks (reglementair) de premie over de deelnemers volgens de middelloonregeling. Door het betalen van de vaste premie heeft de werkgever aan zijn pensioenverplichting voldaan. Hij kan dan niet meer worden aangesproken op mogelijke toekomstige tekorten in het pensioenfonds. Er wordt in feite een voorwaardelijk pensioen toegezegd. Door tegenvallende beleggingsresultaten of sterk dalende marktrentes kunnen de aanspraken worden gekort. De risico’s van eventuele premie- of dekkingstekorten liggen bij het pensioenfonds en dus de deelnemers. Zij delen gezamenlijk de risico’s en de resultaten. Ook het langlevenrisico ligt bij de deelnemers. 6.3.4.5 IAS/IFRS Door de toenemende pensioenlasten en de introductie van de internationale boekhoudregels International Accounting Standard/International Financial Reporting Standard (IAS/IFRS) moeten ondernemingen sinds 1 januari 2005 de pensioenverplichtingen (ook die in de toekomst ontstaan!) jaarlijks waarderen tegen de dan geldende marktwaarde op de balans van de onderneming. Door rentewijzigingen fluctueert deze marktwaarde in de winst- en verliesrekening. Hierdoor worden bij een vermogenstekort de bijstortverplichtingen zichtbaar gemaakt. Vermelding van de pensioencijfers op de balans is niet noodzakelijk bij een collectieve defined contribution-regeling (CDC-regeling) of een beschikbare premieregeling. 6.4 Opbouwfase 6.4.1 Diensttijd Bij toekenning van pensioen moet rekening worden gehouden met de diensttijd en het genoten loon. In het algemeen wordt met diensttijd bedoeld de diensttijd die is doorgebracht in de dienstbetrekking waarvoor de pensioentoezegging is gedaan. De begrippen ‘diensttijd’ en ‘dienstjaren’ worden door elkaar heen gebruikt. Zij betekenen hetzelfde.
41
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
rioden van: ook mogelijk over pe is uw bo op en io ns Pe erlof; ; • ouderschapsv e twaalf maanden st og ho n te n va f • sabbatsverlo geling; • studieverlof; n de levensloopre va r dat de ka t he in of • verl aamheden zonder kz er w e ht ic rr ve land staan; • bij in het buiten tegenover heeft ge uw bo op en io ns hier pe erde een loongerelate n va t gs an tv on j tslag; • bi g na onvrijwillig on in er tk ui ds ei sh kering; werkloo of prepensioenuit TVU n ee n va en g; • bij het geniet tien jaar na ontsla e st og ho n te t jonger e • gedurend er van een kind da em kn er w de or do ), of jonger • bij verzorging e telt geheel mee od ri pe e ez (d ar voor is dan zes ja voor de helft mee lt te e od ri pe e ez dan twaalf jaar (d ). pensioenopbouw
minimumfranchise bedraagt 10/7 * enkele gehuwdenAOW
42
6.4.2 Franchise Iedereen die voor de AOW-gerechtigde leeftijd 50 jaar in Nederland heeft gewoond ontvangt vanaf de AOWgerechtigde leeftijd een volledige AOW-uitkering. In pensioenregelingen moet hiermee rekening worden gehouden. Dit betekent dat van het pensioengevend salaris meestal een bedrag wordt afgetrokken, omdat later al AOW wordt ontvangen. Dat bedrag heet franchise. De voor de franchise minimaal in aanmerking te nemen AOW is gebaseerd op de enkele gehuwden-AOW (inclusief vakantietoeslag). De hierbij behorende minimumfranchise bedraagt 10/7 * enkele gehuwden-AOW (€ 13.227). Wanneer voor de dga het pensioen geheel of gedeeltelijk in eigen beheer wordt verzekerd, moet minimaal 10/7 * de AOW-uitkering (inclusief vakantietoeslag) voor een alleenstaande worden ingebouwd (€ 19.301).
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Het is toegestaan een lagere franchise te hanteren bij lagere opbouwpercentages: Als bij een eindloonstelsel een percentage per dienstjaar wordt toegepast van Meer dan Maar niet meer dan 1,8% 1,8% 1,9%
Bedraagt de franchise e 10.939 e 12.104
Als bij een middelloonstelsel een percentage per dienstjaar wordt toegepast van Meer dan Maar niet meer dan 2,05% 2,05% 2,15%
Bedraagt de franchise e 10.939 e 12.104
Bovenstaande tabellen kunnen alleen in 2013 worden gebruikt. Per 1 januari 2014 treedt voor pensioen de Wet VAP in werking. Hierdoor worden de jaarlijkse opbouwpercentages met 0,1% verlaagd (zonder dat ook de franchise wordt verlaagd). Deze lagere franchises mogen ook bij beschikbarepremieregelingen worden gebruikt. Hiervoor gelden aparte beschikbarepremiestaffels. Deze zijn te vinden op www.belastingdienstpensioensite.nl.
alle loonbestanddelen (in geld of in natura) behalve de auto
niet-vaste salarisbestanddelen 43
6.4.3 Pensioengevend loon Volgens de wettelijke definitie van een fiscaal zuivere pensioenregeling moet de pensioentoezegging mede gebaseerd zijn op het pensioengevend loon. Tot het pensioengevend loon mogen alle loonbestanddelen (in geld of in natura) worden gerekend, met uitzondering van het genot van een ter beschikking gestelde auto. Voor de directeur-aandeelhouder geldt dat loon in natura niet tot het pensioengevend loon behoort. Onder pensioengevend loon wordt het fiscale loon (dit is het loon waarover loonheffing is berekend) verstaan. Dit heeft als gevolg dat ook andere eindheffingbestanddelen (op het loon ingehouden bijdragen of premies voor pensioen, VUT, werknemersverzekeringen of de levensloopregeling) op grond van de wetssystematiek in beginsel tot het pensioengevend loon behoren. Voorwaarde is dat de betreffende eindheffingsbestanddelen individualiseerbaar zijn. Voorzover over bepaalde loonbestanddelen pensioen wordt opgebouwd volgens het eindloonstelsel, komen loonstijgingen gedurende de vijf jaar voorafgaande aan de pensioeningangsdatum in aanmerking tot ten hoogste 2% boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen. Loonstijgingen als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken mogen wel worden meegeteld. Over niet-vaste salarisbestanddelen, zoals provisie, bonussen en dergelijke, kan alleen pensioenopbouw plaatsvinden volgens een middelloonregeling of beschikbarepremieregeling. SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
deeltijd demotie arbeidsongeschiktheid
6.4.4 Demotie, deeltijd en arbeidsongeschiktheid Het pensioengevend loon hoeft niet te worden verlaagd indien de verlaging het gevolg is van: • het aanvaarden van een deeltijdfunctie die ten minste 50% bedraagt van de omvang van het dienstverband tien jaar direct vóór de pensioeningangsdatum; • het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie in de periode van tien jaren direct voorafgaande aan de pensioeningangsdatum (demotie); • ziekte of arbeidsongeschiktheid. Hierbij mag het loon dat de arbeidsongeschikte genoot vóór aanvang van de arbeidsongeschiktheid worden geïndexeerd met de loonindex in de bedrijfstak tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid. Let op: Als de pensioenleeftijd in een regeling op 65 jaar staat en wordt verhoogd naar 67 jaar, dan heeft dat gevolgen voor deelnemers die op 55-jarige leeftijd gedemoveerd zijn. De demotie is na het verhogen van de pensioenleeftijd immers twaalf in plaats van tien jaren direct voorafgaande aan de nieuwe pensioenleelftijd ingegaan, waardoor pensioenopbouw over het hogere loon dat voor demotie gold, niet meer mogelijk is.
flexibel beloningssysteem
44
6.4.5 Cafetariasysteem Bij een flexibel beloningssysteem - ook wel cafetariasysteem genoemd - kan een werknemer bepaalde delen of onderdelen van de beloning ruilen voor andere, veelal onbelaste beloningsvormen. Hierdoor daalt het fiscale loon en ook het pensioengevend loon. De ruil geldt vaak voor een beperkte periode. Dat betekent dat de pensioenuitvoerder het pensioengevend loon tijdelijk moet verlagen en daarna weer verhogen. Bij eindloonregelingen heeft zo’n verlaging, gevolgd door een verhoging, geen enkel effect. De staatssecretaris heeft daarom goedgekeurd dat deze verlagingen van het fiscale loon tot gevolg hebben dat het pensioengevend loon niet neerwaarts hoeft te worden aangepast. Hierdoor heeft de verlaging ook bij andere dan eindloonregelingen geen gevolg.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
voorwaarden
De hoogte van het pensioengevend loon hoeft niet te worden aangepast onder de volgende voorwaarden: • er is een schriftelijk vastgelegde regeling. Hieraan moet ten minste 75% van de werknemers kunnen deelnemen. • volgens de regeling wordt het loon tijdelijk, dus niet structureel, verlaagd. • de werknemer heeft minstens eenmaal per jaar de mogelijkheid om een gemaakte keuze te herzien. • maximaal 30% van het bedrag van het loon vóór de ruil van loon in andere beloningsvormen, kan daadwerkelijk worden geruild, met behoud van het oorspronkelijke loon als pensioengevend loon. • het gaat om een of meer beloningsbestanddelen uit een lange lijst, zoals: - vrije vergoeding van verhuiskosten; - vrije vergoeding van opleiding of studie bedoeld om daarmee inkomen uit arbeid te verwerven; - vermindering van de arbeidstijd binnen het kalenderjaar met maximaal 10%; - vrije vergoedingen van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst (kostenvergoeding uit 30%-regeling). • voor de dga geldt dat het verschil tussen het gebruikelijke loon en het op grond van de cafetaria ruimte verlaagde pensioengevend loon niet groter mag zijn dan 30% van het gebruikelijke loon.
Met name de laatste drie mogelijkheden kunnen een aanzienlijk verschil betekenen tussen het fiscale loon en het pensioengevend loon. misbruik
De staatssecretaris wijst ook op mogelijk misbruik: werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat de werknemer een hoger loon krijgt, waarbij deze tegelijkertijd een (hogere) eigen bijdrage aan de pensioenregeling gaat betalen. Het pensioengevend loon wordt hierdoor hoger. Dergelijke constructies zullen door de Belastingdienst zoveel mogelijk worden bestreden. 6.4.6 Ingangsdatum pensioen De uiterste pensioeningangsdatum is de 70-jarige leeftijd. Met de invoering van de Wet VPL geldt een pensioenleeftijd van 65 jaar als uitgangspunt. Per 1 januari 2014 treedt voor pensioen de Wet VAP in werking. Hierdoor gaat de pensioenrichtleeftijd omhoog naar 67 jaar en de uiterste pensioeningangsdatum schuift ook op naar 5 jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd.
45
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6.4.6.1 Vervroeging pensioeningangsdatum Pensionering veronderstelt een einde van het arbeidzame leven. Als niet wordt gestopt met werken, dan is sprake van fictieve gedeeltelijke afkoop, met als gevolg dat de volledige aanspraak progressief wordt belast en revisierente is verschuldigd. Sinds het besluit van 30 augustus 2011 is (gedeeltelijke) vervroegde pensionering op of na de 60-jarige leeftijd versoepeld. Deze versoepeling houdt in dat pensioen in kan gaan zonder dat (gedeeltelijk) stoppen met werken nodig is. Als voorwaarde geldt dat de werkgever en de pensioenuitvoerder aan vervroeging moeten willen meewerken en dat de pensioendatum niet verder dan de 60-jarige leeftijd wordt vervroegd. Als de pensioendatum naar een leeftijd vóór 60 jaar wordt vervroegd, dan geldt nog wel de aanvullende voorwaarde dat dit alleen in dezelfde mate is toegestaan als waarin de dienstbetrekking wordt beëindigd. Ook iemand die als zelfstandig ondernemer werkzaam is, mag het pensioen dat hij als werknemer heeft opgebouwd niet zonder meer eerder dan op 60-jarige leeftijd laten ingaan. Als een werknemer die vervroegd met pensioen is gegaan, op of na de 60-jarige leeftijd, na verloop van tijd betaalde economische activiteiten gaat verrichten of uitbreiden, dan heeft dit geen gevolgen voor de zuiverheid van het pensioen. actuarieel herrekenen
herrekende opbouwpercentages
46
Wanneer het pensioen eerder ingaat dan de 65-jarige leeftijd (per 1 januari 2014: 67-jarige leeftijd), moet het pensioen actuarieel worden herrekend. Deze herrekening kan plaatsvinden op de pensioeningangsdatum maar ook tijdens de opbouwfase. In de opbouwfase leidt de herrekening tot een lagere jaarlijkse maximale opbouw voor het ouderdomspensioen. In het hierna opgenomen overzicht zijn de maximale, ten opzichte van de 65-jarige leeftijd herrekende, opbouwpercentages opgenomen voor het ouderdomspensioen in een eindloonstelsel en een middelloon stelsel vanaf 65, 64, 63, 62, 61 en 60 jaar.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling 65 64 63 62 61 60
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een eindloonstelsel 2 1,85 1,71 1,59 1,48 1,38
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een middelloonstelsel 2,25 2,08 1,93 1,79 1,67 1,55
Onderstaande tabel geldt per 1 januari 2014 bij herrekening van de opbouwpercentages op basis van eindloon en middelloon ten opzichte van een pensioenleeftijd van 67 jaar. De toezegging omvat een ouderdomspensioen met daarnaast een partner- en wezenpensioen waarvan de hoogte is bepaald aan de hand van de maximale van ouderdomspensioen afgeleide opbouwpercentages (70% resp. 20% van 1,90%). Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling 67 66 65 64 63 62 61 60
47
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een eindloonstelsel 1,90 1,76 1,63 1,52 1,41 1,32 1,23 1,15
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een middelloonstelsel 2,15 1,99 1,84 1,72 1,60 1,49 1,39 1,30
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Onderstaande tabel geldt per 1 januari 2014 bij herrekening van de opbouwpercentages ten opzichte van een pensioenleeftijd van 67 jaar. De toezegging omvat een ouderdomspensioen met daarnaast een partneren wezenpensioen ter grootte van 70% resp. 20% van het herrekende ouderdomspensioen. De ruimte in het partner- en wezenpensioen ten opzichte van een partner- en wezenpensioen zoals dat bij de tabel hierboven is bepaald, wordt gebruikt om een hoger ouderdomspensioen te verwerven. Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling 67 66 65 64 63 62 61 60
beschikbare premieregelingen
48
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een eindloonstelsel 1,90 1,78 1,68 1,58 1,49 1,41 1,33 1,26
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een middelloonstelsel 2,15 2,02 1,90 1,79 1,69 1,59 1,51 1,43
Voor beschikbare premieregelingen kan uitgegaan worden van de gepubliceerde staffels. Bij vervroegde ingang van het pensioen is het dan aanwezige kapitaal de basis voor de aankoop van pensioenuitkeringen. Daarop hoeft geen correctie meer plaats te vinden. Correctie vindt namelijk ‘automatisch’ plaats door een kortere opbouwperiode en een langere uitkeringsduur. Hierdoor vallen de uitkeringen lager uit dan bij aankoop op 65-jarige resp. 67-jarige leeftijd. De mogelijkheid van vervroeging van de pensioeningangsdatum moet in de pensioenregeling zijn opgenomen. Vervroeging is echter ook toegestaan voor de ex-werknemer zonder dat dit in de regeling is opgenomen. Als het pensioen (gedeeltelijk) wordt vervroegd naar een jongere leeftijd dan 60 jaar, geldt als voorwaarde dat hij (gedeeltelijk) niet meer werkt op de vervroegde ingangsdatum.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
uitstel en doorwerken
pensioenrechten uit een vorige dienstbetrekking
6.4.6.2 Uiterste pensioeningangsdatum en uitstel pensioeningangsdatum Uitstel van de pensioeningangsdatum is alleen mogelijk indien en voorzover de pensioengerechtigde na die datum blijft doorwerken in een dienstbetrekking of als ondernemer. Het pensioen moet uiterlijk ingaan: • bij de beëindiging van de dienstbetrekking of het ondernemerschap vóór de pensioendatum: op de vastgestelde pensioendatum; • bij de beëindiging van de dienstbetrekking of het ondernemerschap op of na de pensioendatum: het tijdstip van beëindiging; • als het pensioen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd 100% van het laatst vastgestelde pensioengevend salaris bedraagt: op de AOW-gerechtigde leeftijd. Tevens dient de pensioenopbouw op dat moment te stoppen. Het pensioen mag nog wel worden verhoogd wanneer het pensioengevend salaris stijgt na het bereiken van de 100%-grens; • als de 100%-grens op of na de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt: op het tijdstip waarop die grens wordt bereikt; • als geen van de hiervoor beschreven situaties van toepassing is: op de 70-jarige leeftijd (per 1 januari 2014: 5 jaar na de AOW-gerechtigde leeftijd). Pensioenrechten uit een vorige dienstbetrekking kunnen alleen worden uitgesteld tot na de oorspronkelijke pensioeningangsdatum als de pensioengerechtigde nog werkt in een andere dienstbetrekking of als ondernemer. Werknemer en pensioenuitvoerder kunnen overeenkomen dat de pensioenregeling later ingaat, bijvoorbeeld op het moment dat het pensioen uit zijn huidige dienstbetrekking wordt uitgekeerd. Instemming van de oude werkgever is niet nodig. Evenals voor vervroeging geldt hier ook dat de mogelijkheid van uitstel van de pensioeningangsdatum in de pensioenregeling moet worden vermeld. Als dit niet is vastgelegd, is het ook niet mogelijk om later met pensioen te gaan.
doorwerken als ondernemer
49
Voorwaarden voor uitstel van de pensioendatum De minister van Financiën heeft in het besluit van 9 september 2010 nieuw beleid over uitstel van de pensioendatum bij het doorwerken als ondernemer na het einde van de dienstbetrekking bekendgemaakt. Aan het uitstellen van de pensioendatum zijn bij het doorwerken als ondernemer een zestal voorwaarden verbonden: 1 De pensioenregeling bevat de mogelijkheid van uitstel en de pensioenuitvoerder is bereid mee te werken aan het uitstel en de daaraan gekoppelde voorwaarden. SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
2 Het aantal werkzame uren is ten minste gelijk aan het aantal uren dat de ondernemer werkzaam was in loondienst. Bij een lager aantal werkzame uren moet het pensioen direct ingaan naar de mate van de vermindering van de omvang (van het aantal uren). Dit ziet op de situatie dat een werknemer na uitstel van zijn pensioendatum besluit als ondernemer door te werken. 3 De ondernemer moet aan de pensioenuitvoerder een ondertekende verklaring overleggen waaruit blijkt dat hij werkzaam is als ondernemer, en in welke mate hij dat is (volledig of met deeltijdfactor, in procenten uitgedrukt). De ondernemer verplicht zich tegenover de pensioenuitvoerder om een structurele vermindering van de omvang van de gewerkte uren door te geven. 4 De pensioenuitvoerder administreert en bewaart de onder punt 3 bedoelde verklaringen. Daarbij geldt een bewaartermijn van 7 jaar. De pensioenuitvoerder overlegt de verklaringen desgevraagd aan de inspecteur. 5 Als de werkzaamheden structureel in omvang afnemen, gaat het ouderdomspensioen direct in, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk naar de mate van vermindering van de omvang. 6 Uitstel is alleen mogelijk als men vóór de (in pensioenregeling genoemde) ingangsdatum om uitstel heeft verzocht. doorwerken als werknemer
50
Aan het uitstellen van de pensioendatum bij het doorwerken als werknemer waren al eerder de volgende voorwaarden verbonden: 1 De pensioenregeling bevat de mogelijkheid van uitstel en de pensioenuitvoerder is bereid mee te werken aan het uitstel en de daaraan gekoppelde voorwaarden. 2 De omvang van het dienstverband na uitstel is ten minste gelijk aan de omvang van het dienstverband vóór uitstel. Bij een verminderde omvang moet het pensioen direct ingaan naar de mate van de vermindering van de omvang van het dienstverband. 3 De pensioenuitvoerder controleert periodiek, maar tenminste jaarlijks, of en in hoeverre de deelnemer in dienstverband doorwerkt. Hiertoe volstaat een door de werknemer ondertekende verklaring. 4 De pensioenuitvoerder administreert en bewaart de onder punt 3 bedoelde verklaringen. Daarbij geldt een bewaartermijn van 7 jaar. De pensioenuitvoerder overlegt de verklaringen desgevraagd aan de inspecteur. 5 Als de omvang van het dienstverband structureel afneemt, gaat het ouderdomspensioen direct in, hetzij volledig, hetzij gedeeltelijk naar de mate van vermindering van de omvang van het dienstverband.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6.4.6.3 Eindigen VUT-uitkeringen en gewijzigde AOW Doordat de AOW-ingangsdatum nu uitgaat van de verjaardag en doordat de AOW-leeftijd vanaf 2013 in stappen wordt verhoogd, sluiten VUT-uitkeringen niet naadloos meer aan op de AOW. Hierover heeft de Belastingdienst het volgende bepaald. VUT-uitkeringen en de gewijzigde AOW-ingangsdatum De AOW wordt sinds 1 april 2012 niet meer uitgekeerd vanaf de eerste dag van de maand waarin iemand 65 jaar is, maar vanaf de 65e verjaardag. Als VUT-uitkeringen op de oude AOW-ingangsdatum eindigen, dan mogen deze worden verschoven naar de nieuwe AOW-ingangsdatum. Hierbij is van belang dat eventuele samenloop met ouderdomspensioen (OP) wordt bewaakt. Als het OP op de 1e dag van de maand van de 65e verjaardag ingaat, dan zou tot de 65e verjaardag OP + VUT worden uitgekeerd. Omdat VUT-uitkeringen in het algemeen dienen om de nog niet ontvangen AOW-uitkeringen te compenseren, is de kans dat de VUT-uitkeringen door samenloop met OP hoger zijn dan naar maatschappelijke opvattingen redelijk wordt geacht en dus fiscaal bovenmatig kunnen zijn. Het gevolg van fiscale bovenmatigheid is dat de gehele VUTaanspraak wordt belast en dat revisierente is verschuldigd. VUT-uitkeringen en de gewijzigde AOW-leeftijd Onder de huidige wetgeving moeten VUT-uitkeringen stoppen bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Deze wetgeving is dus door het verhogen van de AOW-leeftijd niet aangepast. Dit betekent dat als na 1 januari 2013 de einddatum van de VUT-uitkeringen wordt verschoven naar de latere AOW-leeftijd, dat de VUT-regeling niet meer aan de fiscale voorwaarden voldoet. In beginsel leidt dit tot belastbaarheid van de gehele aanspraak en is revisierente verschuldigd. De Belastingdienst stelt echter dat in deze situatie de VUT-regeling een ‘regeling voor vervroegde uittreding’ (RVU) is geworden. Het gevolg daarvan is dat de werkgever 52% eindheffing over alle door hem betaalde premies en bijdragen is verschuldigd. Voor de werknemer geldt dat een eigen bijdrage niet uit het bruto loon, maar uit het netto loon moet zijn voldaan. En dit met terugwerkende kracht.
51
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
100% van het laatstverdiende salaris (inclusief AOW)
6.4.7 Hoogte pensioenopbouw 100%-norm Uitgangspunt is dat elke werknemer in 35 (per 1 januari 2014: 37) dienstjaren 70% van het laatstgenoten loon aan pensioen kan opbouwen. Dit geldt voor pensioenopbouw op basis van een eindloon-, middelloonen beschikbarepremieregeling. Het ouderdomspensioen mag niet uitkomen boven 100% van het laatstverdiende loon inclusief AOW (100%-norm). Zodra het pensioen de 100%-norm overstijgt, past het niet langer binnen de grenzen van de Wet LB. In paragraaf 6.4.6.2 is aangegeven dat het pensioen dan moet ingaan op een voorgeschreven ingangsdatum. Bij eindloon- en middelloonregelingen is van tevoren al duidelijk of, en zo ja wanneer, het op te bouwen ouderdomspensioen meer dan 100% van het laatstgenoten loon bereikt. Er vindt eigenlijk een doorlopende toetsing plaats.
toets 100%-norm beschikbare premieregelingen en hybride pensioenregelingen
toets 100%-norm bij doorwerken
Bij beschikbarepremieregelingen en hybride pensioenregelingen is pas op de pensioendatum duidelijk of het aan te kopen ouderdomspensioen hoger is dan 100% van het laatstgenoten salaris. Voor deze regeling vindt toetsing aan de 100%-norm plaats op de volgende momenten: • bij aanvang van de pensioenregeling; • bij wijziging van de regeling; • op het moment onmiddellijk voorafgaand aan de ingangsdatum van het pensioen (op de pensioendatum of bij eerder overlijden). Voor beschikbarepremieregelingen is bepaald dat wanneer wordt doorgewerkt zonder voortgezette pensioenopbouw, de 100%-toets mag plaatsvinden op de feitelijke ingangsdatum. Als wordt doorgewerkt met voortgezette pensioenopbouw, moet nadat de pensioendatum ná de AOW-gerechtigde leeftijd is uitgesteld, doorlopend worden getoetst aan de 100%-norm. De maxima voor het partnerpensioen, wezenpensioen, overbruggingspensioen en prepensioen worden op dezelfde wijze getoetst.
52
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
In onderstaand schema is weergegeven wat de mogelijkheden zijn bij uitstel van de pensioendatum. Uitstel pensioendatum
uitstel vóór AOW-leeftijd
uitstel op of na AOW-leeftijd
EL/ML met opbouw
BPR zonder opbouw
• opbouw en/ of oprenting moet stoppen • pensioen mag ingaan • bij verder uitstel (uiterlijk tot X) wordt pensioen bevroren op 100%
doorwerkeis in bijzondere situatie vervallen 53
met opbouw
met opbouw
zonder opbouw
doorlopende toets
toets op reglementaire pensioendatum
100% niet bereikt
100% bereikt
100% niet bereikt
100% bereikt
• opbouw en/ of oprenting mag doorgaan • op X
• opbouw moet stoppen • oprenting mag doorgaan • pensioen mag ingaan • bij verder uitstel (uiterlijk tot X) vindt 100%-toets bij ingang pensioen plaats • afrekenen >100%
• opbouw en/ of oprenting mag doorgaan • op X
pensioen gaat verplicht in
doorlopende toets 100% bereikt
EL/ML
BPR zonder opbouw
met opbouw
doorlopende toets
zonder opbouw
doorlopende toets 100% niet bereikt
opbouw c.q. oprenting mag doorgaan (uiterlijk tot X + 5 jaar)
100% bereikt pensioen gaat verplicht in
100% niet bereikt opbouw c.q. oprenting mag doorgaan (uiterlijk tot X + 5 jaar)
(X) = AOW-gerechtigde leeftijd
Doorwerkeis tijdelijk vervallen Op 1 januari 2013 is de Wet VAP in werking getreden. Hierdoor wordt per 2013 de AOW op een latere leeftijd uitgekeerd. In een besluit wordt goedgekeurd dat werknemers die voor 1 januari 1950 zijn geboren en een pensioen hebben dat voor de AOW-leeftijd ingaat, dit pensioen mogen uitstellen tot de voor hen geldende AOW-leeftijd zonder dat sprake is van doorwerken. De goedkeuring geldt tot 1 april 2015.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
overschrijding van de 100%-norm
Overschrijding van de 100%-norm is toegestaan in de volgende omstandigheden: • indexering van pensioen; • waardeoverdracht; • variabilisering van pensioenuitkeringen binnen de bandbreedte 100:75; • gehele of gedeeltelijke uitruil van partner- en wezenpensioen in ouderdomspensioen.
opbouw pensioen op Bovenmatige pensioen is bereikt, moet het ns re -g 0% 10 de bij d tij ef er toegestaan. Indien ng la Zodra vóór de AOW-le et ni is uw bo op dat meer an. Verdere ingangsdatum blijkt de AOW-leeftijd inga en io ns pe de op g lin gen, mierege en AOW wordt verkre en io een beschikbarepre ns pe n aa ris la atstgenoten sa dan 100% van het la el tot 100%; geldt het volgende: ndhaafd voor het de ha ge inkomen t ijf bl l ge re er rdt uitgekeerd en als wo • de omke 0% 10 de n ve bo t meerdere tarief. Ook als • de waarde van he gen het progressieve te st la be ct re di id n naar be igd is, wordt geheve uit tegenwoordige ar ht ec er -g W AO ls de de inmid d zijn. de pensioengerechtig niet AOW-gerechtig g no e di en on rs pe het tarief voor
splitsen in een fiscaal zuiver deel en een onzuiver/ bovenmatig deel
54
Splitsen van een bovenmatig pensioen Als blijkt dat een pensioenaanspraak bovenmatig is, is het onder voorwaarden toegestaan de pensioen regeling te splitsen in een fiscaal zuiver deel en een onzuiver c.q. bovenmatig deel. De waarde van de aanspraak van het bovenmatige deel wordt onmiddellijk progressief belast. De waarde van het bovenmatige deel valt daarna in box 3 in de vermogensrendementsheffing. Op het fiscaal zuivere deel blijft de omkeer regel van toepassing: de aanspraak is vrijgesteld en de pensioenuitkeringen worden progressief belast.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
verzoek indienen bij de Belastingdienst
omkeerregel
De werkgever moet het verzoek om te splitsen uiterlijk op het eerste moment van overschrijding indienen bij de Belastingdienst. Hij geeft hierbij ook aan hoe de splitsing moet plaatsvinden. De Belastingdienst beslist vervolgens bij een voor bezwaar vatbare beschikking, waarin tevens wordt vastgesteld welk deel van de pensioenpremie onder de omkeerregel valt en welk deel niet. Het verzoek moet dus bij de Belastingdienst binnen zijn vóór de inwerkingtreding van de pensioenregeling of uiterlijk op het moment dat de regeling bovenmatig wordt. Wanneer het verzoek te laat wordt ingediend is het niet toegestaan achteraf de regeling te splitsen. 6.5 Uitkeringsfase 6.5.1 De pensioenuitkering De omkeerregel zorgt ervoor dat niet de pensioenaanspraken, maar de genoten pensioenuitkeringen worden belast. De pensioenuitkeringen worden in box 1 belast als loon uit vroegere dienstbetrekking. 6.5.2 Uitruil De mogelijkheden en onmogelijkheden van onderlinge ruil van pensioensoorten worden in eerste instantie bepaald door de wet. Soms kunnen uitruilrechten worden beperkt door de inhoud van de pensioenregeling.
uitruil uiterlijk op de pensioeningangsdatum
Gehele of gedeeltelijke uitruil van pensioenvormen dient uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen plaats te vinden. De ruil geschiedt op basis van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen. Bij uitruil van ouderdomspensioen, overbruggingspensioen of prepensioen voor een hoger partnerpensioen of wezen pensioen, mag het partnerpensioen na uitruil niet meer bedragen dan 70% van het pensioengevend loon en het wezenpensioen niet meer dan 14% (bij verdubbeling voor volle wezen: 28%) van het pensioengevend loon. Bij uitruil van ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen of overbruggingspensioen voor een hoger prepensioen, mag het prepensioen ingaande op 60 jaar nooit meer bedragen dan 100% van het pensioengevend loon. Uitruil is niet mogelijk nadat één van de bij uitruil betrokken pensioenen is ingegaan of wanneer de deelnemer niet voldoet aan de voorwaarden van de desbetreffende pensioenvorm. Voor de ex-werknemer is uitruil tussen ouderdomspensioen en partnerpensioen ook fiscaal toegestaan als dit niet is opgenomen in de pensioenregeling. De ruil moet wel binnen de grenzen van de Wet LB blijven. Het partnerpensioen mag niet meer bedragen dan 70% van het laatste loon. Verder moet de (ex-)partner met de uitruil instemmen.
55
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
bandbreedte 100:75
6.5.3 Variabilisering Het is mogelijk pensioenuitkeringen in hoogte te laten variëren, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering. De keuze voor variabilisering in uitkeringshoogte moet uiterlijk op de ingangsdatum van het pensioen worden gemaakt. Wanneer variabilisering leidt tot tijdelijke overschrijding van de 100%-norm, is dat toegestaan. Bij de toetsing aan de bandbreedte 100:75 wordt het deel van de uitkering dat wordt ontvangen vóór de AOW-gerechtigde leeftijd als compensatie voor de AOW-inbouw niet meegeteld. Dit bedrag is gelijk aan twee maal de voor die jaar geldende AOW-uitkeringen voor gehuwde personen vermeerderd met de vakantietoeslag. Het is mogelijk dat door een maximale variabilisering van het pensioen ingaand vóór de AOW-gerechtigde leeftijd, het pensioen ingaand op de AOW-gerechtigde leeftijd nihil wordt. De pensioenregeling moet de mogelijkheid van variabilisering bieden. Ook als dit niet in de regeling is opgenomen, is het fiscaal toegestaan dat een pensioengerechtigde ex-werknemer met instemming van zijn (ex-)partner, hiervan gebruik maakt.
tijdelijke versoepeling
Tijdelijke versoepeling viariabilisering Doordat de AOW-leeftijd met ingang van 1 januari 2013 stapsgewijs wordt verhoogd, ontstaat een AOWgat tussen de 65-jarige leeftijd (de oorspronkelijke AOW-ingangsdatum) en de latere AOW-ingangsdatum. Mensen met een al ingegaan pensioen kunnen het pensioen hier niet meer op aanpassen. Om hieraan tegemoet te komen is bepaald dat mensen met een vóór 1 januari 2013 ingegaan pensioen alsnog het pensioen mogen laten variëren. Op die manier kunnen zij het AOW-gat opvullen met tijdelijk hogere pensioenuitkeringen gevolgd door een lager pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De uitzondering geldt tot 1 januari 2016. 6.5.4 Pensioenknip Werknemers die een pensioenbeleggingsverzekering hebben, lopen het risico dat de beleggingen vlak vóór de pensioendatum minder waard worden. Dit heeft als gevolg lagere pensioenuitkeringen. Het risico kan de werknemer tegengaan door de aankoop van een deel van de pensioenuitkeringen naar de toekomst te verschuiven (pensioenknip).
56
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
voorwaarden pensioenknip
57
Op 15 juli 2009 heeft de Belastingsdienst een nieuwe handreiking pensioenknip gepubliceerd. In de handreiking worden onder andere de volgende voorwaarden gegeven voor een pensioenknip: • het pensioen is verzekerd door middel van een kapitaalovereenkomst of premieovereenkomst in de zin van de PW; • het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal wordt gesplitst in twee delen. Een deel voor een direct ingaande tijdelijke pensioenuitkering en een deel voor een levenslange pensioenuitkering die direct aansluit op de tijdelijke pensioenuitkering; • de direct ingaande tijdelijke pensioenuitkering heeft een duur van ten hoogste vijf jaar; • de ingangsdatum van de direct ingaande tijdelijke pensioenuitkering ligt vóór 1 januari 2014; • de hoogte van de direct ingaande tijdelijke pensioenuitkering wordt vastgesteld op de hoogte die een levenslange uitkering op de pensioendatum zou hebben; • als het op de pensioendatum beschikbaar komende kapitaal mede dient ter dekking van een opgebouwd partnerpensioen, wordt tijdens de uitkeringsperiode van de tijdelijke pensioenuitkering een tijdelijk partnerpensioen verzekerd. Bij de aankoop van de levenslange pensioenuitkering die direct aansluit op de tijdelijke pensioenuitkering, wordt rekening gehouden met het partnerpensioen; • de pensioenuitkering volgt de normale indexatie die in de pensioenregeling is opgenomen; • variatie binnen de bandbreedte 100:75 is toegestaan. De variatie moet uiterlijk op de pensioendatum worden vastgesteld. Daarbij moet worden uitgegaan van de hoogte die een levenslange uitkering op de pensioendatum zou hebben, dus zonder knip. Het is niet mogelijk om de omvang van de direct op de tijdelijke pensioenuitkering aansluitende, levenslange pensioenuitkering te variëren; • bij een pensioenknip ‘volgt’ een eventueel partnerpensioen de voor het ouderdomspensioen gemaakte keuze. Dit heeft een splitsing in de dekking voor het partnerpensioen tot gevolg. In geval van vooroverlijden van de werknemer hebben ook (ex-)partners met een (bijzonder) partnerpensioen de mogelijkheid om een pensioenknip toe te passen. Dit geldt ook voor ex-partners met een geconverteerd pensioenrecht; • de pensioenuitvoerder belegt - na aankoop van de tijdelijke uitkering - het resterende kapitaal zodanig dat het risicoprofiel van de beleggingen gelijk of lager wordt dan voor de aankoop van de tijdelijke uitkering; • ‘shoppen’ (bij pensioenuitvoerders) en uitruilen (van ouderdoms- en partnerpensioen) is alleen toegestaan op de pensioendatum; • de pensioenuitvoerders zijn verplicht om mee te werken aan verzoeken van de deelnemer om de pensioenknip toe te passen. Deze verplichting geldt alleen niet als het pensioenkapitaal minder bedraagt dan € 10.000. SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Elke dga mag de pensioenknip toepassen. Dus ook de dga die niet gekozen heeft om onder de PW te vallen en de dga die zijn pensioen in eigen beheer heeft opgebouwd. De pensioenknip kan onder voorwaarden ook worden toegepast voor C-polissen die nog vallen onder de (oude) Pensioen- en spaarfondsenwet.
eigen beheer 10% of meer van de aandelen met stemrecht
6.6 Directeur-grootaandeelhouder 6.6.1 Definitie directeur-grootaandeelhouder (dga) De dga is een gewone werknemer. Maar in tegenstelling tot een gewone werknemer hoeft de pensioen toezegging aan een dga niet verplicht te worden verzekerd bij een professione(e)l(e) pensioenfonds of verzekeraar. Zijn toezegging mag ook in eigen beheer worden ondergebracht. Een dga is een werknemer die direct of indirect 10% of meer van de aandelen van de vennootschap, zijnde zijn werkgever, bezit. Sinds 1 oktober 2012 is het een voorwaarde dat aan de aandelen stemrecht is verbonden. Het begrip ‘indirect’ leggen we uit in een voorbeeld: Voorbeeld Piet heeft 100% aandelen met stemrecht in BV A. BV A bezit 100% aandelen met stemrecht in BV X. Piet is in dienst bij BV X. Piet bezit dan indirect meer dan 10% van de aandelen met stemrecht in BV X. Bij de 10% van de aandelen met stemrecht wordt niet meegeteld het eventuele aandelenbezit van de echtgenote, zelfs al vallen haar aandelen in de huwelijksgoederengemeenschap.
Heeft een dga meer dan 10% van de aandelen in een BV, maar is aan minder dan 10% van de aandelen stemrecht verbonden? Dan heeft dit tot gevolg dat opbouw van pensioen in eigen beheer per 1 oktober 2012 niet meer kan plaatsvinden. Gaat deze dga toch door met de opbouw in eigen beheer? Dan wordt de opgebouwde pensioenaanspraak direct belast en is 20% revisierente verschuldigd. Dga en Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de PW ingegaan. De PW biedt geen beschermende werking voor personen die na 1 januari 2007 dga zijn geworden en voor dga’s die na 1 januari 2007 een pensioentoezegging hebben gekregen. De invoering van de PW heeft fiscaal geen gevolgen voor het dga-pensioen. Als aan de dga een pensioen wordt toegezegd dat voldoet aan de eisen van de Wet LB, is in fiscale zin nog steeds sprake van een pensioenregeling. De omkeerregel is dan van toepassing; de premies blijven dus aftrekbaar en de uitkeringen worden te zijner tijd belast. 58
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6.6.2 Pensioengevend loon: gebruikelijk loon Tot 1 januari 1994 hoefde de werkelijk genoten arbeidsbeloning niet maatgevend te zijn voor het salaris. Zelfs als de dga geen salaris kreeg van zijn vennootschap, kon toch pensioen worden opgebouwd over het afgesproken loon waarvan werd afgezien. Vanaf 1 januari 1994 kan alleen pensioen worden opgebouwd over een daadwerkelijk genoten salaris of het gebruikelijke loon, als dat hoger is. gebruikelijkloonregeling
afroommethode
versoepeling
59
Sinds 1 januari 1997 geldt de gebruikelijkloonregeling. Dit houdt in dat de werknemer van een BV die al dan niet samen met zijn echtgenoot of samenwonende partner meer dan 5% van de aandelen bezit, geacht wordt een loon te ontvangen dat voor soortgelijke dienstbetrekkingen gebruikelijk is. Om discussie te voorkomen, is in de wet bepaald dat een gebruikelijk loon voor een dga minimaal € 43.000 bedraagt. Alleen als de dga aannemelijk kan maken dat een lager loon reëel is, mag een lager loon worden vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld als hij niet full-time werkt. Als blijkt dat een loon van € 43.000 lager is dan gebruikelijk is in soortgelijke dienstbetrekkingen, kan de Belastingdienst bepalen dat het loon hoger moet worden vastgesteld. Hierbij wordt een doelmatigheidsmarge van 30% in aanmerking genomen. Afroommethode Een andere manier om het loon van de dga vast te stellen is de zogenaamde ‘afroommethode’. Bij deze werkwijze wordt het loon vaak (door de belastinginspecteur) hoger vastgesteld, omdat rekening wordt gehouden met de opbrengst van de BV minus kosten, lasten en afschrijvingen. De Hoge Raad heeft in 2012 bepaald dat de afroommethode alleen toepasbaar is als de opbrengsten van de vennootschap (nagenoeg) geheel voortvloeien uit de door de dga verrichte arbeid die de dga als werknemer in zijn vennootschap verricht. Deze methode kan dus niet worden toegepast als ook andere werknemers in dienst van die vennootschap zijn. Versoepeling gebruikelijkloonregeling Sinds 1 januari 2010 is de gebruikelijkloonregeling versoepeld voor de dga voor wie het vast te stellen loon voor de arbeid in de BV niet hoger is dan € 5.000. Hierbij kan gedacht worden aan de dga van een besloten vennootschap waarin de ondernemingsactiviteiten louter bestaan uit vermogensbeheer. Sinds 2010 hoeft de dga zich dan geen gebruikelijk loon meer toe te kennen.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6.6.3 Eigen beheer De dga kan zijn pensioen onderbrengen bij: • de eigen vennootschap (intern eigen beheer); • een speciaal daarvoor op te richten rechtspersoon (extern eigen beheer), zoals een ‘pensioen BV’; • de rechtspersoon kan onder voorwaarden ook in een lidstaat van de EU gevestigd zijn; • een verzekeringsmaatschappij. regels voor pensioen (gedeeltelijk) in eigen beheer
regels voor BV in eigen beheer
60
Voor het pensioen dat geheel of gedeeltelijk in eigen beheer wordt ondergebracht gelden de volgende regels: • de AOW-franchise wordt gesteld op minimaal 10/7 * de AOW voor een alleenstaande (inclusief vakantiegeld) ofwel € 19.301; • pensioenopbouw over loon in natura is niet mogelijk; • een partnerpensioen of wezenpensioen mag worden opgebouwd als de dga daadwerkelijk een mogelijke partner of kind kan aanwijzen; • de eigen bijdrage van de dga mag maximaal 50% zijn; • de franchise in het overbruggingspensioen is gelijk aan de AOW-franchise in het ouderdomspensioen (indien van toepassing). Regels voor de BV waarin eigen beheer plaatsvindt Vanaf 15 september 2009 heeft de dga onder voorwaarden de mogelijkheid het pensioen in eigen beheer onder te brengen bij een buitenlandse pensioenuitvoerder. Deze pensioenuitvoerder moet zijn gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie (EU), of in een staat van de Europese Economische Ruimte (EER). Voor deze EU/EER eigen beheer pensioenuitvoerder gelden vanzelfsprekend dezelfde uitgangspunten als voor de in Nederland gevestigde eigen beheer pensioenuitvoerder: • de pensioenverplichting moet worden gerekend tot het binnenlandse ondernemingsvermogen van die Nederlandse c.q. EU/EER eigen beheer pensioenuitvoerder; • de Nederlandse c.q. EU/EER eigen beheer pensioenuitvoerder moet aannemelijk maken dat zij onder worpen is aan de vennootschapsbelasting dan wel aan een belasting naar de winst die naar Nederlandse begrippen kwalificeert als een reële heffing. Als reële heffing wordt aangenomen een belastingheffing van ten minste 10%; • de eigen beheer pensioenuitvoerder mag alleen pensioen uitvoeren van een dga in de zin van de PW; • de eigen beheer pensioenuitvoerder moet zich tegenover de belastinginspecteur verplichten informatie te verstrekken over de uitvoering van de pensioenregeling en de winstbepaling van het lichaam; SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
• de eigen beheer pensioenuitvoerder moet met de (belasting)ontvanger een overeenkomst sluiten voor het aanvaarden voor de betaling van de belasting die door de dga is verschuldigd en die alleen wordt ingevorderd bij bepaalde verboden handelingen van het pensioen, zoals afkoop. 6.6.4 Dekkingsverzekering Ook bij het verzekeren in eigen beheer bij een buitenlandse pensioenuitvoerder ligt het risico voor het nakomen van de toegezegde pensioenen bij de BV van de dga. De BV kan dit risico afdekken door het afsluiten van een kapitaaldekkingsverzekering bij een verzekeraar. Een dekkingsverzekering is een eenvoudig product waarmee de dga via de onderneming (de BV) een vermogen kan opbouwen. Met de uitkering van de dekkingsverzekering op pensioendatum beschikt de BV over voldoende middelen om het in eigen beheer gehouden pensioen te kunnen afstorten bij een verzekeraar. Bij voortijdig overlijden is er ook voldoende in kas om het nabestaandenpensioen te kunnen uitkeren als er ook een adequaat overlijdenrisico mee wordt verzekerd. Kenmerkend voor de dekkingsverzekering is dat de dga als de verzekerde optreedt en de eigen BV optreedt als verzekeringnemer en begunstigde. De kapitaaldekkingsverzekering is een vermogensbestanddeel van de BV en kan in het faillissement worden betrokken. echtgenoot van de dga
geen beroep op de fiscale glijcausule
61
Vóór 1 januari 1995 mocht ook het pensioen van de echtgenoot van de dga in eigen beheer worden opgebouwd. De echtgenoot hoefde niet te voldoen aan het 10%-aandelencriterium. Sinds 1 januari 1995 is dit niet langer toegestaan. Een op 31 december 1994 bestaande pensioenaanspraak van de echtgenoot van een dga mag in eigen beheer worden voortgezet. 6.6.5 (Geen) fiscale glijclausule De dga die zijn pensioen (gedeeltelijk) in eigen beheer opbouwt, kan geen beroep doen op de fiscale glijclausule. Volgens deze glijclausule kan een pensioenregeling worden ingevoerd en daarna aan de Belastingdienst worden voorgelegd (zie ook paragraaf 6.8.2). Mocht de Belastingdienst de regeling niet goedkeuren, dan kan de regeling zonder verdere gevolgen met terugwerkende kracht worden aangepast. Dit geldt niet voor de dga. Bij twijfel of de pensioenregeling fiscaal zuiver is, mag de dga de regeling pas invoeren nádat goedkeuring van de Belastingdienst is verkregen. De dga doet er dus goed aan om vóór invoering de regeling aan de Belastingdienst voor te leggen.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
inkopen van ontbrekende dienstjaren
6.6.6 Zakelijkheid Als een aan de dga toegekend pensioenrecht voldoet aan de regels van de loonbelasting, betekent dit niet dat deze toezegging voor de vennootschapsbelasting altijd als zakelijk kan worden aangemerkt. In de praktijk roept vooral de inkoop van dienstjaren vragen op over de zakelijkheid. Dit betreft het inkopen van ontbrekende dienstjaren die tot 8 juli 1994 bij een andere werkgever zijn doorgebracht. Als de werknemer geen dga is, komen de kosten van een dergelijke inkoop doorgaans voor rekening van de werknemer. Als de werknemer een dga is en hij voor de inkoop geen of een geringe eigen bijdrage betaalt, kan de zakelijkheid in het gedrang komen. Immers, de kosten van de extra pensioenaanspraak zijn dusdanig hoog, dat geen redelijk denkende werkgever deze kosten, onder dezelfde omstandigheden, voor zijn rekening had genomen, als de werknemer niet tevens aandeelhouder zou zijn. De extra aanspraak is dan niet zakelijk. Dat betekent dat de werkgever de pensioenkosten over het niet-zakelijke deel niet in aftrek voor de vennootschapbelasting kan brengen. 6.6.7 Voorperiode/oprichtingsperiode Een BV oprichten kost tijd. De periode waarin de ondernemingsactiviteiten al zijn gestart, maar de BV nog niet bestaat, noemen we de voorperiode. In deze voorperiode wordt de rechtspersoon vaak geduid als BV in oprichting.
oprichtingsperiode van de BV
progressieve belastingheffing overde waarde in het economisch verkeer faillissement
62
De voorperiode, zijnde de oprichtingsperiode van de BV, is geen diensttijd, want de BV bestaat nog niet. De dga is dan nog geen werknemer. Over deze periode kan een dga geen pensioen opbouwen. Overigens kon de voorperiode tot 1 juni 1999 wel worden meegenomen als pensioengevende diensttijd. 6.6.8 Prijsgeven pensioenaanspraak Het prijsgeven van een pensioenaanspraak in eigen beheer, oftewel afzien van de pensioenaanspraak, leidt tot progressieve belastingheffing over de waarde van de pensioenaanspraak in het economisch verkeer. Veelal is daarnaast ook 20% revisierente verschuldigd. Bij bedrijfseconomische neergang leidt het prijsgeven van pensioenrechten niet tot belastingheffing. Zo zullen er bij faillissement geen (liquide) middelen meer zijn om het pensioen daadwerkelijk uit te keren. In deze situatie hebben de aanspraken feitelijk geen waarde. Alleen als de pensioenaanspraak niet voor verwezenlijking vatbaar is, kan er zonder loonheffing en revisierente van worden afgezien. De dga mag alleen het deel prijsgeven dat niet te verwezenlijken is. Wel valt de verplichting, voorzover ervan wordt afgezien, vrij in de winst van de vennootschap. In de praktijk komt het regelmatig voor dat een gedeelte van het pensioen niet kan worden uitgekeerd, oftewel niet voor verwezenlijking vatbaar is. SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Er is pas sprake van een belastbaar feit als een voor verwezenlijking vatbaar deel van de aanspraak geheel of gedeeltelijk wordt prijsgegeven. In die situatie is er slechts een belastbaar bedrag ter grootte van de waarde van het voor verwezenlijking vatbare deel. Voorbeeld De opgebouwde pensioenaanspraak bedraagt € 15.000 per jaar. De waarde van deze pensioenaanspraak is € 150.000. Er is slechts € 90.000 aan liquide middelen aanwezig. De Belastingdienst zal zich op het standpunt stellen dat jaarlijks € 15.000 moet worden uitgekeerd tot een totaalbedrag van € 90.000 (voor verwezenlijking vatbaar). De dga ziet af van zijn pensioenrechten. Hij geeft dus zijn in eigen beheer gehouden pensioenaanspraak prijs. Over de waarde van de voor verwezenlijking vatbare rechten is belasting en revisierente verschuldigd. Van de pensioenaanspraak van € 150.000 is € 60.000 niet voor verwezenlijking vatbaar (kwijtgescholden). Over € 90.000 is wel loonheffing en revisierente verschuldigd.
uitstel zonder oprenting
tijdelijke versoepeling prijsgeven/afstempelen
63
Als de pensioendatum van het in eigen beheer gehouden pensioen wordt uitgesteld zonder dat sprake is van actuariële oprenting van de pensioenaanspraken, is ook sprake van prijsgeven. In dat geval is over de gehele aanspraak belasting en revisierente verschuldigd. Prijsgeven van eigenbeheer pensioen zonder fiscale afrekening Het is tijdelijk mogelijk dat dga’s die hun pensioen hebben ondergebracht in eigen beheer onder strikte voorwaarden eenmalig op de pensioeningangsdatum hun pensioen kunnen prijsgeven zonder fiscaal af te rekenen. In het Belastingplan 2013 wordt overigens niet gesproken over ‘prijsgeven’ maar over ‘afstempelen’. Er volgt nog een besluit waarin deze voorwaarden verder worden uitgewerkt. In het kort luiden de voorwaarden: • het afstempelen betreft een eenmalige mogelijkheid op pensioendatum; • de dekking van de pensioenaanspraken is lager dan 75% van de fiscale waarde; • de onderdekking is het gevolg van reële beleggings- en ondernemingsverliezen. Hierbij wordt gekeken naar vóór de pensioendatum gedane winstuitdelingen;
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
• er worden voorwaarden gesteld aan de winstbepaling van het eigenbeheerlichaam en schuldvorderingen ten opzichte van de dga en aan hem verbonden lichamen en personen; • er worden ook voorwaarden gesteld m.b.t. de omvang van de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang in het eigenbeheerlichaam; • de dga, pensioenuitvoerder (eigenbeheerlichaam) en werkgever moeten zich akkoord verklaren met de afstempeling; • alle pensioenen bij het eigenbeheerlichaam moeten evenredig worden afgestempeld. Pensioenuitkeringen die op 1 januari 2013 al zijn ingegaan kunnen in de periode 2013 tot en met 2015 onder dezelfde voorwaarden gedeeltelijk eenmalig worden prijsgegeven. 6.6.9 Waardeoverdracht De dga kan de pensioenrechten die hij bij een verzekeraar heeft opgebouwd, overbrengen naar zijn eigen BV. Bij deze waardeoverdracht worden de elders opgebouwde pensioenrechten omgezet in fictieve dienstjaren bij de eigen pensioenregeling. Het inbrengen van een extern verzekerd pensioen in de eigenbeheerssituatie is afkoop, indien dat pensioen niet voldoet aan de aanvullende voorwaarden voor eigen beheer. Het is niet toegestaan het pensioen dat als een ‘normale’ werknemer bij een (vorige) werkgever is opgebouwd, over te dragen naar eigen beheer. Gedeeltelijke overdracht van een pensioenaanspraak naar een niet-toegelaten verzekeraar wordt beschouwd als afkoop van de gehele aanspraak. wettelijk recht op waardeoverdracht
64
Sinds 8 juli 1994 hebben werknemers een wettelijk recht op waardeoverdracht. Dit vloeit voort uit de PW. Bij wijziging van het dienstverband kan de werknemer het opgebouwde pensioen bij de ex-werkgever(s) overgedragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Hierbij vindt geen verhoging van de pensioenaanspraken plaats. Het is slechts de overheveling van pensioenaanspraken van de oude uitvoerder naar de nieuwe uitvoerder. De dga valt niet onder de PW, waardoor hij geen wettelijk recht op waardeoverdracht heeft. Hij kan wel een verzoek tot waardeoverdracht doen. De pensioenuitvoerder is niet verplicht om aan het verzoek mee te werken.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Waardeoverdracht kan voor de dga interessant zijn als de regeling in eigen beheer een salaris-/ diensttijdregeling bevat. De overgedragen pensioenaanspraken worden dan omgezet in dienstjaren bij de eigen BV. Indien na de waardeoverdracht minder dienstjaren worden toegekend bij de BV, kan de dga het verschil in dienstjaren inkopen. waardeoverdracht voor de dga inkopen van pensioentekorten na waardeoverdracht
De mogelijkheid om in- en uitgaande waardeoverdracht te plegen moet blijken uit de pensioenregeling. 6.6.10 Inkoop diensttijd (vóór en ná 1994) Inkoop van dienstjaren is het inkopen van pensioentekorten na waardeoverdracht. Als het aantal door waardeoverdracht verkregen dienstjaren (fictieve dienstjaren) minder is dan de dienstjaren doorgebracht bij de vorige werkgever (werkelijke dienstjaren), kan het verschil in de huidige pensioenregeling worden ingekocht. Inkoop van ontbrekende dienstjaren voor en na waardeoverdracht is niet beperkt tot jaren vóór 8 juli 1994.
inkoop van de dienstjaren voor rekening van de BV
Indien geen waardeoverdracht heeft plaatsgevonden, is het niet toegestaan om over de jaren na 8 juli 1994 ontbrekende dienstjaren in te kopen. De dienstjaren vóór 8 juli 1994 kunnen wel worden ingekocht. De inkoop van de dienstjaren kan geheel voor rekening van de BV komen. Dit is echter alleen toegestaan indien sprake is van zakelijk handelen. De staatssecretaris heeft in een besluit van 28 maart 2006 aangegeven dat de kosten van inkoop van dienstjaren zakelijk zijn, als in een bepaald jaar de ingekochte diensttijd niet meer bedraagt dan de diensttijd in dat jaar zelf. Een dga kan dus jaarlijks één dienstjaar inkopen zonder discussie over de zakelijkheid van deze handeling. Voorwaarde is dat de totale arbeidsbeloning (zonder de kosten van de extra pensioentoezegging) in fiscaal opzicht zakelijk moet zijn. Mocht een dga verscheidene dienstjaren ineens willen inkopen of de pensioentoezegging op andere wijze willen verhogen, waardoor over de zakelijkheid twijfel kan ontstaan, dan kan hij dit voorleggen aan de Belastingdienst.
65
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6.6.11 Scheiding dga Uit de pensioenregeling blijkt of en in hoeverre het pensioen van de dga bij het verbreken van het partnerschap of bij echtscheiding moet worden verdeeld. Een gescheiden dga zal naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad vrijwel altijd op verzoek van de ex-partner het aan hem of haar toekomende deel van de pensioenaanspraak moeten afstorten bij een verzekeraar. Van de ex-partner kan immers niet worden gevergd dat hij of zij afhankelijk blijft van de onderneming van de dga en het risico moet blijven dragen dat later niet aan de pensioenverplichting kan worden voldaan. Alleen als de dga aannemelijk maakt dat het vrijmaken van de benodigde financiële middelen of het lenen hiervan de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt, hoeft er op dat moment niet bij een verzekeraar afgestort te worden. 6.7 Internationale aspecten van pensioen In de Wet LB komen onder meer de volgende internationale aspecten van pensioen aan de orde: • Een werknemer emigreert naar het buitenland. Hij heeft Nederlands pensioen opgebouwd dat in Nederland buiten de heffing is gebleven door de omkeerregeling (conserverende aanslag). • Een werknemer wil pensioen opbouwen over salaris dat hij ontvangt voor werkzaamheden die hij verricht in Nederland voor binnenlandse onderdelen van het bedrijf en in het buitenland voor buitenlandse onderdelen van het bedrijf (salary split). • Een werknemer gaat een dienstbetrekking aan in het buitenland, maar wil zijn pensioen in Nederland blijven opbouwen (uitzending naar het buitenland). • Een emigrant brengt het pensioen dat hij in Nederland heeft opgebouwd in een buitenlandse pensioenregeling in (waardeoverdracht naar het buitenland). • Een werknemer gaat deelnemen in een Nederlandse pensioenregeling en wil zijn in het buitenland opgebouwde pensioen overdragen naar de Nederlandse pensioenuitvoerder (waardeoverdracht naar Nederland).
66
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
conserverende aanslag verboden handelingen
zekerheidstelling buiten EU
6.7.1 Emigratie en conserverende aanslag Zodra een binnenlandse belastingplichtige emigreert, eindigt zijn binnenlandse belastingplicht voor de inkomstenbelasting. Wanneer de emigrant recht heeft op pensioenuitkeringen waarvoor in Nederland heffing achterwege is gebleven, wordt het pensioen direct voorafgaand aan de emigratie progressief belast. Tevens is revisierente (maximaal 20%) verschuldigd. Op schriftelijk verzoek van de belastingplichtige verleent de Belastingdienst gedurende tien jaar uitstel van betaling voor de inkomstenbelasting over de pensioenaanspraak en voor de revisierente. Deze aanslag heet een conserverende aanslag. Na tien jaar vervalt het recht tot invordering van de conserverende aanslag. Als de belastingplichtige binnen tien jaar na emigratie geen verboden handelingen verricht met het pensioen (bijvoorbeeld afkoop, vervreemding, prijsgeven), hoeft de aanslag niet meer te worden betaald. Tot voor kort werd alleen uitstel van betaling verleend als voldoende zekerheid was gesteld voor de verschuldigde belasting. Zekerheidstelling kon plaatsvinden door het verpanden van het pensioen aan de Belastingdienst. In maart 2004 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen en is de verplichting tot zekerheidstelling bij emigratie naar landen binnen de EU afgeschaft. Zekerheidstelling is nog wel verplicht bij waardeoverdracht naar een land buiten de EU. In juni 2009 heeft de Hoge Raad verschillende arresten gewezen over conserverende aanslagen bij pensioen en lijfrente. In het geding was of het is toegestaan een conserverende aanslag op te leggen op grond van een belastingverdrag. In de belastingverdragen wordt aan het nieuwe woonland doorgaans de heffingsbevoegdheid toegewezen. De Hoge Raad concludeerde dat het opleggen van een conserverende aanslag bij emigratie in strijd was met de toepassing en uitleg van belastingverdragen. Wel zou het mogelijk zijn om een conserverende aanslag op te leggen voor de totaalsom van de genoten belastingfaciliteit. Dit is de som van de premies. Inmiddels is de wetgeving dusdanig aangepast dat een conserverende aanslag kan worden opgelegd over de in totaal verleende belastingfaciliteit.
buitenlands deel van het salaris vrijgestelde aanspraak
67
6.7.2 Salarysplit Er is sprake van een salarysplit als het salaris van een Nederlandse werknemer die gelijktijdig werkzaam is bij één of meer buitenlandse onderdelen van het bedrijf, wordt gesplitst in een binnen- en een buitenlands deel. Volgens de staatssecretaris van Financiën is het niet mogelijk om gedurende de periode van salarysplit pensioen op te bouwen over het buitenlandse deel van het salaris. Dit kan pas wanneer de buitenlandse dienstbetrekking is beëindigd. Het Nederlandse bedrijf kan dus geen vrijgestelde pensioenaanspraak toezeggen over het salaris van zowel de Nederlandse als de buitenlandse dienstbetrekking. Indien het Nederlandse bedrijf over het totale loon pensioenrechten toekent, is het pensioen bovenmatig.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
inkoop
Van een vrijgestelde aanspraak is slechts sprake indien het pensioengevend loon niet hoger is dan het loon bij het Nederlandse bedrijf. Wel is inkoop over de buitenlandse, binnen concernverband doorgebrachte diensttijd achteraf, dus bij terugkeer bij het Nederlandse bedrijf, mogelijk.
eigen bijdrage
Gedurende de periode van salarysplit kan in Nederland geen pensioen worden opgebouwd over het buitenlandse deel van het salaris. De eigen bijdrage voor pensioenopbouw vindt daarom slechts plaats over het Nederlandse deel van het salaris.
concernverband
de kosten van de pensioen aanspraak over het buitenlandse salaris moeten ten laste komen van het buitenlandse concern
6.7.3 Uitzending naar buitenland Bij uitzending van werknemers in concernverband naar het buitenland komt het voor dat de deelname aan de Nederlandse pensioenregeling voor het in het buitenland verdiende salaris wordt voortgezet. De Nederlandse pensioenregeling wordt niet onzuiver indien de buitenlandse vestiging zelf een pensioentoezegging aan de (uitgezonden) werknemer doet die overeenkomt met de pensioenregeling van het Nederlandse bedrijf. Deze pensioenaanspraak kan ook worden verzekerd bij de verzekeraar van de Nederlandse pensioenregeling. Bij die Nederlandse pensioenverzekeraar zijn dan zowel de aanspraken ondergebracht die zijn toegezegd door het Nederlandse bedrijf als de aanspraken die zijn toegezegd door het buitenlandse concern. Duidelijk moet blijken dat de aanspraken over de buitenlandse diensttijd daadwerkelijk zijn toegekend door de buitenlandse vestiging. De kosten van de pensioenaanspraak over het buitenlandse salaris moeten ten laste komen van het buitenlandse concern. Indien deze kosten eerst worden betaald door het Nederlandse bedrijf, dienen ze aan het buitenlandse lichaam te worden doorbelast (inclusief de kosten van de backservice bij salarisverhogingen). 6.7.4 Waardeoverdracht naar buitenland In drie situaties is het fiscaal toegestaan pensioen onder te brengen bij een buitenlandse pensioen uitvoerder: 1 De pensioenuitvoerder is door het Ministerie van Financiën aangewezen als toegelaten buitenlandse pensioenuitvoerder. 2 Een in het buitenland wonende werknemer heeft zijn pensioen ondergebracht bij een aldaar gevestigde, niet-toegelaten pensioenuitvoerder en gaat in Nederland in dienstbetrekking werken, terwijl hij zijn pensioenopbouw wil voortzetten bij de buitenlandse pensioenuitvoerder. De opbouw van het pensioen mag onder voorwaarden bij de niet-toegelaten buitenlandse pensioenuitvoerder worden voortgezet.
68
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
3 Een in Nederland wonende werknemer werkt in het buitenland en bouwt daar pensioen op bij een niettoegelaten pensioenuitvoerder. Vervolgens aanvaardt hij in Nederland een dienstbetrekking, terwijl hij zijn pensioen in het buitenland wil blijven opbouwen. In dit geval is het toegestaan de opbouw van het pensioen bij de niet-toegelaten buitenlandse pensioenuitvoerder voort te zetten. Naast de fiscale eisen dient ook te worden voldaan aan de voorschriften van de PW.
voorwaarden
69
Sinds 1 januari 2001 is overdracht naar een niet-toegelaten buitenlandse pensioenuitvoerder alleen toegestaan als de belanghebbende in het buitenland gaat werken. Voor een dergelijke geruisloze overdracht van pensioenkapitaal wordt onder de volgende voorwaarden toestemming gegeven: 1 De belastinginspecteur gaat akkoord met de hoogte van het over te dragen kapitaal. 2 Het pensioenkapitaal wordt rechtstreeks en in zijn geheel overgedragen aan de buitenlandse verzekeraar ter verwerving van pensioenaanspraken. 3 De Nederlandsche Bank verleent voor de overdracht ontheffing indien dit op grond van wet- of regelgeving geboden is. Indien geen ontheffing vereist is, moet de belanghebbende dit aantonen. 4 Belanghebbende maakt aannemelijk dat hij in het desbetreffende land een substantiële dienstbetrekking (een termijn van ten minste vijf jaar) heeft aanvaard. 5 Belanghebbende maakt aannemelijk dat: a de nieuwe pensioenregeling een in het desbetreffende land gebruikelijke pensioenregeling is; b de te zijner tijd te verrichten uitkeringen betrokken zullen worden in een in dat land van kracht zijnde heffing naar het inkomen, met inbegrip van dat deel van de uitkeringen dat gerelateerd kan worden aan het in Nederland opgebouwde pensioenkapitaal. Onderdeel b is alleen van toepassing bij (voorgenomen) emigratie. 6 Belanghebbende overlegt een exemplaar van de nieuwe pensioenregeling. 7 Belanghebbende overlegt een verklaring van de buitenlandse verzekeraar waarin wordt aangetoond dat een substantieel pensioentekort ontstaat als het pensioenkapitaal niet wordt overgedragen. De overdracht moet een pensioenbreuk voorkomen. 8 Indien sprake is van (voorgenomen) emigratie, verstrekt belanghebbende gegevens waaruit de nieuwe woonplaats blijkt. 9 Ter zake van de waardeoverdracht wordt geen enkele aftrek op het inkomen van belanghebbende en/of van zijn partner toegepast.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Indien aan deze voorwaarden is voldaan, kan de Belastingdienst een verklaring geven waarin de verzekeraar niet aansprakelijk wordt gesteld voor de door belanghebbende verschuldigde belasting en revisierente. Als aan de genoemde voorwaarden wordt voldaan, wordt geen te belasten loon geconstateerd. Wel wordt een conserverende aanslag opgelegd. De verschuldigde belasting wordt niet ingevorderd als het pensioenkapitaal in stand blijft en er geen sprake is van afkoop van pensioen of andere vormen van afwikkeling die niet zijn toegestaan. 6.7.5 Waardeoverdracht naar Nederland Belastingplichtigen die in dienst zijn geweest bij een buitenlandse werkgever en in Nederland werkzaam zijn, kunnen pensioenkapitaal overdragen naar een in Nederland toegelaten verzekeraar. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: 1 De waardeoverdracht gaat rechtstreeks van de buitenlandse verzekeraar naar een in Nederland toegelaten verzekeraar. 2 Er kunnen niet meer pensioenrechten worden ingekocht dan overeenkomen met het overgedragen kapitaal. 3 Ter zake van de waardeoverdracht vindt geen enkele aftrek plaats op enig in Nederland belastbaar inkomen van de pensioengerechtigde en/of diens partner. 4 De vóór de waardeoverdracht zuivere Nederlandse pensioenregeling blijft ook na de waardeoverdracht zuiver. 5 De uitkeringen uit de pensioenregeling worden beschouwd als loon uit vroegere dienstbetrekking. De aanspraken op buitenlandse pensioenen hoeven vóór de waardeoverdracht naar Nederlandse maatstaven niet zuiver te zijn. Na de waardeoverdracht kent de Nederlandse werkgever of de pensioen uitvoerder een met dat kapitaal corresponderende verhoging van de pensioenaanspraak toe. De te zijner tijd uit te keren pensioentermijnen vormen geen belastbaar loon voorzover zij betrekking hebben op de in het buitenland verrichte arbeid, indien de werknemer op het moment van uitkering (wederom) buitenlands belastingplichtige is.
70
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Indien de werknemer op het moment van uitkering in Nederland belastingplichtig is, geldt het volgende: • het deel van het pensioen dat in het buitenland is opgebouwd en waarover een fiscale faciliteit is genoten, wordt in de belastingheffing betrokken; • het deel van het pensioen dat in het buitenland is opgebouwd en waarover géén fiscale faciliteit is genoten, wordt niet in de belastingheffing betrokken. De berekening van de pensioenuitkering dat buiten de belastingheffing valt, hangt af van het stelsel waarin het pensioen is opgebouwd: een eindloon-, middelloon- of beschikbare premiestelsel. Als het kapitaal wordt ingebracht in een pensioenregeling die is gebaseerd op een eindloonregeling, kunnen fictieve dienstjaren worden toegekend. Bij een middelloonregeling kan voor het kapitaal een extra pensioenbedrag worden ingekocht. Bij een beschikbarepremieregeling dient het overgedragen kapitaal als premie voor een toekomstig pensioen. Uitkeringen uit een Nederlandse pensioenregeling waarin het buitenlandse kapitaal is ingebracht, worden niet (nogmaals) in de belastingheffing betrokken voor het gedeelte van de aanspraken dat in het buitenland is opgebouwd en waarvoor geen belastingfaciliteit is genoten. Bij de uitkering van de pensioentermijnen wordt afgezien van belastingheffing tot het bedrag van de pensioenaanspraken die in het buitenland zijn belast. De werknemer moet wel aannemelijk maken dat in het buitenland daadwerkelijk belasting is geheven over de verkrijging van die aanspraken, dan wel geen verlaging van daadwerkelijk geheven belasting heeft plaatsgevonden. In de Nederlandse regeling kan door deze waardeoverdracht een bovenmatigheid optreden. Net als bij waardeoverdracht in een binnenlandse verhouding wordt de regeling toch als een zuivere pensioenregeling in de zin van de Wet LB aangemerkt.
71
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
bepaalde buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland werken
6.7.6 30%-regeling De 30%-regeling is een fiscale regeling voor bepaalde buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland werken. Werknemers die na 1 januari 2001 naar Nederland zijn gekomen, kunnen onder voorwaarden in aanmerking komen voor een belastingvrije kostenvergoeding van ten hoogste 30% van hun loon. Over deze zogenaamde ‘extraterritoriale kostenvergoeding’ hoeven zij geen loon- en inkomstenbelasting te betalen. Of een werknemer onder de 30%-regeling valt, blijkt uit een beschikking van de Belastingdienst. Deze beschikking wordt sinds 1 januari 2012 afgegeven voor een maximale duur van 8 jaar. Dat was voorheen 10 jaar. Tot 1 januari 2001 stond deze regeling bekend als de 35%-regeling. Op pensioenterrein is het verschil dat over de 30%-vergoeding geen pensioen mag worden opgebouwd en over de 35% vergoeding wel. Volgens de wet mag dus sinds 1 januari 2001 geen pensioen meer worden opgebouwd bij toepassing van de 30%-regeling. Pensioenopbouw is slechts toegestaan over de resterende 70% van het salaris. Voor de pensioenopbouw voor bestaande gevallen gold een overgangsmaatregel. Deze is echter op 1 juli 2012 komen te vervallen.
‘cafetaria’-besluit
72
In het ‘cafetaria’-besluit heeft de staatssecretaris van Financiën de mogelijkheid opgenomen van opbouw over een hoger loon dan het feitelijk genoten loon in het kader van de 30%-regeling. Voor alle soorten pensioenstelsels is goedgekeurd dat de geboden verlaging van het pensioengevend loon bij een verlaging van het fiscale loon achterwege blijft als is voldaan aan een aantal voorwaarden.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6.8 Bijzondere onderwerpen 6.8.1 Verboden handelingen
afkoop kleine pensioenen
geen bijzondere regeling voor afkoop bij emigratie
Verboden handelingen zijn: • een wijziging van een regeling of omstandigheid waardoor de aanspraken niet meer als pensioen regeling zijn aan te merken; • het prijsgeven of afzien van de pensioenaanspraak (uitleg: is altijd verboden); • afkoop of vervreemding van de aanspraak, dan wel het formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden (hoofdregel). Afkoop is wel toegestaan: - indien het pensioen niet meer bedraagt dan de afkoopgrens (€ 451,22 per jaar) en aan de in de PW genoemde voorwaarden is voldaan; - in verband met fiscale bovenmatigheid.
Sinds de invoering van de PW op 1 januari 2007 is er geen bijzondere regeling voor afkoop bij emigratie meer. Indien een verboden handeling met pensioen geschiedt, heeft dit tot gevolg dat: • de waarde van de gehele aanspraak progressief wordt belast als loon uit vroegere dienstbetrekking; • maximaal 20% revisierente is verschuldigd over de waarde van de pensioenaanspraak.
De pensioenuitvoerder moet de wettelijke loonheffingen inhouden op de waarde van de pensioenaanspraak en is aansprakelijk voor de revisierente. De aanspraak verhuist dan naar box 3. Ook na afkoop is op de aanspraak nog steeds de PW van toepassing. Dit betekent dat de afkoopwaarde moet worden omgezet in pensioenuitkeringen. Deze pensioenuitkeringen worden vervolgens onbelast uitgekeerd.
73
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
vóórdat de regeling wordt ingevoerd of gewijzigd
aanpassing met terugwerkende kracht
6.8.2 Pensioenregeling voorleggen aan de Belastingdienst De werkgever kan de Belastingdienst verzoeken om aan te geven of zijn pensioenregeling voldoet aan de wettelijke bepalingen. Dit verzoek moet worden gedaan vóórdat de regeling wordt ingevoerd of gewijzigd. Als de werkgever het verzoek na invoering indient, zal de Belastingdienst wel aangeven op welke onderdelen de regeling eventueel niet voldoet, maar geen goedkeurende beschikking verstrekken. Indien de Belastingdienst heeft geconstateerd dat de regeling niet voldoet, is de gehele pensioenaanspraak belast. Fiscale glijclausule Als de fiscale glijclausule in het pensioenreglement is opgenomen, kan de regeling met terugwerkende kracht worden aangepast tot een aanvaardbaar pensioen. Hiervoor is geen goedkeuring van de Belastingdienst nodig. De herziene regeling wordt geacht vanaf de invoering of de wijziging aan de fiscale eisen te hebben voldaan. De aanpassing met terugwerkende kracht moet plaatsvinden direct nadat is geconstateerd dat de pensioenregeling niet voldoet aan de wettelijke normen. Deze ‘fiscale glijclausule’ moet in de pensioenbrief of het pensioenreglement zijn opgenomen. De dga die zijn pensioen (gedeeltelijk) in eigen beheer opbouwt, kan geen beroep doen op de fiscale glijclausule (zie ook paragraaf 6.6.5). De glijclausule werkt alleen als de pensioenregeling vóór invoering wordt voorgelegd aan de Belastingdienst. 6.8.3 Inhaal en inkoop van pensioen bij pensioentekort Om pensioentekorten die in het verleden zijn ontstaan te repareren, kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid tot inhaal en/of inkoop van pensioen. Voorwaarde is dat de pensioenregeling deze mogelijkheid biedt.
inhaal
74
Inhaal Inhaal van pensioen is mogelijk als de bij de huidige werkgever opgebouwde pensioenrechten lager zijn dan het fiscaal maximum. Hierbij gaat het om de bij de huidige werkgever doorgebrachte diensttijd. Ook de fictieve diensttijd die is verkregen door waardeoverdracht uit vorige dienstbetrekking(en) telt mee als diensttijd bij de huidige werkgever.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
inkoop
bijsparen/pensioenaanvullen
Inkoop Inkoop van pensioen is mogelijk als het totaal van de bij de vorige werkgever(s) opgebouwde pensioen rechten onder het fiscale maximum ligt. Het fiscale maximum bij inkoop is gerelateerd aan de hoogte van de pensioentoezegging van de huidige werkgever en niet aan het wettelijk toegestane fiscale maximum zoals bij inhaal het geval is. Uitgangspunt voor inkoop is dus de pensioenregeling van de huidige werkgever. Let op! Inhaal en/of inkoop van pensioen wordt in de volksmond vaak geduid als ‘bijsparen’. ‘Pensioen aanvullen’ dekt beter de lading. Een pensioenaanvulregeling en een basispensioenregeling werken als communicerende vaten: de pensioenaanvulruimte wordt immers beïnvloed door wijzigingen in de basispensioenregeling. Als de basispensioenregeling en de pensioenaanvulregeling niet bij dezelfde pensioenuitvoerder zijn ondergebracht, bestaat het risico dat de fiscale begrenzing niet kan worden bewaakt en wordt overschreden. In dat geval is de gehele aanspraak ineens belast en is revisierente verschuldigd!
Dit speelt in de volgende situaties:
• inhaa l van pen sioen da is opgeb t niet ouwd bij de huidig werkgev e • inkoo er; p van pe nsioen o vóór 8 ju ver dien li 1 9 sttijd 94; • inkoo p van pe nsioe ‘ontbrek ende die n over nst is sprake als het o tijd’. Hiervan vergedra pensioen ge kapitaal uit voorg n dienstbe aan tre werkgev kkingen bij de h de er op min u der ‘fictie idige dienstja ren ve’ daadwer recht geeft dan kelijke d de ien dienstbe trekking stjaren in vorige en. 75
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Het pensioentekort kan via inhaalpremies geheel of gedeeltelijk worden aangevuld. Omdat over deze inhaalpremie(s) geen rendement kon worden behaald, mag de berekende inhaalpremie worden vermenigvuldigd met een samengestelde factor van 1,04 voor elk jaar gelegen tussen het einde van het in te halen jaar en de aanvang van het jaar waarin de inhaal plaatsvindt. Een rekenvoorbeeld is opgenomen in paragraaf 6.3.3.8. compensatie beleggingsverlies niet toegestaan
terugdraaien lijfrentepremieaftrek
De Belastingdienst heeft expliciet aangegeven dat extra premiestortingen ter compensatie van tegenvallende beleggingsresultaten op basis van de fiscale regeling niet zijn toegestaan. Let op! Vaak betekent inhaal of inkoop een individuele verbetering van de pensioenregeling. Dit kan gevolgen hebben voor in het verleden genoten lijfrentepremieaftrek. De Belastingdienst kan deze aftrek terug draaien als blijkt dat door inhaal of inkoop het pensioentekort geringer is dan noodzakelijk voor de afgetrokken lijfrentepremie.
6.8.4 Inkoop van pensioen in een eindloonregeling Inkoop van pensioen is toegestaan als het totaal van de bij de vorige werkgever(s) opgebouwde pensioenrechten lager is dan het fiscaal maximum indien alle dienstjaren bij de huidige werkgever zouden zijn doorgebracht. Binnen een individuele regeling moeten de opgebouwde prepensioenaanspraken (van vóór 1 januari 2006) meetellen bij de bepaling van de inkoopruimte voor pensioenopbouw. Slechts bij het bepalen van de fiscale ruimte voor collectieve inkoop van ouderdomspensioen over de jaren vóór 2006 hoeft hiermee geen rekening te worden gehouden. Inkoop van pensioen in een eindloonregeling is mogelijk in de volgende situaties: • een gemis aan dienstjaren na waardeoverdracht van pensioenkapitaal naar de huidige werkgever; • ontbrekende diensttijd van vóór 8 juli 1994 die een werknemer heeft doorgebracht bij vorige werkgevers of daarmee verbonden buitenlandse lichamen.
76
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Let op! De inkoop kan gevolgen hebben voor in het verleden genoten lijfrentepremieaftrek.
maximum van 3% voorindexatie
Voorindexatie is het verhogen van pensioenaanspraken vóór de feitelijke pensioeningangsdatum. Dit kan - net als de na-indexatie - gebeuren met een loon- of prijsindexcijfer of met een vooraf overeengekomen vast percentage. De (vaste) voorindexatie kan niet worden toegepast op beschikbarepremieregelingen. Voorindexatie is alleen mogelijk bij eindloonregelingen zonder verdere opbouw in een bestaande dienst betrekking en middelloonregelingen. Bij eindloonregelingen kan worden gedacht aan premievrije aanspraken na ontslag, vrijwillige voortzetting na ontslag en voortgezette opbouw tijdens perioden van VUT of prepensioen.
na-indexatie
Na-indexatie houdt in dat pensioenuitkeringen vanaf de feitelijke pensioeningangsdatum worden geïndexeerd, bijvoorbeeld met het loon- of prijsindexcijfer. Indexatie kan ook plaatsvinden met een vooraf overeengekomen vast percentage (vaste naindexatie). De (vaste) na-indexatie kan worden toegepast op eindloon-, middelloon- en beschikbarepremieregelingen.
inhouding op het loon aftrekbaar als negatief loon
77
6.8.5 Indexatie Ingegane pensioenen en premievrije pensioenen worden veelal geïndexeerd. Het Ministerie van Financiën heeft goedgekeurd dat voor- en na-indexatie met een vast percentage mogen plaatsvinden, met een maximum van 3%. In dat geval blijft de pensioenregeling fiscaal zuiver.
6.8.6 Werknemersbijdrage aan de pensioenregeling Volgens de Wet LB behoort de eigen bijdrage van de werknemer die wordt ingehouden als bijdrage aan een pensioenregeling niet tot het loon. Dit heeft tot gevolg dat de werkgever over de ingehouden pensioenpremies geen loonheffing verschuldigd is. Hierdoor wordt het loon voor de loonheffing verlaagd. Pensioenpremies die niet worden ingehouden op het loon, waren tot 1 januari 2005 aftrekbaar voor de inkomstenbelasting. Sinds 1 januari 2005 kunnen werknemersbijdragen alleen nog in mindering komen op het belastbare loon wanneer de werkgever de premie op het loon heeft ingehouden.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
In een beperkt aantal situaties is de - niet op het loon ingehouden - werknemersbijdrage nog wel aftrekbaar als negatief loon. Het betreft de werknemer die door premiebetaling in staat wordt gesteld: • pensioentekorten te herstellen over perioden waarin hij uitgesloten was van deelname aan een pensioenregeling; • pensioen te blijven opbouwen tijdens een periode van onbetaald verlof; • de pensioenopbouw voort te zetten gedurende de periode dat hij een VUT- of prepensioenuitkering ontvangt; • door te gaan met pensioenopbouw zolang hij - na onvrijwillig ontslag – een loongerelateerde uitkering ontvangt; • na ontslag de pensioenopbouw vrijwillig voort te zetten gedurende maximaal tien jaar. 6.8.7 Redelijke termijn bij pensioen Bij een beschikbare premieregeling is veelal de hoogte van het uiteindelijk uit te keren pensioen afhankelijk van de hoogte van het pensioenkapitaal. Een verzekerd pensioenkapitaal kan worden uitgekeerd bij het in leven zijn van de deelnemer op de pensioendatum of op de datum van diens eerder overlijden. De belanghebbenden bij een dergelijke overeenkomst (de pensioengerechtigde of diens nabestaanden) kunnen voor de aankoop van pensioen uit het pensioenkapitaal een redelijke termijn in acht nemen. Binnen deze redelijke termijn kunnen zij zich zonder fiscale sanctie - oriënteren en eventuele offertes beoordelen. redelijke termijn
Bij pensioenovereenkomsten bestond onduidelijkheid over de invulling van het begrip ‘redelijke termijn’. De Belastingdienst heeft op 4 mei 2010 haar standpunt bekend gemaakt. Op de pensioendatum bedraagt de redelijke termijn voor de pensioengerechtigde in ieder geval zes maanden. Bij het eerder overlijden van de deelnemer bedraagt de redelijke termijn voor de nabestaanden in ieder geval twaalf maanden. In beide situaties geldt dat verlenging van de redelijke termijn mogelijk is, als de belanghebbende aannemelijk kan maken dat deze in zijn geval nog niet verstreken is. De inspecteur zal dit aan de hand van feiten en omstandigheden moeten beoordelen.
78
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
voorwaarden
IB-ondernemers
6.8.8 Vrijwillige voortzetting na ontslag Op grond van de per 1 januari 2012 gewijzigde fiscale wetgeving kan de pensioenopbouw maximaal tien jaar in plaats van drie jaar fiscaal gefacilieerd worden voortgezet. Voor de vrijwillige voortzetting is de medewerking van de pensioenuitvoerder nodig. Het is niet relevant of een loongerelateerde uitkering wordt ontvangen. De voorwaarden zijn: • de belastingplichtige is als werknemer ten minste drie jaar deelnemer geweest aan de pensioenregeling die vrijwillig wordt voortgezet; • de pensioenregeling moet in beginsel ongewijzigd worden voortgezet. • wijziging is slechts toegestaan indien de pensioenrechten van de werknemer daardoor niet worden verbeterd; • de vrijwillige voortzetting is slechts mogelijk voorzover geen samenloop plaatsvindt met een pensioenregeling bij een eventuele nieuwe werkgever, de vorming van een oudedagsreserve of deelname aan een beroepspensioenregeling; • de uitbreiding van de pensioengevende diensttijd mag niet plaatsvinden in de periode van drie jaren voorafgaande aan de ingangsdatum van de pensioenregeling die vrijwillig wordt voortgezet, tenzij degene die de pensioenregeling vrijwillig voortzet aannemelijk maakt dat hij de dienstbetrekking om medische redenen heeft beëindigd. In de PW is opgenomen dat IB-ondernemers die voorheen in loondienst waren, nog tien jaar hun pensioen bij hun oude pensioenuitvoerder mogen voortzetten. 6.8.9 Overdracht levenslooptegoed naar pensioenregeling Op verzoek van de werknemer mag levenslooptegoed worden overgedragen naar een pensioenuitvoerder. Voorwaarde is dat de pensioenopbouw ook na de overdracht niet bovenmatig is, gerelateerd aan salaris en diensttijd van de werknemer. De overdracht mag op elk moment plaatsvinden, maar uiterlijk op de laatste dag vóór de AOW-gerechtigde leeftijd of een eerdere pensioendatum. Het overgangsrecht voor de levensloopregeling eindigt op 31 december 2021. De pensioenrichtleeftijd bedraagt dan 67 jaar. Praktisch gezien kunnen alleen personen die op 31 december 2012 ten minste de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt hun levenslooptegoed nog aanwenden om hun vervroegd pensioen te financieren. Overdracht is alleen mogelijk als dit met de uitvoerder van de pensioenregeling is overeengekomen. Er bestaat dus geen wettelijk recht.
79
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Wet verevening pensioenrechten bij scheiding
6.8.10 Pensioen en scheiding In de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (Wet VPS) zijn de gevolgen van scheiding voor ouderdomspensioen geregeld. Hoofdregel is dat beide ex-echtgenoten recht hebben op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. 6.8.9.1 Scheiding op of na 1 mei 1995 Op 1 mei 1995 is de Wet VPS in werking getreden. Op grond van deze wet wordt het ouderdomspensioen dat tijdens de huwelijkse periode is opgebouwd in gelijke delen verdeeld tussen ex-echtgenoten. In de Wet VPS wordt geregistreerd partnerschap gelijkgesteld met het huwelijk. De Wet VPS is van toepassing op: • scheidingen die op of na 1 mei 1995 plaatsvinden of hebben plaatsgevonden; • scheidingen van tafel en bed die op of na 1 mei 1995 definitief worden of zijn geworden door inschrijving in het huwelijksgoederenregister; • beëindigingen van geregistreerd partnerschap. De toepassing van de Wet VPS kan worden uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of in het echtscheidings convenant.
Wet VPS niet voor VUT, lijfrenten, AOP, AOW- en Anw-uitkeringen bijzonder partnerpensioen
6.8.10.2 Te verevenen pensioensoorten De Wet VPS is niet van toepassing op VUT-regelingen, lijfrenten, arbeidsongeschiktheidspensioen, AOW- en Anw-uitkeringen. De wet geldt wel voor prepensioen als bij beëindiging van de dienstbetrekking vóór de pensioendatum een premievrije aanspraak wordt toegekend. Een opgebouwd partnerpensioen wordt in beginsel niet volgens de Wet VPS verevend. Hoofdregel is dat opgebouwd partnerpensioen - dat na de scheiding bekend staat als ‘bijzonder partnerpensioen’ - op grond van de PW toekomt aan de ex-echtgenoot. Bij conversie wordt het opgebouwde partnerpensioen echter wel betrokken. Het wordt dan omgezet in een deel van de eigen aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de ex-echtgenoot. In de volgende paragrafen wordt de werknemer aangeduid als ‘vereveningsplichtige’ en zijn ex-echtgenoot als ‘vereveningsgerechtigde’.
80
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
standaardverevening
6.8.10.3 Verevening en conversie Standaardverevening houdt in dat de echtgenoten beiden de helft krijgen van het ouderdomspensioen dat tijdens de huwelijkse periode is opgebouwd. Het huwelijksgoederenregime is hierbij niet van belang. Voorbeeld Pieter en Thea zijn begin 2005 getrouwd. Pieter heeft vanaf begin 1996 pensioen opgebouwd. Thea heeft geen pensioen opgebouwd. Bij scheiding op 1 januari 2013 bedragen de pensioenaanspraken van Pieter: • Ouderdomspensioen 1996 – 2004: € 12.000 • Ouderdomspensioen 2005 – 2013: € 8.000 • Opgebouwd partnerpensioen 2005 – 2013: € 5.600 Pieter en Thea hebben beiden recht op de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdoms pensioen. Ieder krijgt dus een aanspraak van € 4.000. Pieter heeft daarnaast recht op € 12.000 ouderdomspensioen dat hij al voor het huwelijk had opgebouwd. Thea heeft bij overlijden van Pieter recht op een bijzonder partnerpensioen van € 5.600.
modelformulier ‘mededeling van scheiding’ rechtstreeks recht op uitbetaling
Een verzoek tot verevening moet binnen twee jaar na de scheiding door één van de ex-echtgenoten bij de pensioenuitvoerder zijn ingediend. Hiervoor moet het modelformulier ‘mededeling van scheiding in verband met de verdeling van ouderdomspensioen’ worden gebruikt. Dit formulier is bij het gemeentehuis of via www.rijksoverheid.nl te verkrijgen. Indien het verzoek op tijd is ingediend, krijgt de verevenings gerechtigde bij de pensioenuitvoerder een rechtstreeks recht op uitbetaling van zijn/haar deel van het ouderdomspensioen. Is de mededeling niet binnen twee jaar gedaan, dan heeft de vereveningsgerechtigde geen rechtstreeks recht op uitbetaling. Het is dan aan de pensioenuitvoerder of deze meewerkt. Zo niet, dan heeft hij/zij een vorderingsrecht op de ex-echtgenoot tot uitbetaling van het vereveningsdeel. Het verevende ouderdomspensioen is voor het moment van uitkeren afhankelijk van de leeftijd en in leven zijn van de vereveningsplichtige. Pas op het moment dat de vereveningsplichtige de pensioenleeftijd bereikt, zal ook het verevende ouderdomspensioen aan de vereveningsgerechtigde worden uitgekeerd.
81
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
bij overlijden verevenings plichtige vervalt verevend ouderdomspensioen voorwaardelijk recht
Bij overlijden van de vereveningsplichtige komt het verevende ouderdomspensioen te vervallen. Omdat het op grond van de Wet VPS verevende pensioen niet zonder meer aan de vereveningsgerechtigde wordt uitgekeerd, maar hier een voorwaarde aan verbonden is (de vereveningsplichtige moet in leven zijn), wordt ook wel gesproken over een voorwaardelijk recht. Bij overlijden van de vereveningsplichtige wordt wel het op grond van de PW verkregen bijzonder partnerpensioen uitgekeerd ten behoeve van de vereveningsgerechtigde. Bij overlijden van de vereveningsgerechtigde krijgt de vereveningsplichtige weer aanspraak op het volledige pensioen. In dat verband wordt gesproken over het weer ‘aanwassen’ van de aanspraak.
te verevenen pensioen bedraagt minder dan afkoopgrens
Verevening blijft achterwege als bij scheiding blijkt dat het aan de vereveningsgerechtigde uit te betalen deel per jaar minder bedraagt dan de afkoopgrens (€ 451,22 per jaar). Afwijken van standaardverevening De ex-echtgenoten kunnen van standaardverevening afwijken door: 1 een andere verdeling dan ieder de helft van het ouderdomspensioen overeen te komen; 2 af te spreken dat ook de voorhuwelijkse periode bij de verevening wordt betrokken; 3 conversie, deze term wordt hierna toegelicht; 4 af te spreken dat de Wet VPS niet van toepassing is. Let op! een andere verdeling dan ieder de helft van het ouderdomspensioen kan successierechtelijke gevolgen hebben.
conversie
82
Conversie Conversie is het afsplitsen van het vereveningsdeel van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen, zodat de vereveningsgerechtigde een zelfstandig recht op ouderdomspensioen verkrijgt. Tevens verkrijgt de vereveningsgerechtigde de volledige aanspraak op het - tot aan de scheidingsdatum - opgebouwde partnerpensioen. Na de conversie hebben beide ex-partners hun eigen ouderdomspensioen en maakt het, voor wat betreft het ouderdomspensioen, voor geen van beiden uit of de ander nog wel of niet meer in leven is.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Voorbeeld Thea uit het vorige voorbeeld besluit voor conversie te kiezen. De totale waarde van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd bedraagt € 40.000. De waarde van het partnerpensioen bedraagt € 10.000. Pieter verkrijgt een aanspraak met een waarde van € 20.000. Het partnerpensioen waarop Thea bij overlijden recht heeft, wordt omgezet in ouderdomspensioen. Hierdoor krijgt Thea een zelfstandig recht op ouderdomspensioen ter waarde van € 30.000.
pensioenuitvoerder houdt loonheffing in
belastingheffing via de aangifte Boon-van Loon-arrest
83
6.8.10.4 Fiscale behandeling van het vereveningsdeel Het vereveningsdeel dat de pensioenuitvoerder rechtstreeks aan de vereveningsgerechtigde uitbetaalt, wordt via de loonbelasting als inkomen uit vroegere arbeid belast. De pensioenuitvoerder houdt als inhoudingsplichtige op de pensioenbedragen loonheffing in. Krijgt de vereveningsgerechtigde het pensioen uitbetaald door de ex-echtgenoot, dan worden de uitkeringen via de inkomstenbelasting belast als belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen (box 1). Voor de ex-echtgenoot vormt de betaling van het verevende pensioen aan de andere partner voor de inkomstenbelasting een persoonsgebonden aftrekpost (box 1). In deze situatie verloopt de belastingheffing dus via de aangifte. 6.8.10.5 Scheidingen vóór 1 mei 1995 Voor scheidingen tussen 27 november 1981 en 1 mei 1995 geldt de regeling volgens het Boon-Van Loon-arrest. Deze uitspraak van de Hoge Raad gaat ervan uit dat pensioen een onderdeel is van de huwelijksgoederengemeenschap die bij scheiding moet worden verdeeld. Op grond hiervan moeten de waarde van een deel van het ouderdomspensioen en de waarde van een deel van het partnerpensioen worden verrekend. Het gaat om de waarde die in totaal is opgebouwd tot het moment van scheiding en deling van de gemeenschap, dus inclusief de voorhuwelijkse periode.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Voorbeeld Ans en Koos zijn in 1985 gescheiden. Tot het moment van scheiding heeft Koos pensioenen met de volgende waarde opgebouwd: • Waarde ouderdomspensioen € 20.000 • Waarde partnerpensioen € 10.000 • Totaal waarde pensioen € 30.000 Ans krijgt de helft van de totale waarde, dus € 15.000. Hiervan is € 10.000 bestemd voor partner pensioen en € 5.000 voor ouderdomspensioen.
kring van gerechtigden
aanpassing verzekering als werknemer alleenstaand wordt
6.8.11 Restbegunstiging Uit de verzorgingsgedachte vloeit voort dat het pensioen uitsluitend mag toekomen aan de (gewezen) werknemer en na diens overlijden aan zijn (gewezen) echtgenoot/partner en/of (pleeg)kinderen. Het is fiscaal niet toegestaan dat het pensioen wordt uitgekeerd aan iemand anders, tenzij genoemde personen eerder dan of gelijktijdig met de werknemer zijn overleden. In dat geval is sprake van restbegunstiging. Voorwaarde is dat er een verwaarloosbare kleine kans bestaat dat bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum het kapitaal wordt uitgekeerd aan een erfgenaam die niet behoort tot de hiervoor omschreven kring van gerechtigden. Restbegunstiging kan alleen spelen bij werknemers met partner. Indien een werknemer alleenstaand wordt, moet de verzekeringsovereenkomst worden aangepast. Dit geldt zowel bij overlijden van de partner als bij scheiding. De aanpassing is op twee manieren mogelijk: 1 de verzekering wordt omgezet in een verzekering bij leven. Daarnaast kan er een afzonderlijke verzekering zijn voor het bijzonder partnerpensioen voor de ex-partner of voor het wezenpensioen. 2 de begunstiging wordt aangepast. Voorzover het kapitaal bij overlijden meer bedraagt dan de koopsom voor een eventueel bijzonder partnerpensioen of wezenpensioen, dient de werkgever of de pensioenuitvoerder van de werknemer als ontvanger te worden aangewezen. Een werkgever kan geen begunstigde van pensioen zijn. Fiscaal is het echter geen bezwaar wanneer een uitkering uit een pensioenregeling terugvloeit naar de werkgever.
84
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
regeerakkoord
AOW leeftijd sneller verhoogd
6.8.12 Voorgenomen wijzigingen/onderhanden wetgeving (Regeerakkoord) PvdA en VVD hebben de belangrijkste afspraken voor de komende kabinetsperiode op hoofdpunten vastgelegd in een Regeerakkoord. Aanmerkelijke besparingen zijn gevonden in maatregelen op het gebied van de AOW en Anw. Bovendien wordt de fiscaal gefaciliteerde pensioenopbouw, het zogenaamde ‘Witteveenkader’, verder beperkt. Op het moment van publiceren van deze Gids waren nog geen wetsvoorstellen ingediend, daarom is nog slechts sprake van ‘plannen’. Onderstaand geven wij een puntsgewijze opsomming van deze plannen. AOW • De AOW-leeftijd wordt per 1 januari 2013 stapsgewijs verhoogd tot 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 volgens volgend schema:  U bent geboren na 31-12-1947 en voor 01-12-1948 na 30-11-1948 en voor 01-11-1949 na 31-10-1949 en voor 01-10-1950 na 30-09-1950 en voor 01-07-1951 na 30-06-1951 en voor 01-04-1952 na 31-03-1952 en voor 01-01-1953 na 31-12-1952 en voor 01-09-1953 na 31-08-1953 en voor 01-05-1954 na 30-04-1954 en voor 01-01-1955
AOW voor samenwonende AOW-ers aangepast
85
U krijgt AOW in 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021
Uw leeftijd is dan 65 jaar + 1 maand 65 jaar + 2 maanden 65 jaar + 3 maanden 65 jaar + 6 maanden 65 jaar + 9 maanden 66 jaar 66 jaar + 4 maanden 66 jaar + 8 maanden 67 jaar
• Vanaf 2021 wordt de AOW gekoppeld aan de levensverwachting. • Er komt een overbruggingsregeling voor de AOW; • Het is onduidelijk of de AOW-voorschotregeling uit het Begrotingsakkoord 2013 naast de overbruggings regeling blijft bestaan. In het Regeerakkoord is bepaald dat de voorschotregeling definitief niet doorgaat, maar het zou kunnen zijn dat de voorschotregeling als voorloper op de overbruggingsregeling gaat dienen; • Op dit moment ontvangen samenwonende AOW-ers een hogere AOW dan gehuwde AOW-ers (140% van het Wettelijk Minimum Loon (WML) versus 100% WML). Dit wordt voor beide groepen per 1 januari 2015 gelijkgetrokken naar 100% WML. Dit geldt voor nieuwe en gewijzigde situaties;
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
AOW-toeslag eerder afgeschaft voor hoge inkomens
Anw voor nieuwe instroom nog maar één jaar fiscale norm pensioen wordt middelloon jaarlijkse opbouw 0,4% lager
pensioengevend loon gemaximeerd
86
• Wettelijk bestaat de mogelijkheid om oudere mensen bovenop de AOW een tegemoetkoming te verstrekken. Deze tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld en dient om koopkrachtverlies te bestrijden. In het Regeerakkoord staat dat de voorgenomen afschaffing van deze tegemoetkoming niet doorgaat; • AOW-ers met een partner zonder AOW kunnen een toeslag op de AOW krijgen. Reeds in 1995 is besloten om deze toeslag per 2015 te laten vervallen. In het Regeerakkoord staat dat partners met een gezamenlijk inkomen van meer dan € 50.000 (excl. AOW) al per 1 juli 2014 geen toeslag meer ontvangen. Dit geldt voor nieuwe instroom. Ook voor bestaande gevallen komt de partnertoeslag echter - weliswaar na een overgangsperiode - te vervallen. Anw • De Anw bestaat uit een nabestaandenuitkering voor de partner, aangevuld met een halfwezenuitkering voor kinderen. Daarnaast bestaat er voor kinderen die beide ouders zijn verloren de wezenuitkering. In een bestaand wetsvoorstel wordt voorgesteld om de halfwezenuitkering in de nabestaandenuitkering te integreren. Het Regeerakkoord gaat er van uit dat dit doorgaat. Voorgesteld wordt om voor nieuwe gevallen per 1 juli 2014 de maximale duur van een nabestaandenuitkering te beperken tot één jaar. Aan de duur van de wezenuitkering verandert niets. Pensioen • De fiscale norm voor pensioenopbouw wordt gebaseerd op middelloon in plaats van eindloon. Dit betekent dat de norm komt te liggen op 70% van het gemiddeld verdiende loon in plaats van het laatst verdiende loon. Hierdoor worden de in de reeds aangenomen Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd genoemde maximale jaarlijkse percentages voor de pensioenopbouw met nog eens 0,4% verlaagd. Voor eindloonregelingen bedraagt per 1 januari 2014 de maximale jaarlijke pensioenopbouw dan 1,5% en voor middelloonregelingen 1,75%. De maximale opbouwpercentages voor partner- en wezenpensioen nemen evenredig af. Dit betekent ook dat er weer nieuwe staffels gepubliceerd moeten worden, rekening houdend met de verlaagde opbouw. • De pensioenopbouw wordt per 1 januari 2014 nog slechts fiscaal gefaciliteerd tot een pensioengevend loon van € 100.000.
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
AFM Autoriteit Financiële Markten Anw Algemene nabestaandenwet AOW Algemene Ouderdomswet AWBZ Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen BEW Beleggingsrecht Eigen Woning BHW Brede Herwaardering BTW Belasting Toegevoegde Waarde (omzetbelasting) CAO Collectieve Arbeidsovereenkomst dga Directeur-grootaandeelhouder DNB De Nederlandsche Bank FOR Fiscale oudedagsreserve GBA Gemeentelijke Basis Administratie GBM/GBV Gehele Bevolking Mannen/Gehele Bevolking Vrouwen (overlevingstafel) HR Hoge Raad Inv. wet IB 2001 Invoeringswet Wet IB 2001 IOAW Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers IOW Wet Inkomensvoorziening Oudere Werkloze KEW Kapitaalverzekering eigen woning MvF Ministerie van Financiën NHG Nationale Hypotheek Garantie Pre BHW Pre Brede Herwaardering PSK/OSK Protocol Stroomlijning Kapitaaloverdrachten/ Overeenkomst Stroomlijning Kapitaaloverdrachten PSW Pensioen- en spaarfondsenwet
87
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013
PVA Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid PW Pensioenwet RVU Regeling voor Vervroegde Uittreding SEW Spaarrekening Eigen Woning SVn Stichting Stimulering Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten Sw Successiewet 1956 UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen VOF Vennootschap Onder Firma VUT Vervroegde uittreding Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten WAO Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet IB 1964 Wet op de inkomstenbelasting 1964 Wet IB 2001 Wet inkomstenbelasting 2001 Wet LB Wet op de loonbelasting 1964 Wet VAP Wet Verhoging AOW- en Pensioenrichtleeftijd Wet VPB Wet op de vennootschapsbelasting 1964 Wet VPL Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/ prepensioen en introductie levensloopregeling Wet VPS Wet verevening van pensioenrechten bij scheiding WIA Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen WKR Werkkostenregeling WOZ Wet Waardering Onroerende Zaken WW Werkloosheidswet ZW Ziektewet
6
➔ Menu
Pensioen
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
SNS REAAL is een innovatieve dienstverlener op het gebied van bankieren en verzekeren die zich vooral richt op de Nederlandse retailmarkt, inclusief het mkb. Het aanbod bestaat uit drie kernproductgroepen: sparen en beleggen, hypotheken en vastgoedfinanciering, en verzekeren en pensioenen. Vanuit een lange traditie voelt SNS REAAL zich verbonden met de Nederlandse samenleving. Met een balanstotaal van bijna e 134 miljard (eind juni 2012) is SNS REAAL een van de grote bankverzekeraars in Nederland. De onderneming heeft circa 6.700 medewerkers (fte’s) en heeft haar hoofdkantoor in Utrecht. De Gids Productfiscaliteiten verschijnt onder redactie van: mr. Nancy Struve en drs. Kees van Oostwaard Auteurs: Hans van den Berg, mr. Peter van den Berg, mr. Jasper Commandeur, drs. Manuela Lamot-van Blanken, mr. Deby Lie, mr. Oliver Nierman, drs. Kees van Oostwaard, Hans Schreuder BBA bc, mr. Nancy Struve, mr. C.J.A. Vereggen en mr. Jacqueline Verweij-Daemen. Allen zijn werkzaam bij de afdeling Productfiscaliteit, onderdeel van Fiscale Zaken SNS REAAL. © SNS REAAL 2013 SNS REAAL Croeselaan 1, 3521 BJ Utrecht, telefoon 030 291 52 00, www.snsreaal.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SNS REAAL. De Gids Productfiscaliteiten is met uiterste zorgvuldigheid samengesteld. Wij kunnen echter geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden hierin. Aan de inhoud van deze uitgave kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.
88
SNS REAAL Gids Productfiscaliteiten 2013