Minigids Productfiscaliteiten 2011 kerncijfers voor de adviespraktijk
1. Algemeen • Fiscale cijfers | Sociale cijfers 2. Eigen woning 3. Kapitaalverzekeringen 4. Lijfrente 5. Gouden handdruk 6. Pensioen 7. Arbeidsongeschiktheid 8. Levensloop 9. Spaarloon 10. Sparen en beleggen 11. Schenking en successie 12. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden
Begrippenlijst
1. Algemeen Fiscale cijfers Overzicht boxenstelsel Box 1 Belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2 Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3 Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Inkomstenbronnen: • winst uit onderneming • inkomsten uit arbeid (loon) • resultaat uit overige werkzaamheden • periodieke uitkeringen en verstrekkingen • inkomsten uit eigen woning • negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Inkomstenbronnen: • reguliere voordelen • vervreemdingsvoordelen
Inkomstenbronnen • forfaitair rendement = 4% van (bezittingen minus schulden minus heffingvrij vermogen)
Aftrekposten: • uitgaven voor inkomens voorzieningen • persoonsgebonden aftrek
Aftrekposten: • aftrekbare kosten
Aftrekposten: • kosten zijn in deze box niet aftrekbaar
Tarief: progressief (zie hieronder)
Tarief: 25%
Tarief: 30%
Verliesverrekening: Alleen voor box 1verliezen mogelijk
Verliesverrekening: Alleen voor box 2verliezen mogelijk
Verliesverrekening: Verliesverrekening is niet mogelijk
Belastingtarief
Totaal tarief
Schijventarief box 1 Jonger dan 65 jaar Belastbaar inkomen meer dan
2
Maar niet meer dan
Tarief premie volksverzeke ring
Heffing over totaal van de schijven
€ 18.628
1,85%
31,15%
33%
w 6.147
€ 18.628
€ 33.436
10,80%
31,15%
41,95%
€ 12.358
€ 33.436
€ 55.694
42%
42%
€ 21.706
€ 55.694
52%
52%
65 jaar, geboren in of na 1946 Belastbaar inkomen meer dan
Maar niet meer dan
Belastingtarief
Tarief premie volksverzeke ring
Totaal tarief
Heffing over totaal van de schijven
w 18.628
1,85%
13,25%
15,10%
w 2.812
w 18.628
w 33.436
10,80%
13,25%
24,05%
w 6.373
w 33.436
w 55.694
42%
42%
w 15.721
w 55.694
52%
52%
65 jaar, geboren voor 1 januari 1946 Belastbaar inkomen meer dan
Maar niet meer dan
Belastingtarief
Tarief premie volksverzeke ring
Totaal tarief
Heffing over totaal van de schijven
w 18.628
1,85%
13,25%
15,10%
w 2.812
w 18.628
w 33.485
10,80%
13,25%
24,05%
w 6.385
w 33.485
w 55.694
42%
42%
w 15.712
w 55.694
52%
52%
Per 2011 wordt van mensen van 65 jaar en ouder en geboren op of na 1 januari 1946 een houdbaarheidsbij drage gevraagd. Deze houdbaarheidsbijdrage wordt gerealiseerd door per 2011 de grens tussen de 2e en 3e schijf niet meer te indexeren. Hiervoor wordt per saldo de tweede schijf kleiner. Voor mensen geboren vóór 1 januari 1946 loopt de indexatie van de grens tussen de 2e en 3e schijf wel door. De houdbaarheidsbijdrage bedraagt voor 2011 w 49,.
Heffingskortingen Bestanddelen
Tot 65 jaar
Algemene heffingskorting
€ 1.987
Maximale arbeidskorting • Tot 57 jaar • 57 t/m 59 jaar • 60 t/m 61 jaar • 62 t/m 64 jaar • 65 jaar en ouder
65 jaar en ouder €
910
€ 1.574 €
1.838
€ 2.100 € 2.362 € 1.081
vervolg zie volgende pagina
3
Bestanddelen Doorwerkbonus maximaal leeftijd bij aanvang van het kalenderjaar • 62 jaar (5%) • 63 jaar (7%) • 64 jaar (10%) • 65 en 66 jaar (2%) • 67 jaar en ouder (1%) Ouderschapsverlofkorting per verlofuur
Tot 65 jaar
65 jaar en ouder
€ 2.352 € 3.295 € 4.708 € 942 € 471 € 4,11
Levensloopverlofkorting (per gespaard kalenderjaar)
€ 201
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal
€
1.871
€
857
Alleenstaande ouderkorting
€ 931*
€
427*
Jonggehandicaptenkorting
€
696
Ouderenkorting
€ 739
Alleenstaande ouderenkorting
€ 421
Korting voor maatschappelijke beleggingen**
1% ***
1% ***
Korting voor beleggingen in durfkapitaal**
1% ***
1% ***
* vermeerderd met 4,3% van het arbeidsinkomen met een maximum van e 1.523 (voor 65plussers e 697) ** deze heffingskorting wordt in 4 stappen verlaagd. In 2011 naar 1%, in 2012 naar 0,7%, in 2013 naar 0,4% en in 2014 naar 0% *** van de vrijstelling in box 3
Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting Er wordt een verplichte aanslag inkomstenbelasting opgelegd als de verschuldigde belasting het saldo van gezamenlijke voorheffingen en voorlopige teruggaven die met het oog op de heffingskorting zijn vastgesteld, met meer dan € 44 te boven gaat. Teruggaafgrens bij te veel ingehouden voorheffingen: € 14. Termijn indienen T-biljet De termijn voor het indienen van een verzoek om teruggaaf bedraagt vijf jaar.
4
Regelingen voor IB ondernemers MKB vrijstelling Jaarlijks 12% over de winst / ondernemersaftrek, indien de ondernemer voldoet aan het urencriterium zoals opgenomen in de Wet IB2001. Zelfstandigenaftrek De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die bij het begin van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt. Voor vrouwelijke ondernemers geldt dat zij voor de toepassing van het urencriterium bij wijze van fictie geacht worden gedurende de periode van hun zwanger schap en bevallingsverlof, doch maximaal 16 weken, hun werkzaamheden niet hebben onderbroken. Zelfstandigenaftrek voor 2011 Winst Meer dan
Maar niet meer dan
Bedraagt de zelfstandigenaftrek
€ 14.045
€ 9.484
€ 14.045
€ 16.295
€ 8.817
€ 16.295
€ 18.540
€ 8.154
€ 18.540
€ 53.070
€ 7.266
€ 53.070
€ 55.315
€ 6.633
€ 55.315
€ 57.565
€ 5.931
€ 57.565
€ 59.810
€ 5.236
€ 59.810
€ 4.602
Als een ondernemer in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met € 2.123 (startersaftrek). Dit geldt niet voor (voormalige) aandeelhouders die de onderneming na geruisloze terugkeer uit de BV voortzetten in een IB onderneming.
Tarief vennootschapsbelasting (rechtspersonen) Tarieven vennootschapsbelasting bij een winst van: Meer dan
Maar niet meer dan
Bedraagt het percentage
€ 200.000
20%
€ 200.000
25%
Fictief gebruikelijk loon De werknemer die in een vennootschap een aanmerkelijk belang heeft en arbeid verricht, krijgt in beginsel een bepaald minimumsalaris toegerekend. Voor 2011 bedraagt dat minimumsalaris € 41.000.
5
Sociale cijfers AOW
Samenwonenden beiden 65+
Werkelijke AOW
€ 17.052
Vakantietoeslag
€ 1.005
Totaal
€ 18.057
Alleenstaanden
Per partner individueel
€ 12.413
Alleenstaanden met kind
€ 8.526
€ 15.747
703
€ 502
€ 904
€ 13.116
€ 9.028
€ 16.651
€
Het kabinet heeft in het regeer en gedoogakkoord 2010 afgesproken dat de AOWleeftijd wordt verhoogd van 65 naar 66 jaar. Het akkoord geeft echter niet aan wanneer dat gebeurt. Mensen, die op 1 januari 2010 55 jaar of ouder zijn, merken niets van de verhoging. Zij blijven op 65jarige leeftijd recht houden op AOW.
ANW
6
Werkelijk uitgekeerde bedragen
Vakantie uitkering
Totaal
Nabestaandenuitkering
€ 13.175
€ 842
€ 14.017
Halfwezenuitkering
€ 2.998
€ 240
€
Wezen tot 10 jaar
€ 4.216
€ 269
€ 4.485
Wezen 1016 jaar
€ 6.324
€ 404
€
Wezen 1621/27 jaar
€ 8.432
€ 539
€ 8.971
3.238
6.728
Wajong, WAO/WIA, WW Maximum per dag
Wajong*
WAO/WIA **
WW ***
€ 65,49
€ 188,88
€ 188,88
Aantal uitkeringsdagen
261
261
261
Maximumuitkering
75%
75%*100/108
70%*100/108
€ 12.820
€ 34.235
€ 31.925
€ 13.845
€ 36.973
€ 34.508
€ 49.297
€ 49.297
Maximumuitkering per jaar Incl. vakantieuitkering Inkomensgrens
* G rondslag Wajong is e 17.093. ** D e WAO is op 29 december 2005 vervangen door de WIA. De WIA bestaat uit twee onderdelen: de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) en de regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). Werknemers die tenminste 35% arbeidsongeschikt zijn, komen in aanmerking voor een uitkering op basis van de WIA. De WAO blijft bestaan voor diegenen die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden en nu een WAOuitkering hebben. *** De eerste twee maanden bedraagt de WWuitkering 75% van het laatstverdiende loon (maximaal e 188,88 per dag), daarna 70%. De maximumuitkering in het eerste jaar bedraagt e 34.919 (incl. vakantietoeslag).
Brutominimumloon 23 jaar en ouder Vakantietoeslag Totaal
€ 17.093 € 1.367 € 18.460
Bruto-uitkeringen IOAW/IOAZ Jaarbedragen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en zelfstandigen, inclusief vakantietoeslag € 18.259 Gehuwde en ongehuwde partners die beiden 21 jaar of ouder zijn € 17.672 Alleenstaande van 21 jaar of ouder met kinderen € 14.034 Alleenstaande van 23 jaar of ouder zonder kinderen In tegenstelling tot de IOAW kent de IOAZ voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte exzelfstandigen een toets op inkomsten uit vermogen. Op de IOAZuitkering wordt in mindering gebracht een fictief inkomen van 4% van bij bedrijfsbeëindiging aanwezig vermogen boven € 122.094.
Eigen vermogen bij bijstand Vrij te laten vermogen: voor gezinnen voor alleenstaanden eigen huis extra vrijgelaten
€ 11.110 € 5.555 € 46.900
7
Premiepercentages
Werkgever
Werknemer
Totaal
AOW 1
17,90
17,90
€
33.436 p.j.
Anw 1
1,10
1,10
€
33.436 p.j.
AWBZ 1
12,15
12,15
€
33.436 p.j.
5,1
5,1
WAO/WIAbasispremie (Aof ) WAOrekenpremie2 (Aok)
Max.premie inkomen
€ 189,60 p.d.
WGArekenpremie
0,62
0,62
€
189,60 p.d.
AWf 3 (werkloosheidsverzekering)
4,20
4,20
€
189,60 p.d.
WW Gemiddelde sectorpremie
1,90
1,90
€
189,60 p.d.
ZVW 4 (inkomensafhankelijke bijdrage)
7,75
7,75
€ 33.427p.j.
KO (verplichte bijdrage kinderopvang)
0,34
0,34
€
189,60 p.d.
1 Voor de volksverzekeringen AOW, Anw en AWBZ geldt geen premievrije voet. Het totale premiepercentage bedraagt 31,15%. 2 De arbeidsongeschiktheidskas (Aok) is per 2011 opgeheven. De resterende rechten en plichten worden overgenomen door het Aof. 3 De franchise voor zowel de marginale werkgevers als de werknemersbijdrage AWf in de premie bedraagt € 16.965 per jaar. 4 De werknemer moet een inkomensafhankelijke bijdrage van 7,75% betalen. De werkgever vergoedt deze bijdrage en draagt dit af. Verzekerden zonder werkgeversvergoeding zijn een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd van 5,65%.
8
2. Eigen woning Eigenwoningforfait De WOZwaarde ligt tussen
Eigenwoningforfaitpercentage
< € 12.500
0,00%
€ 12.500 € 25.000
0,20%
€ 25.000 € 50.000
0,30%
€ 50.000 € 75.000
0,40%
€ 75.000 € 1.020.000
0,55%
> € 1.020.000
€ 5.610 vermeerderd met 1,05% van de eigenwoning
waarde voor zover deze uitgaat boven € 1.020.000 Hypotheekrenteaftrek Maximale duur hypotheekrenteaftrek
30 jaar
Bestaande hypotheken op 1 januari 2001
Aftrek tot en met 31 december 2030
Soort woning
Uitsluitend de eigen woning (hoofdverblijf )
9
Overzicht aftrekbare kosten box 1 eigenwoningschuld Kosten zelf aftrekbaar?
Rente over de schuld bij financiering aftrekbaar?
Koopsom
Nee
Ja
Overdrachtsbelasting
Nee
Ja
Roerende goederen
Nee
Nee
Omzetbelasting grond
Nee
Ja
Grond en bouwrente over de periode vóór het tijdstip van de koop/aannemings overeenkomst
Nee
Ja
Grond en bouwrente over de periode na het tijd stip van de koop/aannemings overeenkomst
Ja
Nee
Verschuldigde box 1lening rente
Ja
Nee
Nee
Ja
Taxatiekosten i.v.m. hypotheek
Ja
Ja
Notariskosten hypotheekakte
Ja
Ja
Kosten verkrijgen nationale hypotheek garantie (t.b.v. hypotheek)
Ja
Ja
Nee
Ja
Ja
Ja
Verbouwing
Notariskosten transport Kosten hypotheekakte Afsluitprovisie /advieskosten
Ja (beperkt)
Ja
Boeterente voor vervroegde aflossing
Ja
Nee
Kosten wegens oversluiten/verlengen
Ja
Nee
Administratiekosten
Ja
Ja
Jaarlijks erfpacht canon
Ja
Ja
Afkoopsom erfpacht
Nee
Ja
Makelaarscourtage
Nee
Ja
Bankgarantiekosten
Nee
Ja
Bereidstellingsprovisie Annuleringskosten hypotheek
10
Ja
Ja
Nee
Nee
Verbouwingen Voor het aangaan van leningen voor verbouwingen gelden onderstaande specifieke goedkeuringen: • rente en kosten van een geldlening gesloten voor de verbouwing van de eigen woning zijn gedurende zes maanden na het afsluiten van de geldlening aftrekbaar in box 1, ongeacht of verbouwingsuitgaven daad werkelijk uit de geldlening zijn betaald; • rente en kosten van de geldlening gesloten binnen zes maanden na aanvang van de verbouwing van de eigen woning zijn aftrekbaar in box 1, voorzover de geldlening niet meer bedraagt dan in die zes maanden gedane verbouwingsuitgaven; • Voor het verbouwingsdepot geldt dat in de eerste zes maanden na het afsluiten van de geldlening de rente en kosten volledig mogen worden afgetrokken. In het daaropvolgende anderhalf jaar worden de betaalde en ontvangen rente in box 1 gesaldeerd.
Verhuizing Een woning die nog niet betrokken kan worden vanwege een verbouwing of een in aanbouw zijnde woning kan onder voorwaarden al aangemerkt worden als eigen woning. Een van de voorwaarden is dat de woning moet leegstaan. Een tweede voorwaarde is dat de woning in het kalenderjaar of in één van de twee volgende kalenderjaren als eigen woning moet gaan dienen. Hetzelfde geldt voor leegstaande woningen die in het kalenderjaar of in één van de twee voorafgaande jaren een eigen woning is geweest van belastingplichtige. De woning moet het hoofdverblijf zijn geweest, leegstaan en te koop worden aangeboden. De met deze woning samenhangende (hypotheek)rente is gedurende die tijd aftrekbaar. Bovendien is het eigenwoning forfait voor de nieuwe woning nihil. De hiervoor beschreven tweejaarstermijn is met ingang van 1 januari 2011 tijdelijk verlengd naar drie jaar. Na 31 december 2012 geldt weer de normale termijn van twee jaar.
Bijleenregeling Als door verhuizing naar een nieuwe duurdere woning de schuld wordt verhoogd, wordt de aftrek van de rente alleen toegestaan voor zover de verhoging van de schuld daadwerkelijk nodig is om het verschil tussen de aankoopprijs van de nieuwe woning (inclusief aankoopkosten) en de opbrengst van de oude (na aftrek van kosten) te financieren. Dit is de eigenwoningschuld. Voor dit bedrag kan de rente worden afgetrokken.
11
Met onderstaand schema kan worden bepaald of de bijleenregeling van toepassing is en wat de gevolgen zijn!
Stroomschema Bijleenregeling Dit schema moet per persoon worden doorgenomen! Je gaat uit van het juridisch eigendom per persoon. Is sprake van verwerving* van een (andere) eigen woning? ja
nee
Is sprake van een verbouwing van of onderhoud aan de eigen woning? ja
nee
Consumptief Geen EWS
Is er nog een niet benutte EWR die korter dan 3 jaar bestaat**? ja
nee
Schuld voor verbouwing/ onderhoud = EWS
Schuld voor verbouwing/onder houd minus EWR=EWS. Restant is box 3schuld. stap 1
Bepaal het (geschatte) VVS van de huidige eigen woning: verkoopprijs oude woning verkoopkosten EWS
stap 2
Bepaal EWR: VVS + niet benutte EWR die korter dan 3 jaar bestaat**
stap 3.1
Bepaal de maximale EWS***: aankoopprijs + aankoopkosten nieuwe eigen woning EWR
stap 3.2
Partnerregeling? Wordt er in de aan te kopen/aan gekochte woning een duurzaam gezamenlijke huishouding gevoerd?
nee
Partnerregeling is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende maximale EWS***
nee
Partnerregeling is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende maximale EWS***
nee
Partnerregeling is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende maximale EWS***
ja Hebben zij in de te verkopen/ver kochte eigen woning een duurzaam gezamenlijke huishouding gevoerd? ja Heeft de partner een niet benutte EWR afkomstig van een eigen woning waarin samen met de partner een duurzaam gezamenlijke huishoudig is gevoerd? ja Partnerregeling is van toepassing *
Onder verwerving van een eigen woning wordt niet alleen de aankoop van een eigen woning verstaan, maar ook een woning die van box 3 naar box 1 verhuist. ** E r kan bij de verkoop van een voorgaande eigen woning een niet benutte EWR zijn blijven staan. *** De aangegane EWS hoeft niet gelijk te zijn aan de maximale EWS.
12
Stroomschema Einde samenleving Gaan partners uit elkaar terwijl sprake was van een duur zame gezamenlijk huishouding in een eigen woning? ja
nee
Dit overzicht is niet relevant.
Was de partnerregeling van toepassing bij de verwerving van deze eigen woning?
nee
Dit overzicht is niet relevant.
ja Gaat het om de partner die rekening heeft moeten houden met de niet benutte EWR van de andere partner?
nee
ja Is er bij de financiering rekening gehouden met de verlaging van de maximale EWS door de partnerregeling?
nee
Voor deze partner geldt dat als de 3 jaarstermijn niet is verstreken de niet benutte EWR weer herleeft. Dit kan gevolgen hebben bij verwerving van (een aandeel in) of verbouwing van een eigen woning. Blijft deze partner achter dan neemt de maximale EWS toe met het bedrag van de EWR waar rekening mee is gehouden in het kader van de partnerregeling. De schuld voor de over name van het aandeel van de expartner in de eigen woning kan volledig fiscaal gefacilieerd worden aangegaan. Vertrekt deze partner dan hoeft alleen rekening gehouden te worden met de eigen EWR.
ja De rente over de aanwezige EWS na toepassing van de partneregeling is aftrekbaar. Bovendien kan de schuld voor de overname van het aandeel van de expartner in de eigen woning volledig fiscaal gefacilieerd worden aangegaan.
Definities Eigen woning plichtige anders die de belasting aat De eigen woning st ing ikk ch es r b hoofdverblijf te dan tijdelijk als rtnerregeling pa de n va zin Partner in de ner of • de fiscaal part pelijke n gemeenschap e duurzaam ee wi et • degene m al ca fis ierbij is ordt gevoerd. H huishouding w et vereist. partnerschap ni Afkortingen ingreserve EWR • eigenwon ingschuld on EWS • eigenw gssaldo din em VVS • vervre
13
3. Kapitaalverzekering en overgangsrecht Kapitaalverzekering eigen woning/Spaarrekening eigen woning/Beleggingsrekening eigen woning (KEW/SEW/BEW) Voor de uitkering uit een KEW/SEW/BEW (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn: f 34.300 • Bij 15 tot 20 jaar premiebetaling: maximaal f 151.000 • Bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal De te benutten vrijstelling kan nooit meer bedragen dan de uiterlijk na 30 jaar met de eenmalige kapitaalsuitkering af te lossen eigenwoningschuld. Bovendien geldt de vrijstelling eenmaal per leven, is persoonsgebonden en mag de hoogste premie per verzekeringsjaar niet meer bedragen dan tien maal de laagste. De kapitaalvrijstelling is ook van toepassing op de uitkeringen bij overlijden. Hierbij mag de (restant) vrij stelling van de overleden partner worden gebruikt tot maximaal de uitkering ten gevolge van het overlijden van die partner.
Imputatie De uitkering uit een kapitaalverzekering is onder voorwaarden vrijgesteld. Als er gebruik wordt gemaakt van een lifetimevrijstelling komt de vrijgestelde uitkering in mindering op de in de toekomst nog te benutten lifetimevrijstelling en de bezittingvrijstelling. Wordt gebruik gemaakt van een ongelimiteerde vrijstelling (pré BHW) dan heeft dit geen invloed op de in de toekomst te benutten lifetime vrijstellingen en de bezit tingvrijstelling. Uitkering uit: KEWvrijstelling Pré BHWvrijstelling BHWvrijstelling Bezittingvrijstelling
KEW
Pré BHW
BHW
= vrijgestelde uitkering vermindert vrijstelling niet = vrijgestelde uitkering komt in mindering op (resterende) vrijstelling
14
Overgangsrecht kapitaalverzekeringen Bestaat de verzekering op 31 december 2000?
nee
Geen overgangsrecht. Regime Wet IB 2001 van toepassing.
nee
Het rentebestanddeel (uitkering minus premies) is volledig belast op expiratie datum in box 1.
nee
Tijdens de looptijd belast in box 3 • Verzekering bestond op 14 september 1999 en is op of na die datum niet verhoogd of verlengd. Voor zover de waarde meer bedraagt dan f 123.428 wordt deze waarde jaarlijks belast*. • Verzekering is na 14 september 1999 tot stand gekomen en/of verhoogd of verlengd. Volledige waarde jaarlijks belast.
ja • préBHW verzekering overgangsregime van toepassing of • duur verzekering en premiebetaling minimaal 15 jaar en premie binnen 10:1 • vanaf aanvang premie betaald binnen 10:1 ja Verzocht om aanwijzing als kapitaalverzekering eigen woning (KEW)? ja Indien de uitkering hoger is dan de vrijstelling moet over het rentebestanddeel afgerekend worden. Belastbaar rentebestanddeel: ((uitkeringvrijstelling)/uitkering) x (uitkering betaalde premies)
Op expiratiedatum belast in box 1 Rentebestanddeel is belast in box 1, onder voorwaarden recht op uitkeringsvrijstelling: pré BHW: ongelimiteerd f 123.428 BHW: * Bij een voortzetting conversiestorting is het van belang dat het verzekerd kapitaal niet wordt verhoogd en de duur niet wordt verlengd. Bij de omzetting van een verzekering met een vast verzekerd kapitaal op einddatum in een beleggingsverzekering houdt de eerste eis in dat de in totaal overeengekomen en betaalde premies op jaarbasis dus de premiedelen voor uitkering bij in leven zijn en bij overlijden tezamen ná omzetting niet worden verhoogd. In uitzonderlijke situaties, zoals het wijzigen van het verzekerd lijf of het overeenkomen van een ongebruikelijk overlijdensrisicodekking, moet een prognoseberekening worden gemaakt.
15
4. Lijfrente Uitgaven voor inkomensvoorziening Jaarruimte Als de belastingplichtige de inleg voor een lijfrente in aftrek wil brengen zal hij veelal gebruik moeten maken van de jaarruimte. Deze jaarruimte kan voor de laatste keer worden gebruikt in het jaar waarin de belasting plichtige 65 jaar wordt. Voor buitenlandse belastingplichtigen bestaat geen recht op aftrek van de inleg, tenzij zij hebben gekozen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtigen. De jaarruimte kan met behulp van de volgende formule worden bepaald:
Jaarruimte = (17% x PG) / 7,5 * A / F / BS g ndsla . nsgro kome an f 11.631 n i e lag is d ranchise v van de in s d n o f st gr om et een s de s ten win premie PG = erminderd mgrondslag i rjaar geno lastbare e s v e d n b n e , le n om oo elast ka De ink rafgaande elastbare l eden en b en. h g o b o , m in g a v k t a k in z he m tre e werk derne n vers uit on at uit overig keringen e aximaal t m a it g result riodieke u g bedraagt lag bedraa e s bare p iegrondsla ensgrond m m e De pr 41. De inko 1.372. .7 ioen al f 17 f 159 t pens axima an he me van de v i e o dus m r a e aang r door toen g van d aa bedra afgaande j e factor A). t e h A = amd voor et in het ijd (zogena ve in h tt sreser g a d diens e e oud ar. e van d rja oenam de kalende r t e d n et voo F = oorafgaa at in h or v rloon d kkeerd vo iduele a a p s div an eblo drag a wordt ged voor een in r g het be BS = fgaande jaa miebetalin regeling. n a re lige p ensioe vrijwil van een p 7.156. le u d al f 2 o m axima m t g a ra te bed rruim De jaa
ij: Waarb
16
Lijfrentefranchise De franchise is dat gedeelte van het inkomen waarover geen lijfrente kan worden opgebouwd omdat de AOWuitkering hierin later voorziet. Deze franchise is door de wetgever gesteld op f 11.631. Het bedrag van de lijfrentefranchise is niet gelijk aan het minimale franchisebedrag dat bij een pensioenregeling moet worden gebruikt.
Inhaal jaarruimte (reserveringsregeling) De belastingplichtige die de aftrekruimte uit de jaarruimte van de zeven voorafgaande jaren niet (geheel) heeft gebruikt, kan gebruik maken van de reserveringsruimte. Hiervoor moet hij bij zijn aangifte inkomsten belasting een verzoek indienen. De verzekeringnemer kan het laagste van de volgende drie bedragen als reserveringsruimte benutten: de l van de 1. Het niet gebruikte dee pen jaarruimte van de afgelo zeven jaar; 2. f 6.872 ); 71); 13.5571 13. (bij 55 jaar en ouder: f ondslag. 3. 17% van de premiegr
Jaar van aftrek
Inkomens gegevens
Factor A
Franchise
Maximale inkomens grondslag
Maximale jaarruimte
Maximale reserverings ruimte Tot 55 jaar Vanaf 55 jaar
2004
2003
2003
€ 10.571
€ 155.790
€ 24.687
€ 6.244
€ 12.335
2005
2004
2004
€ 10.719
€ 157.972
€ 25.033
€ 6.332
€ 12.508
2006
2005
2005
€ 10.816
€ 159.395
€ 25.258
€ 6.389
€ 12.621
2007
2006
2006
€ 10.990
€ 161.947
€ 25.663
€ 6.492
€ 12.823
2008
2007
2007
€ 11.155
€ 115.961
€ 17.817
€ 6.590
€ 13.016
2009
2008
2008
€ 11.345
€ 167.172
€ 26.491
€ 6.703
€ 13.238
2010
2009
2009
€ 11.561
€ 170.349
€ 26.994
€ 6.831
€ 13.490
2011
2010
2010
€ 11.631
€ 171.372
€ 27.156
€ 6.872
€ 13.571
Terugwentelingstermijn Inleg ter zake van de jaarruimte en de inhaalruimte dienen voor aftrek in het jaar 2010 uiterlijk op 31 maart 2011 betaald te zijn. Met ingang van 1 januari 2012 is het niet langer mogelijk inleg ter zake van de jaarruimte en de inhaalruimte terug te wentelen. Oftewel inleg betaald na 31 december 2011 kan niet worden teruggewenteld voor aftrek in het jaar 2011. Minimale jaarruimte In de onderstaande tabel staan de minimale jaarruimtes voor het jaar 2011 bij verschillende salarissen, opbouwpercentages en een pensioenleeftijd van 65 jaar (volgens de pensioenregeling). Daarbij is uitgegaan van een minimale franchise in de pensioenregeling (2010: f 12.674).
17
Pensioenleeftijd 65 jaar Opbouw per dienstjaar Inkomen
2,25%
2%
€ 20.000
186
323
1,75% 461
€ 25.000
192
423
654
€ 30.000
198
523
848
€ 35.000
205
623
1.042
€ 40.000
211
723
1.236
€ 45.000
217
823
1.429
€ 50.000
223
923
1.623
€ 55.000
230
1.023
1.817
€ 60.000
236
1.123
2.011
€ 65.000
242
1.223
2.204
€ 70.000
248
1.323
2.398
€ 75.000
255
1.423
2.592
Bij jongere pensioenleeftijden in combinatie met de genoemde opbouwpercentages is de jaar ruimte 2011 gering dan wel nihil.
Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en lijfrente voor een invalide kind Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies ten behoeve van levenslange lijfrenten voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag. De beperkte saldomethode Voor lijfrenteverzekeringen waarvoor aftrek mogelijk is of was, geldt dat de verzekering in box 1 wordt belast. Als (een deel van) de premie niet in aftrek is gebracht, mag voor dat deel van de premie de saldomethode worden toegepast. Dat betekent dat in box 1 geen belasting verschuldigd is tot een bedrag ter grootte van de aantoonbaar niet in aftrek gebrachte premie. De nietaftrekbare premie die na 1 januari 2010 is betaald en meer is dan f 2.269 per belastingplichtige per jaar, blijft echter buiten beschouwing. Voor dat deel van de premie is dus geen aftrek mogelijk en kan de saldomethode niet worden toegepast.
18
Overgangsregeling 2009 Voor lijfrenteverzekeringen die vóór 14 september 1999 zijn afgesloten geldt dit bedrag per verzekering, mits de premie na deze datum niet is verhoogd (saldomethode 2001). Het verschil tussen vóór en na 14 september 1999 afgesloten lijfrenteverzekeringen is dus dat de beperkte saldomethode geldt per belastingplichtige of per verzekering. Zodra de saldomethode 2001 per verzekering per 1 januari 2021 vervalt, zal de beperkte saldo methode per belastingplichtige van toepassing worden. Onbeperkte saldomethode Indien belastingplichtigen in de periode 2001 tot en met 2009 lijfrenteinleg hebben betaald en deze inleg niet (geheel) hebben afgetrokken, dan geldt voor deze niet afgetrokken inleg een onbeperkte saldomethode. Dan geldt de limiet van f 2.269 per jaar dus niet. De onbeperkte saldomethode is ook van toepassing op lijfrenten die vóór 1 januari 2001 zijn afgesloten. Saldomethode bij reguliere uitkering en afkoop De beperkte en de onbeperkte saldomethode geldt alleen als het opgebouwde lijfrentekapitaal wordt omgezet in reguliere lijfrentetermijnen of wordt afgekocht. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden is de saldomethode niet van toepassing. Overgangsregeling saldolijfrente We spreken van een saldolijfrente als de verzekering vóór 1 januari 2001 is afgesloten en de verzekering bij het afsluiten al niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek van de premie. Saldolijfrenteverzekeringen die bestonden op 14 september 1999 en waarvan nadien de premies niet zijn verhoogd komen in aanmerking voor de saldomethode 2001. De saldomethode 2001 is van toepassing tot een bedrag aan niet aftrekbare premies van f 2.269 per kalenderjaar per verzekering in box 1. De saldomethode 2001 wil zeggen dat de toekomstige uitkeringen pas belast zijn als deze de premies die onder het saldodeel vallen overtreffen. Uitsluitend voor zogenaamde saldolijfrente verzekeringen die zijn afgesloten voor 14 september 1999, hierna nog premie is betaald en in 2001 is gekozen voor de saldomethode, kan een deel van de aanspraak gedurende de looptijd onderdeel uitmaken van de rendementsgrondslag voor box 3. De waarde van de aanspraak die wordt opgebouwd uit een eventueel hoger premiebedrag dan f 2.269, maakt dan onderdeel uit van de rendements grondslag voor box 3. Deze saldomethode eindigt per 31 december 2020.
Lijfrentevoorzieningen en ondernemers Oudedagsreserve voor zelfstandigen Dotatie: 12% van de fiscale winst, doch maximaal f 11.882. Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremie. Voorts mag de reserve door de dotatie niet boven het ondernemingsvermogen uitkomen. Staking onderneming Stakingsaftrek bedraagt per ondernemer f 3.630.
19
Omzetting stakingswinst in lijfrente De extra ruimte aan lijfrentepremieaftrek bij ondernemers die (een gedeelte van) hun onderneming staken bedraagt maximaal: Bij: • overdrachten van ondernemers van 60 jaar of ouder
f 435.652
• óf overdrachten door invalide ondernemers • óf het staken van de onderneming door overlijden • overdrachten door ondernemers van 50 tot 60 jaar
f 217.833
• óf overdrachten door ondernemers indien de lijfrente uitkeringen direct ingaan In overige gevallen
f 108.922
Ondernemers kunnen verzoeken om in het jaar dat zij (een deel van) hun onderneming staken bij de berekening van de jaarruimte uit te gaan van de gegevens van het kalenderjaar zelf. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakings winst dan niet nogmaals bij de berekening van de (inhaal)jaarruimte voor de aftrek van de lijfrenteinleg in aanmerking worden genomen. Terugwenteling lijfrente-inleg Als door een ondernemer bij staking verzocht is om bij de (inhaal)jaarruimteberekening uit te gaan van de gegevens van het jaar zelf dient de inleg voor aftrek in de aangifte over het jaar 2010 uiterlijk op 30 juni 2011 te zijn betaald. Inleg ter zake van een omzetting van de oudedagsreserve of stakingswinst dienen voor aftrek in de aangifte over het jaar 2010 uiterlijk op 30 juni 2011 betaald te zijn.
20
Lijfrentevormen
vrij
Overbruggingslijfrente
Tijdelijke oudedagslijfrente
• tot pensioen óf 65 jr • maximaal f 63.288 • ingang vrij Afgeschaft per 1/1/2006
• minimaal 5 jr • maximaal f 20.602 • ingang tussen 65 en 70 jr *
Oudedagslijfrente
Nabestaandenlijfrente
• levenslang • géén maximum • ingang vrij maar uiterlijk 70 jr
• levenslang óf tijdelijk • géén maximum • ingang direct ná overlijden, tenzij Anwuitkering
65 jaar
70 jaar
* De 70jaarsgrens geldt niet als in de BHWverzekering vóór 1 januari 2001 al een latere ingangsdatum dan 70 jaar was opgenomen.
Overbruggingslijfrente (afgeschaft per 1 januari 2006) De opgebouwde rechten per 31 december 2005 kunnen worden benut voor een overbruggingslijfrente. Hierbij gelden de volgende regels: • vanaf 2006 zijn geen premies meer betaald: het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente; • vanaf 2006 zijn nog premies betaald: de waarde per 31 december 2005 kan worden benut voor een overbruggingslijfrente. Zijn de tot en met maart 2006 betaalde premies volledig teruggewenteld naar het belastingjaar 2005 dan geldt het volgende: • vanaf april 2006 zijn geen premies meer betaald: het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente; • vanaf april 2006 zijn nog premies betaald: de waarde per 31 december 2005 verhoogd met de naar belastingjaar 2005 teruggewentelde premies, kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.
21
Expirerend Lijfrentekapitaal In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aange geven. Tevens is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen.
alenderjaar december van het k Let op! ing te ge begunstigde tot 31 ker de eft uit he de tum om igt eda m l Na de expirati ing komt arin de expiratiedatu ker wa uit aar ot erj g t nd rin ale eke e verz volgend op het k van het teverzekering. Als d ber ren cem lijf we de ieu t 31 n n e to bruiken voor ee eft de begunstigd ering af te sluiten. de is overleden, he uwe lijfrenteverzek omdat de verzeker xpiratie om een nie t uitkering te zijn e e a d t to r n ach jaa ge der kering tweede kalen ? Dan wordt de verze iet at n e d en. igd rek nst Doet de begu mijnen zijn verst oment dat deze ter gekomen op het m
Schending van lijfrentevoorwaarden Om een lijfrenteverzekering voor premieaftrek in aanmerking te laten komen mag de verzekering niet worden vervreemd, afgekocht of tot voorwerp van zekerheid dienen. Daarnaast dient het lijfrente kapitaal gebruikt te worden voor aankoop van een toegestane lijfrentevorm. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan, dan leidt dit in het algemeen tot heffing en revisierente.
Afkoop lijfrente Op de regel dat een lijfrenteverzekering niet mag worden afgekocht, bestaat een uitzondering. Een zogenaam de ‘kleine lijfrente’ mag afkocht worden zonder dat dit leidt tot revisierente. Op de uitkering ineens is alleen inkomstenbelasting verschuldigd. Een lijfrente is een ‘kleine lijfrente’ als: er nog geen termijnen zijn uitgekeerd; en het totale lijfrentekapitaal bij de zelfde uitvoerder niet groter is dan f 4.171. Bij afkoop van een lijfrenteverzekering mag de saldomethode worden toegepast als (een deel van) de premie aantoonbaar niet in aftrek is gebracht. De saldomethode is ook van toepassing als een lijfrente niet voldoet aan de voorwaarden om een ‘kleine lijfrente’ te zijn.
Expirerend Lijfrentekapitaal In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aangegeven. Tevens is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen.
Schema expirerend lijfrentekapitaal Kapitaalbron
Lijfrentemogelijkheden Uitkering ineens
Schenken
Periodiek uitkeren
Lijfrente preBHWregime
Ja
Ja
Ja
Ja
Lijfrente BHWregime
Nee
Nee
Ja
Ja
Lijfrente IB 2001regime
Nee
Nee
Ja
Ja
22
Later uitkeren
Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Maximale uitkering
Lijfrente pre-BHW-regime
Vrij te kiezen
Vrij te kiezen
Afhankelijk van leeftijd
Onbeperkt
Lijfrente BHW-regime
Oudedagslijfrente
Vrij te kiezen als overeengekomen vóór 1 januari 2001
Levenslang
Onbeperkt
Tijdelijke oudedagslijfrente
Niet eerder dan in Minimaal 5 jaar het jaar waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt en niet later dan in het jaar waarin de leeftijd van 70 jaar wordt bereikt.
€ 20.602 per jaar
Overbruggings lijfrente*
Vrij te kiezen
Einddatum 65 jaar of pensioendatum
€ 63.288 per jaar
Nabestaanden lijfrente
Direct na overlijden verzekerde, tenzij Anwuitkering
Levenslang of tijdelijk**
Onbeperkt
Oudedagslijfrente
Uiterlijk het jaar waarin de 70jarige leeftijd wordt bereikt
Levenslang
Onbeperkt
Tijdelijke oudedagslijfrente
Niet eerder dan in Minimaal 5 jaar het jaar waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt en niet later dan in het jaar waarin de leeftijd van 70 jaar wordt bereikt.
Overbruggings lijfrente*
Vrij te kiezen
In het jaar van 65 jaar € 63.288 In het jaar van 65 jaar 63.288 per jaar per jaar worden worden of het jaar of het jaar waarin waarin de pensioen de pensioen datum datum ligt ligt
Nabestaanden lijfrente
Direct na overlijden overlijden verzekerde, tenzij tenzij Anwuitkering
Levenslang of Levenslang of tijdelijk**
Lijfrente IB 2001- regime
*
€ 20.602 per jaar
Onbeperkt
Vanaf 1 januari 2006 is het niet meer mogelijk de premies voor een overbruggingslijfrente af te trekken. overbruggingslijfrente af te trekken.
** Afhankelijk van de bloed of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene. de overledene.
23
Bancaire lijfrente Met ingang van 2008 is het ook mogelijk geworden om een lijfrentetegoed op te bouwen via een bank rekening of met beleggingen. Ook kan het opgebouwde lijfrentetegoed worden uitgekeerd via een bankrekening. Hieronder is een overzicht opgenomen van de mogelijkheden van de bancaire uitkeringsvormen: Bancaire lijfrente Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Oudedagslijfrente
Uiterljk het jaar waarin de leeftijd van 70 jaar wordt bereikt
Ten minste 20 jaar + 65 jaar Onbeperkt / leeftijd bij ingang
Maximale uitkering
Tijdelijke oudedagslijfrente
Niet eerder dan in het jaar Minimaal 5 jaar waarin de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt en niet later dan in het jaar waarin de leeftijd van 70 jaar wordt bereikt
€ 20.602 per jaar
Nabestaanden lijfrente
Direct na overlijden, tenzij Anwuitkering
Onbeperkt
Ten minste 5 of 20 jaar*
* Afhankelijk van de bloed of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene.
De bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering verschillen van elkaar. In onderstaand schema zijn de ver schillende kenmerken tussen de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering op een rij gezet. Verschil
Bancaire lijfrente
Lijfrenteverzekering
Uitvoerder
Bank
Verzekeraar
Product
Rekening
Levensverzekering
Uitkeringsvorm
Bancaire termijnen
Lijfrentetermijnen
Hoogte uitkering afhankelijk van
Rente+storting
Rente+storting+sterftekans+kosten
Aanvang vóór 65 jaar
20 jaar + het aantal jaren dat de rekeninghouder jonger is dan 65 jaar op de ingangsdatum
Levenslang
Aanvang tussen 65 70 jaar
Tenminste 5 jaar (< € 20.602) of 20 jaar
Tenminste 5 jaar (<€ 20.602) of levenslang
Uitkering bij overlijden in op bouwfase
Tenminste 5 jaar of 20 jaar
Tijdelijke rente (1% criterium) of levenslang
Uitkering bij overlijden in afbouwfase
Termijnen gaan over op erfgenamen
Termijnen stoppen bij overlijden verzekerde
Tegoed bij overlijden
In nalatenschap; vrijgesteld voor successierecht
Niet in nalatenschap, maar voor begunstigde; vrijgesteld voor successierecht
Omzetting FOR / stakingswinst in een lijfrente
Niet mogelijk bij een eigen BV
Wel mogelijk bij een eigen BV
24
5. Gouden handdruk Een gouden handdruk is een schadeloosstelling bij ontslag ter vervanging van te derven loon van de vertrek kende werknemer. Als de gouden handdruk ineens wordt uitgekeerd, is deze uitkering bij de werknemer als loon belast in box 1 tegen het progressieve tarief. De werkgever is verplicht loonheffing in te houden over de uitkering. De werkgever en werknemer kunnen er ook voor kiezen de ontslagvergoeding (gedeeltelijk) aan te wenden als koopsom voor een stamrecht. Een stamrecht is een recht op periodieke uitkeringen. Is de ontslagvergoeding aangewend als een koopsom voor een stamrecht, dan is de ontslagvergoeding niet ineens stamrecht, dan is de ontslagvergoeding niet ineens belast, maar worden de toekomstige termijnen te zijner tijd progressief belast in box 1. progressief belast in box 1.
Verzekerde stamrecht Het verzekerde stamrecht moet voldoen aan de volgende voorwaarden: • de periodieke uitkering ziet op de vervanging van gederfd of te derven loon; • de uitkeringen komen alleen toe aan de werknemer en gaan niet later in dan in het kalenderjaar waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; • in geval van overlijden van de werknemer mogen de termijnen alleen toekomen aan de (gewezen) partner, partner, of aan zijn kinderen jonger dan 30 jaar; • er moet sprake zijn van meerdere uitkeringen, waarbij waarbij gedurende de looptijd de kans op overlijden van de de verzekerde tenminste 1% is; • de periodieke uitkering is ondergebracht bij een toegelaten toegelaten verzekeraar.
nging
erbre en ond
jkhed
Mogeli
rten bij
• afsto
een
engen nderbr
appij;
aatsch
eringsm
erzek ij een v
rten b
• afsto
cht:
stamre
gever;
x-werk
bij de e
ing;
instell
ggings
f bele bank o
. cht-BV stamre an een v n e t h • opric
•o
Bancair stamrecht Vanaf 1 januari 2010 kan een gouden handdruk ook bij een bank of beleggingsinstelling worden onder gebracht. De eisen voor stamrechtspaarrekening en beleggingsrecht zijn vergelijkbaar met het verzekerde stamrecht. Het grootste verschil is echter dat als bij overlijden van de rekeninghouder de hierboven omschreven kring van gerechtigden ontbreekt, het tegoed toekomt aan de erfgenamen. Een ander verschil is dat de looptijd niet getoetst wordt aan de 1% sterftekans, maar minimaal moet voldoen aan een voorgeschreven duur (zie tabel hierna).
25
Als de eerste uitkering op of na 1 januari 2011 plaatsvindt, geldt het volgende. Ingeval de gerechtigde de leeftijd heeft bereikt van
Maar nog niet de leeftijd heeft bereikt van
Bedraagt de minimale periode tussen de eerste en de laatste uit kering het in deze kolom vermelde aantal jaren
25
18
25
30
15
30
35
12
35
40
9
40
45
6
45
50
4
50
55
3
55
60
2
60
1
Als de uitkeringen toekomen aan kinderen van de werknemer die ten tijde van het ont vangen van de eerste uitkering jonger zijn dan 30 jaar, bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste uitkering, nooit meer dan het aantal jaren dat het kind jonger is dan 30 jaar.
Regeling voor vervroegde uittreding Als een gouden handdruk kan worden aangemerkt als een regeling voor vervroegde uittreding kan de werkgever een eindheffing verschuldigd zijn van 52% (tot en met 2010 was de eindheffing 26%). Is er sprake van een ontslag door bijvoorbeeld een reorganisatie of disfunctioneren, dan is er geen eindheffing verschuldigd. Bij een ontslag om een andere reden kan de kwantitatieve toets uitkomst bieden. Deze toets bestaat uit twee delen: de 55 jaarstoets en de 70%toets. Wordt aan een van deze toetsen voldaan dan is geen eindheffing verschuldigd. De 55-jaarstoets • de uitkeringen van het aan te kopen stamrecht eindigen uiterlijk op de dag voordat de exwerknemer de 55jarige leeftijd bereikt; én • het jaarbedrag van de uitkeringen tezamen met de overige uitkeringen in een jaar blijft onder het laatst genoten loon. De 70%-toets Aan de hand van het beschikbare kapitaal moet een berekening worden gemaakt waarbij • de uitkering uiterlijk moet ingaan op de dag die 24 maanden voorafgaat aan de AOWdatum of de eerdere pensioendatum; én • de jaarlijkse uitkering die kan worden aangekocht voor die periode die eindigt 24 maanden voorafgaand aan de AOWdatum of eerdere pensioendatum is tezamen met de overige uitkeringen lager dan 70% van het laatstgenoten loon; én • de laagste uitkering is niet minder dan 75% van de hoogste uitkering; én • de pensioendatum mag ná de berekening niet meer worden gewijzigd. 26
6. Pensioen Hoofdvormen pensioen Pensioenvormen
Ingang
Einde
Wie
Ouderdomspensioen
65 jaar, indien eerder actuarieel berekenen
Bij overlijden
(gewezen) deelnemer
Overbruggingspen sioen (1)
Voor 65 jaar (gelijktijdig met het ouderdomspensioen)
65 jaar
(gewezen) deelnemer
Prepensioen (2)
Op z’n vroegst op 60 jaar, voor 65 jaar
Op pensioendatum, echter uiterlijk op 65 jaar
(gewezen) deelnemer
Partnerpensioen
Na overlijden (gewezen) deelnemer
Overlijden partner
echtgenoot, geregistreerd partner, diegene met wie de werknemer een duurzame gezamenlijke huishouding voert (3)
Nabestaanden over bruggingspensioen
Na overlijden (gewezen) deelnemer of na beëindiging van recht op uitkering Anw
Uiterlijk op 65jarige leef tijd van de nabestaande
echtgenoot, geregistreerd partner, diegene met wie de werknemer een duurzame gezamenlijke huishouding voert (3)
Wezenpensioen
Na overlijden (gewezen) deelnemer
Uiterlijk tot 30jarige leeftijd van het kind (4)
(pleeg)kinderen jonger dan 30 jaar (4)
Arbeidsongeschikt heidspensioen
Na 2 jaar arbeidsonge schiktheid
deelnemer
1) Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een overbruggingspensioen op te bouwen voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950. In de praktijk worden de termen overbruggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen door elkaar gebruikt. 2) Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een prepensioen op te bouwen als deze pensioenvorm was toegezegd op 1 januari 2005 en de werknemer geboren is vóór 1 januari 1950. 3) In het pensioenreglement kan een beperking van het partnerbegrip zijn opgenomen. Gebruikelijk is om aan sluiting te zoeken bij het fiscale partnerbegrip van pensioen. 4) In het pensioenreglement kan een jongere leeftijd zijn opgenomen. Gebruikelijk is 21 jaar of bij studerende kinderen tot 27 jaar.
Wet VPL Per 1 januari 2005 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloop regeling (Wet VPL) ingevoerd. Deze wet heeft ten doel langer doorwerken te stimuleren. De Wet VPL maakt een einde aan de fiscale faciliëring van prepensioen, overbruggingspensioen en VUTregelingen. Pensioen regelingen zijn voortaan alleen fiscaal gefacilieerd als de pensioenopbouw gericht is op een pensioenleeftijd van 65 jaar. Bij een eerdere pensioenleeftijd moet actuariële herrekening plaatsvinden. Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950, hoeft er niets te veranderen. De premies voor overbruggingspensioen, prepensioen en VUT blijven voor deze groep werknemers aftrekbaar. Voor deze groep mag ook een eerdere 27 pensioenleeftijd dan 65 jaar, zonder actuariële herrekening, gehandhaafd blijven.
Belangrijke definities Salaris: De beloning die de werknemer van zijn werkgever ontvangt voor het verrichten van arbeid. Pensioengevend salaris: De salarisbestanddelen van de werknemer die voor de pensioenopbouw in aanmerking worden genomen. Franchise: Dat deel van het pensioengevend salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd, omdat na 65 jaar AOW wordt ontvangen. Pensioengrondslag: Pensioengevend salaris / de franchise. Diensttijd: De periode waarover pensioen kan worden opgebouwd. Let op! Over de bijtelling in verband met de auto van de zaak mag géén pensioen worden opgebouwd!
Franchisebedragen pensioenregelingen Geheel verzekerde pensioenen
(Deels) eigen beheer
f 12.898
f 18.738
Franchise “10/7 AOW”
Afwijkende franchisebedragen Maximaal opbouwpercentage
Minimale franchise
1,9% eindloon / 2,15% middelloon
f 11.803
1,8% eindloon / 2,05% middelloon
f 10.667
Vanaf 1 januari 2005 wordt niet meer gewerkt met voorOortse AOW bedragen.
Pensioenstelsels Eindloon
Middelloon
Salarisstijgingen tellen terug tot de toetreding in de regeling en mee in de toekomst
Salarisstijgingen tellen alleen mee in de toekomst
Backservice direct affinancieren
Geen backservice
Onzekerheid over toekomstige lasten
Meer zekerheid over toekomstige lasten
In het algemeen hogere pensioenaanspraken
In het algemeen lagere pensioenaanspraken
Maximale opbouw 2% per dienstjaar
Maximale opbouw 2,25% per dienstjaar
Opbouw over variabele loonbestanddelen niet mogelijk
Opbouw over variabele loonbestanddelen mogelijk
Beschikbare premiestaffels Staffelbesluit van 21 december 2009 (nettostaffelbesluit) Dit besluit bevat netto beschikbare premiestaffels. De staffels zijn gelijk aan de bruto beschikbare premie staffels, maar ontdaan van de kostenopslag van 10% en de opslag voor premievrijstelling bij arbeidsongeschikt heid (pva) van 8%. De premies uit de staffels mogen worden verhoogd met de werkelijke premie voor pva en de werkelijke kosten voor de pensioenregeling. Pensioen regelingen moeten uiterlijk 1 januari 2015 voldoen aan het netto staffelbesluit. 28
Netto staffels 2009 (rekenrente 4%) Beschikbare premiestaffels gericht op een opbouw op basis van 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel Leeftijdsklassen tot 65 jaar
Percentage van de pensioengrondslag (franchise f 12.898) OP
OP en uitgesteld opgebouwd PP
OP en direct ingaand opgebouwd PP
OP en direct ingaand bereikbaar PP
15 tot en met 19
4,3
5,2
6,0
6,4
20 tot en met 24
5,0
6,0
6,9
7,5
25 tot en met 29
6,1
7,3
8,3
9,1
30 tot en met 34
7,4
8,9
10,0
10,7
35 tot en met 39
9,0
10,9
12,1
12,7
40 tot en met 44
11,0
13,3
14,6
15,3
45 tot en met 49
13,4
16,3
17,7
18,5
50 tot en met 54
16,5
20,0
21,4
22,3
55 tot en met 59
20,4
24,8
26,0
26,8
60 tot en met 64
25,5
31,1
31,7
32,0
Staffelbesluit van 3 november 2007 (bruto staffelbesluit) Dit besluit bevat 3 beschikbare premietabellen. De eerste tabel is gebaseerd op een opbouw van 2,25% middelloon (zie hieronder). De andere tabellen zijn gebaseerd op 2,05% middelloon (franchise f 10.667) en 2,15% middelloon (franchise f 11.803). Alle tabellen zijn gericht op een pensioendatum op 65 jaar.
Bruto staffels 2007 (rekenrente 4%) Beschikbare premiestaffels gericht op een opbouw op basis van 2,25% per dienstjaar bij middelloonstelsel Leeftijdsklassen tot 65 jaar
Percentage van de pensioengrondslag (franchise f 12.898) OP
OP en uitgesteld opgebouwd PP
OP en direct ingaand opgebouwd PP
OP en direct ingaand bereikbaar PP 7,6
15 tot en met 19
5,2
6,3
7,2
20 tot en met 24
5,9
7,2
8,2
9,0
25 tot en met 29
7,2
8,8
9,9
10,8
30 tot en met 34
8,8
10,7
12,0
12,7
35 tot en met 39
10,8
13,0
14,4
15,2
40 tot en met 44
13,1
15,9
17,5
18,3
45 tot en met 49
16,1
19,5
21,1
22,1
50 tot en met 54
19,7
24,0
25,6
26,6
55 tot en met 59
24,4
29,7
31,0
32,0
60 tot en met 64
30,5
37,2
37,9
38,3
Afkoop Afkoopbedrag kleine pensioenen f 427,29. 29
7. Arbeidsongeschiktheid Aftrekbare premie De premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen bij invaliditeit, ziekte of ongeval zijn fiscaal aftrekbaar. Voorwaarde is dat de uitkeringen toekomen aan degene die de premies betaalt. De begunstigde van de periodieke uitkering moet dus dezelfde zijn als de verzekeringnemer/premiebetaler.
Periodieke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid De periodieke uitkering uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering is belast in box 1 als de premie is afge trokken. Vanaf 2011 moeten inkomensverzekeraars over deze uitkering loonheffing inhouden. Als de verzekeraar rechtstreeks aan de werknemer uitkeert, moet de verzekeraar over de uitkering loonhef fing inhouden. Keert de verzekeraar aan de werkgever uit, dan wordt hierover geen loonheffing ingehouden. Over het bedrag dat de werkgever aan de werknemer betaalt, moet wel loonheffing worden ingehouden. Dit is immers loon. Verzekeringnemer en premiebetaler
Ontvanger uitkering
Premie
Inhouding van loon heffing
BV
DGA/werknemer
Last voor de BV
Ja*
BV Stichting Gemeente
BV Stichting Gemeente
Last voor de BV Last voor de Stichting Last voor de Gemeente
Nee
Stichting/Gemeente
Verzekerde
Last voor Stichting/ Gemeente
Ja*
VOF Maatschap
VOF/vennoot Maatschap/maat
Uitgave voor inkomens voorziening
Ja (tnv verzekerde)
Eenmanszaak
Ondernemers
Uitgave voor inkomens voorziening
Ja
Natuurlijke persoon
Natuurlijke persoon (zelfde)
Uitgave voor inkomens voorziening
Ja
* heffing vindt plaats uit hoofde van de dienstbetrekking.
30
8. Levensloop Levensloopregeling De levensloopregeling is op 1 januari 2006 ingevoerd. De levensloopregeling is een wettelijk recht van de werknemer en biedt werknemers de mogelijkheid te sparen voor een periode van onbetaald verlof. Werknemers hebben recht op deelname aan de levensloopregeling, maar geen recht op opname van levensloopverlof. De verlofspaarregeling mag worden omgezet in de levensloopregeling. Werknemers mogen per kalenderjaar maximaal 12% van hun brutojaarsalaris laten inhouden in het kader van levensloop. Rechtstreekse inleg vanuit privé is niet toegestaan. Voor werknemers die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar nog niet de leeftijd van 56 jaar hebben bereikt, geldt de beperking van de jaarlijkse inleg tot 12% van het jaarsalaris niet. Voor deze categorie blijft wel het maximale tegoed van 210% van het jaarsalaris gelden. Bij de inleg van het levenslooptegoed zijn premies werknemersverzekeringen verschuldigd tot het maximum dagloon. Over opnamen van levenslooptegoed zijn premies volksverzekeringen en loonbelasting verschuldigd.
Levensloopverlofkorting Bij reguliere opname van verlof dan wel bij de belastingheffing over het tegoed in verband met het bereiken van de 65jarige leeftijd of de pensioenleeftijd heeft men recht op een heffingskorting: de levensloopverlofkorting. De levensloopverlofkorting bedraagt f 201 per jaar waarin een bedrag (hoe gering ook) is ingelegd in de levensloop regeling. Deze korting komt in mindering op de belasting die bij opname moet worden betaald. Het tegoed is geheel vrij van box 3heffing. Per 1 januari 2009 is de ouderschapsverlofkorting niet langer gekoppeld aan de levensloopregeling. Het wettelijke recht op ouderschapsverlofkorting is met ingang van 1 januari 2009 uitgebreid naar 26 weken.
oed: p teg o o l e ns of;
v rl e t le opve en m levenslo voor de ie d e h its d lijk een den
r m e n Mog name voo an te we ensioen (
• Op tegoed a an het p e t en). v jd • He etering ook in d pgenom ge leefti t verb lijkheid ing is o 65jari ordt he l e e mog oenrege n van d datum w erekend i e n pens et bereik ensioe et loon g t. las t h re p j h • Bi e eerde goed to box 1 be of d sloopte ssief in leven s progre u en d
31
9. Spaarloon Maximum van spaarloon (tesamen met aandelenoptie en winstregeling): f 613. Heffing werkgever spaarloon 25%. De werknemer mag slechts bij één werkgever deelnemen aan de spaarloonregeling onder de volgende voorwaarden: • de werknemer was reeds op 1 januari 2011 bij die werkgever in dienst en • die werkgever past ten aanzien van die werknemer reeds sinds 1 januari 2011 de algemene heffings korting toe. Als een werknemer na de eerste dag van het kalenderjaar bij een werkgever in dienst treedt, kan hij dat jaar dus niet van de spaarloonregeling van die werkgever gebruik maken. Als een werknemer van werkgever wisselt, mag het levenslooptegoed worden afgekocht. Vooralsnog is dan geen revisierente verschuldigd. Voor de gespaarde bedragen geldt een blokkeringstermijn van 4 jaar. Vanaf 15 september 2010 is het mogelijk het spaarloontegoed dat is opgebouwd in de periode 2006 tot en met 2009 vrij op te nemen. Dit spaarloontegoed kan dus ook voor consumptieve doeleinden worden gebruikt. In de inkomstenbelasting geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal f 17.025 voor geblokkeerde spaar tegoeden in het kader van een spaarloonregeling. Deblokkeringsmogelijkheden spaarloontegoed Aankoop eigen woning
Ja
Kosten verbouwing/verbetering eigen woning
Nee
Aflossing hypothecaire lening
Nee
Aankoop tweede woning
Nee
Lijfrenteverzekering/lijfrentespaarrekening
Ja
Kapitaalverzekering, waaronder KEW
Ja
Spaarrekening Eigen Woning (SEW)
Ja
Belegingsrekening Eigen Woning (BEW)
Ja
Vrijwillige premies pensioenverzekering
Ja
Start eigen onderneming
Ja
Studiekosten (opleiding, werkruimte, reiskosten)
Ja
Kosten kinderopvang
Ja
Onbetaald verlof
Ja
32
10. Sparen en beleggen Grondslag en tarief voor inkomen uit sparen en beleggen (box 3) Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4% van de rendementsgrondslag op 1 januari. De rendementsgrondslag is het saldo van de waarde in het economisch verkeer van de bezittingen minus de waarde in het economisch verkeer van de schulden. Voor schulden geldt een aftrekbeperking. De drempel is f 2.900. Bij partners wordt het bedrag verdubbeld en wordt in totaal de eerste f 5.800 aan schulden buiten beschouwing gelaten. De belasting op het forfaitaire rendement bedraagt 30%.
Heffingvrij vermogen box 3 Heffingvrij vermogen per belastingplichtige f 20.785. Na overdracht van heffingvrij vermogen partner op gezamenlijk verzoek f 41.570. Toeslag op heffingvrij vermogen per minderjarig kind f 2.779. Ouderentoeslag Voor belastingplichtigen die bij het einde van het kalenderjaar de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben, kan het heffingvrije vermogen worden verhoogd met de ouderentoeslag. De ouderentoeslag geldt alleen als de rendementsgrondslag na aftrek van het heffingvrije vermogen en de eventuele kindertoeslag maximaal f 275.032 bedraagt. Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoons gebonden aftrek) van: Meer dan
Maar niet meer dan
Bedraagt de ouderentoeslag
f 14.062
f 27.516
f 14.062
f 19.562
f 13.758
f 19.562
–
Nihil
33
Vrijgesteld vermogen in box 3 De volgende bezittingen zijn vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing: voorwerpen van kunst en wetenschap, tenzij deze hoofdzakelijk (= meer dan 70%) als belegging dienen; roerende zaken voor eigen gebruik, zoals de inboedel, auto en caravan, tenzij deze hoofdzakelijk als belegging dienen; belastingvorderingen en schulden, tenzij in verband met erfrecht; contant geld en vergelijkbare vermogensrechten tot maximaal f 503, per belastingplichtige (f 1.006, voor partners); tegoeden op een spaarloonrekening tot maximaal f 17.025; op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen (onder voorwaarden) tot maximaal f 123.428; uitvaartverzekeringen en bancaire uitvaartrekeningen, mits de totale warde hiervan lager dan f 6.744; rechten op kapitaaluitkeringen die uitsluitend kunnen plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval; bepaalde schuldvorderingen krachtens erfrecht; nog te vorderen of nog te betalen termijnen (van rente, pacht, huur) met een looptijd van maximaal 1 jaar; maatschappelijke beleggingen (‘groene’ en sociaalethische beleggingen) tot maximaal f 55.476; beleggingen in durfkapitaal (directe, indirecte en culturele beleggingen) tot maximaal f 55.476; bossen, natuurterreinen en landgoederen; aandelen in bepaalde participatie maatschappijen; rechten op periodieke uitkeringen; geërfde rechten op roerende zaken. 1% extra heffingskorting Voor maatschappelijke beleggingen, voor (in)directe beleggingen in durfkapitaal en voor culturele beleggingen kent box 3 een extra heffingskorting van 1%. De extra heffingskorting wordt tot 2014 afgebouwd naar 0%.
Belast
baar in
kome
n uit s rendem p a re n en bele af: heff entsgronsla g gen ( g (op 1 ingvrij b ox 3 ) janua vermo ri) gen + t gronds oeslag en lag forf aitair r endem voorde ent (nie e t nega af: pers l uit sparen e tief ) n oonsg ebond beleggen ( =4% fo en aftre rfaitair k rende ment) belastb aar ink omen u it spare n en b elegge n 34
………. ………. – ………. ………. ………. –
……….
11. Schenk- en erfbelasting Tarief schenk- en erfbelasting Gedeelte van de belaste verkrijging
I
IA
II
€0
€ 118.708
10%
18%
30%
€ 118.708
en hoger
20%
36%
40%
• tariefgroep I omvat de partner en (pleeg)kinderen. Onder voorwaarden de expartner of aanstaande echtgenoot. • tariefgroep IA omvat kleinkinderen en verdere nazaten. • tariefgroep II omvat alle overige verkrijgers
Vrijstellingen Verkrijgingen schenkbelasting Schenkingen door ouders aan kinderen • per kalenderjaar • eenmalig voor kinderen tussen 18 en 35 jaar
f 5.030 f 24.144
De vrijstelling kan worden verhoogd tot f 50.300. Dit kan alleen als: De schenking wordt gedaan voor de aankoop, verbetering of onderhoud van een eigen woning. De eigenwoningschuld wordt beperkt met de gebruikte vrijstelling (zie ook hoofdstuk 2), of voor studie of beroepsopleiding van dat kind waarvan de kosten hoger zijn dan f 20.000. Sociaal belang behartigende instelling of het algemeen nut beogende instellingen Alle overige gevallen
Volledig vrijgesteld* f 2.012 per kalenderjaar
* De verkrijging is volledig vrijgesteld indien en voorzover aan de verkrijging niet een opdracht is verbonden die aan de verkrijging het karakter ontneemt van te zijn geschiedt in het algemeen belang.
35
Vrijstellingen erfbelasting Partner • na pensioenimputatie minimaal
f 603.600 f 155.930
Kinderen die grotendeels op kosten van de overledene werden onderhouden en die als gevolg van ziekte of gebreken ver moedelijk de komende 3 jaar niet in staat zijn de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen van gelijke leeftijd zouden kunnen verdienen.
f 57.342
Kinderen en kleinkinderen
f
19.114
Ouders
f 45.270
Andere verkrijgers
f
36
2.012
Gevolgen voor de Successiewet bij het schenken en erven van de eigen woning, verzekeringen en bancaire producten Eigen woning
Gevolgen van schenking
Gevolgen van overlijden
Schenking = belast. Tarief is tenminste 6% in verband met samenloop overdrachtsbelasting.
Vererving eigen woning = belast voor waarde onbewoond. De verkrijging is niet belast met overdrachtsbelasting. Constructies ter besparing van erfbelasting: • bij leven schenken/verkopen van de woning aan de kinderen en huur overeenkomst aangaan; Waardestijging van de woning blijft in deze situatie buiten de heffing van erfbelasting.
Geldlening eigen woning
Zakelijke geldlening tussen ouders en kind = onbelast. Kinderen kunnen rente aftrekken van de inkomstenbelasting in box 1 en de vordering is bij ouders vermogen in box 3. Direct opeisbare renteloze of laag rentende lening (<6%). Vruchtgebruik wordt belast.
Lening vormt schuld aan de nalatenschap en verlaagt voor het kind het aandeel in de nalatenschap.
Kapitaalverzekering
Verzekering Schenking verzekering = belast. Bij KEW niet toegestaan. Gevolg is dan een fictieve uitkering en heffing over rente in box 1.
Verzekering Vererving verzekering door overlijden verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde) = belast.
Uitkering Begunstigde van de uitkering is een ander dan de verzekeringnemer => belaste schenking
Uitkering Uitkering door overlijden verzekerde = belast, tenzij niets onttrokken aan vermogen verzekerde. Dit is het geval als: • premieschuldige � verzekerde (premiesplitsing), en • premieschuldige en verzekerde hebben elk een privévermogen. Bij overlijden van verzekerde wordt slechts de helft van de uitkering belast als sprake is van een huwelijk in gemeenschap van goederen.
Spaarrekening Schenking rekening = belast Bij SEW niet toegestaan. Gevolg is een fictieve uitkering en heffing over rentedeel in box 1.
Spaarrekening Tegoed spaarrekening valt in nalatenschap. Voor erfgenamen erfrechtelijke verkrijging = belast.
Uitkering Verkrijger van het saldo is een ander dan de rekeninghouder => belaste schenking.
Uitkering Verkrijging door overlijden rekeninghouder = belast. Premiesplitsing is bij een SEW aan de orde.
Spaarrekening eigen woning (SEW)
37
Lijfrente
Gevolgen van schenking
Gevolgen van overlijden
Verzekering Schenking = afkoop. Behalve bij preBHWlijfrente gesloten vóór 16 oktober 1990 (premie) of vóór 1 januari 1992 (koopsom). Bij schenking is waarde verminderd met 30% latentie belast.
Verzekering Vererving verzekering door overlijden verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde) = belast voor de waarde (tenzij niets onttrokken is aan het vermogen van de verzekerde) verminderd met 30% latentie.
Termijnen Schenking niet toegestaan, behalve bij preBHWlijfrente. Schenkbelasting wordt niet geheven als termijn belast is met inkomsten en/of loonbelasting. Bancaire lijfrente
Spaarrekening Schenking = afkoop, Bij schenking is waarde verminderd met 30% latentie belast. Bancaire termijnen Schenking van de termijnen is niet toegestaan.
Kapitaal bij overlijden Verkrijging is vrijgesteld als de lijfrente voldoet aan het Brede Herwaarderings regime of de Wet IB 2001. De waarde van de aanspraak wordt wel in mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie). Spaarrekening Tegoed spaarrekening valt in nalatenschap. Voor erfgenamen een erfrechtelijke verkrijging = belast voor de waarde verminderd met 30% latentie. Rekening bij overlijden Het bancaire tegoed is vrijgesteld van erfbelasting. De waarde van de rekening wordt wel in de mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Pensioen
Geen gevolgen bij toekenning binnen dienstbetrekking.
Verkrijging is vrijgesteld als het partner pensioen voldoet aan definitie in loon belasting. De waarde van de aanspraak wordt wel in mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Gouden handdruk
Schenking = afkoop.
Verkrijging is vrijgesteld als gouden hand druk voldoet aan definitie in loonbelasting. De waarde van de aanspraak wordt wel in mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Bancaire gouden handdruk
Schenking = afkoop.
Verkrijging is vrijgesteld als bancaire gouden handdruk voldoet aan definitie in loonbelasting. De waarde van de aan spraak wordt wel in mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelas ting (imputatie).
Levensloop
Schenking = afkoop.
Verkrijging is belast met erfbelasting.
38
12. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden Eigen woning
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Bij samenwonen is de partner regeling mogelijk van toepassing. Zie hiervoor ook hoofdstuk 2 van de Belastingbox.
Normaal gesproken kan een woning voor de vertrekkende partner niet meer aangemerkt worden als eigen woning op het moment dat hij deze woning verlaat. De woning staat hem namelijk niet meer als hoofdverblijf ter beschikking. Bij vertrek door scheiding kan de vertrekken de partner de woning voor een periode van twee jaar nog beschouwen als eigen woning. De periode van twee jaar gaat in zodra de partner de woning verlaat. De rente over zijn/haar aandeel van de lening kan als inkomsten uit eigen woning in aftrek worden gebracht. Het eigen woningforfait over zijn/haar aandeel wordt aangemerkt als betaalde alimentatie. De tweejaarsperiode geldt al leen voor de rente en kosten van de geldlening. Bij de vertrekkende partner kan een eigenwoning reserve ontstaan.
De omvang van de verkrijging is met name afhankelijk van het huwelijksgoederen regime en een eventueel testament.
39
Kapitaalverzekering eigen woning (KEW)
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Het toevoegen van een tweede verzekeringnemer op de verzekering kan schen king tot gevolg hebben.
In het kader van echtschei ding kan de KEW als volgt worden aangepast: • wijziging verzekering nemer; • wijziging verzekerde (is niet verplicht); • gedeeltelijk voortzet ten in een andere KEW => premieverleden gaat evenredig mee.
Als een uitkering bij overlij den is meeverzekerd, komt deze tot uitkering. Als op dit deel van de verzekering de voorwaarden van de kapitaalverzekering eigen woning van toepassing zijn, is aflossing van de eigenwo ningschuld met de uitkering noodzakelijk voor vrijstelling van de uitkering. De heffing van erfbelasting kan onder voorwaarden worden voorkomen door premiesplitsing.
Let op: • Uitkering uit KEW is beperkt vrijgesteld. • (Gedeeltelijke) afkoop is niet toegestaan => afkoop van de hele verzekering. Spaarrekening eigen woning (SEW)
Het toevoegen van een tweede rekeninghouder op de rekening kan schenking tot gevolg hebben.
In het kader van echtschei ding kan de SEW als volgt worden aangepast: • Wijziging rekeninghouder • Gedeeltelijke voortzetten in een andere SEW => inleg van de rekening gaat evenredig mee. Let op: • Uitkering uit een SEW is beperkt vrijgesteld. • (Gedeeltelijke) afkoop is niet toegestaan => afkoop van de hele rekening.
In geval van overlijden van de rekeninghouder doet de Belastingdienst alsof de rekening is gedeblokkeerd direct voorafgaand aan het overlijden. De deblokkering wordt dus toegerekend aan de overleden rekeninghou der. Deze maakt gebruik van zijn eigen vrijstelling. Bij partners is het mogelijk de SEW van de overleden partner voort te zetten. Premiesplitsing is niet mogelijk bij een SEW.
40
Kapitaalverzekering box 3
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Het toevoegen van een tweede verzekeringnemer op de verzekering kan schenking tot gevolgen hebben.
Gesloten vanaf 2001 Echtscheiding heeft geen gevolgen bij splitsing ver zekeringspolis.
Gesloten vanaf 2001 De uitkering is onbelast voor de inkomstenbelasting. De heffing van erfbelasting kan onder voorwaarden worden voorkomen door premie splitsing.
Gesloten vóór 2001 In het kader van echt scheiding kan de kapitaal verzekering als volgt worden aangepast: • wijziging verzekering nemer; • wijziging verzekerde => hoeft geen gevolgen te hebben voor overgangs recht die geldt voor verzekeringen gesloten voor 1491999; • gedeeltelijk voortzetten in een andere kapitaalverze kering => premieverleden gaat evenredig mee.
Gesloten vóór 2001 Onder voorwaarden is de uitkering onbelast voor de inkomstenbelasting. De heffing van erfbelasting kan onder voorwaarden worden voorkomen door premie splitsing.
Let op: • Geldopname uit de verzekering is een (gedeeltelijke) afkoop tenzij rentevrijstelling van toepassing is.
Lijfrente
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Toevoegen tweede verzeke ringnemer kan afkoop tot gevolg hebben.
De gerichte lijfrenteverze kering kan als volgt worden aangepast: • splitsen in twee verzeke ringen; • exechtgenoot wordt on herroepelijk begunstigde; • exechtgenoot krijgt verzekering toebedeeld.
De uitkeringen uit een lijf renteverzekering moeten direct na het overlijden van de verzekerde of na het beëindigen van het recht op een Anwuitkering ingaan. De uitkering moet uiterlijk aanvangen voor het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de verzekerde is overleden.
Let op: (Gedeeltelijke) afkoop is niet toegestaan.
41
Bancaire lijfrente
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Toevoeging tweede reke ninghouder kan afkoop tot gevolg hebben.
De lijfrenterekening kan als volgt worden aangepast: • splitsen in twee rekeningen; • exechtgenoot krijgt rekening toebedeeld.
Opbouwfase rekening: De uitkeringen uit een lijfrenterekening moeten direct na het overlijden van de rekeninghouder of na het beëindigen van het recht op een Anwuitkering ingaan. De uitkering moet uiterlijk aanvangen voor het einde van het tweede kalender jaar volgend op het jaar waarin de rekeninghouder is overleden.
Let op: (Gedeeltelijke) afkoop is niet toegestaan.
Ingegane termijnen: Als de genieter van de termijnen overlijdt, gaat het recht op de nog niet uitgekeerde termijnen over op zijn erfgenamen. Alimentatielijfrente
42
Is niet aan de orde bij samenwonen.
Bij echtscheiding ontstaat een alimentatieverplichting. Looptijd is 12 jaar tenzij huwelijk < 5 jaar. Vormen alimentatieverplichting: 1. Periodieke alimentatie uitkering 2. Afkoop in bedrag ineens 3. Alimentatielijfrente bij verzekeraar 4. Lijfrente bij alimentatie plichtige. Aankoop alimentatielijfrente bij verzekeraar moet aan eisen voldoen: • professionele verzekeraar; • voldoen aan lijfrente definitie; • termijnen uitkeringen moeten direct ingaan; • exechtgenoot = verzekerde; • 1% sterftekans is niet van toepassing. Gevolg: • uitkering belast in box 1; • koopsom is aftrekbaar als onderhoudsverplichting in box 1.
De uitkering stopt bij over lijden van de verzekerde.
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Pensioen
Afhankelijk van de product vorm zal een partner zo spoedig mogelijk moeten worden aangemeld bij de pensioenuitvoerder.
De Wet VPS geeft de ex partner recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Om een rechtstreeks vorderingsrecht op de pensioenuitvoerder te krijgen, moet de scheiding binnen twee jaar worden gemeld. Daarnaast heeft de expartner recht op bijzonder partnerpensioen.
De uitkeringen uit een pensioen verzekering moeten direct na het overlijden van de werknemer of na het beëindigen van het recht op een Anwuit kering ingaan. In de pensioentoezegging ligt vast op welke van deze twee momenten de uit keringen aanvangen. Er is na overlijden geen keuzemogelijkheid. De uitkering mag uitsluitend toekomen aan de (gewezen) partner en/of kinderen. Indien er geen partner of kind is, kan de uitkering toe komen aan de werkgever.
Verrekening pensioenrechten door betaling lijfrentepremie
Is niet aan de orde bij samenwonen.
Als Wet VPS niet van toepas sing is, kunnen aanspraken worden verrekend. Dit kan door middel van een lijfrenteverzekering. Fiscale gevolgen zijn gelijk als bij alimentatielijfrente.
Zie lijfrente.
43
Gouden handdruk
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Zodra er sprake is van een partner, kan deze worden opgenomen als begunstigde bij overlijden van de gou denhanddrukverzekering.
De waarde van de gouden handdrukverzekering of rekening kan bij scheiding zonder fiscale gevolgen worden toebedeeld aan de expartner. De (ex)partner wordt na verdeling van het stamrecht aangemerkt als ‘de werknemer’.
De uitkeringen uit een goudenhanddrukverzeke ring moeten direct na het overlijden van de werknemer ingaan. De uitkering mag uitsluitend toekomen aan de (gewezen) partner en/of kinderen jonger dan 30 jaar (kring van gerechtigden). De verzekeringsvorm is be palend of er bij overlijden een uitkering voor de begunstigde volgt. Bij het bancaire gouden handdrukstamrecht komt het tegoed bij overlijden toe aan de in het contract genoemde personen uit de kring van gerechtigden. Ontbreken deze, dan komt het tegoed toe aan de erfgenamen.
Bancaire gouden handdruk
Zodra er sprake is van een partner, kan deze worden opgenomen als begunstigde bij overlijden van de gouden handdrukregeling.
De waarde van de gouden handdrukregeling kan bij scheiding zonder fiscale ge volgen worden toebedeeld aan de expartner. De (ex) partner wordt na verdeling van het ‘stamrecht’ aange merkt als ‘de werknemer’.
Bij overlijden van de gouden handdrukrekeninghouder komen de uitkeringen toe aan de in de overeenkomst benoemde personen. Dit mogen alleen zijn de (gewe zen) partner en/of kinderen tot 30 jaar zijn. Als deze personen er niet meer zijn, dan erven de erfgenamen de gouden handdrukrekening.
Levensloop
Geen gevolgen.
Alleen de werknemer kan uitkeringen ontvangen uit een levensloopregeling. De expartner kan buiten de levensloopregeling om gecompenseerd worden.
Het tegoed op een levens looprekening komt toe aan de erfgenamen. Voor levensloopverzekeringen is de verzekeringsvorm bepalend of er bij overlijden een uitkering voor de begunstigde(n) volgt.
44
45
Begrippenlijst Echtgenoot
artners die gehuwd zijn of een geregistreerd P partnerschap hebben.
Eigen woning
e eigen woning die de belastingplichtige anders D dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.
Fiscaal partner
E chtgenoten, geregistreerd partners en samen wonenden op hetzelfde woonadres in de Gemeente lijke Basis Administratie die: een notarieel samenlevingscontract hebben gesloten; of samen een kind hebben; of een kind van een van de partners hebben dat door beide partners is erkend; of als partners zijn aangemeld voor een pensioen regeling; of beiden eigenaar zijn van de woning die het hoofd verblijf is, worden automatisch aangemerkt als fiscaal partner.
Gerichte lijfrente
L ijfrenteverzekering gesloten na 01011992 (koop som) of 15101990 (premiebetalend). De omvang van de termijnen staat nog niet vast. Bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst wordt bepaald van wiens leven de uitkeringen afhankelijk zullen zijn.
Jaarruimte
anneer een belastingplichtige, die bij aanvang W van het kalenderjaar nog geen 65 jaar oud is, een pensioentekort heeft, kan hij gebruik maken van de jaarruimteberekening voor lijfrentepremieaftrek.
Kapitaalverzekering
I edere levensverzekering waarbij de prestatie van de verzekeraar vast staat, ongeacht of er een bedrag ineens wordt uitgekeerd of een vast aantal termijnen.
46
Levensverzekering
E en verzekering die is gerelateerd aan leven en/of dood van de verzekerde persoon.
Onherroepelijke begunstiging D e begunstiging is conform de voorwaarden aan vaard, of de verzekering is tot uitkering gekomen doordat de begunstiging vast ligt. De begunstiging moet wel eerst “geaccepteerd” worden. Oudedagsreserve
it is een bepaald bedrag dat een ondernemer van D een eenmanszaak, maatschap of vof opzij mag zetten voor de oudedagsvoorziening. Over dat bedrag hoeft hij voorlopig geen belasting te betalen. De reserve is een uitstel van het betalen van belasting.
Periodieke uitkering
echt op (toekomstige) uitkeringen die periodiek R gedaan worden.
Renseigneren
lgemene term voor de informatieverplichting van A verzekeraars en banken aan de Belastingdienst.
Reserveringsruimte
L ijfrentepremieaftrek in enig kalenderjaar in de situatie dat de belastingplichtige in de zeven voorafgaande kalenderjaren geen of niet volledig gebruik heeft gemaakt van de jaarruimte.
Saldomethode
itkeringen zijn onbelast zolang de som van de U uitkeringen kleiner is dan de som van de niet aftrek bare premies.
47
SNS REAAL is een innovatieve dienstverlener op het gebied van bankieren en verzekeren die zich vooral richt op de Nederlandse retailmarkt en het midden- en kleinbedrijf. Het aanbod bestaat uit drie kernproductgroepen: hypotheken en vastgoedfinanciering, vermogensopbouw (sparen en beleggen) en verzekeren. De Minigids Productfiscaliteiten verschijnt onder redactie van: mr. Nancy Struve en drs. Kees van Oostwaard Auteurs: Hans van den Berg, mr. Jasper Commandeur, mr. Sandy van Duinkerken, mr. Fien Gijsbertsen, drs. Manuela Lamotvan Blanken, mr. Deby Lie, mr. Pieter Maat, drs. Machteld van Miertde Wit, drs. Kees van Oostwaard, mr. Niels Overduin, mr. Nancy Struve en mr. Jacqueline VerweijDaemen. Allen zijn werkzaam bij de afdeling Productfiscaliteit, onderdeel van Fiscale Zaken SNS REAAL. © SNS REAAL 2011 Concept & Productiemanagement - De Regiekamer Communicatie, Zaltbommel Ontwerp en vormgeving - Oranje boven, ’s-Hertogenbosch Drukwerk - NPN drukkers, Breda Papier - Deze gids is gedrukt op chloorvrij en FSC-gecertificeerd papier SNS REAAL Croeselaan 1 3521 BJ Utrecht www.snsreaal.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SNS REAAL. De Minigids Productfiscaliteiten is met uiterste zorgvuldigheid samengesteld. Wij kunnen echter geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden hierin. Aan de inhoud van deze uitgave kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.
48