Minigids Productfiscaliteiten 2014 kerninformatie voor de adviespraktijk
1. Algemeen • Fiscale cijfers | Sociale cijfers 2. Eigen woning 3. Kapitaalverzekeringen 4. Lijfrente 5. Gouden handdruk 6. Pensioen 7. Arbeidsongeschiktheid 8. Spaarloon, levensloop en vitaliteit 9. Sparen en beleggen 10. Schenk- en erfbelasting 11. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden
Begrippenlijst
➔
Fiscale cijfers
Belastbaar inkomen meer dan
Box 1 Belastbaar inkomen uit werk en woning
Box 2 Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang
Box 3 Belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
Inkomstenbronnen: • winst uit onderneming • inkomsten uit arbeid (loon) • resultaat uit overige werkzaamheden • periodieke uitkeringen en verstrekkingen • inkomsten uit eigen woning • negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen
Inkomstenbronnen: • reguliere voordelen • vervreemdingsvoordelen
Inkomstenbronnen • forfaitair rendement = 4% van (bezittingen minus schulden minus heffingvrij vermogen)
Aftrekposten: •u itgaven voor inkomens voorzieningen •p ersoonsgebonden aftrek
Aftrekposten: • aftrekbare kosten
Aftrekposten: • kosten zijn in deze box niet aftrekbaar
Tarief: progressief (zie hieronder)
Tarief: 22% ≤ 250.000 25% > dan 250.000
Tarief: 30%
Verliesverrekening: Alleen voor box 1-verliezen mogelijk
Verliesverrekening: Alleen voor box 2-verliezen mogelijk
Verliesverrekening: Verliesverrekening is niet mogelijk
Belastingtarief
Totaal tarief
Schijventarief box 1 Jonger dan AOW-leeftijd
-
€ 19.645
5,10%
31,15% 31,15%
36,25%
Heffing over totaal van de schijven w 7.121
€ 19.645
€ 33.363
10,85%
42%
€ 12.882
€ 33.363
€ 56.531
42%
42%
€ 22.612
€ 56.531
-
52%**
52%
Maar niet meer dan
Belastingtarief
Tarief premie volksverzekering
Totaal tarief
Heffing over totaal van de schijven
-
w 19.645
5,10%
13,25%
18,35%
w 19.645
w 33.363
10,85%
13,25%
24,1%
w 6.910
w 33.363
w 56.531
42%
42%
w 16.640
w 56.531
-
52%
52%**
Overzicht boxenstelsel
Tarief premie volksverzekering
Sluiten
AOW-leeftijd en ouder geboren vanaf 1 januari 1946*
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Maar niet meer dan
Zoeken
extra bij volledige schermweergave
1. Algemeen: Fiscale cijfers/Sociale cijfers
Belastbaar inkomen meer dan
Menu
w 3.604
AOW-leeftijd en ouder, geboren vóór 1 januari 1946 Belastbaar inkomen meer dan
Maar niet meer dan
Belastingtarief
Tarief premie volksverzekering
Totaal tarief
Heffing over totaal van de schijven
-
w 19.645
5,10%
13,25%
18,35%
w 3.604
w 19.645
w 33.555
10,85%
13,25%
24,1%
w 6.956
w 33.555
w 56.531
42%
42%
w 16.605
w 56.531
-
52%
52%**
*Houdbaarheidsbijdrage Sinds 2011 wordt van mensen die zijn geboren vanaf 1 januari 1946 een houdbaarheidsbijdrage gevraagd. Door deze maatregel wordt de tweede tariefschijf jaarlijks nog maar met 75% van de inflatiecorrectie aangepast, waardoor mensen sneller in de derde tariefschijf vallen. ** Aftrek kosten eigen woning De aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning zijn in 2014 maximaal aftrekbaar tegen 51,5% (zie Hoofdstuk 2 Eigen Woning)
Heffingskortingen Bestanddelen
Jonger dan AOW-leeftijd
AOW-leeftijd en ouder
Maximale algemene heffingskorting lagere inkomens1
€ 2.103,00
€ 1.065,00
Maximale algemene heffingskorting hogere inkomens1
€ 1.366 ,00
€ 693,00
Maximale werkbonus
€ 1.119,00
,00
Maximale arbeidskorting lagere inkomens 2
€ 2.097,00
€ 1.062,00
Maximale arbeidskorting hogere inkomens 2
€ 367,00
€ 186,00 vervolg zie volgende pagina
2
3
Menu
➔
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bestanddelen
Jonger dan AOW-leeftijd
AOW-leeftijd en ouder
MKB vrijstelling Jaarlijks 14% over de winst -/- ondernemersaftrek, indien de ondernemer voldoet aan het urencriterium zoals opgenomen in de Wet IB2001.
Ouderschapsverlofkorting per verlofuur
€ 4,29
Levensloopverlofkorting (per gespaard kalenderjaar tot 2012)
€ 205,00
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal
€ 2.133,00
€ 1.080,00
Alleenstaande-ouderkorting
€ 947 3,0
€ 480 3,0
Maximale aanvulling op de alleenstaandeouderkorting
€ 1.319
Jonggehandicaptenkorting
€ 708
668
€
Ouderenkorting
€ 1.032
Ouderenkorting bij een inkomen boven € 35.450
€
Alleenstaande-ouderenkorting Tijdelijke heffingskorting voor VUT en prepensioen (0,67%) maximum Korting voor groene beleggingen 4
€
150 4293
€ 121 0,7% 5
Regelingen voor IB ondernemers
0,7% 5
1 Vanaf 1 januari 2014 is de algemene heffingskorting inkomensafhankelijk gemaakt 2 Vanaf 1 januari 2014 is de hoogte van arbeidskorting is afhankelijk van het gezamenlijk bedrag van het arbeidsinkomen en het maximum van de arbeidskorting 3 vermeerderd met 4,3% van het arbeidsinkomen met een maximum van e 1.319 indien het kind bij de aanvang van het kalenderjaar nog niet 16 jaar is (AOW-leeftijd en ouder e 688) 4 per 1 januari 2013 is de heffingskorting voor maatschappelijke beleggingen, beleggingen in durfkapitaal en culturele- en sociaalethische beleggingen vervangen door de heffingskorting voor uitsluitend groene beleggingen 5 van de vrijstelling in box 3
Aanslaggrens voor de inkomstenbelasting Er wordt een verplichte aanslag inkomstenbelasting opgelegd als de verschuldigde belasting het saldo van gezamenlijke voorheffingen en voorlopige teruggaven die met het oog op de heffingskorting zijn vastgesteld, met meer dan € 45 te boven gaat.
Zelfstandigenaftrek De zelfstandigenaftrek geldt voor de ondernemer die aan het urencriterium voldoet en die op 1 januari 2014 de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt. Voor vrouwelijke ondernemers geldt dat zij voor de toepassing van het urencriterium bij wijze van fictie geacht worden gedurende de periode van hun zwangerschap- en bevallingsverlof, doch maximaal 16 weken, hun werkzaamheden niet hebben onderbroken. Met ingang van 1 januari 2012 is de zelfstandigenaftrek een vast bedrag. Het is nu niet meer afhankelijk van de hoogte van de winst. De zelfstandigenaftrek voor 2014 bedraagt € 7.280. Als een ondernemer in één of meer van de vijf voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, wordt de zelfstandigenaftrek verhoogd met € 2.123 (startersaftrek). Dit geldt niet voor (voormalige) aandeelhouders die de onderneming na geruisloze terugkeer uit de BV voortzetten in een IB onderneming. De ondernemer die bij het begin van het kalenderjaar de AOW-leeftijd heeft bereikt, heeft recht op een zelfstandigenaftrek van 50% (van de zelfstandigenaftrek).
Tarief vennootschapsbelasting (rechtspersonen) Tarieven vennootschapsbelasting bij een winst van: Meer dan
Maar niet meer dan
Bedraagt het percentage
-
€ 200.000
20%
€ 200.000
-
25%
Fictief gebruikelijk loon De directeur-grootaandeelhouder, zijne de werknemer die in een vennootschap een aanmerkelijk belang heeft en arbeid verricht, krijgt in beginsel een bepaald minimumsalaris toegerekend. Voor 2014 bedraagt dat minimumsalaris € 44.000.
Teruggaafgrens bij te veel ingehouden voorheffingen: € 14. Termijn indienen T-biljet De termijn voor het indienen van een verzoek om teruggaaf bedraagt vijf jaar.
4
5
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Wajong, WAZ/WAZO, WAO/WIA, WW
Sociale cijfers
Wajong, WAZ/WAZO*
AOW
Maximum per dag Samenwonenden beiden AOWleeftijd
Alleenstaanden
Per partner individueel
Alleenstaanden met kind
Werkelijke AOW
€ 17.626
€ 12.891
€ 8.813
€ 16.346
Vakantietoeslag
€ 1.203
€ 842
€ 601
€ 1.083
Totaal
€ 18.829
€ 13.733
€ 9.414
€ 17.429
Inkomensgrens
Aantal uitkeringsdagen
68,30
WAO/WIA **
WW ***
197,00
€ 197,00
€
261,00
261,00
261,00
75%,00
75%*100/108,00
70%*100/108,00
Maximumuitkering per jaar
€ 13.370,00
€ 35.706,00
€ 33.326,00
Incl. vakantie-uitkering
€ 14.439,00
€ 38.563,00
€ 35.992,00
-,00
€ 51.417,00
€ 51.417,00
Maximumuitkering
Per 1 januari 2014 is de AOW-leeftijd verhoogd naar 65 jaar en 2 maanden. Die leeftijd wordt de komende jaren verder verhoogd.
€
* Grondslag Wajong is e 17.827. ** De WAO blijft bestaan voor diegenen die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden en nu een WAO-uitkering hebben. *** De eerste twee maanden bedraagt de WW-uitkering 75% van het laatstverdiende loon (maximaal e 197 per dag), daarna 70%. De maximumuitkering in het eerste jaar bedraagt e 36.420 (incl. vakantietoeslag).
Anw Werkelijk uitgekeerde bedragen
Vakantie uitkering
Totaal
Nabestaandenuitkering
€ 13.526
€ 1.007
€ 14.533
Halfwezenuitkering
€ 3.334
€ 288
€ 3.622
Wezen tot 10 jaar
€ 4.328
€ 323
€ 4.651
Wezen 10-16 jaar
€ 6.493
€ 483
€ 6.976
Wezen 16-21/27 jaar
€ 8.657
€ 644
€ 9.301
Brutominimumloon 23 jaar en ouder Vakantietoeslag Totaal
€ 17.827 € 1.426 € 19.253
Bruto-uitkeringen IOAW/IOAZ Jaarbedragen voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en zelfstandigen, inclusief vakantietoeslag Gehuwde en ongehuwde partners die beiden 21 jaar of ouder zijn € 18.857 Alleenstaande van 21 jaar of ouder met kinderen € 18.153 Alleenstaande van 23 jaar of ouder zonder kinderen € 14.539 In tegenstelling tot de IOAW kent de IOAZ voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ex-zelfstandigen een toets op inkomsten uit vermogen. Op de IOAZ-uitkering wordt in mindering gebracht een fictief inkomen van 4% van bij bedrijfsbeëindiging aanwezig vermogen boven € 128.547.
Eigen vermogen bij bijstand Vrij te laten vermogen: • voor gezinnen • voor alleenstaanden • eigen huis extra vrijgelaten
6
€ 11.700 € 5.850 € 49.400
7
➔
Menu
2. Eigen woning
Premiepercentages
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Werkgever
Werknemer
Totaal
Max.premie inkomen
AOW 1
-
17,90
17,90
€ 33.363 p.j.
Anw 1
-
0,60
0,60
€ 33.363 p.j.
De WOZ-waarde ligt tussen
Eigenwoningforfaitpercentage
AWBZ 1
-
12,65
12,65
€ 33.363 p.j.
< € 12.500
0,00%
WAO/WIA-basispremie (Aof )
4,95
-
4,95
€ 197 p.d.
€ 12.500 - € 25.000
0,25%
WGA-rekenpremie (Werkhervattingskas)
1,03
-
1,03
€ 197 p.d.
€ 25.000 - € 50.000
0,40%
€ 50.000 - € 75.000
0,55%
AWf (werkloosheidsverzekering)
2,15
-
2,15
€ 197 p.d.
WW Gemiddelde sectorpremie
2,68
-
2,68
€ 197 p.d.
ZVW 2 (inkomensafhankelijke bijdrage)
7,5
-
7,5
€ 51.414 p.j.
KO (verplichte bijdrage kinderopvang)
0,50
-
0,50
€ 197 p.d.
1 Voor de volksverzekeringen AOW, Anw en AWBZ geldt geen premievrije voet. Het totale premiepercentage bedraagt 31,15%. 2 De daling van de ZVW-inkomensafhankelijke bijdrage wordt voornamelijk veroorzaakt door lagere zorguitgaven dan verwacht.
Eigenwoningforfait
€ 75.000 - € 1.040.000
0,70%
> € 1.040.000
€ 7.350 vermeerderd met 1,80% van de eigenwoningwaarde voor zover deze uitgaat boven € 1.040.000
Hypotheekrenteaftrek Maximale duur hypotheekrenteaftrek
30 jaar
Bestaande hypotheken op 1 januari 2001
Aftrek tot en met 31 december 2030
Soort woning
Uitsluitend de eigen woning (hoofdverblijf )
Voorwaarden voor nieuwe hypothecaire leningen per 1 januari 2013 Er bestaat alleen recht op renteaftrek voor de eigen woning als: • de lening schriftelijk is overeengekomen én in maximaal 360 maanden volledig wordt afgelost; • wordt afgelost volgens een ten minste annuïtair aflossingsschema; een lineaire leningvorm is ook mogelijk; • aan de verplichting tot aflossing wordt voldaan (aflossingseis); • de lening is aangegaan in verband met de eigen woning (eisen van vóór 1 januari 2013). De vereisten gelden per leningdeel Als er niet annuitair wordt afgelost, vervalt in beginsel het recht op renteaftrek. Dat recht vervalt dan voor de rest van het leven van de belastingplichtige. Er zijn wel uitzonderingen. Meer hierover leest u bij bij ‘tijdelijke betalings-problemen’.
8
9
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Overgangsrecht geldt: • Als op 31 december 2012 sprake was van een eigen woning met een daarop rustende eigenwoningschuld; • Was er op 31 december 2012 geen sprake van een eigenwoningschuld? Dan geldt als eigenwoningschuld waarvoor overgangsrecht geldt: • de eigenwoningschuld in 2012 direct voorafgaande aan de vervreemding van de woning, mits er in 2013 weer een eigenwoningschuld was (ziet met name op tijdelijke huur tussen twee woningen in); • de oude eigenwoningschuld van belastingplichtigen die op of na 31 december 2012 geen eigen woning en eigenwoningschuld hebben maar na 31 december 2012 (en vóór of na 31 december 2021) weer terugkeren in een woning die vóór of na 31 december 2012 laatstelijk een eigen woning is geweest en de status van eigen woning is verloren als gevolg van verhuur van de woning, zonder dat na 31 december 2012 een andere woning als een eigen woning is aan te merken geweest (met name gericht op ‘expats’), • de eigenwoningschuld die in 2013 is ontstaan als gevolg van een onherroepelijke schriftelijke overeenkomst afgesloten in 2012 tot verwerving van, het verrichten van onderhoud aan of de verbetering van de eigen woning mits het onderhoud of de verbetering in 2013 is voltooid. • de eigenwoningschuld op de woning die overblijft wanneer t ijdelijk twee huizen op 31 december 2012 als eigen woning kunnen worden aangemerkt. • de op 31 december 2012 bestaande schuld in verband met een woning die tot het ondernemingsvermogen werd gerekend bijvoorbeeld na staking van die onderneming. Dat kan net als bij de andere woningschul den alleen voor zover de schuld ziet op het deel van de woning dat na overgang is aan te merken als een eigen woning. Het aan de eigenwoningschuld gekoppelde spaar- of beleggingsproduct (KEW, SEW of BEW) ‘volgt’ als het ware de eigenwoningschuld. Als de schuld onder het overgangsrecht valt geldt dat in beginsel ook voor de daaraan gekoppelde KEW, SEW of BEW. Zie hiervoor Hoofdstuk 3 Kapitaalverzekering en overgangsrecht. Toetsing aflosstand Op de volgende toetsmomenten wordt bepaald of er voldoende is afgelost: • 31 december van het kalenderjaar • het moment van vervreemding van de eigenwoning • het moment van wijziging van de maandelijkse rentevoet (zie Gids Productfiscaliteit van de Belastingbox) • het laatste moment waarop de voorgaande schuld bestond (zie Gids Productfiscaliteit van de Belastingbox) Een rekenhulp voor de berekening van de aflossingseis is te vinden op www.belastingdienst.nl/rekenhulpen/ aflossing_annuiteitenlening/
10
Tijdelijke betalingsproblemen en behoud van renteaftrek Ontstaat er in een kalenderjaar een aflossingsachterstand? Het recht op renteaftrek blijft dan bestaan als: 1 In het daarop volgende kalenderjaar de achterstand is ingelopen. Voorwaarde is dat sprake is van een incidentele achterstand. 2 Per 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de achterstand is ontstaan, contractueel een nieuw, ten minste annuïtair aflossingsschema voor de resterende looptijd is overeengekomen. Voorwaarde is dat onvoldoende betalingscapaciteit aannemelijk wordt gemaakt. 3 Uiterlijk aan het einde van het vierde kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de achterstand is ontstaan, contractueel een nieuw, ten minste annuïtair aflossingsschema voor de resterende looptijd is overeengekomen. Voorwaarden zijn dat aannemelijk wordt gemaakt dat niet aan het nieuwe aflossingsschema als bedoeld bij punt 2 kon worden voldaan en de schuldeiser heeft ingestemd met betalingsuitstel. 4 De aflossingsachterstand uiterlijk is hersteld aan het einde van het tweede kalenderjaar, volgend op het kalenderjaar waarin de fout in de berekening of in de betaling van het aflossingsbedrag ontstond. Aflosstand Als de eigen woning wordt vervreemd en de oude eigenwoningschuld is groter dan de nieuwe eigenwoningschuld (of deze ontbreekt), wordt het meerdere bedrag van de eigenwoningschuld én de stand van de resterende looptijd in maanden vastgesteld: de aflosstand. Bij een verhoging of het aangaan van een nieuwe eigenwoningschuld wordt de verhoging afgeboekt op de aflosstand en moet dit bedrag ten minste annuïtair binnen de resterende looptijd te worden afgelost. De aflosstand vervalt als deze geheel op de eigenwoningschuld is toegepast. Restschuld Een restschuld ontstaat als de verkoopprijs van de eigen woning lager is dan de eigenwoningschuld. De rente over deze restschuld is met ingang van 1 januari 2013 gedurende 10 jaar aftrekbaar in box 1, mits de restschuld ontstaat in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017. De faciliteit is ook van toepassing als er geen eigen woning meer is. Ook geldt er geen aflossingsvereiste voor de restschuld.
11
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Overzicht aftrekbare kosten box 1 eigenwoningschuld Kosten zelf aftrekbaar?
12
Verbouwingen Rente over de schuld bij financiering aftrekbaar?
Koopsom
Nee
Ja
Overdrachtsbelasting
Nee
Ja
Roerende goederen
Nee
Nee
Omzetbelasting grond
Nee
Ja
Grond- en bouwrente over de periode vóór het tijdstip van de koop-/aannemingsovereenkomst
Nee
Ja
Grond- en bouwrente over de periode na het tijdstip van de koop-/aannemingsovereenkomst
Ja
Nee
Verschuldigde box 1-lening rente
Ja
Nee
Verbouwing
Nee
Ja
Taxatiekosten i.v.m. hypotheek
Ja
Ja
Notariskosten hypotheekakte
Ja
Ja
Kosten verkrijgen nationale hypotheekgarantie (t.b.v. hypotheek)
Ja
Ja
Notariskosten transport
Nee
Ja
Afsluitprovisie /advieskosten
Ja (beperkt)
Ja
Boeterente voor vervroegde aflossing
Ja
Nee
Kosten wegens oversluiten/verlengen
Ja
Nee
Administratiekosten
Ja
Ja
Jaarlijks erfpacht canon
Ja
Nee
Afkoopsom erfpacht
Nee
Ja
Makelaarscourtage
Nee
Ja
Bankgarantiekosten
Nee
Ja
Bereidstellingsprovisie
Ja
Ja
Annuleringskosten hypotheek
Nee
Nee
Inleg kapitaalverzekering eigen woning
Nee
Nee
Inleg spaarrekening eigen woning
Nee
Nee
Inleg beleggingsrecht eigen woning
Nee
Nee
Aflossing eigen woning
Nee
Nee
Voor het aangaan van leningen voor verbouwingen gelden onderstaande specifieke goedkeuringen: • rente en kosten van een geldlening gesloten voor de verbouwing van de eigen woning zijn gedurende zes maanden na het afsluiten van de geldlening aftrekbaar in box 1, ongeacht of verbouwingsuitgaven daadwerkelijk uit de geldlening zijn betaald; • rente en kosten van de geldlening gesloten binnen zes maanden na aanvang van de verbouwing van de eigen woning zijn aftrekbaar in box 1, voorzover de geldlening niet meer bedraagt dan in die zes maanden gedane verbouwingsuitgaven; • Voor het verbouwingsdepot geldt dat in de eerste zes maanden na het afsluiten van de geldlening de rente en kosten volledig mogen worden afgetrokken. In het daaropvolgende anderhalf jaar worden de betaalde en ontvangen rente in box 1 gesaldeerd.
Verhuizing Een woning die nog niet betrokken kan worden vanwege een verbouwing of een in aanbouw zijnde woning kan onder voorwaarden al aangemerkt worden als eigen woning. Een van de voorwaarden is dat de woning moet leegstaan. Een tweede voorwaarde is dat de woning in het kalenderjaar of in één van de drie (per 1 januari 2015 twee jaar) volgende kalenderjaren als eigen woning moet gaan dienen. Hetzelfde geldt voor leegstaande woningen die in het kalenderjaar of in één van de drie (per 1 januari 2015 twee jaar) voorafgaande jaren een eigen woning is geweest van belastingplichtige. De woning moet het hoofdverblijf zijn geweest, leegstaan en te koop worden aangeboden. De met deze woning samenhangende (hypotheek)rente is gedurende die tijd aftrekbaar. Bovendien is het eigenwoningforfait voor de nieuwe woning nihil. De hiervoor beschreven driejaarstermijn is met ingang van 1 januari 2015 twee jaar.
Bijleenregeling Als bij verkoop van de eigen woning overwaarde is ontstaan, is de bijleenregeling van toepassing. Overwaarde betekent voor de bijleenregeling het verschil tussen de verkoopopbrengst van de oude woning en de eigenwoningschuld op diezelfde woning plus de verkoopkosten. De lening waarvoor renteaftrek geldt, mag niet hoger zijn dan de aankoopprijs van de nieuwe woning (inclusief aankoopkosten) minus de overwaarde van de oude woning. Dit is de eigenwoningschuld. Voor dit bedrag kan de rente worden afgetrokken maar dan moet aan de overige voorwaarden worden voldaan.
Afbouw hypotheekrenteaftrek Vanaf 1 januari 2014 wordt gestart met het geleidelijk beperken van de hypotheekrenteaftrek. De aankomende 28 jaar zal de hypotheekrenteaftrek elk jaar met 0,5% afnemen. Wordt in 2014 belasting volgens het hoogste tarief van 52% betaald? Dan is er nog maar aftrek tegen 51,5%. Deze maatregel heeft enkel invloed op de aftrekbare kosten eigen woning en niet op de bepaling van de hoogte van het belastbare inkomen uit de eigen woning (box 1).
13
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Met onderstaand schema kan worden bepaald of de bijleenregeling van toepassing is en wat de gevolgen zijn!
Stroomschema Einde samenleving
Stroomschema Bijleenregeling Dit schema moet per persoon worden doorgenomen! Je gaat uit van het juridisch eigendom per persoon*.
Is sprake van verwerving** van een (andere) eigen woning? ja
nee
Is sprake van een verbouwing van of onderhoud aan de eigen woning? ja
nee
Consumptief Geen EWS
Is er nog een niet benutte EWR die korter dan 3 jaar bestaat***? ja
nee
Schuld voor verbouwing/ onderhoud = EWS
Schuld voor verbouwing/onderhoud minus EWR=EWS. Restant is box 3-schuld. stap 1
Bepaal het (geschatte) VVS van de huidige eigen woning: verkoopprijs oude woning - verkoopkosten - EWS
stap 2
Bepaal EWR: VVS + niet benutte EWR die korter dan 3 jaar bestaat***
stap 3.1
stap 3.2
Heeft de fiscaal partner een niet benutte EWR afkomstig van de woning die voor beide fiscale partners als eigen woning diende?
Partnerregeling is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende maximale EWS****
nee
Partnerregeling is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende maximale EWS****
nee
Partnerregeling is niet van toepassing
De bij stap 3.1 berekende maximale EWS****
Wordt partnerschap verbroken door overlijden?
ja
De fiscale partner neemt de EWR over van de overleden partner
ja
De EWR (uit het verleden) van één van beide partners wordt aan beide partners toebedeeld naar rato van juridische gerechtigheid.
Was de partnerregeling van toepassing bij verwerving van de eigen woning
nee
Gaat het om de partner die ja rekening moet houden met de niet benutte EWR van de andere partner
nee
Is er bij de financiering rekening gehouden met de verlaging van de maximale EWS door de partnerregeling? ja
ja Partnerregeling is van toepassing * let op indien er sprake is geweest van boedelmenging als gevolg van bijvoorbeeld een huwelijk in gemeenschap van goederen dan wordt de eigenwoningreserve uit het verleden van éen van beiden partners naar rato van de juridische gerechtigheid aan beide partners toebedeeld. ** Onder verwerving van een eigen woning wordt niet alleen de aankoop van een eigen woning verstaan, maar ook een woning die van box 3 naar box 1 verhuist. *** Er kan bij de verkoop van een voorgaande eigen woning een niet benutte EWR zijn blijven staan. **** De aangegane EWS hoeft niet gelijk te zijn aan de maximale EWS.
14
Was er op enig moment sprake van boedelmenging
Dit overzicht is niet relevant
Voor deze partner geldt dat als de 3 jaars-termijn niet is verstreken de niet benutte EWR weer herleeft. Dit kan gevolgen hebben bij de verwerving van (een aandeel in) of verbouwing van een eiegen woning
ja nee
ja Heeft de te verkopen/verkochte woning als eigen woning gediend voor beide fiscale partners? ja
Dit overzicht is niet relevant
ja
nee
Bepaal de maximale EWS****: aankoopprijs + aankoopkosten nieuwe eigen woning - EWR Partnerregeling? Dient de aan te kopen/ aangekochte woning voor beide fiscale partners als eigen woning?
nee
Wordt een fiscaal partnerschap verbroken?
nee
Blijft deze partner achter dan neemt de maximale EWS toe met het bedrag van de EWR waar rekening mee is gehouden in het kader van de partnerregeling. De schuld voor de overname van het aandeel van de ex-partner in de eigen woning kan volledig fiscaal gefaliciteerd worden aangegaan. Vertrekt deze partner dan hoeft alleen rekening gehouden te worden met de eigen EWR.
De rente over de aanwezige EWS na toepassing van de partneregeling is aftrekbaar. Bovendien kan de schuld voor de overname van het aandeel van de ex-partner in de eigen woning volledig fiscaal gefacilieerd worden aangegaan.
15
Menu
➔
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Stroomschema Aflossingsstand Dit schema moet doorlopen worden bij vervreemding van een eigen woning met een eigenwoningschuld die onder het regime vanaf 1 januari 2013 valt (tenminste annuïtaire leningen). Dit schema moet per persoon worden doorgenomen. Vervreemding eigen woning
Tussentijds huren
Aankoop goedkopere nieuwe eigen woning
Aankoop duurdere nieuwe eigen woning of aankoop eigen woning na periode van tussentijdse huur
Bepaal de oude EWS direct voorafgaande aan de vervreemding van de eigen woning
Bepaal de maximale EWS op grond van het stroomschema Bijleenregeling
Bepaal de maximale EWS op grond van het stroomschema Bijleenregeling
Bepaal welk deel van de oude EWS doorloopt in de nieuwe EWS en welk deel van de oude EWS wordt stopgezet
Splitsen nieuwe EWS in: •deel van de oude EWS dat doorloopt; •deel EWS dat herleeft op grond van de aflossingsstand (indien van toepassing) •deel nieuwe EWS (indien van toepassing)
Deze oude EWS vastleggen als aflossingsstand: bedrag en resterende looptijd in maanden
Deel van de oude EWS dat wordt stopgezet vastleggen als aflossingsstand: bedrag en resterende looptijd in maanden
Eind van het kalenderjaar een beschikking aflossingsstand aanvragen bij inspecteur
Eind van het kalenderjaar een beschikking aflossingsstand aanvragen bij inspecteur Oude EWS: voortzetten aflossing op grond van bedrag en resterende looptijd oude EWS
Herleven EWS middels aflossingsstand: voortzetten aflossing op grond van (deel van) bedrag en resterende looptijd zoals vermeld in aflossingsstand
Nieuwe EWS: aflossing op grond van nieuwe 30-jaarstermijn. *
De aflossingsstand neemt af met het bedrag dat herleeft als EWS. Beschikking aflossingsstand laten aanpassen. Bij volledige toepassing vervalt de (beschikking) aflossingsstand.
*
16
Let op de samenloop met bijv. de imputatieregeling, schenkvrijstelling of een gedeeltelijke aflossing in het verleden deze kunnen van invloed zijn op de periode van renteaftrek voor de nieuwe EWS.
Definities Eigen woning rs gplichtige ande g die de belastin De eigen wonin ing staat ikk sch be ter hoofdverblijf dan tijdelijk als regeling
van de partner Partner in de zin rtner • is de fiscaal pa Afkortingen ningreserve EWR • eigenwo ningschuld wo en eig • S EW ingssaldo md ee VVS • vervr
17
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
3. Kapitaalverzekering- of rekening en overgangsrecht (voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten) Kapitaalverzekering- of rekening voor de eigen woning Vanaf 1 april 2013 is er geen bijzondere fiscale regeling meer voor financiële producten waarmee vermogen wordt opgebouwd om een eigenwoningschuld mee af te lossen. Voor producten afgesloten vanaf 1 april 2013 moet de opgebouwde waarde ieder jaar in box 3 van de inkomstenbelasting worden opgegeven. Voor op 31 maart 2013 bestaande producten is er overgangsrecht. Overgangsrecht kapitaalverzekering eigen woning/ spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning (KEW/SEW/BEW) Had een belastingplichtige op 31 december 2012 een eigen woning en een eigenwoningschuld die aflossingsvrij is? Dan mocht hij tot 1 april 2013 een nieuwe KEW, SEW of BEW afsluiten ter grootte van dat aflossingsvrije deel. Ook was het mogelijk om tot 1 april 2013 een bestaande KEW, SEW of BEW te verhogen tot het bedrag van de aflossingsvrije eigenwoningschuld. In zeven situaties blijven de oude regels nog van toepassing, namelijk als de KEW, SEW of BEW: • ongewijzigd wordt voortgezet na 31 december 2012; • ongewijzigd wordt voortgezet vanaf 1 april 2013 als er op 31 december 2012 al een eigen woning en aflossingsvrije eigenwoningschuld was en gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om een nieuwe KEW, SEW of BEW af te sluiten of een bestaand opbouwproduct vóór 1 april 2013 te verhogen; • er in 2012 niet meer was, in verband met de verkoop van een eigen woning en er bij aankoop van een nieuwe eigen woning in 2013 weer was; • in 2013 werd afgesloten in verband met een koop- of aanneemovereenkomst die op 31 december 2012 onherroepelijk was; • wordt voortgezet in een KEW, SEW of BEW bij een andere uitvoerder of in een vergelijkbaar product bij dezelfde uitvoerder waarbij de oude regels van toepassing blijven; of • een kapitaalverzekering is die op 31 december 2012 bestond en vóór 1 april 2013 een KEW is geworden. • tijdelijk tot box 3 behoorde door tijdelijk huren, verhuren of een periode van verblijf in het buitenland.
Op deze bestaande overeenkomsten blijven de oude regels van toepassing als: • Het gegarandeerde kapitaal van het product na 31 december 2012 (of 31 maart 2013) niet is verhoogd en de looptijd niet is verlengd. • De premie of de inleg niet is verhoogd als het product geen gegarandeerd kapitaal heeft en de looptijd niet is verlengd.
De te benutten vrijstelling kan nooit hoger zijn dan de uiterlijk na 30 jaar met de eenmalige kapitaalsuitkering af te lossen eigenwoningschuld. Bovendien geldt de vrijstelling eenmaal per leven, is persoonsgebonden en mag de totale premie in enig verzekeringsjaar niet hoger zijn dan tienmaal de totale premie in enig ander verzekeringsjaar. De kapitaalvrijstelling is ook van toepassing op de uitkeringen bij overlijden. Hierbij mag de (restant) vrijstelling van de overleden partner worden gebruikt tot maximaal de uitkering ten gevolge van het overlijden van die partner. Bij de SEW wordt de deblokkering bij overlijden toegerekend aan de overleden partner. De vrijstelling is van toepassing tot maximaal het tegoed op de SEW van de overleden partner. Bij een SEW is het ook mogelijk het SEW-tegoed van de overleden partner door te schuiven naar de langstlevende partner. De toekomstige vrijstelling van de langstlevende partner wordt dan verhoogd met de niet benutte vrijstelling van de overleden partner. Dit is maximaal het SEW-tegoed ten tijde van het overlijden.
Uitzonderingen op de 15- en 20 jaarseis In een aantal situaties hoeft niet aan de eis van 15- of 20 jaar premiebetaling te worden voldaan: 1. bij verhuizing naar een huurwoning; Of, als aan overige fiscale voorwaarden is voldaan. Zoveel mogelijk op de eigenwoningschuld wordt afgelost en in één van de volgende situaties om toepassing van de vrijstelling is verzocht: 2. echtscheiding of beëindiging van fiscaal partnerschap; 3. als de verkoopprijs van de vorige woning onvoldoende is om de eigenwoningschuld af te lossen; of 4. als gebruik wordt gemaakt van een vorm van schuldhulpverlening. De belastingplichtige moet aan de bank of verzekeraar aannemelijk maken dat hij zich in één van de bij 2 tot en met 4 genoemde situaties bevindt.
Imputatie De uitkering uit een kapitaalverzekering is onder voorwaarden vrijgesteld. Wordt er gebruik gemaakt van een life-timevrijstelling? Dan komt de vrijgestelde uitkering in mindering op de in de toekomst nog te benutten life-timevrijstelling en de bezittingvrijstelling. Als er gebruik wordt gemaakt van een ongelimiteerde vrijstelling (pre BHW) heeft dit geen invloed op deze vrijstellingen. Uitkering uit: KEW Pré BHW KEW-vrijstelling Pré BHW-vrijstelling BHW-vrijstelling Bezittingvrijstelling
BHW
= vrijgestelde uitkering vermindert vrijstelling niet = vrijgestelde uitkering komt in mindering op (resterende) vrijstelling
Oude regels KEW, SEW en BEW Voor de uitkering uit een KEW/SEW/BEW (box 1) kunnen de volgende vrijstellingen van toepassing zijn: • Bij 15 tot 20 jaar premiebetaling: maximaal € 36.300 (bedrag 2014) • Bij 20 jaar of meer premiebetaling: maximaal € 160.000 (bedrag 2014) 18
19
➔
4. Lijfrente
Kapitaalverzekeringen afgesloten vóór 1 januari 2001 Bestaat de verzekering op 31 december 2000?
nee
Regime Wet IB 2001 van toepassing. Eventueel overgangsrecht KEW, SEW, BEW (zie hiervoor).
ja • pré-BHW verzekering overgangsregime van toepassing of • duur verzekering en premiebetaling minimaal 15 jaar en premie binnen 10:1 • vanaf aanvang premie betaald binnen 10:1
nee
Het rentebestanddeel (uitkering minus premies) is volledig belast op expiratiedatum in box 1.
ja Indien de uitkering hoger is dan de vrijstelling moet over het rentebestanddeel afgerekend worden. Belastbaar rentebestanddeel: ((uitkering-vrijstelling)/uitkering) x (uitkeringbetaalde premies) Zie ook: ‘Overgangsrecht kapitaalverzekering eigen woning/ spaarrekening eigen woning of beleggingsrekening eigen woning (KEW/SEW/BEW)’
Sluiten
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten) Uitgaven voor inkomensvoorziening Jaarruimte Als de belastingplichtige de inleg voor een lijfrente in aftrek wil brengen, moet hij meestal gebruik maken van de jaarruimte. Deze jaarruimte kan voor de laatste keer in aftrek worden gebracht in het jaar waarin de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Voor buitenlandse belastingplichtigen bestaat geen recht op aftrek van de inleg, tenzij zij hebben gekozen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige.
( nee
Tijdens de looptijd belast in box 3 • Verzekering bestond op 14 september 1999 en is op of na die datum niet verhoogd of verlengd. Voor zover de waarde meer bedraagt dan f 123.428 wordt deze waarde jaarlijks belast*. • Verzekering is na 14 september 1999 tot stand gekomen en/of verhoogd of verlengd. Volledige waarde jaarlijks belast. Op expiratiedatum belast in box 1 Rentebestanddeel is belast in box 1, onder voorwaarden recht op uitkeringsvrijstelling: - pré BHW: ongelimiteerd - BHW: max. f 123.428
* Bij een voortzetting - conversiestorting - is het van belang dat het verzekerd kapitaal niet wordt verhoogd en de duur niet wordt verlengd. Bij de omzetting van een verzekering met een vast verzekerd kapitaal op einddatum in een beleggingsverzekering houdt de eerste eis in dat de in totaal overeengekomen en betaalde premies op jaarbasis - dus de premiedelen voor uitkering bij in leven zijn en bij overlijden tezamen - ná omzetting niet worden verhoogd. In uitzonderlijke situaties, zoals het wijzigen van het verzekerd lijf of het overeenkomen van een ongebruikelijk overlijdensrisicodekking, moet een prognoseberekening worden gemaakt.
20
Zoeken
extra bij volledige schermweergave
De jaarruimte kan met behulp van de volgende formule worden bepaald:
ja Verzocht om aanwijzing als kapitaalverzekering eigen woning (KEW)?
Menu
Jaarruimte = (15,5% x PG) -/- (7,2 x A) -/- F
slag grond mens f 11.829. o k in g is de nchise van an de in a v ondsla miegr d met een fr is de som oten winst e r p PG = erminder grondslag rjaar gen lastbare e s v d n n on, be ome kale elastDe ink rafgaande elastbare lo eden en b en. h g o b o , m in v g a za het min trekk e werk derne n vers uit on at uit overig keringen e aximaal t m g a it result riodieke u g bedraagt lag bedraa e s bare p iegrondsla mensgrond o em De pr 57. De ink 4.286. en .4 l f 17 a f 162 pensio de a im ax n het oei va ename van dus m r g n a a to an de jaar door ). A drag v de het be oorafgaan mde factor = A v a et in het ijd (zogena e in h t t reserv diens edags d u o ar. van de name kalenderja e de toe .181. F = oorafgaand l f 25 v ximaa a m t raag te bed rruim De jaa
ij: Waarb
Lijfrentefranchise De franchise is dat gedeelte van het inkomen waarover geen lijfrente kan worden opgebouwd omdat de AOW-uitkering hierin later voorziet. Deze franchise is door de wetgever gesteld op f 11.829. Het bedrag van de lijfrentefranchise is niet gelijk aan het minimale franchisebedrag dat bij een pensioenregeling moet worden gebruikt. 21
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Inhaal jaarruimte (reserveringsruimte) De belastingplichtige die de aftrekruimte uit de jaarruimte van de zeven voorafgaande jaren niet (geheel) heeft gebruikt, kan gebruik maken van de reserveringsruimte. Hiertoe moet hij bij zijn aangifte inkomstenbelasting een verzoek indienen. Voor de reserveringsruimte is het van belang dat de pensioenaangroei in de jaren voor 2014 werd vermenigvuldigd met 7,5 in plaats van 7,2. De verzekeringnemer kan het laagste van de volgende drie bedragen als reserveringsruimte benutten: l van de 1. Het niet gebruikte dee lopen jaarruimte van de afge zeven jaar; 6.989 2. f en (voor iedereen die binn tigde 10 jaar de AOW-gerech 02); leeftijd bereikt: f 13.8 ondslag. 3. 17% van de premiegr
Jaar van aftrek
2007
Inkomensgegevens
2006
Factor A
2006
Franchise
€ 10.990
Maximale inkomens grondslag
€ 161.947
Maximale jaarruimte
€ 25.663
Maximale reserveringsruimte Tot 55 jaar/ Vanaf 55 jaar/ AOW-geAOW-gerechtigde rechtigde leeftijd leeftijd - 10 jaar - 10 jaar € 6.492
€ 12.823
Pensioenleeftijd in regeling Middelloon Jaarloon
Eindloon Opbouw per dienstjaar
2,25%
2%
1,9%
€ 20.000
229
344
390
1,75% 459
€ 25.000
237
438
518
638
€ 30.000
246
532
646
817
€ 35.000
255
626
774
996
€ 40.000
264
720
902
1.175
€ 45.000
273
814
1.030
1.355
€ 50.000
281
907
1.158
1.534
€ 55.000
290
1.001
1.286
1.713
€ 60.000
299
1.095
1.414
1.892
€ 65.000
308
1.189
1.542
2.071
€ 70.000
316
1.283
1.670
2.250
€ 75.0000
325
1.377
1.798
2.429
Opmerking: omdat gerekend wordt met de pensioenaangroei over 2013 en in 2013 de Wet VAP nog niet was ingegaan, is (eenmalig) gerekend met een factor A x 35/37.
2008
2007
2007
€ 11.155
€ 115.961
€ 17.817
€ 6.590
€ 13.016
2009
2008
2008
€ 11.345
€ 167.172
€ 26.491
€ 6.703
€ 13.238
Lijfrentevoorzieningen en ondernemers
2010
2009
2009
€ 11.561
€ 170.349
€ 26.994
€ 6.831
€ 13.490
Oudedagsreserve voor zelfstandigen Dotatie: 10,9% van de fiscale winst, maar maximaal f 9.542. Voor de berekening van de jaarruimte in 2014 is van belang dat in 2013 de dotatie maximaal 12% van de fiscale winst bedroeg, met een maximum van f 9.542. Deze toevoeging wordt verminderd met de ten laste van de winst gekomen pensioenpremie. Ook mag de reserve door de dotatie niet boven het ondernemingsvermogen uitkomen. Dotatie aan de fiscale oudedagsreserve is niet meer mogelijk in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt en de jaren daarna.
2011
2010
2010
€ 11.631
€ 171.372
€ 27.156
€ 6.872
€ 13.571
2012
2011
2011
€ 11.829
€ 174.286
€ 27.618
€ 6.989
€ 13.802
2013
2012
2012
€ 11.829
€ 174.286
€ 27.618
€ 6.989
€ 13.802
2014
2013
2013
€ 11.829
€ 174.286
€ 25.181
€ 6.989
€ 13.802
Terugwentelingstermijn Inleg van de jaarruimte en de inhaalruimte moet voor aftrek in het jaar 2014 uiterlijk op 31 december 2014 betaald zijn. Inleg betaald na 31 december 2014 kan niet worden teruggewenteld voor aftrek in het jaar 2014. Minimale jaarruimte In de onderstaande tabel staan de minimale jaarruimtes voor het jaar 2014 bij verschillende salarissen, opbouwpercentages en een pensioenleeftijd van 65 jaar (volgens de pensioenregeling). Daarbij is uitgegaan van een minimale franchise in de pensioenregeling (2013: f 13.227).
22
Staking onderneming De stakingsaftrek bedraagt per ondernemer f 3.630. Omzetting stakingswinst in lijfrente De extra ruimte aan lijfrentepremieaftrek bij ondernemers die (een gedeelte van) hun onderneming staken bedraagt maximaal, zie volgende pagina:
23
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bij: • stakingen door ondernemers die maximaal vijf jaar jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd
f 443.059
• óf stakingen door invalide ondernemers • óf stakingen door overlijden van de ondernemer • stakingen door ondernemers die 15 tot vijf jaar jonger zijn dan de AOW-gerechtigde leeftijd
f 221.537
• óf stakingen indien de lijfrente-uitkeringen direct ingaan In overige gevallen
toepassing op lijfrenten die vóór 1 januari 2001 zijn afgesloten. Voor alle saldo-lijfrenten geldt dat de inspecteur op verzoek een saldoverklaring afgeeft. De belastingplichtige zal dan bijvoorbeeld aan de hand van oude aangiften moeten aantonen dat hij geen aftrek heeft genoten. Schending van lijfrentevoorwaarden Om een lijfrenteverzekering voor premieaftrek in aanmerking te laten komen, mag de verzekering niet worden vervreemd, afgekocht of tot voorwerp van zekerheid dienen. Daarnaast moet het lijfrentekapitaal gebruikt te worden voor aankoop van een toegestane lijfrentevorm. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan, dan worden in het algemeen de in het verleden afgetrokken premies en het daarover behaalde rendement in box 1 belast en is revisierente verschuldigd.
f 110.774
Als een ondernemer stopt met (een deel van) zijn bedrijf, kan hij een verzoek indienen om bij de berekening van de jaarruimte uit te gaan van de gegevens van het kalenderjaar zelf. In het opvolgende kalenderjaar, waarin weer uitgegaan moet worden van de gegevens van het voorafgaande kalenderjaar, mag de stakingswinst dan niet nogmaals bij de berekening van de (inhaal)jaarruimte voor de aftrek van de lijfrente-inleg in aanmerking worden genomen. Terugwenteling lijfrente-inleg Als door een ondernemer bij staking verzocht is om bij de (inhaal)jaarruimteberekening uit te gaan van de gegevens van het jaar zelf, dient de inleg voor aftrek in de aangifte over het jaar 2014 uiterlijk op 30 juni 2015 te zijn betaald. Inleg ter zake van een omzetting van de oudedagsreserve of stakingswinst moet ook voor aftrek in de aangifte over het jaar 2014 uiterlijk op 30 juni 2015 betaald zijn. Premie arbeidsongeschiktheidsverzekering en lijfrente voor een invalide kind Premies voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering en premies ten behoeve van levenslange lijfrenten voor meerderjarige invalide (klein)kinderen zijn niet gebonden aan een maximaal aftrekbedrag. Belastbare periodieke uitkering De beperkte saldomethode Voor lijfrenteverzekeringen waarvoor aftrek mogelijk is, geldt dat de verzekering in box 1 wordt belast. De uitkeringen uit de lijfrente zijn belastbare periodieke uitkeringen. Als (een deel van) de premie (of inleg) niet in aftrek is gebracht, mag voor dat deel van de premie de saldomethode worden toegepast. Dat betekent dat in box 1 geen belasting verschuldigd is tot een bedrag ter grootte van de aantoonbaar niet in aftrek gebrachte premie. De niet-aftrekbare premie die na 1 januari 2010 is betaald en hoger is dan f 2.269 per belastingplichtige per jaar, blijft echter buiten beschouwing. Voor dat deel van de premie is dus geen aftrek mogelijk en kan de saldomethode niet worden toegepast. Overgangsregeling saldomethode Voor lijfrenteverzekeringen die vóór 14 september 1999 zijn afgesloten, geldt de grens van f 2.269 per verzekering. Dan mag de premie na deze datum niet zijn verhoogd (saldomethode 2001). Het verschil tussen vóór en na 14 september 1999 afgesloten lijfrenteverzekeringen is dus dat de beperkte saldomethode geldt per belastingplichtige of per verzekering. Heeft een belastingplichtige tussen 2001 en 2009 lijfrenteinleg betaald en deze niet (geheel) afgetrokken? Dan geldt voor de niet afgetrokken inleg een onbeperkte saldomethode. De limiet van € 2.269 per jaar geldt dan dus niet. De onbeperkte saldomethode is ook van 24
Afkoop lijfrente Afkoop of opname van een lijfrente is niet toegestaan. Als je lijfrente (gedeeltelijk) afkoopt of in een keer opneemt, betaal je in box 1 alsnog belasting over de in het verleden afgetrokken premies en het daarover behaalde rendement. Als je lijfrente in een keer afkoopt of opneemt, betaal je in box 1 alsnog belasting over in het verleden afgetrokken premies en het daarover behaalde rendement. Op de regel dat een lijfrenteverzekering niet mag worden afgekocht, bestaat een uitzondering. Een zogenaamde ‘kleine lijfrente’ mag afkocht worden zonder dat dit leidt tot revisierente. Op de uitkering ineens is alleen inkomstenbelasting verschuldigd. Een lijfrente is een ‘kleine lijfrente’ als: - er nog geen termijnen zijn uitgekeerd; en - het totale lijfrentekapitaal bij dezelfde uitvoerder niet groter is dan f 4.242. Bij afkoop van een lijfrenteverzekering mag de saldomethode worden toegepast als (een deel van) de premie aantoonbaar niet is afgetrokken. Dit kan bijvoorbeeld door een door de inspecteur afgegeven saldoverklaring aan de verzekeraar te sturen. De saldomethode is ook van toepassing als een lijfrente niet voldoet aan de voorwaarden om een ‘kleine lijfrente’ te zijn. Saldomethode bij reguliere uitkering en afkoop De beperkte en de onbeperkte saldomethode geldt alleen als het opgebouwde lijfrentekapitaal wordt omgezet in reguliere lijfrentetermijnen of wordt afgekocht. Bij het niet voldoen aan de voorwaarden is de saldomethode niet van toepassing. Overgangsregeling saldolijfrente We spreken van een saldolijfrente als de verzekering vóór 1 januari 2001 is afgesloten en de verzekering bij het afsluiten al niet voldeed aan de voorwaarden voor aftrek van de premie. Saldolijfrenteverzekeringen die bestonden op 14 september 1999 en waarvan nadien de premies niet zijn verhoogd, komen in aanmerking voor de saldomethode uit het overgangsrecht in verband met de invoering van de Wet inkomstenbelasting 2001. Deze saldomethode is van toepassing tot een bedrag aan niet aftrekbare premies van f 2.269 per kalenderjaar per verzekering in box 1. De toekomstige uitkeringen zijn pas belast als deze de premies - die onder het saldodeel vallen - overtreffen. Uitsluitend voor zogenaamde saldolijfrente-verzekeringen die zijn afgesloten voor 14 september 1999, waarvoor hierna nog premie is betaald en in 2001 is gekozen voor de saldomethode, kan een deel van de aanspraak gedurende de looptijd onderdeel uitmaken van de rendementsgrondslag voor box 3. De waarde van de aanspraak die wordt opgebouwd uit een eventueel hoger premiebedrag dan f 2.269, maakt dan onderdeel uit van de rendementsgrondslag voor box 3. Deze saldomethode eindigt per 31 december 2020. 25
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Lijfrentevormen
Overbruggingslijfrente • Naar keuze: tot ingang pensioen, 65 jaar of AOW-gerechtigde leeftijd • maximaal f 63.288 • ingang vrij
vrij *
Zijn de tot en met maart 2006 betaalde premies volledig teruggewenteld naar het belastingjaar 2005? Dan geldt het volgende: • vanaf april 2006 zijn geen premies meer betaald: het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente; • vanaf april 2006 zijn nog premies betaald: de waarde per 31 december 2005 verhoogd met de naar belastingjaar 2005 teruggewentelde premies, kan worden benut voor een overbruggingslijfrente.
Tijdelijke oudedagslijfrente Opbouw vanaf 1 januari 2014* • minimaal 5 jaar • maximaal f 20.953 • ingang tussen AOWgerechtigde leeftijd en AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar**
Als het kapitaal voor een overbruggingslijfrente wordt overgedragen naar een bancaire lijfrenterekening, komt het recht op een overbruggingslijfrente te vervallen. Dit recht herleeft op het moment dat het kapitaal weer wordt overgedragen naar een verzekeraar. Het is dus mogelijk om het opgebouwd lijfrentekapitaal voor een overbruggingslijfrente tijdelijk over te hevelen naar de bank zonder het uiteindelijke recht op overbrugging te verliezen. Dit vereist wel een zorgvuldige vastlegging van het deel van het kapitaal dat in aanmerking komt voor een overbruggingslijfrente.
Oudedagslijfrente
Nabestaandenlijfrente
• levenslang • géén maximum • i ngang vrij maar uiterlijk AOW + 5 jaar**
• levenslang óf tijdelijk • géén maximum • ingang direct ná overlijden, tenzij Anw-uitkering
65 jaar AOW-gerechtigde AOW-gerechtigde leeftijd leeftijd plus 5 jaar Voor lijfrentekapitaal dat is opgebouwd tot en met 31 december 2013 en wordt aangewend voor een tijdelijke oudedagslijfrente geldt dat de tijdelijke oudedagslijfrente: - Niet eerder mag ingaan dan het jaar waarin de klant de leeftijd van 65 jaar bereikt, maar; - Uiterlijk moet ingaan in het jaar waarin de klant de AOW-leeftijd plus 5 jaar bereikt.
** De AOW + vijfjaarsgrens geldt niet als in de BHW-verzekering vóór 1 januari 2001 al een latere ingangsdatum d an 70 jaar was opgenomen.
Overgangsrecht tijdelijke oudedagslijfrente (per 1 januari 2014)
Op lijfrente-aanspraken die op 31 december 2013 bestaan, blijven naar keuze de toenmalige leeftijdgrenzen van 65 jaar en 70 jaar van toepassing. Als er na 31 december 2013 niet meer wordt ingelegd, mag ook het rendement over de periode na 2013 worden aangewend voor een tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat in het jaar van 65 jaar worden of op moment van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd. Als zowel vóór als na 1 januari 2013 premie of inleg wordt betaald, mag alleen de waarde op 31 december 2013 worden gebruikt voor een tijdelijke oudedagslijfrente die ingaat naar keuze in het jaar van 65 jaar worden of op moment van het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Overbruggingslijfrente (afgeschaft per 1 januari 2006) De opgebouwde rechten per 31 december 2005 kunnen worden benut voor een overbruggingslijfrente. Hierbij gelden de volgende regels: • vanaf 2006 zijn geen premies meer betaald: het volledige expiratiekapitaal kan worden benut voor een overbruggingslijfrente; • vanaf 2006 zijn nog premies betaald: de waarde per 31 december 2005 kan worden benut voor een overbruggingslijfrente. 26
Expiratie lijfrente Let op! Verzekerde lijfrente Is de einddatum van de lijfrenteverzekering bereikt en is de verzekerde nog in leven? Dan moet de begunstigde van de verzekering uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de einddatum een nieuwe lijfrenteverzekering sluiten (of een lijfrenterekening) openen. Als de verzekerde is overleden, dan moet de begunstigde binnen 2 jaar na het jaar waarin de verzekerde is overleden lijfrenteuitkeringen aankopen. Deze extra tijd wordt de redelijke termijn genoemd. Bancaire lijfrente Is de einddatum van de lijfrenterekening bereikt en de rekeninghouder is nog in leven? Dan moet de rekeninghouder uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op de einddatum een nieuwe einddatum of lijfrenteuitkeringen afspreken. Als de rekeninghouder is overleden, dan moeten de erfgenamen binnen 2 jaar na het jaar waarin de verzekerde is overleden lijfrenteuitkeringen van het opgebouwde lijfrentekapitaal aankopen. Deze extra tijd wordt de redelijke termijn genoemd. Voor zowel verzekerd als bancair geldt dat als de begunstigde resp. de erfgenaam dit niet of niet tijdig doet, dan wordt de verzekering resp. rekening geacht tot uitkering te zijn gekomen op het moment dat deze termijnen zijn verstreken.
In onderstaande schema’s zijn de mogelijkheden voor een lijfrenteverzekering per fiscaal regime aange geven. Ook is per fiscaal regime weergegeven aan welke eisen een lijfrenteverzekering moet voldoen. Schema expirerend lijfrentekapitaal Kapitaalbron
Lijfrentemogelijkheden Uitkering ineens
Schenken
Periodiek uitkeren
Later uitkeren
Lijfrente pre-BHW-regime
Ja
Ja
Ja
Ja
Lijfrente BHW-regime
Nee
Nee
Ja
Ja
Lijfrente IB 2001-regime
Nee
Nee
Ja
Ja
27
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Maximale uitkering
Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Maximale uitkering
Lijfrente pre-BHW-regime
Vrij te kiezen
Vrij te kiezen
Afhankelijk van leeftijd
Onbeperkt
Overbruggings lijfrente*
Vrij te kiezen
€ 63.288 per jaar
Lijfrente BHW-regime
Oudedagslijfrente
Vrij te kiezen als overeengekomen vóór 1 januari 2001
Levenslang
Onbeperkt
Naar keuze: einddatum ingang pensioen, 65 jaar of AOW-gerechtigde leeftijd.
Tijdelijke oudedagslijfrente
Niet eerder dan Minimaal 5 jaar in het jaar waarin de leeftijd van 65 jaar resp. de AOWgerechtigde leeftijd wordt bereikt en niet later dan in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar wordt bereikt*
€ 20.953 per jaar
Nabestaanden lijfrente
Direct na overlijden verzekerde of datum waarop recht op Anw vervalt.
Levenslang of tijdelijk**
Onbeperkt
Vrij te kiezen
Naar keuze: einddatum ingang pensioen, 65 jaar of AOW-gerechtigde leeftijd.
€ 63.288 per jaar
Overbruggings lijfrente*
Lijfrente IB 2001- regime
28
* Vanaf 1 januari 2006 is het niet meer mogelijk de premies voor een overbruggingslijfrente af te trekken. ** Afhankelijk van de bloed- of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene. *** Door de redelijke termijn kunnen de uitkeringen ingaan in het jaar van 71 jaar worden of het jaar nadat de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar is bereikt.
Bancaire lijfrente Met ingang van 2008 is het ook mogelijk om een lijfrentetegoed op te bouwen via een bankrekening of met beleggingen. Ook kan het opgebouwde lijfrentetegoed worden uitgekeerd via een bankrekening. Hieronder is een overzicht opgenomen van de mogelijkheden van de bancaire uitkeringsvormen: Bancaire lijfrente
Nabestaanden lijfrente
Direct na overlijden verzekerde of datum waarop recht op Anw vervalt
Levenslang of tijdelijk**
Onbeperkt
Oudedagslijfrente
Uiterlijk het jaar dat vijf jaar na het jaar van bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd ligt***
Levenslang
Onbeperkt
Tijdelijke oudedagslijfrente
Niet eerder dan Minimaal 5 jaar in het jaar waarin de leeftijd van 65 jaar resp. de AOWgerechtigde leeftijd wordt bereikt en niet later dan in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar wordt bereikt***
Lijfrentevorm
Ingangsdatum
Looptijd
Maximale uitkering
Oudedagslijfrente
Uiterlijk het jaar dat vijf jaar na het jaar van bereiken van de AOW gerechtigde leeftijd ligt**
Ten minste 20 jaar + 65 jaar -/- leeftijd bij ingang
Onbeperkt
Tijdelijke oudedagslijfrente
Niet eerder dan in het jaar waarin de leeftijd van 65 jaar resp. de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt en niet later dan in het jaar waarin de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar wordt bereikt**
Minimaal 5 jaar
€ 20.953 per jaar
Nabestaandenlijfrente
Direct na overlijden verzekerde of datum waarop recht op Anw vervalt.
Ten minste 5 of 20 jaar*
Onbeperkt
€ 20.953 per jaar
* Afhankelijk van de bloed- of aanverwantschap van de gerechtigde met de overledene. ** Door de redelijke termijn kunnen de uitkeringen ingaan in het jaar van 71 jaar worden of het jaar nadat de AOW-gerechtigde leeftijd + 5 jaar is bereikt.
29
➔
De bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering verschillen van elkaar. In onderstaand schema zijn de ver schillende kenmerken tussen de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering op een rij gezet. Verschil
Bancaire lijfrente
Lijfrenteverzekering
Uitvoerder
Bank
Verzekeraar
Product
Rekening
Levensverzekering
Uitkeringsvorm
Bancaire termijnen
Lijfrentetermijnen
Hoogte uitkering afhankelijk van
Rente+storting
Rente+storting+sterftekans+kosten
Aanvang vóór 65 jaar
20 jaar + het aantal jaren dat de rekeninghouder jonger is dan 65 jaar op de ingangsdatum
Levenslang
Aanvang tussen 65 - 70 jaar
Tenminste 5 jaar (< € 20.953) of 20 jaar
Tenminste 5 jaar (< € 20.953) of levenslang
Uitkering bij overlijden in opbouwfase
Tenminste 5 jaar, tot 30 jaar of 20 jaar
Tijdelijke rente (1% criterium) of levenslang
Uitkering bij overlijden in afbouwfase
Termijnen gaan over op erfgenamen
Termijnen stoppen bij overlijden verzekerde
Tegoed bij overlijden
In nalatenschap; vrijgesteld voor erfbelasting
Niet in nalatenschap, maar voor begunstigde; vrijgesteld voor erfbelasting
Omzetting FOR / stakingswinst in een lijfrente
Niet mogelijk bij een eigen BV
Wel mogelijk bij een eigen BV
5. Gouden handdruk
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten) Een werknemer kan bij ontslag een schadeloosstelling krijgen. De werkgever kan deze ‘gouden handdruk’ als bedrag ineens aan de ex-werknemer uitkeren. In dat geval is het bedrag bij de ex-werknemer belast als loon. Hoe hoger het uitgekeerde bedrag is, hoe meer belasting moet worden betaald. De werkgever is verplicht de loonheffing op het uitgekeerde bedrag in te houden en af te dragen. De maximale loonheffing is 52%.
Stamrechtvrijstelling vervallen Tot 1 januari 2014 bestond de mogelijkheid om belastingheffing uit te stellen door te kiezen voor een stamrecht. Die mogelijkheid is afgeschaft. De regels die vóór 1 januari 2014 golden blijven nog wel van toepassing op aanspraken die op 31 december 2013 al bestaan.
Stamrecht Een stamrecht is een aanspraak op periodieke uitkeringen die dienen ter vervanging van gederfd of te derven loon. Niet de gouden handdruk zelf, maar de periodieke uitkeringen zijn te zijner tijd belast. Omdat de periodieke uitkeringen worden belast, is sprake van belastinguitstel. In sommige gevallen kan sprake zijn van belastingvoordeel. Bijvoorbeeld als de periodieke uitkeringen na de AOW-gerechtigde leeftijd worden uitgekeerd. Een gouden handdruk voor een stamrecht moest door de werkgever rechtstreeks aan een toegestane uitvoerder worden betaald. Toegestane uitvoerders zijn onder andere verzekeraars en banken. Maar ook het afstorten bij een ex-werkgever of stamrecht-BV was onder voorwaarden mogelijk. Hierop gaan we niet verder in. Een bank of verzekeraar is verplicht de loonheffing op de periodieke uitkeringen in te houden en af te cht: stamre dragen. Wij noemen de belangrijkste kenmerken van enging r rb e d on pij; de stamrechtverzekering (verzekeraar) en het bancaire heden tschap ogelijk gsmaa n M ri e k stamrecht (bank). rze lling; een ve gsinste rten bij leggin e • afsto b f o nk Met het vervallen van de mogelijkheid om voor een een ba rten bij er; stamrecht te kiezen, is ook het opname/afkoopverbod • afsto erkgev e ex-w vervallen. Na 1 januari 2014 hoeft bij opname of een en bij d g n e r rb . • onde cht-BV andere schending van de voorwaarden geen revisierente stamre an een v n meer betaald te worden. Na een opname of schending is e t h • opric de aanspraak belast. 80%-regel Vanaf 1 januari 2014 kan een stamrecht zonder revisierente volledig uitgekeerd worden. Alleen als het volledige bedrag in 2014 in een keer wordt opgenomen, hoeft maar over 80% van dat bedrag belasting worden betaald. De ontslagvergoeding moet dan wel uiterlijk op 14 november 2013 door de werkgever naar de uitvoerder zijn overgemaakt.
30
31
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Stamrechtverzekering
Direct ingaande of uitgestelde uitkeringen
Het verzekerde stamrecht moet voldoen aan de volgende voorwaarden: • de periodieke uitkeringen komen alleen toe aan de ex-werknemer. Bij zijn overlijden mogen de uitkeringen toekomen aan de (gewezen) partner of aan zijn kinderen jonger dan 30 jaar; • de periodieke uitkeringen gaan uiterlijk in op 31 december van het jaar waarin de ex-werknemer de voor hem geldende AOW-ingangsdatum heeft bereikt; • de periodieke uitkeringen omvatten meerdere uitkeringen; • gedurende de looptijd van de periodieke uitkeringen moet de kans op overlijden van de ex-werknemer tenminste 1% bedragen; • de uitvoerder van het stamrecht moet een toegestane verzekeraar zijn.
De periodieke uitkeringen uit een stamrecht kunnen voor de ex-werknemer direct na het ontslag ingaan. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als de ex-werknemer geen nieuwe baan heeft. De periodieke uitkeringen mogen fiscaal in hoogte variëren, bijvoorbeeld binnen een bandbreedte van 10:1. Hierdoor is het mogelijk om rekening te houden met de hoogte en duur van een WW-uitkering. De mate van variëring moet vaststaan vóórdat de eerste periodieke uitkering wordt betaald.
Bancair stamrecht Sinds 1 januari 2010 kan een gouden handdruk bij een bank of beleggingsinstelling in een stamrecht worden afgestort. Het grootste verschil met een stamrechtverzekering is dat bij een bancair stamrecht bij overlijden van de ex-werknemer het tegoed toekomt aan de erfgenamen of op grond van het huwelijksvermogenrecht (gedeeltelijk) aan de partner. Daarnaast is een 1% sterftekans tijdens de looptijd van de periodieke uitkeringen niet van belang. In plaats hiervan geldt voor de minimale uitkeringsduur van de periodieke uitkeringen een tabel (zie hierna). Als de eerste uitkering op of na 1 januari 2013 nog moet plaatsvinden geldt het volgende: Als de gerechtigde de leeftijd heeft bereikt van:
Maar nog niet de leeftijd heeft bereikt van:
Bedraagt de minimale periode tussen de eerste en de laatste uitkering het in deze kolom vermelde aantal jaren
-
25
18*
25
30
15*
30
35
12
35
40
9
40
45
6
45
50
4
50
55
3
55
60
2
60
-
1
* Als het saldo van de stamrechtrekening na overlijden van de ex-werknemer in de opbouwfase naar zijn kinderen gaat en zijn kinderen zijn op dat moment jonger dan 30 jaar, dan bedraagt het aantal jaren tussen de eerste en de laatste uitkering nooit meer dan het aantal jaren dat het kind jonger is dan 30 jaar.
32
De ingang van de periodieke termijnen kan ook worden uitgesteld. Bijvoorbeeld als de ex-werknemer direct een nieuwe baan vindt. Uitstel is mogelijk tot uiterlijk 31 december van het jaar waarin de ex-werknemer de voor hem geldende AOW-ingangsdatum heeft bereikt. De periode van uitstel van de periodieke termijnen wordt de opbouwfase genoemd. Als de opbouwfase is afgelopen, begint de uitkeringsfase. In de uitkeringsfase worden de periodieke uitkeringen uitbetaald. De opbouwfase is afgelopen als de overeengekomen einddatum is bereikt en de ex-werknemer op dat moment in leven is. De opbouwfase is ook afgelopen op het moment dat de ex-werknemer overlijdt.
Overlijden van de ex-werknemer Stamrechtverzekering Als de ex-werknemer in de opbouwfase overlijdt, dan moeten de in de polis genoemde begunstigden voor het verzekerd kapitaal direct ingaande periodieke uitkeringen aankopen. Alleen de partner of kinderen jonger dan 30 jaar kunnen begunstigden zijn. Voor kinderen jonger dan 30 jaar geldt de 1% sterftekans niet. De periodieke uitkeringen stoppen voor hen bij 30 jaar. Zijn er geen partner of kinderen jonger dan 30 jaar, dan komt de uitkering bij overlijden toe aan de werkgever of de verzekeraar. Dat hangt van de verzekeringsvoorwaarden af. Overlijdt de ex-werknemer in de uitkeringsfase? Dan kan van tevoren zijn bepaald dat de periodieke uitkeringen overgaan op de partner of kinderen jonger dan 30 jaar. Had de overledene geen partner of kinderen? Dan stoppen de uitkeringen en vervallen aan de verzekeraar. Bancair stamrecht Als de ex-werknemer in de opbouwfase overlijdt, behoort het saldo van de bancaire stamrechtrekening tot zijn nalatenschap. Zijn alleen de partner of kinderen jonger dan 30 jaar erfgenaam? Dan moeten zij direct ingaande periodieke uitkeringen aankopen. De minimale looptijd daarvan wordt bepaald met de bovenstaande tabel. Als het saldo ook aan andere erfgenamen toekomt, wordt dit onder inhouding van loonheffing als uitkering ineens in de nalatenschap uitgekeerd. In deze situatie moet wel erfbelasting betaald worden. Als de ex-werknemer in de uitkeringsfase overlijdt, dan gaan de periodieke uitkeringen over op de partner of kinderen jonger dan 30 jaar. Ontbreken deze, dan wordt het saldo onder inhouding van loonheffing als uitkering ineens in de nalatenschap uitgekeerd. Daarnaast is in deze situatie over de uitkering erfbelasting verschuldigd.
33
➔
Redelijke termijn Voor zowel het verzekerde als het bancaire stamrecht geldt na afloop van de opbouwfase een redelijke termijn. Binnen deze termijn moet de uitkeringsfase ingaan. De uitkeringsfase mag bij een andere bank of verzekeraar plaatsvinden als waarbij de opbouw heeft plaatsgevonden. De redelijke termijn voor de ex-werknemer is zes maanden. Na het overlijden van de ex-werknemer is de redelijke termijn voor de nabestaanden twaalf maanden. Maar kan de ex-werknemer of de nabestaande bij de belastinginspecteur aannemelijk maken dat de redelijke termijn nog niet is verstreken? Dan kan de inspecteur de termijn van zes of twaalf maanden verlengen. Dat gebeurt in het algemeen alleen in bijzondere situaties.
Regeling voor vervroegde uittreding (RVU) Sinds 2006 worden regelingen om eerder dan de AOW-ingangsdatum te stoppen met werken niet meer fiscaal ondersteund. Een gouden handdruk die als doel heeft om eerder stoppen met werken financieel toch mogelijk te maken, kan door de belastinginspecteur worden aangemerkt als een regeling voor vervroegde uittreding (RVU). De werkgever is bij een RVU een eindheffing verschuldigd van 52% over de gouden handdruk. Deze is niet te verhalen op de ex-werknemer. Als de gouden handdruk die als RVU wordt aangemerkt bij een bank of verzekeraar wordt afgestort, dan is bovendien de bank of verzekeraar 52% eindheffing over het rendement van de gouden handdruk verschuldigd. Daarom accepteerden de meeste banken en verzekeraars geen RVU’s.
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
6. Pensioen
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten) Hoofdvormen pensioen Pensioenvormen
Ingang
Einde
Wie
Ouderdomspensioen
AOW-gerechtigde leeftijd, indien eerder actuarieel herrekenen
Bij overlijden
(Gewezen) deelnemer
Overbruggingspensioen 1
Vóór AOW-gerechtigde leeftijd (gelijktijdig met het ouderdomspensioen)
AOW-gerechtigde leeftijd
(Gewezen) deelnemer
Prepensioen 2
Op z’n vroegst op 60 jaar, vóór AOW-gerechtigde leeftijd
Op pensioendatum, echter uiterlijk op AOW-gerechtigde leeftijd
(Gewezen) deelnemer
Partnerpensioen
Na overlijden (gewezen) deelnemer of na beëindiging van recht op Anw-uitkering
Uiterlijk bij overlijden (gewezen) partner
(Gewezen) echtgenoot, (gewezen) geregistreerd partner, diegene met wie de werknemer een duurzame gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd (niet zijnde bloedof aanverwanten in de eerste graad) 3
Nabestaandenoverbruggingspensioen
Na overlijden (gewezen) deelnemer of na beëindiging van recht op uitkering Anw
Uiterlijk op AOW-gerechtigde leeftijd van de nabestaande
Gewezen) echtgenoot, (gewezen) geregistreerd partner, diegene met wie de werknemer een duurzame gezamenlijke huishouding voert of heeft gevoerd (niet zijnde bloedof aanverwanten in de eerste graad)3
Wezenpensioen
Na overlijden (gewezen) deelnemer
Uiterlijk tot 30-jarige leeftijd van het kind 4
(Pleeg)kinderen jonger dan 30 jaar 4
Arbeidsongeschiktheidspensioen
Na 104 weken arbeidsongeschiktheid
Bij (volledig) herstel, echter uiterlijk op pensioendatum of AOW-gerechtigde leeftijd indien vroeger
Deelnemer
1 Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een overbruggingspensioen op te bouwen voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950. In de praktijk worden de termen overbruggingspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen door elkaar gebruikt. 2 Per 1 januari 2006 is het alleen nog mogelijk een prepensioen op te bouwen als deze pensioenvorm was toegezegd op 1 januari 2005 en de werknemer geboren is vóór 1 januari 1950.
34
35
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
3 In het pensioenreglement kan een beperking van het partnerbegrip zijn opgenomen. Gebruikelijk is de eis dat de partners gedurende tenminste 6 maanden op hetzelfde adres wonen volgens de Gemeentelijke Basisadministratie. 4 In het pensioenreglement kan een jongere leeftijd zijn opgenomen. Gebruikelijk is 21 jaar of bij studerende kinderen tot 27 jaar.
jaarlijkse fiscaal maximale opbouwpercentages voor salaris-/diensttijdregelingen verlaagd. Voor middelloon is dit 2,15% en voor eindloon 1,9% per jaar. Voor beschikbare premieregelingen gelden nieuwe maximale staffels.
Wet VPL
Belangrijke definities
Per 1 januari 2005 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloop regeling (Wet VPL) ingevoerd. Deze wet moet langer doorwerken stimuleren. De Wet VPL maakt een einde aan de fiscale faciliëring van prepensioen-, overbruggingspensioen- en VUT-regelingen. Pensioenregelingen zijn sinds die tijd alleen fiscaal gefacilieerd als de pensioenopbouw gericht is op de fiscaal bepaalde pensioenrichtleeftijd. Bij een eerdere pensioenleeftijd moet actuariële herrekening plaatsvinden. Voor werknemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950, hoeft er niets te veranderen. De opbouw van overbruggingspensioen, prepensioen en VUT blijft voor deze groep werknemers mogelijk. Voor deze groep mag ook een eerdere pensioenleeftijd dan de fiscaal bepaalde pensioenrichtleeftijd, zonder actuariële herrekening, gehandhaafd blijven. Ook voor op 31 december 2005 opgebouwde aanspraken prepensioen, overbruggingspensioen en ouderdomspensioen uit een op 31 december 2004 bestaande regeling geldt overgangsrecht. Dit betekent dat deze aanspraken nog kunnen worden aangewend om vóór de fiscaal bepaalde pensioenrichtleeftijd te stoppen met werken.
Loon: de beloning (salaris, vergoedingen, verstrekkingen, aanspraken) die de werknemer van zijn werkgever ontvangt uit de (vroegere) dienstbetrekking. Pensioengevend loon: de loonbestanddelen van de werknemer die in de regeling voor de pensioenopbouw in aanmerking worden genomen. Over de bijtelling in verband met de auto van de zaak mag géén pensioen worden opgebouwd! Franchise: dat deel van het pensioengevend loon waarover in de regeling geen pensioen wordt opgebouwd, omdat vanaf de AOW-gerechtigde leeftijd AOW wordt ontvangen. Pensioengrondslag: pensioengevend loon -/- de franchise. Diensttijd: de periode waarover pensioen kan worden opgebouwd. Witteveenkader: de fiscale begrenzing die voor pensioen geldt.
Fiscaal minimale franchisebedragen pensioenregelingen Geheel verzekerde pensioenen
(Deels) eigen beheer
f 13.449
f 19.619
Franchise “10/7 AOW”
Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) Op 1 januari 2013 is de Wet VAP in werking getreden.
Verlaagde franchisebedragen bij verlaagde jaarlijkse opbouw Verhoging AOW-gerechtigde leeftijd Door inwerkingtreding van de Wet VAP is de AOW-gerechtigde leeftijd in 2013 met één maand verhoogd. In 2014 bedraagt de AOW-gerechtigde leeftijd 65 jaar en twee maanden. Verdere verhoging gebeurt in stapjes. Tot 2016 bedraagt de verhoging ieder jaar één maand. In de jaren 2016, 2017 en 2018 bedraagt de verhoging ieder jaar twee maanden en vanaf het jaar 2019 bedraagt de verhoging jaarlijks drie maanden. Uiteindelijk is de AOW-gerechtigde leeftijd dan op 1 januari 2023 opgehoogd tot 67 jaar.
eindloonstelsel meer dan
1,70%
Schema AOW-gerechtigde leeftijd Jaar
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
AOWleeftijd
65+1
65+2
65+3
65+5
65+7
65+9
66
66+3
66+6
66+9
67
maand
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
maanden
Vanaf 2014 wordt een verdere verhoging gekoppeld aan de levensverwachting. Deze wordt elke vijf jaar vastgesteld en bekend gesteld. Verhoging pensioenrichtleeftijd Met ingang van 1 januari 2014 is de pensioenrichtleeftijd verhoogd naar 67 jaar. De maximale pensioenopbouw is daardoor afgestemd op een in 37 jaar op te bouwen ouderdomspensioen ter grootte van 70% van het laatste loon. Hierbij dient de AOW in aanmerking te worden genomen. Concreet zijn de
36
Indien bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar voor de opbouw van ouderdomspensioen een percentage per dienstjaar wordt toegepast van
bedraagt de fiscaal minimale franchise
middelloonstelsel maar niet meer dan
meer dan
maar niet meer dan
1,70%
-
1,95%
e 11.005
1,80%
1,95%
2,05%
e 12.251
Fiscaal maximale opbouwpercentages pensioenleeftijd 67 jaar Voor het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen gelden sinds 1 januari 2014 de volgende fiscaal maximale jaarlijkse opbouwpercentages. Pensioensoort
Eindloon
Middelloon
Ouderdomspensioen (OP)
1,90%
2,15%
Partnerpensioen (max. 70% van het OP)
1,33%
1,51%
Wezenpensioen (max. 14% van het OP, bij volle wezen 28%)
0,27%
0,30%
37
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Reglementaire pensioenleeftijd lager dan 67 jaar Het blijft mogelijk om in een regeling een vroegere pensioenleeftijd dan 67 jaar toe te zeggen. In dat geval moet het jaarlijkse opbouwpercentage voor het ouderdomspensioen worden herrekend (lees: verlaagd). Als een vroegere pensioenleeftijd in de regeling geldt, hoeft het maximum opbouwpercentage voor het eventueel toegezegde partner- en/of wezenpensioen niet te worden verlaagd. Dit mag dus 70% van 1,90% = 1,33% in een eindloonregeling en 70% van 2,15% = 1,51% in een middelloonregeling bedragen. Als geen partnerpensioen is toegezegd of het partnerpensioen bedraagt 1,33% / 1,51% per dienstjaar dan geldt voor de opbouw van het ouderdomspensioen deze tabel. Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een eindloonstelsel
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een middelloonstelsel
67
1,90%
2,15%
66
1,76%
1,99%
65
1,63%
1,84%
64
1,52%
1,72%
63
1,41%
1,60%
62
1,32%
1,49%
61
1,23%
1,39%
60
1,15%
1,30%
Het partnerpensioen kan in plaats van zelfstandig ook afhankelijk vormgegeven zijn. Het bedraagt bijvoorbeeld 70% van het ouderdomspensioen. Onder voorwaarden kan dan een hoger maximaal opbouwpercentage voor ouderdomspensioen gelden. Zie www.belastingdienstpensioensite.nl Ook bij een beschikbare premieregeling is een vroegere pensioenleeftijd dan 67 jaar mogelijk. In dat geval kan gewoon de staffel bij pensioenleeftijd 67 jaar worden gebruikt (met aanpassing van de oudste leeftijdsklasse). De herrekening (lagere pensioenopbouw) blijkt dan uit de kortere periode van belegging en premiebetaling.
Pensioenstelsels Eindloon
Middelloon
Beschikbare premie
Salarisstijgingen tellen terug tot de toetreding in de regeling en mee naar de toekomst
Salarisstijgingen tellen alleen mee naar de toekomst
Salarisstijgingen leiden tot een hogere beschikbare premie
Backservice direct affinancieren
Geen backservice
Geen backservice
Onzekerheid over toekomstige lasten
Meer zekerheid over toekomstige lasten
Meer zekerheid over toekomstige lasten
38
In het algemeen hogere pensioenaanspraken
In het algemeen lagere pensioenaanspraken
Pensioenaanspraken afhankelijk van beleggingsresultaat
Maximale opbouw 1,9% per dienstjaar (Witteveenkader per 2014)
Maximale opbouw 2,15% per dienstjaar (Witteveenkader per 2014)
Premiestaffels, maximale opbouw afgeleid van middelloon
Opbouw over variabele loonbestanddelen niet mogelijk
Opbouw over variabele loonbestanddelen mogelijk
Opbouw over variabele loonbestanddelen mogelijk
Beschikbare premiestaffels Alle hiernavolgende staffels passen binnen het Witteveenkader per 2014. Staffelbesluit van 12 februari 2013 In het besluit van 12 februari 2013 zijn nieuwe staffels voor beschikbare premieregelingen opgenomen. Deze staffels komen voort uit de Wet VAP. Ze zijn gebaseerd op de meest recente overlevingstafels GBM/ GBV 2005/2010 en een rekenrente van 4%. Daarnaast is de leeftijdsklasse 65 tot 67 jaar toegevoegd. De uitkomsten zijn gebaseerd op een opbouwpercentage van 2,15% middelloon met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. De overige staffels zijn te vinden via www.belastingdienstpensioensite.nl.
Netto staffels besluit 2013, 2,15% opbouw per dienstjaar, rekenrente 4% Leeftijdsklassen tot 67 jaar
Percentage van de pensioengrondslag OP (staffel I)
OP en PPvoor+na (staffel III)
OP en PPna (staffel II)
15 tot en met 19
3,8
4,6
5,3
20 tot en met 24
4,4
5,3
6,0
25 tot en met 29
5,3
6,4
7,3
30 tot en met 34
6,5
7,8
8,8
35 tot en met 39
7,9
9,5
10,6
40 tot en met 44
9,6
11,6
12,8
45 tot en met 49
11,7
14,2
15,5
50 tot en met 54
14,4
17,4
18,7
55 tot en met 59
17,7
21,5
22,7
60 tot en met 64
22,1
26,8
27,6
65 tot en met 66
25,9
31,5
31,8
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Netto staffels besluit 2013, 2,15% opbouw per dienstjaar, rekenrente 3% Het is ook mogelijk om in de toezegging de beschikbare premie te baseren op een rekenrente van 3%. Deze staffel ligt in zijn geheel boven de 4% rekenrentestaffel. In dat geval gelden aanvullende voorwaarden. De belangrijkste daarvan zijn de toets op eventmomenten en het vervallen van een eventueel bovenmatig deel aan de pensioenuitvoerder. Zie voor een volledige opsomming bijlage IV van het besluit van 13 februari 2013, te vinden via www.belastingdienstpensioensite.nl. Leeftijdsklassen tot 67 jaar
15 tot en met 19
6,6
20 tot en met 24 25 tot en met 29
9,2
7,4
9,0
10,2
8,5
10,5
11,8
30 tot en met 34
9,9
12,2
13,6
35 tot en met 39
11,5
14,2
15,7
40 tot en met 44
13,4
16,5
18,1
45 tot en met 49
15,6
19,2
20,8
50 tot en met 54
18,2
22,4
24,1
55 tot en met 59
21,4
26,4
27,9
25,4
65 tot en met 66
31,4
28,8
32,4
35,7
OP en PPvoor+na (staffel III)
15 tot en met 19
4,5
5,5
6,3
20 tot en met 24
5,2
6,3
7,2
25 tot en met 29
6,3
7,6
8,7
30 tot en met 34
7,7
9,3
10,5
35 tot en met 39
9,4
11,3
12,6
40 tot en met 44
11,5
13,8
15,3
45 tot en met 49
14,0
16,9
18,5
40
32,0
33,0
65 tot en met 66
31,0
35,7
38,0
22,4
Voor de voorwaarden die gelden bij het uitstellen van de pensioendatum kan het volgende schema worden geraadpleegd:
Uitstel pensioendatum uitstel vóór AOW-leeftijd
uitstel op of na AOW-leeftijd
EL/ML met opbouw
BPR zonder opbouw
EL/ML met opbouw
BPR zonder opbouw
met opbouw
zonder opbouw
met opbouw
zonder opbouw
toets bij premiebetaling
toets op reglementaire pensioendatum
100% niet bereikt
100% bereikt
100% niet bereikt
100% bereikt
100% niet bereikt
100% bereikt
100% niet bereikt
• opbouw en/ of oprenting mag doorgaan • op X
• opbouw moet stoppen • oprenting mag doorgaan • pensioen mag ingaan • bij verder uitstel (uiterlijk tot X) vindt 100%-toets bij ingang pensioen plaats • afrekenen >100%
• opbouw en/ of oprenting mag doorgaan • op X
pensioen gaat verplicht in
opbouw c.q. oprenting mag doorgaan (uiterlijk tot X + 5 jaar)
pensioen gaat verplicht in
opbouw c.q. oprenting mag doorgaan (uiterlijk tot X + 5 jaar)
doorlopende toets
• opbouw en/ of oprenting moet stoppen • pensioen mag ingaan • bij verder uitstel (uiterlijk tot X) wordt pensioen bevroren op 100%
Percentage van de pensioengrondslag OP en PPna (staffel II)
26,4
100% bereikt
Deze bruto staffels zijn voor beschikbare premieregelingen waarbij de pensioenleeftijd 67 jaar bedraagt, maar de verzekeraar tot 1 januari 2015 gebruik wil blijven maken van bruto staffels.
OP (staffel I)
27,1
60 tot en met 64
36,1
Bruto staffels besluit 2013, 2,15% opbouw per dienstjaar, rekenrente 4% (te gebruiken tot 1 januari 2015)
Leeftijdsklassen tot 67 jaar
25,6
Uitstel pensioendatum
8,1
60 tot en met 64
20,8
21,2
Afkoopbedrag klein pensioen: f 458,06 per jaar.
OP en PPopbouwvoor+na (staffel III)
OP en PPopbouwna (staffel II)
17,2
55 tot en met 59
Afkoop
Percentage van de pensioengrondslag OP (staffel I)
50 tot en met 54
doorlopende toets
doorlopende toets
(X) = AOW-gerechtigde leeftijd
41
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Witteveen 2015 Het fiscale kader waarbinnen pensioen mag worden opgebouwd, het zogenoemde Witteveenkader, zal per 1 januari 2015 opnieuw worden verlaagd. Met ‘Witteveen 2015’ wordt naar deze verlaging per 1 januari 2015 verwezen. Hierna is uiteengezet wat de stand van zaken van Witteveen 2015 is direct na het indienen van de zogenoemde novelle bij de Tweede Kamer. De novelle is het wetsvoorstel tot wijziging van de eerder ingediende Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en Belastingplan 2014. Dit als gevolg van het pensioenakkoord dat in december 2013 tussen coalitiepartijen VVD en PvdA en oppositiepartijen D66, ChristenUnie en SGP is gesloten. Verdere verlaging opbouwpercentages Witteveen 2015 stelt voor het jaarlijks fiscaal maximale opbouwpercentage voor middelloonregelingen naar 1,875% te verlagen en voor eindloonregelingen naar 1,657%. Hiermee kan in 40 jaar een pensioen worden opgebouwd van 75% van het gemiddelde loon. Bij een pensioenopbouw vanaf 25 jaar tot 67 jaar (in totaal 42 jaar) kan een pensioen worden opgebouwd van 78,75% van het gemiddelde loon. Het lijfrentekader en de fiscale oudedagsreserve worden overeenkomstig aangepast. Aftopping pensioengevend loon en aanvullende regelingen Het pensioengevend loon wordt afgetopt op € 100.000. Voor inkomen vanaf € 100.000 wordt een vrijwillige nettolijfrente faciliteit gecreëerd. Hiermee kan een netto oudedagsvoorziening worden opgebouwd die grotendeels overeenkomt met een pensioenopbouw van 1,875% van het gemiddeld verdiende loon. De premie-inleg voor de nettolijfrente wordt uit het netto loon betaald. Voor de opgebouwde nettolijfrente geldt een vrijstelling in box 3. Voor de nettolijfrente gaan dezelfde wetsbepalingen gelden als voor de reguliere lijfrenten. Deze mogelijkheid geldt voor werknemers, zzp’ers en overige ondernemers.
Doorwerking van wet- en regelgeving Tot slot volgt hierna een schema van de gevolgen van wet- en regelgeving naar de toekomst toe. Schema aangenomen wetten en besluiten 31 december 2014
• Bekendstelling of per 1 januari 2016 de pensioenrichtleeftijd wordt verhoogd naar 68 jaar • Einde overgangsrecht Wet VPL voor personen geboren vóór 1 januari 1950
1 januari 2015
• AOW-leeftijd 65 jaar + 3 maanden • Witteveenkader voor IB-ondernemers die verplicht in een beroepspensioenfonds deelnemen • Gebruik netto staffels verplicht
31 maart 2015
• Einde versoepeling van doorwerkvereiste voor personen geboren vóór 1 januari 1950
1 januari 2016
• AOW-leeftijd 65 jaar + 5 maanden
1 januari 2017
• AOW-leeftijd 65 jaar + 7 maanden
1 januari 2018
• AOW-leeftijd 65 jaar + 9 maanden
31 december 2018
• Peildatum om te bepalen of de AOW-leeftijd verder omhoog gaat per 01-01-2024? Afhankelijk van CBS-gegevens
1 januari 2019
• AOW-leeftijd 66 jaar
31 december 2021
• Einde overgangsrecht levensloopregelingen
1 januari 2023
• AOW-leeftijd 67 jaar
Toekomstvisie Met de verdere uitwerking van Witteveen 2015 wordt in 2014 ook een brede dialoog gestart over de lange termijn visie ten aanzien van het Nederlandse pensioenstelsel. Het kabinet zal de Sociaal - Economische Raad vragen uiterlijk eind 2014 hierover een advies te geven.
42
43
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
7. Arbeidsongeschiktheid
8. Spaarloon, levensloop en vitaliteit
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten)
Aftrekbare premie
Spaarloon
De premies voor aanspraken op periodieke uitkeringen en verstrekkingen bij invaliditeit, ziekte of ongeval zijn fiscaal aftrekbaar. Voorwaarde is dat de uitkeringen toekomen aan degene die de premies betaalt. De begunstigde van de periodieke uitkering moet dus dezelfde zijn als de verzekeringnemer/premiebetaler.
Inleggen in de spaarloonregeling is per 1 januari 2012 niet meer mogelijk. Het spaarloontegoed is per dezelfde datum vrijgegeven en kan dus vrij ter besteding worden opgenomen. Het gaat hierbij om het tegoed dat is opgebouwd in de jaren 2010 en 2011. Het spaarloontegoed over de jaren daarvoor was al in 2009 vrijgegeven.
Periodieke uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid De periodieke uitkeringen uit een arbeidsongeschiktheidsverzekering zijn belast in box 1 als de premie is afgetrokken. Vanaf 2011 moeten inkomensverzekeraars over deze uitkering de wettelijke loonheffingen inhouden. Als de verzekeraar rechtstreeks aan de werknemer uitkeert, moet de verzekeraar over de uitkering wettelijke loonheffingen inhouden en afdragen aan de Belastingdienst. De wettelijke loonheffingen zijn loonbelasting, premies volksverzekeringen en de bijdrage Zorgverzekeringswet. Keert de verzekeraar aan de werkgever uit? Dan betaalt de verzekeraar deze uitkeringen zonder inhouding van loonheffingen. Over de uitkeringen die de werkgever aan de werknemer betaalt, moeten wel loonheffingen worden ingehouden. Dit is immers loon. Verzekeringnemer en premiebetaler
Ontvanger uitkering
Premie
Inhouding van loon heffing door de verzekeraar
BV
DGA/werknemer
Last voor de BV
Ja*
BV Stichting Gemeente
BV Stichting Gemeente
Last voor de BV Last voor de Stichting Last voor de Gemeente
Nee
Stichting/Gemeente
Verzekerde
Last voor Stichting/ Gemeente
Ja*
VOF Maatschap
VOF/vennoot Maatschap/maat
Uitgave voor inkomensvoorziening
Ja (tnv verzekerde)
Eenmanszaak
Ondernemers
Uitgave voor inkomensvoorziening
Ja
Natuurlijke persoon
Natuurlijke persoon (zelfde)
Uitgave voor inkomensvoorziening
Ja
* heffing vindt plaats uit hoofde van de dienstbetrekking.
44
De werknemer is niet verplicht om het tegoed op te nemen. Als hij het tegoed geblokkeerd op de spaarloon rekening laat staan, blijft de speciale vrijstelling in box 3 voor spaarloontegoed van kracht. Deze speciale vrijstelling is maximaal € 17.025. Per 1 januari 2016 vervalt deze speciale vrijstelling in box 3. Op die datum is de spaarloonregeling uitgewerkt. De spaarloonregeling zou per 1 januari 2013 worden vervangen door de vitaliteitsregeling. Maar de vitaliteitsregeling is niet ingevoerd.
Levensloopregeling De levensloopregeling is op 1 januari 2012 grotendeels afgeschaft. De levensloop regeling was een wettelijk recht van de werknemers en biedt hen de mogelijkheid te sparen voor een periode van onbetaald verlof. Werknemers hadden recht op deelname aan de levensloopregeling, maar geen recht op opname van levensloopverlof. Zij mogen per kalenderjaar maximaal 12% van hun bruto-jaarsalaris laten inhouden in het kader van levensloop. Rechtstreekse inleg vanuit privé is niet toegestaan. Had een werknemer op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar nog niet de leeftijd van 56 jaar bereikt? Dan geldt de beperking van de jaarlijkse inleg tot 12% van het jaarsalaris niet. Voor deze categorie blijft wel het maximale tegoed van 210% van het jaarsalaris gelden.
) 20 22 uari p 31 n a j o t 1 d dat o r e en (t ee k hed o op tego 0 0 o f m j i l e Mog levensl 11 € 3.0 f. verlo m e t m b e r 20 taald de vere b e n o or d e c o e g: e r een en vo g ts di bedr me voo nwend en (mi regelin
en na aa sio • Op tegoed het pen e pensio t of • He ering van ook in d eftijd bet lijkheid ). W-le dt het O A e e mog enomen n van d tum wor erekend e g a is op et bereik nsioend et loon g t. pe d tot h 1 belas jh i e B r e • oe ox erd de e sloopteg ssief in b leven s progre u en d
Vanaf 2013 is over opnamen van levenslooptegoed loonbelasting en premies volks-èn werknemersverzekeringen verschuldigd.
45
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Levenslooptegoed van € 3.000 of meer Inleg in de levensloopregeling is alleen nog mogelijk als het saldo in het levensloopproduct op 31 december 2011 € 3.000 of meer was. Inleg is mogelijk op basis van de ‘oude’ regels (zie hiervoor). Inleg in 2012 of later levert geen levensloopverlofkorting meer op. Voor deelnemers die op 31 december 2011 € 3.000 of meer als levenslooptegoed hadden, is de looptijd van het overgangsrecht beperkt tot 1 januari 2022. Bedragen uit de levensloopregeling mogen vanaf 2013 bestedingsvrij worden opgenomen. In 2013 werd slechts 80% van de waarde van het levenslooptegoed per 31 december 2011 belast (in box 1) bij volledige opname in 2013. Dat was om de opname van tegoeden te versnellen. Bij opname wordt rekening gehouden met de door de deelnemer opgebouwde levensloopverlofkorting.
Overheveling naar pensioen mogelijk
Ja, mits toegestaan volgens de pensioenregeling,er ruimte is om het pensioen fiscaal aan te vullen en overheveling uiterlijk 31 december 2021 plaatsvindt.
Sanctie bij ongeoorloofde opname
Volledige tegoed ineens belast als loon uit vroegere dienstbetrekking
Vitaliteitsregeling In 2013 zou - ter vervanging van de levensloopregeling en spaarloonregeling - de vitaliteitsregeling van start gaan. In het kader van de bezuinigingen is besloten de vitaliteitsregeling niet door te laten gaan.
Levenslooptegoed minder dan € 3.000 Was het tegoed op 31 december 2011 minder dan € 3.000? Dan is het tegoed op 1 januari 2013 vrijgevallen. Slechts 80% van de waarde per 31 december 2011 is in box 1 belast. Het meerdere is volledig in box 1 belast. Bij de belastingheffing is rekening gehouden met de door de deelnemer opgebouwde levensloopverlofkorting. Levensloopregeling Doel
Sparen voor onbetaald verlof, verlof is geen vereiste meer voor opname.
Deelname mogelijk voor
Werknemers.
Maximum spaartegoed
210% brutojaarsalaris van het voorafgaande kalender jaar.
Maximum aftrekbare inleg per jaar
Alleen nog mogelijk als levenslooptegoed op 31-12-2011 € 3.000 of meer was.
Bijdrage werkgever
Ja voor alle werknemers (ook niet-deelnemers) gelijk.
Opname mogelijk
Geen beperkingen voor opname.
Inhouding belasting over uitkering
Volgens tabel door (ex)werkgever en bij ontbreken werkgever door uitvoerder. Verrekening in aangifte inkomstenbelasting (progressief tarief ). Bij opname ineens in 2013 werd 80% van de waarde op 31 december 2011 belast; meerdere is volledig belast.
Heffingskorting
Ja, € 205 per jaar waarin is ingelegd (uitsluitend voor inleg tot en met 2011).
Uiterste opnamedatum
Dag vóór bereiken AOW-gerechtigde leeftijd, eerdere pensioendatum dan wel 31 december 2021. Tegoed dat op 31 december 2011 minder was dan € 3.000, is op 1 januari 2013 vrijgevallen.
46
47
➔
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
9. Sparen en beleggen
Vrijgesteld vermogen in box 3
(voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten) Grondslag en tarief voor inkomen uit sparen en beleggen (box 3) Het voordeel uit sparen en beleggen wordt gesteld op 4% van de rendementsgrondslag op 1 januari. De rendementsgrondslag is het saldo van de waarde in het economisch verkeer van de bezittingen minus de waarde in het economisch verkeer van de schulden. Voor schulden geldt een aftrekbeperking. De drempel is f 2.900. Bij partners wordt het bedrag verdubbeld en wordt in totaal de eerste f 5.800 aan schulden buiten beschouwing gelaten. De belasting op het forfaitaire rendement bedraagt 30%. Het tarief komt per saldo neer op 1,2% belasting over de grondslag sparen en beleggen.
Heffingvrij vermogen box 3 Heffingvrij vermogen per belastingplichtige is f 21.139. Na overdracht van het heffingvrij vermogen van de partner op gezamenlijk verzoek is het heffingvrij vermogen f 42.278. De toeslag op heffingvrij vermogen voor minderjarige kinderen is per 2012 vervallen. Ouderentoeslag Heeft een belastingplichtige aan het einde van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt? Dan kan het heffingvrij vermogen worden verhoogd met de ouderentoeslag. Om in aanmerking te komen voor de ouderentoeslag mag de rendementsgrondslag (voorzover die meer bedraagt dan het heffingsvrije vermogen) niet meer bedragen dan f 279.708. Bij een inkomen uit werk en woning (vóór inachtneming van de uitgaven voor kinderopvang en de persoonsgebonden aftrek) van: Meer dan
Menu
Maar niet meer dan
Bedraagt de ouderentoeslag
f 14.302
f 27.984
f 14.302
f 19.895
f 13.992
f 19.895
–
Nihil
De volgende bezittingen zijn vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing: - voorwerpen van kunst en wetenschap, tenzij deze hoofdzakelijk (= meer dan 70%) als belegging dienen; - roerende zaken voor eigen gebruik, zoals de inboedel, auto en caravan, tenzij deze hoofdzakelijk als belegging dienen; - belastingvorderingen en -schulden, tenzij in verband met erfrecht; - contant geld en vergelijkbare vermogensrechten tot maximaal f 512,- per belastingplichtige (f 1.024,- voor partners); - tegoeden op een spaarloonrekening tot maximaal f 17.025 minus de jaarlijkse (vanaf 2012) vrijgevallen tegoeden; - op 14 september 1999 bestaande kapitaalverzekeringen (onder voorwaarden) tot maximaal f 123.428 (indien het hele jaar sprake is van dezelfde fiscale partner, wordt de vrijstelling verdubbeld naar f 246.856); - uitvaartverzekeringen en bancaire uitvaartrekeningen, mits de totale warde hiervan lager dan f 6.859; - rechten op kapitaaluitkeringen die uitsluitend kunnen plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval; - bepaalde schuldvorderingen en verkregen bloot eigendom krachtens erfrecht; - nog te vorderen of nog te betalen termijnen (van rente, pacht, huur) met een looptijd van maximaal 1 jaar; - groene beleggingen zijn vrijgesteld tot maximaal € 56.420 (indien het hele jaar sprake is van dezelfde fiscale partner, wordt de vrijstelling verdubbeld naar € 112.840); - bossen, natuurterreinen en landgoederen; - aandelen in bepaalde participatie-maatschappijen; - rechten op periodieke uitkeringen; - geërfde rechten op roerende zaken. Sociale, ethische, culturele en durfkapitaal beleggingen Vanaf 1 januari 2013 bestaan de vrijstelling en de heffingskorting voor sociale, ethische, culturele en durfkapitaal beleggingen niet meer. Heffingskorting groene beleggingen De heffingskorting is 0,7% van het bedrag dat daarvoor is vrijgesteld in box 3 (maximaal f 56.420 of f 112.840 indien het hele jaar sprake is van een fiscale partner).
Belastbaar inko
men uit sparen
en beleggen (b
ox 3) rendementsgro nslag (op 1 jan uari) af: heffingvrij ve rmogen + toes lagen grondslag forfai tair rendement (niet negatief ) voordeel uit sp aren en belegge n (=4% forfaitai af: persoonsgeb r rendement) onden aftrek belastbaar ink
………. ………. – ………. ………. ………. –
omen uit spare
48
n en beleggen
………. 49
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
10. Schenk- en erfbelasting (voor uitgebreidere informatie klik hier voor de meest recente versie van de Gids Productfiscaliteiten) Tarief schenk- en erfbelasting Gedeelte van de belaste verkrijging € 0
I
€ 117.214
IA
II
€ 117.214
10%
18%
30%
en hoger
20%
36%
40%
• tariefgroep I omvat de partner en (pleeg)kinderen. Onder voorwaarden de ex-partner of aanstaande echtgenoot. • tariefgroep IA omvat kleinkinderen en verdere nazaten. • tariefgroep II omvat alle overige verkrijgers.
Vrijstellingen Verkrijgingen schenkbelasting Schenkingen door ouders aan kinderen • per kalenderjaar • eenmalig voor kinderen tussen 18 en 40 jaar
f 5.229 f 25.096
De eenmalige verhoogde vrijstelling kan worden verhoogd tot f 52.281. Dit kan alleen als: • de schenking wordt gedaan aan een kind tussen 18 en 40 jaar voor de aankoop, verbetering of onderhoud van een eigen woning of voor de aflossing van (een gedeelte van) de eigenwoningschuld of restschuld (ongeacht datum ontstaan restschuld). De eigenwoningschuld wordt beperkt met de gebruikte vrijstelling (zie ook hoofdstuk 2), of • voor studie of beroepsopleiding van een kind tussen 18 en 40 jaar waarvan de kosten hoger zijn dan f 20.000. • er niet eerder gebruik is gemaakt van de tijdelijke verhoogde vrijstelling (zie hieronder). Tijdelijke vrijstelling ten behoeve voor de aankoop, verbetering of onderhoud van een eigen woning of de aflossing van (een deel van) de eigenwoningschuld of restschuld. De relatie van de schenker met de verkrijger en de leeftijd van de verkrijger zijn hierbij niet van belang. De tijdelijke vrijstelling wordt wel beperkt als een ouder aan een kind schenkt en er al eerder gebruik is gemaakt van een deel van de verhoogde eenmalige vrijstelling van f 52.281.
50
Sociaal belang behartigende instelling of het algemeen nut beogende instellingen Alle overige gevallen
Volledig vrijgesteld* f 2.092 per kalenderjaar
* De verkrijging is volledig vrijgesteld indien en voorzover de verkrijging het algemeen en sociaal belang dient. Vrijstellingen erfbelasting Partner • na pensioenimputatie minimaal
f 627.367 f 162.071
Kinderen die grotendeels op kosten van de overledene werden onderhouden en die als gevolg van ziekte of gebreken vermoedelijk de komende 3 jaar niet in staat zijn de helft te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde personen van gelijke leeftijd zouden kunnen verdienen.
f 5 9 . 6 0 1
Kinderen en kleinkinderen
f
Ouders
f 47.053
Andere verkrijgers
f
19.868
2.092
Schenkingen worden, onder verrekening van de verschuldigde schenkbelasting, betrokken in de erfbelasting wanneer de schenker binnen 180 dagen na de schenking overlijdt. Hierop zijn enkele uitzonderingen gemaakt, onder meer voor schenkingen voor een dure studie of de eigen woning waarop een reguliere verhoogde vrijstelling of de tijdelijke verhoogde vrijstelling is toegepast. Deze schenkingen worden niet betrokken in de erfbelasting wanneer de schenker overlijdt binnen 180 dagen na de schenking.
f 100.000
51
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Gevolgen voor de Successiewet bij het schenken en erven van de eigen woning, verzekeringen en bancaire producten Gevolgen van schenking
Gevolgen van overlijden
Eigen woning
Schenking = belast. Tarief is tenminste 2% in verband met samenloop overdrachtsbelasting.
Vererving eigen woning = belast voor waarde onbewoond. De verkrijging is niet belast met overdrachtsbelasting.
Geldlening eigen woning
Zakelijke geldlening tussen ouders en kind = onbelast. Kinderen kunnen rente aftrekken van de inkomstenbelasting in box 1 en de vordering is bij ouders vermogen in box 3. Direct opeisbare renteloze of laagrentende lening is belast voor zover de rente <6%. Het vruchtgebruik is jaarlijks belast.
Lening vormt schuld aan de nalatenschap en verlaagt voor het kind het aandeel in de nalatenschap.
Verzekering Schenking verzekering = belast. Bij KEW niet toegestaan. Gevolg is een fictieve uitkering en heffing over rendement in box 1.
Verzekering Vererving verzekering door overlijden verzekeringnemer (niet zijnde verzekerde) = belast.
Kapitaalverzekering
Uitkering Begunstigde van de uitkering is een ander dan de verzekeringnemer => belaste schenking.
Spaarrekening eigen woning (SEW) of Beleggingsrekening eigen woning (BEW)
Spaarrekening Schenking rekening = belast Bij SEW niet toegestaan. Gevolg is een fictieve uitkering en heffing over rendement in box 1. Uitkering Verkrijger van het saldo is een ander dan de rekeninghouder => belaste schenking.
52
Uitkering Uitkering door overlijden verzekerde = belast, tenzij niets onttrokken aan vermogen verzekerde. Dit is het geval als: • premieschuldige � verzekerde (premiesplitsing), en • premieschuldige en verzekerde hebben elk een privévermogen. Bij overlijden van verzekerde wordt slechts de helft van de uitkering belast als sprake is van een huwelijk in gemeenschap van goederen.
Lijfrente
Bancaire lijfrente
Gevolgen van overlijden
Verzekering Schenking = afkoop. Behalve bij pre-BHW-lijfrente gesloten vóór 16 oktober 1990 (premie) of vóór 1 januari 1992 (koopsom). Bij schenking is waarde verminderd met 30% latentie belast.
Verzekering De waarde van de aanspraak valt in de nalatenschap van de verzekeringnemer (tenzij niets is onttrokken aan het vermogen van de erflater). De verkrijging van (een deel van) de waarde door erfgenamen is vrijgesteld van erfbelasting.
Termijnen Schenking niet toegestaan, behalve bij pre-BHW-lijfrente. Schenkbelasting wordt niet geheven als termijn belast is met inkomsten- en/of loonbelasting.
De waarde van de aanspraak dat door de langstlevende partner wordt verkregen, wordt na vermindering met 30% latentie, in mindering gebracht op de algemene partnervrijstelling erfbelasting (imputatie).
Spaarrekening Schenking = afkoop, Bij schenking is waarde verminderd met 30% latentie belast.
Spaarrekening Het tegoed van de spaarrekening valt in de nalatenschap (tenzij niets onttrokken is aan het vermogen van de erflater). De verkrijging van (een deel van) het tegoed door erfgenamen is vrijgesteld van erfbelasting.
Bancaire termijnen Schenking van de termijnen is niet toegestaan.
De helft van de waarde van het tegoed voor de erfbelasting dat door de langstlevende partner wordt verkregen, wordt na vermindering met 30% latentie, in mindering gebracht op de algemene partnervrijstelling erfbelasting (imputatie). Pensioen
Geen gevolgen bij toekenning binnen dienstbetrekking.
Verkrijging is vrijgesteld als het partner pensioen voldoet aan definitie in loonbelasting. De waarde van de aanspraak wordt wel in mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Gouden handdrukverzekering
Schenking = afkoop.
Verkrijging is vrijgesteld als gouden handdruk voldoet aan definitie in loonbelasting. De waarde van de aanspraak wordt wel in mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Bancaire gouden handdruk
Schenking = afkoop.
Verkrijging is vrijgesteld als bancaire gouden handdruk voldoet aan definitie in loonbelasting. De waarde van de aanspraak wordt wel in mindering gebracht op de algemene vrijstelling van erfbelasting (imputatie).
Levensloop
Schenking = afkoop.
Verkrijging is belast met erfbelasting.
Spaarrekening Tegoed spaarrekening valt in nalatenschap. Voor erfgenamen erfrechtelijke verkrijging = belast. Uitkering Verkrijging door overlijden rekeninghouder = belast. Premiesplitsing is bij een SEW niet aan de orde.
Gevolgen van schenking
53
➔
Menu
11. Samenwonen/trouwen, scheiden en overlijden Eigen woning
54
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Bij samenwonen is de partnerregeling mogelijk van toepassing. Zie hiervoor ook hoofdstuk 2 van de Belastingbox.
Normaal gesproken kan een woning voor de vertrekkende partner niet meer aangemerkt worden als eigen woning op het moment dat hij deze woning verlaat. De woning staat hem namelijk niet meer als hoofdverblijf ter beschikking. Bij vertrek door scheiding kan de vertrekkende partner de woning voor een periode van twee jaar nog beschouwen als eigen woning. De periode van twee jaar gaat in zodra de partner de woning verlaat. De rente over zijn/haar aandeel van de lening kan als inkomsten uit eigen woning in aftrek worden gebracht. Het eigenwoningforfait over zijn/haar aandeel wordt aangemerkt als betaalde alimentatie. De tweejaarsperiode geldt alleen voor de rente en kosten van de geldlening. Bij de vertrekkende partner kan een eigenwoningreserve ontstaan. De tweejaarstermijn van de verhuisregeling is tijdelijk verlengd naar drie jaar. Na 31 december 2014 geldt weer de normale termijn van twee jaar.
De omvang van de verkrijging is met name afhankelijk van het huwelijksgoederenregime en een eventueel testament. Er kan erfbelasting verschuldigd zijn afhankelijk van de omvang van de verkrijging en van toepassing zijnde vrijstelling.
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Kapitaal verzekering eigen woning (KEW)
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Het toevoegen van een tweede rekeninghouder op de rekening kan schenking tot gevolg hebben. Het toevoegen van een tweede rekeninghouder is als gevolg van overgangsrecht met ingang van 2013 alleen mogelijk voor gehuwden/ geregistreerde partners. Voor samenwonenden kan het toevoegen van een tweede rekeninghouder alleen bij het aangaan van een fiscaal partnerschap.
De verdeling van een KEW in het kader van scheiden kan zonder fiscale heffing plaatsvinden. De KEW kan dan als volgt worden aangepast: • wijziging verzekeringnemer; • wijziging verzekerde (is niet verplicht); • gedeeltelijk voortzetten in een andere KEW => premieverleden gaat evenredig mee.
Als een uitkering bij overlijden is meeverzekerd, komt deze tot uitkering. Als op dit deel van de verzekering de voorwaarden van de KEW van toepassing zijn, is aflossing van de EWS met de uitkering noodzakelijk voor vrijstelling van de uitkering. De heffing van erfbelasting kan onder voorwaarden worden voorkomen door premiesplitsing.
Let op dat bij een overname van een KEW bij echtscheiding er wel een EWS tegenover staat. Bij scheiding is het onder voorwaarden mogelijk een KEW eerder tot uitkering te laten komen dan de gebruikelijke 15 of 20 jaar voor een uitkeringsvrijstelling.
55
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Spaarrekening eigen woning (SEW)
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Het toevoegen van een tweede rekeninghouder op de rekening kan schenking tot gevolg hebben. Het toevoegen van een tweede rekeninghouder is als gevolg van overgangsrecht met ingang van 2013 alleen mogelijk voor gehuwden/ geregistreerde partners. Voor samenwonenden kan het toevoegen van een tweede rekeninghouder alleen bij het aangaan van een fiscaal partnerschap.
De verdeling van SEW kan net zoals bij een KEW in het kader van scheiden zonder fiscale heffing plaatsvinden. De SEW kan dan als volgt worden aangepast: • Wijziging rekeninghouder • Gedeeltelijke voortzetten in een andere SEW => inleg van de rekening gaat evenredig mee.
In geval van overlijden van de rekeninghouder doet de Belastingdienst alsof de rekening is gedeblokkeerd direct voorafgaand aan het overlijden. De deblokkering wordt dus toegerekend aan de overleden rekeninghouder. Deze maakt gebruik van zijn eigen vrijstelling.
Let op dat bij een overname van een SEW bij echtscheiding er wel een EWS tegenover staat.
Bij partners is het mogelijk de SEW van de overleden partner voort te zetten. Premiesplitsing is niet mogelijk bij een SEW.
Bij scheiding is het onder voorwaarden mogelijk een SEW eerder tot uitkering te laten komen dan de gebruikelijke 15 of 20 jaar voor een uitkeringsvrijstelling. Kapitaal verzekering box 3
Het toevoegen van een tweede verzekeringnemer op de verzekering kan schenking tot gevolgen hebben.
Gesloten vanaf 2001 Echtscheiding heeft geen gevolgen bij splitsing ver zekering. Gesloten vóór 2001 In het kader van echt scheiding kan de kapitaalverzekering als volgt worden aangepast zonder fiscale heffing in de inkomsten belasting: • wijziging verzekeringnemer; • wijziging verzekerde => hoeft geen gevolgen te hebben voor overgangsrecht die geldt voor verzekeringen gesloten vóór 14-9-1999; • gedeeltelijk voortzetten in een andere kapitaalverzekering => premieverleden gaat evenredig mee.
56
Gesloten vanaf 2001 De uitkering is onbelast voor de inkomstenbelasting. De heffing van erfbelasting kan onder voorwaarden worden voorkomen door premiesplitsing.
Lijfrente
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Toevoegen tweede verzekeringnemer kan afkoop tot gevolg hebben.
De gerichte lijfrente verzekering kan als volgt worden aangepast: • splitsen in twee verzekeringen; • ex-partner wordt onherroepelijk begunstigde; • ex-partner krijgt verzekering toebedeeld.
De uitkeringen uit een lijfrenteverzekering moeten direct na het overlijden van de verzekerde of na het beëindigen van het recht op een Anw-uitkering ingaan. De uitkering moet uiterlijk aanvangen vóór het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de verzekerde is overleden. Er is een vrijstelling in de erfbelasting voor gefacilieerde lijfrenten.
Let op: (Gedeeltelijke) afkoop is niet toegestaan. Als binnen de boedelverdeling verrekening plaatsvindt met geld of andere vermogensbestanddelen, bijvoorbeeld een auto, is sprake van uitruil van de lijfrenteverzekering. Degene die het geld of het bestanddeel ontvangt, wordt voor de toebedeelde waarde belast in box 1. Degene aan wie de lijfrenteverzekering wordt toebedeeld, kan de waarde hiervan als persoonsgebonden aftrekpost ten laste brengen van zijn inkomen.
Gesloten vóór 2001 Onder voorwaarden is de uitkering onbelast voor de inkomstenbelasting. De heffing van erfbelasting kan onder voorwaarden worden voorkomen door premiesplitsing.
57
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Bancaire lijfrente
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Toevoeging tweede rekeninghouder kan afkoop tot gevolg hebben.
De lijfrenterekening kan als volgt worden aangepast: • splitsen in twee rekeningen; • ex-partner krijgt rekening toebedeeld.
Opbouwfase rekening De uitkeringen uit een lijfrenterekening moeten direct na het overlijden van de rekeninghouder of na het beëindigen van het recht op een Anw-uitkering ingaan. De uitkering moet uiterlijk aanvangen vóór het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de rekeninghouder is overleden. Er is een vrijstelling in de erfbelasting voor gefacilieerde lijfrenten.
Let op: (Gedeeltelijke) afkoop is niet toegestaan. Als binnen de boedelverdeling verrekening plaatsvindt met geld of andere vermogensbestanddelen, bijvoorbeeld een auto, is sprake van uitruil van de lijfrenteverzekering. Degene die het geld of het bestanddeel ontvangt, wordt voor de toebedeelde waarde belast in box 1. Degene aan wie de lijfrenteverzekering wordt toebedeeld, kan de waarde hiervan als persoonsgebonden aftrekpost ten laste brengen van zijn inkomen.
Alimentatie lijfrente
Scheiden
Overlijden
Is niet aan de orde bij samenwonen.
Bij echtscheiding kan een alimentatieverplichting ontstaan.
De uitkering stopt bij over lijden van de verzekerde.
Vormen alimentatieverplichting 1. Periodieke alimentatieuitkering 2. Afkoop in bedrag ineens 3. Alimentatielijfrente bij verzekeraar 4. Lijfrente bij alimentatieplichtige. Aankoop alimentatielijfrente bij verzekeraar moet aan eisen voldoen • professionele verzekeraar; • voldoen aan lijfrentedefinitie; • termijnen uitkeringen moeten direct ingaan; • ex-partner = verzekerde; • 1% sterftekans is niet van toepassing.
Uitkeringsfase rekening Als de genieter van de termijnen overlijdt, gaat het recht op de nog niet uitgekeerde termijnen over op zijn erfgenamen.
Gevolg: • uitkering belast in box 1; • koopsom is aftrekbaar als onderhoudsverplichting in box 1. Verrekening pensioenrechten door betaling lijfrentepremie
58
Samenwonen/trouwen
Is niet aan de orde bij samenwonen.
Als Wet VPS niet van toepassing is, kunnen aanspraken worden verrekend. Dit kan door middel van een lijfrenteverzekering. Fiscale gevolgen zijn gelijk als bij alimentatielijfrente. Als binnen de boedelverdeling verrekening plaatsvindt met geld of andere vermogensbestanddelen, bijvoorbeeld een auto, is sprake van uitruil van de lijfrente verzekering. Degene die het geld of het bestanddeel ontvangt, wordt voor de toebedeelde waarde belast in box 1.
Zie lijfrente.
59
➔
Menu
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Gouden handdruk
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Zodra er sprake is van een partner, kan deze worden opgenomen als begunstigde bij overlijden van de gouden handdrukverzekering.
De waarde van de goudenhanddrukverzekering of -rekening kan bij scheiding zonder fiscale gevolgen worden toebedeeld aan de ex-partner. De ex-partner wordt na verdeling van het stamrecht aangemerkt als ‘de werknemer’. De uitkeringen kunnen echter niet later ingaan dan in het jaar waarin de overdragende partner de leeftijd van de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
Verzekering De uitkeringen uit een goudenhanddrukverzekering moeten direct na het overlijden van de werknemer ingaan. De uitkering mag uitsluitend toekomen aan de (gewezen) partner en/of kinderen tot 30 jaar (kring van gerechtigden). De verzekeringsvorm is be palend of er bij overlijden een uitkering voor de begunstigde volgt. Er is een vrijstelling in de erfbelasting voor gefacilieerde goudenhanddrukstamrechten. Rekening Bij de goudenhanddruk rekening komt het tegoed bij overlijden toe aan de erfgenamen. Als de rekeninghouder in de opbouwfase overlijdt, moeten de partner en/of kinderen tot 30 jaar direct een uitkeringsrekening openen. Bij overlijden in de uitkeringsfase worden de resterende uitkeringen periodiek aan deze personen uitgekeerd. Er is een vrijstelling in de erfbelasting voor gefacilieerde goudenhanddrukstamrechten.
Samenwonen/trouwen
Scheiden
Overlijden
Pensioen
Afhankelijk van de productvorm kan het raadzaam zijn om een partner zo spoedig mogelijk aan te melden bij de pensioenuitvoerder.
De Wet VPS geeft de expartner recht op de helft van het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd. Om een rechtstreeks vorderingsrecht op de pensioenuitvoerder te krijgen, moet de scheiding binnen twee jaar worden gemeld. Daarnaast kan de ex-partner recht op bijzonder partnerpensioen hebben.
De uitkeringen uit een pensioenverzekering moeten direct na het overlijden van de werknemer of na het beëindigen van het recht op een Anw-uitkering ingaan. In de pensioentoezegging ligt vast op welke van deze twee momenten de uitkeringen aanvangen. Er is na overlijden geen keuzemogelijkheid. De uitkering mag uitsluitend toekomen aan de (gewezen) partner en/of kinderen tot 30 jaar. Indien er geen partner of kind is, kan het opgebouwde kapitaal toekomen aan de werkgever. Er is een vrijstelling in de erfbelasting voor pensioen.
Levensloop
Geen gevolgen.
Alleen de werknemer kan uitkeringen ontvangen uit een levensloopregeling. De ex-partner kan buiten de levensloopregeling om gecompenseerd worden.
Het tegoed op een levenslooprekening komt toe aan de erfgenamen. Voor levens loopverzekeringen is de verzekeringsvorm bepalend of er bij overlijden een uitkering voor de begunstigde(n) volgt. Er is geen aparte vrijstelling in de erfbelasting voor levensloopproducten.
Het tegoed wordt ineens belast bij de overleden rekeninghouder als een ander dan de partner en/ of kinderen het tegoed erft. In deze situatie is er geen vrijstelling van erfbelasting van toepassing.
60
61
➔
Menu
Begrippenlijst Echtgenoot Partners die gehuwd zijn of een geregistreerd partnerschap hebben.
Levensverzekering Een verzekering die is gerelateerd aan leven en/of dood van de verzekerde persoon.
Eigen woning De eigen woning die de belastingplichtige anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking staat.
Onherroepelijke begunstiging De begunstiging is conform de voorwaarden aanvaard, of de verzekering is tot uitkering gekomen doordat de begunstiging vast ligt. De begunstiging moet wel eerst ‘geaccepteerd’ worden.
Eigenwoningforfait Het fictief inkomen dat de bezitter van een eigen woning moet aangeven in box 1. Fiscaal partner Echtgenoten, geregistreerd partners en samen wonenden op hetzelfde woonadres in de Gemeentelijke Basis Administratie die: - een notarieel samenlevingscontract hebben gesloten; of - samen een kind hebben; of - een kind van een van de partners hebben dat door beide partners is erkend; of - a ls partners zijn aangemeld voor een pensioen regeling; of -b eiden eigenaar zijn van de woning die het hoofdverblijf is, worden automatisch aangemerkt als fiscaal partner. Gerichte lijfrente Lijfrenteverzekering gesloten na 01-01-1992 (koopsom) of 15-10-1990 (premiebetalend). De omvang van de termijnen staat nog niet vast. Bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst wordt bepaald van wiens leven de uitkeringen afhankelijk zullen zijn. Jaarruimte Wanneer een belastingplichtige, die bij aanvang van het kalenderjaar nog geen 65 jaar oud is, een pensioentekort heeft, kan hij gebruik maken van de jaarruimteberekening voor lijfrentepremieaftrek.
Zoeken
Sluiten
extra bij volledige schermweergave
Oudedagsreserve Dit is een bepaald bedrag dat een ondernemer van een eenmanszaak, maatschap of vof opzij mag zetten voor de oudedagsvoorziening. Over dat bedrag hoeft hij voorlopig geen belasting te betalen. De reserve is een uitstel van het betalen van belasting. Periodieke uitkering Recht op (toekomstige) uitkeringen die periodiek gedaan worden. Renseigneren Algemene term voor de informatieverplichting van verzekeraars en banken aan de Belastingdienst. Reserveringsruimte Lijfrentepremieaftrek in enig kalenderjaar in de situatie dat de belastingplichtige in de zeven voorafgaande kalenderjaren geen of niet volledig gebruik heeft gemaakt van de jaarruimte. Saldomethode Uitkeringen zijn onbelast zolang de som van de uitkeringen kleiner is dan de som van de niet aftrekbare premies. Spaarloon Fiscale faciliteit voor werknemers om onder voorwaarden uit het brutoloon te kunnen sparen. Stamrecht Een ontslagvergoeding die wordt omgezet in een aanspraak op periodieke uitkeringen die dienen ter vervanging van gederfd of te derven loon.
Kapitaalverzekering Iedere levensverzekering waarbij de prestatie van de verzekeraar vast staat, ongeacht of er een bedrag ineens wordt uitgekeerd of een vast aantal termijnen.
62
63
SNS REAAL is een innovatieve dienstverlener op het gebied van bankieren en verzekeren die zich vooral richt op de Nederlandse retailmarkt en het midden- en kleinbedrijf. Het aanbod bestaat uit: sparen, betalen, beleggen, hypotheken, verzekeren en pensioenen. De Minigids Productfiscaliteiten verschijnt onder redactie van: mr. Nancy Struve en drs. Kees van Oostwaard. Auteurs: Remco Alkemade MSc, Hans van den Berg, mr. Jasper Commandeur, drs. Manuela Lamot-van Blanken, mr. Deby Lie, mr. Oliver Nierman, drs. Kees van Oostwaard, Hans Schreuder BBA bc, mr. Nancy Struve, mr. Bas Vereggen en mr. Jacqueline Verweij-Daemen. Allen zijn werkzaam bij de afdeling Productfiscaliteit, onderdeel van Fiscale Zaken SNS REAAL. © SNS REAAL 2014 SNS REAAL Croeselaan 1 3521 BJ Utrecht www.snsreaal.nl Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SNS REAAL. De Minigids Productfiscaliteiten is met uiterste zorgvuldigheid samengesteld. Wij kunnen echter geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele onjuistheden of onvolledigheden hierin. Aan de inhoud van deze uitgave kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.