Gezondheidsmonitor Zuid-Holland Zuid 2006 Samenvatting Hoofdstuk 1
Bevolking
De volksgezondheidsregio Zuid–Holland Zuid bestaat op 1 januari 2006 uit 391.720 inwoners, waarvan de grootste groep 30 tot 60 jaar oud is. Deze geboortegolfgeneratie zal over 10 jaar het percentage 65-plussers drastisch laten toenemen. Het hoogtepunt van de vergrijzing zal omstreeks 2050 bereikt zijn. De bevolkingsgroep die straks voor een belangrijk deel uit economisch actieven bestaat is relatief klein. Deze “ontgroening” van de bevolking leidt percentueel tot een afname van het aanbod arbeidskrachten in de leeftijdsgroep 30 tot 60 jarigen. De groep bestaat ook uit degenen die zorg hebben voor kinderen en/of ouderen (de toekomstige “sandwich generatie”). Op dit moment hebben de gemeenten Dordrecht, Gorinchem, Leerdam en Zwijndrecht een percentage werkzoekenden van meer dan 3% van de totale bevolking. Dezelfde gemeenten hebben een bovengemiddeld percentage allochtonen. Daarvan zijn in vergelijking met autochtonen meer werkzoekend en/of uitkeringsgerechtigd.
Hoofdstuk 2
Levensverwachting en sterfte
Hoe hoger de levensverwachting van een bevolking, hoe beter over het algemeen de gezondheidstoestand. De levensverwachting bij geboorte in Nederland is voor mannen 75,4 jaar en voor vrouwen 80,6 jaar. In regio Zuid-Holland Zuid is de levensverwachting 75,7 voor mannen en 80,9 jaar voor vrouwen. Binnen de EU is Nederland achteropgeraakt wat betreft levensverwachting. Voor de Nederlandse man neemt de levensverwachting minder snel toe dan in andere EU landen. Voor de Nederlandse vrouw is het nog slechter. In de periode 1980-2000 is de levensverwachting voor mannen toegenomen met 3,1 jaar en voor vrouwen met 1,4 jaar. Bij vrouwen stagneert de toename in levensverwachting sinds eind jaren tachtig doordat vrouwen in het verleden meer zijn gaan roken. Door de stagnatie wordt het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen steeds kleiner. De huidige generatie jongeren in Nederland lijkt nu af te stevenen op een lagere levensverwachting dan hun ouders. Opleidingsniveau speelt een belangrijke rol bij gezondheid en ook bij levensverwachting. De laagst opgeleide mannen leven 5,0 jaar korter dan de hoogst opgeleide mannen. Bij de vrouwen is dat verschil 2,6 jaar. Daarnaast is een ongezonde leefstijl de belangrijkste bekende oorzaak van de stagnerende levensverwachting. Vrouwen hebben de afgelopen jaren veel van het ongezondere gedrag van mannen overgenomen. De brutosterfte is het gemiddeld aantal overledenen per 100.000 inwoners in een bepaalde periode. De regio Zuid-Holland Zuid heeft t.o.v. landelijk geen hoge brutosterfte. Voor Nederland en voor de regio Zuid-Holland Zuid zijn de drie belangrijkste doodsoorzaken hart- en vaatziekten, kanker en aandoeningen van de ademhalingsorganen. De levensverwachting is in Zuid-Holland Zuid iets gunstiger dan in Nederland als geheel. Hart- en vaatziekten blijven een belangrijke oorzaak van sterfte, 37%. De verwachting is dat kanker de belangrijkste doodsoorzaak gaat worden in de toekomst voor zowel mannen als vrouwen. Kanker is bij mannen voor 31% en bij vrouwen voor 25% oorzaak van de sterfte. Kanker levert ook de grootste bijdrage aan het totaal aantal verloren levensjaren in de leeftijd van 20 tot 65 jaar.
Dit betekent dat meer jongeren sterven aan kanker dan aan hart- en vaatziekten. Voor mannen is longkanker de belangrijkste oorzaak, bij vrouwen borstkanker gevolgd door longkanker. Ruim 85% van alle gevallen van longkanker kan toegeschreven worden aan het gebruik van tabak, waardoor preventie op het gebied van roken het beste middel is om longkanker te voorkomen. Voor borstkanker geldt dat naar schatting 30-50% van alle nieuwe gevallen kan worden toegeschreven aan onder meer de volgende risicofactoren: eerste menstruatie op jonge leeftijd, geboorte van het eerste kind op late leeftijd, laag kindertal, het langdurig gebruik van orale anticonceptie, alcoholconsumptie, lichamelijke inactiviteit bij jonge vrouwen en ernstige overgewicht. Voor een aantal belangrijke doodsoorzaken zoals hart- en vaatziekten en longkanker is veel kennis over de determinanten beschikbaar en zal de preventie zich met name toespitsten op leefgewoonten zoals roken, alcoholgebruik, gebrek aan beweging en ongezonde voedingsgewoonten.
Hoofdstuk 3
Lichamelijke gezondheid
In de gezondheidsmonitor wordt ingegaan op chronische aandoeningen, met name op hart- en vaatziekten en diabetes mellitus. De onderwerpen infectieziektebestrijding, reizigersadvisering en het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker worden tevens beschreven. Chronische aandoeningen Chronische ziekte is een ziekte die lange tijd voortduurt. Meestal spreekt men van een chronische ziekte als deze minstens drie maanden aanhoudt. Schadelijk gezondheidsgedrag, in het bijzonder tabaks- en / of alcoholgebruik, gebrek aan fysieke activiteit en slechte eetgewoonten zijn belangrijke determinanten voor een aantal chronische ziekten. De ziekten die in ons land volgens epidemiologisch bevolkingsonderzoek het meest voorkomen zijn nek- en rugklachten, gehoorstoornissen en angststoornissen. Gegevens uit zorgregistraties wijzen uit dat ook coronaire hartziekten (onder meer een hoge bloeddruk), gezichtsstoornissen, astma en diabetes mellitus zeer frequent voorkomen. Volgens deze zorgregistraties staan gehoorstoornissen bij zowel mannen als vrouwen bovenaan de lijst van veel voorkomende ziektes. Bij mannen staan coronaire hartziekten op de tweede plaats, bij vrouwen is dit artrose. Ondanks dat in de afgelopen tien jaar het risico om aan een hart- of vaatziekte te overlijden gedaald is, blijft het op dit ogenblik doodsoorzaak nummer één in de westerse wereld. In 2003 hadden zo’n 600.000 mensen in Nederland diabetes. De prevalentie bij mannen is ongeveer 3,6% en 3,9% bij vrouwen. Daarnaast wordt geschat dat 250.000 mensen diabetes hebben, maar dit nog niet weten. Dat maakt het totaal geschat aantal personen met diabetes tussen de 800.000 en 850.000. De trend laat ook een stijging zien. Het aantal mensen met diabetes mellitus neemt sterk toe met de leeftijd. Van de ouderen van 70 jaar en ouder heeft ongeveer 15% diabetes mellitus. Diabetes type II is gerelateerd aan leefstijlfactoren zoals overgewicht. Wanneer sprake is van een disbalans tussen energieverbruik (lichamelijk activiteit) en energie-inname, neemt overgewicht en daarmee de kans op diabetes type II toe. De kans op diabetes mellitus type II wordt daarnaast verhoogd door roken, een te hoge inname van verzadigd vet of een lage inname van onverzadigd vet en vezels. Door schade aan bloedvaten en zenuwweefsel treden bij diabetes op den duur vaak complicaties op, zoals hart- en vaatziekten. Infectieziektebestrijding De GGD regio Zuid-Holland Zuid neemt een redelijk gemiddelde positie in binnen Nederland wat betreft het voorkomen van infectieziekten die epidemisch kunnen verspreiden. Zo worden vanuit buitenlandse epidemieën, mazelen regelmatig in Nederland geïmporteerd. De verwachting is dat er zich in de komende 3 jaar een nieuwe epidemie van mazelen in Nederland zal voordoen. Voorgaande epidemie heeft zich beperkt tot de bevindelijk gereformeerde regio’s; slechts 5% van de slachtoffers was afkomstig uit de gevaccineerde bevolking (vaccinfalen). Van de niet-gevaccineerde patiënten betrof het in ruim 80% van de gevallen mensen uit de bevindelijk gereformeerde groep.De overige kleine 20% was om andere redenen niet of niet volledig gevaccineerd (slechts 1 vaccinatie gehad). Epidemieën worden mede veroorzaakt door een slechte vaccinatiegraad binnen de bevindelijk gereformeerde bevolking. Omdat deze bevolkingsgroep sociaal sterk clustert, zien we dergelijke epidemieën bijna exclusief optreden.
In oktober 2003 opende de GGD Zuid-Holland Zuid de SOA-poli, met als voornaamste doel de mogelijkheid te bieden tot anoniem testen op en behandelen van SOA. Met name de jongere groepen, is behandeling door de huisarts vaak een probleem. De SOA-poli blijkt in een grote behoefte te voorzien, hetgeen zich ook vertaalt in de bezoekersaantallen en de aantallen gediagnosticeerde SOA. In 2006 zal het aanbod in Dordrecht worden uitgebreid met eerstelijns seksuologische hulpverlening. De SOA-poli is momenteel verantwoordelijk voor ongeveer 25% van de gediagnosticeerde SOA in de regio. Reizigersadvisering Ruim 11.760 mensen hebben in 2005 het reizigersspreekuur van GGD Zuid-Holland Zuid bezocht. De top 4 van meest populaire vakantiebestemmingen van cliënten van de reizigerspoli bij de GGD Zuid-Holland Zuid in 2005 waren Turkije, Egypte, Indonesie en Thailand. In de zomermaanden juni en juli worden de reizigersspreekuren het meest bezocht. Het deel van de Nederlandse bevolking dat op vakantie gaat, is gestegen van 70% in 1990 naar 82% in 2003. Hiervan reist 10% naar risicogebieden waarvoor een vaccinatieadvies geldt, dit zijn zo’n 1,6 miljoen Nederlanders. Uit onderzoek is gebleken dat er een flinke toename is van “onbeschermde reizigers”: 42% in 2003 tegenover 52% in 2004 en 57% in 2005. Met name reizigers naar Turkije zijn erg slecht beschermd, 80% laat zich niet vaccineren. Het aantal reizigers dat bij een GGD komt voor advies ligt rond de 400.000 (2,5% van de Nederlandse bevolking). Alle GGD-en bereiken 50% van de reizigersmarkt die daadwerkelijk advies vraagt en vaccinaties wenst. De overige 50% bezoekt een commerciële Travelclinic of vraagt advies aan de huisarts. Baarmoederhalskanker De GGD Zuid-Holland Zuid organiseert het bevolkingsonderzoek op baarmoederhalskanker in de regio Zuid-Holland Zuid onder verantwoordelijkheid van de Stichting Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker Zuidwest-Nederland (Stichting BKZ). Vrouwen in de leeftijd van 30 tot en met 60 jaar worden één maal per vijf jaar uitgenodigd om bij hun huisarts een uitstrijkje te laten maken. In 2004 heeft 61% van de vrouwen een uitstrijkje laten maken. Daarnaast heeft een aantal vrouwen de antwoordkaart teruggestuurd met reden(en) van niet-deelname, zoals een recent uitgevoerd uitstrijkje wegens klachten of op eigen initiatief, momenteel geen tijd, geen goede gezondheid of principiële (geloofs)redenen. In een eerdere studie van de Stichting BKZ is naar voren gekomen dat vooral de respons onder vrouwen met een lage sociaal economische status en vrouwen van allochtone afkomst achterblijft. In het onderzoek is ook vastgesteld dat de opkomst sterk kan worden verhoogd (en de non-repons sterk kan worden verlaagd) door huisartsen te betrekken bij het uitnodigen van de vrouwen.
Hoofdstuk 4
Geestelijke gezondheid
Hoe iemand zich voelt, de ervaren gezondheid, is niet alleen een goede voorspeller van sterfte en ziekte, maar ook van het gebruik van voorzieningen zoals de huisarts en de thuiszorg. Bijna 85% van de inwoners van de regio voelt zich over het algemeen goed. Het subjectief gezondheidsoordeel verschilt naar leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Vrouwen rapporteren over het algemeen een minder goede gezondheid dan mannen. En hoe ouder men is, hoe slechter men de eigen gezondheid beoordeelt. Ook het opleidingsniveau is van invloed op hoe iemand zich voelt: hoe hoger opgeleid, hoe vaker iemand zijn eigen gezondheid als ‘uitstekend’ beoordeelt. Van de laagopgeleiden zegt 6,3% een uitstekende gezondheid te hebben, bij de hoogopgeleiden is dit 13,1%. De burgerlijke staat heeft ook invloed op de gezondheid. Vooral gescheiden mensen en weduwen/weduwnaars voelen zich over het algemeen minder goed dan mensen die samenwonen of getrouwd zijn. Opsommend zijn de groepen mensen met een minder goede psychische gezondheid volgens de gezondheidsenquête: • gescheiden of gescheiden levend • mensen met een lage of geen opleiding • werkloos/werkzoekend, arbeidsongeschikt of mensen met een bijstandsuitkering • mensen die met moeite financieel rond kunnen komen
• •
mensen die door een chronische aandoening sterk belemmerd zijn in hun functioneren mensen van allochtone afkomst.
In de regio Zuid Holland Zuid geeft 16.6% van de inwoners aan in meer of mindere mate psychische ongezond te zijn. In de regio GGD Zuid-Holland Zuid voelt 25% van de 75-ers zich psychisch ongezond. Algemeen kan gesteld worden dat de geestelijke gezondheid in Zuid-Holland Zuid vergelijkbaar met of zelfs beter is dan in geheel Nederland.
Hoofdstuk 5
Zorg
De meest bezochte zorgvoorzieningen zijn: de huisarts (75%), de tandarts (70%), op afstand gevolgd door de medisch specialist (36,2%) en de fysiotherapeut (19%). In de regio Zuid-Holland Zuid is meer gebruik gemaakt van huisartsenzorg dan gemiddeld in Nederland. Inwoners met een lage SES bezoeken vaker hun huisarts dan personen met een hoge SES. Ook worden zij vaker verwezen naar de medisch specialist. Het percentage personen dat jaarlijks de tandarts bezoekt is bij de hoge SES groep meer dan twee maal zo hoog (83%) dan bij de lage SES groep (40%).Tot slot het gebruik van de thuiszorg. Personen met een lage SES maken meer gebruik van de diensten van de thuiszorg dan personen met een hoge SES. Mantelzorg is onmisbaar voor de gezondheidszorg in Nederland. De laatste jaren is er veel aandacht voor mantelzorg. Volgens de gezondheidsenquête in Zuid-Holland Zuid verleent 12% van de respondenten ouder dan 19 jaar mantelzorg. Het percentage mantelzorgers is de afgelopen 15 jaar stabiel gebleven, ondanks individualisering, verhoogde arbeidsparticipatie van vrouwen en de verhoogde vraag naar mantelzorg. Het clichébeeld van de mantelzorger is dat van de dochter tussen de 35 en 54 jaar, met een betaalde (parttime) baan die behalve voor haar eigen kinderen ook voor haar oudere hulpbehoevende ouders zorgt. De gegevens van de gezondheidsenquête Zuid-Holland Zuid bevestigen dit beeld. Dit beeld is echter niet volledig; er zijn meer ‘typen’ mantelzorgers. Meer vrouwen dan mannen (8% versus 16%) verlenen mantelzorg, maar de grootste groep mantelzorgers is ouder dan het clichébeeld doet vermoeden. Uitgesplitst naar leeftijd en geslacht blijkt dat de grootste groep mantelzorgers bestaat uit vrouwen van 50 tot 65 jaar. De belasting van de mantelzorgers loopt op naarmate de sociale afstand tot de hulpbehoevende kleiner is. Dat wil zeggen dat het verzorgen van een partner meer belastend is dan het verzorgen van een grootouder. De belasting blijkt vooral toe te nemen naarmate men vele uren over een langere periode hulp geeft, een partner of kind verzorgt of er alleen voor staat. Veertig procent kan de hulp niet met andere mantelzorgers delen. In Zuid-Holland Zuid zegt 13% van de mantelzorgers zich tamelijk zwaar of zwaar belast te voelen. Van de mensen die zich zwaar belast voelen, verleent bijna eenderde 21 of meer uur per week mantelzorg. De problemen die mensen ervaren bij het geven van mantelzorg zijn vooral de geestelijke zware belasting en het hebben van te weinig tijd voor zichzelf en het gezin. Momenteel ontvangt een minderheid ondersteuning bij de mantelzorg. 38% krijgt informatie, advies of emotionele steun, 17% heeft een oppas en 10% meldt dat de hulpbehoevende de dagopvang of activiteitencentrum bezoekt. Gelet op de etniciteit blijkt dat Turkse en Marokkaanse gezinnen geen thuiszorg vragen, geen thuiszorg aangeboden krijgen of de geboden thuiszorg niet aannemen. Een laag inkomen, hoge reiskosten, er alleen voor staan (ook zonder professionele thuiszorg) en behoefte hebben aan ondersteuning (maar hiervan geen gebruik maken), zijn factoren die mantelzorgers kwetsbaar maken.
Hoofdstuk 6
Leefstijl
Beschrijving van leefstijl geeft inzicht in leefgewoonten van de inwoner in de Regio Zuid-Holland Zuid. Bij leefgewoonten moet men denken aan lichamelijke activiteit, voeding, roken en drankgebruik. Het in verhouding niet goed toepassen van deze gewoonten kan leiden tot ongezond leven. Enkele voorbeelden zijn overgewicht, verhoogde kans op hartziekten, diabetes mellitus, osteoporose.
In Nederland wordt bewegen geoperationaliseerd door de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB). De beweegnorm betekent voor volwassenen minimaal een half uur per dag matig intensief bewegen op tenminste vijf dagen van de week. Ongeveer 50% van de Nederlanders van 18 tot 55 jaar en 25% van de jongeren (12-18 jaar) voldoet aan deze norm. Slechts 22% van de volwassenen voldoet aan de fitnorm. (3 maal per week gedurende 20 minuten intensief bewegen). Lichamelijke activiteit Ten opzichte van de totale bevolking is het percentage lichamelijk inactieven hoger onder de groep ouderen, lage SES en allochtonen. In de afgelopen tien jaar is het percentage inactieven alleen gedaald bij ouderen. De inwoners met een lage SES en allochtonen behoren tot de aandachtsgroep. Er is geen verschil tussen de hoge en lage SES wat betreft de beweegnorm, wel is er een verschil in de fitnorm. Van de hoge SES voldoet 25% hieraan, in de groep met de lage SES haalt slechts 16% deze norm. Allochtonen sporten minder vaak, vooral vrouwen. Een positief aspect is dat hoe langer men in Nederland woont, hoe vaker men sport. Voeding Voeding is een belangrijk onderdeel van onze levensstijl. Circa 10% van de sterfgevallen kan worden toegeschreven aan een ongezonde voedingssamenstelling. In 2005 waren in Nederland ongeveer 40.000 sterfgevallen door hart- en vaatziekten en 38.500 sterfgevallen aan kanker. De kans op hart- en vaatziekten neemt enerzijds toe door een voeding die rijk is aan verzadigde vetzuren en transvetzuren. Anderzijds neemt de kans op hart- en vaatziekten af door het consumeren van veel vis, groenten en fruit. De Nederlandse bevolking eet te veel verzadigde- en transvetzuren en te weinig vis, groente en fruit. Het zijn met name de jongeren en de bevolkingsgroep met een lagere sociaal economische status die te weinig groenten en fruit eten. Hierdoor zullen deze groepen in de toekomst een risicogroep gaan vormen met betrekking tot bovengenoemde ziekten. In de leeftijdsgroep van 19-30 jaar eet slechts 2% 150 gram groente per dag, 0% eet de aanbevolen 200 gram groente per dag en 7,2% eet 200 gram fruit per dag. Het rapport van de Gezondheidsraad laat geen misverstand over overgewicht bestaan. Overgewicht zal de komende jaren sterk in omvang toenemen met alle gevolgen van dien. In 2003 was gemiddeld 40% van de volwassenen te zwaar, 10% had extreem overgewicht en naar schatting 1 tot 1,5% leidde aan morbide obesitas. De gezondheidsrisico’s zijn zeer ernstig. Een van de eerste gevolgen van overgewicht is de verstoring van de normale insulinewerking. Dit kan diabetes mellitus type II tot gevolg hebben. Deze “ouderdomsdiabetes” komt op steeds jongere leeftijd voor, ook op kinderleeftijd. Naast de genoemde diabetes mellitus type II brengt obesitas ook andere ziekterisico’s met zich mee, zoals hoge bloeddruk, hartinfarct, dikke darmkanker en angina pectoris. Overgewicht en obesitas zijn niet gelijkmatig verdeeld over alle bevolkingsgroepen. Laagopgeleide mannen hebben drie keer zo vaak overgewicht dan hoogopgeleiden. In de regio GGD Zuid-Holland Zuid heeft ten minste één op de vijf respondenten met een lage SES extreem overgewicht. Dit is drie keer zo hoog dan onder hoog opgeleiden. In de regio Zuid-Holland Zuid hebben meer mensen overgewicht en obesitas dan in andere regio’s. In enkele gemeenten wordt meer overgewicht en/of obesitas aangetroffen dan het regiogemiddelde. De gemeente Zederik heeft het hoogste percentage mensen met overgewicht. De gemeente Zwijndrecht heeft het hoogste percentage mensen met obesitas. De resultaten van de gezondheidsenquête zijn in overeenstemming met de landelijke conclusies dat obesitas frequenter voorkomt bij de personen van niet-westerse afkomst. Zowel in deze gezondheidsenquête als in de gezondheidsenquête van 2000 worden, onder respondenten met overgewicht, percentueel veel meer diabetici aangetroffen dan onder respondenten met een normaal gewicht. Bijna driekwart van de mensen met overgewicht heeft ook diabetes.
Roken Dat roken een ongezonde verslaving is, hoeft nauwelijks nog te worden toegelicht. In 2003 is in Nederland het aantal aan de gevolgen van roken toegeschreven sterfgevallen geschat op meer dan 20.000. De belangrijkste ziekte waar iemand aan overlijdt als gevolg van roken is longkanker. Bijna 40% van de sterfgevallen door roken is hieraan te wijten.
Het totaal percentage rokers in de GGD regio is licht gedaald, van 26% in 2000 naar 25% in 2005. Deze daling komt geheel voor rekening van vrouwen. CBS cijfers bevestigen de daling in het percentage rokers (over de periode van 5 jaar). Vanaf 2001 tot en met 2005 is er een langzame maar gestage daling te constateren van 33,3% naar 29,5% rokers. Uit het onderzoek van Stivoro onder alle volwassenen in Nederland komt naar voren dat 28% rookt: 31% van de mannen en 25% van de vrouwen. De cijfers voor de regio Zuid-Holland Zuid liggen onder het landelijke gemiddelde. Mannen roken meer dan vrouwen, dit geldt voor alle leeftijden. Mannen in de leeftijdsgroep van 19-34 jaar roken het meest. Dit percentage is sinds 2000 licht gestegen. Alcohol Alcohol is na koffie en thee het meest gebruikte genotmiddel in de samenleving. Onderzoek heeft uitgewezen dat matig alcoholgebruik een lager risico geeft op coronaire hartziekten en op beroerte. Het gebruik van alcohol gaat echter niet altijd ‘met mate’. Het zijn vooral de negatieve aspecten van alcoholgebruik waardoor het ministerie van VWS deze leefstijlfactor tot speerpunt benoemd heeft. In Zuid-Holland Zuid drinkt 88% van de mannen en 74% van de vrouwen alcohol. Het percentage nietdrinkers is in de periode 2001-2004 in Zuid-Holland Zuid 22,4%, wat betekent dat er significant meer mensen wonen die geen alcohol drinken dan in andere GGD regio’s. Elf procent van de bevolking van Zuid-Holland Zuid gebruikt (zeer) excessief alcohol. Van de mannen is dat ruim één vijfde (21%) en van de vrouwen ruim 3%. De resultaten van de gezondheidsenquête laten zien dat het (veel) drinken vooral bij (jonge) mannen voorkomt. Dit betekent dat meer dan 20% van de mannen in de leeftijd tussen de 19 en 65 jaar (zeer) excessief alcohol gebruikt. In de leeftijd van 19 tot 34 jaar is dit percentage 27%. Oudere mannen drinken minder vaak (zeer) excessief, 4%. De zogenaamde ‘binge-drinkers’ maken deel uit van de groep zware drinkers. Van de jonge mannen in de leeftijd van 19 tot 34 jaar wordt 33% als zware drinker aangemerkt. Bij de vrouwen in dezelfde leeftijdscategorie is dat 11%. Nederlandse scholieren drinken vaker dan Europese leeftijdsgenoten. Een kwart van de Nederlands 15-16 jarige scholieren drinkt per maand 10 keer of vaker alcohol. In de regio Zuid-Holland Zuid heeft bijna 60% van de kinderen op vijftienjarige leeftijd wel eens alcohol gedronken. Allochtonen lijken minder vaak (overmatig) te drinken dan autochtonen. Het percentage drinkers onder Marokkaanse mannen is 17%, bij Turkse mannen 30%, terwijl uit hetzelfde onderzoek blijkt dat 84% van de Nederlandse mannen drinkt.
Hoofdstuk 7
Milieu
In Nederland is naar schatting 2 tot 5% van de totale ziektelast toe te schrijven aan het milieu. Vooral luchtverontreiniging (fijn stof, ozon), UV-straling, geluidsbelasting, een ongezond binnenmilieu (vocht, radon, tabaksrook) en microbiologische verontreiniging van voedsel dragen hieraan bij. Elf procent van de bevolking wordt geconfronteerd met ernstige slaapverstoring, 80.000 mensen hebben een te hoge bloeddruk en 4000 extra ziekenhuisopnames zijn het gevolg van geluidsoverlast. Wegverkeer, vliegverkeer en buren zijn de belangrijkste bronnen van geluid in de woonomgeving. Wegverkeer veroorzaakt de meeste hinder (29% ernstige hinder). Bromfietsen zijn van alle geluidsbronnen het meest hinderlijk als specifieke groep bij het wegverkeer(19%). Ook in de regio Zuid-Holland Zuid wordt de meeste geluidshinder ervaren door brommers en auto’s, vrachtauto’s en motoren. De mens is de voornaamste luchtvervuiler via bronnen als verkeer en industrie. De gezondheidseffecten hiervan kunnen acuut zijn (door smog) of chronisch. Bij een langdurige blootstelling aan te hoge luchtverontreiniging zijn de effecten (luchtwegklachten) vaak blijvend. De mate van luchtverontreiniging in Nederland wordt voor 60-80% bepaald door de uitstoot vanuit buitenlandse bronnen. Agrarische activiteit, wegverkeer en industrie veroorzaken geurhinder bij respectievelijk 11%, 7% en 10% van de bevolking. De mate van hinder wordt vooral bepaald door de kwaliteit en intensiteit van de geur.
De inwoners van de regio Zuid-Holland Zuid ervaren het meest stankoverlast van het verkeer, bijna 8% van de respondenten zegt hier vaak of altijd last van te hebben. In de gemeenten Sliedrecht en Zwijndrecht wordt meer stankoverlast van verkeer gemeld. Het binnenmilieu is de omgeving waarin mensen zich bevinden als ze binnen zijn. Dit is thuis, op kantoor, in winkels, op scholen etc. Mensen zijn gemiddeld 85% van hun tijd binnenshuis, waarvan 70% in hun eigen woning. De lucht in huis wordt onder andere verontreinigd door vocht, tabaksrook, verbrandingsproducten, allergenen (door onder andere huisdieren en ongedierte), vluchtige organische stoffen, radon en asbest. Verontreinigingen kunnen gezondheidsklachten veroorzaken als geurhinder, oogirritatie, hoofdpijn, verminderde concentratie, vermoeidheid en allergieën voor stof en huisstofmijt. Om het binnenmilieu te verbeteren is het belangrijk een goede hygiëne toe te passen, goed te ventileren en goed te luchten. Volgens VROM moet 24 uur per dag geventileerd worden voor een goed binnenmilieu. Binnen een half uur is namelijk de ‘verse’ lucht alweer op. Tussen de 30 en 40% van de respondenten in Zuid-Holland Zuid doet dit ook werkelijk. De slaapkamer wordt het meest continue geventileerd. De woonkamer het minst. Het schoolgebouw, het schoolplein en de directe schoolomgeving zijn van invloed op de veiligheid en de gezondheid van de leerlingen en op hun schoolprestaties. Vaak denkt men dat het binnenmilieu schoner is dan het buitenmilieu. Het tegendeel is echter waar. De lucht in een gebouw wordt verontreinigd door uitdamping van vluchtige stoffen, uitademinglucht en geurstoffen van aanwezigen in de lokalen. Ook stof en huisstofmijt, en bacteriën en virussen zijn enkele boosdoeners. Uit de resultaten in 2006 blijkt dat bij 80% van de onderzochte lokalen de gemiddelde CO2-waarde vier keer hoger ligt dan de minimale norm. Een gevolg hiervan is dat er gemiddeld 2000 leraren en 20.000 leerlingen ziek zijn als gevolg van dit slecht binnenmilieu. Onderzoek waaraan de GGD Zuid-Holland Zuid (2006) heeft meegedaan wijst uit dat de binnenlucht zeer slecht was. Grote verbetering van de binnenluchtkwaliteit, werd behaald door middel van een ventilatieadvies op maat in combinatie met een CO2-signaalmeter en een lespakket. (Het CO2-gehalte in de lucht is een goede indicator voor de kwaliteit van het binnenmilieu). De kwaliteit van de leefomgeving is, naast een goede gezondheid en goede sociale omstandigheden, één van de factoren die onze kwaliteit van leven bepaalt. Bij een onvoldoende kwaliteit van de leefomgeving is ook over het algemeen de gezondheid en het welbevinden van de bewoners minder. Dit is het geval in 15% van de woonwijken, waar 25% van de woningvoorraad staat. In de gezondheidsenquête is nagevraagd óf mensen overlast in hun woonomgeving ervaren en zo ja wat de drie belangrijkste vormen zijn. 32% van de respondenten in de regio heeft geen overlast. Hondenpoep is de belangrijkste veroorzaker van overlast (28%), gevolgd door geluidsoverlast (25%) en rommel op straat (18%). De inwoners van Zuid-Holland Zuid zijn net als de overige Nederlanders over het algemeen tevreden over hun buurt. Jongeren zich minder betrokken bij hun buurt dan ouderen. Jongeren in de leeftijd van 15 tot 24 jaar voelen zich het minst betrokken, mensen van 45-54 jaar het meest. Mannen voelen zich minder actief betrokken bij de buurt dan vrouwen. De kwaliteit van ons drinkwater en het zwemmen in open water spelen bij de gezondheid een belangrijke rol. Door de juiste zuivering is het drinkwater in Nederland veilig. In uitzonderlijke gevallen kunnen zuigelingen die flesvoeding krijgen een gezondheidsrisico lopen, bijvoorbeeld als zij water uit loden leidingen te drinken krijgen. In ongeveer 100.000 woningen in Nederland komen deze nog voor. Andere risico’s in drinkwater vormen micro-organismen (bijvoorbeeld legionella), nitraat, bestrijdingsmiddelen en chloor.
Hoofdstuk 8
jeugd
Jeugdgezondheidszorg is een belangrijk domein van de openbare gezondheidszorg. Het doel van de jeugdgezondheidszorg is het bevorderen, beschermen en bewaken van de lichamelijke en psychosociale ontwikkeling van alle jeugdigen, zowel op individueel als op groepsniveau.
De benadering is multidisciplinair. De jeugdgezondheidszorg beschikt over kennis en kunde op sociaal-medisch, verpleegkundig, (licht)pedagogisch en epidemiologisch gebied.
Naast de primaire doelgroepen kinderen en jeugdigen van 0 tot 19 jaar en hun ouders richt de JGZ zich op intermediairen zoals scholen, Bureau Jeugdzorg en gemeenten. Risicokinderen en risicogroepen krijgen extra aandacht. De jeugdgezondheidszorg volgt de ontwikkeling van alle kinderen. Ze heeft een groot bereik; ruim 95% van de baby’s wordt in hun eerste levensjaar minstens één keer op het consultatiebureau gezien. Ongeveer 80% van de peuters bezoekt jaarlijks het consultatiebureau. In de schoolperiode bereiken jeugdartsen en verpleegkundigen meer dan 95% van de kinderen tijdens de standaardonderzoeken. Psychosociale gesteldheid Volgens het landelijk onderzoek van het sociaal cultureel planbureau “gaat het goed” met de kinderen van 0-12 jaar. Circa 5% van de kinderen hebben serieuze problemen, met name psychosociale problemen. In de regio GGD Zuid-Holland Zuid wordt in klas 2 van het voortgezet onderwijs de KIVPA afgenomen. Via deze vragenlijst kan een indicatieve score verkregen worden over de mogelijke psychosociale problematiek van het kind. In het schooljaar 2004-2005 heeft van alle onderzochte leerlingen in het voortgezet onderwijs 21% een indicatieve score op de KIVPA, wat betekent dat het vermoeden bestaat dat bij één op de vijf leerlingen iets “niet-pluis” is. Leerlingen in het VMBO hebben meer psychosociale problemen dan leerlingen op HAVO/VWO. Kinderen uit gezinnen met een lage SES en kinderen van allochtone ouders hebben een verhoogd risico op psychosociale problemen. In het verstedelijkte gebied van de Drechtsteden worden meer psychosociale problemen gezien dan in de meer landelijke gemeenten. Bij meer dan twee keer zo veel meisjes (19%) dan jongens (9%) werd een vermoeden van psychosociale problemen geconstateerd. Overgewicht en obesitas De afdeling JGZ onderzoekt jaarlijks alle kinderen in de regio Zuid-Holland Zuid in de groepen 2, 4 en 7 van het basisonderwijs en klas 2 van het voortgezet onderwijs. Bij meisjes zijn de percentages overgewicht vanaf de leeftijd van 10 jaar constant hoger dan landelijk. Wat betreft obesitas worden zowel bij jongens als bij meisjes, weliswaar geringe, maar toch over alle jaren net hogere percentages aangetroffen. Méér dan een op de vijf kinderen in de regio Zuid-Holland Zuid is in het schooljaar 20042005 volgens de normen te zwaar. Mondhygiëne en tandzorg Sinds 1999 is een langzame daling te zien van het percentage personen in de leeftijdscategorie tot en met 19 jaar dat jaarlijks naar de tandarts gaat. In de leeftijdsgroepen 5-6 jarigen en 11-12 jarigen is geen verslechtering van de gebitstoestand (periode 2002-2005) gevonden. Maar er is ook geen verbetering aangetroffen in de gebitsgezondheid van 5-6 jarigen afkomstig uit de groep met een lage SES. Ongeveer de helft van deze kinderen heeft een “ernstig carieus melkgebit”. Het onlangs gehouden TNS-NIPO onderzoek (2005) rapporteert dat de gebitten van 25% van alle 16-jarigen tanderosie vertonen. Tanderosie is een vorm van gebitsslijtage veroorzaakt door sterke zuren in bijvoorbeeld voeding, fruit, vruchtensap en frisdrank. Uit het onderzoek TNS-NIPO 2005 blijkt dat slechts 4% van de ouders ervan op de hoogte is dat de aanwezigheid van zuren in snoep, frisdrank en fruit de belangrijkste veroorzaker is van tandbederf, terwijl 71% van de ouders veronderstelt dat erosie het gevolg is van te weinig tandenpoetsen. Met betrekking tot het tandenpoetsen is het grootste verschil te zien bij het poetsen in de ochtend in de groep kinderen met een lage SES achtergrond. In groep 7 poetst 90% het gebit vóór schooltijd, tegenover 62% van groep 2. In de categorie kinderen met een hoge SES wordt dit verschil veel geringer. Het poetsen vóór bedtijd wordt door vrijwel iedereen gedaan, dus zowel in groep 2 als in groep 7, maar wel meer in de categorie hoge SES ( 98% en hoger versus 90%). De overgrote meerderheid van de ouders geeft aan dat hun kind minimaal één keer per jaar naar de tandarts gaat. In groep 7 is dit iets meer (99%) dan in groep 2 (95%). Kinderen uit gezinnen met een hoge SES gaan percentueel jaarlijks vaker naar de tandarts dan kinderen met een lage SES. Kinderen van niet-westerse allochtone ouders gaan minder vaak naar de tandarts en poetsen minder het vaak het gebit dan autochtone kinderen.
Logopedie Vroegtijdige onderkenning van problemen in de ontwikkeling van spraak en taal is van belang om problemen in de communicatie, emotionele en sociale stoornissen en een achterstand in het leerproces te voorkomen. Kinderen in groep 2 van de basisschool komen in aanmerking voor een logopedische screening. Daarvan bleek 46% ‘niet-pluis’. Slechts 16% van deze kinderen werd daadwerkelijk doorverwezen voor logopedische behandeling. Het grootste deel van de ‘niet-pluis’ kinderen was gebaat bij een andere interventie zoals een advies voor de ouders of een paar oefeningen. Op achterstandscholen komen logopedische problemen vaker voor dan reguliere scholen. Rijksvaccinatieprogramma Alle kinderen in Nederland krijgen vaccinaties aangeboden om hen te beschermen tegen infectieziekten. Momenteel omvat het Rijksvaccinatieprogramma (RVP) vaccinaties die tegen tien infectieziekten beschermen. Op 1 april 2006 is de vaccinatie tegen pneumokokken toegevoegd. Als voldoende kinderen gevaccineerd zijn (de norm in Nederland is een vaccinatiegraad van minimaal 90%), worden de niet-gevaccineerde kinderen in het algemeen voldoende beschermd door groepsbescherming. In de regio Zuid-Holland Zuid bestaan gebieden met een relatief lage vaccinatiegraad(78-82%). Hier woont met name een groep mensen die om godsdienstige redenen hun kinderen niet laten inenten. In de komende jaren zal de GGD Zuid-Holland Zuid verder onderzoek doen naar de groep mensen die hun kinderen om godsdienstige redenen niet laten vaccineren.
Hoofdstuk 9
Bijzondere aandachtsgroepen
Dak- en thuislozen De GGD Zuid-Holland Zuid verzorgt spreekuren voor dak- en thuislozen in het Centrum van het Leger des Heils. Daar bieden een huisarts en een sociaal verpleegkundige laagdrempelige eerstelijnszorg op psychosociaal en medisch gebied. De verpleegkundige biedt in de eerste plaats zorg of hulp zoals EHBO, wondverzorging, hechtingen verwijderen, inenten tegen hepatitis B en bloeddrukmeting. De meest voorkomende problemen bij deze groep dak- en thuislozen zijn dermatologische problemen en sociale problemen. Hepatitis B Hepatitis B is een veel voorkomende ernstige infectieziekte. De GGD Zuid-Holland Zuid werkt aan een project mee en benadert sinds 2003 een aantal risicogroepen voor een gratis serie aan vaccinaties: • drugsgebruikers via de stichting Bouman GGZ en stichting de Hoop • mensen met homoseksuele contacten via homodisco’s en de SOA-poli • mensen met veel wisselende (hetero-) seksuele contacten via de SOA-poli • heteroseksuele gevangenen via samenwerking met de medische dienst van de penitentiaire inrichting de Dortse Poorten • prostituees via de SOA-poli en bij voorlichtingsbezoeken aan de verschillende seksinrichtingen in de regio. Dit project is in de regio zeer succesvol. Het blijft echter lastig de doelgroep te motiveren om de hele serie van 3 vaccinaties af te maken. Hepatitis A In Nederland bestaat een seizoensgebonden patroon van hepatitis A epidemieën, waarbij een stijging optreedt van de ziekte in de herfst met een piek in de periode oktober tot december. Deze cyclus vindt zijn oorsprong in een jaarlijkse introductie van het virus door allochtone kinderen die terugkeren van familiebezoek in de landen van herkomst, zoals Turkije en Marokko. Om deze jaarlijkse cyclus te doorbreken motiveert de GGD Zuid-Holland Zuid sinds 2001 Turkse en Marokkaanse ouders van kinderen van twee tot twaalf jaar om deze kinderen te vaccineren. Sindsdien is een duidelijke afname te zien van aantal meldingen van hepatitis A.
Woningvervuiling Woningvervuiling is een signaal en nooit een opzichzelfstaand probleem. De aanpak is gericht op het verhelderen van het onderliggend probleem en het in gang zetten van de hulpverlening. De cliënt wordt met hulp weer “op de rails gezet” en de vervuiling wordt aangepakt. Woningvervuiling zien we vooral bij mensen die (ernstig) lichamelijk of geestelijk beperkt zijn, zich schamen en geen hulp meer durven te vragen of geen hulp willen. Vaak is er een combinatie van problemen en factoren; van het één komt het ander. Voorbeelden zijn: eenzaamheid, schulden, psychiatrische problemen, (alcohol) verslaving, relatieproblemen, beperkte intelligentie of een discrepantie tussen draagkracht en draaglast. Huiselijk geweld Huiselijk geweld is een groot maatschappelijk probleem dat voorkomt in alle lagen van de bevolking. Dit geweld vindt meestal plaats achter de voordeur en is nog vaak een taboe. Dit belemmert de melding van het geweld en daardoor ook de hulpverlening. In Zuid-Holland Zuid heeft de hulpverlening vorm gekregen op basis van het Convenant Huiselijk Geweld. Het is een samenwerkingsverband tussen politie, Openbaar Ministerie en hulpverlening. De GGD Zuid-Holland Zuid coördineert de hulpverlening. In de gezondheidsenquête zijn vragen over huiselijk geweld gesteld. Van de respondenten geeft bijna 2% aan dat zij mishandeld worden. De meeste mensen geven aan slachtoffer te zijn van psychische of emotionele mishandeling. Het geweld is meestal gedurende een langere periode gaande, slechts 17% zegt dat zij éénmalig slachtoffer is geweest. Het totaal aantal geregistreerde incidenten van huiselijk geweld is in 2005 met 34% gestegen ten opzichte van 2004. In de regio Zuid-Holland Zuid waren in 2005 410 kinderen van 0 tot 18 jaar getuige van huiselijk geweld. De kinderen die in huiselijke kring geweld meegemaakt hebben, vormen een belangrijke doelgroep binnen het project. Zij kunnen in de toekomst potentiële slachtoffers en/of plegers worden. Schuldhulpverlening Het hebben van financiële schulden belemmert het functioneren van mensen. De onbalans tussen inkomsten en uitgaven kan psychosociale problemen, huisuitzettingen, afsluiting van energie en onevenredig hoge aflossingsverplichtingen veroorzaken. In 80 % van het totaal aantal cases dat de afdeling Vangnet en Advies van de GGD Zuid-Holland Zuid coördineert, spelen schulden een rol. Woonproblemen “Laatste kans op wonen” is een samenwerkingsverband tussen de woningcorporaties van Dordrecht en Zwijndrecht, de GGD Zuid-Holland Zuid en de hulpverlening. De huurders die meerdere problemen hebben en op één of andere manier woonoverlast veroorzaken, krijgen een laatste kans op huisvesting in een huurwoning van één van de betrokken woningbouwcorporaties. Dit onder voorwaarde dat de huurder hulpverlening accepteert. In 2005 zijn 87 dossiers in behandeling genomen. Meldpunt zorg en overlast Het Meldpunt Zorg en Overlast (ZO) is het regionaal meldpunt in het kader van Openbare Geestelijke Gezondheidszorg in de regio Zuid-Holland Zuid. De problemen die gemeld worden, betreffen huiselijk geweld en individuele personen of gezinnen die zichzelf verwaarlozen, overlast bezorgen (o.a. dak – en thuislozen), sociaal geïsoleerd zijn, de hulpvraag niet kunnen of willen stellen, meervoudige problematiek hebben op diverse leefgebieden en/of zorgwekkend zorgmijdend gedrag vertonen. Medisch advies Politie en Justitie Forensische geneeskunde staat voor gerechtelijke geneeskunde en omvat medisch advies en dienstverlening voor politie en justitie. Bij de GGD Zuid-Holland Zuid is hiervoor 24 uur per dag binnen één uur een arts beschikbaar voor de hele regio. Er is in de afgelopen vier jaar geen duidelijke trend aan te geven in aantal verrichtingen door de arts in lijkschouw, bloedproef, letselverklaringen en onderzoek zedenzaken. Er is wel een toename in aantal verrichtingen in de medische zorg voor arrestanten en overige personen die onder de hoede van politie/justitie vallen.