Gezondheidsmonitor Den Haag 2014
Gezondheidsmonitor Den Haag 2014
Uitgave van gemeente Den Haag Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn Productgroep Epidemiologie en Gezondheidsbevordering Afdeling Epidemiologie Den Haag, 14 januari 2014.
2
Inhoudsopgave
3
Inleiding
5
Haagse bevolking naar leeftijd en geslacht Haagse bevolking naar etnische achtergrond en leeftijd Sociaal-economische status 1.3.1 Opleiding 1.3.2 Inkomen 1.3.3 Werk en werkloosheid Wijken naar achterstandscore
Hoofdstuk 2 Levensverwachting en sterfte 2.1 2.2
Levensverwachting Sterfte 2.2.1 Sterfte naar sociaal-economische status 2.2.2 Sterfte naar etniciteit
Hoofdstuk 3 Lichamelijke gezondheid 3.1 Ervaren gezondheid 3.2 Zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen 3.3 Infectieziekten 3.3.1 Tuberculose 3.3.2 Hiv / Aids 3.3.3 Overige Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (Soa) 3.3.4 Bof 3.3.5 Mazelen 3.3.6 Kinkhoest 3.4 Lichamelijke beperkingen 3.5 Beperkingen in de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen 3.6 Beperkingen in de algemene dagelijkse levensverrichtingen 3.7 Valongelukken 3.7.1 Valongelukken bij ouderen 3.7.2 Overlijden ten gevolge van een val
Hoofdstuk 4 Geestelijke gezondheid 4.1 4.2
Risico op angst en depressie Suïcidaal gedrag 4.2.1 Suïcide 4.2.2 Parasuïcide
18 19 21 21 24
26 27 28 33 33 35 37 39 40 40 41 44 46 48 48 51
52 53 55 55 57
Gezondheidsmonitor 2014
1.1 1.2 1.3 1.4
6 7 9 11 12 13 15 16
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Hoofdstuk 1 De bevolking van Den Haag
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
3
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 5 Sociale gezondheid 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
Geluk Eenzaamheid Regie eigen leven Sociale uitsluiting Sociaal kwetsbaren achter de voordeur, in opvang en op straat Huiselijk geweld
Hoofdstuk 6 Leefstijl 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Lichamelijke activiteit 6.1.1 Bewegen 6.1.2 Sport Voeding Overgewicht Genotmiddelengebruik en verslaving 6.4.1 Roken 6.4.2 Alcoholgebruik 6.4.3 Cannabis 6.4.4 Harddrugs 6.4.5 Gokken Intentie gedragsverandering
Gezondheidsmonitor 2014
Hoofdstuk 7 Leefomgeving 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Beleving woning en woonomgeving 7.1.1 Tevredenheid met woning en woonomgeving 7.1.2 Tevredenheid met groen in de buurt 7.1.3 Beleving zomerse omstandigheden in woning en woonomgeving Luchtkwaliteit Geluidshinder Geur- en lichthinder 7.4.1 Geurhinder 7.4.2 Lichthinder Binnenmilieu 7.5.1 Binnenmilieu in woningen 7.5.2 Koolmonoxide
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Hoofdstuk 8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
4
8.1 8.2 8.3 8.4 8.5
Zorggebruik Zorgaanbod 8.2.1 Huisarts 8.2.2 Verloskundige Mantelzorg Psychiatrische zorgverlening Bevolkingsonderzoeken borstkanker en baarmoederhalskanker
60 61 63 65 66 68 71
74 75 75 76 78 81 84 84 85 89 91 91 92
96 97 97 97 99 100 100 103 103 103 104 104 104
106 107 111 111 112 113 115 117
Literatuur en andere bronnen
121
Afkortingen- en begrippenlijst
129
Colofon
131
Voor u ligt de vijfde Haagse Gezondheidsmonitor. De Haagse Gezondheidsmonitor verschijnt eens in de vier jaar en geeft een actuele stand van zaken van de gezondheid van de inwoners van Den Haag. U vindt in deze Gezondheidsmonitor informatie over tal van onderwerpen op het gebied van de gezondheid zoals de lichamelijke en psychosociale gezondheid van Hagenaars, leefstijl, zorggebruik en zorgaanbod. Nieuw bij deze Gezondheidsmonitor is dat de gezondheidsinformatie over jeugd gebundeld is in een aparte bijlage. Over de jeugd is informatie beschikbaar over tal van specifieke jeugdgezondheidsaspecten zoals vaccinatiegraad, perinatale sterfte, tienermoeders, contacten met de Jeugdgezondheidszorg en kindermishandeling. Informatie waarover in eerdere versies van de Haagse Gezondheidsmonitor, vanwege de beperkte ruimte, slechts beknopt werd gerapporteerd.
Inleiding
Inleiding
Net als in de voorgaande Haagse gezondheidsmonitoren vormt het thema ‘sociaal-economische gezondheidsverschillen’ een belangrijke rode draad. Het aanpakken en bestrijden van deze gezondheidsverschillen is een centraal thema in de Nota Volksgezondheid 2012-2014, ‘Gezond aan de slag!’, net zoals dat ook al was in eerdere Haagse nota’s Volksgezondheid. Ook in deze Gezondheidsmonitor komt zeer duidelijk naar voren dat groepen in een sociaal-economische zwakke positie op vele gezondheidsgebieden een achterstand hebben en dat gezondheidsachterstanden hardnekkig zijn en moeilijk terug te dringen. De Gezondheidsmonitor laat zien dat het beleid gericht op het terugdringen van deze achterstanden voortgezet dient te worden. Het laat ook zien welke aanknopingspunten er zijn voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid om gezondheidsachterstanden te verminderen.
Gezondheidsmonitor 2014
Net als in eerdere edities van de Gezondheidsmonitor is in de Gezondheidsmonitor Den Haag 2014 zo veel mogelijk de vergelijking getrokken met de andere grote steden en met de landelijke situatie. Vergelijking met Amsterdam, Rotterdam en Utrecht lukt sinds de vierde Gezondheidsmonitor 2010 veel beter dan in het verleden, omdat de vier grote steden in zowel 2008 als in 2012 tegelijkertijd een gezamenlijke gezondheidsenquête hebben gehouden. Door deze samenwerking zijn er uniforme, vergelijkbare gegevens beschikbaar over tal van gezondheidsonderwerpen en is ook vergelijking tussen 2012 en 2008 mogelijk. Omdat de gezondheidsenquête in 2012 landelijk door alle GGD’en is uitgevoerd, is ook de vergelijking met landelijke gegevens veel meer en veel beter mogelijk. In het kader van die landelijke gezondheidsenquête is nauw samengewerkt met GGD Zuid-Holland West om tot afstemming over aanvullende informatie te komen. Daardoor kunnen veel gezondheidsgegevens niet alleen op Haags niveau maar op termijn ook op het niveau van de nieuw te vormen GGD Haaglanden worden gepresenteerd.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Resultaten van gemeentelijk gezondheidsbeleid zijn veelal pas op langere termijn zichtbaar. Immers, ook als verbeteringen in gezondheidsgedrag zijn gerealiseerd zal het effect op de gezondheid meestal pas (veel) later meetbaar zijn. Het blijft daarom van groot belang de gezondheid van Hagenaars in de toekomst te blijven volgen.
5
Hoofdstuk 1
De bevolking van Den Haag Voor een deel wordt de gezondheid van de Haagse bevolking bepaald door demografische factoren. Zo heeft een ‘jonge’ stad logischerwijs een lager sterftecijfer dan een stad met relatief oude inwoners. Maar ook andere demografische factoren zijn van invloed op de gezondheid. Zo blijken personen met een laag opleidingsniveau andere gezondheidsproblemen te hebben dan personen met een hoger opleidingsniveau. Ook blijken personen van niet-Nederlandse afkomst soms specifieke gezondheidsproblemen te hebben. In het eerste hoofdstuk van deze Gezondheidsmonitor wordt de Haagse bevolking gepresenteerd aan de hand van kerngetallen die indirect van belang zijn voor de staat van de volksgezondheid in de gemeente Den Haag.
Volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) woonden er op 1 januari 2013 in Den Haag 506.366 personen: 250.053 mannen en 256.313 vrouwen. In 2009 telde Den Haag 482.510 inwoners, ten opzichte van 2009 zijn er 23.856 inwoners bijgekomen. Figuur 1.1 geeft de verdeling per geslacht naar leeftijdsklassen van vijf jaar weer.1
95+ 90-94
1 De bevolking van Den Haag
1.1 Haagse bevolking naar leeftijd en geslacht
85-89 80-84 75-79 70-74
Leeftijd (in jaren)
65-69 60-64 55-59 50-54 45-49 40-44 35-39 30-34 25-29
15-19 10-14 5-9 0-4 12
10
8
6
4
2
0
2
4
6
8
10
12
Gezondheidsmonitor 2014
20-24
%
Vrouwen
Figuur 1.1
Percentage inwoners naar leeftijd en geslacht: de staven geven de waarden weer
voor de Haagse bevolking, terwijl de stippellijnen de waarden voor de landelijke
bevolking weergeven. Den Haag en Nederland, 1 januari 2013.
Op jongere leeftijd (0-20-jarigen) telt de Haagse bevolking meer jongens dan meisjes en onder de 30-59jarigen meer mannen dan vrouwen. Onder de 20-29-jarigen en vanaf 60 jaar zijn er echter meer vrouwen dan mannen. Onder de 80-plussers in Den Haag bevinden zich ruim twee keer zoveel vrouwen als mannen.1 De Haagse bevolking kenmerkt zich als iets jonger dan de Nederlandse bevolking doordat het percentage 0-64-jarigen iets hoger ligt dan het landelijk gemiddelde (tabel 1.1). Voor alle vier grote steden geldt dat het percentage 20-64-jarigen hoger is dan het landelijk gemiddelde en het percentage 65-plussers lager dan het landelijk gemiddelde ligt.2
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Mannen
7
1 De bevolking van Den Haag
Tabel 1.1
Percentage 0-19-jarigen, 20-64-jarigen en 65-plussers in de bevolking. Den Haag, Amsterdam,
Rotterdam, Utrecht en Nederland, 1 januari 2013. Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Nederland
0-19 jaar
23,0
20,4
22,1
22,4
23,1
20-64 jaar
63,5
68,0
63,2
67,5
60,1
14,7
10,0
16,8
65+
11,6
13,5
Haagse 65-plussers wonen niet gelijkmatig verdeeld over de stad. De wijken met het hoogste percentage 65plussers zijn Westbroekpark/Duttendel (42%), Bohemen, Meer en Bos (35%), Van Stolkpark en Scheveningse Bosjes (34%) en Waldeck (31%). Figuur 1.2 geeft de verdeling van de wijken naar percentage 65-plussers weer.1
onvoldoende inwoners 01
< 15%
02
15% - 30% > 30%
07
03 06
04
09 08
25
05
10
24
23
11
13
Gezondheidsmonitor 2014
12
22
26 28
21 20
14
19
18
27
30
31 32
15
39
29
37
43 44
38
35 17
36
34
41 42
16 33
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
40
8
Figuur 1.2
Percentage 65-plussers in Haagse wijken. Den Haag, 1 januari 2013.
01. Oostduinen 02. Belgisch Park 03. Westbroekpark/Duttendel 04. Benoordenhout 05. Archipelbuurt 06. Van Stolkpark en Schev. Bos 07. Scheveningen 08. Duindorp 09. Geuzen- en Statenkwartier 10. Zorgvliet 11. Duinoord 12. Bomen- en Bloemenbuurt 13. Vogelwijk 14. Bohemen, Meer en Bos 15. Kijkduin en Ockenburgh
16. Kraayenstein 17. Loosduinen 18. Waldeck 19. Vruchtenbuurt 20. Valkenboskwartier 21. Regentessekwartier 22. Zeeheldenkwartier 23. Willemspark 24. Haagse Bos 25. Mariahoeve en Marlot 26. Bezuidenhout 27. Stationsbuurt 28. Centrum 29. Schildersbuurt 30. Transvaalkwartier
31. Rustenburg en Oostbroek 32. Leyenburg 33. Bouwlust/Vrederust 34. Morgenstond 35. Zuiderpark 36. Moerwijk 37. Groente- en Fruitmarkt 38. Laakkwartier en Spoorwijk 39. Binckhorst 40. Wateringse Veld 41. Hoornwijck 42. Ypenburg 43. Forepark 44. Leidschenveen
1.2 Haagse bevolking naar etnische achtergrond en leeftijd Op 1 januari 2013 had 50% van de Haagse bevolking een niet-Nederlandse afkomst. Dit percentage ligt iets hoger dan vier jaar geleden. Van de groep ‘klassieke’ migranten (personen uit Suriname, de Antillen, Turkije en Marokko) vormen personen van Surinaamse afkomst de grootste groep, gevolgd door personen van Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse afkomst. Ongeveer driekwart van de Surinaamse bevolking in Den Haag is Hindostaans.4 Tabel 1.2 presenteert het aantal Hagenaars naar etnische achtergrond en leeftijd.1
Autochtoon
Surinaams
Antilliaans
Turks
Marokkaans
Overig westers allochtoon
Overig nietwesters allochtoon
Totaal
0-4
14.402
2.021
932
3.329
3.024
4.876
4.280
32.864
5-9
12.389
2.299
780
3.291
3.005
3.708
3.678
29.150
10-14
11.432
2.945
726
3.402
2.631
3.019
3.298
27.453
15-19
10.967
3.039
1.006
3.279
2.429
3.047
3.156
26.923
20-24
13.300
3.755
1.729
3.426
2.429
5.867
4.095
34.601
25-29
16.475
4.029
1.533
3.709
2.577
7.559
5.380
41.262
30-34
16.738
3.533
1.070
3.990
2.724
7.798
5.293
41.146
35-39
16.569
3.481
823
3.433
2.272
7.166
4.288
38.032
40-44
19.542
4.452
821
2.967
2.037
6.989
3.978
40.786
45-49
18.812
4.259
696
2.566
1.618
5.939
3.563
37.453
50-54
17.880
3.936
649
1.838
1.193
4.851
2.884
33.231
55-59
17.129
3.142
538
1.099
870
4.119
1.984
28.881
60-64
16.805
2.315
387
747
702
3.914
1.292
26.162
65-69
15.608
1.585
247
484
535
2.914
688
22.061
70-74
10.491
982
157
430
452
2.485
382
15.379
75-79
8.403
566
76
191
196
1.799
241
11.472
80-84
7.205
318
29
62
51
1.375
125
9.165
85-89
5.286
150
12
11
11
901
59
6.430
90-94
2.616
35
6
2
1
398
20
3.078
Leeftijd
95+ Totaal
% van het totaal
707
13
1
1
0
111
4
837
252.756
46.855
12.218
38.257
28.757
78.835
48.688
506.366
49,9
9,3
2,4
7,6
5,7
15,6
9,6
100
Gezondheidsmonitor 2014
Aantal Hagenaars naar etnische achtergrond en leeftijd, 1 januari 2013.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Tabel 1.2
1 De bevolking van Den Haag
Volgens de Haagse bevolkingsprognose 2013-2020 zal de bevolkingsomvang van Den Haag toenemen naar ruim 519.000 inwoners in 2020. Het percentage 0-19-jarigen blijft gelijk en het percentage 20-64-jarigen neemt licht af naar 62%. Het percentage 65-plussers neemt licht toe naar 15%.3
9
Een groep die de laatste jaren in Den Haag snel in omvang toeneemt, is de groep arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa, de zogenoemde MOE-landers. Sinds de toetreding van nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen) tot de Europese Unie is er landelijk en in Den Haag sprake van een flinke groei van migranten uit deze nieuwe EU-landena.5 Met de meerderheid van de MOE-landers gaat het goed: ze nemen deel aan het arbeidsproces en integreren geleidelijk. Er zijn echter ook knelpunten: de arbeids- en woonomstandigheden zijn niet altijd optimaal en door taalproblemen en onbekendheid met de Nederlandse wet- en regelgeving zijn zij bovendien extra kwetsbaar voor uitbuiting. Ook is een deel dakloos en/of verslaafd.6
De helft van de Haagse bevolking is van nietNederlandse afkomst.
a In 2004 zijn Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Slovenië en Hongarije tot de EU toegetreden en in 2007 kwamen daar Roemenië en Bulgarije bij.
10
1 De bevolking van Den Haag
Het daadwerkelijke aantal migranten uit Midden- en Oost-Europa dat in Nederland en dat in Den Haag woont, is niet bekend omdat niet alle arbeidsmigranten formeel staan ingeschrevenb. Op 1 januari 2013 stonden er in Nederland 126.643 Midden- en Oost-Europeanen ingeschreven bij de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA).7 In Den Haag zijn dat er volgens het GBA 15.745.1 Dit is een toename van 10% ten opzichte van 2012 en een verdrievoudiging ten opzichte van 2008. Volgens schattingen laat ongeveer de helft van de Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten zich registreren wat zou betekenen dat het werkelijke aantal MOE-landers in Den Haag rond de 30.000 ligt.8-9 Daarmee is het een groep die ongeveer even groot is als de Marokkaanse bevolkingsgroep in Den Haag. In 2013 is ruim de helft (60%) van de in het GBA ingeschreven MOE-landers tussen de 20 en de 39 jaar oud, 21% is jonger dan 20 jaar en 19% is ouder dan 40 jaar. Relatief gezien zijn de 0-19-jarigen de sterkst groeiende leeftijdscategorie in Den Haag. De wijken waar de meeste MOE-landers wonen zijn Laakkwartier en Spoorwijk, Rustenburg en Oostbroek, Transvaalkwartier, Valkenboskwartier en de Schildersbuurt. Zowel landelijk als in Den Haag komen de grootste groepen MOE-landers uit Polen en Bulgarije.1,7,8 Bevolkingsprognose
Volgens de bevolkingsprognose 2012-2020 zal in Den Haag het percentage autochtone Hagenaars dalen tot 44% in 2020. In 2020 zullen de overige westerse allochtonen (12%) na de autochtone Hagenaars de grootste groep in Den Haag vormen (figuur 1.3). Zij worden gevolgd door Hagenaars uit overig niet-westerse landen (12%), Surinaamse Hagenaars (9%) en Turkse Hagenaars (8%). Volgens de prognose verdubbelt het aantal Hagenaars afkomstig uit de MOE-landen bijna; een groei van 95% ten opzichte van 2012. Ook het aantal Hagenaars uit overig niet-westerse landen laat een sterke groei zien (een groei van 28% ten opzichte van 2012).3 14 Gezondheidsmonitor 2014
12 10 % 8 6 4 2 0 2013
2014
2015
2016
2017
Turks
MOE-landers
Marokkaans
Overig westers allochtoon
Surinaams
Overig niet-westers allochtoon
Antilliaans
2018
2019
2020
Figuur 1.3
Prognose van het percentage niet-Nederlandse Hagenaars naar etniciteit voor
2012-2020. Den Haag 2012-2020.
1.3 Sociaal-economische status De sociaal-economische status staat voor de positie van mensen in de rangordening in sociaal aanzien. Sociaal-economische status hangt samen met gezondheid. Omdat sociaal-economische status niet op een directe manier gemeten kan worden, wordt een aantal indicatoren zoals opleiding, werk en inkomen hiervoor gebruikt.10 Achtereenvolgens zullen deze onderwerpen worden beschreven voor de Haagse bevolking en de G4. Daar waar mogelijk worden ook landelijke cijfers beschreven. b Een registratie in het GBA is alleen noodzakelijk bij een verblijf langer dan vier maanden gemeten over een periode van zes maanden.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
2012
11
1 De bevolking van Den Haag
1.3.1 Opleiding
Uit de Gezondheidsenquête 2012 blijkt dat 36% van de Haagse bevolking van 19 jaar en ouder een hoog opleidingsniveau heeft en 12% een laag opleidingsniveau (box 1.1). In Den Haag wonen in vergelijking met Amsterdam en Utrecht minder hoog opgeleiden en iets meer laag opgeleiden (figuur 1.4). In vergelijking met Rotterdam heeft Den Haag meer hoog opgeleiden.11 Net zoals landelijk is ook in Den Haag het opleidingsniveau verbeterd. Ten opzichte van 2008 zijn er in 2012 in Den Haag minder inwoners met een laag opleidingsniveau (15% in 2008 versus 12% in 2012). Het aantal inwoners met een gemiddeld opleidingsniveau is ongeveer gelijk gebleven (54% in 2008 versus 52% in 2012) en het aantal inwoners met een hoog opleidingsniveau is toegenomen (32% in 2008 versus 36% in 2012).11-12
Laag opgeleid:
Geen opleiding, Basisonderwijs, Lager Onderwijs (LO)
Gemiddeld opgeleid 1:
MAVO, Lager Beroepsonderwijs (LBO)
Gemiddeld opgeleid 2:
HAVO, VWO, Middelbaar Beroepsonderwijs (MBO)
Hoog opgeleid:
Hoger Beroepsonderwijs (HBO), Universitair Onderwijs (WO)
Box 1.1
Omschrijvingen van een laag, gemiddeld en hoog opleidingsniveau.
100 90 Gezondheidsmonitor 2014
80 70 60 %
50 40 30 20 10 0 Den Haag
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Hoog
12
Amsterdam Gemiddeld 2
Rotterdam Gemiddeld 1
Utrecht Laag
Figuur 1.4
Percentage laag, gemiddeld en hoog opgeleide inwoners van 19 jaar en ouder
in de vier grote steden. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 2012.
Het opleidingsniveau van mannen en vrouwen in Den Haag in 2012 is vrijwel gelijk. Tussen de verschillende leeftijdsklassen is wel een verschil in opleiding te zien. Vergeleken met oudere inwoners van Den Haag hebben meer jongere stadsgenoten een hoger opleidingsniveau (figuur 1.5).11
100 90 80 1 De bevolking van Den Haag
70 60 %
50 40 30 20 10 0 19-34 Hoog
35-64 Gemiddeld 2
Gemiddeld 1
65+ Laag
Figuur 1.5
Percentage laag, gemiddeld en hoog opgeleide Haagse inwoners van 19 jaar en
ouder naar leeftijdscategorie. Den Haag 2012.
In de Haagse wijken met achterstand is in vergelijking met de wijken zonder achterstand het percentage laag opgeleiden hoger (22% versus 7%) en het percentage hoog opgeleiden lager (23% versus 43%). Het opleidingsniveau van autochtone Hagenaars is gemiddeld hoger dan dat van niet-westerse allochtonen, maar niet hoger dan dat van westerse allochtonen. Van de autochtonen is 42% hoog opgeleid en 7% laag opgeleid. Bij de niet-westerse allochtonen is 20% hoog opgeleid en 24% laag opgeleid en bij de westerse allochtonen is 47% hoog opgeleid en 6% laag opgeleid.11
Het gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen per huishoudenc in Den Haag was in 2010 23.200 euro. Het besteedbaar inkomen per huishouden ligt in Den Haag lager dan het landelijk gemiddelde (24.300 euro) en lager dan in Utrecht en Amsterdam, maar hoger dan in Rotterdam. In 2010 had 49% van de huishoudens in Den Haag een laag inkomen, 34% een midden inkomen en 17% een hoog inkomend (tabel 1.3).1,13
Tabel 1.3
Gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen per huishouden en percentage particuliere
huishoudens met laag, midden en hoog besteedbaar huishoudinkomen. Den Haag, Amsterdam,
Rotterdam, Utrecht en Nederland, 2010. Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Nederland
23.200
23.500
21.700
24.700
24.300
Laag (<25.100 euro)
49%
52%
53%
43%
40%
Midden (25.100- 47.000 euro)
34%
32%
34%
36%
40%
Hoog (>47.000 euro)
17%
16%
13%
21%
20%
Gezondheidsmonitor 2014
1.3.2 Inkomen
Gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen
Inkomensverdeling
Er bestaan in Den Haag forse inkomensverschillen tussen de wijken. Het hoogste gemiddelde gestandaardiseerde inkomen per huishouden werd in 2010 verdiend door de inwoners van Westbroekpark/Duttendel (47.300 euro)e. Andere wijken waar bewoners gemiddeld een hoog inkomen per huishouden hebben zijn Van Stolkpark en Scheveningse Bosjes en Benoordenhout. Het laagste gemiddelde gestandaardiseerde inkomen per huishouden werd verdiend door de inwoners van Transvaalkwartier (15.900 euro). Andere wijken waar inwoners gemiddeld een laag inkomen per huishouden hebben zijn Schildersbuurt en Moerwijk.1 c
Het gemiddeld gestandaardiseerd besteedbaar inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. d De inkomensverdeling wordt gemaakt met de landelijke inkomensverdeling als uitgangspunt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een indeling naar lage, midden- en hoge inkomens. Landelijk is dit per definitie 40%, 40% en 20%. e Hierbij zijn alleen wijken met meer dan 500 inwoners meegenomen.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
in euro’s
13
1 De bevolking van Den Haag
Volgens de Gezondheidsenquête 2012 heeft 33% van de Haagse bevolking in het afgelopen jaar moeite gehad met rondkomen met het huishoudinkomen. Landelijk geeft 23% van de bevolking aan moeite te hebben met rondkomen. Het percentage inwoners in Den Haag dat moeite heeft met rondkomen is hoger dan landelijk maar vergelijkbaar met de andere drie grote steden (percentages tussen de 29% en de 34%). Relatief veel lager opgeleide Hagenaars, 25-44jarigen, niet-werkenden, bewoners van Haagse wijken met achterstand en gescheiden Hagenaars geven aan moeite te hebben met rondkomen, evenals Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en overig niet-westerse allochtone Hagenaars (tabel 1.4). Relatief weinig ouderen hebben moeite met rondkomen, 22% van de 65-plussers heeft moeite met rondkomen en dit neemt af naarmate de leeftijd toeneemt.11
Gezondheidsmonitor 2014
rond te komen met het huishoudinkomen.
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat in het afgelopen jaar moeite
heeft gehad om rond te komen met het huishoudinkomen naar geslacht, leeftijd,
etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012.
2012
Wijk 33
Wijk met achterstand
45
Wijk zonder achterstand
27
Geslacht Man
33
Opleiding
Vrouw
33
Geen, LO
55
MAVO, LBO
38
HAVO, VWO, MBO
32
HBO, WO
23
Leeftijd 19-24 jaar
29
25-34 jaar
38
35-44 jaar
40
Werksituatie
45-54 jaar
32
Werkenden*
27
55-64 jaar
34
Niet-werkenden
43
65-74 jaar
24
75-84 jaar
21
Burgerlijke staat
85+
10
Gehuwd, samenwonend
30
Ongehuwd
35
Gescheiden
43
Weduwe, weduwnaar
32
Etniciteit
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
bevolking heeft moeite om
Tabel 1.4
Totaal
14
Een derde van de Haagse
Autochtoon
23
Surinaams
49
Turks
67
Marokkaans
59
Overig westers
30
Overig niet-westers
43
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
100 90 80 70 60 %
1 De bevolking van Den Haag
In de Gezondheidsenquête is ook gevraagd of men in staat was om een onverwachte noodzakelijke uitgave van 1.000 euro te doen zonder daarvoor schulden te maken of een lening aan te gaan. Van de Haagse bevolking gaf 37% aan dit meestal niet of nooit te kunnen. Dit percentage komt overeen met de percentages uit Rotterdam (39%) en Amsterdam (34%). In Utrecht (29%) ligt dit percentage lager (figuur 1.6).11
50 40 30 20 10 0
Meestal/altijd
Amsterdam Soms
Rotterdam
Utrecht
Nooit/meestal niet
Figuur 1.6
Percentage inwoners van 19 jaar en ouder dat in staat is om een onverwachte noodzakelijke
uitgave van 1.000 euro te doen zonder daarvoor schulden te maken of een lening aan te gaan.
Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 2012.
Volgens de Gezondheidsenquête heeft 9% van de Haagse inwoners meestal niet voldoende geld om het huis te verwarmen, 28% om een lidmaatschap bij sportclub of vereniging te betalen en 13% om bij vrienden of familie op visite te gaan. De percentages in Utrecht zijn op alle drie de aandachtsvelden gunstiger dan in Den Haag. In Amsterdam is alleen het percentage inwoners dat onvoldoende geld heeft om het huis te verwarmen lager dan in Den Haag. Op de andere twee punten zijn de percentages vergelijkbaar met Den Haag. De percentages in Rotterdam komen overeen met de percentages die in Den Haag gevonden worden.11
Gezondheidsmonitor 2014
Den Haag
1.3.3 Werk en werkloosheid
Het deel van de bevolking dat geen werk heeft of minder dan twaalf uur per week werkt, maar wel actief op zoek is naar betaald werk voor twaalf uur per week of meer wordt tot de werkloze beroepsbevolking gerekend. In de afgelopen jaren is in Nederland een stijging van het percentage werklozenonder de beroepsbevolking zichtbaar. Deze stijging hangt samen met de verslechterde economische situatie in Nederland. Landelijk was in 2009 4,8% van de beroepsbevolking werkloos, in 2012 was dit 6,4%. Ook in Den Haag en de andere grote steden stijgt de laatste jaren het percentage werklozen. Zo was in 2009 5,5% van de Haagse 15-65-jarigen werkloos en in 2012 is dit verdubbeld naar 10,9%. Sinds 2010 ligt het percentage werklozen in de beroepsbevolking in Den Haag hoger dan in Amsterdam en Utrecht, maar lager dan in Rotterdam (figuur 1.7).14
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In 2012 had 67% van de beroepsbevolking (15-65-jarigen) in Nederland een betaalde baan van twaalf uur per week of meer. In Den Haag was dit 63%, vergelijkbaar met het percentage in Rotterdam (62%). In Amsterdam (68%) en Utrecht (69%) heeft een hoger percentage van de beroepsbevolking een betaalde baan.14-15
15
14 12
1 De bevolking van Den Haag
10 %
8 6 4 2 0 2009 Den Haag
2010 Utrecht
2011 Amsterdam
2012 Nederland
Rotterdam
Figuur 1.7
Percentage werklozen in de beroepsbevolking. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht
en Nederland, 2009-2012.
Gezondheidsmonitor 2014
1.4 Wijken naar achterstandscore Sinds 1995 kent Den Haag een indeling van wijken op basis van achterstandscores. De achterstandscore wordt bepaald door: het percentage etnisch-culturele groepen, het gemiddelde inkomen, het percentage langdurig werklozen, de gemiddelde WOZ-waarde van huizen en het aandeel verhuizingen in drie jaar. Deze laatste indicator is een maat voor sociale stabiliteit; in wijken met veel nieuwe bewoners is meer werk te doen voor bewonersorganisaties om de sociale samenhang te bevorderen dan in een wijk waar niemand verhuist. Wijken met de laagste achterstandscores kennen de minste achterstand en wijken met de hoogste scores de meeste achterstand (figuur 1.8). Aan de wijken met minder dan 500 inwoners worden geen achterstandscores toegekend. Aan de hand van de achterstandscores zijn de wijken in vijf groepen verdeeld, lopend van ‘1’, wijken met de meeste achterstand tot ‘5’, wijken met de minste achterstand. In 2012 zijn ten opzichte van 2008 enkele veranderingen te zien. De wijken Waldeck en Wateringse Veld gaan van klasse 3 naar 4 en de wijk Rustenburg en Oostbroek gaat van klasse 2 naar klasse 3. Deze verschuivingen naar een hogere klasse houden in dat er in deze wijken minder achterstand is dan in 2008. In de Schildersbuurt is een verschuiving te zien van klasse 2 naar klasse 1, wat inhoudt dat er in deze wijk meer achterstand is.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In 2012 zijn de wijken met de hoogste achterstandscores de wijken Transvaalkwartier (+17,4), Schildersbuurt (+16,0) en Moerwijk (+14,2). De wijken met de minste achterstand zijn Vogelwijk (-25,0), Westbroek/Duttendel (-23,6) en Kijkduin/Ockenburgh (-19,7) (figuur 1.8).
16
Ten opzichte van 2008 zijn de achterstandscores voor de wijken Kraayenstein, Ypenburg en Morgenstond het meest gedaald en is er minder achterstand. De achterstandscores zijn het meest toegenomen (meer achterstand) in de wijken Mariahoeve en Marlot, Kijkduin en Ockenburgh en Schildersbuurt. De wijken kunnen gegroepeerd worden in acht stadsdelen. In drie stadsdelen is er op stadsdeelniveau sprake van achterstand, in de andere vijf niet. De stadsdelen met achterstand zijn Laak, Centrum en Escamp.1
onvoldoende inwoners
5 tot 15
02
-5 tot 5
07
03
-15 tot -5
06
08
< -15
04
09
25
05
10
24
23
11
13 12
22
26 28
21 20
14
19
18
27
39
29
30
31 32
15
1 De bevolking van Den Haag
> 15
01
37
43 44
38
35 17
36
34
41 42
16 33
Haagse wijken naar achterstandscore. Den Haag 2012 (voor wijknummers: zie figuur 1.2).
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Figuur 1.8
Gezondheidsmonitor 2014
40
17
Hoofdstuk 2
Levensverwachting en sterfte Levensverwachting en sterfte zijn belangrijke indicatoren voor de volksgezondheid. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op deze onderwerpen. Allereerst worden cijfers gepresenteerd over de levensverwachting in Den Haag. Vervolgens wordt de sterfte in Den Haag gepresenteerd met daarbij vooral aandacht voor de invloed van sociaal-economische status op sterfte en verschillen in sterfte tussen etnische groepen.
18
De levensverwachting kan op verschillende manieren berekend worden. Een veelgebruikte maat is de levensverwachting bij de geboorte, deze geeft het aantal verwachte levensjaren bij de geboorte weer. Een andere maat is de levensverwachting bij 65 jaar: deze geeft het aantal verwachte levensjaren op 65-jarige leeftijd. Een maat voor levensverwachting waarbij de kwaliteit van leven wordt meegenomen is de levensverwachting in goede ervaren gezondheid. Dit is het gemiddeld aantal levensjaren dat mensen mogen verwachten in goede ervaren gezondheid door te brengen bij geboorte of op 65-jarige leeftijd. Levensverwachting bij geboorte
2 Levensverwachting en sterfte
2.1 Levensverwachting
Er is een verschil in levensverwachting tussen inwoners van achterstandswijken en niet-achterstandswijken. Voor mannen is de levensverwachting in de achterstandswijken 76,8 jaar tegenover 78,8 jaar in de nietachterstandswijken (figuur 2.1). Ten opzichte van de periode 2005-2008 is er sprake van een lichte toename in levensverwachting bij mannen in zowel de achterstandswijken als niet-achterstandswijken (in 2005-2008 75,4 versus 78,1). In de achterstandswijken is de levensverwachting voor vrouwen 81,4 jaar tegenover 82,5 jaar in de niet-achterstandswijken. Voor vrouwen is er niet veel veranderd ten opzichte van 2005-2008: in de achterstandswijken is het een half jaar toegenomen (was 80,9) en in de niet-achterstandswijken is het gelijk gebleven.1-4 Levensverwachting bij 65 jaar
Gezondheidsmonitor 2014
In Nederland en ook in Den Haag leven vrouwen langer dan mannen. Het verschil in levensverwachting tussen mannen en vrouwen wordt echter steeds kleiner. Dit wordt vooral toegeschreven aan het kleiner worden van het verschil in rookgedrag tussen mannen en vrouwen. Hierdoor zijn ook de verschillen in sterfte aan roken-gerelateerde ziekten zoals longkanker en hart- en vaatziekten bij mannen en vrouwen afgenomen. In de periode 2009-2012 was de gemiddelde levensverwachting van Haagse mannen 78,1 jaar, die van Haagse vrouwen 82,2 jaar (tabel 2.1). In Nederland was de gemiddelde levensverwachting in 2012 hoger dan in Den Haag: voor mannen was deze 79,1 jaar en voor vrouwen 82,8 jaar. De levensverwachting van Haagse mannen en vrouwen is toegenomen ten opzichte van de periode 2005-2008: voor mannen was deze toen 76,9 jaar en voor vrouwen 81,8 jaar. Landelijk is de levensverwachting in de afgelopen jaren ook toegenomen, bij zowel mannen als vrouwen.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
De levensverwachting bij 65 jaar is in Den Haag eveneens lager dan landelijk. Deze was in de periode 2009-2012 17,4 jaar bij de Haagse mannen en 20,4 jaar bij de Haagse vrouwen. Landelijk was deze in 2012 18,3 jaar voor mannen en 21,2 jaar voor vrouwen (tabel 2.1). Ten opzichte van 2005-2008 is de levensverwachting bij 65 jaar toegenomen met bijna een jaar bij de Haagse mannen (was 16,6); bij de Haagse vrouwen is deze nauwelijks veranderd (was 20,3). De levensverwachting bij 65 jaar is bij mannen in achterstandswijken lager dan bij mannen in niet-achterstandswijken (15,7 versus 17,1). Bij vrouwen is het verschil kleiner: in de achterstandswijken is de levensverwachting bij 65 jaar voor vrouwen 19,9 jaar, in de niet-achterstandswijken 20,5.1-4
19
Gezondheidsmonitor 2014
2 Levensverwachting en sterfte
Levensverwachting in goede ervaren gezondheid
In Den Haag is de levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij geboorte voor mannen 63,5 jaar, voor vrouwen 62,3 jaar (tabel 2.1). Op 65-jarige leeftijd is de levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij mannen 11,4 jaar, bij vrouwen 11,9 jaar. Dit is vergelijkbaar met landelijke cijfers. De levensverwachting in goede ervaren gezondheid is landelijk voor mannen bij geboorte 63,7 jaar, voor vrouwen 63,3 jaar. Op 65jarige leeftijd leven mannen nog 10,9 jaar in goede ervaren gezondheid, vrouwen nog 11,3 jaar. Vrouwen leven langer, maar hebben bijna even veel jaren in goede ervaren gezondheid als mannen en leven dus langer in minder goede ervaren gezondheid. Ook bij levensverwachting in goede ervaren gezondheid is er een verschil tussen wijken met en zonder achterstand; deze is veel groter dan bij levensverwachting in het algemeen. Onder bewoners van Haagse achterstandswijken is de levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij geboorte bij mannen 58,9 jaar, bij vrouwen 56,4 jaar (figuur 2.1). Bij bewoners van de niet-achterstandswijken is dat bij mannen 70,5 jaar en bij vrouwen 70,2 jaar. Een verschil van 11,6 jaar bij mannen en 13,8 jaar bij vrouwen. Het verschil tussen inwoners van wijken met en Inwoners van wijken met achterstand zonder achterstand is groter geworden ten opzichte van 2005-2008; in deze periode was het verschil leven minder lang in goede ervaren bij mannen 7,7 jaar en bij vrouwen 9,2 jaar. In de achterstandswijken is de levensverwachting in gezondheid dan inwoners van wijken goede ervaren gezondheid gedaald ten opzichte van 2005-2008: deze was in de achterstandswijken voor zonder achterstand. In de wijken met mannen 60,4 jaar en voor vrouwen 60,5 jaar. In de niet-achterstandswijken is er bij mannen sprake van achterstand is de levensverwachting een stijging ten opzichte van 2005-2008 (was 68,1); bij vrouwen is het ongeveer gelijk gebleven (was 69,7).
in goede ervaren gezondheid zelfs
Bij 65-jarigen is de levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij mannen in achterstandswijken 10,1 jaar en bij vrouwen 10,4 jaar. Mannen in niet-achterstandswijken hebben nog 13,5 jaar in goede ervaren gezondheid vanaf hun vijfenzestigste, vrouwen nog 14 jaar. Een verschil van respectievelijk 3,4 en 3,6 jaar (figuur 2.2).1-4
gedaald.
Tabel 2.1
Levensverwachting bij geboorte, bij 65 jaar en in goede ervaren gezondheid bij geboorte en bij
65 jaar naar geslacht. Den Haag 2009-2012 en Nederland 2011, 2012.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Man
20
Vrouw
Den Haag
Nederland
Den Haag
Nederland
Levensverwachting bij geboorte*
78,1
79,1
82,2
82,8
Levensverwachting bij 65 jaar*
17,4
18,3
20,4
21,2
Levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij geboorte**
63,5
63,7
62,3
63,3
Levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij 65 jaar**
11,4
10,9
11,9
11,3
* Den Haag 2009-2012, Nederland 2012. ** Den Haag 2009-2012, Nederland 2011.
90 80
Aantal jaren
60 50 40 30 20 10 0
Wijken met achterstand
Wijken zonder achterstand
Wijken met achterstand
Mannen Levensverwachting bij geboorte
Wijken zonder achterstand
2 Levensverwachting en sterfte
70
Vrouwen Levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij geboorte
Figuur 2.1
Levensverwachting bij geboorte en levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij
geboorte naar geslacht en wijk. Den Haag 2009-2012.
22 20 18
12 10 8 6 4 2 0 Wijken met achterstand
Wijken zonder achterstand
Mannen Levensverwachting bij 65 jaar
Wijken met achterstand
Wijken zonder achterstand
Vrouwen
Gezondheidsmonitor 2014
Aantal jaren
16 14
Levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij 65 jaar
Figuur 2.2
Levensverwachting bij 65 jaar en levensverwachting in goede ervaren gezondheid bij 65 jaar
naar geslacht en wijk. Den Haag 2009-2012.
In 2012 overleden in Den Haag 4.012 personen: 1.847 mannen en 2.165 vrouwen. Dit komt overeen met 762 per 100.000 mannen en 886 per 100.000 vrouwen. In 2011 lag de sterfte iets lager. Deze was toen 744 per 100.000 mannen en 851 per 100.000 vrouwen. Landelijk gezien was de sterfte in 2011 790 per 100.000 mannen en 836 per 100.000 vrouwen.2,5,6 2.2.1 Sterfte naar sociaal-economische status
Er zijn verschillen in sterftecijfers tussen de Haagse wijken. Deze verschillen hangen samen met sociaaleconomische status: in wijken met achterstand is de sterftekans hoger dan in de wijken zonder achterstand. Dit verschil in sterftekans tussen wijken met en zonder achterstand is bij mannen over de jaren heen stabiel gebleven (figuur 2.3). Bij vrouwen nam het verschil af: in 2008 was het sterftecijfer in wijken met achterstand vergelijkbaar met dat van het Haagse gemiddelde. Hierna nam het sterftecijfer in de wijken met achterstand echter weer toe, waardoor het verschil tussen wijken met en zonder achterstand ook weer toenam bij de vrouwen (figuur 2.4).2,5
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
2.2 Sterfte
21
22
Voor een deel worden deze verschillen tussen hoge en lage sociaal-economische status veroorzaakt door een minder gezonde leefstijl en slechtere woon- en werkomstandigheden. Daarnaast zullen mensen met een minder goede gezondheid eerder beperkingen ondervinden om door opleiding en loopbaan een hogere sociale status te verwerven. Een deel van de oorzaken van sociaal-economische gezondheidsverschillen blijft onverklaard.7 2,0
2 Levensverwachting en sterfte
Landelijk zijn de sterfteverschillen als gevolg van sociaal-economische status het grootst op middelbare leeftijd en de verschillen zijn groter bij mannen dan bij vrouwen. Vooral mensen met alleen lagere school sterven eerder dan hoger opgeleiden.
1,5
1,0
0,5
11 20
09 20
07 20
05 20
03 20
01 20
99 19
97 19
95 19
93
Wijken zonder achterstand
Wijken met achterstand
Figuur 2.3
Gestandaardiseerde sterfte onder 0-65-jarige Haagse mannen voor Den Haag totaal en in Haagse
wijken met en zonder achterstand. Den Haag 1977-2012.
2,0
1,5
Gezondheidsmonitor 2014
Den Haag totaal
Den Haag 1977-2012
19
91 19
89 19
87 19
85 19
83 19
81 19
79 19
19
77
0,0
1,0
0,5
Wijken zonder achterstand
20 11
09 20
07 20
05 20
03 20
1 20 0
99 19
97 19
95 19
93 19
1 19 9
89 19
87
Den Haag totaal
Wijken met achterstand
Figuur 2.4
Gestandaardiseerde sterfte onder 0-65-jarige Haagse vrouwen voor Den Haag totaal en in Haagse
wijken met en zonder achterstand. Den Haag 1977-2012.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Den Haag 1977-2012
19
85 19
83 19
1 19 8
79 19
19
77
0,0
23
2 Levensverwachting en sterfte
2.2.2 Sterfte naar etniciteit
Gemiddeld gezien is de sterftekansa van allochtonen hoger dan die van autochtonen. Het beeld verschilt echter per etnische groep en per leeftijdscategorie. In Den Haag hebben Turkse en Marokkaanse mannen vanaf respectievelijk 20 en circa 30 jaar een lagere sterftekans dan autochtone mannen (figuur 2.5). Bij Surinaamse mannen daarentegen is het risico op sterfte na hun twintigste jaar groter dan bij autochtone mannen, rond 70 jaar is dit cijfer gelijk aan autochtone mannen. Bij Antilliaanse mannen is de sterftekans vanaf de geboorte hoger dan die van autochtone mannen. Na 65 jaar is hun sterftekans echter lager dan bij autochtone mannen. Ook bij vrouwen varieert de sterftekans per etnische groep en leeftijdscategorie (figuur 2.6). Tot hun dertigste jaar is de sterftekans onder Turkse en Marokkaanse vrouwen hoger dan die onder autochtone vrouwen; hierna is hun sterftekans lager dan onder autochtone vrouwen. Bij Surinaamse en Antilliaanse vrouwen geldt hetzelfde, maar is de sterfte pas vanaf het veertigste jaar lager dan bij autochtone vrouwen.2,5
Gezondheidsmonitor 2014
De landelijke cijfers naar leeftijd laten, evenals in Den Haag, een genuanceerd beeld zien. Onder jongere Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse allochtonen is de sterfte hoger dan onder jongere autochtonen (bij Surinaamse allochtonen is dit beeld tot 20 jaar minder eenduidig). Maar vanaf een bepaalde leeftijd is dat omgekeerd en is de sterfte bij allochtonen juist lager. Bij Marokkaanse mannen ligt dit omslagpunt op 45 jaar, bij Turkse, Antilliaanse en Surinaamse mannen ligt dit omslagpunt op 75 jaar. Bij allochtone vrouwen is de sterftekans vanaf 40 jaar gelijk of iets lager dan die van de autochtone vrouwen, stijgt het vanaf 65 jaar om bij 70 jaar weer lager uit te komen dan dat van autochtone vrouwen. De op sommige leeftijden hogere sterfte onder allochtonen kan deels worden verklaard door een gemiddeld lagere sociaal-economische status bij allochtonen. Mensen met een lagere sociaal-economische status hebben gemiddeld een hogere sterftekans. Wanneer hiermee rekening gehouden wordt, zijn de verschillen in sterfte tussen allochtonen en autochtonen kleiner. Landelijk zijn de verschillen in sterfterisico’s naar etnische afkomst in 2002-2006 afgenomen ten opzichte van 1996-2001. Dit komt doordat de sterfte onder niet-westerse allochtonen naar verhouding sterker is gedaald dan onder autochtonen.8 1,4
1,2
1,0
0,8
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
0,6
24
0,4
0-14 jr
Surinaams
15-24 jr
Antilliaans
25-34 jr
Turks
35-44 jr
45-54 jr
Marokkaans
55-64 jr
65-74 jr
75+
Autochtoon
Figuur 2.5
Sterfte onder Haagse mannen naar etniciteit en leeftijd (sterfte onder autochtone Haagse
mannen=1). Den Haag 1995-2012.
a
De kans dat iemand uit een bepaalde leeftijdsgroep in een bepaalde periode komt te overlijden.
2,5
2 Levensverwachting en sterfte
2,0
1,5
1,0
0,5
0,0
Antilliaans
25-34 jr
Turks
35-44 jr
45-54 jr
Marokkaans
55-64 jr
65-74 jr
75+
Autochtoon
Figuur 2.6
Sterfte onder Haagse vrouwen naar etniciteit en leeftijd (sterfte onder autochtone Haagse
vrouwen=1). Den Haag 1995-2012.
Gezondheidsmonitor 2014
Surinaams
15-24 jr
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
0-14 jr
25
Hoofdstuk 3
Lichamelijke gezondheid In dit hoofdstuk wordt een beeld geschetst van de lichamelijke gezondheid van de Hagenaar. Allereerst wordt stilgestaan bij de ervaren gezondheid en een aantal zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen van de Haagse burger. De GGD houdt zich onder andere intensief bezig met vroege opsporing en preventie van infectieziekten die een bedreiging vormen voor de volksgezondheid; een aantal van deze ziekten komt in dit hoofdstuk aan bod. Vervolgens worden lichamelijke beperkingen en beperkingen in de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen en de algemene dagelijkse levensverrichtingen besproken. De percentages die in dit hoofdstuk worden genoemd bij ervaren gezondheid, zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen en beperkingen gaan over zelfstandig wonende inwoners van Den Haag.
Ervaren gezondheid, ook wel subjectieve gezondheid of gezondheidsbeleving genoemd, zegt iets over de eigen beleving van de eigen lichamelijke of psychische gezondheid. Ervaren gezondheid wordt beschouwd als een goede indicator van de werkelijke gezondheid. Volgens de Gezondheidsenquête 2012 beoordeelt bijna drie kwart van de Hagenaars (73%) de eigen gezondheid als goed of zeer goed, 21% antwoordt ‘gaat wel’ en 7% van de Hagenaars beoordeelt de eigen gezondheid als slecht tot zeer slecht. Landelijk beoordeelt 77% van de bevolking de eigen gezondheid als goed of zeer goed. Het percentage Haagse inwoners dat de gezondheid als goed of zeer goed beoordeelt is vergelijkbaar met het percentage in Rotterdam, en ligt lager dan in Amsterdam Bijna drie kwart van (75%) en Utrecht (78%).1 De Haagse resultaten uit 2012 zijn vergelijkbaar met de resultaten van 2008.2
3 Lichamelijke gezondheid
3.1 Ervaren gezondheid
de Haagse bevolking beoordeelt de eigen gezondheid als goed.
Tabel 3.1
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat de gezondheid als ‘goed’ of
‘zeer goed’ ervaart naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie
en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Wijk
2012
73
Wijk met achterstand
60
Wijk zonder achterstand
79
Geslacht Man
75
Opleiding
Vrouw
70
Geen, LO
41
MAVO, LBO
62
HAVO, VWO, MBO
79
HBO, WO
87
Leeftijd 19-34 jaar
84
35-64 jaar
71
65+
56
Etniciteit
Werksituatie Werkenden*
84
Niet-werkenden
56
Autochtoon
79
Surinaams
62
Burgerlijke staat
Turks
49
Gehuwd, samenwonend
78
Marokkaans
53
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
71
Overig westers
75
Gescheiden
49
Overig niet-westers
65
Weduwe, weduwnaar
54
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Totaal
Gezondheidsmonitor 2014
In Den Haag geldt dat relatief meer mannen, autochtone en overige westerse Hagenaars, bewoners van wijken zonder achterstand, hoger opgeleiden en werkenden een positief oordeel geven over de ervaren gezondheid (tabel 3.1). Ook hebben relatief meer gehuwde of samenwonende Hagenaars en ongehuwde Hagenaars een positief oordeel over de ervaren gezondheid dan gescheiden Hagenaars of weduwen/weduwnaars. Het percentage Hagenaars dat positief oordeelt over de eigen gezondheid daalt naarmate de leeftijd toeneemt.1
27
3 Lichamelijke gezondheid
In de Haagse Stadsenquête wordt elk jaar aan de Haagse inwoners gevraagd om de eigen gezondheid te beoordelen met een rapportcijfer. In 2013 beoordelen Hagenaars hun gezondheid gemiddeld met een 7,4 (tabel 3.2). Dit cijfer is sinds 2009 gelijk gebleven. Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe beter de gezondheid beoordeeld wordt. Ook beoordelen jonge mensen hun gezondheid beter dan oudere mensen.3
Tabel 3.2
Gemiddeld rapportcijfer voor de ervaren gezondheid naar geslacht, leeftijd, etniciteit en
opleiding. Den Haag 2013. Rapportcijfer 2013
7,4
Geslacht Man
7,5
Vrouw
7,4
Etniciteit Autochtoon
7,5
Allochtoon 1e generatie
7,3
Allochtoon 2e generatie
7,5
Opleiding Laag (geen, LO, LBO, MAVO, MULO, VMBO)
7,0
16-24 jaar
7,9
Midden (HAVO, VWO, MBO)
7,4
25-44 jaar
7,6
Hoog (HBO, WO)
7,7
45-64 jaar
7,2
65+
7,1
Leeftijd
Gezondheidsmonitor 2014
3.2 Zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen In de Gezondheidsenquête 2012 is aan de inwoners van Den Haag en de drie andere grote steden gevraagd naar het vóórkomen van negentien chronische ziekten en aandoeningen in het afgelopen jaar. Het gaat hierbij om chronische zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen die niet door een arts hoeven te zijn vastgesteld. In Den Haag geeft 58% van de bevolking aan in de afgelopen twaalf maanden ten minste één zelfgerapporteerde chronische ziekte of aandoening te hebben gehad. Dit is vergelijkbaar met Rotterdam (58%) en Amsterdam (57%), maar iets hoger dan in Utrecht (54%). In Den Haag is 44% van de inwoners onder behandeling bij een arts of specialist voor één of meer van deze negentien chronische ziekten of aandoeningen. Het percentage Haagse inwoners dat gedurende het afgelopen jaar onder behandeling is geweest van een arts of specialist is geweest voor een chronische ziekte of aandoening is vergelijkbaar met het percentage in Rotterdam (44%) en Amsterdam (42%), maar iets hoger dan in Utrecht (40%).
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In Den Haag komen zelfgerapporteerde chronische ziekten en aandoeningen meer voor bij vrouwen, ouderen, Turkse en Marokkaanse Hagenaars, inwoners van wijken met achterstand, laagopgeleiden, niet-werkenden, gescheiden Hagenaars en weduwen/weduwnaars (tabel 3.3).1
28
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat ten minste één
zelfgerapporteerde ziekte of aandoening heeft gehad in het afgelopen jaar naar
geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat.
Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
58
Wijk met achterstand
63
Wijk zonder achterstand
55
Geslacht Man
51
Opleiding
Vrouw
65
Geen, LO
82
MAVO, LBO
69
HAVO, VWO, MBO
54
HBO, WO
47
Leeftijd 19-34 jaar
44
35-64 jaar
59
65+
84
Etniciteit
3 Lichamelijke gezondheid
Tabel 3.3
Werksituatie Werkenden*
48
Niet-werkenden
73
Autochtoon
57
Surinaams
63
Burgerlijke staat
Turks
70
Gehuwd, samenwonend
56
Marokkaans
68
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
55
Overig westers
55
Gescheiden
75
Overig niet-westers
55
Weduwe, weduwnaar
82
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Het voorkomen van de negentien zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen in de vier grote steden staat weergegeven in figuur 3.1. Migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn wordt het meest gerapporteerd, gevolgd door hoge bloeddruk en gewrichtsslijtage van heupen of knieën. Tussen Den Haag en de drie andere grote steden zijn er geen grote verschillen in het voorkomen van de negentien zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen.1
Gezondheidsmonitor 2014
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
29
Andere ernstige of hardnekkige van elleboog, pols of hand Onvrijwillig urineverlies
Utrecht
3 Lichamelijke gezondheid Gezondheidsmonitor 2014
Rotterdam
Astma of COPD (chronische bronchitis, longemfyseem)
(incontinentie) Suikerziekte
Duizeligheid met vallen
Chronisch eczeem Ernstige of hardnekkige darmstoornissen Chronische gewrichtsontsteking Vernauwing bloedvaten in buik of benen
Psoriasis Andere ernstige hartaandoening Een vorm van kanker
Hartinfarct Beroerte, hersenbloeding of herseninfarct
30
Andere ernstige of hardnekkige aandoening van nek of schouder
25
aandoening van de rug
20
Amsterdam
Ernstige of hardnekkige
15
Gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma)
10
Hoge bloeddruk
5
0
Den Haag
Percentage inwoners van 19 jaar en ouder met een zelfgerapporteerde ziekte of aandoening in het afgelopen jaar naar soort aandoening. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 2012.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
%
Figuur 3.1
30
Migraine of regelmatige hoofdpijn
31 Wijk zonder achterstand
Gezondheidsmonitor 2014 3 Lichamelijke gezondheid
Voorkomen van zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen in het afgelopen jaar bij Haagse inwoners van 19 jaar en ouder in wijken met achterstand en wijken zonder achterstand. Den Haag 2012.
Wijk met achterstand
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
0
5
10
15
Figuur 3.2
% 20
25
30
Migraine of regelmatige hoofdpijn Hoge bloeddruk Gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma) Ernstige of hardnekkige aandoening van de rug Andere ernstige of hardnekkige aandoening van nek of schouder Astma of COPD (chronische bronchitis, longemfyseem) Andere ernstige of hardnekkige van elleboog, pols of hand Onvrijwillig urineverlies (incontinentie) Suikerziekte
Duizeligheid met vallen
Chronisch eczeem Ernstige of hardnekkige darmstoornissen Chronische gewrichtsontsteking Vernauwing bloedvaten in buik of benen
Psoriasis Andere ernstige hartaandoening Een vorm van kanker
Hartinfarct Beroerte, hersenbloeding of herseninfarct
3 Lichamelijke gezondheid
De meeste zelfgerapporteerde ziekten en aandoeningen komen meer voor bij inwoners van wijken met achterstand dan bij inwoners van wijken zonder achterstand (figuur 3.2). Dit geldt niet voor alle chronische ziekten en aandoeningen; chronisch eczeem en psoriasis komen ongeveer even veel voor bij bewoners van wijken met achterstand als bij bewoners van wijken zonder achterstand. Kanker in welke vorm dan ook komt iets meer voor bij inwoners van wijken zonder achterstand.1 Aan de respondenten is gevraagd in welke mate zij door een chronische ziekte of aandoening belemmerd worden in hun dagelijkse werkzaamheden thuis, op school of op het werk of in hun vrijetijdsbesteding. Van de Hagenaars met ten minste één zelfgerapporteerde ziekte of aandoening in het afgelopen jaar geeft twee derde (69%) aan zich hierdoor licht of sterk belemmerd te voelen. Het totale percentage inwoners dat zich belemmerd voelt ligt in Den Haag hoger dan in Amsterdam, maar is vergelijkbaar met het percentage in de andere steden (figuur 3.3). In Den Haag voelt 24% van de inwoners met een chronische aandoening zich sterk belemmerd. Dit percentage is hoger dan in de andere drie grote steden.1 80 70 60 50 %
40 30 20 10
Gezondheidsmonitor 2014
0 Den Haag
Licht belemmerd
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Sterk belemmerd
Figuur 3.3
Percentage inwoners van 19 jaar en ouder met ten minste één zelfgerapporteerde
ziekte of aandoening in het afgelopen jaar dat aangeeft zich hierdoor licht of sterk
belemmerd te voelen. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 2012.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In Den Haag geven meer laagopgeleiden, Turkse en Marokkaanse Hagenaars, bewoners van wijken met achterstand, niet-werkenden en gescheiden Hagenaars aan belemmerd te worden door een chronische ziekte of aandoening (tabel 3.4).1
32
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder met ten minste één zelfgerapporteerde ziekte of aandoening in het afgelopen jaar dat aangeeft zich hierdoor licht of sterk belemmerd te voelen naar
geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
69
Wijk met achterstand
77
Wijk zonder achterstand
64
Geslacht Man
65
Opleiding
Vrouw
71
Geen, LO
88
MAVO, LBO
72
HAVO, VWO, MBO
72
HBO, WO
54
Leeftijd 19-34 jaar
67
35-64 jaar
70
65+
68
Etniciteit
3 Lichamelijke gezondheid
Tabel 3.4
Werksituatie Werkenden*
61
Niet-werkenden
78
Autochtoon
66
Surinaams
78
Burgerlijke staat
Turks
80
Gehuwd, samenwonend
63
Marokkaans
87
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
71
Overig westers
63
Gescheiden
86
Overig niet-westers
68
Weduwe, weduwnaar
73
3.3.1 Tuberculose
Tuberculose is een ernstige infectieziekte die wordt veroorzaakt door de tuberculosebacterie. De bacterie veroorzaakt ontstekingen in het lichaam. Longtuberculose is de meest voorkomende vorm, maar de ziekte kan voorkomen in alle organen zoals gewrichten, botten, hersenen of lymfeklieren. Open longtuberculose is de meest besmettelijke vorm. Het kan jaren duren voordat een besmet persoon tuberculose ontwikkelt. De bacterie wordt via de lucht verspreid door hoesten en niezen. Bij ongeveer 10% van de besmette personen treedt uiteindelijk de ziekte tuberculose op. Mensen met een slecht functionerend afweersysteem lopen meer kans om de ziekte na een besmetting echt te ontwikkelen. De ziekte is in Nederland bijna altijd goed te behandelen met medicijnen. De behandeling duurt echter lang (minimaal zes maanden) en is voor veel patiënten moeilijk vol te houden. Bij voortijdig afbreken van de behandeling is het risico groot dat de ziekte weer terugkeert of dat de bacterie resistent (ongevoelig) wordt voor medicijnen. Daarom worden patiënten begeleid door de GGD. De GGD voert ook contactonderzoek uit rond de besmettelijke tuberculosepatiënten en behandelt personen die besmet zijn nog voordat ze ziek worden. Resistentie tegen de antibiotica die bij de behandeling van tuberculose worden gebruikt is wereldwijd een toenemend probleem. Bij multi(drug)resistente tuberculose (MDR) is sprake van resistentie tegen de twee belangrijkste antibiotica; bij extensieve (drug)resistente tuberculose (XDR) is er resistentie tegen nog meer antibiotica. Deze vormen van resistentie zijn zeer moeilijk te behandelen. In Nederland is MDR- en XDRtuberculose tot nu toe een beperkt probleem. In Nederland is sinds het begin van de vorige eeuw het aantal personen met tuberculose en de sterfte aan tuberculose sterk gedaald; gemiddeld sterft nu 1-2% van de tuberculosepatiënten aan de ziekte. Tuberculose komt vooral voor bij personen die afkomstig zijn uit landen waar tuberculose veel voorkomt, bij personen in slechte sociaal-economische omstandigheden (dak- en thuislozen, alcohol- en drugsverslaafden, illegalen) en bij personen die (bijvoorbeeld beroepsmatig) in contact komen met een besmettelijke patiënt.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
3.3 Infectieziekten
Gezondheidsmonitor 2014
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
33
3 Lichamelijke gezondheid
Omdat in de grote steden relatief meer inwoners tot deze risicogroepen behoren, is het aantal mensen met tuberculose er groter.4-5 In Den Haag varieerde in de periode 2006-2012 het aantal meldingen van personen bij wie tuberculose werd vastgesteld tussen de 78 en 96 per jaar (figuur 3.4). In 2012 werd bij 78 personen tuberculose vastgesteld.6 Landelijk is sinds 2002 het aantal patiënten met 32% gedaald van 1415 in 2002 naar 958 patiënten in 2012. MDR-tuberculose werd in Nederland in 2012 bij 12 personen vastgesteld. Sinds 2009 zijn er geen patiënten met XDR-tuberculose gediagnosticeerd in Nederland. In 2012 was 34% van alle nieuw gediagnosticeerde tuberculosepatiënten in Nederland afkomstig uit de vier grote steden.7 100
Aantal
80
60 40
20 0
Gezondheidsmonitor 2014
2006
2007
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.4
Aantal door artsen gemelde patiënten met tuberculose bij de GGD Den Haag.
Den Haag 2006-2012.
Tuberculose komt vooral voor in de grote steden; in 2012 was een op de drie
Het aantal nieuwe tuberculosepatiënten in Den Haag ligt de laatste jaren rond de 15-19 per 100.000 personen per jaar. Dit is ongeveer drie maal zo hoog als de landelijke cijfers in die periode (rond de 6 per 100.000 personen per jaar), maar is vergelijkbaar met de cijfers in Amsterdam en Rotterdam.5
In Den Haag komt tuberculose weinig voor bij autochtone inwoners (14% van alle nieuwe tuberculosepatiënten in 2012). Tuberculose wordt in Den Haag vooral gediagnosticeerd bij afkomstig uit de inwoners van Somalische, Marokkaanse, Surinaamse of overig niet-westerse afkomst. Landelijk is in 2012 bijna driekwart vier grote steden. (73%) van het aantal nieuwe tuberculosepatiënten geboren in het buitenland. Relatief de grootste groep is afkomstig uit Somalië.7 Tuberculose komt, vergeleken met autochtonen, niet alleen meer voor bij eerste generatie allochtonen (in het buitenland geboren) maar ook bij tweede generatie allochtonen (zelf in Neder land geboren maar één of beide ouders in het buitenland geboren). Het aantal nieuwe tuberculosepatiënten in Nederland was in 2011 in de eerste generatie allochtonen 40,3 per 100.000 personen, onder de tweede generatie 4,6 en onder autochtone Nederlanders 1,5 per 100.000 personen. Dat tuberculose ook bij tweede generatie allochtonen vaker voorkomt dan bij autochtonen, is het gevolg van besmetting door familieleden en/of tijdens bezoek aan het herkomstland van de ouders.4
nieuwe tuberculosepatiënten
34
2008
Aids wordt veroorzaakt door het humane immuundeficiëntie virus (hiv) ook wel aidsvirus genoemd. Hiv is seksueel overdraagbaar en kan ook via bloed worden overgedragen. Overdracht van moeder op kind is mogelijk gedurende de zwangerschap, bij en na de geboorte (via borstvoeding). Het virus breekt het afweersysteem af en het lichaam wordt daardoor vatbaar voor allerlei infecties en bepaalde vormen van kanker. Het kan twee tot meer dan tien jaar duren voordat er klachten ontstaan zoals extreme moeheid, nachtzweten, veel gewichtsverlies, koorts, hardnekkige diarree en kortademigheid. De diagnose aids wordt gesteld als de afweer door hiv zo ernstig is aangetast dat men ziek wordt door een infectie die door een gezonde afweer normaal gesproken wordt bestreden. In Nederland komen hiv en aids relatief veel voor bij homo- en biseksuele mannen en personen afkomstig uit landen waar aids veel voorkomt (vooral sub-Sahara Afrika). Aids is niet te genezen maar wel te behandelen. Sinds medio jaren negentig zijn er medicijnen beschikbaar (hiv-remmers) die de vermenigvuldiging van het hiv in het lichaam kunnen remmen. Hierdoor leidt een hiv-besmetting minder of veel later tot aids. Door het gebruik van deze hiv-remmers is in Neder-land in de tweede helft van de jaren negentig het aantal nieuwe patiënten met aids en daarmee de sterfte aan aids drastisch gedaald, vooral onder homo- en biseksuele mannen. De daling van het aantal aids-patiënten betekent echter niet dat ook het aantal hiv-infecties is gedaald.8
3 Lichamelijke gezondheid
3.3.2 Hiv/ Aids
In Den Haag worden gegevens over hiv en aids bijgehouden door de twee hiv-behandelcentra (Hagaziekenhuis, locatie Leyenburg en Medisch Centrum Haaglanden, locatie Westeinde).11-12 De gegevens betreffen alle patiënten, ook patiënten woonachtig buiten Den Haag; in de periode 2005-2008 was driekwart van de patiënten inwoner van Den Haag, in 2012 was dit ruim 60%. In de periode 2002-2012 is het aantal, door beide Haagse behandelcentra, geregistreerde nieuwe hiv-infecties licht gedaald (figuur 3.5). Het aandeel vrouwen onder nieuwe hiv-geïnfecteerden is laag, het aandeel homo- en biseksuele mannen hoog. In 2012 werden 86 nieuwe hiv-geïnfecteerden geregistreerd: 79% van hen was man, de leeftijd varieerde tussen de 18 en 62 jaar en 58% behoorde tot de homo- en biseksuele mannen. In 2012 was het aandeel patiënten van autochtone afkomst 47% en eveneens 47% was van niet-westerse afkomst; de meesten van deze laatste groep kwamen uit Sub-Sahara Afrika.
Gezondheidsmonitor 2014
In 2012 zijn in Nederland 358 nieuwe aidsdiagnoses gesteld, in 2011 waren dit er 415. Het aantal nieuwe gediagnosticeerde hiv-infecties is de laatste jaren stabiel, circa 1100, daarbinnen is wel een toename van het aantal nieuwe diagnoses onder jongvolwassen homo- en biseksuele mannen te zien.9 Eind 2012 waren er in Nederland in totaal 20.528 personen met hiv geregistreerd. Het aantal mensen met een hiv infectie wordt geschat op 25.000. In 2012 zijn 131 mensen overleden ten gevolge van hiv.10
140 120
80 60 40 20 0 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Figuur 3.5
Aantal nieuw geregistreerde patiënten met hiv in de twee Haagse hiv-behandelcentra.
Den Haag 2002-2012.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Aantal
100
35
36
Gegevens over soa in Nederland zijn gebaseerd op de registratie van nieuwe soa-consulten bij acht soacentra in het land. Deze registratie geeft een indicatie van het vóórkomen van soa, maar is niet volledig, omdat in Nederland naar schatting 70% van de soa-consulten wordt uitgevoerd door huisartsen.15 Haagse gegevens zijn afkomstig van het Regionaal soa-centrum Den Haag (onderdeel van de afdeling soabestrijding van de GGD Den Haag) dat sinds eind 2006 functioneert.13 De hieronder gepresenteerde gegevens over de soa-consulten in het soa-centrum van de GGD Den Haag betreffen die van de Haagse bezoekers van 19 jaar en ouder. De gegevens over de jongere bezoekers zijn te vinden in de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.16 In de periode 2009-2012 is het aantal consulten in het regionaal soa-centrum Den Haag bij Hagenaars van 19 jaar en ouder gestegen met 26%. Ook landelijk wordt een dergelijke stijging gezien. In 2012 betrof 59% van de Haagse consulten mannen. Van de mannelijke bezoekers was 35% homo- of biseksueel. Iets meer dan de helft van de vrouwelijke (52%) en ruim een kwart van de mannelijke bezoekers (27%) was jonger dan 25 jaar. De homo- en biseksuele mannen zijn gemiddeld een stuk ouder; meer dan de helft (52%) is ouder dan 35 jaar. De helft (49%) van de bezoekers is van autochtone afkomst. Tien procent van de bezoekers is van Surinaamse en 7% van Arubaanse/Antilliaanse afkomst. Drie procent van de bezoekers is van Turkse afkomst, 3% van Marokkaanse en 3% van sub-Sahara Afrikaanse afkomst, (veel) minder dan op grond van hun aandeel in de Haagse bevolking verwacht mag worden. Twee procent van de bezoekers is van Poolse, Bulgaarse of Roemeense afkomst. In 2012 werd in 15% van de consulten in Den Haag één of meer soa (chlamydia, gonorroe, infectieuze syfilis, hepatitis B en hiv) gediagnosticeerd. Een kleine toename vergeleken met 2011 (14%) maar vergelijkbaar met landelijk (15%). De meeste soa worden bij homo- en biseksuele mannen gevonden (21%), gevolgd door heteroseksuele mannen (15%) en vrouwen (13%); dit beeld wordt ook landelijk gezien. Chlamydia is zowel landelijk als in Den Haag de meeste gestelde diagnose bij zowel mannen als vrouwen; het komt vooral veel voor onder heteroseksuele mannen en vrouwen (figuur 3.6).
3 Lichamelijke gezondheid
Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa) zijn infectieziekten die meestal overgedragen worden door onbeschermd seksueel contact. De besmetting wordt overgebracht via besmet sperma, vaginaal vocht, bloed of via slijmvliescontact. Een aantal soa kan via andere routes overgedragen worden zoals van moeder op kind tijdens zwangerschap of bevalling. Ook kan overdracht plaatsvinden via bloed bij bloedtransfusies of door gebruik van besmette naalden. Soa kunnen ernstige complicaties veroorzaken, zoals onvruchtbaarheid bij vrouwen. Bij syfilis kunnen hart en bloedvaten of het zenuwstelsel worden aangetast. Tijdens een zwangerschap kunnen soa leiden tot aandoeningen bij het ongeboren kind. Risicogroepen voor het krijgen van soa zijn vooral personen die relatief vaak onbeschermd seksueel contact hebben, zoals bij homo- en biseksuele mannen, bepaalde allochtone bevolkingsgroepen, met name personen van Surinaamse en Antilliaanse/Arubaanse afkomst en jonge heteroseksuele mannen en vrouwen. Ook personen die bekend hiv-positief zijn of die al eerder een bacteriële soa hebben gehad zijn belangrijke risicogroepen.14
Gezondheidsmonitor 2014
3.3.3 Overige Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (soa)
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In het Regionaal soa-centrum van de GGD Den Haag (zie ook de volgende paragraaf 3.3.3) werd in 2012 elf keer de diagnose hiv gesteld bij Haagse inwoners van 19 jaar en ouder, minder dan in voorgaande jaren (20 in 2011, 14 in 2010 en 16 in 2009). In 10 van de 11 gevallen (91%) betrof het homo- en biseksuele mannen. Bij 42% van de consulten bij hiv-positieve bezoekers (inclusief degenen die bekend hiv-positief zijn) werd minimaal één andere soa gediagnosticeerd, veel meer dan bij de overige bezoekers (15%). Het soa-centrum voert sinds 2007 een actiever hiv-testbeleid. In 2012 werd bij 92% van de consulten ook op hiv getest.13
37
700 600
3 Lichamelijke gezondheid
Aantal
500 400 300 200 100 0 2009
Vrouwen
2010
Heteroseksuele mannen
2011
Homo- en biseksuele mannen
2012
Totaal
Figuur 3.6
Aantal diagnoses chlamydia bij Haagse inwoners van 19 jaar en ouder die het Regionaal
soa-centrum van de GGD Den Haag bezochten naar geslacht en seksuele voorkeur.
Den Haag 2009-2012.
In 2012 werd in Den Haag bij 11% van alle consulten de diagnose chlamydia gesteld, iets lager dan landelijk (12%). In de periode 2009-2012 variëren de vindpercentages in Den Haag tussen de 11 en 12% (figuur 3.7). Landelijk is het totale vindpercentage iets gestegen naar 12% in 2011.17 14 12 10 8
%
6
Gezondheidsmonitor 2014
4 2 0 2009 Chlamydia
2010 Gonorroe
2011
2012
Infectieuze syfillis
Figuur 3.7
Vindpercentages chlamydia, gonorroe en infectieuze syfilis bij Haagse inwoners van 19 jaar en ouder
die het Regionaal soa-centrum van de GGD Den Haag bezochten. Den Haag 2009-2012.
38
250 200 Aantal
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Het aantal diagnoses gonorroe en het vindpercentage neemt in Den Haag in de periode 2009-2012 flink toe (figuren 3.7 en 3.8). Vergeleken met 2009 is in 2012 het aantal diagnoses gonorroe meer dan verdubbeld en het vindpercentage gestegen van 2% naar 4%. Dit beeld wordt landelijk ook gezien. Gonorroe komt vooral bij homo- en biseksuele mannen voor, in 2012 was het vindpercentage van gonorroe in Den Haag bij homoen biseksuele mannen 11% en bij vrouwen en heteroseksuele mannen 3%.
150 100 50 0 2009 Vrouwen
2010 Heteroseksuele mannen
2011 Homo- en biseksuele mannen
2012 Totaal
Figuur 3.8
Aantal diagnoses gonorroe bij Haagse inwoners van 19 jaar en ouder die het Regionaal soa-centrum
van de GGD Den Haag bezochten naar geslacht en seksuele voorkeur. Den Haag 2009-2012.
vindpercentage gonorroe is de laatste jaren zowel in Den Haag als landelijk fors toegenomen.
3 Lichamelijke gezondheid
Het aantal diagnoses en het
Tussen 2006 en 2008 was het aantal diagnoses syfilis flink gedaald maar in de periode 2009-2012 is weer sprake van een stijging in het aantal diagnoses, het vindpercentage is niet veel veranderd (figuren 3.7 en 3.9). Landelijk was tot en met 2011 een daling in het vindpercentage te zien, in 2012 is er weer sprake van een lichte stijging. Syfilis komt in Den Haag en landelijk vooral voor bij homo- en biseksuele mannen en het aantal diagnoses neemt toe met de leeftijd. In 2012 was in Den Haag het vind percentage onder homo- en biseksuele mannen 2% en onder vrouwen en heteroseksuele mannen minder dan 0,5%.
25
Aantal
20 15 10 5 0
Heteroseksuele mannen
2011 Homo- en biseksuele mannen
2012 Totaal
Figuur 3.9
Aantal diagnoses infectieuze syfilis bij Haagse inwoners van 19 jaar en ouder die het Regionaal soa-
centrum van de GGD Den Haag bezochten naar geslacht en seksuele voorkeur. Den Haag 2009-2012.
3.3.4 Bof
Bof is een zeer besmettelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door het bofvirus. Het bofvirus wordt overgebracht door hoesten, niezen en speekseluitwisseling. Een derde van de kinderen en volwassenen die geïnfecteerd zijn merkt niets van de ziekte, maar kan wel anderen besmetten. Symptomen van bof zijn koorts en zwelling van het weefsel rond de speekselklier bij het oor. Complicaties die kunnen optreden zijn teelbalontsteking bij mannen (voornamelijk na de puberteit) en eierstokontsteking bij vrouwen. Ook hersenweefselontsteking of hersenvliesontsteking kan optreden bij bof. De laatstgenoemde complicaties worden voornamelijk bij jonge kinderen gezien, maar hebben meestal een goede afloop. Sinds 1987 zit bof in het Rijksvaccinatieprogramma als onderdeel van het BMR-vaccin (tegen bof, mazelen en rodehond). Voor 1987 waren er 300-1500 gevallen van bof per jaar, na de introductie van de vaccinatie is het aantal gedaald tot onder de 50 per jaar. Eind 2009 begon echter een uitbraak onder studenten, die zich in maart 2010 over verschillende studentensteden verspreidde. Vanaf 1 september 2009 tot en met 31 augustus 2012 zijn er in Nederland in totaal 1.557 meldingen van patiënten met bof bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) binnengekomen. Het betrof hier ook studenten die als kind volledig waren gevaccineerd. Een mogelijke verklaring voor de epidemie is dat de bescherming door het bof-vaccin in de tijd is afgenomen, waardoor jongvolwassenen die onderling veel nauwe contacten hebben (studentenhuizen, feesten van studentenverenigingen), na blootstelling toch de ziekte kunnen ontwikkelen. Onderzoek naar de verklaring van de afgenomen bescherming tegen bof bij deze jongeren is nog in gang.18-19 In Den Haag waren er in 2009 geen gevallen van bof onder Haagse inwoners van 19 jaar en ouder. In 2010 waren er 7 gevallen en in 2011 was het aantal gestegen tot 29. Het overgrote deel (79%) van deze patiënten was tussen de 19 en 24 jaar. Er waren ongeveer evenveel mannen als vrouwen en de meerderheid (86%) was gevaccineerd tegen de bof. In 2012 is het aantal bofgevallen weer gedaald naar vijf. Twee van de vijf gevallen waren tussen de 19 en 24 jaar.20 Voor cijfers over bof onder de 19 jaar wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.16
Gezondheidsmonitor 2014
Vrouwen
2010
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
2009
39
3 Lichamelijke gezondheid
3.3.5 Mazelen
Mazelen is een zeer besmettelijke ziekte, die wordt veroorzaakt door een luchtwegvirus. Overdracht vindt plaats via direct contact en via druppeltjes in de lucht, ook op grote afstand. De ziekte begint met hoge koorts, hoesten, verkoudheid en rode ogen. Kenmerkend is de huiduitslag; die begint met vlekjes aan de binnenkant van de wangen, later volgt huiduitslag in gezicht, nek en hals en nog later huiduitslag op het onderlichaam. Kinderen zijn meestal erg ziek. Er kunnen ernstige complicaties optreden, zoals een ernstige oorontsteking of een mogelijke levensbedreigende longontsteking. Ongeveer één op de duizend ziektegevallen krijgt acute hersenontsteking met vaak blijvende hersenschade als gevolg.21
Gezondheidsmonitor 2014
In Nederland is in 1976 de mazelenvaccinatie ingevoerd. In dat jaar werden nog ruim 2.500 gevallen van mazelen gemeld, maar sindsdien is het aantal gevallen gedaald tot enkele tientallen gevallen per jaar. Onder bevolkingsgroepen die zich niet laten vaccineren, breken van tijd tot tijd nog mazelenepidemieën uit. In 1999-2000 was er een landelijke epidemie van mazelen met meer dan 3.000 gemelde patiënten, waarvan 94% niet gevaccineerd bleek. Ook in 2008 was er een kleine uitbraak in Nederland, met 100 meldingen van mazelen. Meer dan de helft (53) van de patiënten was afkomstig uit Den Haag. Het overgrote deel van deze Haagse patiënten waren kinderen van 5-14 jaar en de meerderheid bleek niet gevaccineerd tegen mazelen (voornamelijk vanwege een kritische houding ten opzichte van vaccineren). Sinds eind mei 2013 is er sprake van een nieuwe epidemie, ditmaal vooral in de ‘Biblebelt’ waar veel gereformeerden wonen en de vaccinatiegraad laag is. Vanaf 1 mei 2013 tot 1 november 2013 zijn er 2.118 patiënten met mazelen gemeld. Gezien de lage vaccinatiegraad in de Biblebelta is het aannemelijk dat de ziekte zich de komende tijd nog verder verspreidt onder ongevaccineerde kinderen in deze regio.22 In Den Haag zijn er in 2009, 2010 en 2012 geen gevallen van mazelen gemeld bij 19-plussers. In 2011 waren er twee meldingen onder Haagse inwoners van 19 jaar en ouder. In februari 2013 hebben in Den Haag drie volwassenen en twee kinderen mazelen gekregen. De bron was een vierde volwassene uit Den Haag die in Italië besmet is. Buiten Den Haag hebben naar aanleiding hiervan nog één kind en twee volwassenen de mazelen opgelopen.20 Voor cijfers over mazelen onder de 19 jaar wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.16 3.3.6 Kinkhoest
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Kinkhoest is zeer besmettelijk en wordt veroorzaakt door een bacterie, die door hoesten wordt overgebracht. Het is een ziekte van de bovenste luchtwegen gekenmerkt door aanvallen van heftig langdurig hoesten en een lange gierende inademing. Vaak leidt dit tot hevige benauwdheid en blauw aanlopen. Door de heftige, langdurige hoestbuien kan hersenletsel optreden als gevolg van zuurstoftekort en hersenbloedingen; ook kunnen de longen en het hersenweefsel blijvende schade oplopen. De aanvallen kunnen weken aanhouden en het hoesten kan nog maanden doorgaan. Vooral bij baby’s kan de ziekte zeer ernstige gevolgen hebben en zelfs dodelijk zijn.23
40
Na de invoering van de kinkhoestvaccinatie in Nederland in 1953 is het aantal ziektegevallen sterk gedaald tot circa 300 per jaar in de periode 1989-1995. Sinds 1996 is het aantal kinkhoestgevallen weer sterk gestegen en is er elke twee tot drie jaar een piek in het aantal gevallen. De meeste kinkhoestgevallen komen voor bij 10-19-jarigen. De toename in het aantal kinkhoestgevallen sinds 1996 komt doordat het vaccin geen levenslange bescherming biedt. In 2001 is een herhalingsvaccinatie op 4-jarige leeftijd ingevoerd. Hierdoor is het aantal kinkhoestgevallen bij kinderen onder de tien jaar afgenomen. In 2005 is ook het vaccin tegen kinkhoest aangepast.23-24 In Den Haag zijn in 2012 149 gevallen gemeld van kinkhoest onder Haagse inwoners van 19 jaar en ouder, in 2009 waren dit er 145. In 2010 nam het aantal kinkhoest gevallen af om vervolgens in 2011 weer toe te nemen (figuur 3.10).20 Ook landelijk was er in 2011 een toename in het aantal gevallen van kinkhoest die zich doorzette in 2012. In Nederland zijn er in 2012 in de gehele bevolking 14.646 gevallen van kinkhoest gemeld; in 2011 waren dit er bijna 7.000.25 Voor cijfers over kinkhoest onder de 19 jaar wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.16 a De Biblebelt is een aanduiding voor de geografische band in Nederland die loopt van het westen van Overijssel naar Zeeland.
160 140
Aantal
100 80 60 40 20 0 2009
Figuur 3.10
2010
2011
2012
3 Lichamelijke gezondheid
120
Aantal kinkhoestgevallen onder Haagse inwoners van 19 jaar en ouder. Den Haag, 2009-2012.
Het hebben van lichamelijke beperkingen brengt de nodige gevolgen met zich mee. Voor sommige mensen betekent dit dat een aantal handelingen lastiger zal gaan dan bij anderen, voor anderen dat bepaalde handelingen zelfs helemaal niet meer worden verricht. Beperkingen die in deze paragraaf besproken zullen worden zijn beperkingen in horen, zien en mobiliteit (box 3.1).26 Gehoor-, gezichts- en mobiliteitsbeperkingen kunnen een obstakel vormen voor deelname aan het maatschappelijk leven. Ook kunnen deze beperkingen zorgen voor sociaal isolement omdat men minder vaak buitenshuis komt.27 In Den Haag woonden in 2012 ruim 6.000 mensen in een zorginstelling. Ook woonden ruim 27.000 mensen met een beperking zelfstandig. In Den Haag is de verhouding van het aantal inwoners dat in een zorginstelling woont ten opzichte van het aantal mensen met een beperking dat zelfstandig woont 1 staat tot 4,3.28
Gezondheidsmonitor 2014
3.4 Lichamelijke beperkingen
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In de Gezondheidsenquête 2012 is alleen aan zelfstandig wonende inwoners gevraagd of zij last hebben van beperkingen in horen, zien en mobiliteit. Het gaat daarbij niet om problemen van voorbijgaande aard.1
41
3 Lichamelijke gezondheid
Gehoorbeperking:
Beperkingen in het horen: grote moeite hebben met of helemaal niet in staat om een gesprek te volgen met één
ander persoon of in een groep van drie of meer personen (zo nodig met een gehoorapparaat).
Gezichtsbeperking:
Beperkingen in het zien: grote moeite met of niet in staat zijn de kleine letters in de krant te lezen of op een afstand
van vier meter het gezicht van iemand te herkennen (zo nodig met bril of contactlenzen).
Mobiliteitsbeperking: Langdurige beperkingen in de mobiliteit: grote moeite of niet in staat een voorwerp van vijf kilo tien meter te
dragen; te buigen en iets van de grond te pakken of vierhonderd meter aan een stuk te lopen zonder stil te staan
(zo nodig met stok).
Box 3.1
Omschrijving van beperkingen in horen, zien en mobiliteit volgens een veelgebruikte maat voor het
vaststellen van beperkingen.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Gezondheidsmonitor 2014
Volgens de Gezondheidsenquête 2012 heeft in Den Haag 19% van de zelfstandig wonende Haagse bevolking van 19 jaar en ouder een zelfgerapporteerde beperking in horen, zien of mobiliteit. Dit percentage is vergelijkbaar met het percentage in Rotterdam en Amsterdam, maar hoger dan in Utrecht en hoger dan het landelijk gemiddelde. In Den Haag heeft 13% van de bevolking een mobiliteitsbeperking, 9% een gezichtsbeperking en 5% een gehoorbeperking (tabel 3.5). Zowel in Den Haag als in de andere drie grote steden en landelijk komen mobiliteitsbeperkingen het meest voor. Het percentage Haagse inwoners met een gezichtsbeperking en een mobiliteitsbeperking is vergelijkbaar met het percentage inwoners in Rotterdam en Amsterdam, maar hoger dan in Utrecht en hoger dan het landelijk gemiddelde. Het percentage gehoorbeperkingen is vergelijkbaar met de andere steden en het landelijk gemiddelde.1
42
Tabel 3.5
Percentage zelfstandig wonende inwoners van 19 jaar en ouder met een beperking in horen, zien
of mobiliteit in de vier grote steden en Nederland. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en
Nederland, 2012. Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Nederland
Ten minste één beperking in horen, zien of mobiliteit
19
17
20
15
15
Gehoorbeperking
5
4
5
4
4
Gezichtsbeperking
9
8
9
7
6
Mobiliteitsbeperking
13
11
13
10
10
Voor zowel gehoor-, gezichts- als mobiliteitsbeperkingen geldt dat deze vaker voorkomen bij nietwesterse allochtone Hagenaars, bewoners van wijken met achterstand en lager opgeleiden (tabel 3.6). Gehoorbeperkingen komen vaker voor bij 65-plussers. Ook voor gezichts- en mobiliteitsbeperkingen geldt dat naarmate de leeftijd toeneemt, het aantal Hagenaars met deze beperkingen toeneemt. Meer vrouwen dan mannen hebben een mobiliteitsbeperking.1
Eén op de vijf Hagenaars 3 Lichamelijke gezondheid
ervaart een beperking in horen, zien of mobiliteit, waarbij een beperking in de mobiliteit het meest voorkomt.
Tabel 3.6
Voorkomen van ten minste één gehoorbeperking, gezichtsbeperking of mobiliteits-
beperking bij zelfstandig wonende Haagse inwoners van 19 jaar en ouder naar geslacht,
leeftijd, etniciteit, wijk en opleiding. Den Haag 2012. Gehoorbeperking
Gezichtsbeperking
Mobiliteitsbeperking
5
9
13
Man
5
8
9
Vrouw
5
10
17
Totaal
Leeftijd 19-34 jaar
4
5
5
35-64 jaar
5
11
13
65+
8
13
29
Autochtoon
3
5
9
Westers allochtoon
4
6
10
Niet-westers allochtoon
10
17
22
Wijk met achterstand
8
15
21
Wijk zonder achterstand
4
6
9
Geen, LO
18
31
39
MAVO, LBO
6
11
20
HAVO, VWO, MBO
3
6
8
HBO, WO
2
4
3
Gezondheidsmonitor 2014
Geslacht
Etniciteit
Opleiding
De activiteiten waar relatief gezien de meeste 65-plussers grote moeite mee hebben of die ze helemaal niet kunnen uitvoeren zijn het tillen van een voorwerp van vijf kilo over een afstand van tien meter en vierhonderd meter lopen zonder stil te staan (figuur 3.11). Voor 19-64-jarigen is dat het tillen van een voorwerp van vijf kilo over een afstand van tien meter en het lezen van kleine letters in de krant. Met het voeren van een gesprek met één persoon en iemand herkennen op vier meter afstand hebben de minste Hagenaars moeite.1
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Wijk
43
Een gesprek voeren met één persoon
19-64-jarigen 65+
3 Lichamelijke gezondheid
Iemand herkennen op vier meter afstand Een gesprek volgen met drie of meer mensen Buigen en iets van de grond pakken Kleine letters in de krant lezen Vierhonderd meter lopen zonder stil te staan Een voorwerp van vijf kilo tien meter dragen
0
5
10
15
20
25
%
Figuur 3.11
Percentage zelfstandig wonende Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat een
activiteit met grote moeite of helemaal niet kan uitvoeren. Den Haag 2012.
3.5 Beperkingen in de huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen
Gezondheidsmonitor 2014
Ouderen worden vaak geconfronteerd met lichamelijke gebreken of beperkingen. Door een beperking kunnen bepaalde dagelijkse activiteiten niet meer (zonder moeite) uitgevoerd worden en ook in het huishouden kunnen bepaalde activiteiten op den duur niet meer zelfstandig uitgevoerd worden. Naarmate men ouder wordt komen er meer beperkingen op dit gebied voor. In de Gezondheidsenquête 2012 is aan zelfstandig wonende Haagse inwoners van 65 jaar en ouder gevraagd of zij al dan niet moeite hebben met het uitvoeren van een aantal dagelijkse bezigheden. Het gaat hierbij om beperkingen in huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen (HDL-beperkingen) en het gebruik maken van eigen of openbaar vervoer. Van de zelfstandig wonende Hagenaars van 65 jaar en ouder ervaart 30% een beperking bij ten minste één huishoudelijke dagelijkse levensverrichting (tabel 3.7). Dit komt relatief gezien meer voor bij vrouwen, lager opgeleiden, alleenstaanden, bewoners uit wijken met achterstand en niet-westerse allochtone Hagenaars. Ook stijgt het percentage Hagenaars dat een HDL-beperking heeft, naarmate de leeftijd toeneemt.1
Tabel 3.7
Percentage zelfstandig wonende Haagse inwoners van 65 jaar en ouder dat aan-
geeft ten minste één HDL- beperking te hebben naar geslacht, leeftijd, etniciteit,
wijk, opleiding en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Wijk
Totaal
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
2012
44
30
Wijk met achterstand
40
Wijk zonder achterstand
26
Geslacht Man
25
Opleiding
Vrouw
33
Geen, LO
44
MAVO, LBO
31
Leeftijd
HAVO, VWO, MBO
29
HBO, WO
15
65-74 jaar
19
75-84 jaar
35
85+
74
Etniciteit Autochtoon
29
Westers allochtoon
23
Niet-westers allochtoon
44
Burgerlijke staat Gehuwd, samenwonend
22
Alleenstaand
38
Dertig procent van de zelfstandig wonende Haagse 65-plussers ervaart een beperking bij het uitvoeren van huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen.
3 Lichamelijke gezondheid
De huishoudelijke dagelijkse levensverrichtingen waar de meeste zelfstandig wonende Haagse 65-plussers veel moeite mee hebben of die ze alleen met hulp van anderen kunnen uitvoeren zijn zware huishoudelijke werkzaamheden, bedden verschonen of opmaken en kleren wassen en strijken (figuur 3.12). Ontbijt of lunch of warm eten klaarmaken werd het minst genoemd. Zestien procent van de Haagse 65-plussers kan alleen met veel moeite gebruik maken van eigen vervoer of openbaar vervoer of kan dit alleen met hulp van anderen.
Ontbijt of lunch klaarmaken Warm eten klaarmaken 'Lichte' huishoudelijke werkzaamheden* Gebruik maken van eigen of openbaar vervoer
Kleren wassen en strijken Bedden verschonen of opmaken 'Zware' huishoudelijke werkzaamheden** 0 * Bijvoorbeeld stof afnemen of prullen opruimen ** Bijvoorbeeld dweilen, ramen lappen of stofzuigen
5
10
15
20
25
30
35
%
Figuur 3.12
Percentage zelfstandig wonende Haagse inwoners van 65 jaar en ouder dat een bepaalde
huishoudelijke dagelijkse levensverrichting met veel moeite of alleen met hulp van anderen
kan uitvoeren. Den Haag 2012.
Gezondheidsmonitor 2014
Boodschappen doen
Ruim een derde van de zelfstandig wonende Haagse 65-plussers (36%) krijgt hulp in de huishouding. Bij de Haagse 65-plussers met ten minste één HDL-beperking is dit 79%; hiervan heeft 14% behoefte aan meer hulp. Eenentwintig procent van de 65-plussers met ten minste één HDL-beperking krijgt geen hulp bij de huishouding; hiervan geeft 7% aan hier wel behoefte aan te hebben. Haagse 65-plussers met ten minste één HDL-beperking krijgen meer professionele hulp dan hulp van mantelzorgers. Achttien procent ontvangt een combinatie van professionele zorg en mantelzorg. De hulp wordt voornamelijk verkregen van een professionele zorginstelling, van kinderen en van professionele hulp die zelf betaald wordt (tabel 3.8).1
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Hulp bij de huishouding
45
3 Lichamelijke gezondheid
Tabel 3.8
Percentage zelfstandig wonende Haagse inwoners van 65 jaar en
ouder met ten minste één HDL-beperking dat hulp krijgt bij de
huishouding naar soort hulp. Den Haag 2012. Hulp bij de huishouding
79
Professionele zorg
64
Professionele zorginstelling (bijvoorbeeld thuiszorg)
48
Professionele hulp die zelf betaald wordt
15
Professionele hulp op basis van persoonsgebonden budget (pgb)
5
Mantelzorg
31
Kinderen
15
Partner of andere huisgenoot
11
Familieleden, vrienden, buren of kennissen
7
Vrijwilligers
2
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Gezondheidsmonitor 2014
3.6 Beperkingen in de algemene dagelijkse levensverrichtingen
46
Om zelfstandig te kunnen blijven wonen is het van belang dat ouderen zelf een aantal taken kunnen uitvoeren of daar adequate hulp bij krijgen. In de Gezondheidsenquête 2012 is aan zelfstandig wonende Haagse 65-plussers gevraagd of ze al dan niet moeite hadden met het uitvoeren van activiteiten die nodig zijn om zich te redden in het dagelijks leven. Een beperking in het uitvoeren van deze algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt een ADL-beperking genoemd. Bij een ADL-beperking kan iemand met grote moeite of alleen met hulp van anderen bepaalde dagelijkse activiteiten uitvoeren zoals gaan zitten en opstaan uit een stoel, in en uit bed stappen en de trap op- en aflopen.26 Lichamelijke beperkingen kunnen het gevolg zijn van ongevallen, ‘veroudering’, ziekten en (aangeboren) aandoeningen. Het grootste deel van de ADLen mobiliteitsbeperkingen in de bevolking is het gevolg van artrose of chronische gewrichtsontsteking en rugaandoeningen.29 Ouderen die bij minimaal één algemene dagelijkse levensverrichting aangaven hier grote moeite mee te hebben of dit alleen met hulp van anderen uit te kunnen voeren, worden als ADL-beperkt beschouwd.
Tabel 3.9
Percentage zelfstandig wonende Haagse inwoners van 65 jaar en ouder dat aangeeft
ten minste één ADL-beperking te hebben naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk,
opleiding en burgerlijke staat. Den Haag 2012.
3 Lichamelijke gezondheid
Twintig procent van de zelfstandig wonende Hagenaars van 65 jaar en ouder ervaart een ADL-beperking (tabel 3.9). Dit komt relatief gezien meer voor bij vrouwen, lager opgeleiden, alleenstaanden, bewoners uit wijken met achterstand en niet-westerse allochtone Hagenaars. Ook stijgt het percentage Hagenaars met een ADL-beperking, naarmate de leeftijd toeneemt.1
Wijk
Totaal 2012
20
Wijk met achterstand
31
Wijk zonder achterstand
16
Geslacht Man
14
Opleiding
Vrouw
25
Geen, LO
36
MAVO, LBO
19
Leeftijd
HAVO, VWO, MBO
16
HBO, WO
10
13
75-84 jaar
23
85+
51
Burgerlijke staat
Etniciteit Autochtoon
19
Westers allochtoon
15
Niet-westers allochtoon
33
Gehuwd, samenwonend
13
Alleenstaand
28
Gezondheidsmonitor 2014
65-74 jaar
De algemene dagelijkse levensverrichtingen waar de meeste zelfstandig wonende Haagse 65-plussers grote moeite mee hebben of die ze alleen met hulp kunnen uitvoeren zijn de trap op- of aflopen, zich verplaatsen buitenshuis en zich volledig wassen (figuur 3.13). Eten en drinken en het wassen van het gezicht en de handen worden het minst genoemd.1
Eten en drinken Het gezicht en handen wassen Zich verplaatsen naar een andere kamer op dezelfde verdieping
Gaan zitten en opstaan uit een stoel Aan- en uitkleden De woning verlaten en binnengaan Zich volledig wassen Zich verplaatsen buitenshuis De trap op- en aflopen 0
5
10
15
%
Figuur 3.13
Percentage zelfstandig wonende Haagse inwoners van 65 jaar en ouder dat een bepaalde algemene
dagelijkse levensverrichting met grote moeite of alleen met hulp van anderen kan uitvoeren.
Den Haag 2012.
20
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In en uit bed stappen
47
Gezondheidsmonitor 2014
3 Lichamelijke gezondheid
Hulp bij de persoonlijke verzorging
Van de zelfstandig wonende Haagse 65-plussers krijgt 12% hulp bij de persoonlijke verzorging. Bij de Haagse 65-plussers met ten minste één ADL-beperking krijgt 43% hulp bij de persoonlijke verzorging; hiervan heeft 7% behoefte aan meer hulp. Ruim de helft (57%) van de Hagenaars met ten minste één ADL-beperking krijgt geen hulp; hiervan geeft 11% aan hier wel behoefte aan te hebben. Haagse 65-plussers met ten minste één ADL-beperking krijgen meer professionele hulp dan hulp van mantelzorgers. Twaalf procent ontvangt een combinatie van professionele zorg en mantelzorg. De hulp wordt voornamelijk verkregen van een professionele zorginstelling, van kinderen en van een partner of andere huisgenoot (tabel 3.10).1
Tabel 3.10
Percentage zelfstandig wonende Haagse inwoners van 65 jaar en
ouder met ten minste één ADL-beperking dat hulp krijgt bij de
persoonlijke verzorging naar soort hulp. Den Haag 2012. Hulp bij de persoonlijke verzorging
43
Professionele zorg
33
Professionele zorginstelling (bijvoorbeeld thuiszorg)
27
Professionele hulp op basis van persoonsgebonden budget (pgb)
5
Professionele hulp die zelf betaald wordt
4
Mantelzorg
19
Kinderen
10
Partner of andere huisgenoot
8
Familieleden, vrienden, buren of kennissen
3
Vrijwilligers
1
3.7 Valongelukken In de volgende paragraaf worden achtereenvolgens valongelukken bij ouderen en overlijden ten gevolge van een val besproken. Bij overlijden ten gevolge van een val worden naast de cijfers voor 65-plussers ook cijfers voor de gehele Haagse bevolking vermeld.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
3.7.1 Valongelukken bij ouderen
48
Valongelukken bij ouderen kunnen leiden tot verwondingen, opnames in een ziekenhuis en/of vroegtijdig overlijden.30 De meest voorkomende oorzaak van letsel door een ongeval bij ouderen is een valongeval. Naar schatting zijn er in Nederland in 2011 naar aanleiding van een valongeval ruim 80.000 65-plussers op de Spoedeisende Hulpafdeling behandeld en 43.000 in het ziekenhuis opgenomen. Bij Bijna een derde van de 90% van de privé-ongevallen onder 65-plussers waarvoor ziekenhuisopname geïndiceerd was, was een valongeval de oorzaak Haagse 65-plussers is in van het letsel. Bij behandeling van privé-ongevallen op de Spoedeisende Hulp-afdeling was dit ruim 80%.31 het afgelopen jaar een In de Gezondheidsenquête 2012 geeft 31% van de Haagse 65-plussers aan in het afgelopen jaar te zijn gevallen (tabel 3.11). Van de Haagse 65-plussers is 19% één keer gevallen, 7% twee keer gevallen en 5% drie keer of vaker gevallen. Iets meer vrouwen dan mannen geven aan te zijn gevallen. Hoe hoger de leeftijd, hoe meer ouderen aangeven het afgelopen jaar te zijn gevallen.1
keer gevallen.
Percentage Haagse inwoners van 65 jaar en ouder dat in het afgelopen jaar ten
minste één keer gevallen is naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk en opleiding.
Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
31
Wijk met achterstand
30
Wijk zonder achterstand
33
Geslacht Man
28
Opleiding
Vrouw
34
Geen, LO
35
MAVO, LBO
26
Leeftijd
HAVO, VWO, MBO
34
HBO, WO
32
65-74 jaar
26
75-84 jaar
34
85+
52
3 Lichamelijke gezondheid
Tabel 3.11
32
Westers allochtoon
25
Niet-westers allochtoon
34
Een val leidt bij ouderen niet alleen tot lichamelijk letsel, maar kan ook leiden tot angst om nogmaals te vallen. Valangst komt echter ook voor bij ouderen die nog nooit zijn gevallen.30 Valangst, en de daaraan gerelateerde vermijding van fysieke activiteiten, kan negatieve consequenties hebben, zoals een beperking van sociale participatie, een afname van de kwaliteit van leven en verhoogde kans op vallen en institutionalisering.32 Van de Haagse 65-plussers geeft 37% aan bang te zijn om te vallen. Relatief meer vrouwen dan mannen zijn bang om te vallen, maar voor beiden geldt dat hoe ouder men is, hoe meer men aangeeft bang te zijn om te vallen (figuur 3.14). Ook meer Hagenaars met een laag opleidingsniveau en meer bewoners van wijken met achterstand geven aan bang te zijn om te vallen, evenals Hagenaars die in het afgelopen jaar zijn gevallen.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Autochtoon
Gezondheidsmonitor 2014
Etniciteit
49
70 60 3 Lichamelijke gezondheid
50 % 40
30 20 10 0 65-74
75-84
85+
Leeftijd
Gezondheidsmonitor 2014
Man
Vrouw
Figuur 3.14
Percentage Hagenaars van 65 jaar en ouder dat aangeeft bang te zijn om te vallen naar
leeftijd en geslacht. Den Haag 2012.
In Den Haag worden verschillende cursussen aangeboden op het gebied van valpreventie. In deze cursussen krijgen deelnemers informatie en tips over het voorkomen van vallen waardoor ook de valangst kan verminderen. Drie procent van de Haagse 65-plussers heeft een cursus valpreventie gevolgd. Ruim driekwart (80%) heeft geen cursus gevolgd en heeft er ook geen belangstelling voor (tabel 3.12). Achttien procent van de Haagse 65-plussers heeft de cursus niet gevolgd, maar heeft er wel belangstelling voor. Onder degenen die in het afgelopen jaar zijn gevallen is de belangstelling voor een valcursus groter dan onder degenen die niet zijn gevallen.1
Tabel 3.12
Percentage Haagse inwoners van 65 jaar en ouder dat een cursus valpreventie heeft gevolgd of
geen cursus heeft gevolgd en daar al dan niet belangstelling voor heeft naar a l dan niet gevallen
in het afgelopen jaar. Den Haag 2012. Totaal
Gevallen
Ja
3
4
2
Nee, maar wel belangstelling
18
27
13
Nee, geen belangstelling
80
69
85
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Cursus gevolgd
50
Niet gevallen
In de periode 2008-2012 vonden in de totale Haagse bevolking ten minsteb 235 fatale valincidenten plaats (114 mannen en 121 vrouwen). Deze aantallen zijn gebaseerd op de medische verslagen van de Haagse forensisch artsen. Zij schouwen overledenen bij wie geen verklaring van een ‘natuurlijk overlijden’ is afgegeven. Een fataal valincident is een eenzijdig ongeluk in de privésfeer (geen directe betrokkenheid van derden vast-gesteld; geen opzet en geen bedrijfs- of verkeersongeval). Gedurende de periode 2008-2012 hebben zich in Den Haag per 100.000 mannen 9,5 fatale valincidenten voorgedaan; bij de vrouwen was dit aantal 9,8.33 In Nederland (2008-2011) was dit 10,8 per 100.000 mannen en 15,5 per 100.000 vrouwen.34 In vergelijking tot de Nederlandse sterftecijfers ligt het relatieve aantal bij de vrouwen in Den Haag dus lager.
3 Lichamelijke gezondheid
3.7.2 Overlijden ten gevolge van een val
Fatale valincidenten per 100.000 Haagse mannen en vrouwen van 65 jaar en ouder met
het p ercentage van de totale sterfte per leeftijdsgroep voor mannen en vrouwen.
Den Haag 2008-2012. Man
Leeftijd
Vrouw
Aantal per 100.000
% van alle sterfgevallen
Aantal per 100.000
% van alle sterfgevallen
Totaal aantal fatale valongevallen onder 65-plussers
68,6
1,3
57,2
1,1
65-74 jaar
18,2
0,8
4,7
0,3
75-84 jaar
71,5
1,0
45,1
1,0
85+
338,9
2,0
195,4
1,4
b Exclusief vijf fatale valincidenten (vier vrouwen en één man) waarbij de gemeente waar het ongeluk had plaatsgevonden onbekend was. c Andere oorzaken zijn: geraakt worden door een object, een niet opzettelijke verbranding, verdrinking, verstikking en verslikking.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Tabel 3.13
Gezondheidsmonitor 2014
In Den Haag zijn er in de periode 2008-2012 199 personen (90 mannen en 109 vrouwen) van 65 jaar en ouder overleden ten gevolge van een valongeval. In Nederland zijn er in 2011 2.165 personen van 65 jaar en ouder overleden als gevolg van een valongeval. Een valongeval is de meest voorkomende oorzaak van een ongevalletsel bij ouderen: 91% van alle fatale privé-ongevallenc onder 65-plussers in Nederland in 2011 was een valongeval.31 Ook in Den Haag (2008-2012) waren verreweg de meeste slachtoffers bij overlijden na een valongeval ouder dan 65 jaar. Respectievelijk 79% van de mannelijke en 90% van de vrouwelijke slachtoffers was ouder dan 65 jaar (68,6 per 100.000 mannelijke 65-plussers per jaar en 57,2 per 100.000 vrouwelijke 65plussers per jaar). Het betreft ruim 1% van het totale aantal sterfgevallen onder 65-plussers in Den Haag (mannen 1,3% en vrouwen 1,1%). Met het stijgen van de leeftijd neemt het relatieve aantal sterfgevallen als gevolg van een valongeval aanzienlijk toe naar 338,9 per 100.000 Haagse mannen van 85 jaar en ouder en 195,4 per 100.000 Haagse vrouwen van 85 jaar en ouder (tabel 3.13).
51
Hoofdstuk Hoofdstuknr4
Geestelijke gezondheid In het vorige hoofdstuk stond de lichamelijke gezondheid van de Hagenaar centraal. Dit hoofdstuk gaat dieper in op de geestelijke gezondheid van de Haagse bevolking. Er wordt aandacht besteed aan het risico op angst en depressie en cijfers over suïcidaal gedrag worden gepresenteerd.
Titel Borrorrunt autam acia solorum que peratiis es quiae. Ita nes moluptia velenda ersperiaest vent, corro consed quatur? Mus etum vendeli tibus, nullupi ciaecuptatio conet et fugit es minvenis ipsapitiusam invelit vit magnima gnatiat iuntiam que nulparit vel ilitiunt ditiis int officia doluptatem rem harum quos dem que non repereces explacc atiore est everspitem rerferis estius alis rae pa quibus. Puditae ptatem inus, si utam resenimi, officiet faciissitate estis dolupta tiustrum ratiument, earum dem liberro blaboreri doluptas aut aute vendis re, aut ut recto dolut que aut et etus molupta solorep taquia sa inciusdam, officimincia cullect ibustiur aut rempeles estis ea aut eicipsantius iur?
52
Tabel 4.1
Percentage inwoners van 19 jaar en ouder met een matig of sterk verhoogd risico
op angst of depressie. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 2012. Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Matig verhoogd risico
37
39
40
32
Sterk verhoogd risico
11
7
9
8
Totaal verhoogd risico
49
46
49
40
Net als in 2008 hebben in Den Haag in vergelijking met autochtonen relatief veel niet-westerse allochtonen een matig of sterk verhoogd risico op angst of depressie (63% voor niet-westerse allochtonen versus 42% voor autochtonen). De hoogste cijfers worden gevonden bij Hagenaars van Turkse afkomst (figuur 4.1): 80% van hen heeft een matig of sterk verhoogd risico op angst of depressie. 90 80
Gezondheidsmonitor 2014
In de Gezondheidsenquête van 2012 zijn enkele vragen gesteld om het vóórkomen van psychische klachten in kaart te brengen. Hierbij is gebruik gemaakt van een vragenset dat de psychische gezondheid meet, met name angst en depressieve klachten. Deze set bestaat uit tien vragen waarin voor een aantal gevoelens die samenhangen met angst en depressie wordt gevraagd hoe vaak deze zich in de afgelopen maand voordedena. Op grond van de antwoorden op deze vragen is een indeling gemaakt in drie groepen: een groep die geen verhoogd risico heeft op angst of depressie, een groep met een matig verhoogd risico en een groep met een sterk verhoogd risico.1 In Den Haag heeft 49% een matig of sterk verhoogd risico, waarvan 11% een sterk verhoogd risico (tabel 4.1). Landelijk liggen de cijfers lager: 40% heeft een matig of sterk verhoogd risico, waarvan 6% een sterk verhoogd risico heeft. Binnen de G4 hebben Den Haag en Rotterdam het hoogste percentage inwoners met een matig of sterk verhoogd risico op angst of depressie. Den Haag heeft het hoogste percentage inwoners met een sterk verhoogd risico.2 De Haagse resultaten van 2012 zijn vergelijkbaar met de resultaten van 2008.3
4 Geestelijke gezondheid
4.1 Risico op angst en depressie
70 60 % 50
40 30 20
0 Autochtoon
Surinaams
Sterk verhoogd
Turks
Marokkaans
Overig westers
Overig nietwesters
Matig verhoogd
Figuur 4.1
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder met een matig of sterk
verhoogd risico op angst of depressie naar etniciteit. Den Haag 2012.
a Bijvoorbeeld ‘Hoe vaak voelde u zich vermoeid zonder duidelijke reden?’ Of ‘zenuwachtig?’ Of ‘hopeloos?’.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
10
53
4 Geestelijke gezondheid
Een matig of sterk verhoogd risico op angst of depressie komt het meest voor onder laagopgeleiden: 71% ten opzichte van 37% bij de hoogopgeleiden (tabel 4.2). Ook komt het meer voor onder vrouwen, onder 19-64-jarigen, onder niet (meer) gehuwden, onder niet-werkenden en onder inwoners van wijken met achterstand. Een sterk verhoogd risico op angst of depressie komt vooral voor onder mensen met geen of alleen lager onderwijs, gescheiden mensen, niet-werkenden en inwoners van wijken met achterstand.2
Bijna de helft van de Hagenaars (49%) heeft een verhoogd risico op angst of depressie. Dit risico is hoger
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Gezondheidsmonitor 2014
bij niet-westerse Hagenaars.
54
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder met een matig of sterk verhoogd risico
op angst of depressie naar geslacht, leeftijd, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke
staat. Den Haag 2012. Matig verhoogd risico
Sterk verhoogd risico
Totaal verhoogd risico
Man
33
10
43
Vrouw
42
13
54
19-64 jaar
38
12
50
65+
35
8
44
Wijk met achterstand
41
18
59
Wijk zonder achterstand
36
7
43
Geen, LO
41
30
71
MAVO, LBO
39
14
53
HAVO, VWO, MBO
46
5
51
HBO, WO
29
7
37
Geslacht
Leeftijd
4 Geestelijke gezondheid
Tabel 4.2
Wijk
Opleiding
Werkenden*
35
6
41
Niet-werkenden
42
18
60
Gehuwd, samenwonend
35
7
42
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
42
14
56
Gescheiden
39
23
62
Weduwe, weduwnaar
42
13
55
Burgerlijke staat
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Gezondheidsmonitor 2014
Werksituatie
Een bovengemiddeld vóórkomen van suïcidaal gedrag in een bevolkingsgroep is een signaal voor mogelijk collectief psychisch onwelbevinden binnen een gemeenschap. De GGD Den Haag houdt daarom sinds vele jaren een registratie bij van het aantal gevallen van suïcidaal gedrag. Dit geldt zowel voor het monitoren van gebeurtenissen van zelfdoding als voor gevallen van ernstig zelfbeschadigend gedrag zonder dodelijke afloop (respectievelijk suïcide en parasuïcide).4 4.2.1 Suïcide
Suïcidecijfers worden ontleend aan de verslagen van de forensische artsen bij (vermoeden op) onnatuurlijk overlijden. De GGD Den Haag heeft in 2013 een onderzoek gedaan naar beïnvloedende factoren van suïcide in samenwerking met en met gebruikmaking van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.5 In de periode 2002-2012 vonden onder inwoners van Den Haag van 15 jaar en ouder gemiddeld 48 suïcides per jaar plaats. Dit komt overeen met jaarlijks 12 suïcides per 100.000 Hagenaars in deze leeftijdsgroep. Het Haagse suïcidecijfer ligt iets hoger dan het landelijke (11,3 per 100.000), het Rotterdamse (11,8 per 100.000) en het Utrechtse suïcidecijfer (11,7 per 100.000) en lager dan het suïcidecijfer van Amsterdam (14,3 per 100.000).4 Sinds 1987 is er een dalende trend van aantallen suïcides per 100.000 Hagenaars (van 15 jaar en ouder), dit lijkt in 2010 vooral bij mannen te stagneren (figuur 4.2).5
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
4.2 Suïcidaal gedrag
55
4 Geestelijke gezondheid
Het is een bekend fenomeen dat meer mannen (ongeacht hun leeftijd) dan vrouwen suïcide plegen.6 In de periode 2002-2012 lag het suïcidecijfer in Den Haag onder mannen twee keer zo hoog als onder vrouwen: 16 per 100.000 bij mannen versus 9 per 100.000 bij vrouwen. In absolute aantallen gaat het in Den Haag jaarlijks gemiddeld om 32 suïcides onder mannen en 16 onder vrouwen van 15 jaar en ouder. De cijfers voor Nederland (exclusief de vier grote steden) naar geslacht verschillen niet veel van de Haagse cijfers: in dezelfde periode vonden landelijk jaarlijks gemiddeld 16 suïcides per 100.000 mannen en 7 per 100.000 vrouwen van 15 jaar en ouder plaats (figuur 4.2). Onder jongvolwassenen is suïcide een belangrijke doodsoorzaak: één op de zes à zeven overlijdensgevallen van 15-35-jarigen in Den Haag is het gevolg van suïcide. Op die leeftijd is de kans te overlijden door suïcide het grootst. Dit aandeel is zo groot doordat de natuurlijke sterftekans op die leeftijd klein is. Suïcide komt relatief meer voor onder 45-54-jarigen en 85-plussers. Hoogbejaarde mannen ouder dan 85 jaar laten een opvallend hoog suïcidecijfer zien, dit is ook landelijk te zien. Suïcide beneden de 15 jaar is bijzonder zeldzaam. Zelfdoding komt in Nederland meer voor bij mannen en vrouwen die ongehuwd, gescheiden, of verweduwd zijn in vergelijking tot gehuwden. Ook bij mensen die alleen wonen of in een instelling verblijven, komt suïcide meer voor. Hiernaast wordt een sterk verhoogde suïcidesterfte gevonden bij mannen en vrouwen die een arbeidsongeschiktheids-, werkloosheids-, of bijstandsuitkering ontvangen (bij mannen en vrouwen met uitkering respectievelijk 4,6 en 6,1 keer meer suïcides dan bij mannen en vrouwen zonder uitkering).5
Gezondheidsmonitor 2014
Aantal suïcides per 100.000 inwoners
25
20
15
10
5
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
0
56
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Man Den Haag
Vrouw Den Haag
Man G4
Vrouw G4
Man Nederland overig
Vrouw Nederland overig
2010
2011
2012
Figuur 4.2
Aantal suïcides per 100.000 mannen en vrouwen per jaar (15 jaar en ouder) naar
woongemeente. Den Haag, G4 en Nederland overig (exclusief G4), 2002-2012.
Na registraties over de periodes 1987-1993 en 2002-2004 is de GGD Den Haag in 2008 opnieuw gestart met een registratie van gebeurtenissen van parasuïcide. Alle Haagse ziekenhuizen, de 24-uurs spoedeisende psychiatrische dienst in Den Haag en de ambulancediensten Haaglanden melden gevallen van parasuïcide onder Hagenaars. Bij parasuïcide is sprake van een leeftijds- en geslachtsverdeling die tegenovergesteld is aan suïcide; een hoger voorkomen bij vrouwen en op jongere leeftijd (tot circa 55 jaar), zo ook in Den Haag (figuren 4.3 en 4.4). De groep met het hoogste risico voor parasuïcide wordt gevormd door de 15-24-jarige Haagse vrouwen.4 In veel Europese landen zijn deze jonge vrouwen eveneens een risicogroep voor parasuïcide.6
4 Geestelijke gezondheid
4.2.2 Parasuïcide
In alle onderzoeksperiodes waren in Den Haag verhoogde parasuïcidecijfers te zien bij Turkse 15-24-jarige vrouwen. Het risico was ook verhoogd bij Surinaamse (vooral Hindostaanse) 15-24-jarige vrouwen (met uitzondering van de laatste onderzoeksperiode 2008-2010). Turkse en Surinaamse vrouwen zijn (weliswaar minder consistent) ook boven de leeftijd van 25 jaar een risicogroep voor parasuïcide. Het risico voor suïcide of herhaalde parasuïcide blijkt voor Haagse Turkse en Surinaamse vrouwen echter niet verhoogd te zijn. Ook leidt parasuïcide onder Turkse en Surinaamse vrouwen minder vaak tot een opname in een somatisch ziekenhuis, dat kan duiden op mogelijk minder ernstig zelfbeschadigend gedrag.4
Turkse 15-24-jarige
echter geen verhoogd suïcidecijfer.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
parasuïcidecijfer zien,
Gezondheidsmonitor 2014
vrouwen laten een verhoogd
57
4 Geestelijke gezondheid
Ook in Rotterdam, Utrecht, Duitsland en Basel werden verhoogde parasuïcidecijfers gevonden onder jonge Turkse vrouwen.7-9 Onderzoek uitgevoerd in Turkije wees uit dat jonge Turkse vrouwen ook in hun thuisland de grootste risicogroep vormen voor parasuïcide.10,11 In Rotterdam werden verhoogde parasuïcidecijfers gezien bij Hindostaanse meisjes, wat ook wordt gezien in Londen waar veel Hindostanen wonen.7,12 In Suriname worden überhaupt hoge parasuïcidecijfers gemeten, ongeacht leeftijd en geslacht.13 De verhoogde Haagse parasuïcidecijfers bij (jonge) Turkse en Surinaamse vrouwen kunnen niet worden verklaard door sociaal-economische factoren of het vóórkomen van psychiatrische ziekten. Ze worden vooral in verband gebracht met psychosociale problematiek die voorvloeit uit het leven tussen culturen, zoals een beperkte autonomie als vrouw, identiteitscrisis, gemis aan verbondenheid en gebondenheid binnen het gezin, miscommunicatie tussen generaties, gebrek aan affectie, het ontbreken van sociale support (van peers) of disharmonie in nauwe familieverbanden.7, 14-16 Vooral dochters van migrantenouders hebben hier veel last van.17 600
Nederlands
500
Gezondheidsmonitor 2014
Aantal per 100.000 mannen
Surinaams Turks 400 Marokkaans Antilliaans 300
Overig Totaal
200
100
0 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 jaar e.o
Totaal
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Leeftijd
58
Figuur 4.3
Aantal gebeurtenissen van parasuïcide per 100.000 Haagse mannen van 15 jaar
en ouder naar leeftijd en etniciteit. Den Haag 2008-2010.
Nederlands
500
Surinaams Turks Aantal per 100.000 vrouwen
400
Marokkaans
4 Geestelijke gezondheid
600
Antilliaans 300
Overig Totaal
200
100
0 15-24
25-34
35-44
45-54
55-64
65-74
75 jaar e.o
Totaal
Aantal gebeurtenissen van parasuïcide per 100.000 Haagse vrouwen van 15 jaar
en ouder naar leeftijd en etniciteit. Den Haag 2008-2010.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Figuur 4.4
Gezondheidsmonitor 2014
Leeftijd
59
Hoofdstuk 5
Sociale gezondheid Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn. In de vorige hoofdstukken zijn de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de Haagse inwoners besproken. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de sociale gezondheid. Allereerst wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het aandeel Hagenaars dat aangeeft zich gelukkig te voelen. Vervolgens worden de cijfers over eenzaamheid, regie over eigen leven en sociale uitsluiting gepresenteerd. Hierna wordt ingegaan op sociaal kwetsbaren achter de voordeur, in opvang en op straat. Tot slot, worden in de laatste paragraaf cijfers gepresenteerd over huiselijk geweld in Den Haag.
Uit onderzoek is bekend dat er een relatie bestaat tussen geluk en gezondheid. Mensen die gezond zijn, voelen zich vaker gelukkig dan mensen met een minder goede gezondheid. Gelukkige mensen leven bovendien langer.1-3 In de Gezondheidsenquête van 2012 is gevraagd naar hoe gelukkig mensen zich voelen. De meerderheid (86%) van de Haagse inwoners voelt zich tamelijk of heel gelukkig, waarvan 37% zich heel gelukkig voelt (tabel 5.1). Elf procent voelt zich niet zo gelukkig en drie procent voelt zich helemaal niet gelukkig. Er is geen verschil tussen Haagse mannen en vrouwen of tussen de verschillende leeftijdsgroepen. Er is echter wel een verschil tussen autochtone en allochtone Hagenaars: een lager percentage allochtone Hagenaars geeft aan zich gelukkig te voelen. Bij vooral de Turkse en Surinaamse Hagenaars is dit percentage laag (figuur 5.1). Ook minder inwoners van achterstandswijken geven aan gelukkig te zijn, evenals laagopgeleiden, niet-werkenden en gescheiden Hagenaars (tabel 5.1).4
Tabel 5.1
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat zich tamelijk of heel gelukkig
voelt naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke
staat. Den Haag 2012. Totaal 2012
5 Sociale gezondheid
5.1 Geluk
Opleiding 86
Geslacht Man
85
Vrouw
87
Geen, LO
67
MAVO, LBO
82
HAVO, VWO, MBO
89
HBO, WO
92
19-64
86
65+
88
Werkenden*
92
Niet-werkenden
78
Burgerlijke staat Gehuwd, samenwonend
92
Autochtoon
93
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
82
Allochtoon
78
Gescheiden
70
Weduwe, weduwnaar
82
Etniciteit
Gezondheidsmonitor 2014
Werksituatie Leeftijd
Wijk Wijk met achterstand
77
Wijk zonder achterstand
91
De meeste Hagenaars (86%) voelen zich gelukkig.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
61
100 90 80
5 Sociale gezondheid
70 60 % 50 40 30 20 10 0 Autochtoon
Surinaams
Turks
Marokkaans
Overig westers
Overig nietwesters
Figuur 5.1
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat zich tamelijk of
heel gelukkig voelt naar etniciteit. Den Haag 2012.
In Den Haag is er een verband te zien tussen geluk en ervaren gezondheid. Onder Hagenaars die hun gezondheid als (zeer) slecht ervaren is het percentage dat zich gelukkig voelt lager (31%) dan bij Hagenaars die hun gezondheid als matig (72%) of (zeer) goed (95%) ervaren (figuur 5.2).4
100
Percentage dat zich gelukkig voelt
Gezondheidsmonitor 2014
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 (Zeer) goed
Gaat wel
(Zeer) slecht
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Ervaren gezondheid
62
Figuur 5.2
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat zich tamelijk of heel
gelukkig voelt, uitgesplitst naar personen die hun gezondheid als (zeer)
goed ervaren, als matig (‘gaat wel’) of als (zeer) slecht. Den Haag 2012.
Eenzaamheid is een situatie van enige duur waarbij het aan gewenste kwaliteit in sociale steun ontbreekt door gemis aan contacten of gemis in contacten.5 Het is de uitkomst van een persoonlijke waardering van een situatie, waarin iemand zijn bestaande relaties afweegt tegen zijn eigen wensen of verwachtingen ten aanzien van relaties. Eenzaamheid is dus een persoonlijke, subjectieve ervaring. Er kunnen twee soorten eenzaamheid onderscheiden worden: emotionele of sociale eenzaamheid. Er is sprake van emotionele eenzaamheid als iemand een sterk gemis ervaart van een intieme relatie of een emotioneel hechte band met een partner of vriend(in). Van sociale eenzaamheid is er sprake als iemand betekenisvolle relaties met een bredere groep mensen, zoals collega’s, kennissen, buurtgenoten of mensen met dezelfde belangstelling mist. Een intieme partnerrelatie kan sociale eenzaamheid niet opheffen.6
5 Sociale gezondheid
5.2 Eenzaamheid
Langdurige eenzaamheid bedreigt het persoonlijk welbevinden en kan in allerlei opzichten ziekmakend zijn, zowel lichamelijk (onder andere hoofdpijn, maagpijn, slaapproblemen en overmatig middelengebruik) als geestelijk (onder andere verminderd zelfrespect, pessimistisch toekomstperspectief, depressie en angst).5
Gezondheidsmonitor 2014
Uit de Gezondheidsenquête van 2012 blijkt dat volgens een veel gebruikte ‘eenzaamheidsschaal’ 46% van de Hagenaars van 19 jaar en ouder zich (matig tot zeer ernstig) eenzaam voelt, waarvan 14% ernstig tot zeer ernstig (figuur 5.3). Landelijk liggen de cijfers lager: 39% voelt zich eenzaam, waarvan 8% ernstig tot zeer ernstig. Binnen de G4 heeft Utrecht het laagste percentage inwoners dat zich eenzaam voelt (35%). Amsterdam en Rotterdam kennen vergelijkbare cijfers als Den Haag.4 In vergelijking met 2008 is het percentage dat zich (matig tot zeer ernstig) eenzaam voelt gestegen in Den Haag, evenals in Rotterdam en Amsterdam. In Utrecht is het vergelijkbaar gebleven.7 In Den Haag komt eenzaamheid meer voor onder laagopgeleiden, niet-westerse allochtonen, niet-werkenden, alleenstaanden, inwoners van achterstandswijken en 65-plussers (tabel 5.2). Sociale eenzaamheid komt meer voor dan emotionele eenzaamheid (46% versus 34%).4
60
50
40
%
30
20
10
Den Haag 2008
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
2012
Figuur 5.3
Percentage inwoners van 19 jaar en ouder dat zich matig tot zeer ernstig eenzaam
voelt. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 2008 en 2012.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
0
63
Bijna de helft (46%) van de Haagse inwoners voelt zich eenzaam.
64
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat zich matig tot zeer ernstig
eenzaam voelt naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en
burgerlijke staat. Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
46
Wijk met achterstand
58
Wijk zonder achterstand
39
Geslacht Man
45
Opleiding
Vrouw
46
Geen, LO
68
MAVO, LBO
51
Leeftijd
HAVO, VWO, MBO
45
HBO, WO
36
19-34
45
35-64
45
65+
49
Etniciteit
5 Sociale gezondheid
Tabel 5.2
Werksituatie Werkenden*
38
Niet-werkenden
58
Autochtoon
34
Westers allochtoon
44
Burgerlijke staat
Niet-westers allochtoon
65
Gehuwd, samenwonend
39
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
51
Gescheiden
63
Weduwe, weduwnaar
56
5.3 Regie eigen leven Mensen die het gevoel hebben controle (regie) te hebben over hun eigen leven, kunnen beter omgaan met problemen, waaronder gezondheidsproblemen. Het gevoel controle te hebben over het leven is een beschermende factor tegen achteruitgang in lichamelijk functioneren bij mensen met en zonder chronische ziekten en heeft een direct beschermend effect tegen depressie.8 In de Gezondheidsenquête zijn enkele vragen gesteld om na te gaan hoeveel mensen in Den Haag het gevoel hebben te weinig regie te hebben over hun leven. Met behulp van deze vragen kan een beeld worden verkregen van de mate van controle over het leven die mensen ervaren. Er kan bepaald worden of mensen denken zelf invloed te hebben op de dingen die hen overkomen.9
Gezondheidsmonitor 2014
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Het percentage Hagenaars dat het gevoel heeft te weinig regie te hebben over hun leven is het hoogst onder de laagopgeleiden: een derde van hen heeft het gevoel geen regie te hebben over hun leven (tabel 5.3). Ook is dit percentage hoger onder 65-plussers, niet-werkenden en mensen die gescheiden of weduwnaar/weduwe zijn. Onder niet-westerse allochtonen ligt het percentage eveneens hoger: vooral onder Turkse en Marokkaanse Hagenaars is dit het geval (figuur 5.4). In alle vier de grote steden is het percentage dat het gevoel heeft te weinig regie te hebben over hun leven hoger in de achterstandswijken dan in de niet-achterstandswijken. Dit percentage is in de Haagse achterstandswijken het hoogst, alleen Utrecht kent vergelijkbare cijfers. In Den Haag is er een duidelijk verband te zien tussen ervaren gezondheid en regie hebben over je eigen leven. Zestig procent van de Hagenaars die hun gezondheid als (zeer) slecht ervaren heeft het gevoel te weinig regie te hebben over hun eigen leven tegenover vijf procent van degenen die hun gezondheid als (zeer) goed ervaren.4
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Twaalf procent van de Hagenaars heeft het gevoel te weinig regie te hebben over hun leven. In Rotterdam (12%) en Utrecht (11%) is het percentage vergelijkbaar en in Amsterdam ligt het percentage iets lager (10%).
65
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat het gevoel heeft te
weinig regie te hebben over hun leven naar geslacht, leeftijd, wijk, opleiding,
werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012.
5 Sociale gezondheid
Tabel 5.3
Totaal
Opleiding
2012
12
Geslacht Man
13
Vrouw
12
Geen, LO
33
MAVO, LBO
20
HAVO, VWO, MBO
8
HBO, WO
5
Werksituatie Leeftijd 19-34
10
35-64
12
65+
19
Werkenden*
7
Niet-werkenden
21
Burgerlijke staat
Wijk
Gehuwd, samenwonend
9
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
12
Wijk met achterstand
20
Gescheiden
25
Wijk zonder achterstand
9
Weduwe, weduwnaar
22
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
35 30
Gezondheidsmonitor 2014
25 20 %
15 10 5 0
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Autochtoon
66
Surinaams
Turks
Marokkaans
Overig westers
Overig nietwesters
Figuur 5.4
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat het gevoel heeft te weinig
regie te hebben over hun leven naar etniciteit. Den Haag 2012.
5.4 Sociale uitsluiting Sociale uitsluiting is een breed begrip dat verwijst naar het onvermogen van groepen of individuen om als gevolg van individuele en maatschappelijke factoren volledig deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Dit onvermogen uit zich op meerdere dimensies: sociale participatie (onvoldoende sociale netwerken, eenzaamheid), materiële deprivatie (onvoldoende financiële middelen), toegang tot sociale rechten (drempels voor zorg, ontevreden over woonomgeving en discriminatie in het algemeen) en normatieve integratie (onvoldoende naleving van algemene waarden en normen). Een persoon is sociaal uitgesloten als hij of zij op meerdere dimensies uitgesloten is. Sociale uitsluiting hangt sterk samen met een slechte gezondheid.10-12
bevolking voelt zich sociaal uitgesloten. Vooral laagopgeleide en niet-westerse Hagenaars voelen zich sociaal uitgesloten.
Tabel 5.4
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat zich matig tot sterk sociaal
uitgesloten voelt naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en
burgerlijke staat. Den Haag 2012.
12
Wijk met achterstand
23
Wijk zonder achterstand
7
Geslacht Man
12
Opleiding
Vrouw
12
Geen, LO
39
MAVO, LBO
15
HAVO, VWO, MBO
9
HBO, WO
5
Leeftijd 19-64
13
65+
8
Gezondheidsmonitor 2014
Wijk
Totaal 2012
5 Sociale gezondheid
Twaalf procent van de Haagse
In Den Haag voelt 12% van de bevolking zich matig tot sterk uitgesloten. Dit is vergelijkbaar met Rotterdam (13%), maar hoger dan in Amsterdam (9%) en Utrecht (8%). In Den Haag voelen relatief veel lager opgeleiden, niet-werkenden en inwoners van wijken met achterstand zich sociaal uitgesloten. Ook relatief veel 19-64-jarige en ongehuwde of gescheiden Hagenaars voelen zich sociaal uitgesloten. Wat betreft etniciteit zijn er duidelijke verschillen: bij alle onderscheiden allochtone groepen is het percentage dat zich sociaal uitgesloten voelt hoger dan bij autochtone Hagenaars, vooral bij Hagenaars van Turkse afkomst ligt het percentage hoog (tabel 5.4).
Etniciteit
Werkenden*
6
Niet-werkenden
23
Autochtoon
4
Surinaams
23
Turks
35
Burgerlijke staat
Marokkaans
25
Gehuwd, samenwonend
9
Overig westers
9
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
15
Overig niet-westers
29
Gescheiden
24
Weduwe, weduwnaar
7
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
In Den Haag is er een verband te zien tussen sociale uitsluiting en ervaren gezondheid. Ongeveer de helft van de Hagenaars die de eigen gezondheid als (zeer) slecht ervaart, voelt zich sociaal uitgesloten. Bij Hagenaars die hun gezondheid als matig of goed ervaren ligt dit percentage veel lager (figuur 5.5).4
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Werksituatie
67
5 Sociale gezondheid
Percentage dat zich sociaal uitgesloten voelt
60 50 40 30 20 10 0 (Zeer) goed
Gaat wel
(Zeer) slecht
Ervaren gezondheid
Figuur 5.5
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat zich matig tot sterk
sociaal uitgesloten voelt uitgesplitst naar personen die hun gezondheid als
(zeer) goed ervaren, als middelmatig (‘gaat wel’) of als (zeer) slecht.
Den Haag 2012.
5.5 Sociaal kwetsbaren achter de voordeur, in opvang en op straat
Gezondheidsmonitor 2014
Achter de voordeur
Het Centraal Coördinatiepunt (CCP) van de GGD Den Haag organiseert de zorg aan en opvang van sociaal kwetsbare mensen in de regio Den Haaga. Het CCP coördineert onder meer de zorg voor mensen die niet goed voor zichzelf zorgen en problemen hebben op verschillende terreinen, maar (nog) niet dakloos zijn; de zogenaamde hoogrisicogroep achter de voordeur. Er zijn verspreid over Den Haag tien signaleringsoverleggen, waarin deze mensen worden besproken. Aan het overleg nemen instellingen deel als Centrum voor Jeugd en Gezin, Parnassia, Den Haag OpMaat, Algemeen Maatschappelijk Werk, woningbouwverenigingen en wijkagenten van de desbetreffende politiebureaus. Het doel van de overleggen is zorgwekkende zorgmijders op te sporen en toe te leiden naar zorg. In de periode van 2009-2012 zijn er per jaar gemiddeld 143 nieuwe aanmeldingen via het signaleringsoverleg bij het CCP binnengekomen. In 2012 waren dit er 131 (figuur 5.6).13 200
68
Aantal
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
150
100
50
0 2009
2010
2011
2012
Figuur 5.6
Aantal nieuwe aanmeldingen van kwetsbaren achter de voordeur in
Den Haag via het Signaleringsoverleg. Den Haag 2009-2012.
a De regio Den Haag omvat Den Haag, Zoetermeer, Rijswijk, Wassenaar en Leidschendam-Voorburg.
Naast de zorg voor de hoogrisicogroep achter de voordeur organiseert, coördineert en monitort het CCP van de GGD Den Haag ook de zorg aan en opvang van dak- en thuislozen in de regio Den Haag. Het CCP verwijst dak- en thuislozen, indien nodig, door naar één van de instellingen voor maatschappelijke opvang. In 2012 zijn 2.258 personen aangemeld bij het CCP. Er bestaan geen grote verschillen tussen het aantal aanmeldingen in de jaren 2009-2012 (figuur 5.7). Gemiddeld is 71% man. Ruim de helft van de aangemelde personen bij het CCP is tussen de 23 en 45 jaar.13
5 Sociale gezondheid
Maatschappelijke opvang
3.000
2.500
Aantal
2.000
1.500 1.000
500
0 2009
2011
2012
Figuur 5.7 Aantal nieuw gemelde personen bij het CCP naar geslacht.
Regio Den Haag 2009-2012.
Gezondheidsmonitor 2014
Vrouw
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Man
2010
69
5 Sociale gezondheid Gezondheidsmonitor 2014
De maatschappelijke opvang van dak- en thuislozen in Den Haag kent diverse voorzieningen: doorstroom-, verblijfs-, dagopvang-, en nachtopvangvoorzieningen. Tot de belangrijkste aanbieders van de Haagse voorzieningen voor dak- en thuislozen behoren de Kessler Stichting, het Goodwillwerk Leger des Heils en Stichting Limor. In de zorg voor dak- en thuislozen is naast een dak boven het hoofd en hulp bij psychische en verslavingsproblemen, schulden of sociaal isolement ook aandacht voor de fysieke gezondheid. Daartoe werkt de GGD samen met huisartsen, tandartsen, wijkverpleegkundigen, apotheken en ziekenhuizen. Om meer inzicht te krijgen in de kenmerken van feitelijk daklozenb is in de vier grote steden tijdens de winterregelingen van 2010-2011 en 2011-2012 het zogenoemde Winterkoudeonderzoek uitgevoerd. De winterregeling houdt in dat bij langdurige kou de nachtopvangvoorzieningen kosteloos worden opengesteld voor alle typen daklozen, waardoor de toeloop groter is. Dit biedt de mogelijkheid om in een korte tijd met veel feitelijk daklozen te spreken, ook met daklozen die normaal gesproken buiten slapen. De meesten van de feitelijk daklozen in Den Haag waren mannen in de leeftijd van 23 tot 54 jaar. Bijna de helft (48%) had de Nederlandse nationaliteit en 33% had een nationaliteit uit één van de nieuwe EU-staten (Midden- en Oost-Europa), wat duidelijk hoger is dan het G4-gemiddelde van 22%. Deze ‘MOE-landers’ zijn relatief kort geleden dakloos geworden.
Een derde van de feitelijk daklozen in Den Haag is afkomstig uit één van de nieuwe EU-landen (Midden- en Oost-Europa).
Bijna de helft (45%) van de feitelijk daklozen in Den Haag vertelde schulden te hebben, dit is vergelijkbaar met het percentage in Amsterdam en Utrecht. In Rotterdam lag het percentage feitelijk daklozen met schulden hoger (66%). Naast problematiek rond schulden is gevraagd naar het middelengebruik. Ruim tweederde van de feitelijk daklozen in Den Haag (69%) gaf aan wel eens alcohol of drugs te gebruiken. Dit is vergelijkbaar met Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Een derde van de Haagse feitelijk daklozen geeft aan in de laatste maand cannabis te hebben gebruikt en 7% gebruikt dagelijks cannabis. In de laatste maand heeft 4% van de Haagse daklozen cocaïne gebruikt en 6% opiaten (heroïne/methadon). Intraveneus druggebruik komt vrijwel niet voor. Bijna een derde van de feitelijk daklozen in Den Haag gaf aan zich op het moment van het winterkoude-onderzoek ziek te voelen en/of medicijnen te gebruiken die door een arts waren voorgeschreven. De meest voorkomende klachten en/of ziekten waarvoor medicijnen werden gebruikt, waren maagklachten, rust/slaapproblemen en suikerziekte. Bijna de helft van de feitelijk daklozen (46%) gaf aan in het afgelopen jaar zorg te hebben ontvangen van de huisarts, 29% van de eerste hulp in een ziekenhuis, 15% van een tandarts, en 21% gaf aan in het afgelopen jaar zorg te hebben ontvangen van een GGZ-instelling.14
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Op straat
70
Kenmerkend voor feitelijke dakloosheid is de instabiele aard van de huisvesting; de nachtopvang, een overnachting bij kennissen en het verblijf op straat wisselen elkaar af. Uit het Winterkoudeonderzoek bleek dat de overgrote meerderheid van de daklozen in Den Haag (82%) wel eens op straat slaapt (bijvoorbeeld in portiek, onder brug, of geïmproviseerde schuilplaats).14 Op basis van een schattingsmethode van de GGD Amsterdam waren er in de winter van 2011/2012 rond de 40 buitenslapers per nacht in Den Haag. Het aantal buitenslapers blijkt sterk gedaald ten opzichte van de schatting van het jaar ervoor (toen rond de 70 buitenslapers per nacht). Het aantal buitenslapers in de vier steden gezamenlijk wordt in 2011/2012 op 250 geschat, een daling ten opzichte van 2010/2011 (tabel 5.5). Den Haag en Amsterdam zijn verantwoordelijk voor deze daling; in Den Haag is de daling relatief sterker dan in Amsterdam. In Rotterdam is juist sprake van een stijging. Deze stijging betreft vooral mensen van buiten Rotterdam. In Utrecht is het aantal buitenslapers stabiel laag gebleven.15
b Feitelijk daklozen zijn mensen die niet beschikken over een eigen woonruimte en die voor een slaapplek gedurende de nacht ten minste één nacht waren
aangewezen op: buiten slapen en/of overnachten in de open lucht en in overdekte openbare ruimten (zoals portieken, fietsenstallingen) en/of binnen slapen in passantenverblijven van de maatschappelijke opvang, inclusief eendaagse opvang en/of binnen slapen bij vrienden, kennissen of familie, zonder vooruitzichten op een slaapplek voor de daaropvolgende nacht.
Schatting aantal buitenslapers op een gemiddelde nacht. Den Haag,
Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, winter 2010/2011 en winter 2011/2012. Winter 2010/2011
Winter 2011/2012
Den Haag
70
40
Amsterdam
180
150
Rotterdam
20
45
Utrecht
20
15
Totaal G4
290
250
5 Sociale gezondheid
Tabel 5.5
5.6 Huiselijk geweld
Tabel 5.6
Percentage inwoners van 19 jaar en ouder dat ooit slachtoffer is geweest van huiselijk
geweld. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Nederland, 2012.
Ooit slachtoffer geweest van huiselijk geweld Afgelopen jaar slachtoffer geweest van huiselijk geweld
Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Nederland
9,0
9,5
8,2
6,7
7,4
1,2
1,0
1,1
0,4
0,8
De vormen van huiselijk geweld die het meest worden genoemd, zijn emotioneel geweld (71%) en/of lichamelijk geweld (61%). Twaalf procent geeft aan seksueel misbruikt te zijn. Een derde van de slachtoffers van huiselijk geweld meldt dat de pleger van het geweld een ex-partner was, een even hoog percentage (33%) dat het een (stief)ouder was en in 21% van de gevallen was de eigen partner de pleger van het geweld. De percentages in Den Haag komen overeen met de percentages in de drie andere grote steden. In de Gezondheidsenquête is eveneens de vraag gesteld om op een schaal van 1 tot 10 aan te geven hoe ernstig men het huiselijk geweld heeft ervaren, waarbij het cijfer 1 staat voor heel licht geweld en het cijfer 10 voor zeer ernstig geweld met doodsbedreiging. Opvallend is dat 21% van de Hagenaars dat aangeeft ooit huiselijk geweld meegemaakt te hebben dit als zeer ernstig geweld met doodsbedreiging heeft ervaren (figuur 5.8).4
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Om een indruk te krijgen over het vóórkomen van huiselijk geweld in Den Haag zijn in de Gezondheidsenquête vragen gesteld over huiselijk geweld. In 2012 geeft 9% van de Haagse inwoners van 19 jaar en ouder aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld en geeft 1% aan in het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld. Deze percentages liggen iets hoger dan het landelijk gemiddelde en hoger dan in Utrecht, maar zijn vergelijkbaar met de percentages uit Amsterdam en Rotterdam (tabel 5.6).4 Het percentage Hagenaars dat in 2012 aangeeft slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld komt overeen met de percentages uit 2008.7 In Den Haag geven relatief meer vrouwen dan mannen aan ooit slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld (13% versus 5%), meer 19-34-jarigen dan 65-plussers (12% versus 4%) en meer alleenstaanden dan gehuwden of samenwonenden (14% versus 6%). Iets meer allochtone Hagenaars dan autochtone Hagenaars geven aan slachtoffer te zijn geweest van huiselijk geweld (10% versus 8%).4
Gezondheidsmonitor 2014
Huiselijk geweld is geweld (aantasting van de persoonlijke integriteit) dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd. Hieronder vallen alle vormen van relationeel geweld: geestelijk, lichamelijk en seksueel geweld en kindermishandeling.16 De huiselijke kring omvat (ex)partners, gezinsleden, familieleden en huisvrienden. Huiselijk geweld kan leiden tot langdurige psychische en lichamelijke klachten. Dit geldt voor diegene die het geweld ondergaat, maar ook voor de kinderen die getuige zijn geweest van huiselijk geweld.
71
25
5 Sociale gezondheid
20
15 % 10
5
0 1
2
3
4
5
6
7
8
Heel licht geweld
9
10 Zeer ernstig geweld met doodsbedreiging
Figuur 5.8
Ervaren ernst van huiselijk geweld op een schaal van 1 (heel licht geweld) tot 10 (zeer ernstig
geweld met doodsbedreiging). Den Haag 2012.
Ook in de Stadsenquête worden jaarlijks vragen gesteld over huiselijk geweld. In de periode 2005 tot en met 2013 kende gemiddeld 7% van de Haagse bevolking één of meer gevallen van huiselijk geweld in de buurt. Dit percentage bleef redelijk constant in deze negen jaar.17 Incidenten geregistreerd als huiselijk geweld bij Politie Haaglanden
Gezondheidsmonitor 2014
De politie registreert systematisch de bij hen gemelde incidenten van huiselijk geweld. In tabel 5.7 staat het aantal gevallen dat geregistreerd is als een incident huiselijk geweld bij de politie Haaglanden in 2011 en 2012.
Tabel 5.7
Aantal incidenten van huiselijk geweld geregistreerd door de politie
Haaglanden. Regio Haaglanden en Den Haag, 2011 en 2012. 2011
2012
Incidenten huiselijk geweld regio Haaglanden (incl. Den Haag)
7.349
7.289
Incidenten huiselijk geweld gemeente Den Haag
4.273
4.296
In 2012 waren er 4.296 gerapporteerde incidenten van huiselijk geweld in Den Haag. Dit komt neer op 8,6 incidenten per 1.000 Haagse inwoners.18
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Meldingen bij Steunpunt Huiselijk Geweld regio Den Haag
72
Met vragen over huiselijk geweld of voor hulp na huiselijk geweld kan men terecht bij het Steunpunt Huiselijk Geweld regio Den Haag (SHG). Bellers kunnen informatie krijgen, directe hulp door middel van een gesprek of (indien nodig) snel worden doorverwezen. In 2008 is gestart met ‘De Haaglandse Aanpak’, waarbij de politie zoveel mogelijk situaties van huiselijk geweld waar zij mee in aanraking komt, meldt bij het SHG. In figuur 5.9 staat het aantal meldingen van geweldsituaties bij het SHG over de periode 2010-2012. Het aantal meldingen via de politie is elk jaar gestegen, terwijl het aantal meldingen van publiek en professionals vrijwel gelijk bleef. Nieuw sinds 2012 is de aanpak van het Veilig Verder Team (VVT). Betrokkenen bij een situatie van huiselijk geweld, die door de politie zijn aangemeld, worden door het SHG uitgenodigd voor het VVT. Slachtoffer, pleger en eventueel kinderen zitten samen met hulpverleners om de tafel waarbij de problematiek rond het huiselijk geweld, maar ook overige problematiek binnen het gezin in kaart worden gebracht. De veiligheid van alle betrokkenen staat daarbij centraal.19
2.000 1.800 1.600 5 Sociale gezondheid
Aantal
1.400 1.200 1.000 800 600 400 200 0 2010 Meldingen door publiek en professionals
2011
2012
Meldingen door politie
Figuur 5.9 Aantal meldingen over geweldsituaties bij het Steunpunt Huiselijk Geweld naar melder.
Regio Den Haagc 2010-2012.
c Regio Den Haag omvat Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar en Zoetermeer.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Begin 2009 is in Nederland gestart met de uitvoering van de Wet Tijdelijk Huisverbod. Het tijdelijk huisverbod houdt in dat in een situatie waarbij een persoon die een ernstig gevaar oplevert voor de veiligheid van personen met wie deze persoon een huishouden deelt een tijdelijk huisverbod kan worden opgelegd. De uithuisgeplaatste mag gedurende een periode van 10 dagen de woning niet betreden en ook geen contact hebben met de achtergebleven huisgenoten. Het huisverbod kan tot maximaal 28 dagen worden verlengd. In de 10 dagen dat het huisverbod van kracht is wordt een hulpverleningstraject opgestart voor zowel de uithuisgeplaatste als de partner en/of de kinderen. In 2012 werden er in Nederland 3.529 huisverboden opgelegd (gemiddeld 294 per maand). In Den Haag was dit 258 keer over heel 2012, wat neerkomt op gemiddeld 22 huisverboden per maand. Dit is een toename van 15% vergeleken met de 224 opgelegde huisverboden in 2011. Het aantal huisverboden in 2012 in Den Haag is vergelijkbaar met het aantal in Amsterdam (267), lager dan in Rotterdam (414) en hoger dan in Utrecht (61). Opgemerkt moet worden dat het aantal huisverboden de mate van toepassing van het instrument weergeeft en geen indicatie geeft voor het meer of minder voorkomen van huiselijk geweld.20
Gezondheidsmonitor 2014
Tijdelijk huisverbod
73
Hoofdstuk 6
Leefstijl Iemands leefstijl is van invloed op zijn gezondheid. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op een aantal belangrijke leefstijlfactoren, namelijk lichamelijke activiteit, voeding, overgewicht en genotmiddelengebruik en verslaving. Dit zijn leefstijlfactoren die zich goed lenen voor beïnvloeding door gemeentelijk gezondheidsbeleid. In de laatste paragraaf zal worden ingegaan op de voornemens die de inwoners van Den Haag hebben om de gezondheid te verbeteren.
De ruime definitie van lichamelijke activiteit is ‘elke krachtinspanning van skeletspieren resulterend in méér energieverbruik dan in rustende toestand’.1 Voldoende bewegen heeft een gunstig effect op onder andere bloeddruk, botdichtheid, overgewicht en vetpercentage en mede daardoor een gunstig effect op het voorkómen en het verloop van tal van chronische ziekten waaronder hart- en vaatziekten, depressie, suikerziekte en verschillende vormen van kanker.2
6 Leefstijl
6.1 Lichamelijke activiteit
6.1.1 Bewegen
Het gunstige effect van lichamelijke activiteit op de gezondheid treedt op als men voldoende beweegt. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) stelt dat voor het onderhouden van de gezondheid volwassenen ten minste vijf dagen en het liefst alle dagen van de week minimaal 30 minuten matig intensief lichamelijk actief zijn. Voor ouderen (55 jaar en ouder) geldt dezelfde norm, maar met een lager intensiteitsniveau. Voor niet-actieve ouderen, met of zonder beperkingen, is elke extra hoeveelheid lichaamsbeweging zinvol. Naast sport vallen activiteiten als fietsen, wandelen, tuinieren, klussen, inspanning bij huishoudelijk werk en lichamelijke activiteit tijdens het werk onder de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Naast de NNGB worden ook de fitnorm en de combinorm gebruikt om uit te drukken of iemand genoeg beweegt (box 6.1).2
Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB):
Dagelijks minstens een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit,
Ten minste drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intensieve activiteit.
Combinorm:
Iemand voldoet aan de combinorm als hij of zij ten minste aan één van de twee
bovenstaande normen voldoet (NNGB of fitnorm).
Box 6.1 Beschrijving van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB), de fitnorm en combinorm voor volwassenen.
Volgens de Gezondheidsenquête 2012 voldoet 63% van de Hagenaars van 19 jaar en ouder aan de NNGB. Landelijk zegt 66% van de Nederlanders van 19 jaar en ouder aan deze norm te voldoen. Het percentage inwoners dat in Den Haag aan de beweegnorm voldoet ligt iets hoger dan in Rotterdam (59%), is vrijwel gelijk aan Utrecht (64%) en iets lager dan in Amsterdam (67%).3 Ten opzichte van 2008 is het percentage Hagenaars dat voldoet aan de beweegnorm iets toegenomen (toen voldeed 59% van de Hagenaars aan de beweegnorm).4 In Den Haag voldoen bewoners van wijken zonder achterstand, hoog opgeleiden en autochtone Hagenaars vaker aan de beweegnorm. Turkse, Zes op de tien Hagenaars Marokkaanse en Surinaamse Hagenaars voldoen relatief gezien het minst vaak aan de beweegnorm (tabel 6.1).3 voldoet aan de Nederlandse
Norm Gezond Bewegen.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Fitnorm:
Gezondheidsmonitor 2014
op minimaal vijf dagen.
75
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat voldoet aan de Nederlandse
Norm Gezond Bewegen (NNGB) naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding,
werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012.
6 Leefstijl
Tabel 6.1
Wijk
Totaal 2012
63
Wijk met achterstand
57
Wijk zonder achterstand
66
Geslacht Man
64
Opleiding
Vrouw
62
Geen, LO
53
MAVO, LBO
63
HAVO, VWO, MBO
64
HBO, WO
66
Leeftijd 19-24 jaar
62
25-34 jaar
58
35-44 jaar
59
Werksituatie
45-54 jaar
56
Werkenden*
64
55-64 jaar
79
Niet-werkenden
61
65-74 jaar
75
75-84 jaar
63
Burgerlijke staat
85+
40
Gehuwd, samenwonend
64
Alleenstaand
63
Gezondheidsmonitor 2014
Etniciteit Autochtoon
68
Surinaams
52
Turks
42
Marokkaans
52
Overig westers
66
Overig niet-westers
60
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Naast de Nederlandse Norm Gezond Bewegen is er ook een fitnorm die ten minste drie keer per week minimaal 20 minuten zwaar intensieve activiteit voorschrijft.2 In Den Haag voldoet 20% van de bevolking van 19 jaar en ouder aan de fitnorm.3 Daarnaast wordt door het ministerie van Volksgezondheid en Welzijn ook de zogeheten combinorm gebruikt. De combinorm is een combinatie van de NNGB en de fitnorm. Iemand voldoet aan de combinorm wanneer hij of zij ten minste aan één van beide normen voldoet.2 Meer dan de helft (64%) van de Hagenaars van 19 jaar en ouder voldoet aan de combinorm.3
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
6.1.2 Sport
76
Onder sport wordt verstaan: activiteiten die verricht worden volgens gebruiken en regels uit de sportwereld. Voorbeelden hiervan zijn voetbal, badminton, tennis en zwemmen, maar niet puzzelen of tuinieren. Sporten tijdens de lessen lichamelijke opvoeding op school onder schooltijd valt evenmin onder deze definitie. In de Haagse Stadsenquête 2013 is gevraagd naar sportdeelname van Hagenaars. Volgens de Richtlijn Sportdeelname Onderzoek (RSO) is iemand een sporter als hij of zij in twaalf maanden minstens twaalf keer aan sport heeft gedaan. Ruim de helft van de Hagenaars in de leeftijdscategorie 16 tot 70 jaar (57%) gaf aan in de afgelopen twaalf maanden twaalf keer of vaker te hebben gesport (in 2008 was dit 52%). Daarnaast is er in de Stadsenquête ook gekeken naar mensen die regelmatig sporten (60 keer per jaar of meer: gemiddeld dus één à twee keer per week). Ruim éénderde van de Hagenaars (37%) is een regelmatige sporter; dit is gelijk aan 2008. In de stadsdelen Haagse Hout (68%), Scheveningen (66%) en LeidschenveenYpenburg (65%) wordt het meest gesport; in Escamp (47%) en Laak (48%) het minst. Relatief meer mannen en hoger opgeleiden doen aan sport. Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt de sportdeelname af. In vergelijking met allochtone Hagenaars van de eerste generatie sporten meer allochtone Hagenaars van de tweede generatie en meer autochtone Hagenaars (tabel 6.2).5
77
6 Leefstijl
Tabel 6.2
Percentage Haagse inwoners van 16 tot 70 jaar dat minstens twaalf keer per jaar sport
naar geslacht, leeftijd, etniciteit en opleiding. Den Haag 2013. Etniciteit
Totaal 2013
57
Geslacht Man
61
Vrouw
53
Leeftijd 16-25 jaar
70
26-40 jaar
59
41-55 jaar
57
56+
47
Autochtoon
63
Allochtoon 1e generatie
48
Allochtoon 2e generatie
53
Opleiding Laag (geen, LBO, MAVO, MULO, VMBO)
37
Midden (HAVO, VWO, MBO)
55
Hoog (HBO, WO)
71
In de Stadsenquête is ook gevraagd welke sporten door de Haagse bevolking worden beoefend. Hieruit blijkt dat fitness (cardio- en krachttraining) de meest beoefende sport is (27%), gevolgd door hardlopen (22%) en zwemmen (12%).5 Sporten onder jeugdigen
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Gezondheidsmonitor 2014
Twee derde van de Haagse jongeren tussen de 4 en 23 jaar oud sport regelmatig. Dit percentage is hoger bij de autochtone jeugd dan bij de allochtone jeugd. Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
78
6.2 Voeding Een ongezond voedingspatroon is een belangrijke risicofactor voor verschillende gezondheidsproblemen, waaronder hart- en vaatziekten, suikerziekte, overgewicht, gebitsaandoeningen, botontkalking en sommige vormen van kanker.7 Ongezonde voeding is rijk aan ongezonde vetten (verzadigd vet en transvetzuren) en is arm aan vis, groente en fruit. Volgens de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad moeten volwassenen dagelijks minimaal 150-200 gram groente en 200 gram (twee stuks) fruit eten.8 Mensen die ontbijten hebben minder vaak overgewicht. Regelmatig ontbijten wordt bij kinderen geassocieerd met betere concentratie en schoolprestaties.9 Resultaten van de Gezondheidsenquête 2012 onder Hagenaars van 19 jaar en ouder laten zien dat 50% van de Hagenaars voldoet aan de richtlijn voor groenteconsumptie en 41% aan de richtlijn voor fruitconsumptie. Het percentage inwoners in Den Haag dat voldoet aan de richtlijn groenteconsumptie is vergelijkbaar met het percentage in Amsterdam en Utrecht (beide 49%) maar hoger dan in Rotterdam (46%). Het percentage inwoners dat voldoet aan de richtlijn fruitconsumptie ligt in Den Haag iets lager dan in Amsterdam (43%) en Rotterdam (44%) en is vergelijkbaar met het percentage in Utrecht (40%).3 Recente landelijke cijfers over het voldoen aan de richtlijnen voor groenteconsumptie en fruitconsumptie ontbreken. In Den Haag voldoen relatief meer gehuwden of samenwonenden dan alleenstaanden aan de richtlijn voor groenteconsumptie (tabel 6.3). Hagenaars in de leeftijdscategorie 19-24 (30%) voldoen het minst aan deze richtlijn. Relatief meer niet-werkenden, 65-plussers en in-woners van wijken met achterstand voldoen aan de richtlijn voor fruitconsumptie. Als ‘ontbijten op minimaal vijf dagen van de week’ wordt beschouwd als richtlijn voor ontbijt, dan voldoet 80% van de Hagenaars van 19 jaar en ouder hieraan. Relatief meer vrouwen en gehuwden of samenwonenden dan mannen en alleenstaanden ontbijten op minimaal vijf dagen per week. Ook neemt het aantal Hagenaars dat minimaal vijf dagen per week ontbijt toe met de leeftijd.3
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat voldoet aan de richtlijn voor
groente, fruit of ontbijt naar geslacht, leeftijd, wijk, opleiding, werksituatie en
burgerlijke staat. Den Haag 2012. Voldoen aan richtlijn groente
Voldoen aan richtlijn fruit
Voldoen aan richtlijn ontbijt
50
41
80
Man
47
41
76
Vrouw
52
42
84
19-34 jaar
42
37
70
35-64 jaar
53
39
82
65+
52
55
92
Wijk met achterstand
48
45
72
Wijk zonder achterstand
50
39
85
Geen, LO
51
47
73
MAVO, LBO
45
44
75
HAVO, VWO, MBO
45
39
78
HBO, WO
56
39
88
Werkenden*
49
38
81
Niet-werkenden
51
46
79
Gehuwd, samenwonend
55
41
87
Alleenstaand
43
41
71
Totaal
6 Leefstijl
Tabel 6.3
Geslacht
Leeftijd
Wijk
Werksituatie
Burgerlijke staat
Gezondheidsmonitor 2014
Opleiding
In figuur 6.1 staat voor de verschillende etnische groepen weergegeven hoe vaak ze voldoen aan de richtlijnen voor groente, fruit en ontbijten. Meer overig westerse, overig niet-westerse en Turkse Hagenaars dan autochtone Hagenaars voldoen aan de richtlijn voor groenteconsumptie. Relatief meer allochtone Hagenaars en dan vooral Turkse en Marokkaanse Hagenaars dan autochtone Hagenaars, voldoen aan de richtlijn voor fruitconsumptie. Tot slot voldoen relatief meer autochtone Hagenaars en Hagenaars uit overig westerse landen aan de richtlijn voor ontbijt.3
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
79
Allochtone Hagenaars voldoen vaker aan de richtlijn voor fruitconsumptie dan autochtone Hagenaars.
80
100 90
6 Leefstijl
80 70 60 %
50 40 30 20 10 0 Autochtoon
Groente
Surinaams
Fruit
Turks
Marokkaans
Overig
Overig niet-
westers
westers
Ontbijt
Figuur 6.1 Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat voldoet aan de richtlijn voor
groenteconsumptie, fruitconsumptie of ontbijt naar etniciteit. Den Haag 2012.
Van de Haagse 4-12-jarigen voldoet 26% aan de richtlijn voor fruitconsumptie, bij de 13-18-jarigen is dit gedaald naar 13%. Iets minder dan de helft (44%) van de Haagse jeugd (zowel de 4-12-jarigen als de 13-18jarigen) voldoet aan de richtlijn voor groenteconsumptie. Van de Haagse 4-12-jarigen ontbijt 91% dagelijks, bij de 13-18-jarigen is dit 74%. Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
6.3 Overgewicht
Gezondheidsmonitor 2014
Voldoen aan richtlijnen voeding onder jeugdigen
Of iemand overgewicht heeft, wordt bepaald aan de hand van de Body Mass Index (BMI). De BMI wordt berekend door het gewicht (in kilogram) te delen door de lengte (in meters) in het kwadraat. Er is sprake van overgewicht als iemand een te hoog lichaamsgewicht heeft in verhouding tot zijn of haar lengte. Bij volwassenen is sprake van overgewicht bij een BMI van 25 of hoger. Bij een BMI tussen 25 en 30 is er sprake van matig overgewicht; bij een BMI van 30 of hoger spreekt men van ernstig overgewicht (obesitas).12 In 2012 heeft ongeveer de helft (49%) van de Haagse bevolking van 19 jaar en ouder overgewicht. Hiervan heeft 34% matig overgewicht en 14% ernstig overgewicht. Dit komt overeen met de landelijke cijfers: 48% van de bevolking heeft overgewicht, waarvan 13% ernstig overgewicht heeft. De percentages in Den Haag komen overeen met de percentages in Rotterdam, maar liggen hoger dan de percentages in Amsterdam en Utrecht (tabel 6.4).3 Het percentage Hagenaars dat in 2012 overgewicht heeft is vergelijkbaar met het percentage uit 2008; dit geldt ook voor de percentages matig en ernstig overgewicht.4
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Overgewicht wordt in verband gebracht met verschillende (chronische) aandoeningen zoals suikerziekte, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Het risico op aandoeningen wordt groter naarmate het overgewicht toeneemt. Naar schatting kan ongeveer één op de zeven gevallen van hart- en vaatziekten in Nederland toegeschreven worden aan overgewicht. Overgewicht kan ook samengaan met lichamelijke beperkingen en psychosociale problemen zoals depressie bij volwassenen of lage zelfwaardering bij kinderen. In de afgelopen 30 jaar is het aantal Nederlanders met overgewicht flink toegenomen. Deze toename in matig en ernstig overgewicht is zichtbaar bij alle leeftijdsgroepen en binnen alle opleidingsniveaus.10-11
81
Tabel 6.4
Percentage inwoners van 19 jaar en ouder met matig en ernstig overgewicht in de vier
grote steden en Nederland. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Nederland,
6 Leefstijl
2012.
Matig overgewicht (BMI > = 25 en <30) Ernstig overgewicht (BMI > = 30)
Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Nederland
34
28
34
28
36
14
11
15
10
13
49
40
49
38
48
Totaal overgewicht (BMI > = 25)
In Den Haag komt overgewicht meer voor bij mannen, lager opgeleiden, bewoners van wijken met achterstand en niet-werkenden. Overgewicht komt minder voor bij 19-34-jarigen en ongehuwden (tabel 6.5). Matig overgewicht komt meer voor bij mannen en 65-plussers. Ernstig overgewicht komt meer voor onder bewoners van wijken met achterstand, niet-werkenden en gescheiden Hagenaars. In vergelijking met hoogopgeleiden hebben laagopgeleiden drie maal zoveel ernstig overgewicht (26% versus 8%). Ook komt ernstig overgewicht meer voor onder Haagse inwoners van 35 jaar en ouder dan onder 19-34-jarige Hagenaars.3
Tabel 6.5
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder met matig en ernstig overgewicht
naar geslacht, leeftijd, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Matig overgewicht
Ernstig overgewicht
Totaal overgewicht
Man
40
13
53
Vrouw
29
15
44
Gezondheidsmonitor 2014
Geslacht
Leeftijd 19-34 jaar
29
9
38
35-64 jaar
35
17
52
65+
41
16
56
Wijk met achterstand
36
17
53
Wijk zonder achterstand
33
13
46
Geen, LO
39
26
65
MAVO, LBO
40
22
62
HAVO, VWO, MBO
34
10
43
HBO, WO
30
8
38
Werkenden*
33
12
45
Niet-werkenden
36
18
53
Gehuwd, samenwonend
36
14
51
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
29
10
39
Gescheiden
36
21
57
Weduwe, weduwnaar
35
18
53
Wijk
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Opleiding
82
Werksituatie
Burgerlijke staat
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
bevolking heeft overgewicht. Ernstig overgewicht komt veel
6 Leefstijl
Bijna de helft van de Haagse
In Den Haag komt overgewicht meer voor onder nietwesterse allochtonen (57%) dan onder autochtonen (44%) en westerse allochtonen (47%). Vooral onder Hagenaars van Marokkaanse, Turkse en overig niet-westerse afkomst komt overgewicht veel voor. Ernstig overgewicht komt vooral voor bij Turkse Hagenaars: één op de vijf (22%) heeft ernstig overgewicht (figuur 6.2).3
meer voor bij laagopgeleiden.
70 60 50 40 %
20 10 0
Autochtoon
Surinaams
Matig overgewicht
Turks
Marokkaans
Overig
Overig niet-
westers
westers
Ernstig overgewicht
Gezondheidsmonitor 2014
30
Figuur 6.2 Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder met matig en ernstig overgewicht naar etniciteit. Den Haag 2012.
In de periode 2008-2011 had 18% van de Haagse kinderen tussen de 2 en 15 jaar matig overgewicht (14%) of ernstig overgewicht (4%). Overgewicht komt relatief gezien minder voor bij autochtone Haagse kinderen (10% matig overgewicht en 2% ernstig overgewicht) en meer voor bij Turkse kinderen (22% matig overgewicht en 10% ernstig overgewicht).13 Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Overgewicht onder jeugdigen
83
6.4 Genotmiddelengebruik en verslaving
6 Leefstijl
6.4.1 Roken
Roken vergroot de sterftekans als gevolg van longkanker, aandoeningen van de luchtwegen, coronaire hartziekten en beroertes. Bij mannen die aan één van deze ziekten overlijden kan in 55% van de gevallen een relatie gelegd worden met roken, bij vrouwen is dit 29%.14 Roken gaat gepaard met een slechtere kwaliteit van leven, meer ziekteverzuim en een hoger zorggebruik. Ten opzichte van niet-rokers verliezen rokers in Nederland gemiddeld 4,1 levensjaren en 4,6 gezonde levensjaren. In 2011 overleden in totaal bijna 19.000 mensen ten gevolge van een aan roken gerelateerde aandoening.15 In 2012 rookte 28% van de Haagse bevolking van 19 jaar en ouder. Landelijk rookt 23% van de bevolking. Het percentage rokers in Den Haag is vergelijkbaar met het percentage rokers in Amsterdam (28%) en Rotterdam (27%), maar hoger dan in Utrecht (24%).3 Het percentage Haagse rokers is ten opzichte van 2008 gelijk gebleven.4
Gezondheidsmonitor 2014
In Den Haag geven meer mannen, lager opgeleiden en alleenstaanden aan te roken (tabel 6.6). Het percentage Hagenaars dat rookt neemt af met de leeftijd. Bij de mannen roken vooral Surinaamse en Turkse Hagenaars en minder overig niet-westerse Haagse mannen. Bij de vrouwen roken vooral Turkse Hagenaars en minder Marokkaanse en overig niet-westerse Haagse vrouwen.3
Tabel 6.6
Percentage Haagse rokers van 19 jaar en ouder naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk,
opleiding en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Totaal
Mannen
Vrouwen
28
33
24
19-34 jaar
34
39
29
35-64 jaar
29
33
24
65+
17
21
14
Autochtoon
29
33
26
Surinaams
32
47
18
Turks
42
44
40
Marokkaans
16
30
1
Overig westers
28
28
29
Overig niet-westers
15
21
9
Wijk met achterstand
31
36
24
Wijk zonder achterstand
27
31
23
Geen, LO
33
39
28
MAVO, LBO
35
42
28
HAVO, VWO, MBO
30
35
25
HBO, WO
20
23
18
Gehuwd, samenwonend
22
27
17
Alleenstaand
36
42
32
Totaal Leeftijd
Etniciteit
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Wijk
84
Opleiding
Burgerlijke staat
mannen en een kwart van de Haagse vrouwen rookt.
6 Leefstijl
Een derde van de Haagse
In 2011 had één op de vijf (19%) Haagse middelbare scholieren recent (in de laatste maand) gerookt, vergelijkbaar met landelijk en met 2007. In de twee hoogste klassen van het basisonderwijs had vrijwel niemand recent gerookt, dit was ook landelijk en in 2007 te zien. Ruim een derde (35%) van de middelbare scholieren had ooit gerookt, vergelijkbaar met landelijk (36%) maar lager dan in 2007 (38%) en 2003 (47%). Ook in de twee hoogste klassen van het basisonderwijs was een duidelijke daling in het ooit roken te zien: 3% in 2011, 9% in 2007 en 13% in 2003. Landelijk had in 2011 4% ooit gerookt.16-18 Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
Gezondheidsmonitor 2014
Roken onder jeugdigen
Alcoholgebruik heeft negatieve effecten op bijna alle organen van het menselijk lichaam en hangt samen met ongeveer zestig verschillende aandoeningen. Overmatig alcoholgebruik verhoogt onder andere het risico op hart- en vaatziekten, op beschadiging van lever, hersenen, nieren en zenuwen en op verschillende vormen van kanker (mond, keel, slokdarm, borst, darm en lever)a. In een enkel geval heeft (zeer matig) alcoholgebruik een risicoverlagend effect, maar dit geldt slechts voor een klein aantal aandoeningen en voor een kleine groep mensen zodat alles bij elkaar genomen alcoholgebruik meer negatieve dan positieve gevolgen heeft. Vijf procent van de ziektelast in Nederland kan worden toegeschreven aan overmatig alcoholgebruik. Ziektelast als gevolg van overmatig alcoholgebruik staat daarmee op de vierde plaats (na roken, overgewicht en verhoogde bloeddruk). Het aantal opnames in algemene ziekenhuizen waarbij een alcoholgerelateerde aandoening een rol speelt blijft stijgen. In 2010 waren dat er 6.145. Daarnaast zijn er maatschappelijke nadelen aan alcoholgebruik, zoals overlast, geweld en verkeersongevallen. Zo vindt meer dan de helft (sommige schattingen gaan tot 86%) van het uitgaansgeweld plaats onder invloed van alcohol en wordt het aantal verkeersdoden in Nederland veroorzaakt door alcoholgebruik geschat op 20% van het totaal aantal verkeersdoden. Dit komt neer op ongeveer 130 verkeersdoden per jaar. Twintig procent van de ernstig gewonde autobestuurders was in 2010 onder invloed van alcohol.14,19
a Het risico op gezondheidsschade door alcohol hangt af van het totale alcoholgebruik en het drinkpatroon van de gebruiker. Over het algemeen geldt
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
6.4.2 Alcoholgebruik
dat hoe hoger de totale consumptie, hoe groter het risico op schade én hoe meer alcohol per keer wordt gedronken des te ernstiger de schade.
85
6 Leefstijl
In 2012 heeft 76% van de Hagenaars van 19 jaar of ouder alcohol gedronken in het afgelopen jaar. Dit is lager dan landelijk (82%) en lager dan in Utrecht (80%), maar hoger dan in Rotterdam (73%).3 Amsterdam kent een vergelijkbaar percentage. Er is nauwelijks verschil met de cijfers van 2008.4 In Den Haag geven vooral mannen, hoger opgeleiden, inwoners van wijken zonder achterstand en werkenden aan in het afgelopen jaar alcohol gedronken te hebben (tabel 6.7). Tussen de verschillende etnische groepen worden grote verschillen gevonden: een relatief laag percentage van de Turkse en Marokkaanse Hagenaars geeft aan in het afgelopen jaar alcohol gedronken te hebben. Dit is aanzienlijk hoger bij autochtone en overig westerse Hagenaars.3 Dit kan te maken hebben met de (islamitische) geloofsovertuiging van de meeste Turkse en Marokkaanse inwoners van Den Haag die het gebruik van alcohol verbiedt.
Ruim drie kwart van de Haagse bevolking drinkt alcohol.
Tabel 6.7
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat in het afgelopen jaar alcohol
heeft gedronken naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en
burgerlijke staat. Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
76
Wijk met achterstand
59
Wijk zonder achterstand
85
Gezondheidsmonitor 2014
Geslacht Man
81
Opleiding
Vrouw
71
Geen, LO
44
MAVO, LBO
71
HAVO, VWO, MBO
78
HBO, WO
88
Leeftijd 19-34 jaar
75
35-64 jaar
77
65+
74
Etniciteit
Werksituatie Werkenden*
84
Niet-werkenden
63
Autochtoon
88
Surinaams
71
Burgerlijke staat
Turks
27
Gehuwd, samenwonend
75
Marokkaans
10
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
77
Overig westers
85
Gescheiden
71
Overig niet-westers
53
Weduwe, weduwnaar
76
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
86
Problematisch drankgebruik kan vanuit verschillende perspectieven bekeken worden. Zo kan dit uitgedrukt worden in de hoeveelheid alcohol die gedronken wordt, de problemen die ontstaan door het alcoholgebruik of een combinatie hiervan (box 6.2).
Bij mannen 21 glazen of meer per week en voor vrouwen 14 glazen of meer per week.
Zwaar drinken:
Voor mannen minstens één dag per week zes of meer glazen en voor vrouwen minstens één dag
per week vier of meer glazen.
Problematisch drinken
Er is sprake van overmatig of zwaar drinken. Daarnaast leidt het alcoholgebruik tot diverse alcohol-
en overmatig of zwaar drinken:
gerelateerde problemen zoals fysiologische gevolgen (bijvoorbeeld dronkenschap of niet meer kunnen
stoppen indien begonnen met drinken), indirecte gevolgen (zoals ongelukken vanwege drankgebruik)
en/of verminderd psychologisch functioneren en/of sociale problemen (bijvoorbeeld problemen met
partner of op het werk).
6 Leefstijl
Overmatig drinken:
Box 6.2 Omschrijving overmatig drinken, zwaar drinken en problematisch drinken en overmatig of zwaar drinken.
Overmatig alcoholgebruik komt voor bij 7% van de Hagenaars. Dit wijkt niet sterk af van de landelijke cijfers en van Rotterdam en Utrecht. In Amsterdam (11%) ligt het percentage hoger (figuur 6.3).3 In vergelijking met 2008 (toen 11%) is het percentage overmatige alcoholgebruikers in Den Haag gedaald.4 Overmatig alcoholgebruik komt in Den Haag relatief veel voor bij mannen en inwoners van wijken zonder achterstand (tabel 6.8).3 14 12
Gezondheidsmonitor 2014
10 % 8
6 4 2 0
Overmatige drinker
Den Haag
Amsterdam
Zware drinker
Rotterdam
Utrecht
Problematische en overmatige of zware drinker* Nederland
*Voor problematische en overmatige of zware drinker zijn geen landelijke cijfers beschikbaar.
of problematische drinker en overmatige of zware drinker is. Den Haag, Amsterdam,
Rotterdam, Utrecht, Nederland 2012.
Tien procent van de Hagenaars is een zware drinker. Dit is vergelijkbaar met landelijk, Utrecht en Rotterdam. In Amsterdam (13%) ligt het percentage zware drinkers hoger (figuur 6.3).3 Het percentage zware drinkers was in 2008 in Den Haag vergelijkbaar.4 Relatief meer mannen, 19-34-jarigen, autochtone en westerse allochtone Hagenaars zijn zware drinker (tabel 6.8).3
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Figuur 6.3 Percentage inwoners van 19 jaar en ouder dat een overmatige drinker, zware drinker
87
6 Leefstijl
Tabel 6.8
Percentage Haagse overmatige, zware en problematische en overmatige of zware
drinkers van 19 jaar en ouder naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werk-
situatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Overmatige drinker
Zware drinker
Problematische en overmatige of zware drinker
7
10
5
Man
9
13
6
Vrouw
5
6
3
19-34 jaar
6
13
6
35-64 jaar
7
9
4
65+
10
6
4
Autochtoon
9
11
5
Westers allochtoon
12
10
8
Niet-westers allochtoon
2
6
3
Totaal Geslacht
Leeftijd
Etniciteit
Wijk Wijk met achterstand
5
8
5
Wijk zonder achterstand
8
11
5
Gezondheidsmonitor 2014
Opleiding Geen, LO
5
7
4
MAVO, LBO
7
12
5
HAVO, VWO, MBO
7
9
4
HBO, WO
8
9
6
Werkenden*
7
11
5
Niet-werkenden
8
8
4
Werksituatie
Burgerlijke staat Gehuwd, samenwonend
7
8
4
Alleenstaand
8
11
6
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
88
Wanneer het drankgebruik leidt tot diverse alcoholgerelateerde problemen, is er sprake van probleemdrinkenb.20 In Den Haag is 5% van de inwoners een problematische en overmatige of zware drinker (tabel 6.8). Dit is vergelijkbaar met Utrecht en Rotterdam. In Amsterdam (7%) ligt het percentage problematische en overmatige of zware drinkers hoger (figuur 6.3).3 In 2012 stonden 1.053 Hagenaars ingeschreven bij de verslavingszorg met alcoholgebruik als primair probleem. Dat waren vooral 40-54-jarige Hagenaars. In 2008 stonden er 1.263 Hagenaars ingeschreven bij de verslavingszorg met alcoholgebruik als primair probleem.21
b Probleemdrinken hoeft niet hetzelfde te zijn als alcoholverslaving (afhankelijkheid).
In 2011 hadden vier op de tien middelbare scholieren (38%) in Den Haag recent (in de laatste maand) alcohol gedronken. Dit is minder dan in 2007 en in 2003 en ook minder dan landelijk (43%). In de twee hoogste klassen van het basisonderwijs had 4% van de leerlingen recent alcohol gedronken, een halvering vergeleken met 2007 en veel minder dan in 2003 (15%). Landelijk had in 2011 5% recent alcohol gedronken, eveneens een halvering vergeleken met 2007. In het Haagse middelbaar onderwijs geeft 60% van de leerlingen aan ooit alcohol te hebben gedronken. Dit is lager dan in 2007 en 2003 en lager dan landelijk in 2011 (70%). In het basisonderwijs had 22% van de leerlingen ooit alcohol gedronken, dit is een halvering ten opzichte van 2007 en meer dan een halvering ten opzichte van 2003 (51%). Ook landelijk is een daling te zien: in 2011 had 19% van de leerlingen in het basisonderwijs ooit alcohol gedronken tegen 36% in 2007.16-18 Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
6 Leefstijl
Alcoholgebruik onder jeugdigen
6.4.3 Cannabis
In de Gezondheidsenquête 2012 geeft 7% van de Haagse inwoners van 19 tot 65 jaar aan in het afgelopen jaar cannabis te hebben gebruikt en 5% in de afgelopen maand. Dit is lager dan in de andere drie grote steden. In Amsterdam ligt het percentage cannabisgebruikers ruim twee keer zo hoog (figuur 6.4). Onder 65-plussers ligt het gebruik van cannabis erg laag: minder dan 1% van de Haagse 65-plussers geeft aan in de afgelopen maand cannabis te hebben gebruikt.3 18
Gezondheidsmonitor 2014
Van alle drugs wordt cannabis het meest gebruikt. Cannabis wordt doorgaans gerookt in sigaretten, al dan niet met tabak, en soms via een verdamper. Eten, in de vorm van spacecake, komt over het algemeen weinig voor. Het roken van cannabis komt het meest voor onder jongeren en jongvolwassenen en meer in de grote stad dan op het platteland. Consumenten ervaren cannabis meestal als rustgevend, ontspannend en geestverruimend. In hoge dosis kan cannabis angst, paniek en psychotische symptomen veroorzaken. In 2009 gaf 7% van de Nederlandse bevolking van 15 tot 65 jaar oud aan in het afgelopen jaar cannabis te hebben gebruikt, hiervan had 4% in de afgelopen maand cannabis gebruikt. Omgerekend naar de Nederlandse bevolking bedroeg het aantal personen dat in de afgelopen maand cannabis had gebruikt in 2009 466.000.14
16 14 12 10 %
8
4 2 0 Den Haag Afgelopen jaar
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Afgelopen maand
Figuur 6.4 Percentage inwoners van 19 tot 65 jaar dat in het afgelopen jaar of de afgelopen
maand cannabis heeft gebruikt in de vier grote steden. Den Haag, Amsterdam,
Rotterdam en Utrecht, 2012.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
6
89
6 Leefstijl
In Den Haag hebben meer 19-34-jarigen en alleenstaanden cannabis gebruikt in de afgelopen maand of in het afgelopen jaar. Ook geven iets meer mannen, bewoners van wijken met achterstand en Haagse inwoners met als hoogst behaalde opleiding HAVO, VWO of MBO aan cannabis te hebben gebruikt (tabel 6.9).3 Landelijk gaven in 2009 eveneens meer mannen en jongvolwassenen aan in de afgelopen maand of in het afgelopen jaar cannabis te hebben gebruikt.14
Tabel 6.9
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat in het afgelopen jaar of
de afgelopen maand cannabis heeft gebruikt naar geslacht, leeftijd, etniciteit,
wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Afgelopen jaar
Afgelopen maand
6
4
Man
8
5
Vrouw
5
3
19-34 jaar
13
7
35-64 jaar
4
3
<1
<1
Autochtoon
7
4
Allochtoon
6
4
Wijk met achterstand
8
5
Wijk zonder achterstand
5
3
4
3
MAVO, LBO
6
4
HAVO, VWO, MBO
10
7
HBO, WO
5
2
Werkenden*
7
5
Niet-werkenden
5
3
Gehuwd, samenwonend
3
2
Alleenstaand
10
6
Totaal Geslacht
Leeftijd
65+
Gezondheidsmonitor 2014
Etniciteit
Wijk
Opleiding Geen, LO
Werksituatie
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Burgerlijke staat
90
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Cannabisgebruik onder jeugdigen
Eén op de vijf middelbare scholieren (21%) in Den Haag meldde in 2011 ooit wel eens cannabis te hebben gebruikt, iets meer dan in 2007 (19%) en meer dan landelijk (17%). Recent cannabisgebruik (in de laatste maand) werd gemeld door één op de tien middelbare scholieren (10%), vergelijkbaar met 2007 en landelijk.17-18 Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
Het gebruik van heroïne komt weinig voor onder de algemene bevolking; in 2009 had 0,5% van de Nederlandse bevolking van 15 tot en met 64 jaar ooit heroïne gebruiktc.14 In 2009 had 5,2% van de Nederlandse bevolking van 15 tot en met 64 jaar ooit cocaïne gebruikt: 1,2% gaf aan in het afgelopen jaar cocaïne te hebben gebruikt en 0,5% in de afgelopen maand (actueel gebruik). Dit komt neer op 55.000 actuele cocaïnegebruikers in Nederland in 2009c. Meer inwoners van grote steden hebben ervaring met cocaïnegebruik; in 2009 had van de bevolking in zeer stedelijke gebieden 8,9% ooit en 2,0% in het afgelopen jaar cocaïne gebruikt; in niet stedelijke gebieden had 3,9% ooit en 0,7% in het afgelopen jaar gebruikt. Amfetamine was in 2009 door 3,1% van de Nederlandse bevolking van 15 tot en met 64 jaar ooit gebruikt, 0,4% had in het afgelopen jaar amfetamine gebruikt en 0,2% in de afgelopen maand. In 2009 gaf 6,2% van de Nederlandse bevolking tussen de 15 tot en met 64 jaar aan ooit XTC te hebben gebruikt, 1,4% had in het afgelopen jaar XTC gebruikt en 0,4% in de afgelopen maand. GHB wordt weinig gebruikt: in 2009 had 1,3% van de Nederlandse bevolking van 15 tot en met 64 jaar ooit GHB gebruikt, 0,4% had in het afgelopen jaar GHB gebruikt en 0,2% in de afgelopen maand. Naar schatting zijn er in Nederland 22.000 actuele GHB gebruikers. Het gebruik van cocaïne, amfetamine, XTC en GHB komt meer voor onder mannen en onder degenen jonger dan 45 jaar.14 Harddrugsgebruik onder jeugdigen
In 2011 had vijf procent van de Haagse middelbare scholieren ten minste één van de harddrugs amfetamine, cocaïne, heroïne of XTC ooit gebruikt, dit was hoger dan in 2007 (4%) en landelijk in 2011 (4%). XTC is door 4% van de middelbare scholieren ooit gebruikt, amfetamine en cocaïne door 3%. Hallucinogene paddenstoelen (paddo’s) veroorzaken een veranderde staat van bewustzijn en verandering in zintuiglijke waarneming en mentale processen.21 Paddo’s zijn door 2% van de scholieren gebruikt. Er zijn kleine verschillen in het gebruik van de diverse drugs door Haagse jeugd tussen 2007 en 2011.16-18 Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
Gezondheidsmonitor 2014
Onder harddrugs vallen opiaten (bijvoorbeeld heroïne, methadon, morfine), cocaïne, amfetamine (‘speed’), XTC en GHB. Opiaten hebben een kalmerende en ontspannende werking. Cocaïne en amfetamine hebben een stimulerende werking, de gebruiker voelt zich tijdelijk energieker en alerter. Cocaïne wordt tijdens het uitgaan geregeld samen met alcohol geconsumeerd; cocaïne heeft mogelijk een ontnuchterend effect waardoor men langer en meer zou kunnen drinken. XTC (ecstasy) kent een ‘gemengd’ effect: het is oppeppend, maar verandert ook de waarneming. GHB (gammahydroxyboterzuur) veroorzaakt een lichte roes maar kan ook hallucinaties veroorzaken en een stimulerende werking hebben. Van problematisch drugsgebruik is sprake indien lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan of maatschappelijke overlast.14 Over harddrugsgebruik onder volwassenen zijn alleen landelijke cijfers beschikbaar.
6 Leefstijl
6.4.4 Harddrugs
Gokken kent vele vormen: de bekendste zijn loterijen, gokkasten en casinospelen (waaronder poker). Bij gokverslaving of probleemgokken wordt het gokken niet meer als een spelletje gezien. Men blijft maar doorspelen, kan geen weerstand bieden aan de drang om te gokken ook al zijn er bijvoorbeeld grote schulden, en het gokgedrag krijgt een dwangmatig karakter. Gokverslaving of probleemgokken wordt gezien als een chronische ziekte. Probleemgokken kan negatieve gevolgen hebben voor de lichamelijke gezondheid (hoofdpijn, slaapstoornissen, stress), sociale activiteiten, gezinsleven en werkomgeving.22 In 2011 telde de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder naar schatting 8,7 miljoen recreatieve spelers, 92.000 risicospelers (spelers die niet gokverslaafd zijn maar daar wel een verhoogd risico op hebben) en 20.300 probleemspelers (gokverslaafd). De risicospelers en probleemspelers vormen samen de risicovolle spelers. Relatief meer risicovolle spelers dan recreatieve spelers geven aan dat ze psychische klachten hebben (zoals somberheid, angst, concentratieproblemen, depressieve gevoelens) en de risicovolle spelers beoordelen hun lichamelijke en geestelijke gezondheid gemiddeld lager.23 c Dit is waarschijnlijk een onderschatting, omdat (probleem)gebruikers van harddrugs in bevolkingsonderzoeken ondervertegenwoordigd zijn.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
6.4.5 Gokken
91
6 Leefstijl
In 2012 stonden 105 Hagenaars ingeschreven bij de verslavingszorg met gokken als primair probleem. In de periode 2010-2012 schommelde het percentage Hagenaars dat hulp zoekt voor het gokken (op het totaal aantal Hagenaars ingeschreven bij de verslavingszorg) tussen de 3,9% en 4,5%. De meerderheid van de gokkers in de hulpverlening (61%) is 35 jaar of ouder.21 Landelijk waren er in 2012 2.295 gokkers die hulp hebben gezocht bij de verslavingszorg. Ruim twee derde (68%) van hen is van autochtone afkomst, het overgrote deel is man (87%) en gemiddeld 38 jaar. Het aantal gokkers met hulpvraag blijft al jaren min of meer gelijk.24 Gokken onder jeugdigen
In 2011 is aan Haagse scholieren gevraagd of en hoe vaak ze geld in een gokkast of fruitautomaat hebben gegooid. In de twee hoogste klassen van het basisonderwijs heeft ruim een kwart van de leerlingen (28%) ooit geld in gokkast of fruitautomaat gegooid, van de middelbare scholieren heeft 40% dat ooit gedaan. Deze percentages zijn vergelijkbaar met landelijke cijfers en met 2007. Zes procent van de basisscholieren in de twee hoogste klassen en 7% van de middelbare scholieren heeft recent (in de laatste maand) gegokt. Voor recent gokken zijn de percentages ook vergelijkbaar met landelijke cijfers en 2007. Gokken op een gokkast of fruitautomaat wordt vooral door jongens gedaan.16-18 Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.6
6.5 Intentie gedragsverandering
Gezondheidsmonitor 2014
Belangrijke gezondheidsrisico’s, zoals roken, lichamelijke inactiviteit, overgewicht en obesitas zijn voor een groot deel gedragsgerelateerd. Ongezond gedrag is één van de belangrijkste oorzaken van vermijdbare ziekte en sterfte.25 Het hebben van een (gedrags)intentie of voornemen is een belangrijke voorwaarde en voorspeller voor het veranderen van gedrag. Het is echter geen garantie voor het daadwerkelijk uitvoeren of volhouden van de gedragsverandering. Zo kunnen er barrières zijn die de uitvoering in de weg staan (‘ik was van plan te gaan sporten maar ik ben te moe’), of mensen vallen al snel weer terug in hun oude gedrag (‘minder alcohol drinken is niet vol te houden’).25
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In de Gezondheidsenquête 2012 is gevraagd of men van plan was om voor het eind van het jaar de gezondheid te verbeteren en hoe men dit zou willen bereiken. Hierbij kon gekozen worden uit verschillende intenties, zoals meer sporten/bewegen, beter met stress/spanning omgaan of minder alcohol drinken. Volgens de Gezondheidsenquête heeft ruim driekwart (81%) van de Haagse bevolking de intentie om de gezondheid te verbeteren. Relatief meer allochtone Hagenaars, 19-64-jarigen en werkenden hebben de intentie om de gezondheid te verbeteren (tabel 6.10). Bij de 65-plussers neemt de intentie om de gezondheid te verbeteren af met de leeftijd; van de 65-74-jarigen geeft 69% aan iets aan de gezondheid te willen verbeteren en bij de 85-plussers is dit nog 46%.3
92
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar met de intentie om de gezondheid te verbeteren naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en
burgerlijke staat. Den Haag 2012. Opleiding
Totaal 2012
81
Geslacht Man
81
Vrouw
81
Geen, LO
79
MAVO, LBO
79
HAVO, VWO, MBO
81
HBO, WO
84
6 Leefstijl
Tabel 6.10
Werksituatie Leeftijd 19-34 jaar
86
35-64 jaar
83
65+
65
Etniciteit Autochtoon
78
Allochtoon
84
Werkenden*
84
Niet-werkenden
77
Burgerlijke staat Gehuwd, samenwonend
79
Alleenstaand
83
83
Wijk zonder achterstand
80
De meeste Hagenaars hebben de intentie om meer te gaan bewegen/sporten, gewicht te verliezen/afvallen en gezonder te gaan eten (tabel 6.11). Meer allochtone dan autochtone Hagenaars geven aan meer te willen gaan bewegen/sporten (53% versus 43%), gezonder te willen gaan eten (38% versus 22%), persoonlijke problemen op te willen lossen (22% versus 11%), meer met andere mensen om te willen gaan (14% versus 9%) en beter met stress om te willen gaan (28% versus 21%).3
Tabel 6.11
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat de intentie heeft
een bepaalde gedragsverandering uit te gaan voeren. Den Haag 2012. Gedragsverandering
Percentage
Meer bewegen/sporten
47
Gewicht verliezen/ afvallen
40
Gezonder eten
30
Beter met stress omgaan
24
Rustiger aan doen
22
Persoonlijke problemen oplossen
16
Werkomstandigheden verbeteren
14
Stoppen met roken
12
Meer met andere mensen omgaan
11
Minder alcohol drinken
8
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Wijk met achterstand
Gezondheidsmonitor 2014
Wijk
93
6 Leefstijl
Voor enkele intenties zoals werkomstandigheden verbeteren, minder alcohol drinken en stoppen met roken, geldt dat ze niet op alle Haagse inwoners van toepassing zijn. Van de Hagenaars die ten minste één uur per week werken geeft 20% aan de werkomstandigheden te willen verbeteren. Van alle Hagenaars die alcohol drinken heeft 11% de intentie om minder te gaan drinken. Van de Hagenaars waarbij sprake is van problematisch alcoholgebruik en overmatig of zwaar drinken heeft 61% de intentie om minder alcohol te drinken. Veertig procent van de Hagenaars die in 2012 rookte, gaf aan de intentie te hebben om hiermee te stoppen. Naast intenties die niet op alle Haagse inwoners van toepassing zijn, zijn er ook intenties die voor een bepaalde doelgroep van groter belang zijn. Zo zijn de intenties meer te gaan bewegen/sporten, gezonder te eten en gewicht te verliezen/afvallen belangrijker voor Haagse inwoners met overgewicht (BMI van 25 of hoger) dan Haagse inwoners zonder overgewicht. Voor zowel meer bewegen/sporten als gezonder eten en gewicht verliezen/afvallen geldt dat het percentage Hagenaars dat de intentie heeft deze gedragsveranderingen uit te voeren hoger is bij Hagenaars met matig of ernstig overgewicht dan bij Hagenaars met een gezond gewicht (figuur 6.5).3
80 70 60 50 40
%
Gezondheidsmonitor 2014
30 20 10 0 Meer bewegen/sporten Gezond gewicht (BMI = <25)
Figuur 6.5
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
94
Gezonder eten
Gewicht verliezen/afvallen
Matig overgewicht (BMI = >25 en <30)
Ernstig overgewicht (BMI = >30)
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat aangeeft de intentie te hebben om meer te bewegen/sporten, gezonder te eten of gewicht te verliezen/af te vallen naar mate van (over)gewicht uitgedrukt in BMI. Den Haag 2012.
Behoefte aan ondersteuning bij gedragsverandering
Gedragsverandering kost moeite en vergt doorzettingsvermogen. In de Gezondheidsenquête is ook geïnventariseerd of er bij de Haagse bevolking behoefte is aan ondersteuning bij het verbeteren van hun gezondheid, zoals hulp van een deskundige of steun uit de omgeving. Eenenveertig procent van de Hagenaars die de intentie hebben om hun gezondheid te verbeteren heeft behoefte aan ondersteuning. De behoefte aan ondersteuning is hoger bij vrouwen, laag opgeleiden, allochtone Hagenaars, bewoners van wijken met achterstand en niet-werkenden (tabel 6.12).³
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder met de intentie om de
gezondheid te verbeteren dat aangeeft behoefte te hebben aan ondersteuning
naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat.
Den Haag 2012. Opleiding
Totaal 2012
6 Leefstijl
Tabel 6.12
41
Geslacht Man
36
Vrouw
46
Geen, LO
60
MAVO, LBO
42
HAVO, VWO, MBO
41
HBO, WO
36
Werksituatie Leeftijd 19-34 jaar
44
35-64 jaar
38
65+
44
36
Allochtoon
46
36
Niet-werkenden
49
Burgerlijke staat
Etniciteit Autochtoon
Werkenden*
Gehuwd, samenwonend
38
Alleenstaand
43
Wijk Wijk met achterstand
46
Wijk zonder achterstand
38
Tabel 6.13
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat behoefte aan steun heeft bij de
intentie om zijn of haar gezondheid te verbeteren naar gewenste steun. Den Haag 2012. Totaal
Autochtoon
Allochtoon
47
42
51
Steun uit de directe omgeving
45
60
33
Informatie/advies via internet
19
13
24
12
4
20
Begeleiding door een deskundige (therapeut, diëtist, huisarts, arts)
Informatie/advies op papier (brochure, folder) Groepscursus
8
5
11
Informatie/advies via telefoon
5
<1
9
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
De Hagenaars die gezonder willen leven hebben de meeste behoefte aan hulp van een deskundige zoals een therapeut, diëtist, huisarts of arts en steun uit de directe omgeving. Hagenaars hebben het minst behoefte aan informatie en/of advies via de telefoon of een groepscursus (tabel 6.13). Allochtone Hagenaars hebben daarentegen juist wel behoefte aan informatie/advies via internet, informatie/advies via de telefoon en informatie op papier. Autochtone Hagenaars kiezen meer voor steun uit de directe omgeving.3
Gezondheidsmonitor 2014
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
95
Hoofdstuk 7
Leefomgeving Grote steden zoals Den Haag bieden veel voorzieningen op het gebied van gezondheid, welzijn en ontspanning. Tegelijkertijd zetten de levendigheid en drukte in de grote stad de kwaliteit van de leefomgeving onder druk. De kwaliteit van de leefomgeving en hoe mensen deze ervaren wordt bepaald door een combinatie van kenmerken. In dit hoofdstuk ligt de nadruk vooral op de beleving van een aantal fysieke kenmerken van de leefomgeving, zoals de kwaliteit van woningen, groen, omgevingsgeluid en luchtkwaliteit.
7.1 Beleving woning en woonomgeving
Woontevredenheid is een belangrijke component van de kwaliteit van leven en verwijst naar het oordeel over de woning en de woonomgeving. Tevredenheid wordt beïnvloed door de fysieke en sociale kenmerken van de woonomgeving, maar ook door persoonlijke kenmerken. En omgekeerd heeft woontevredenheid weer invloed op de wijze waarop mensen met hun omgeving omgaan. Aan inwoners van Den Haag is gevraagd om een rapportcijfera te geven voor de woning en de woonomgeving. Zij geven gemiddeld een 7,6 voor hun woning. Dertien procent geeft de woning een onvoldoendeb. Dit is vergelijkbaar met de andere drie grote steden. Relatief meer inwoners van wijken met achterstand dan van wijken zonder achterstand geven een onvoldoende voor hun woning (23% versus 8%) (figuur 7.1).
7 Leefomgeving
7.1.1 Tevredenheid met woning en woonomgeving
Inwoners van wijken met achterstand geven hun woning en woonomgeving veel vaker een onvoldoende.
Het gemiddelde cijfer voor de woonomgeving is 7,2. Van de inwoners van Den Haag geeft 18% de woonomgeving een onvoldoende. Dit percentage is hoger dan in de andere grote steden (Amsterdam: 13%; Rotterdam: 15%; Utrecht: 14%). Ook voor woonomgeving geven relatief meer inwoners van wijken met achterstand dan van wijken zonder achterstand een onvoldoende (34% versus 9%) (figuur 7.1).1
Gezondheidsmonitor 2014
40 35 30 25 % 20
15 10 5 0
Wijk met achterstand
Woonomgeving Wijk zonder achterstand
Den Haag totaal
Figuur 7.1 Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat de woning of woonomgeving als onvoldoende beoordeelt naar wijk. Den Haag 2012.
7.1.2 Tevredenheid met groen in de buurt
Groen in de leefomgeving bevordert het gevoel van welbevinden, het woonplezier, herstel van stress en mentale vermoeidheid. Ook kan het uitnodigen tot spelen en bewegen (wandelen, fietsen, sporten) en tot sociaal contact. Uit onderzoek blijkt dat mensen zich gezonder voelen en minder vaak naar de huisarts gaan met angststoornissen en depressies als er meer (straat)groen in de omgeving is. Groen beïnvloedt ook indirect de gezondheid: omdat het schaduw geeft, een isolerende werking heeft en windhinder tegengaat, worden temperatuurschommelingen verminderd. Hierdoor ontstaan er minder gezondheidsklachten door hitte.2
a 1=zeer ontevreden en 10=zeer tevreden b rapportcijfer van 5 of lager
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Woning
97
7 Leefomgeving
In 2008 is een berekening gemaakt van de gemiddelde hoeveelheid groen per woning per buurt in Den Haag. Voor Den Haag leverde deze berekening een getal op van gemiddeld 96 vierkante meter per woning, wat hoger is dan het richtgetal van de overheid van 75 vierkante meter per woning voor steden. Het getal in Den Haag valt echter hoog uit als gevolg van grote groene gebieden zoals de duinen (figuur 7.2). In de wijken met achterstand ligt deze waarde beduidend lager.3 In de Gezondheidsenquête 2012 is gevraagd hoe belangrijk Haagse inwoners groen in hun buurt vinden en of zij vinden dat er voldoende groen aanwezig is in hun buurt. Drieënnegentig procent van de Haagse inwoners vindt groen in zijn of haar buurt belangrijk. Relatief iets minder inwoners van wijken met achterstand dan van wijken zonder achterstand geven aan groen in hun buurt belangrijk te vinden (tabel 7.1). Ongeveer één op de vijf inwoners van Den Haag vindt dat er onvoldoende groen aanwezig is in hun buurt. Er is hierbij een duidelijk verschil tussen de wijken: relatief meer inwoners van wijken met achterstand dan van wijken zonder achterstand vinden dat er onvoldoende groen in hun buurt is.
strand
01
groen
02 07
03 04
06
09 08
25
05
10
24
23
11
Gezondheidsmonitor 2014
13
12
26
22
28
1 20
14
27
19 30
31 18
32
37
15
39
29
43
38
44
35 17
36
34
16
41
42 33
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
40
98
Figuur 7.2 Hoeveelheid groen naar wijk. Den Haag 2013 (voor wijknummers zie figuur 1.2).
Voor de gezondheid gaat het echter niet alleen om de aanwezigheid en omvang van het groen, maar vooral ook om de kwaliteit van het groen en de mogelijkheden om ervan te genieten. Daarom is ook gevraagd een rapportcijfer voor het groen in de buurt te geven. Het gemiddelde rapportcijfer dat Hagenaars geven voor het groen in hun buurt is een 6,9. Een kwart van de bewoners in Den Haag geeft het groen in hun buurt een onvoldoende. In de wijken met achterstand geven meer inwoners een onvoldoende voor het groen in hun buurt dan in de wijken zonder achterstand (tabel 7.1).1
Percentage Hagenaars van 19 jaar en ouder dat groen in de buurt belangrijk vindt, dat vindt dat
er onvoldoende groen is in hun buurt en dat een onvoldoende geeft voor het groen naar wijk.
Den Haag 2012. Vindt groen belangrijk Vindt dat er onvoldoende groen is in hun buurt Geeft onvoldoende voor groen in hun buurt
Totaal
Wijk met achterstand
Wijk zonder achterstand
93
89
95
22
30
18
24
37
17
7 Leefomgeving
Tabel 7.1
7.1.3 Beleving zomerse omstandigheden in woning en woonomgeving
In stedelijke gebieden kan de temperatuur aanzienlijk hoger zijn dan daarbuiten. Dit effect staat bekend als het ’stedelijk warmte-eiland’ of ‘urban heat island’. Na zonsondergang blijft het warmer in de stedelijke gebieden en ontstaat een warmte-eiland dat voortduurt tot na zonsopgang de volgende dag. Er zijn verschillende factoren die hier aan bijdragen, zoals veel verharde oppervlakken, dichte bebouwing en weinig groen. Op warme dagen kan de temperatuur binnenshuis de buitentemperatuur overstijgen. Bouwkundige kenmerken van een woning en bewonersgedrag dragen bij aan de warmtebelasting binnenshuis.4
Bewoners zijn gevraagd met een rapportcijfer aan te geven in welke mate zij tijdens aanhoudend warm weer verkoeling kunnen vinden binnen in de woning en buiten in de tuin of buurt. Vijftien procent geeft aan onvoldoende verkoeling te kunnen vinden zowel in de woning als buiten de woning bij aanhoudend warm weer. In de wijken met achterstand geeft men vaker aan onvoldoende verkoeling te kunnen vinden binnen in de woning en/of buiten in de tuin of buurt (tabel 7.2).
Gezondheidsmonitor 2014
Wanneer de buitentemperatuur langdurig boven de 25 graden Celsius is, beginnen mensen last te krijgen van de hitte. Hoe hoger de buitentemperatuur en hoe langer de hitteperiode, hoe meer mensen last van de hitte zullen hebben. Dat wordt versterkt door hoge temperaturen ’s nachts, waardoor mensen niet uitrusten. Langdurig aanhoudende hitte kan, vooral bij kwetsbare groepen, leiden tot allerlei gezondheidsklachten, zoals vermoeidheid en hoofdpijn maar ook ademhalingsproblemen en hartfalen. Dit kan leiden tot ziekenhuisopname en sterfte.5
Tabel 7.2
Percentage Hagenaars van 19 jaar en ouder dat tijdens aanhoudend warm weer onvoldoende
verkoeling kan vinden binnen en/of buiten de woning naar wijk. Den Haag 2012. Totaal
Wijk met achterstand
Wijk zonder achterstand
Binnen de woning
24
34
20
Buiten de woning
25
39
18
Zowel binnen als buiten de woning
15
24
11
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
In wijken met achterstand, waar in vergelijking met andere wijken meer inwoners van mening zijn dat er onvoldoende groen in de buurt is, wordt ook door meer inwoners aangegeven dat men buiten de woning in de tuin of buurt bij aanhoudend warm weer onvoldoende verkoeling kan vinden.1
99
7 Leefomgeving
7.2 Luchtkwaliteit Fijn stof, stikstofdioxide en ozon zijn de belangrijkste luchtverontreinigende stoffen als het gaat om de gezondheid. De afgelopen decennia zijn de concentraties van deze stoffen in het milieu sterk afgenomen, maar er blijven negatieve gezondheidseffecten door ontstaan. Uit onderzoek is bekend dat luchtverontreiniging de gezondheid nadelig beïnvloedt na zowel kortdurende (enkele uren tot meerdere dagen) als na langdurige blootstelling (enkele maanden tot jaren). De gezondheidseffecten van kortdurende blootstelling aan fijn stof in Nederland zijn in 2008 geschat op ongeveer 2.090 sterfgevallen per jaar, waarvan 690 aan ziekten van de ademhalingswegen en 450 aan hart- en vaatziekten. Over het algemeen betrof het mensen die al aandoeningen hadden en bij wie de extra belasting als gevolg van luchtverontreiniging het moment van overlijden heeft vervroegd, zoals ouderen en mensen met luchtwegaandoeningen of hart- en vaatziekten.6
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Gezondheidsmonitor 2014
Een Nederlands onderzoek uit 2002 gaf aan dat mensen die binnen een afstand van 100 meter van een snelweg of 50 meter van een drukke stadsweg woonden een grotere kans hadden om te overlijden aan een long- of hartziekte dan mensen die verder van een drukke weg woonden.7 Uit recent onderzoek is gebleken dat fijn stof ook een veroorzaker kan zijn van longkanker, ook onder de Europese grenswaarde.8 Voldoen aan de huidige normen voor fijn stof en stikstofdioxide is daarom geen garantie dat er geen negatieve gezondheidseffecten optreden. Ook bij concentraties die aan de normen voldoen (voor stikstofdioxide is dit een jaargemiddelde concentratie van 40 μg/m3) kunnen gezondheidseffecten optreden. Dit geldt in het bijzonder voor gevoelige groepen, zoals kinderen, ouderen en mensen met luchtwegaandoeningen of hart- en vaatziekten.6
100
In Den Haag is wegverkeer de belangrijkste bron van luchtverontreiniging. Veel kleinere bronnen zijn onder andere de schepen in Scheveningenc en alle gasgestookte verwarmingsketels in de stad. De vervuiling door verkeer draagt ongeveer voor een derde bij aan de totale concentratie, de rest is achtergrondconcentratied. Er zijn in Den Haag nog enkele knelpunten waar de Europese grenswaarde voor stikstofdioxide wordt overschreden. Het gaat in 2012 om knelpunten op de Neherkade, Lekstraat/Koningstunnel, Raamweg en Hubertustunnel. De Vaillantlaan benadert de grenswaarde, maar overschrijdt deze net niet. De verwachting is dat in 2015 overal in Den Haag aan de Europese normene voldaan wordt.9
7.3 Geluidshinder De belangrijkste gezondheidseffecten van blootstelling aan geluid in de woonomgeving zijn (ernstige) hinder en (ernstige) slaapverstoring. Hinder is een gevoel van afkeer, boosheid, onbehagen, onvoldaanheid of gekwetstheid dat optreedt wanneer geluid iemands gedachten, gevoelens of activiteiten beïnvloedt.10 Hinder kan al optreden vanaf geluidsniveaus van 40 dB (zie box 7.1) en is ook afhankelijk van het soort geluid en de context van het geluid. Bij een geluidsbelasting van meer dan 60 dB neemt het risico op hart- en vaatziekten aantoonbaar toe.11 Blootstelling aan geluid kan ook leiden tot een verminderd prestatievermogen en leerproblemen bij kinderen.12
Wat betekent dB? De sterkte van geluid wordt uitgedrukt in decibellen (dB). Een geluidsniveau van 20 dB is vergelijkbaar met stille natuur. In een stille woonstraat is het geluidsniveau ’s avonds ongeveer 40 dB. De geluidssterkte van een gesprek is 50-60 dB. Vlak langs een drukke verkeersweg is 80 dB een normaal geluidsniveau. Bij een popconcert zal meestal rond de 100 dB aan geluid worden geproduceerd. De pijngrens ligt bij ongeveer 120-140 dB. Boven de 80 dB kan bij langdurige blootstelling al gehoorschade optreden.
Box 7.1
c d e
Uitleg geluidsniveau en decibellen
Als gevolg van dieselstook om elektriciteit op te wekken. De bijdrage van de varende zeeschepen is verwerkt in de achtergrondconcentratie. De achtergrondconcentratie is de luchtverontreiniging die van elders wordt aangevoerd en niet afkomstig is van lokale bronnen. In de normen is een correctie voor zeezout meegenomen, voor de kustprovincies is deze correctie iets groter.
45
hinder
40
ernstige hinder
7 Leefomgeving
In de Gezondheidsenquête is gevraagd hoeveel Hagenaars in de afgelopen twaalf maanden geluidshinder hebben ervaren. Van alle inwoners van Den Haag ervaart 63% hinder en 23% ernstige hinderf als gevolg van geluid. In de meeste gevallen gaat het om geluid van brommers/scooters, wegverkeer en geluid van de buren (figuur 7.3). Het percentage mensen dat hinder en ernstige hinder door brommers/scooters en buren ondervindt, is iets afgenomen ten opzichte van 2008.1,13
35 30 %
25 20 15 10 5
bu re n
ho re ca
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat aangeeft gehinderd
te worden door geluid naar bron van geluidshinder. Den Haag 2012.
De gemeente heeft in 2012 geluidsbelastingskaarten voor onder andere wegverkeerg opgesteld. Op basis hiervan is berekend hoeveel inwoners van Den Haag kunnen worden beschouwd als gehinderd, ernstig gehinderd en slaapgestoord door wegverkeer h. De kaarten en berekeningen zijn gemaakt met behulp van modelberekeningen en verkeerstellingen uit 2011 en hebben betrekking op geluidsniveaus buiten op de gevel. Op basis van deze berekeningen blijkt dat 23% van de Haagse burgers (dit betreft ruim 48.000 woningen) is blootgesteld aan geluid van 60 dB en hoger op de gevel van de woning. Volgens de berekeningen wordt in totaal 11% van de Haagse burgers (bijna 57.000 personen) hierdoor (ernstig) gehinderd (figuur 7.4). Deze groep heeft hiermee een verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Naast woningen zijn er 138 andere locaties waar gevoelige groepen verblijven (zoals scholen) waarbij het geluidsniveau op de gevel 60 dB of hoger is. Minder dan 1% van de Hagenaars is blootgesteld aan een geluidsbelasting van 70 decibel of meer. Ten opzichte van 2006 is er een stijging van het aantal inwoners dat is blootgesteld aan een geluidsbelasting van meer dan 65 dB. Hierdoor zijn er meer ernstig gehinderden. De geluidsbelasting in de nacht is in totaal iets afgenomen.14
f Op een schaal van 1 tot en met 10 heeft ‘hinder’ een score van 3 tot en met 7, ‘ernstige hinder’ een score van 8 of hoger. g Dit is inclusief trams, maar exclusief brommers. h Deze cijfers over geluidshinder uit de Gezondheidsenquête 2012 en de cijfers die op basis van de geluidskaarten zijn berekend kunnen niet zonder meer met elkaar vergeleken worden. Dit komt doordat verschillende definities van geluidshinder zijn gehanteerd en de gegevens op verschillende manieren zijn verkregen.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Figuur 7.3
Gezondheidsmonitor 2014
w
eg ve rk ee r tre in ve rk ee r Ra nd st ad br ra om il m er /s co ot in er sta l la ti e sb bo ui te uw n en /v er bo uw en ev en em en te n
0
101
In Den Haag is geluidshinder nog steeds een aanzienlijk probleem: 86% van de Hagenaars ervaart geluidshinder.
102
Geluidsbelastingsklassen (db) gehinderden 2006
ernstig gehinderden 2006
gehinderden 2011
ernstig gehinderden 2011
6.000 20.000 15.000 10.000 5.000
5.000 4.000 3.000 2.000 1.000
0 55-59
60-64
65-69
70-74
Geluidsbelastingsklassen (db)
>75
0 50-54
55-59
60-64
65-69
>70
Geluidsbelastingsklassen (db)
gehinderden 2006
ernstig gehinderden 2006
ernstig slaapgestoorden 2006
gehinderden 2011
ernstig gehinderden 2011
ernstig slaapgestoorden 2011
Berekend aantal (ernstig) gehinderden en slaapgestoorden door wegverkeer naar geluidsbelastings-
klasse. Den Haag 2006 en 2011.
Aantal inwoners
Figuur 7.4 6.000 5.000
7 Leefomgeving
Aantal inwoners
Aantal inwoners
25.000
4.000 3.000
7.4 Geur- en lichthinder 2.000
7.4.11.000 Geurhinder 0
In Den Haag geeft 9% van de inwoners aan hinder te ondervinden van geur van een open haard of allesbrander als zij thuis zijn. Er is geen verschil tussen inwoners van wijken met achterstand en zonder achterstand.1
Gezondheidsmonitor 2014
>
55-59 65-69 70 Hinder door50-54 geur is, net als60-64 bij geluidshinder, een gevoel van afkeer, boosheid, onbehagen, onvoldaanheid (db) Geluidsbelastingsklassen of gekwetstheid dat optreedt wanneer iemand erdoor wordt beïnvloed. Hout stoken in open haarden en houtkachels ernstig is in Nederland de2006 meest genoemde bron van geuroverlast in de leefomgeving. Landelijk blijkt slaapgestoorden dat geurhinder door open haarden of allesbranders sinds 2002 is toegenomen. Houtrook kan naast hinder ernstig slaapgestoorden 2011 ook gezondheidseffecten veroorzaken. Bij de verbranding van hout in kachels en haarden komen verbrandingsproducten vrij. De gezondheidseffecten van het totale mengsel van houtrook zijn niet duidelijk vastgesteld, maar het inademen van rook is niet gezond. In de rook zit onder andere fijn stof waarvan bekend is dat het luchtwegklachten en hart- en vaatziekten kan verergeren.15,16
7.4.2 Lichthinder
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Licht dat ’s nachts de woning in komt kan voor hinder zorgen. Naast hinder kan dit licht ook invloed hebben op de gezondheid: bij hoge lichtintensiteiten kan het dag-nachtritme verstoord worden. Meer dan de helft van de Haagse inwoners (56%) geeft aan thuis licht van wegverkeer, straatlantaarns of reclameborden waar te nemen. Zeventien procent zegt gehinderd te zijn door dit licht. Er is geen verschil tussen wijken met en wijken zonder achterstand.1
103
7 Leefomgeving
7.5 Binnenmilieu 7.5.1 Binnenmilieu in woningen
In het binnenmilieu komen verschillende stoffen voor die gezondheidseffecten kunnen veroorzaken. De gezondheidsgevolgen zijn zeer divers: het varieert van klachten als vermoeidheid, hoofdpijn en geïrriteerde ogen tot (verergering van) astma en hart- en vaatziekten. Kleine kinderen en ouderen zijn het meest kwetsbaar, omdat ze meer tijd binnenshuis doorbrengen en hun afweersysteem (nog) niet optimaal is. Ook mensen met een aandoening aan de ademhalingswegen zijn gevoeliger voor een ongunstig binnenmilieu. Eén van de belangrijkste bronnen voor een slecht binnenmilieu is tabaksrook. Daarnaast spelen vooral de kwaliteit van de buitenlucht, vochtigheid en schimmels en de uitstoot van verbrandingstoestellen binnenshuis een belangrijke rol.17 In de Gezondheidsenquête is gekeken naar twee belangrijke bronnen voor een ongunstig binnen-milieu, namelijk tabaksrook en vocht en/of schim-melproblematiek. Achttien procent van de Haagse inwoners geeft aan dat er dagelijks gerookt wordt in de woning. Dit percentage ligt hoger onder de inwoners van wijken met achterstand (23% versus 16% in wijken zonder achterstand). Elf procent van de Haagse inwoners geeft aan vocht en/of schimmel-problematiek te hebben in de woon- en/of slaapkamer. Zeven procent van Haagse inwoners geeft aan last te hebben van vocht of schimmel in de woonkamer en 9% in de slaapkamer. Relatief meer inwoners van wijken met achterstand dan van wijken zonder achterstand geven aan vocht en/of schimmelproblematiek te hebben in de woon- en/of slaapkamer.1 Voor binnenmilieu op scholen wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.18
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Gezondheidsmonitor 2014
7.5.2 Koolmonoxide
104
In Den Haag zijn nog veel geisers zonder afvoer aanwezig. Op basis van informatie van Eneco en woningcorporaties heeft de GGD berekend dat er in 2013 nog ongeveer 14.000 huurwoningen zijn met een geiser zonder afvoer. Het aantal koopwoningen met dit type geiser schat de GGD voor 2013 in op ongeveer 7.000. Dit type geiser is ongunstig voor het binnenmilieu en geeft daarnaast ook een risico op het vrijkomen van koolmonoxide. Koolmonoxide veroorzaakt klachten die oplopen naarmate iemand meer wordt blootgesteld: hoofdpijn, misselijkheid, bewusteloosheid en het kan zelfs leiden tot de dood. De GGD Den Haag geeft voorlichting hierover en heeft in 2013 een nieuw actieplan opgesteld voor het verminderen van het aantal geisers in de stad.19
105
Hoofdstuk Hoofdstuknr 8
Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod In de monitor over de gezondheid van de Haagse inwoners wordt ook aandacht besteed aan zorgverlening. Immers, gezondheid wordt mede bepaald door de mate en kwaliteit van de zorgverlening. Dit hoofdstuk geeft inzicht in een aantal aspecten van zorggebruik en zorgaanbod. Daarnaast wordt stilgestaan bij mantelzorg, psychiatrische zorgverlening in Den Haag en bij de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker en baarmoederhalskanker.
Titel Borrorrunt autam acia solorum que peratiis es quiae. Ita nes moluptia velenda ersperiaest vent, corro consed quatur? Mus etum vendeli tibus, nullupi ciaecuptatio conet et fugit es minvenis ipsapitiusam invelit vit magnima gnatiat iuntiam que nulparit vel ilitiunt ditiis int officia doluptatem rem harum quos dem que non repereces explacc atiore est everspitem rerferis estius alis rae pa quibus. Puditae ptatem inus, si utam resenimi, officiet faciissitate estis dolupta tiustrum ratiument, earum dem liberro blaboreri doluptas aut aute vendis re, aut ut recto dolut que aut et etus molupta solorep taquia sa inciusdam, officimincia cullect ibustiur aut rempeles estis ea aut eicipsantius iur?
106
In de Gezondheidsenquête 2012 zijn een aantal vragen gesteld over contact met de zorg. Achtereenvolgens worden hieronder de volgende onderwerpen besproken: contact met huisarts, tandarts, medisch specialist, geestelijke gezondheidszorg (GGZ), diëtist, fysiotherapeut, thuiszorg en het niet ontvangen van een noodzakelijke medische of tandheelkundige behandeling. Daar waar mogelijk worden ook de landelijke cijfers en de cijfers voor de drie andere grote steden beschreven. Contact met huisarts
Huisartsen vormen de spil in de eerstelijnszorg. De huisarts is het eerste aanspreekpunt voor mensen met vragen over gezondheid en ziekte. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het merendeel van de bevolking contact heeft met de huisarts. Iets meer dan driekwart van de Hagenaars van 19 jaar en ouder (77%) geeft in de Gezondheidsenquête 2012 aan in het afgelopen jaar minimaal één keer contact te hebben gehad met de huisarts.1 Landelijk is dit 71%.2 Het percentage inwoners uit de andere drie grote steden dat in het afgelopen jaar contact heeft gehad met de huisarts is vergelijkbaar met Den Haag.1 In de Gezondheidsenquête 2012 is ook gevraagd of men in de twee maanden voorafgaand aan de enquête contact heeft gehad met de huisarts. In Den Haag is dit voor 40% van de respondenten het geval.1 Dit percentage ligt hoger dan in de andere grote steden (tussen de 35% en de 39%). De Haagse percentages uit 2012 zijn vergelijkbaar met die uit 2008.3
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
8.1 Zorggebruik
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat minimaal één keer in
het afgelopen jaar contact heeft gehad met de huisarts naar geslacht, leeftijd,
etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
77
Wijk met achterstand
77
Wijk zonder achterstand
77
Geslacht Man
72
Opleiding
Vrouw
81
Geen, LO
87
MAVO, LBO
83
HAVO, VWO, MBO
76
HBO, WO
71
Leeftijd 19-24 jaar
73
25-34 jaar
72
35-44 jaar
72
Werksituatie
45-54 jaar
80
Werkenden*
74
55-64 jaar
82
Niet-werkenden
82
65-74 jaar
84
75-84 jaar
87
Burgerlijke staat
85+
90
Gehuwd, samenwonend
78
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
71
Gescheiden
85
Weduwe, weduwnaar
83
Etniciteit Autochtoon
77
Surinaams
80
Turks
80
Marokkaans
83
Overig westers
74
Overig niet-westers
77
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Tabel 8.1
Gezondheidsmonitor 2014
In Den Haag geldt dat meer lager opgeleiden, vrouwen, niet-werkenden en gescheiden Hagenaars aangeven in het afgelopen jaar minimaal één keer contact te hebben gehad met de huisarts. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt het percentage Hagenaars dat aangeeft contact te hebben gehad met de huisarts toe (tabel 8.1).1
107
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Contact met tandarts
In 2012 geeft 72% van de Hagenaars van 19 jaar en ouder aan minimaal één keer in het afgelopen jaar contact te hebben gehad met de tandarts.1 Landelijk is dit 79%.2 Het percentage Hagenaars dat in 2012 aangeeft contact te hebben gehad met de tandarts ligt hoger dan in 2008 (66%).3 In Den Haag geldt dat relatief minder mannen, lager opgeleiden, niet-werkenden, bewoners van wijken met achterstand en weduwen/weduwnaars aangeven minimaal één keer in het afgelopen jaar contact te hebben gehad met de tandarts. Ook hebben in vergelijking met autochtone Hagenaars minder Turkse en overige niet-westerse allochtone Hagenaars contact gehad met de tandarts. In vergelijking met 19-64-jarigen geven minder Haagse 65-plussers aan in het afgelopen jaar contact te hebben gehad met de tandarts; van de 85-plussers geeft slechts 35% aan contact te hebben gehad (tabel 8.2).1 Dit komt vooral doordat op oudere leeftijd meer mensen een kunstgebit hebben.4
Tabel 8.2
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat minimaal één keer in het
afgelopen jaar contact heeft gehad met de tandarts naar geslacht, leeftijd,
etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat. Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
72
Wijk met achterstand
63
Wijk zonder achterstand
76
Geslacht Man
69
Opleiding
Vrouw
74
Geen, LO
54
MAVO, LBO
63
HAVO, VWO, MBO
78
HBO, WO
79
Gezondheidsmonitor 2014
Leeftijd 19-24 jaar
73
25-34 jaar
65
35-44 jaar
82
Werksituatie
45-54 jaar
79
Werkenden*
78
55-64 jaar
73
Niet-werkenden
63
65-74 jaar
63
75-84 jaar
53
Burgerlijke staat
85+
35
Gehuwd, samenwonend
75
Ongehuwd, nooit gehuwd geweest
72
Gescheiden
66
Weduwe, weduwnaar
49
Etniciteit Autochtoon
76
Surinaams
70
Turks
57
Marokkaans
75
Overig westers
75
Overig niet-westers
53
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
108
Contact met medisch specialist
In 2012 geeft 43% van de Hagenaars van 19 jaar en ouder aan minimaal één keer in het afgelopen jaar contact te hebben gehad met een medisch specialist.1 Dit ligt iets hoger dan het landelijk gemiddelde (38%).2 Het Haagse percentage uit 2012 is vergelijkbaar met het percentage uit 2008.3 Naarmate de leeftijd stijgt, stijgt het percentage Hagenaars dat aangeeft in het afgelopen jaar contact heeft te hebben gehad met een medisch specialist. Zo geeft 32% van de 19-34-jarigen, 43% van de 35-64-jarigen en 62% van de 65-plussers aan contact te hebben gehad met een medisch specialist. Ook vrouwen en lager opgeleiden (figuur 8.1) geven vaker aan in het afgelopen jaar contact te hebben gehad met een medisch specialist.1
70
50 40 %
30 20 10 0 Geen, LO
MAVO, LBO
HAVO, VWO, MBO
HBO, WO
Figuur 8.1
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat minimaal één keer in het afgelopen jaar contact
heeft gehad met een medisch specialist naar opleiding. Den Haag 2012.
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
60
Contact met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
Contact met diëtist
Acht procent van de Hagenaars van 19 jaar en ouder geeft in 2012 aan in het afgelopen jaar minimaal één keer contact te hebben gehad met een diëtist. Dit ligt iets hoger dan in 2008, toen had 6% van de Hagenaars contact gehad met een diëtist.3 Lager opgeleiden, niet-westerse allochtone Hagenaars en inwoners van wijken met achterstand geven vaker aan contact te hebben gehad met een diëtist.1
Gezondheidsmonitor 2014
Ongeveer één op de tien Hagenaars (11%) van 19 jaar en ouder geeft in 2012 aan in het afgelopen jaar minimaal één keer contact te hebben gehad met de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). Onder contact met de GGZ wordt contact met een psycholoog, psychiater of een instelling voor GGZ verstaan. Het percentage Haagse inwoners dat in 2012 contact heeft gehad met de GGZ komt overeen met het percentage uit 2008.3 Vrouwen, lager opgeleiden, overige niet-westerse allochtone Hagenaars en Hagenaars in de leeftijdscategorie 25-34 jaar geven vaker aan contact te hebben gehad met de GGZ.1
Contact met fysiotherapeut
Contact met de thuiszorg
Eén op de twintig Hagenaars (5%) van 19 jaar en ouder geeft in 2012 aan minimaal één keer in het afgelopen jaar contact te hebben gehad met de thuiszorg. Onder thuiszorg wordt een wijkverpleegkundige, gezinsverzorging of Alphahulp verstaan. Het percentage Haagse inwoners dat in 2012 contact heeft gehad met de thuiszorg is vergelijkbaar met 2008.3 Vrouwen, lager opgeleiden, overige niet-westerse allochtone Hagenaars en bewoners van wijken met achterstand geven vaker aan contact te hebben gehad met de thuiszorg. Het percentage mensen dat het afgelopen jaar contact heeft gehad met de thuiszorg neemt toe met de leeftijd, vooral Hagenaars van 75 jaar en ouder geven vaker aan contact te hebben gehad met de thuiszorg (figuur 8.2).1
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Een kwart (26%) van de Hagenaars van 19 jaar en ouder geeft in 2012 aan in het afgelopen jaar minimaal één keer contact te hebben gehad met een fysiotherapeut. Het aantal Hagenaars dat contact heeft gehad met een fysiotherapeut ligt in Den Haag hoger dan het landelijk gemiddelde (21%).2 Ook is het percentage Hagenaars dat in 2012 contact heeft gehad met een fysiotherapeut hoger dan in 2008 (22%).3 Er zijn geen verschillen tussen Haagse inwoners wat betreft contact met een fysiotherapeut.1
109
110
35
25 20 %
15 10 5 0 19-24 jaar
25-34 jaar
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
65-74 jaar
75-84 jaar
85+
Figuur 8.2
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat minimaal één keer in het afgelopen jaar contact
heeft gehad met de thuiszorg naar leeftijd. Den Haag 2012.
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
30
In de Gezondheidsenquête is ook gevraagd of diegene of een ander persoon uit zijn of haar huishouden in de afgelopen 12 maanden een medische of tandheelkundige behandeling nodig heeft gehad, maar deze niet heeft ontvangen. In Den Haag was dit voor 7% van de inwoners het geval. Dit is vergelijkbaar met het percentage in Utrecht (6%) en lager dan in Rotterdam (9%) en Amsterdam (10%). De belangrijkste redenen waarom een noodzakelijke medische of tandheelkundige behandeling niet werd ontvangen was in Den Haag vanwege eigen risico/ eigen bijdrage (42%) en het niet vergoeden van de behandeling door de verzekering (38%). Wachtlijsten en gebrek aan vervoer speelden in enkele gevallen een rol (beide 4%).1
8.2 Zorgaanbod Het is van groot belang dat het zorgaanbod aansluit op de zorgvraag. Het gewenste zorgaanbod in een stad is afhankelijk van het aantal inwoners en van de kenmerken van deze inwoners. Vanwege de diversiteit aan bevolkingsgroepen en de vaak slechtere gezondheidstoestand in de grote steden in vergelijking met de rest van de Nederlandse bevolking, verdient goede en toegankelijke zorg in de grote steden extra aandacht.5
Gezondheidsmonitor 2014
Niet ontvangen noodzakelijke medische of tandheelkundige behandeling
In februari 2013 waren er 287 huisartsen werkzaam in Den Haag. Iets meer dan de helft (52%) van de huisartsen in Den Haag is vrouw.6 Dit percentage is hoger dan het landelijk percentage vrouwelijke huisartsen (43%), het blijkt dat relatief meer vrouwelijke huisartsen dan mannelijke huisartsen gevestigd zijn in zeer sterk stedelijke gemeenten.7 Zowel in Den Haag als landelijk is het aantal vrouwelijke huisartsen sinds 2009 toegenomen.6-7 In Den Haag werkt 18% van de huisartsen in een solopraktijk, 17% in een duopraktijk en 65% in een groepspraktijk (tabel 8.3). In Den Haag werken in vergelijking met het landelijk gemiddelde meer huisartsen in een groepspraktijk. Zowel landelijk als in Den Haag is in de afgelopen jaren het aantal huisartsen met een solopraktijk afgenomen. In Den Haag zijn er 117 praktijken, 44% is een solopraktijk, 21% een duopraktijk en 35% een groepspraktijk. In Den Haag zijn er in vergelijking met het landelijk gemiddelde meer solopraktijken en groepspraktijken, maar minder duopraktijken. Landelijk zijn er in 2012 gemiddeld 2.397 inwoners per fulltime werkende huisarts. In de provincie ZuidHolland is dit gemiddeld 2.430 inwoners per fulltime werkende huisarts. Er zijn geen gegevens beschikbaar over het aantal patiënten per praktijk of per huisarts in Den Haag.6-7
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
8.2.1 Huisarts
111
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod Gezondheidsmonitor 2014
Tabel 8.3
Aantal huisartsen en praktijken in Den Haag en Nederland uitgesplitst naar
praktijkvorm. Den Haag en Nederland, 2012-2013. Aantal
Solopraktijk
Duopraktijk
Groepspraktijk
Huisartsen
287
18%
17%
65%
(februari 2013)
Praktijken
117
44%
21%
35%
Nederland
Huisartsen*
8.879
17%
28%
55%
(januari 2012)
Praktijken*
4.018
39%
32%
30%
Den Haag
* Bij de bepaling van het aantal solo-, duo-, of groepspraktijken wordt het praktijkadres als uitgangspunt genomen. Huisartsen op hetzelfde adres tellen als één praktijk.
8.2.2 Verloskundige
In februari 2013 telde Den Haag 60 praktiserende verloskundigen.6 Eén van hen is man. Ook landelijk zijn er weinig mannen werkzaam als verloskundigen; onder de 2.692 praktiserende verloskundigen in 2012 in Nederland bevonden zich 42 mannen (1,6%).8 In Den Haag werkt 6% van de verloskundigen in een solopraktijk, 6% in een duopraktijk en 88% in een groepspraktijk. In vergelijking met het landelijk gemiddelde werken er in Den Haag iets meer verloskundigen in een groepspraktijk (tabel 8.4). Den Haag telt in totaal 16 verloskundigenpraktijken: vier solopraktijken (25%), twee duopraktijken (13%) en tien groepspraktijken (63%). Landelijk is 16% van de praktijken een solopraktijk, 22% een duopraktijk en 61% een groepspraktijk (tabel 8.4).6,8
Tabel 8.4
Aantal verloskundigen en praktijken in Den Haag en Nederland uitgesplitst naar
praktijkvorm. Den Haag en Nederland, 2012-2013. Aantal
Solopraktijk
Duopraktijk
Groepspraktijk
Den Haag
Verloskundigen
60
6%
6%
88%
(februari 2013)
Praktijken
16
25%
13%
63%
Nederland
Verloskundigen
2.692
5%
14%
81%
511
16%
22%
61%
(januari 2012)
Praktijken
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Geboortekliniek en Geboortehotel
112
De voorziening van poliklinisch bevallen in een ziekenhuis onder begeleiding van de eigen verloskundige is in het Medisch Centrum Haaglanden (locatie Westeinde) en het Haga ziekenhuis (locatie Sportlaan) vervangen door respectievelijk bevallen in de Geboortekliniek of het Geboortehotel. Hiermee kent Den Haag twee eerstelijns geboortecentra met een sterke verbinding met het ziekenhuis. In de Geboortekliniek of het Geboortehotel wordt een aantal van de voordelen van een thuisbevalling met die van de poliklinische bevalling gecombineerd (nabijheid van de specialisten en voorzieningen van het ziekenhuis). Poliklinisch bevallen kan in Den Haag alleen nog in het Bronovo. Het aantal bevallingen in de Geboortekliniek bij het MCH Westeinde of Geboortehotel bij het Haga ziekenhuis neemt toe (tabel 8.5).9-10
Aantal bevallingen die gestart zijn in de Geboortekliniek (MCH Westeinde) of
het Geboortehotel (Haga ziekenhuis). Den Haag 2008-2012. Jaar
Geboortekliniek* MCH Westeinde
Geboortehotel* Haga ziekenhuis
2008
136
(gegevens niet beschikbaar)
2009
456
690
2010
657
701
2011
774
752
2012**
908
707
* Dit zijn de totale cijfers van de geleverde zorg, niet toegespitst op de woonplaats van de cliënten. Gezien de locatie van de Geboortekliniek en het Geboortehotel betreft het hier vooral Haagse vrouwen. ** Het wettelijk vastgestelde basiszorgpakket rekent een eigen bijdrage voor bevalling en kraamzorg. De Geboortekliniek hanteerde tot 2013 een lager tarief. Dit verklaart mogelijk het verschil in groei in 2012. Vanaf 2013 zijn de tarieven voor de Geboortekliniek en het Geboortehotel gelijk gesteld.
8.3 Mantelzorg
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Tabel 8.5
Verlenen van mantelzorg
De omvang van het aantal mantelzorgers in Nederland is afhankelijk van de gehanteerde definitie. Als wordt gekeken naar mantelzorg in de ruimste zin, waarbij iedereen die zichzelf als mantelzorger beschouwt als mantelzorger telt, dan waren er in 2008 ongeveer 3,5 miljoen Nederlanders die mantelzorg verleenden.13 De cijfers voor intensieve of langdurige zorg liggen lager; volgens de Gezondheidsenquête 2012 waren er landelijk naar schatting 1,5 miljoen mantelzorgers. Hierbij wordt intensieve of langdurige zorg gedefinieerd als onbetaalde zorg van meer dan acht uur per week of met een duur van minimaal drie maanden.12
Het aantal uren dat intensieve of langdurige mantelzorg wordt gegeven loopt erg uiteen. Ruim de helft (54%) van de Haagse mantelzorgers verleent vijf uur of minder zorg per week en 12% verleent 20 uur of meer zorg per week.1
a
Tien procent van de Haagse inwoners van 19 jaar en ouder verleent intensieve of langdurige mantelzorg.
Vanwege definitieverschillen kunnen de cijfers uit 2012 niet vergeleken worden met de cijfers uit 2008.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Volgens de Gezondheidsenquête 2012 verleent 10% van de Haagse inwoners van 19 jaar en ouder langer dan drie maanden of meer dan acht uur per week mantelzorga. Dit percentage is vergelijkbaar met de drie andere grote steden, maar ligt onder het landelijk gemiddelde van 12%. In Den Haag verlenen relatief meer vrouwen dan mannen mantelzorg en meer autochtone en westerse allochtone Hagenaars dan niet-westerse allochtone Hagenaars (tabel 8.6).1,12
Gezondheidsmonitor 2014
Mantelzorg is de zorg die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan mensen met een fysieke, verstandelijke of psychische beperking. Deze zorg kan verleend worden aan familieleden, huisgenoten of mensen uit het sociale netwerk (vrienden, kennissen, buren). De geboden hulp bestaat vaak uit huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, verpleegkundige hulp, begeleiding bij bezoeken buitenshuis en het regelen van zaken. Het gaat hierbij om zorg die meer is dan in een persoonlijke relatie gebruikelijk is.11 Vanwege de vergrijzing zal de druk op mantelzorgers de komende jaren toenemen. Ouderen hebben immers vaker beperkingen en chronische ziekten en zullen daardoor vaker zorg nodig hebben.12
113
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Tabel 8.6
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat intensieve of langdurige
mantelzorg verleent naar geslacht, leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding en werk-
situatie. Den Haag 2012. Wijk
Totaal 2012
10
Wijk met achterstand
8
Wijk zonder achterstand
11
Geslacht Man
8
Opleiding
Vrouw
11
Geen, LO
6
MAVO, LBO
10
HAVO, VWO, MBO
12
HBO, WO
10
Leeftijd 19-34 jaar
5
35-64 jaar
12
65+
13
Etniciteit Autochtoon
11
Westers allochtoon
12
Niet-westers allochtoon
6
Werksituatie Werkenden*
9
Niet-werkenden
11
Gezondheidsmonitor 2014
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Intensief en langdurig voor een ander zorgen kan als zwaar worden ervaren. In Den Haag geeft 15% van de mantelzorgers aan zich tamelijk zwaar tot zwaar belast te voelen. Omgerekend zou dit neerkomen op bijna zesduizend tamelijk tot zwaar belaste mantelzorgers van 19 jaar en ouder in Den Haag. Landelijk geeft ongeveer één op de zeven mantelzorgers (14%) aan zich tamelijk zwaar tot zwaar belast te voelen.1,12 In Den Haag voelen meer vrouwen (17%) dan mannen (12%) zich tamelijk zwaar tot zwaar belast. Mantelzorgers die zich tamelijk zwaar tot zwaar belast voelen verlenen meer uren mantelzorg: 22 uur ten opzichte Vijftien procent van de van 12 uur door mantelzorgers die zich niet zwaar belast voelen.1
Haagse mantelzorgers voelt zich (tamelijk)
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
zwaar belast.
114
Ontvangen van mantelzorg
Volgens de Haagse Stadsenquête 2013 ontvangt ongeveer 8% van de Hagenaars van 16 jaar en ouder mantelzorgb. Hierbij gaat het vooral om 65-plussers en Hagenaars in de lagere inkomensgroepen. De Hagenaars die mantelzorg ontvangen, krijgen vooral huishoudelijke hulp (62%) en/of begeleidingc (48%). Bij iets minder dan een kwart (24%) heeft de zorg betrekking op persoonlijke verzorging.14 Van de Hagenaars die mantelzorg ontvangen krijgt ongeveer de helft één tot vier uur zorg per week (46%). Eén op de vijf (19%) krijgt vijf tot acht uur per week mantelzorg en 35% meer dan negen uur per week.14
8.4 Psychiatrische zorgverleningverlening in Den Haag
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Volgens de Haagse Stadsenquête 2013 zorgen de meeste mantelzorgers voor hun ouders of schoonouders (32%), gevolgd door de zorg voor iemand uit het eigen gezin (18%), iemand uit de buurt (14%), een vriend of kennis (14%) of een ander familielid (14%).14
Aantal (absoluut en per 10.000 inwoners) Haagse inwoners van 20 jaar en ouder
in psychiatrische zorg bij Parnassia Groep naar hoofddiagnose. Den Haag 2012. Hoofdgroepen
Aantal
Percentage
Per 10.000 inwoners
Stemmingsstoornissen
6.748
24
174
Overige stoornissen
5.543
19
143
Verslaving en middelenmisbruik
3.531
12
91
Psychotische stoornissen
3.495
12
90
Angststoornissen
3.355
12
87
Psychosociale problematiek
1.799
6
46
Organische hersenaandoeningen
1.156
4
30 15
579
2
Geen diagnose
2.502
9
65
Totaal
28.708
100
741
Aanpassingsstoornissen
Het relatieve aantal psychiatrische behandelingen ligt hoger in de Haagse wijken met achterstand: in deze wijken ontvingen in 2012 970 per 10.000 inwoners psychiatrische zorg, terwijl dit in de wijken zonder achterstand 595 per 10.000 inwoners was. Met uitzondering van organische hersenaandoeningen (zoals dementie) geldt voor vrijwel alle hoofdgroepen van diagnoses dat het aantal behandelingen hoger was in de wijken met achterstand (figuur 8.3). De verschillen tussen wijken kunnen deels worden verklaard door een hogere frequentie van voorkomen in bepaalde wijken en deels door verschillen in hulpzoekgedrag.
b Hierbij is de ruime definitie van mantelzorg gebruikt: iedereen die aangaf mantelzorg te ontvangen is meegenomen, ongeacht de duur of intensiteit van de zorg. Het daadwerkelijke aantal Hagenaars dat mantelzorg ontvangt ligt waarschijnlijk hoger omdat bewoners van verzorgingstehuizen ondervertegenwoor digd zijn in de Stadsenquête. c Onder begeleiding wordt onder andere het regelen van zaken, troosten, luisteren, administratie en formulieren invullen en het vervoeren naar en/of het begeleiden bij activiteiten/bezoeken buitenshuis gerekend.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Tabel 8.7
Gezondheidsmonitor 2014
In 2012 bood de Parnassia Groep psychiatrische zorg aan 28.708 inwoners van Den Haag van 20 jaar en ouder, dat zijn 741 personen per 10.000 inwoners. Dit aantal is lager dan in 2004 en 2008: in 2004 was het 770 per 10.000 inwoners en in 2008 849 per 10.000 inwoners. In tabel 8.7 is voor hoofdgroepen van diagnosen aangegeven hoeveel inwoners van Den Haag hiervoor in behandeling zijn geweest bij de Parnassia Groep in 2012. De meeste diagnoses vallen onder de categorie ‘stemmingsstoornissen’. Hier vallen stoornissen onder als depressie en bipolaire stoornis.
115
300
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Aantal per 10.000
250 200 150 100 50
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
G
ee
n
di ag
no
se
ss to or ni ss en
ge n oe ni n
rs e na an d he
an pa ss in g A
le m at ie k pr ob ni sc rg a
Wijken zonder achterstand
Figuur 8.3
Aantal psychiatrische behandelingen per 10.000 Haagse inwoners van 20 jaar en ouder naar hoofd-
diagnose en wijk. Den Haag 2012.
De afdeling spoedeisende psychiatrie van de Parnassia Groep verricht op verzoek van verwijzers zeven dagen per week 24 uur per dag spoedeisende psychiatrische beoordelingen in Den Haag en omstreken. In 2012 zijn er 2.823 spoedeisende psychiatrische beoordelingen geweest (face-to-face contacten) in Den Haag. Dit komt overeen met 73 spoedeisende psychiatrische beoordelingen per 10.000 inwoners van 20 jaar en ouder. In de wijken met achterstand waren er in 2012 meer spoedeisende psychiatrische beoordelingen dan in de wijken zonder achterstand (82 versus 61 per 10.000 inwoners). In 1.047 van de gevallen was de politie de verwijzer of vond de verwijzing plaats in het kader van het zogeheten politieprogramma (tabel 8.8). De kern van dit programma is dat verpleegkundigen van de Parnassia Groep op vaste basis aanwezig zijn op de politiebureaus in de stad. Andere belangrijke verwijzers waren de huisarts, de Geestelijke Gezondheidszorgd (GGZ) en de ziekenhuizen. Onder de categorie ‘Overig’ vallen onder andere meldingen van de Doktersnachtdienst (SMASH) en meldingen vanuit de eigen afdelingen van Parnassia. Het aantal spoedeisende psychiatrische beoordelingen is licht gestegen ten opzichte van 2008; er waren toen 2.609 beoordelingen.
Tabel 8.8
Aantal (absoluut en per 10.000 inwoners) crisisbeoordelingen bij Haagse
inwoners van 20 jaar en ouder naar verwijzer. Den Haag 2012. Aantal
Percentage
Per 10.000 inwoners
Politie
639
23
17
Huisarts
559
20
14
GGZ
438
16
11
Spoedeisende hulp
409
14
11
Politieprogramma
408
14
11
Overig
370
13
10
Totaal
2.823
100
73
Hoofdgroepen
116
O
Ve Gezondheidsmonitor 2014
Wijken met achterstand
he
Ps yc ho
so cia le
tis ch e
st oo
rn iss en
rn iss en Ps yc ho
n -e ng rs la
vi
gs ts to o
el en m id d
rig e O ve
An
rn iss en st oo
rn iss en ss to o St em m in g
m isb ru ik
0
d In dit verband wordt onder GGZ verstaan: alle GGZ instellingen die niet onder de Parnassia Groep vallen.
Behandeling voor depressie
In de Gezondheidsenquête is ook gevraagd of iemand in de afgelopen twaalf maanden is behandeld voor depressie. Acht procent van de Hagenaars is in de afgelopen twaalf maanden behandeld voor een depressie. Bepaalde groepen gaven vaker aan behandeld te zijn voor depressie: het gaat hier om 19-64-jarigen, laagopgeleiden, alleenstaanden, niet-werkenden en niet-westerse allochtonen (tabel 8.9).1
Tabel 8.9
Percentage Haagse inwoners van 19 jaar en ouder dat heeft aangegeven de
afgelopen twaalf maanden behandeld te zijn voor depressie naar geslacht,
leeftijd, etniciteit, wijk, opleiding, werksituatie en burgerlijke staat.
Den Haag 2012. 8
Opleiding Geen, LO
16
MAVO, LBO
9
Man
7
HAVO, VWO, MBO
5
Vrouw
9
HBO, WO
6
Geslacht
Werksituatie
Leeftijd 19-64 jaar
8
Werkenden*
4
65+
4
Niet-werkenden
13
Burgerlijke staat
Etniciteit Autochtoon
6
Gehuwd, samenwonend
4
Westers allochtoon
6
Alleenstaand
12
Niet-westers allochtoon
11
Gezondheidsmonitor 2014
Totaal
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Op basis van de wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen (BOPZ) kan door de burgemeester een inbewaringstelling (IBS) worden afgegeven voor patiënten die als gevolg van hun psychische stoornis een acuut en ernstig gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving. In 2012 werden in totaal 438 inbewaringstellingen afgegeven voor inwoners van Den Haag (van 20 jaar of ouder). De GGZ en politie waren de belangrijkste verwijzers, op afstand gevolgd door de huisarts en de spoedeisende hulp.15
Wijk Wijk met achterstand
10
Wijk zonder achterstand
6
* Onder de werkenden vallen degenen die meer dan één uur per week betaald werk verrichten.
Borstkanker
Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen in Nederland. Per jaar worden ongeveer 12.000 gevallen van borstkanker geconstateerd. Dit betekent dat één op de acht vrouwen in Nederland in haar leven borstkanker krijgt.16 In de periode 2008-2011 stierven er in Nederland jaarlijks ruim 3.000 vrouwen aan borstkanker.17 In Den Haag stierven in de periode 2007-2010 circa 80 vrouwen per jaar aan borstkanker.18 De kans op borstkanker is groter voor vrouwen die weinig of geen kinderen hebben, op latere leeftijd het eerste kind krijgen, kort of helemaal geen borstvoeding geven, op jonge leeftijd voor het eerst menstrueren, laat in de overgang komen, hormoonpreparaten langer dan twee tot drie jaar gebruiken tegen overgangsklachten, orale contraceptie gebruiken, elke dag meer dan één glas alcohol drinken over een langere periode, weinig lichaamsbeweging krijgen of overgewicht hebben tijdens of na de overgang.16
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
8.5 Bevolkingsonderzoeken borstkanker en baarmoederhalskanker
117
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Vrouwen afkomstig uit Marokko, Suriname en Turkije hebben een kleinere kans op het krijgen van borstkanker dan autochtone Nederlandse vrouwen. Het verlaagde risico onder allochtone vrouwen is deels toe te schrijven aan een in het algemeen jongere leeftijd bij de geboorte van het eerste kind, het krijgen van meer kinderen en het vaker en langer geven van borstvoeding.19 Sinds 1990 wordt landelijk het bevolkingsonderzoek borstkanker uitgevoerd. Alle vrouwen van 50 tot en met 75 jaar krijgen hiervoor elke twee jaar een uitnodiging. Tijdens het onderzoek worden röntgenfoto's (mammografie) van de borsten gemaakt. Door middel van het bevolkingsonderzoek wordt geprobeerd borstkanker in een vroeg stadium op te sporen, waardoor de kans op genezing vergroot en de sterfte aan borstkanker verlaagd wordt. De geschatte gezondheidswinst door het bevolkingsonderzoek is een verlaging van circa 775 sterfgevallen aan borstkanker per jaar.16 In 2010 zijn er in Nederland bijna 1,2 miljoen vrouwen uitgenodigd voor het bevolkingsonderzoek borstkanker, 81% gaf gehoor aan deze oproep.20 De opkomst in Den Haag in 2011 (69%) lag aanzienlijk lager dan het landelijk gemiddelde in 2010e. Dit geldt ook voor de andere drie grote steden (figuur 8.4).21-22 Landelijk is sinds enige jaren een lichte daling te zien in het opkomstpercentage.20 De opkomst bij het bevolkingsonderzoek borstkanker ligt vergeleken met autochtone Nederlanders lager bij niet-westerse allochtonen. Uit een onderzoek onder Turkse en Marokkaanse vrouwen in Nederland bleek dat socio-culturele factoren als schaamte en taboe op kanker, gebrek aan vertrouwen in de Nederlandse gezondheidszorg, isolatie van deze vrouwen en een taalbarrière de belangrijkste redenen waren voor de geringere deelname van deze vrouwen.23 80
Gezondheidsmonitor 2014
75 70 65 %
60 55 50 45 40
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Den Haag
118
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Figuur 8.4
Opkomstpercentages bevolkingsonderzoek borstkanker bij vrouwen van 50 tot en met
75 jaar in de vier grote steden. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht, 2011.
Baarmoederhalskanker
In Nederland wordt per jaar bij ongeveer 700 vrouwen baarmoederhalskanker geconstateerd. Baarmoederhalskanker komt het meest voor bij vrouwen in de leeftijd van 30 tot 55 jaar.24 In de periode 2008-2011 stierven in Nederland jaarlijks rond de 200 vrouwen aan baarmoederhalskanker.17 In Den Haag stierven in de periode 2007-2010 circa 10 vrouwen per jaar aan baarmoederhalskanker.18 Een infectie met bepaalde typen van het Humaan Papillomavirus (HPV; typen 16 en 18) kan leiden tot baarmoederhalskanker.19 Samen zijn deze twee typen van het HPV-virus verantwoordelijk voor 70% van de gevallen van baarmoederhalskanker.25 Andere risicofactoren voor baarmoederhalskanker zijn het hebben van seks op jonge leeftijd en roken.26 e Na 2010 zijn er landelijk geen opkomstpercentages beschikbaar.
In 2011 was de landelijke opkomst voor het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker 64%. In deze opkomst was tussen 2007 en 2010 een lichte daling te zien; het opkomstpercentage voor 2011 is ten opzichte van 2010 stabiel gebleven.27 De opkomst in Den Haag lag met 49% onder het landelijk gemiddelde. Dit geldt ook voor de andere drie grote steden (figuur 8.5).21-22 Dit is niet verrassend, omdat vrouwen met een lage sociaal-economische status en vrouwen uit stedelijke gebieden minder deelnemen aan bevolkingsonderzoeken.28 In Den Haag is het opkomstcijfer tussen 2009 en 2011 gelijk gebleven. 22 80
8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
Baarmoederhalskanker is in een vroeg stadium met een uitstrijkje relatief gemakkelijk op te sporen. Er is in Nederland een bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker om de kans op vroege ontdekking van baarmoederhalskanker te vergroten. Tijdens het bevolkingsonderzoek wordt een uitstrijkje gemaakt. Vrouwen tussen de 30 en 60 jaar ontvangen iedere vijf jaar een uitnodiging voor dit bevolkingsonderzoek.24,26 De geschatte gezondheidswinst door het bevolkingsonderzoek in Nederland is circa 200 sterfgevallen aan baarmoederhalskanker per jaar minder (200 sterfgevallen in plaats van 400).26
70 60 50 %
40 30
10 0 Den Haag
Amsterdam
Rotterdam
Utrecht
Nederland
Figuur 8.5
Opkomstpercentages bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker bij vrouwen van 30 tot 60 jaar in
de vier grote steden en in Nederland. Den Haag, Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Nederland, 2011.
Gezondheidsmonitor 2014
20
Sinds 2009 is de Humaan Papillomavirus vaccinatie (HPV-vaccinatie) tegen baarmoederhalskanker opgenomen in het Rijksvaccinatieprogramma. In het jaar dat meisjes dertien worden, worden ze voor deze vaccinatie opgeroepen. Deze vaccinatie bestaat uit drie inentingen die in een periode van een half jaar worden toegediend. Het opkomstpercentage voor alle drie de inentingen in Den Haag was in 2011 48% en in 2012 50%. Dit is lager dan landelijk (respectievelijk 56% en 58%).29 Voor verdere informatie wordt verwezen naar de rapportage 'De gezondheid van de Haagse jeugd'.30
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
HPV-vaccinatie
119
120
1. Gemeente Den Haag, Dienst Burgerzaken. Den Haag in Cijfers (http://www.denhaag.nl). Geraadpleegd 10 juni 2013. 2. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline (http://www.cbs.nl) Bevolking; geslacht, leeftijd, burgerlijke staat en regio, 1 januari 2013. Geraadpleegd 12 juni 2013. 3. Gemeente Den Haag; Dienst Stedelijke Ontwikkelingen; Programmamanagement, Strategie en Onderzoek. Bevolkingsprognose Den Haag 2013. Den Haag, 2013. 4. Oudhof K, Harmsen C, Loozen S, Choenni S. Omvang en spreiding van Surinaamse bevolkingsgroepen in Nederland. Bevolkingstrends 2011: 97-104. 5. Groenewold G, Beer J de. Scenariostudie ontwikkeling multi-etnische samenleving tot 2040, met bijzondere aandacht voor MOE-landers: onderzoeksrapport Ministerie van VROM-WWI. Den Haag: Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI), februari 2010. 6. Snel E, Engbersen G, Ilies M, Meij R van der, Hamberg J. De schaduwzijden van de nieuwe arbeids- migratie. Dakloosheid en overlast van Midden- en Oost-Europese arbeidsmigranten in Den Haag. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam (afdeling Sociologie), april 2011. 7. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline (http://www.cbs.nl) Bevolking; geslacht, leeftijd en nationaliteit, 1 januari 2013. Geraadpleegd 27 juni 2013. 8. Gemeente Den Haag, Onderzoek, Strategie en Projecten. Monitor EU-arbeidsmigranten uit Midden en Oost-Europa, 2012. Kwantitatieve beschrijvingen van de instroom en de situatie van Midden- en Oost-Europese migranten in Den Haag. Den Haag, april 2013. 9. Heijden PGM van der, Cruyff M, Gils G van. Aantal geregistreerde en niet-geregistreerde burgers uit MOE-landen die in Nederland verblijven. Universiteit Utrecht, januari 2013. 10. Verweij A. Wat is sociaaleconomische status? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Thema's\Gezondheidsachterstanden\Sociaaleconomische status, 7 december 2010. Geraadpleegd 27 augustus 2013. 11. Gezondheidsenquête 2012. 12. Gezondheidsenquête 2008. 13. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline (http://www.cbs.nl) Gemiddeld inkomen; personen in particuliere huishoudens naar kenmerken. Geraadpleegd 15 juni 2013. 14. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline (http://www.cbs.nl) Beroepsbevolking; geslacht en leeftijd. Geraadpleegd 15 juni 2013. 15. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline (http://www.cbs.nl) Beroepsbevolking; kerncijfers provincie. Geraadpleegd 17 juni 2013.
Gezondheidsmonitor 2014
Hoofdstuk 1 De bevolking van Den Haag
Literatuur en andere bronnen
Literatuur en andere bronnen
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Centraal Bureau voor de Statistiek, Statline, (http://www.cbs.nl) Levensverwachting; geslacht en leeftijd, vanaf 1950. Geraadpleegd 26 augustus 2013. Gemeente Den Haag, Dienst Burgerzaken. Gegevens over mortaliteit 1977-2012. Den Haag, 2013. Gezondheidsenquête 2012. Gezondheidsenquête 2008. Gemeente Den Haag, Dienst Burgerzaken. Bevolkingsgegevens 01-01-1977 tot en met 01-01-2013. Den Haag, 2013. Poos MJJC. Sterfte: Wat is de huidige situatie? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Bevolking\Sterfte, 27 februari 2013. Geraadpleegd 26 augustus 2013. Hoeymans N, Lucht F van der. Sterfte: Zijn er verschillen naar sociaaleconomische status? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Bevolking\Sterfte, 23 september 2008. Geraadpleegd 26 augustus 2013.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Hoofdstuk 2 Levensverwachting en sterfte
121
Literatuur en andere bronnen Gezondheidsmonitor 2014 Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
122
8. Foets M, Lucht F van der. Sterfte: Zijn er verschillen naar etniciteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Bevolking\Sterfte, 23 september 2008. Geraadpleegd 26 augustus 2013.
Hoofdstuk 3 Lichamelijke gezondheid
1. Gezondheidsenquête 2012. 2. Gezondheidsenquête 2008. 3. Gemeente Den Haag, Bestuursdienst. Stadsenquête Den Haag, 2009-2013. 4. Erkens CGM (KNCV). Wat is tuberculose en welke factoren beïnvloeden de kans op tuberculose? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten\Luchtweginfecties\Tuberculose, 11 juni 2012. Geraadpleegd 16 september 2013. 5. KNCV Tuberculosefonds. Tuberculose in Nederland 2011, Surveillancerapport over de tuberculosesituatie in Nederland. Den Haag, december 2012. 6. GGD Den Haag, afdeling Tuberculosebestrijding. Registratie 1998-2012. Den Haag, 2013. 7. RIVM. Tuberculose Kerncijfers 2012. Bilthoven, juni 2013. 8. Coul ELM op de, Harbers MM. Aids en hiv-infectie samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten\ Soa\Aids en hiv-infectie, 13 juni 2013. Geraadpleegd 18 september 2013. 9. Stichting HIV Monitoring. Monitoringrapport 2012. Human Immunodeficiency Virus (HIV) Infection in the Netherlands Amsterdam, 2012. 10. Soetens LC, Koedijk FDH, Broek IVF van den, Vriend HJ, Coul ELM op de, Sighem AI van, Stirbu-Wagner I, Benthem BHB van. Sexually transmitted infections, including HIV, in the Netherlands in 2012. RIVM Rapport 150002003. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2013. 11. HAGA-ziekenhuis Den Haag. Registratiegegevens hiv 2005-2012. 12. Medisch Centrum Haaglanden, Westeinde-ziekenhuis Den Haag. Registratiegegevens hiv 2005-2012. 13. Regionaal soa-centrum Den Haag. Registratie 2009-2012. Den Haag, 2013. 14. Koedijk FDH , Eysink PED. Wat zijn soa en welke factoren beïnvloeden de kans op soa? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten\Soa, 7 juni 2013. Geraadpleegd 18 september 2013. 15. Koedijk FDH, Blom CA, Pars LL, Eysink PED. Hoe zijn preventie en zorg van soa georganiseerd? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten\Soa, 7 juni 2013. Geraadpleegd 18 september 2013. 16. Gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. De gezondheid van de Haagse jeugd, bijlage bij de Gezondheidsmonitor Den Haag 2014. Den Haag 2014. 17. Soetens LC, Koedijk FDH, Broek IVF van den, Vriend HJ, Coul ELM op de, Sighem AI van, Stirbu-Wagner I, Benthem BHB van. Sexually transmitted infections, including HIV, in the Netherlands in 2012. RIVM Rapport 150002003. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, 2013. 18. Hahné SJM. Wat is bof en hoe vaak komt het voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten\Ziekten in het Rijksvaccinatieprogramma, 25 februari 2011. Geraadpleegd 18 september 2013. 19. Hahné SJM, Giesbers H. Bof 1 september 2011 - 31 augustus 2012. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.zorgatlas.nl) Zorgatlas\ Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten, 8 november 2012. Geraadpleegd 18 september 2013. 20. GGD Den Haag, afdeling infectieziekten. Overzicht aangiften infectieziekten regio Haaglanden. Den Haag 2008-2012.
Hoofdstuk 4 Geestelijke gezondheid
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Kessler RC, Barker PR, Colpe LJ, Epstein JF, Gfroerer JC, Hiripi E, Howes MJ, Normand SLT, Manderscheid RW, Walters EE, Zaslavsky AM. Screening for serious mental illness in the general population. Archives of General Psychiatry 2003, 60(2):184-189. Gezondheidsenquête 2012. Gezondheidsenquête 2008. Burger I. Resultaten registratie suïcidaal gedrag. Epidemiologisch bulletin 2013, 48(1-2): 12-28. Gilissen R. Kenmerken van personen overleden aan zelfdoding. Onderzoek van de GGD Den Haag in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek. GGD Den Haag, afdeling Epidemiologie, Den Haag 2013. Schmidtke A, Bille-Brahe U, Leo D de e.a. Suicidal Behaviour in Europe: results from the WHO/EUR Multicentre Study on Suicidal Behaviour. Göttingen Germany: Hogrefe & Huber Publishers; 2004.
Literatuur en andere bronnen Gezondheidsmonitor 2014 Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
21. Hahné SJM. Wat is mazelen en hoe vaak komt het voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten\Ziekten in het Rijksvaccinatieprogramma, 2 juli 2013. Geraadpleegd 18 september 2013. 22. Giesbers H. Mazelen 2013. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.zorgatlas.nl) Zorgatlas\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\ Infectieziekten, 31 oktober 2013. Geraadpleegd 2 november 2013. 23. Greeff SC de. Wat is kinkhoest en hoe vaak komt het voor? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten\Ziekten in het Rijksvaccinatieprogramma, 7 december 2010. Geraadpleegd 18 september 2013. 24. Giesbers H, Maas NAT van der. Kinkhoest 1-1-2012 t/m 20-10-2012. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.zorgatlas.nl) Zorgatlas\ Gezondheid en ziekte\Ziekten en aandoeningen\Infectieziekten, 13 juni 2013. Geraadpleegd 18 september 2013. 25. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Kinkhoest [online]. Bilthoven: RIVM. (http://www.rivm.nl/Onderwerpen/K/Kinkhoest). Geraadpleegd 18 september 2013. 26. Gool CH van, Hoeymans N, Picavet, HSJ. Wat is lichamelijk functioneren en hoe wordt het gemeten? I n: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM ( http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\ Functioneren en kwaliteit van leven\Lichamelijk functioneren /wat is lichamelijk functioneren en hoe wordt het gemeten, 7 december 2009. Geraadpleegd 22 augustus 2013. 27. Lucht F van der, Polder JJ. Van gezond naar beter. Kernrapport van de Volksgezondheid toekomst verkenning 2010. Bilthoven: RIVM, 2010. 28. Gemeente Den Haag. WMO monitor 2012. Den Haag, 2013. 29. Gool CH van, Hoeymans N, Picavet, HSJ. Lichamelijk functioneren samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheid en ziekte\ Functioneren en kwaliteit van leven\Lichamelijk functioneren, 7 december 2009. Geraadpleegd 8 augustus 2013. 30. Arfken CL, Lach HW, Birge SJ, Miller JP. The prevalence and correlates of fear of falling in elderly persons living in the community. American Journal of Public Health 1994, 84(4): 565-570. 31. VeiligheidNL. Valongevallen 65-plussers. Ongevalcijfers. Amsterdam, februari 2013. 32. Kempen GIJM, Oude Wesselink, SF, Haastrecht JCM van, Zijlstra GAR. Long-term effect on mortality of a multicomponent cognitive behavioural group intervention to reduce fear of falling in older adults: a randomised controlled trial. Age and Aging 2011, 40(4):519-523. 33. Gemeente Den Haag, GGD Den Haag. Cijfers gebaseerd op analyse van schouwverslagen van de forensische artsen in Den Haag 2008-2012. Den Haag, 2013. 34. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline, (http://www.cbs.nl) Doodsoorzaken; niet-natuurlijke dood, diverse kenmerken. Geraadpleegd 9 september 2013.
123
Literatuur en andere bronnen
7. Bergen D van. Suicidal Behavior of Young Migrant Women in The Netherlands: a Comparative Study of Minority and Majority Women. Proefschrift. Vrije Universiteit Amsterdam. Amsterdam, 2009. 8. Razum O, Zeeb H. Suizidsterblichkeit unter Türkinnen en Türken in Deutschland. Der Nevenartz 2004, 11: 1092-1098. 9. Yilmaz AT, Riecher-Rössler A. Attempted Suicide in Immigrants from Turkey: a Comparison with Swiss Suicide Attempters. Psychopathology 2012; juli 31. 10. Devrimci-Ozguven H, Sayil I. Suicide Attempts in Turkey: Results of the WHO-EURO Multicentre Study on Suicidal Behaviour. Can J Psychiatry 2003, 48(5): 324-339. 11. Turhan E, Inandi T, Aslan M, Zeren C. Epidemiology of Attempted Suicide in Hatay, Turkey. Neurosciences 2011, 16(4): 347-352. 12. Bhugra D. Suicidal Behavior in South Asians in the UK. Crisis 2002, 23(3): 108-113. 13. Graafsma T, Kerkhof A, Gibson D, Badloe R, Beek LM van de.High Rates of suicide and attempted suicide using pesticides in Nickerie, Suriname, South America. Crisis 2006, 27(2): 77-81. 14. Salverda E. Laat me los, hou me vast: verslag van een kwalitatief onderzoek naar het psychisch welbevinden van dertig Haagse meisjes van Hindostaanse afkomst. Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, GGD, afdeling Epidemiologie. Den Haag, maart 2004. 15. Salverda E. Wel en wee: Turks-Nederlandse meisjes aan het woord over hun leven. Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, GGD, afdeling Epidemiologie. Den Haag, april 2010. 16. Ozdel O, Varma G, Atesci FC, Ogunzhanoglu NK, Karadag F, Amuk T. Characteristics of Suicidal Behavior in a Turkish Sample. Crisis 2009, 30(2): 90-93. 17. Leeuwen N van, Rodgers R, Régner I, Chabrol H. The role of acculturation in suicidal ideation among second-generation immigrant adolescents in France. Transcultural Psychiatry 2010, 47: 812-832.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
Gezondheidsmonitor 2014
Hoofdstuk 5 Sociale gezondheid
124
1. Veenhoven R. Gezond Geluk: effecten van geluk op gezondheid en wat dat kan betekenen voor de preventieve gezondheidszorg. Verkenningstudie in het kader van het programma ‘Gezond leven’ van ZonMW. Rotterdam, januari 2006. 2. Beuningen J van, Moonen L. Gezondheid belangrijker voor geluk dan leefstijl. Bevolkingstrends 2013, april: 1-12. 3. Beuningen J van, Kloosterman R. Subjectief welzijn: welke factoren spelen een rol? Bevolkingstrends 2011, 59: 85-92. 4. Gezondheidsenquête 2012. 5. Fokkema T, Tilburg T van. Aanpak van eenzaamheid: helpt het? Een vergelijkend effect- en proces evaluatie-onderzoek naar interventies ter voorkoming en vermindering van eenzaamheid onder ouderen. Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, rapport nr. 69. Den Haag, 2006. 6. Savelkoul M, Tilburg TG van. Wat is eenzaamheid en hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas\ Volksgezondheid\ Gezondheidsdeterminanten\ Omgeving\ Sociale leefomgeving\ Eenzaamheid, 20 september 2010. Geraadpleegd 27 juni 2013. 7. Gezondheidsenquête 2008. 8. Kempen GIJM, Ranchor AV, Ormel J, Sonderen E van, Jaarsveld CHM van, Sanderman R. Perceived control and long-term changes in disability in late middle-aged and older persons: an eight-year follow-up study. Psychology and Health 2005, 20(2): 193-206. 9. Pearlin LJ, Schooler C. The structure of coping. Journal of Health and Social Behaviour 1978, 19: 2-21. 10. Jehoel-Gijsbers G. Sociale uitsluiting in Nederland. SCP-publicatie 2004/17. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2004. 11. Hoff S, Vrooman C. Dimensies van sociale uitsluiting: Naar een verbeterd meetinstrument. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2011. 12. Bergen A van, Loon A van. Methodologische toelichting bij de Sociale Uitsluitingsindex Gezondheidsenquête. Academische Werkplaats OGGZ G4-USER, Amsterdam, augustus 2013. 13. Gemeente Den Haag, afdeling Onderzoek, Strategie & Projecten. Monitor Den Haag Onder Dak 2012. Den Haag 2013.
Literatuur en andere bronnen
14. Gilissen R. Winterkoudeonderzoek 2011/2012. Rapportage Den Haag. Academische Werkplaats OGGZ G4-USER; GDD Den Haag, 2012. 15. Buster M, Hansen M, Wit M de et al. Feitelijk dakloos in de G4. G4-USER. Amsterdam, 2012. 16. Dijk T van, Flight S, Oppenhuis E, Duesmann B. Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening. Den Haag: Ministerie van Justitie, 1997. 17. Gemeente Den Haag, Bestuursdienst. Stadsenquête. Den Haag, 2005-2013. 18. Politie Haaglanden, Unit Huiselijk Geweld. Registratie incidenten huiselijk geweld 2011-2012. Den Haag, 2013. 19. Steunpunt Huiselijk Geweld regio Den Haag. Jaarverslag 2012. Den Haag, 2013. 20. Website huiselijk geweld. http://www.huiselijkgeweld.nl/nieuws/2013/180413_bijna-12-000-huisverboden sinds-invoering-wet. Geraadpleegd 18 juli 2013.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
1. Bakel AM van. Lichamelijke activiteit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidsdeterminanten\Leefstijl\Lichamelijke activiteit, 11 juni 2013. Geraadpleegd 19 juni 2013. 2. Hildebrandt VH, Bernaards CM, Stubbe JH. Trendrapport bewegen en gezondheid 2010-2011. Leiden: TNO, 2013. 3. Gezondheidsenquête 2012. 4. Gezondheidsenquête 2008. 5. Gemeente Den Haag, Bestuursdienst. Stadsenquête Den Haag, 2008-2013. 6. Gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. De gezondheid van de Haagse jeugd, bijlage bij de Gezondheidsmonitor Den Haag 2014. Den Haag 2014. 7. Kranen HJ van, Raaij JMA van, Bakel AM van. Wat is de relatie tussen voeding en gezondheid? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Determinanten\Leefstijl\Voeding, 26 maart 2013. Geraadpleegd 19 juni 2013. 8. Bakel AM van, Raaij JMA van. Wat is gezonde voeding? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidsdeterminanten\Leefstijl\Voeding, 26 maart 2013. Geraadpleegd 19 juni 2013. 9. Nicklas TA, O’Neil C, Myers, L. The importance of breakfast consumption to nutrition of children, adolescents, and young adults. Nutrition Today 2004, 39(1):30-39. 10. Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM. Overgewicht samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheids- determinanten\Persoonsgebonden\Overgewicht, 4 november 2012. Geraadpleegd 17 juli 2013. 11. Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van overgewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidsdeterminanten\Persoonsgebonden\Overgewicht, 23 november 2012. Geraadpleegd 17 juli 2013. 12. Visscher TLS, Bakel AM van, Zantinge EM. Overgewicht: Hoe wordt het gemeten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheids determinanten\Persoonsgebonden\Overgewicht, 23 november 2012. Geraadpleegd 17 juli 2013. 13. Wilde JA de, Keetman M, Middelkoop BJ. Aantal kinderen met overgewicht in Den Haag blijft zorgwekkend hoog. Epidemiologisch bulletin 2012, 47(4):13-22. 14. Laar MW van, Cruts AAN, Ooyen-Houben MMJ van, Meijer RF, Brunt T, Croes EA, Ketelaars APM. Nationale Drug Monitor - Jaarbericht 2011. Utrecht: Trimbos Instituut, 2012.
Gezondheidsmonitor 2014
Hoofdstuk 6: Leefstijl
125
Literatuur en andere bronnen Gezondheidsmonitor 2014 Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
126
15. Gelder BM van, Poos MJJC, Zantinge EM. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van roken? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Roken, 13 december 2012. Geraadpleegd 6 augustus 2013. 16. GGD Den Haag, Epidemiologie en Jeugdgezondheidszorg. Peilstationonderzoek Genotmiddelengebruik Scholieren Basisonderwijs Den Haag 2011. Den Haag: Gemeente Den Haag, 2013. 17. GGD Den Haag, Epidemiologie en Jeugdgezondheidszorg. Peilstationonderzoek Genotmiddelengebruik Scholieren Voortgezet Onderwijs Den Haag 2011. Den Haag: Gemeente Den Haag, 2013. 18. Verdurmen J, Monshouwer K, Dorsselaer S van, Lokman S, Vermeulen-Smit E, Vollebergh W. Jeugd en riskant gedrag 2011. Kerngegevens uit het peilstationsonderzoek scholieren. Utrecht: Trimbos-instituut, 2012. 19. Kuunders MMAP, Laar MW van. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van alcoholgebruik? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\ Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Alcoholgebruik, 24 maart 2010. Geraadpleegd 2 september 2013. 20. Dijck D van, Knibbe RA. De prevalentie van probleemdrinken in Nederland. Een algemeen bevolkings onderzoek. Maastricht: Universiteit Maastricht, 2005. 21. Parnassia Addiction Research Centre (PARC)/Brijder Palier/ Parnassia Bavo Groep. Voorlopige kerncijfers Brijder 2012. Den Haag, 2013. 22. Jellinek, www.jellinekminnesota.com. Geraadpleegd op 11 september 2013. 23. Bieleman B, Biesma S, Kruize A, Zimmerman C, Boendermaker M, Nijkmap R, Bak T. Gokken in Kaart. Tweede meting aard en omvang kansspelen in Nederland. December 2011. Groningen-Rotterdam: Intraval, 2011. 24. Wisselink DJ, Kuypers WGT, Mol A. Kerncijfers verslavingszorg 2012. Landelijke Alcohol en Drugsinformatiesysteem (LADIS). Houten: Stichting Informatievoorziening zorg (IVZ), mei 2013. 25. Brug J, Assema P van, Lechner L. Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak. 8e druk. Assen: Koninklijke Van Gorcum, 2012.
Hoofdstuk 7 Leefomgeving
1. Gezondheidsenquête 2012. 2. Maas J. Vitamin G. Green environments – Healthy environments [dissertation]. Utrecht: Universiteit Utrecht; 2009. 3. http://www.denhaag.nl/home/bewoners/gemeente/document/Informatie-over-groen-in-Den-Haag-naar aanleiding-van-initiatiefvoorstel-Den-Haag-Groenproof.htm. Geraadpleegd 18 juli 2013. 4. Environmental Protection Agency (EPA). Reducing urban heat islands: Compendium of strategies. Washington: EPA; 2008. 5. Meer G de, Aarts F, van den Broek I, van Bruggen M et al. GGD richtlijn medische milieukunde zomerse omstandigheden. RIVM-rapportnr. 609400007. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), november 2012 6. Fischer PH, Bree L van, Diederen HSMA. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van groot schalige luchtverontreiniging? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidsdeterminanten\Omgeving\Fysieke leefomgeving\Lucht, 20 september 2010. Geraadpleegd 13 september 2013. 7. Hoek G, Brunekreef B, Goldbohm S, Fischer P, Brandt PA van den. Association between mortality and indicators of traffic-related air pollution in the Netherlands; a cohort study. Lancet 2002, 360(9341): 1203-1209. 8. Raaschou-Nielsen O, Andersen ZJ, Beelen R, Samoli E, Stafoggia M, Weinmayr G et al. Air pollution and lung cancer incidence in 17 European cohorts: prospective analyses from the European Study of Cohorts for Air Pollution Effects (ESCAPE). Lancet Oncol. 2013;14(9):813-22. 9. Gemeente Den Haag. Voortgangsrapportage 2012. Actieplan luchtkwaliteit Den Haag. Den Haag: maart 2013. 10. Berglund B, Lindvall T, et al. WHO Guidelines for Community Noise. Kopenhagen: WHO, 1999.
Literatuur en andere bronnen
11. Babisch W. Transportation noise and cardiovascular risk: Updated review and synthesis of epidemiolo- gical studies indicate that the evidence has increased. Noise Health 2006; 8(30): 1-29. 12. Kempen EEMM van, Kamp I van, Stellato RK, Houthuijs DJM, Fischer PH. Het effect van geluid van vlieg- en wegverkeer op cognitie, hinder beleving en de bloeddruk van basisschoolkinderen. RIVM-rapport nr. 441520021. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2005. 13. Gezondheidsenquête 2008. 14. http://www.denhaag.nl/home/bewoners/gemeente/document/Geluidsbelastingkaarten-Den Haag-2012-2.htm. Geraadpleegd 18 juli 2013. 15. Hagens WI, Overveld AJP van, Fischer PH, Gerlofs-Nijland ME, Cassee FR. Gezondheidseffecten van houtrook: een literatuurstudie. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), 2011. 16. Planbureau voor Leefomgeving. Ernstige geurhinder 2010 (webdocument 0045, versie 01, 07-09-2010) www.pbl.nl/balansvandeleefomgeving. PBL: Den Haag/Bilthoven, 2010. 17. Jongeneel WP, Hertog FRJ den. Binnenmilieu samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, (http://www.nationaalkompas.nl) Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidsdeterminanten\Omgeving\Fysieke leefomgeving\Binnenmilieu, 23 juni 2010. Geraadpleegd 13 september 2013. 18. Gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. De gezondheid van de Haagse jeugd, bijlage bij de Gezondheidsmonitor Den Haag 2014. Den Haag 2014. 19. Gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. Afdeling Leefomgeving. Persoonlijke communicatie. Den Haag, oktober 2013.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
1. Gezondheidsenquête 2012. 2. Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline, (http://www.cbs.nl) Medische contacten, ziekenhuisopname, medicijnen; persoonskenmerken. Geraadpleegd 9 juli 2013. 3. Gezondheidsenquête 2008. 4. Centraal Bureau voor de Statistiek. Ongeveer drie kwart bezoekt jaarlijks huisarts en tandarts. Webmagazine, dinsdag 2 juli 2013. Geraadpleegd 9 juli 2013. 5. Verkleij H, Verheij RA. Zorg in de grote steden. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), juni 2003. 6. Stichting Lijn1, ROS-Wijkscan. Den Haag, 2013. 7. Hassel DTP van, Kenens RJ. Cijfers uit de registratie van huisartsen. Peiling 2012 Utrecht: Nivel, februari 2013. 8. Hingstman L, Hassel DTP van, Kenens RJ. Cijfers uit de registratie van verloskundigen. Peiling 2012. Utrecht: Nivel, januari 2013. 9. Geboortekliniek Den Haag. Registratie 2008-2012. Den Haag, 2013. 10. Geboortehotel Haga Den Haag. Registratie 2009-2012. Den Haag, 2013. 11. Expertisecentrum mantelzorg. (http://www.expertisecentrummantelzorg.nl). Geraadpleegd 21 mei 2013. 12. Centraal Bureau voor de Statistiek. 220 duizend Nederlanders voelen zich zwaar belast door mantelzorg. Persbericht, maandag 22 april 2013. Geraadpleegd 21 mei 2013. 13. Oudijk D, Boer A de, Woittiez I, Timmermans J, Klerk M de. Mantelzorg uit de doeken. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), 2010. 14. Gemeente Den Haag, Bestuursdienst. Stadsenquête Den Haag, 2013. 15. Parnassia Groep. Registratiegegevens 2012. Den Haag, 2012. 16. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Bevolkingsonderzoek Borstkanker Nederland [online]. Bilthoven: RIVM. (http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Bevolkingsonderzoek_borstkanker). Geraadpleegd 13 mei 2013. 17. Centraal Bureau voor Statistiek. Statline, (http://www.cbs.nl) Doodsoorzaken; korte lijst (belangrijkste doodsoorzaken), leeftijd, geslacht. Geraadpleegd 13 mei 2013. 18. Zwakhals SLN, Giesbers H, Deuning CM. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM (http://www.zorgatlas.nl) Zorgatlas/Gezondheid en ziekte/Sterfte/ Sterfte naar doodsoorzaken, 9 maart 2012. Geraadpleegd 13 mei 2013.
Gezondheidsmonitor 2014
Hoofdstuk 8 Zorgvoorzieningen, zorgvraag en zorgaanbod
127
Literatuur en andere bronnen Gezondheidsmonitor 2014 Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
128
19. Arnold M. Etnic Hetereogenity of Cancer in Europe. Lessons from registry-based studies in migrants [dissertation]. Rotterdam: Erasmus Universiteit, 2012. 20. Landelijk Evaluatie Team voor bevolkingsonderzoek naar Borstkanker (LETB). LETB rapportage 2012, belangrijkste resultaten 2010 bevolkingsonderzoek borstkanker. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, december 2012. 21. Bevolkingsonderzoek Zuid-West. Jaarverslag 2011. Rotterdam, mei 2012. 22. Bevolkingsonderzoek Midden-West. Jaarverslag 2011. Amsterdam, mei 2012. 23. Muijsenbergh M van den, Vermeer B. Geringe deelname migrantenvrouwen aan borstkankerscreening. Epidemiologisch bulletin, 2011, 46(1): 12-15. 24. KWF Kankerbestrijding. www.kwfkankerbestrijding.nl. Geraadpleegd 13 mei 2013. 25. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Prik en Bescherm [online]. Bilthoven: RIVM. (http://www.prikenbescherm.nl). Geraadpleegd 30 mei 2013. 26. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker [online]. Bilthoven: RIVM. (http://www.rivm.nl/ Onderwerpen/B/Bevolkingsonderzoek_baarmoederhalskanker). Geraadpleegd 13 mei 2013. 27. Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker (LEBA). LEBA rapportage tot en met 2011. Rotterdam: Erasmus Medisch Centrum, maart 2013. 28. Leeuwen AWFM van, Nooijer P de, Hop WCJ. Screening for cervical carcinoma. Participation and results for ethnic groups and socioeconomic status. Cancer Cytopathol 2005, 105: 270-276. 29. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Vaccinatiegraad Rijksvaccinatie programma Nederland, verslagjaar 2013. Bilthoven: RIVM, juni 2013. 30. Gemeente Den Haag, Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn. De gezondheid van de Haagse jeugd, bijlage bij de Gezondheidsmonitor Den Haag 2014. Den Haag 2014.
Wijken met achterstand
Wijken met achterstand in Den Haag zijn: Stationsbuurt, Schildersbuurt, Transvaalkwartier, Bouwlust/ Vrederust, Morgenstond, Moerwijk, Regentessekwartier, Groente- en Fruitmarkt, Laakkwartier en Spoorkwartier.
Gezondheidsmonitor 2014 Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
ADL-beperking Beperking in Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen Aids Acquired Immuno Deficiency Syndrome BMI Body Mass Index BMR-vaccin Vaccinatie tegen Bof, Mazelen, Rode Hond BOPZ Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen CBS Centraal Bureau voor de Statistiek CCP Centraal Coördinatiepunt dB Decibel G4 Vier grote steden van Nederland: Den Haag, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht GBA Gemeentelijke Basis Administratie GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst GGZ Geestelijke Gezondheidszorg GHB Gamma-hydroxybutyraat Haga Haga ziekenhuis; ontstaan uit fusie drie Haagse ziekenhuizen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs HBO Hoger Beroepsonderwijs HDL-beperking Beperking in Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen Hiv Humane immuundeficiëntie virus HPV Humaan Papillomavirus IBS Inbewaringstelling LO Lager Onderwijs LBO Lager Beroepsonderwijs MAVO Middelbaar Algemeen Voortgezet Onderwijs MBO Middelbaar Beroepsonderwijs MCH Medisch Centrum Haaglanden MDR-tuberculose Multi (drug)resistente tuberculose MOE-landen Midden en Oost-Europese landen NNGB Nederlandse Norm Gezond Bewegen OGGZ Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Paddo’s Hallucinogene paddenstoelen PGB Persoonsgebonden budget RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu SCP Sociaal en Cultureel Planbureau SES Sociaal-economische status SHG Steunpunt Huiselijk Geweld SOA Seksueel Overdraagbare Aandoening(en) VMBO Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs VU Vrije Universiteit (Amsterdam) VVT Veilig Verder Team VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs WHO Wereld Gezondheidsorganisatie / World Health Organization WO Wetenschappelijk Onderwijs WOZ Waardering Onroerende Zaken XDR-tuberculose Extensieve (drug)resistente tuberculose XTC Ecstasy
Afkortingen- en begrippenlijst
Afkortingen- en begrippenlijst
129
De Gezondheidsmonitor Den Haag 2014 is een uitgave van:
Gemeente Den Haag
Colofon
Colofon
GGD Den Haag / GGD Haaglanden
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn Productgroep Epidemiologie en Gezondheidsbevordering Afdeling Epidemiologie Postbus 16130 2500 BC Den Haag tel: 070 - 353 7266 e-mail:
[email protected];
[email protected] Overname van gegevens is toegestaan, mits voorzien van duidelijke bronvermelding.
Oplage:
1.000 exemplaren
Vormgeving:
Narville b.v. Naaldwijk Drukker:
Den Haag, 14 januari 2014.
Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn, Gemeente Den Haag
De Gezondheidsmonitor Den Haag 2014 is gedrukt op Houtvrij Silk MC (FSC).
Gezondheidsmonitor 2014
Ricoh-Zalsman Zwolle
131
Gezondheidsmonitor Den Haag 2014