AMSTERDAMSE GEZONDHEIDSMONITOR 2012 OPZET DATAVERZAMELING EVALUATIES
GGD Amsterdam Cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering september 2013
Henriëtte Dijkshoorn Anton Janssen Menno Segeren Joanne Ujcic-Voortman
5
COLOFON
September 2013 GGD Amsterdam Cluster Epidemiologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering Tel. 020 - 555.5495 Fax 020 - 555.5160 E-mail:
[email protected] Internet: www.gezond.amsterdam.nl
EDG reeks 2013/7
2
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING.............................................................................................................................. 5 1.1 1.2 1.3
2
Doelstelling Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012 ........................................... 5 Privacy................................................................................................................... 6 Organisatie van het project .................................................................................... 6
OPZET VELDWERK ................................................................................................................. 7 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Inleiding ................................................................................................................. 7 Schriftelijke verzending .......................................................................................... 7 Internetafname....................................................................................................... 9 Persoonlijke benadering......................................................................................... 9 Registratie in MS access.......................................................................................12 Communicatie en publiciteit ..................................................................................12
3
STEEKPROEF ...................................................................................................................... 14
4
VRAGENLIJST...................................................................................................................... 17 4.1 Inleiding ................................................................................................................17 4.2 Ontwikkeling van de vragenlijst .............................................................................17 4.2.1 Selectie thema’s en indicatoren.............................................................................17 4.2.2 Pretest ..................................................................................................................18 4.2.3 Vertalingen............................................................................................................18 4.2.4 Lay-out vragenlijst .................................................................................................18 4.3 Verantwoording vragenlijst....................................................................................19 4.3.1 Indicatoren van gezondheid ..................................................................................19 4.3.2 Determinanten van gezondheid.............................................................................23 4.3.3 Overige onderwerpen............................................................................................28
5
RESULTATEN VELDWERK ..................................................................................................... 29 5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.4
6
DATABESTAND .................................................................................................................... 37 6.1 6.2
7
Aanmaak databestand ..........................................................................................37 Opschoning en aanmaken variabelen ...................................................................37
RESPONS ............................................................................................................................ 39 7.1 7.2 7.3
8
Schriftelijke verzending .........................................................................................29 Internetafname......................................................................................................30 Persoonlijke benadering........................................................................................31 Telefonische rappel...........................................................................................31 Mondelinge afname aan huis ............................................................................32 Registratie in MS access.......................................................................................36
Responsanalyse ...................................................................................................39 Responsverhogende maatregelen jongvolwassenen ............................................41 Representativiteit voor Amsterdam .......................................................................44
CONCLUSIES ....................................................................................................................... 46 8.1 8.2 8.3
Onderzoeksmethode.............................................................................................46 Veldwerk ...............................................................................................................47 Vragenlijst .............................................................................................................49 3
8.4 8.5
Aanmaken databestand ........................................................................................50 Landelijke en G4-samenwerking ...........................................................................50
REFERENTIES ............................................................................................................................ 52 BIJLAGE 1 AANDACHTSWIJKEN IN AMSTERDAM ........................................................................... 54 BIJLAGE 2 INDICATOREN VRAGENLIJST AGM 2012...................................................................... 55
4
1
1.1
Inleiding
Doelstelling Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2012
De Amsterdamse Gezondheidsmonitor (AGM) is één van de middelen die de GGD Amsterdam inzet vanuit haar wettelijke taak om op de hoogte te blijven van de gezondheid van haar inwoners. De gegevens uit het onderzoek helpen de GGD en de gemeenten bij het formuleren en uitvoeren van het volksgezondheidsbeleid. Bovendien levert de Amsterdamse Gezondheidsmonitor ideeën op voor het ontwikkelen van preventieve activiteiten, zoals voorlichtingen, campagnes of cursussen De doelstelling van de AGM 2012 en de vijf onderzoeksvragen zijn in het onderstaande schema weergegeven:
Doel Inzicht krijgen in
1. Hoe ervaren inwoners van Amsterdam hun eigen gezondheid?
de gezondheid en in factoren die de gezondheid beïnvloeden
2. Hoe vaak komen verschillende chronische aandoeningen voor in Amsterdam? 3. Hoe vaak komen van risicofactoren en risicogedrag voor (chronische) aandoeningen voor in Amsterdam?
onder Amsterdammers
4. In welke mate komen problemen op het gebied van
van 19 jaar en
maatschappelijke en geestelijke gezondheid voor in
ouder
5. Wat is het zorggebruik en de behoefte aan zorg van inwoners van Amsterdam? 6. Zijn er verschillen in gezondheid ten opzichte van voorgaande jaren en in vergelijking met Nederland / G4?
In de AGM 2012 is informatie verzameld over verschillende thema’s, deels basisthema’s waarover landelijk of in G4-verband afspraken zijn gemaakt en deel lokale, Amsterdamse thema’s. Extra aandacht is besteed aan groepen inwoners met een lage sociaal economische status (SES) vanwege hun grote gezondheidsachterstand. Daarvoor is een extra steekproef getrokken onder de inwoners van de Amsterdamse aandachtswijken zoals de Indische buurt West, wijken in Noord, de westelijke tuinsteden en Zuidoost (zie bijlage 1). Verder is in opdracht van TNO een extra steekproef getrokken in stadsdeel Noord. Deze respondenten vormen de controlegroep binnen het project “Proeftuin Beter Samen in Noord 2.0; Effectevaluatie integrale zorgaanpak”. Ook werd een steekproef in de regiogemeenten (Aalseer, Amstelveen, Diemen, OuderAmstel en Uithoorn) getrokken, omdat de AGM 2012 deel uitmaakt van landelijke project ‘Gezondheidsmonitor Nederland’.
5
1.2
Privacy
Alle deelnemers hebben een uniek nummer (barcode) gekregen. Tijdens de veldwerkperiode waren de persoonsgegevens (naam, adres, woonplaats) bekend bij de GGD Amsterdam. Alle op de GGD Amsterdam aanwezige persoonsgegevens zijn beveiligd met wachtwoorden en waren alleen toegankelijk voor de AGM-werkgroep en het secretariaat van EDG. Persoonsgegevens zijn tijdens het veldwerk gezipt en beveiligd met een wachtwoord verstuurd naar het veldwerkbureau (Intomart/Gfk). Na afloop van de dataverzameling en de verloting van prijzen zijn de persoonsgegevens vernietigd, uitgezonderd die van respondenten die in de enquête hebben aangegeven medewerking te willen verlenen aan vervolgonderzoek. Het onderzoek is aangemeld bij het College Bescherming Persoonsgegevens in Den Haag en ter informatie voorgelegd aan de Commissie Persoonsgegevens Amsterdam van de gemeente Amsterdam. Gezien de opzet van het onderzoek is toetsing door de Medisch Ethische Commissie (MEC) niet nodig. De MEC heeft dit schriftelijk bevestigd.
1.3
Organisatie van het project
Interne projectorganisatie Het hoofd van de Productgroep Volwassenen (PGV) van het cluster EDG was eindverantwoordelijk voor de AGM 2012, het clusterhoofd EDG wass lid van de stuurgroep van de G4. De praktische uitvoering en de contacten met de externe organisaties zijn gecoördineerd door de projectleider. Deze was tevens voorzitter van de interne projectgroep AGM 2012 en had zitting in de G4-projectgroep. De interne projectgroep bestond verder uit drie onderzoekers en een functionaris gezondheidsbevordering van de PGV, een onderzoeker en een functionaris gezondheidsbevordering van de PGO, een datamanager, een secretaresse en een beleidsadviseur. De projectgroep adviseerde over de onderzoeksopzet, de vragenlijst en over het analyses- en rapportageplan. De uitvoering van de dataverzameling is gedaan door de AGM-werkgroep bestaande uit de projectleider, drie onderzoekers en een datamanager. Samenwerking met derden In het kader van het project Gezondheidsmonitor Nederland is er landelijk samengewerkt met CBS, RIVM, GGD Nederland en alle GGD-en. Verder is er, net als in 2008, een samenwerking tussen de GGD-en van de vier grote steden. De hoofden Epidemiologie van de G4 vormen de stuurgroep en zijn verantwoordelijk voor de besluitvorming binnen het G4project. In de G4-projectgroep werken epidemiologen samen aan de voorbereiding en de uitvoering van het project, met een epidemioloog van de GGD Rotterdam als projectcoördinator. Ten behoeve van vervolgonderzoek is samengewerkt met de VU, afdeling Klinische Psychologie (het bereik van interventies gericht op preventie van depressie) en met de afdeling Work and Health van TNO (evaluatieonderzoek van project Proeftuin 'Beter Samen in Noord 2.0'. Effectevaluatie integrale zorgaanpak).
6
2 2.1
Opzet veldwerk Inleiding
De AGM 2012 is uitgevoerd als schriftelijke enquête (via post en internet) in combinatie met face-to-face interviews. Er zijn twee verschillende vragenlijsten verzonden: voor inwoners van 19-64 jaar en vragenlijsten voor inwoners van 65 jaar en ouder. Respondenten konden de vragenlijst op internet invullen met behulp van een unieke inlogcode of op papier invullen en per post terugsturen . In november 2012 is aan respondenten uit zogenaamde moeilijk bereikbare groepen hulp bij het invullen aangeboden door een interviewer. Vier onderzoekers, een datamanager en een secretaresse waren verantwoordelijk voor de uitvoering van het veldwerk. Het secretariaat zorgde voor het beantwoorden en verwerken van telefoontjes of het doorverbinden van telefoontjes naar één van de onderzoekers die bij toerbeurt als aanspreekpunt fungeerden. Daarnaast verwerkte het post die retour afzender kwam, verzorgde brieven aan respondenten en voerde de stamkaarten van de interviews in. De coördinatie van de interviews werd door één van de onderzoekers uitgevoerd. De datamanager beheerde het steekproef- en de actualisatiebestanden, maakte een database (of registratietool) (in MS Access) ten behoeve van registratie van binnengekomen telefoontjes, e-mails en post, en zorgde voor de verzending van bestanden naar het veldwerkbureau.
2.2
Schriftelijke verzending
Het veldwerk vond plaats van 1 september tot 1 december 2012. Het benaderen van inwoners gebeurde in vier fasen: 1. Eerste benadering: uitnodigingskaart met inlogcode om vragenlijst via internet in te vullen 2. Tweede benadering: brief met papieren vragenlijst (na 2 ½ - 3 weken) 3. Derde benadering: kaart met inlogcode voor 19-64 jarigen (na 2 ½ week) brief met vragenlijst voor 65-plussers (na 4 weken) 4. Vierde benadering: brief met vragenlijst voor 19-64 jarigen (na 4 weken) kaart met inlogcode voor 65-plussers (na 3 weken)1 persoonlijke benadering moeilijk bereikbare groepen (29 oktober – 1 december). Materialen De vormgeving van de kaarten, brieven en vragenlijsten is uitbesteed aan een vormgever. De materialen zijn op te vragen bij de GGD Amsterdam, cluster EDG. De kaarten en brieven zijn ondertekend door de directeur van de GGD. Turkse Amsterdammers van de eerste generatie ontvingen naast de Nederlandse enquête ook een Turkse enquête; Marokkaanse Amsterdammers van de eerste generatie ontvingen naast de Nederlandse enquête een 1
Deze is uiteindelijk vervallen, zie paragraaf 5.1
7
begeleidende brief in het standaard-Arabisch. De kaarten waren Nederlandstalig. Het veldwerkbureau Intomart/Gfk zorgde voor: • het drukken en verzenden van de schriftelijke materialen; • het beheer van de internetvragenlijsten; • de ontvangst van ingevulde papieren vragenlijsten via een antwoordnummer; • het bijhouden van de respons en het maken van rappelbestanden. Het nasturen van papieren vragenlijsten op verzoek van respondenten is vanuit de GGD Amsterdam verzorgd. Rappel Personen die niet reageerden op de eerste benadering, zijn maximaal drie keer opnieuw benaderd. Onder een reactie werd verstaan: een ingevulde vragenlijst of een weigering. Personen die onvindbaar waren (‘retour afzender’), overledenen of mensen die verhuisd waren naar een onbekend adres binnen of buiten het werkgebied van de GGD Amsterdam, zijn niet meer benaderd. De barcodes van deze personen die niet meer benaderd mochten worden, werden circa een week voor een rappel aan Intomart/Gfk doorgegeven. Stimuleren van deelname onder jongvolwassenen Uit ervaringen met eerdere rondes van de AGM is bekend dat de groep jongvolwassenen in het algemeen minder bereid is deel te nemen. Dit terwijl deze groep een belangrijk onderdeel van de Amsterdamse bevolking vormt en vanuit preventieoogpunt een belangrijke doelgroep is. Om die reden zijn bij de AGM 2012 een aantal innovatieve maatregelen ingezet om de respons onder jongvolwassenen te verbeteren, zodat monitoring van hun gezondheidstoestand nu en in de toekomst kan worden gewaarborgd. Hierbij is met name aandacht besteed aan de beloning, communicatiestijl en de communicatiekanalen. • beloning: onder de jongvolwassenen werden twee varianten van beloningen ingezet. Hiermee wilden we nagaan of verschillende soorten beloningen een ander effect zouden hebben op de respons. In één groep is een grote prijs verloot, waar weinig kans op was: twee iPads (grote incentive). In de andere groep is - net als bij de overige leeftijdsgroepen - een kleine incentive ingezet waar men veel kans op maakte: iedere tiende invuller kreeg een bioscoopbon ter waarde van €10,-. Daarnaast zijn er 50 cadeaubonnen van €50,- verloot (standaard incentive). •
•
communicatiestijl: in eerste instantie was het plan om voor de jongvolwassenen apart communicatiemateriaal te ontwikkelen. Gaandeweg is besloten om de vormgeving eigentijds te laten zijn en geschikt voor alle leeftijdsgroepen. De vormgeving was in handen van een professioneel vormgever. De stijl en het taalgebruik zijn aangepast aan de doelgroep. communicatiekanaal: onder jongvolwassenen werden de sociale media ingezet. Er is een speciale Facebookpagina gemaakt om informatie over de AGM te delen, maar vooral ook om betrokkenheid te creëren en te zorgen voor een jonge uitstraling. In het schriftelijk communicatiemateriaal is een geselecteerde groep geattendeerd op de Facebookpagina. Door één van de onderzoekers is in het begin van de veldwerkperiode minimaal wekelijks een interessant artikel, een testje of informatie met betrekking tot gezondheid op deze pagina geplaatst.
8
2.3
Internetafname
Op de uitnodigings- en herinneringskaarten is vermeld dat de vragenlijst met een persoonlijke inlogcode via internet kon worden ingevuld. De internetversies van de vragenlijsten (19-64 jarigen en 65 jaar en ouder) zijn geprogrammeerd en gehost door Intomart. Het onderzoeksteam heeft veel tijd gestoken in het controleren van deze internetversies. De internetversies konden via de website van de GGD Amsterdam worden bereikt (www.gezond.amsterdam.nl/AGM). Als deelnemers hun inlogcode kwijt waren, konden ze de GGD Amsterdam bellen of mailen en ontvingen zij de code opnieuw per post. Om technische redenen weken de internetversies op enkele punten af van de papieren vragenlijsten. De meeste vragen van de internetenquête moesten verplicht ingevuld worden om verder te kunnen gaan. Bij vragen waar getallen ingevuld moesten worden, was een geldige range vastgesteld. Respondenten die een antwoord buiten die range gaven, kregen de volgende tekst te zien: ”Uw antwoord kan niet worden verwerkt. Controleer of de waarde klopt.” Bij moeilijke thema’s (huiselijk geweld, seksueel risicogedrag) werd de antwoordoptie “wil ik niet zeggen” toegevoegd.
2.4
Persoonlijke benadering
Als één van de responsverhogende maatregelen kregen de internetrespondenten een leefstijladvies aangeboden. Hiervoor werden de door hen zelf ingevulde gegevens gebruikt over gewicht en lengte, bewegen, roken, voeding, alcoholgebruik, angst en depressie, valongevallen en druggebruik. Hun score op deze onderwerpen werd getoond met daarbij tips en adviezen om hun leefstijl te verbeteren. De teksten zijn gebaseerd op adviesboodschappen van GGD Midden-Nederland uit 2008 (druggebruik: e-movo) en geactualiseerd en/of aangepast. Een landelijk aanbod voor het gezamenlijk ontwikkelen van gezondheidsboodschappen kwam te laat (juli 2012). Het programmeren van deze adviezen is gedaan door Intomart/Gfk aan de hand van SPSS-syntaxen aangeleverd door GGD Amsterdam. In de vierde benadering (vanaf 29 oktober 2012) is onderscheid gemaakt tussen moeilijk en makkelijk bereikbare groepen. De moeilijk bereikbare groep is intensiever benaderd dan de makkelijk bereikbare groep. De 19-64 jarige non-respondenten uit de makkelijk bereikbare groep kregen een herinneringsbrief met een nieuw exemplaar van de vragenlijst. De moeilijk bereikbare groep kreeg een persoonlijke herinnering bestaande uit een telefonische benadering of een adresbezoek. Onder moeilijk bereikbare groepen vielen groepen met een relatief lage respons in de AGM 2008: Marokkaanse Amsterdammers van de eerste generatie van 35 jaar of ouder, 35-64 jarige Surinaamse Amsterdammers en alle 19-34 jarige mannen uit Amsterdam. Turkse Amsterdammers van de eerste generatie werden vanwege de lage respons op dat moment (9%) in oktober 2012 toegevoegd aan de moeilijk bereikbare groep.
9
Telefonische benadering moeilijk bereikbare groep Jonge Amsterdamse mannen van 19-34 jaar die nog niet hadden gereageerd, werden voor zover mogelijk telefonisch benaderd door medewerkers van Intomart/Gfk. Zij gebruikten een protocol dat opgesteld was op door de GGD Amsterdam. Die basis hiervoor was het protocol van de AGM 2008. Daarin werden enkele aanpassingen gedaan, o.a. navraag naar emailadressen om de link naar de vragenlijst te versturen. Personen met een bekend telefoonnummer werden gebeld met de vraag of ze wilden meewerken aan het onderzoek en zo ja, of ze hulp nodig hadden bij het invullen van de vragenlijst. De respondenten zijn tussen maandag 29 oktober 2012 en vrijdag 9 november 2012 minimaal drie keer telefonisch benaderd op verschillende dagen en tijdstippen. Per belpoging is het resultaat genoteerd. Als personen tijdens het belcontact aangaven alsnog de enquête in te willen vullen, maar deze niet meer in hun bezit hadden, werd hen een nieuwe vragenlijst toegestuurd. Als bij het telefonisch contact bleek dat de juiste persoon niet thuis was, is bij de laatste poging gevraagd of er een boodschap doorgegeven kon worden. Antwoordapparaten en voicemails zijn niet ingesproken. Het kon voorkomen dat telefoonnummers niet klopten: de persoon was niet bekend op het adres, het telefoonnummer klopte niet met het adres, de telefoon was afgesloten, etc. Personen van wie het telefoonnummer niet te traceren was, kregen in de vierde benadering alsnog een brief en een vragenlijst toegestuurd, net als de overige 19-64 jarigen. Mondelinge afname aan huis Werving en selectie interviewers De mondelinge afname van vragenlijsten in de vierde benadering is uitgevoerd door interviewers die via uitzendbureaus door de GGD Amsterdam zijn ingehuurd. De werving van interviewers vond plaats in september en oktober 2012 door het uitzetten van een advertentie bij zes uitzendbureaus. Daarnaast is één stagiaire van de GGD als interviewer ingezet en één VETC-er (voorlichter eigen taal en cultuur). Per interview konden interviewers twee uur declareren (interview inclusief reistijd); per vijf bezochte adressen konden zij een uur declareren; voor ‘mislukte’ ingeplande interviews een half uur en ter compensatie voor gemaakte reiskosten konden zij per dag een half uur declareren (in vier weken kon daarmee maximaal 10 uur gedeclareerd worden wat equivalent is aan de kosten van een maandabonnement van het GVB). Interviewers die minimaal 10 ingevulde vragenlijsten hadden ingeleverd, mochten ook beide sessies van de interviewertraining declareren. Tenslotte konden zij ook de terugkombijeenkomst van begin november en het afgeven en ophalen van interviewmaterialen declareren (per keer een half uur). Training en terugkombijeenkomsten Er zijn twee instructiebijeenkomsten georganiseerd. Tijdens de eerste bijeenkomst is achtergrondinformatie gegeven over de AGM, de werkwijze toegelicht, werden tips gegeven voor het benaderen van mensen en het helpen bij het invullen van de enquête en is er geoefend met de vragenlijst. Interviewers kregen als huiswerkopdracht mee de vragenlijst goed te bestuderen en minimaal één keer bij iemand af te nemen. Tijdens de tweede bijeenkomst zijn alle vragen naar aanleiding van de huiswerkopdracht ‘klassikaal’ besproken
10
en beantwoord en is er geoefend met de vragenlijst en met lastige situaties. Alle interviewers kregen een legitimatiepasje met daarop een pasfoto, hun naam en functie, de handtekening van de directeur van de GGD Amsterdam en het logo van GGD Amsterdam. Daarnaast kregen zij een MP-3 speler om de gesprekken op te nemen. Na de eerste week veldwerk vond een terugkombijeenkomst plaats om problemen in het veldwerk en het verloop van de interviews te bespreken. Interviewers kwamen wekelijks langs op de GGD om ingevulde vragenlijsten en stamkaarten in te leveren. Alle interviewers hadden binnen het onderzoeksteam een eigen contactpersoon bij wie zij terecht konden met vragen. Nieuwe bezoekadressen werden per mail toegestuurd, alsmede gegevens van respondenten die naar de GGD hadden gebeld of gemaild om aan te geven dat zij geen interview aan huis wensten. Op 4 december vond een afsluitende bijeenkomst plaats met aansluitend een borrel voor de interviewers en de leden van de AGM-werkgroep. Werkwijze interviews De GGD heeft op vier momenten aankondigingsbrieven naar non-respondenten uit Amsterdam met een datum en tijdsindicatie van het interview verzonden. Turkse Amsterdammers ontvingen naast de Nederlandstalige ook een Turkstalige brief en Marokkaanse Amsterdammers een Nederlandse en een standaard Arabische brief. In de brief stond opnieuw de inlogcode om de vragenlijst op internet te kunnen invullen. Het aantal aankondigingsbrieven per verzendmoment is bepaald aan de hand van de beschikbare interviewcapaciteit. Er is vanuit gegaan dat één interviewer ‘s ochtends maximaal vier adressen per twee uur kon bezoeken en ‘s middags drie adressen per twee uur. Interviewers ontvingen adressenlijsten voor de adresbezoeken. De adressen werden geclusterd op basis van postcode / wijk / buurt, zodat elke interviewer voornamelijk werkzaam was in één of twee stadsdelen. De GGD Amsterdam gaf mutaties in de adreslijst zo snel mogelijk door aan de interviewers, bijvoorbeeld mensen die contact hadden opgenomen met de GGD omdat zij een andere afspraak wilden, de vragenlijst zelf wilden invulden of niet wilden meedoen. Bij het opstellen van de adressenlijsten is gematcht op geslacht tussen respondent en interviewer in verband met sociaal-culturele opvattingen en de gevoeligheid van sommige vragen. Daarnaast zijn respondenten en interviewers gematcht op taalgroep. Echter, in de laatste weken van de veldwerkperiode waren er geen nieuwe adressen van Surinaamse Amsterdammers meer beschikbaar. Daarom hebben de Nederlandstalige interviewers ook adressen bezocht van Turkse en Marokkaanse Amsterdammers van 35-45 jaar. De interviewers moesten gedurende de interviewperiode (29 oktober t/m 1 december) minimaal vier keer langsgaan bij elk adres, zolang het nog niet was gelukt om contact te leggen. Elke adres moest elke week minimaal één keer bezocht worden, het liefst steeds op een andere dag in de week en/of op een ander tijdstip. Elke contactpoging is geregistreerd op een formulier, de zogenoemde ‘stamkaart’. De contactpogingen werden door de interviewers voor alle respondenten op hun stamkaart bijgehouden. Bij geslaagde interviews werd op de stamkaart genoteerd hoe het gesprek verliep, of de respondent alleen was, welke taal is gesproken tijdens het invullen, of er moeilijke vragen waren, etc. Deze stamkaarten zijn met de ingevulde vragenlijst ingeleverd op de GGD. Ook stamkaarten van niet bereikte respondenten zijn aan het eind van de veldwerkperiode ingeleverd.
11
Bij het bezoeken van de adressen was een aantal scenario’s denkbaar: • Respondent was niet thuis: bij de eerste contactpoging deed de interviewer een (tweetalige) ‘niet-thuis kaart’ in de brievenbus, waarop stond dat de interviewer langs was geweest en dat hij/zij in de komende periode nog een aantal pogingen zou doen om een interview aan huis af te nemen of hiervoor een afspraak te maken. Bij vervolgpogingen vulde de interviewer de contactpoging in op de stamkaart, maar deed niet opnieuw een niet-thuis kaart in de brievenbus; • Respondent was thuis, maar heeft geen tijd voor een interview: de interviewer maakte een nieuwe afspraak, noteerde deze op een ‘afspraakkaart’ en vulde de stamkaart in; • Respondent wilde niet meewerken aan het onderzoek: de interviewer benadrukte het belang van meedoen aan het onderzoek en deed een laatste poging de respondent over te halen om toch mee te werken. De interviewer vulde de stamkaart in met de reden van weigering; • Respondent wilde meewerken aan het onderzoek: de interviewer nam de vragenlijst af en vulde de stamkaart in.
2.5
Registratie in MS access
De datamanager van de GGD Amsterdam had een Microsoft Access Database gemaakt voor het vastleggen van reacties van respondenten, de datum van de reactie en de te ondernemen actie. Ook de planning van de interviews en de stamkaartgegevens werden in het accessbestand ingevoerd. Alle secretariaatmedewerkers, de vier onderzoekers en de datamanager hadden toegang tot het bestand dat met een wachtwoord beveiligd was. Het accessbestand is na afronding van het veldwerk gekoppeld aan het responsbestand om meer inzicht te krijgen in de non-respons en het verloop van de interviews. De ingevulde vragenlijstgegevens zijn hierbij niet gekoppeld.
2.6
Communicatie en publiciteit
Informeren van potentiële respondenten Op verschillende manieren is voor de start van het veldwerk van de AGM 2012 bekendheid gegeven aan het onderzoek om potentiële respondenten te motiveren mee te doen. Naar lokale media is een persbericht verstuurd, de landelijke media ontvingen vanuit GGD Nederland een persbericht. Ook heeft GGD Nederland een bericht naar wereldjournalisten.nl gestuurd om migrantengroepen te informeren. Het persbericht is in enkele kranten / websites geplaatst en op één radiozender is aan het onderzoek aandacht besteed. Vanwege de lage respons onder niet-westerse allochtonen en onder 19-34 jarige Amsterdammers is begin november opnieuw een persbericht verstuurd. Ook is geprobeerd om op de lokale migrantenmedia aandacht te vragen voor het onderzoek, maar dit is niet gelukt. Op de website van de GGD, www.gezond.amsterdam.nl/AGM, is informatie over het onderzoek geplaatst.
12
Informeren van intermediairen Voor de start van het veldwerk van de AGM 2012 zijn verschillende gemeentelijke organisaties (o.a. andere clusters van de GGD Amsterdam en relevante gemeentelijke diensten) geïnformeerd over het onderzoek om het gebruik van de onderzoeksresultaten te bevorderen en ook om via hen respondenten te motiveren mee te werken aan de monitor. Ook is er een brief verstuurd naar lokale politieke partijen, naar preventie- en zorgorganisaties, ouderen- en patiëntenorganisaties, welzijnsorganisaties, HBO-instellingen en universiteiten om het onderzoek aan te kondigen. In het personeelsblad GGD Vizier, op Sigra-website en in de nieuwsbrief van 1ste Lijn Amsterdam is een artikel over de AGM 2012 geplaatst. Begin november is een brief verstuurd naar migrantenorganisaties. Binnen het cluster EDG zijn medewerkers mondeling geïnformeerd over de start van de AGM 2012 in de productgroepoverleggen Volwassenen en Ouderen, een instructiebijeenkomst voor het secretariaat, VETC-overleg en een EDG-startbijeenkomst op 4 september 2012. Informeren van respondenten In alle correspondentie naar Amsterdammers die in de steekproef zaten, zijn de contactmogelijkheden met de GGD Amsterdam vermeld. Respondenten konden informatie inwinnen over het onderzoek via: • het e-mailadres (
[email protected]); • het telefoonnummer van het secretariaat van cluster EDG; • de website www.gezond.amsterdam.nl/AGM; • het gemeentelijk callcenter ‘Antwoord’.
13
3
Steekproef
De steekproef is begin augustus 2012 door het CBS getrokken uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Op 10 september 2012 en op 1 oktober is de steekproef geactualiseerd. Deze mutaties zijn verwerkt voor de verzending van herinneringen: • overleden personen zijn uit de steekproef verwijderd; • personen die uit het werkgebied van de GGD Amsterdam zijn verhuisd of zijn geëmigreerd zijn niet opnieuw benaderd tijdens rappels. Deze personen behoorden niet meer tot het steekproefkader; • verhuizingen binnen het werkgebied van GGD Amsterdam: nieuwe adressen zijn gebruikt voor verzending van de herinnering. Steekproefgrootte De bruto steekproef omvatte 20.985 zelfstandig wonenden van 19 jaar en ouder uit het werkgebied van de GGD Amsterdam. Vier personen waren overleden voor de start van het veldwerk en zijn niet benaderd. Als datum voor de bepaling van de leeftijdsgroep waartoe een persoon behoort, is 1 september 2012 gehanteerd. Het CBS heeft bij het trekken van de steekproef adressen uitgesloten waar een AWBZ-instelling is gevestigd, want niet-zelfstandig wonenden vielen buiten het steekproefkader. Om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over de stadsdelen en leeftijdsgroepen is de steekproef gestratificeerd naar leeftijd en naar stadsdeel (zie tabel 3.1). De aantallen in de steekproef zijn bepaald aan de hand van de respons naar leeftijd en stadsdeel in de AGM 2008. Er is een extra steekproef getrokken onder de inwoners van de aandachtswijken en in stadsdeel Noord, dit laatste ten behoeve van TNO. Met de verzamelde informatie kunnen uitspraken worden gedaan over alle aandachtswijken tezamen in het betreffende stadsdeel. AGM 2012 en het Helius-onderzoek De afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC heeft in augustus 2012 van het CBS een bestand met BSN-nummers van personen ontvangen die zowel in de steekproef van AGM 2012 als het Helius-onderzoek zitten (n=849). Deze personen werden tijdens het veldwerk van AGM 2012 niet uitgenodigd voor het Helius-onderzoek. Verder is op de eerste uitnodigingskaart en op de website van de GGD Amsterdam vermeld dat deelnemers mogelijk ook een uitnodiging voor het Helius-onderzoek van de GGD/AMC konden ontvangen.
14
Tabel 3.1: Bruto steekproefaantallen AGM 2012 Amsterdam leeftijd stadsdeel 19-34 jaar Centrum 700 Noord (GGD) 700 Noord (TNO) 1400 Oost 700 Zuidoost 700 Zuid 700 West 700 Nieuw-West 700
35-64 jaar 65 jaar of ouder 600 455 600 455 1200 900 600 455 600 455 600 455 600 455 600 455
totaal 1755 1755 3500 1755 1755 1755 1755 1755
Aandachtswijken (per stadsdeel)
Regiogemeenten gemeente Aalsmeer Amstelveen Diemen Ouder-Amstel Uithoorn
Noord (GGD)
500
Noord (TNO) Nieuw-West Oost West Zuidoost
1000 500 500 500 500 leeftijd 19-64 jaar 174 484 155 75 162
totaal
65 jaar of ouder 100 324 76 50 100
totaal 274 808 231 125 262 20.985
1
Westpoort werd door CBS toegevoegd aan stadsdeel West
Unieke code per respondent CBS heeft de steekproef via een beveiligde website aangeleverd. Aan alle personen in de steekproef werd een unieke 10-cijferige code (barcode) toegekend. Het eerste cijfer (=9) gaf aan dat de persoon tot de steekproef van de GGD Amsterdam behoort, de volgende vier posities gaven aan op welke manier de betreffende persoon aangeschreven moest worden en op welke prijs de persoon kans zou maken in de verloting (zie tabel 3.2). Voorbeeld barcode: 9531512345 ...deelnemer uit werkgebied GGD Amsterdam (9) …dingt mee naar kleine incentive 19 – 34 jaar (5) …is eerste generatie Marokkaan 19 – 34 jaar (3) …woont in Amsterdam (1) …woont in stadsdeel Oost (5) …heeft idnummer 12345
15
Tabel 3.2: Opbouw 10-cijferige barcode AGM 2012 GGD incentive/media etniciteit gemeente e 9 1=standaard 1=Turks 1 1=Amsterdam incentive 19-34 generatie 19-34, Amsterdam 9 2=social media + 2=Turks 1e 2=Aalsmeer grote incentive 19generatie 34 35+, Amsterdam 9 3=social media + 3=Marokkanen 3=Amstelveen e kleine incentive 1 generatie 19-34 19-34, Amsterdam 9 4=grote incentive 4=Marokkanen 4=Diemen e 19-34 1 generatie 35+, Amsterdam 9 5=kleine incentive 5=Surinamers 5=Ouder19-34 19-34, Amstel Amsterdam 9 6=standaard 6=Surinamers 6=Uithoorn incentive 35-64 35-64, Amsterdam 9 7=standaard 7=Surinamers incentive 65+ 65+, Amsterdam 8=Overig
stadsdeel 1=Centrum
Id-nr Uniek nummer: 10.001 t/m 20.985
2=West
3=NieuwWest
4=Zuid
5=Oost
6=Noord, niet TNO 7=Noord, TNO 8=Zuidoost 9=buiten Amsterdam
16
4
4.1
Vragenlijst
Inleiding
De vragenlijst van de AGM 2012 bestond uit de landelijke basisvragenset (tweederde van de vragenlijst), een G4-gedeelte en een aantal lokale vragen. De thema’s in de vragenlijst hadden betrekking op gezondheid en determinanten van gezondheid. Onder gezondheid verstonden we zowel de fysieke gezondheidstoestand als de psychosociale gezondheid en de gezondheidsbeleving. Er zijn twee versies van de vragenlijst ontwikkeld: één voor “volwassenen” van 19 tot en met 64 jaar en één voor “ouderen” van 65 jaar en ouder. Ze verschillen in de thema’s en lay-out (lettergrootte). In dit hoofdstuk meer over de ontwikkeling van de vragenlijst: selectie van thema’s en indicatoren, het testen van de vragenlijst, de layout en de vertalingen. Per onderwerp wordt de herkomst van de betreffende indicator toegelicht.
4.2
Ontwikkeling van de vragenlijst
4.2.1 Selectie thema’s en indicatoren De landelijke basisvragenset is vastgesteld door de stuurgroep van het project Gezondheidsmonitor Nederland aan de hand van een voorstel van een werkgroep met vertegenwoordigers van GGD Nederland, CBS, RIVM en GGD-en. De vragen uit de basisvragenset zijn door alle GGD-en gesteld en het merendeel van de vragen ook door het CBS in de Pols-gezondheidsenquête. Het G4-gedeelte is door de G4-stuurgroep vastgesteld en voor het lokale gedeelte is binnen de GGD Amsterdam een inventarisatieronde gedaan naar relevante thema’s. De basisvragenset bestond uit de thema’s: alcoholgebruik, beperkingen (OESO), bewegen, chronische aandoeningen, ervaren gezondheid, lengte en gewicht, mantelzorg geven, roken, eenzaamheid, huiselijk geweld, psychische gezondheid (K10), geslacht, huishoudsamenstelling, leeftijd, opleiding, rondkomen en werksituatie. De verantwoording van de vraagstellingen voor deze thema’s staat op www.monitorgezondheid.nl. Ook voor het uitwerken van de andere indicatoren is, waar mogelijk, gebruik gemaakt van de overige standaarden van het project ‘Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid’ (LNMV). Voor thema’s waarvoor (nog) geen standaarden beschikbaar waren, is gezocht naar alternatieve vragenlijsten. De herkomst van de gebruikte vraagstellingen wordt in paragraaf 4.3 beschreven. Een deel van de landelijke vraagstellingen was pas vlak voor de start van het veldwerk klaar, waardoor op het laatste moment nog veranderingen moesten worden doorgevoerd. Ook voor de vertaling en de lay-out van de vragenlijst was dit vervelend.
17
4.2.2
Pretest
In april 2012 is de conceptvragenlijst getest onder 96 personen geworven door leden van de AGM-projectgroep: 48 personen van 19 t/m 64 jaar en 48 65-plussers met diverse opleidingsniveaus. Respondenten kregen de vragenlijst, een evaluatieformulier en een begeleidende brief toegestuurd. Achttien 19 t/m 64-jarigen en 11 65-plussers hebben de vragenlijst en het evaluatieformulier ingevuld. Men vond de vragenlijst lang, veel vragen erg intiem, sommige vragen ingewikkeld geformuleerd, overgangen tussen vragen abrupt en enkele vragen onduidelijk. Naar aanleiding van de pretest zijn aanpassingen doorgevoerd in de volgorde van vragen, inleidingen bij vragen verduidelijkt of toegevoegd en doorverwijzingen toegevoegd of aangepast. Ook zijn enkele vragen uit de vragenlijst geschrapt, o.a. de vier chronische aandoeningen die alleen aan ouderen werden gevraagd en de vraag naar eigen mogelijkheden om de gezondheid te verbeteren. Ook werd besloten om gezondheidsvaardigheden alleen aan volwassenen te vragen, net als de vraag over schimmel en vocht in de woning. 4.2.3
Vertalingen
De vragenlijst is door het vertaalbureau Texpertise vertaald in het Turks (in alle G4-steden). De Turkse vertaling is teruggelezen door een tweede vertaler en gecontroleerd door een Turkse onderzoeker van GGD Rotterdam en een Turkse collega van GGD Amsterdam. De vertaling en de terugvertaling van de Turkse vragenlijst zijn uitgevoerd door “native speakers”. Discussiepunten zijn doorgegeven aan de vertaler. Tijdens de fase van dataschoning bleken er twee kleine fouten in de Turkse vertaling te zijn geslopen, namelijk er stond een extra antwoordcategorie ‘niet van toepassing’ bij de vraag over condoomgebruik (vraag L4). Bij vraag B17_i (uit de Tilburg Frailty Index) miste de antwoordcategorie ‘soms’. Schriftelijke vertaling voor de Marokkaanse groep bleek bij voorgaande gezondheidsenquêtes niet haalbaar, vanwege het grote aantal dialecten onder de Marokkaanse populatie waarbij bovendien niet van ieder dialect een geschreven taal bestaat. Wel is de begeleidende brief bij de vragenlijst vertaald in het standaard Arabisch en een vertaling in het Marokkaans-Arabisch gemaakt t.b.v. de mondelinge interviews. Gedeeltelijk waren vertalingen beschikbaar uit eerdere rondes van de AGM die waar nodig werden aangepast door een Marokkaanse onderzoeker van GGD Amsterdam. Van de overige vragen is een Marokkaans-Arabische vertaling gemaakt door een Marokkaanse vertaler van Texpertise en gecontroleerd door een Marokkaanse onderzoeker van GGD Amsterdam. 4.2.4
Lay-out vragenlijst
De vormgeving van de vragenlijst is uitbesteed aan een professionele vormgever. Deze vormgever heeft de omslag van de vragenlijst ontworpen, het binnenwerk, de begeleidende brief en de uitnodigingskaarten. Daarbij werd een logo ontworpen dat op alle materialen terugkwam met grachtenhuisjes in blauw, rood en wit. Voor de lay-out zijn de afspraken van AGM 2008 gebruikt:
18
• • • • • • • •
4.3
De lettergrootte voor de “ouderen” vragenlijst was één punt groter dan voor de “volwassenen” vragenlijst; In de vragenlijst is een unieke respondentcode opgenomen (barcode); Afkortingen zijn zoveel mogelijk uitgeschreven; De nummering van de vragen ging volgens een lettercijfercombinatie, waarbij de letter correspondeerde met het onderwerp (blok) en het cijfer met het vraagnummer; De rijen van vragen in een matrix zijn om en om gearceerd; Doorverwijzingen begonnen met een dikke pijl gevolgd door kleine kapitalen; Invulinstructies bij vragen stonden cursief gedrukt; Verwijzingen naar tijdsperiodes in vragen stonden vet gedrukt.
Verantwoording vragenlijst
Tabel 4.1 (bijlage 2) geeft een overzicht van alle onderwerpen in de vragenlijst voor de “volwassenen” en de ”ouderen”. Per onderwerp is aangegeven of het een landelijke basisthema betreft, een G4-thema of een lokaal onderwerp van de GGD Amsterdam. Van een aantal onderwerpen zijn de gegevens afkomstig uit de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Deze zijn via het CBS beschikbaar gesteld. G4-thema’s en lokale thema’s worden in 4.2.1 t/m 4.2.3 beschreven; de verantwoording van de landelijke basisvragenset staat beschreven in het Convenant Gezondheidsmonitor Nederland (GGD Nederland et al., 2011). Een deel van de G4- en lokale thema’s zijn afkomstig uit de standaarden van de LNMV (lokale en nationale monitor volksgezondheid), maar behoren niet tot de landelijke basisset. Dat staat bij de betreffende thema’s vermeld. Per thema komen de volgende onderwerpen aan bod: • reden van opname in de vragenlijst; • herkomst van de indicator en de vraagstellingen; • eventuele verschillen in vraagstelling tussen vragenlijsten.
de
“ouderen”
en
“volwassenen”
4.3.1 Indicatoren van gezondheid Lichamelijke gezondheid Ervaren gezondheid De vraag naar ervaren gezondheid is een eenvoudige manier om vast te stellen hoe de respondent zijn of haar eigen gezondheid beoordeelt. De vraag is afkomstig uit de landelijke basisvragenset. De formulering hiervan week af van de vraag naar ervaren gezondheid uit AGM 2008, maar komt overeen met de vraag die CBS en O+S hierover stelt. Chronische aandoeningen Als indicator voor de lichamelijk gezondheidstoestand is het vóórkomen van 19 chronische aandoeningen in de vragenlijst meegenomen uit de landelijke basisvragenset. De
19
formulering hiervan week af van de vragen over chronische aandoeningen uit AGM 2008. In een vervolgvraag is gevraagd in welke mate men in dagelijkse bezigheden wordt belemmerd door de betreffende aandoening(en). Deze vraagstelling is afkomstig uit de standaard ‘chronische aandoeningen’ van de LNMV en is identiek aan de vraag uit de AGM 2008. Beperkingen in lichamelijk functioneren Lichamelijke achteruitgang is van invloed op het sociaal, cognitief en emotioneel functioneren. Er is sprake van “beperkingen” in het lichamelijk functioneren wanneer men langdurig moeilijkheden ondervindt bij het uitvoeren van lichamelijke functies en dagelijkse activiteiten zoals lopen, tillen, bukken, horen en zien. Bij alle respondenten is de OESOindicator (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) afgenomen. Deze indicator is onderdeel van de landelijke basisvragenset. In 2008 werden uit deze indicator alleen vragen over horen en zien gesteld. Beperkingen activiteiten dagelijks leven In de vragenlijst voor 65-plussers zijn de ADL (Activiteiten Dagelijkse Leven)-indicator en de HDA (Huishoudelijke Dagelijkse Activiteiten)-indicator opgenomen. De ADL-indicator meet de gevolgen van een beperking bij het uitvoeren van activiteiten die essentieel zijn om zichzelf te kunnen redden in het dagelijkse leven. De ADL meet daarmee ook de hulpbehoevendheid en is een betrouwbare maat voor de zelfredzaamheid (Kempen et al., 1997; Deeg & Hoeymans, 1997). De gebruikte ADL-indicator bestaat uit tien vragen aangevuld met facultatieve vragen van de LNMV-standaard “Beperkingen”. Zes vragen hebben betrekking op beperkingen bij de persoonlijke verzorging en vier vragen gaan over beperkingen in mobiliteit. De ADL-indicator werd ook in de AGM 2000 t/m 2008 gesteld. Ook is in de vragenlijst voor 65-plussers een vraag opgenomen om zicht te krijgen op de zelfredzaamheid bij huishoudelijke activiteiten. Er is gevraagd in hoeverre men in staat is om: een warme maaltijd te bereiden, dagelijkse boodschappen te doen en licht en zwaar huishoudelijk werk te verrichten. De activiteiten zijn afkomstig uit de Instrumentele Activiteitenschaal Dagelijkse Leven van Fillenbaum (Fillenbaum, 1985). Dezelfde vragen werden ook in AGM 2008 gesteld. Valongevallen Vallen is een groot gezondheidsprobleem bij ouderen dat tot ernstige gevolgen kan leiden zoals blijvende invaliditeit en sterfte (Vriend et al., 2005; Van den Berg, 2004). Ter preventie van valongevallen bij ouderen wordt in Amsterdam een preventief project uitgevoerd gericht op zelfstandig wonende ouderen. Om de prevalentie van valongevallen onder 65-plussers in kaart te brengen zijn vier vragen over dit onderwerp in de vragenlijst opgenomen. Aan respondenten is gevraagd hoe vaak ze zijn gevallen de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek en of deze valongevallen binnen- of buitenshuis zijn gebeurd. Verder is gevraagd of men tijdens de laatste valpartij letsel heeft opgelopen en of er sprake is van angst voor vallen. Deze vragen werden ook in AGM 2008 gesteld. Tilburg Frailty Index (TFI) Kwetsbaarheid van ouderen is een betere voorspeller voor ziekten, zorggebruik en vroegtijdige sterfte dan de chronologische leeftijd. Over de definitie van kwetsbaarheid (frailty
20
in het Engels) bestaat echter geen consensus. De 15 vragen in de TFI, opgenomen in de vragenlijst voor 65-plussers, meet kwetsbaarheid in brede zin: zowel lichamelijke als psychische en sociale problemen kunnen worden vastgesteld. Studies hebben aangetoond dat met de TFI kwetsbaarheid betrouwbaar en valide kan worden vastgesteld (Gobbens et al., 2010; Metzelthin et al., 2011). De vragen werden in de vragenlijst van de AGM 2012 opgenomen om te onderzoeken welke set items uit de basisvragenlijst van de AGM 2012 gebruikt kunnen worden om kwetsbare ouderen op te sporen. Psychosociale gezondheid Depressie en angst Psychische klachten zijn een belangrijke oorzaak van ziekte. De belangrijkste aandoeningen in deze categorie zijn angst- en stemmingsstoornissen. Om het vóórkomen van psychische klachten in kaart te brengen is in de landelijke basisvragenset de Kessler Psychological Distress Scale (K10) opgenomen. Dit screeningsinstrument meet de psychische gezondheid, met name angst- en depressieve klachten (Kessler et al., 2003). De K10 stond ook in de vragenlijst van de AGM 2004 en de AGM 2008. Net als in de AGM 2008 is daarnaast een vraag gesteld over medicijngebruik voor psychische klachten (bron: NESDA studie VU Amsterdam). Ook is gevraagd of men in de afgelopen 12 maanden behandeld is voor psychische problemen. Deze laatste vraag is geformuleerd door de GGD Amsterdam en is ook in AGM 2004 gesteld. Eenzaamheid Eenzaamheid is een belangrijk psychosociaal probleem. Om het vóórkomen van eenzaamheid in de Amsterdamse populatie in kaart te kunnen brengen, is de eenzaamheidsschaal van de Jong Gierveld opgenomen in de vragenlijst (De Jong Gierveld & Kamphuis, 1985; De Jong Gierveld et al., 2006). De eenzaamheidsschaal is onderdeel van de landelijke basisvragenset. Deze vragen over eenzaamheid werden ook in de AGM 2000 en de AGM 2008 gesteld. Regie eigen leven (mastery) Het behoud van regie over het eigen leven is noodzakelijk om de zelfredzaamheid te bewaren en bij afnemende gezondheid en optredende beperkingen zich aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Dit thema krijgt veel belangstelling van de politiek. Daarom is in de vragenlijst de Pearlin-vragenset opgenomen bestaande uit 7 items (Pearlin & Schooler, 1978). Deze vragenset is de LNMV-standaard voor het meten van regie over het eigen leven onder ouderen. Het G4-onderwerp “Regie eigen leven” is zowel in de vragenlijst van 19 t/m 64 jarigen als 65-plussers opgenomen. Suïcidegedachten en -pogingen Om beter inzicht te krijgen in de (psychische) gezondheid van de bevolking is het van belang om te weten hoe vaak suïcidepogingen en suïcidegedachten voorkomen. Het voorkómen van suïcides is een speerpunt van het ministerie van VWS, maar ook van de GGD Amsterdam. In de vragenlijst van AGM 2012 zijn over dit onderwerp twee vragen opgenomen. Deze vragen zijn afkomstig uit de standaard “Suïcidaliteit; suïcidegedachten en pogingen” van de LNMV.
21
Huiselijk geweld Binnen de gemeente Amsterdam bestaat grote behoefte aan informatie over de omvang van huiselijk geweld. Ook landelijk wil men inzicht verkrijgen in het vóórkomen van huiselijk geweld. Daarom vormt dit onderwerp een onderdeel van de landelijke basisvragenset. Deze vragen werden ook in de AGM 2008 gesteld. Om inzicht te krijgen in hoe vaak huiselijk geweld bij de politie wordt gemeld, is door de GGD Amsterdam hierover een extra vraag geformuleerd. Mantelzorg geven Mantelzorg is een onmisbare vorm van informele zorg en een belangrijk onderwerp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De vragen over het geven van mantelzorg zijn een onderdeel van de landelijke basisvragenset. De vragen zijn op enkele punten anders dan de oude standaard ‘Mantelzorg geven’ van de LNMV en daarmee niet exact vergelijkbaar met de vragen uit de AGM 2008. Aanvullend is in 2012 gevraagd aan wie mantelzorg wordt gegeven en of mantelzorgers gebruik hebben gemaakt van het ondersteuningsaanbod. Deze aanvullende vragen zijn door de GGD Amsterdam geformuleerd. Zorg Contact met de huisarts In de vragenlijst wordt nagevraagd wanneer men voor het laatst voor zichzelf contact heeft gehad met de huisarts. Deze vraag is afkomstig uit de standaard ‘Zorggebruik’ van de LMNV en werd ook in de AGM 2000 t/m 2008 gesteld. Gezondheidsvaardigheden Uit onderzoek blijkt dat mensen die de basisvaardigheden lezen, schrijven en rekenen onvoldoende beheersen minder gezond zijn. Het voorkomen en verminderen van laaggeletterdheid komt de publieke gezondheid ten goede en past binnen de werkzaamheden van de GGD (GGD Nederland & Stichting Lezen & Schrijven, 2011). In de vragenlijst voor 19-64 jarigen zijn daarom drie vragen opgenomen over de vaardigheden van mensen om gezondheidsinformatie te begrijpen. Deze items zijn in 2004 ontwikkeld door Chew et al. (2004). In 2010 zijn de vragen in het Nederlands vertaald en aangepast door M.P.Fransen en M.L.Essink-Bot (AMC/ UvA, afdeling Sociale Geneeskunde). Hulp vanwege ADL/HDA-beperkingen Met de invoering van de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) per 1 januari 2007 is het onderscheid tussen hulp bij het huishouden en hulp bij persoonlijke verzorging noodzakelijk. Hulp bij huishoudelijke bezigheden valt onder de Wmo. Hulp bij persoonlijke verzorging, bijvoorbeeld bij wassen, douchen, opstaan en naar het toilet gaan, valt (nog) niet onder de Wmo, maar wordt vergoed uit de Awbz (Algemene wet bijzondere ziektekosten). Aansluitend op de ADL-items en HDA-items is aan 65-plussers gevraagd of zij hulp kregen bij hun persoonlijke verzorging en huishoudelijke bezigheden. Indien dit het geval is, is gevraagd van wie men dan deze hulp ontvangt: familie, vriend(in), buren of kennis, vrijwilliger, iemand van de thuiszorg of iemand op basis van de Persoonsgebonden Budget
22
regeling. Ten slotte is gevraagd of respondenten die hulp krijgen bij huishoudelijke bezigheden deze krijgen vanwege hun gezondheid en/of leeftijd. De vragen zijn door de GGD Amsterdam geformuleerd en zijn ook in AGM 2008 gesteld. Reden geen zorg ontvangen Als onderdeel van de index sociale uitsluiting is gevraagd of men zelf of iemand binnen het huishouden in het voorgaande jaar een medische of tandheelkundige behandeling (basisvragenset) of behandeling voor psychische problemen (aanvullende vraag) nodig had, maar niet heeft gekregen. Bovendien is bij beide vragen nagevraagd – vooral vanwege bezuinigingen in de zorg - naar de reden waarom de behandeling niet werd verkregen. De aanvullende vragen zijn door de GGD Amsterdam geformuleerd.
4.3.2 Determinanten van gezondheid Leefstijlgerelateerde determinanten van gezondheid Lengte en gewicht Overgewicht is een belangrijke determinant voor verschillende chronische aandoeningen. Overgewicht wordt vastgesteld aan de hand van de Body Mass Index (BMI): gewicht/lengte2. Om inzicht te krijgen in het voorkomen van overgewicht (BMI ≥ 25 kg/m2) onder de bevolking zijn lengte en gewicht nagevraagd. Deze vragen vormden een onderdeel van de landelijke basisvragenset. Deze vragen werden ook in de AGM 2000 t/m 2008 gesteld. Voeding Voedingsgedrag is een belangrijk onderdeel van de leefstijl, dat niet gemakkelijk in enkele vragen te meten is. Er moet daarom gekozen worden voor een of meerdere aspecten van het voedingspatroon, bijvoorbeeld de totale energie-inname, groente- en fruitconsumptie, maaltijdmomenten en vetconsumptie. Elk van deze aspecten geeft slechts beperkt informatie over het totale voedingspatroon. In de basis van de standaard ‘Voeding’ van de LNMV wordt ingegaan op de groente- en fruitconsumptie en het ontbijtgedrag. Het navragen van de groente- en fruitconsumptie aan de hand van de LNMV-vraagstellingen is als G4-thema in de vragenlijst van AGM 2012 opgenomen. Deze vragen werden ook in de AGM 2004 en de AGM 2008 gesteld. Lichaamsbeweging In de landelijke basisvragenset is voor het onderwerp lichaamsbeweging een verkorte versie van de SQUASH-vragenlijst opgenomen (Wendel-Vos et al., 2003). Dit instrument meet de hoeveelheid matig tot intensieve lichamelijke activiteit per week en is in Nederland ontwikkeld en gevalideerd. Ook in AGM 2012 zijn vragen uit de SQUASH gesteld. Ten opzichte van de oude standaard ‘Lichaamsbeweging’ van de LNMV zijn er enkele kleine wijzigingen. Dezelfde vragen werden ook in de AGM 2004 en de AGM 2008 gesteld. Roken Roken is een van de belangrijkste vermijdbare, leefstijlgerelateerde oorzaken van ziekte en sterfte. Sinds de jaren negentig is het aantal rokers aan het dalen (Zeegers & Harbers, 2012).
23
Om deze trend ook in Amsterdam te kunnen volgen is roken in iedere gezondheidsenquête van de AGM meegenomen. Het onderwerp is in 2012 conform de landelijke basisvragenset nagevraagd en wijkt op enkele punten af van de oude standaard ‘Roken’ van de LNMV. De vragen zijn daarmee niet exact vergelijkbaar met de vragen uit de AGM 2000 t/m 2008. Alcoholgebruik en probleemdrinken Overmatig alcoholgebruik kan een negatieve invloed hebben op de lichamelijke gezondheid, maar kan ook van invloed zijn op het sociaal functioneren en zo het maatschappelijk welbevinden beïnvloeden. Om inzicht te krijgen in het (overmatig) alcoholgebruik onder de Amsterdamse bevolking is dit onderwerp in de vragenlijst van de AGM 2008 meegenomen, net als tijdens voorgaande rondes van de AGM. Het onderwerp is conform de landelijke basisvragenset meegenomen en wijkt op enkele punten af van de oude standaard ‘Alcoholgebruik’ van de LNMV. Op basis van de opgenomen vragen over alcoholconsumptie kan de prevalentie van zwaar/excessief drinken in de bevolking bepaald worden. Er kan echter niet bepaald worden of er sprake is van problematisch drinkgedrag in maatschappelijk opzicht. Daarom is als G4thema de schaal van Candel in de vragenlijst opgenomen (Candel, 2001). Deze schaal bestaat uit zes items, waarop met ‘ja’ of ‘nee’ geantwoord kan worden. Indien drie of meer van deze vragen met ‘ja’ worden beantwoord, kan gesproken worden van ‘probleemdrinken’. De vragen over probleemdrinken werden ook in de AGM 2008 gesteld. Druggebruik Om inzicht te krijgen in het druggebruik onder de Amsterdamse bevolking is het gebruik van negen soorten drugs meegenomen in de vragenlijst voor 19 t/m 64 jarigen. De vraagstelling is conform de basis van de standaard ‘Druggebruik’ van de LNMV. Cannabisgebruik is in de AGM 2008 ook nagevraagd; er werden toen geen vragen over andere drugs gesteld. Extra in 2012 was een vervolgvraag naar de frequentie van het cannabisgebruik per week. Deze vraag werd gesteld aan respondenten die in de voorgaande vier weken cannabis hebben gebruikt en is door de GGD Amsterdam geformuleerd. Seksuele gezondheid en testgedrag Om inzicht te krijgen in hoeverre Amsterdammers zich beschermen tegen seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) is aan 19 t/m 64-jarigen gevraagd hoe vaak men onbeschermd seksueel contact heeft gehad met losse partners in het jaar voorafgaand aan het onderzoek en met hoeveel losse partners. Ook is gevraagd naar iemands seksuele voorkeur. Om inzicht te krijgen in het testgedrag op SOA is gevraagd of en waar men zich in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek heeft laten testen op HIV en/of andere SOA. Ook is nagegaan of men in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek een zelftest heeft gekocht en gebruikt voor vier aandoeningen: ziekte van Pfeiffer, Chlamydia, Syfilis en HIV. Deze vraag is gesteld in het kader van een onderzoek van het cluster Infectieziekten naar het gebruik van thuistesten. De vragen over seksuele gezondheid zijn ontwikkeld door cluster EDG en cluster Infectieziekten van de GGD Amsterdam en zijn vergelijkbaar met de vragen in de AGM 2008. Wel is er een extra doorverwijzing voor mensen met een vaste partner en zijn enkele antwoordcategorieën ingekort.
24
Intentie gedragsverandering In het laatste blok van de vragenlijst is een vraag opgenomen om na te gaan of de respondent plannen of voornemens heeft om binnenkort zijn of haar gedrag te veranderen om de eigen gezondheid te verbeteren. Er zijn acht voorbeelden genoemd, naast een categorie ‘anders’ en ‘niets’. De vraag is gebaseerd op vragen uit eerdere gezondheidsmonitoren van GGD Amsterdam, hoewel de formulering en de antwoordcategorieën enigszins verschillen. De vraag is ontwikkeld door de GGD Amsterdam. Behoefte aan hulp- en ondersteuning In het laatste blok van de vragenlijst is een vraag opgenomen om de behoefte aan hulp en ondersteuning voor zeven onderwerpen in kaart te brengen: bij meer sporten of bewegen, stoppen met roken, gewicht verliezen/afvallen, verminderen stress of spanningen, minder alcohol drinken, gezonder eten en angst en depressie. Onder ondersteuning wordt verstaan contact met een hulpverlener of arts, een cursus, spreekuur of gesprekken met lotgenoten. De vraag naar behoefte aan ondersteuning en hulp is in 2008 geformuleerd door de GGD Amsterdam. Ten opzichte van AGM 2008 werden twee nieuwe onderwerpen bevraagd (meer bewegen/sporten, gezonder eten) en zijn twee onderwerpen vervallen (opvoeding kinderen, seksuele gezondheid). Wonen, woonomgeving en samenleving Sociale uitsluiting Op verzoek van de G4 academische werkplaats USER is het onderwerp ‘sociale uitsluiting’ als G4-thema opgenomen in de vragenlijst. Sociale uitsluiting wordt beschouwd als een belangrijke indicator voor het aanwijzen van risicogroepen voor de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGz) in de bevolking. GGD’en hebben een taak in de monitoring van de OGGz. Een uniforme werkwijze hiervoor ontbreekt en GGD’en geven hier zelf invulling aan. Ook risicogroepen behoren tot het domein van de OGGz (Gezondheidsraad, 2011). Deze risicogroepen worden meestal niet of alleen aan de hand van enkelvoudige indicatoren in kaart gebracht in GGD- gezondheidsenquêtes. Kenmerkend voor de OGGz risicogroepen is het gelijktijdig bestaan van meerdere problemen op verschillende leefgebieden. In de VTV 2010 wordt sociale uitsluiting als thema benoemd waarbij de verwevenheid van factoren en de wisselwerking met gezondheid centraal staan (Post et al., 2010). Het concept sociale uitsluiting is uitgewerkt door het SCP en omvat vier dimensies: sociale participatie, materiële deprivatie, toegang tot sociale rechten en normatieve integratie (Jehoel-Gijsbers, 2004). Elke dimensie wordt gemeten met behulp van een aantal items, die tezamen de sociale uitsluitingsindex vormen. De academische werkplaats User heeft de index uitgewerkt op basis van de G4-monitor uit 2008 en daaraan enkele vragen toegevoegd afkomstig uit een recent SCP onderzoek (Van Bergen et al., 2011). Een deel van de vragen uit de index is afkomstig uit standaarden van de LNMV, te weten vijf items uit de standaard Eenzaamheid, één stelling uit de facultatieve vragen van de standaard Leefomgeving, één vraag uit de standaard Sociale contacten, één vraag uit de standaard Woonsituatie. Ter validatie van het begrip sociale uitsluiting werd een vraag toegevoegd waarin respondenten
25
zelf moeten aangeven in hoeverre zij het gevoel hebben buiten de samenleving te staan. In totaal bevatte de sociale uitsluitingsvragenset 19 items. Verwerking van de items van deze vragenset tot een index werd centraal gedaan door de GG&GD Utrecht. Vrijwilligerswerk/maatschappelijke participatie Ook de LNMV standaard Vrijwilligerswerk werd als G4-thema in de vragenlijst opgenomen. Deze standaard bestaat uit één vraag om een deelaspect van maatschappelijke participatie in kaart te brengen. Twee andere aspecten van maatschappelijke participatie worden in kaart gebracht door te vragen naar betaalde arbeid en naar het geven van informele hulp (mantelzorg). Er is geen navraag gedaan naar andere vormen van maatschappelijke participatie, zoals lidmaatschap van een vereniging, deelname aan recreatieve of culturele activiteiten, sociale contacten en maatschappelijke betrokkenheid. Geluidshinder Het onderwerp ‘geluidshinder’ is in de vragenlijst van AGM 2012 opgenomen op verzoek van het cluster Leefomgeving van de GGD Amsterdam. Voor dit onderwerp is de facultatieve vraag uit de standaard ‘Buitenmilieu’ van de LNMV meegenomen. In deze vraag wordt voor vijf geluidsbronnen nagegaan of deze thuis hoorbaar zijn en zo ja, of men hiervan in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek geluidshinder heeft ondervonden. Op een schaal van 0 (helemaal niet gehinderd) tot 10 (extreem gehinderd) konden respondenten aangeven in welke mate het geluid hiervan hen hinderde, stoorde of ergerde als men thuis was. De standaardvraagstelling is op twee punten aangepast. Er zijn zes geluidsbronnen toegevoegd, te weten ‘brommers/scooters’, ‘trams/metro’s’, ‘bouwen/verbouwen/slopen’, ‘café of restaurant (inclusief terras)’, ‘mensen op straat’ en ‘kinderen buiten’. Boven de eerste kolom is aangegeven: thuis hoorbaar waarbij per item ja of nee kon worden aangekruist. Alleen voor items met een ‘ja’ hoefde een cijfer tussen 0 en 10 te worden aangekruist. Het onderwerp geluidshinder is uitsluitend in de vragenlijst voor 19 t/m 64 jarigen opgenomen. Een deel van de items was in de AGM 2008 op een vergelijkbare manier nagevraagd in de AGM 2008 (treinverkeer, vliegverkeer, bedrijven/industrie, buren, brommers/scooters, trams/metro’s, bouwen/verbouwen/slopen). Binnenmilieu Het onderwerp ‘schimmel/vocht in de woning’ is in de vragenlijst van AGM 2012 opgenomen op verzoek van cluster Leefomgeving van de GGD Amsterdam als indicatie voor het binnenmilieu. De vraag is afkomstig uit de oude LNMV-standaard Binnenmilieuvochtproblemen, echter er zijn twee antwoordcategorieën weggelaten (in de gang / op de trap, in de kelder of kruipruimte). Tevredenheid woning, woonomgeving en groen Van drie aspecten van de woonomgeving is de tevredenheid in kaart gebracht met een rapportcijfer (1 t/m 10): groen in de buurt, woning en de woonomgeving. De betreffende vragen zijn afkomstig uit LNMV-standaarden te weten Buitenmilieu, Woonsituatie en de Leefomgeving.
26
Sociaal-demografische kenmerken Om inzicht te krijgen in gezondheidsverschillen en verschillen in gezondheidsdeterminanten tussen sociaal-demografische groepen in Amsterdam, is een aantal achtergrondkenmerken nagevraagd of via het CBS uit het GBA verkregen. De indicatoren geslacht, geboortejaar, huishoudsamenstelling en burgerlijke staat zijn aan het begin van de vragenlijsten opgenomen om het aantal ontbrekende antwoorden te beperken. De overige achtergrondkenmerken zijn in het laatste gedeelte van de vragenlijsten opgenomen. Geslacht De indicator geslacht is opgenomen volgens de formulering uit de landelijke basisvragenset. Aan respondenten is gevraagd zelf hun geslacht aan te kruisen. Wanneer deze vraag niet was ingevuld, is het geslacht overgenomen uit het steekproefbestand (GBA). Leeftijd Voor de indicator leeftijd is respondenten gevraagd naar hun geboortejaar conform de landelijke basisvragenset. Op basis van het geboortejaar en het onderzoeksjaar is de leeftijd berekend. Wanneer deze vraag niet was ingevuld, is het geboortejaar overgenomen uit het steekproefbestand (GBA). Etniciteit De prevalentie van ziekte, gezondheid en leefstijlfactoren kan variëren binnen en tussen bevolkingsgroepen. Het samenstellen van de indicator etniciteit heeft het CBS gedaan met gegevens uit het GBA. De etniciteit van een persoon is vastgesteld aan de hand van het geboorteland van de respondent zelf, van de moeder en van de vader van de respondent. De standaarddefinitie van het CBS is hier gehanteerd: iemand wordt tot de allochtonen gerekend als tenminste één ouder in het buitenland is geboren (Keij, 2000). In de indicator etniciteit worden acht bevolkingsgroepen onderscheiden: ‘Nederlands’, ‘Surinaams’, ‘Antilliaans/Arubaans’, ‘Turks’, ‘Marokkaans’, overig westers en overig niet-westers. Binnen de allochtone groepen is onderscheid gemaakt tussen de 1e generatie (persoon geboren in het buitenland en minstens één ouder geboren in het buitenland) en de 2e generatie (persoon geboren in Nederland met minstens één ouder geboren in het buitenland). Burgerlijke staat en huishoudsamenstelling De indicatoren burgerlijke staat en huishoudsamenstelling zijn onderdeel van de landelijke basisvragenset. GGD Amsterdam heeft daaraan een vraag toegevoegd over het aantal personen in het huishouden. Deze laatste vraag was afkomstig uit de LNMV-standaard ‘huishoudsamenstelling’. Opleiding Opleiding is nagevraagd volgens de vraag uit de landelijke basisvragenset. Ten opzichte van de oude standaard ‘Opleiding’ van de LNM zijn er enkele opleidingscategorieën toegevoegd, bijvoorbeeld ambachtsschool, huishoudschool en kweekschool. Reden hiervoor was dat veel oudere respondenten deze antwoorden bij de categorie “anders, namelijk” noteerden.
27
Arbeidssituatie Voor de indicator arbeidssituatie is een vraag gebruikt uit de landelijke basisvragenset. Ten opzichte van de oude standaard ‘werksituatie’ van de LNMV zijn er landelijk enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd en is het mogelijk voor respondenten om meer antwoorden aan te kruisen. Inkomenssituatie Er zijn enkele vragen gesteld om inzicht te krijgen in de financiële situatie van het huishouden. In het kader van de landelijke basisvragenset: een vraag over mogelijke problemen met rondkomen van het huishoudinkomen en een vraag voor 65-plussers naar de bron van het huishoudinkomen (AOW en/of aanvullend pensioen). Verder vier vragen over de inkomenssituatie die deel uitmaken van de sociale uitsluitingsindex (“heeft uw huishouden voldoende geld voor drie activiteiten?” en “bent u in staat een onverwachte uitgave van 1000 euro te betalen?”). De GGD Amsterdam heeft zelf een vraag toegevoegd om inzicht te krijgen in het aantal inwoners dat een achterstand heeft bij het betalen van de huur of hypotheek. Dit vooral om meer zicht te krijgen op groepen met financiële problemen. Het CBS heeft het databestand verrijkt met het gestandaardiseerd huishoudinkomen in vijf quintielen op respondentniveau. Dit is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden met behulp van equivalentiefactoren. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. De gegevens over het besteedbaar inkomen krijgt het CBS van de Belastingdienst. Geografische indicator Als geografische indicator heeft het CBS de gemeentecode en de CBS wijk/buurtcode aan het bestand toegevoegd op basis van het woonadres van de respondent in het steekproefbestand (GBA). Hierover zijn aan de respondent geen vragen gesteld. De CBS wijk/buurtcode komt overeen met de codering van stadsdeel en buurtcombinatie in Amsterdam. 4.3.3 Overige onderwerpen Herbenadering Om de mogelijkheid te hebben mensen opnieuw te benaderen voor vervolgonderzoek is hiervoor aan alle respondenten aan het eind van de vragenlijst toestemming gevraagd. Aangegeven is dat het om vervolgonderzoek van de GGD op deze gezondheidsenquête gaat, maar dat het niet automatisch deelname aan eventueel vervolgonderzoek hoeft te betekenen. Opmerkingen respondent Aan het eind van de vragenlijst had de respondent de mogelijkheid om eventuele opmerkingen te noteren.
28
5 5.1
Resultaten veldwerk Schriftelijke verzending
Cijfers De verzending van de kaarten en vragenlijsten door Intomart/Gfk vond grotendeels plaats volgens planning: • De uitnodigingskaarten zijn verstuurd naar 20.981 personen in de steekproef met ontvangst op 4 september 2012; • De vragenlijsten zijn verstuurd naar alle non-respondenten met ontvangst op zaterdag 22 september (65+) en dinsdag 24 september 2012 (19-64 jarigen); • Een kaart met inlogcode is op zaterdag 10 oktober 2012 als derde benadering bezorgd bij 19-64 jarige non-respondenten. 65-plussers ontvingen bij deze benadering op 20 oktober een brief met vragenlijst; • De vierde benadering voor 65-plussers is komen te vervallen; de respons was redelijk in die groep en we verwachtten dat een kaart met inlogcode de respons niet meer veel zou verhogen; • De vierde benadering voor makkelijk bereikbare 19-64 jarigen (brief met vragenlijst) is op 10 november 2012 bezorgd. De vierde benadering onder moeilijke bereikbare 19-64 jarigen wordt beschreven in §5.2. Verbeterpunten • Verzendingen vereenvoudigen: Door de opzet met variabele teksten en vertalingen waren er veel varianten van de brieven en kaarten. De drukkerij van Intomart/Gfk had te weinig tijd ingepland voor het maken van de drukproeven van alle benodigde varianten. Vooral het drukken van de variabele teksten per gemeente en voor de verschillende beloningen bleek lastig; In de eerste week ontving de GGD circa 200 telefoontjes van 65-plussers die de vragenlijst niet op internet konden invullen. Op de uitnodigingskaart hadden we met opzet niet vermeld dat na twee weken automatisch een schriftelijke vragenlijst verstuurd zou worden naar non-respondenten. De volgende keer zou dat bij 65plussers wel vermeld moeten worden om irritatie en telefoontjes te voorkomen van 65-plussers die niet over internet beschikken; Vanwege de kosten heeft de drukkerij op de achterzijde van de vragenlijst op twee plaatsen de barcode gedrukt en niet zoals afgesproken op pagina 19 en pagina 20. Overigens werkte dit goed, er hoefden geen vragenlijsten uit het databestand verwijderd te worden wegens het ontbreken van de barcode. • Duidelijke afspraken: Vlak voor de start van het veldwerk bleek dat Intomart/Gfk de exacte teksten voor de aanschrijving in het steekproefbestand aangeleverd wilde krijgen, ook de variabele teksten, terwijl de werkgroep van de GGD er vanuit ging dat Intomart/Gfk deze teksten zou toevoegen. Ook had Intomart/Gfk er niet op gerekend dat verhuizingen binnen de GGD-regio in het aanschrijfbestand doorgevoerd moesten worden.
29
Uiteindelijk is dit wel gebeurd. Een extra overlegmoment vlak voor de start van het veldwerk had deze onduidelijkheden mogelijk kunnen voorkómen; In de zomervakantieperiode zijn enkele fouten in het drukwerk gekomen doordat op de GGD niemand aanwezig was die exact op de hoogte was van de afspraken over de teksten en de vormgeving. Deels konden deze fouten na de vakantie gecorrigeerd worden; Verder had de drukkerij de brieven met lay-out voorgedrukt zonder een drukproef te laten goedkeuren door de GGD Amsterdam. Helaas was de druk gebaseerd op door ons geleverde foutieve versie (esculaap onder het logo niet compleet). Vaak kwamen de drukproeven op het laatste moment binnen bij de GGD; bij de tweede benadering is daarom de verzending naar 65-plussers per 24-uurspost gedaan en de zending naar 19-64 jarigen een paar dagen verschoven. Het controleren van de drukproeven kostte bovendien veel tijd. •
5.2
Overige aandachtspunten: De Arabische brief was niet gepersonaliseerd. Er was een algemene brief opgesteld die op verschillende verzendmomenten werd bijgevoegd voor Marokkaanse Amsterdammers van de 1e generatie. Dit werkte kostenbesparend; Het inhuren van een professionele vormgever heeft het materiaal aantrekkelijker gemaakt. De huisstijl van de gemeente Amsterdam biedt daarvoor voldoende mogelijkheden (campagnestijl); Het secretariaat van EDG was bij de start van het veldwerk, begin september, onderbezet door vakanties. Onderzoekers hebben op het secretariaat telefoondienst gedraaid. Dat geeft de onderzoekers een goed beeld van de aard van de vragen en opmerkingen van respondenten; Er waren in Amsterdam (net als elders in het land) problemen met foutieve adressen in het steekproefbestand van het CBS. CBS had verkeerde koppelingen tussen postcode, straatnaam en huisnummer gemaakt. Bij de 1e actualisatie heeft CBS de juiste adressering aangeleverd van deze personen. Over deze fout is uitleg op de website gezet.
Internetafname
Cijfers Van de respondenten heeft 46% (n=3.732) de vragenlijst op internet ingevuld, waarvan 209 onvolledig. Sommige respondenten haakten snel af, anderen pas halverwege de vragenlijst of aan het eind van de vragenlijst. Juist bij de start van het onderzoek waren de GGD en de gemeentewebsite onbereikbaar, zodat niet iedereen de vragenlijst op internet kon invullen en hierover reacties kwamen. In totaal hebben 1.271 mensen in de leeftijdcategorie 19-34 jaar, 1.620 35-64 jarigen en 841 mensen van 65 jaar en ouder de vragenlijst op internet ingevuld. Meer mannen hebben via internet meegedaan dan vrouwen; onder de 19-34 jarigen had 70% van de mannen en 61% van de vrouwen via internet meegedaan. Bij de 35-64 jarigen had 53% van de mannen en 48% van de vrouwen via internet ingevuld en bij de 65-plussers deed 36% van de mannen en 24% van de vrouwen via internet mee.
30
Gezondheidsprofiel Deelnemers op internet konden na het invullen van de vragenlijst hun eigen score lezen over een aantal onderwerpen met daarbij adviezen voor het verbeteren van hun leefstijl, het zogenaamde gezondheidsprofiel. Van alle internetrespondenten bekeek 91% (n=3.391) het profiel, 127 respondenten hebben het profiel niet bekeken, maar hadden de digitale vragenlijst wel volledig ingevuld en 209 respondenten waren voortijdig gestopt met het invullen van de digitale vragenlijst en hebben om die reden het profiel niet gelezen. Er was geen verschil tussen leeftijdsgroepen: van de 19-34 jarige internetrespondenten bekeek 90% het gezondheidsprofiel, onder 35-64 jarigen was dit 92% en van de 65-plussers 90%. Ook mannen (90%) en vrouwen (92%) verschilden nauwelijks in dit opzicht. De meeste deelnemers bekeken het volledige gezondheidsprofiel, zo’n 200 respondenten bekeken een gedeelte. Een volgende keer zou wel gekeken moeten worden naar verbeteringen van de lay-out – deze was zeer eenvoudig. Ook de leesbaarheid van teksten kan verbeterd worden. Het programmeren van deze boodschappen was meer werk dan vooraf begroot. Ook daarmee moet een volgende keer rekening worden gehouden.
5.3
Persoonlijke benadering
5.3.1 Telefonische rappel Cijfers Voor het nabellen heeft Intomart/Gfk de telefoonnummers van de non-respondenten onder de 19-34 jarige mannen uit Amsterdam opgezocht. Van de in totaal 2.996 adressen zijn 1.080 telefoonnummers gevonden (=36%). De overige personen (64%) kregen in de vierde benadering alsnog een brief en een vragenlijst toegestuurd, net als de makkelijk bereikbare 19-64 jarigen. Medewerkers van Intomart hebben deze 1.080 mannen uit Amsterdam geprobeerd te bellen gedurende 2 weken. Per belpoging is het resultaat genoteerd (tabel 5.1). Voor alle adressen is minimaal 5 keer een contactpoging ondernomen tussen 29 oktober 2012 en 10 november 2012, met variatie naar dagen en dagdelen. In totaal zijn 337 mensen (31%) telefonisch bereikt met het volgende resultaat: 72 mensen wilden niet meedoen (weigering), 25 personen gaven aan dat zij al meegedaan hadden en 240 mensen zegden toe alsnog de vragenlijst in te vullen en op te sturen. Van de groep is 60% (643 mensen) niet bereikt en 100 personen weigerden direct. In veel gevallen (n=276) was er voortdurend geen gehoor. Opvallend is dat veel telefoonnummers uiteindelijk niet bereikbaar waren, omdat de lijn inmiddels was afgesloten. Ook was de respondent regelmatig niet bekend volgens degene die de telefoon opnam. Het lijkt erop dat er behoorlijk wat ‘verloop’ zit in de telefoonnummers van de doelgroep, waardoor een groot deel van de doelgroep uiteindelijk, zelfs na minimaal 5 pogingen, niet bereikt kon worden. In het geval er wel contact gemaakt kon worden en bereidheid was om het verzoek aan te horen, bleek de bereidheid tot deelname redelijk groot: slechts een vijfde geeft op dat moment aan niet mee te willen werken. Van de personen die via internet mee willen doen, gaven 179 personen hun e-mailadres, zodat direct een link naar de vragenlijst gestuurd kon worden. Het blijft wel de vraag in hoeverre de daad ook bij het woord wordt gevoegd: maandag 12 november is een remindermail verzonden naar 119 van deze personen, hetgeen inhoudt dat 2/3 van hen in ieder geval op dat moment nog niet had gerespondeerd.
31
De resultaten van het telefonische rappel zijn gekoppeld aan het eindbestand om de opbrengst te bepalen. Van de 337 mensen die zijn gesproken tijdens het telefonisch rappel, hebben 121 personen de vragenlijst daadwerkelijk ingevuld en teruggestuurd. Dat is 6% van de totale respons onder 19-34 jarigen (n=1.980 respondenten). Ook 26 personen die niet zijn gesproken, hebben alsnog meegedaan.
Tabel 5.1 Resultaten telefonisch rappel uitkomst samengevat uitkomst niet bereikt geen gehoor in gesprek juiste persoon langdurig afwezig weigering respondent verhuisd respondent niet bekend lijn afgesloten, geen bereik, fax of modem wel bereikt wil niet meedoen al meegedaan wil meedoen, via internet wil meedoen, schriftelijk wil meedoen via internet, inlogcode kwijt wil meedoen, schriftelijk, lijst kwijt Totaal
aantal 276 13 27 100 28 102 197 72 25 75 14 129 22 1.080
Conclusie Het telefonisch rappelleren onder deze specifieke doelgroep was moeizaam. Het was vooral lastig om de juiste persoon te pakken te krijgen. Als die persoon eenmaal bereikt was, was de bereidheid tot meewerken behoorlijk groot. De uiteindelijke opbrengst van het telefonisch rappel was matig.
5.3.2 Mondelinge afname aan huis Cijfers Er kwamen 1.481 35 t/m 64 jarige non-respondenten in aanmerking voor een interview, maar het budget was toereikend om circa 300 interviews uit te voeren. Daarom is deze groep gesplitst in twee subgroepen, waarbij is gestart met het aanschrijven van subgroep 1. Begin november zijn hier de Turken en Marokkanen van 65 jaar of ouder aan toegevoegd (n=428). Tevens is besloten om de niet-aangeschreven 35-64 jarige non-respondenten van Surinaamse herkomst (n=589) niet te interviewen, maar via een papieren vragenlijst te benaderen. Reden was het beperkte budget en de redelijke respons tot dan toe in deze groep.
32
Tabel 5.2: Verzending aankondigingsbrieven interviews naar verzendmoment Herkomstleeftijd geslacht 1e: 23-102e: 26-103e: 6-114e:14-11- Tot. groep 2012 2012 2012 2012 Marokkanen 35-64 mannen 182 24 7 213 vrouwen 104 79 21 204 50 65+ mannen 38 12 34 vrouwen 11 23 112 Turken 35-64 mannen 29 83 136 vrouwen 39 97 11 65+ mannen 11 30 vrouwen 17 13 97 Surinamers 35-64 mannen 47 14 36 95 vrouwen 47 17 31 totaal 448 314 133 87 982 Uiteindelijk is naar 982 personen een aankondigingsbrief voor een interview vanuit GGD Amsterdam verstuurd. Door een selectiefout kregen 68 personen die de lijst al hadden ingevuld toch een brief. De interviewers hebben 314 interviews afgenomen. Daarvan waren 6 vragenlijsten niet bruikbaar, omdat de verkeerde persoon was geïnterviewd (n=1), de vragenlijst is kwijtgeraakt (n=1) of de respondent zelf ook een vragenlijst had ingevuld die beter was ingevuld (n=4). In totaal zijn er daarmee 308 bruikbare interviews (3,8% van de totale respons). Van de groep die is aangeschreven is 31% geïnterviewd en 14% heeft zelf de vragenlijst ingevuld; 55% deed niet mee. Er waren meestal (171 interviews) één of twee contactpogingen om de respondent te interviewen. Bij 67 interviews waren hiervoor drie tot vijf contactpogingen nodig. Van 70 interviews is het aantal contactpogingen voor succes niet bekend. Er zijn 23 interviewers aangenomen, waarvan er door ziekte en andere omstandigheden vijf voor de start van de interviewperiode zijn afgehaakt. In totaal zijn er 18 interviewers overgebleven: • Vier Nederlandssprekende interviewers: twee vrouwen en twee mannen; • Vier Nederlands en Turks sprekende personen: twee mannen en twee vrouwen; • Tien Nederlands en Marokkaans-Arabisch / Berber sprekende personen: vijf vrouwen en vijf mannen. In totaal zijn 178 Marokkaanse Amsterdammers geïnterviewd, 57% van alle interviews aan huis. Van deze 178 interviews zijn er 13 (9%) in het Nederlands gehouden, 70 (46%) in het Marokkaans-Arabisch en 3 (2%) in het Berbers. Verder zijn 67 interviews in een combinatie van Nederlands en/of Marokkaans Arabisch en/of Berber gehouden. Van 25 interviews is de taal niet genoteerd. In totaal zijn 86 Turkse Amsterdammers geïnterviewd (28%), waarvan 56 (65%) in het Turks en 9 (14%) in het Nederlands en Turks. Van 21 interviews is de taal niet bekend. De 43 (14%) Surinaamse Amsterdammers zijn allen in het Nederlands geïnterviewd.
33
Ervaringen interviewers Aan het eind van de veldwerkperiode was er een afsluitende bijeenkomst voor de interviewers. Interviewers is gevraagd naar hun ervaringen en op- en aanmerkingen op zowel de vragenlijst, de interviews zelf als de manier van werken. De interviewers gaven de volgende reacties op de vragenlijst: • De interviewers hadden geen opmerkingen over de volgorde van de vragen in de vragenlijst; • De vragenlijst was voor veel respondenten ingewikkeld, veel vragen hadden een moeilijke zinsbouw, zoals de stelling over werk, gezondheidsvaardigheden, de vraag over niet ontvangen zorg en de vragenset over regie over het eigen leven; • Veel stellingen waren negatief geformuleerd (regie eigen leven, eenzaamheid, welbevinden), wat een te eenzijdig beeld zou kunnen geven; • Vragen over aantallen en gemiddelden waren moeilijk in te schatten voor respondenten (voeding, bewegen, alcohol); • Een inleiding ontbrak bij enkele gevoelige onderwerpen (suïcide, huiselijk geweld); • Er was weinig gelegenheid om op vragen in te gaan, terwijl bij sommige onderwerpen zeer persoonlijke informatie werd gevraagd; • De vragen over regie over het eigen leven werden door Marokkaanse respondenten volgens de interviewers mogelijk in een religieuze context beantwoord, sociaal wenselijk, niet vanuit het individu; • Vragen over ondersteuningsbehoefte / mantelzorgondersteuning riepen soms verwachtingen op over geboden hulp; • Voeding vond men een leuk onderwerp, maar wel heel Hollands gesteld (groente, opscheplepels); • Rapportcijfers geven was leuk voor respondenten; • Vragen over seksuele gezondheid vond de Surinaamse doelgroep te privé; • Lichtblauwe letters waren moeilijk leesbaar, vooral voor ouderen; • De Turkse en de Marokkaans-Arabische vertaling waren goed bruikbaar. De interviewers gaven de volgende reacties op de interviews: • Interviewers vonden het afnemen van de vragenlijst bij mensen thuis leuk en leerzaam. Slechts in een paar gevallen was het onprettig (o.a. door onplezierige/niet-coöperatieve respondent of onprettige omgeving); • Sommige respondenten bleken erg eenzaam, wat sommige interviewers (emotioneel) belastend vonden; • Er werd relatief veel armoede aangetroffen, wat sommige interviewers (emotioneel) belastend vonden; • Mensen wilden graag hun verhaal kwijt waardoor sommige interviews lang duurden. De ingeschatte tijdsduur voor een interview (½ uur opstart en afronden, 1 uur interview en ½ uur compensatie reiskosten) was realistisch. De efficiëntie van werken nam toe naar mate de veldwerkperiode vorderde. De gemiddelde tijdsduur per interview bedroeg 80 minuten; • Gebruik van audiorecorders kon rekenen op onbegrip en wantrouwen van de respondent en was daarmee contra-productief;
34
•
Aanleiding, doel en achtergrond van het onderzoek werd slecht begrepen. Ook het begrip toeval / steekproef werd niet goed begrepen. Hierdoor werd soms wantrouwend gereageerd (bijbedoelingen van de overheid), werd het interview gebruikt als aanleiding om hulp te vragen, of kregen respondenten het idee dat deelname verplicht was.
De interviewers gaven de volgende reacties op de benaderingsmethode: • De match tussen etnische achtergrond en taalbeheersing van de interviewer en de Turkse en Marokkaanse respondenten was een belangrijke succesfactor. Bij de Surinaamse groep was deze match minder van belang; • De Surinaamse groep, met name vrouwen, bleek lastig te interviewen. Er waren enkele agressieve reacties; • Bij flats was binnenkomen lastig door het gebruik van een intercom; • Ondanks toekennen van adressen per interviewer binnen één stadsdeel lagen de adressen vaak ver uit elkaar. Het openbaar vervoer bleek inefficiënt als transportmiddel. De interviewers gingen bij voorkeur op de (eigen) fiets of scooter; • Het was niet altijd mogelijk de respondent alleen te interviewen. Soms zat de echtgeno(o)t(e) erbij en had invloed op antwoorden; • De benaderingsmethode van het onderzoek werd als opdringerig ervaren; • De werkwijze van aankondiging vanuit GGD met datum/tijdstip was rigide en onnodig inefficiënt. Met name bij uitval / ziekte van interviewers was het voor de veldwerkcoördinator lastig om bij te sturen. Een enkele keer is het voorgekomen dat er geen interviewer is verschenen op de afgesproken datum / tijdstip; • Interviewers stelden voor om een volgende keer wel een aankondiging te sturen, maar zonder exact datum en tijdstip, dat wil zeggen alleen een aankondiging van de periode waarin een interviewer kan langskomen. Een ander voorstel was om de interviewer een adressenlijst mee te geven en zelf afspraken te laten maken door langs te gaan, zonder dat er een aankondiging verstuurd wordt; • Een aantal interviewers heeft zelf besloten hun telefoonnummer op de niet-kaart-thuis te noteren, zodat direct met de interviewer een afspraak gemaakt kon worden. Tussenkomst en coördinatie vanuit de GGD was volgens hen inefficiënt en onnodig; • Het seizoen was niet handig. Het was vroeg donker, nat, koud en winderig; dit maakte het lastig om alle formulieren op straat in te vullen. Interviewers ‘bewaarden’ dat voor als ze thuis waren, maar vergaten met name contactpogingen op de stamkaarten te vermelden. Bovendien deden sommige mensen ’s avonds, in het donker, de deur niet meer open; • Er zijn geen vervelende gebeurtenissen of incidenten voorgekomen. Geen van de interviewers heeft aangegeven zich op enig moment daadwerkelijk onveilig gevoeld te hebben; • Tussentijds zijn vijf interviewers gestopt vanwege de afstand tussen adressen in combinatie met vervoersproblemen, slechte weersomstandigheden en slechte bereikbaarheid van de respondenten. Deze interviewers hadden in hun beleving meer tijd besteed aan het werk dan zij konden declareren. Dertien interviewers hebben de rit uitgezeten. Zij gaven aan dat het (gevoelsmatige) tekort aan gewerkte uren uit de eerste week dat gedeclareerd kon worden (ruimschoots) gecompenseerd werd door toegenomen efficiëntie vanaf de tweede week van de interviewperiode (onder andere:
35
sneller van deur tot deur, gemaakte afspraken voor een interview uit week 1 omgezet in een daadwerkelijk interview in week 2, beter bekend raken met de vragenlijst waardoor de afnametijd korter werd).
5.4
Registratie in MS access
Er zijn op de GGD in de accessregistratie 612 meldingen geregistreerd, waarvan 470 reacties binnengekomen per telefoon of e-mail en 142 meldingen van retourpost. Op deze meldingen volgde een actie van de GGD, zoals het doorgeven van de betreffende barcodes aan Intomart/Gfk en/of de interviewers. Er waren duidelijk piekmomenten. Enkele dagen na een verzending is er veel gebeld naar de GGD. Ook de uitnodigingen voor de interviews aan huis leverde veel telefonische reacties op. Deze reacties waren over enkele weken verspreid. In tabel 5.3 staan de reacties weergegeven. Overigens zijn niet alle telefoontjes en e-mails vastgelegd. Bijvoorbeeld inhoudelijke vragen of verzoeken om een papieren vragenlijst na de 1e verzending (circa 200 telefoontjes) werden niet geregistreerd. Tabel 5.3 Reacties in accessregistratie Reactie wil geen herinnering, al meegedaan wil niet meewerken kan niet meewerken Overleden retour afzender verhuisd buiten Amsterdam verhuisd binnen Amsterdam wil nieuwe vragenlijst inlogcode kwijt wil hulp bij invullen wil hulp van interviewer interview: andere afspraak interview: wil geen interview, al meegedaan interview: wil geen interview, wil niet meedoen interview: wil geen interview, wil inlogcode/vragenlijst fout in aanschrijfbestand, retour afzender interview: wil geen interview Opmerking Totaal
aantal
%
50 99 59 7 142 7 2 15 3 3 8 7 54 91 12 47 3 3 612
8,2 16,2 9,6 1,1 23,2 1,1 0,3 2,5 0,5 0,5 1,3 1,1 8,8 14,9 2 7,7 0,5 0,5 100
36
6
6.1
Databestand
Aanmaak databestand
Intomart/Gfk heeft de schriftelijke vragenlijsten via double data entry aan de hand van een codeboek met definities van de variabelen ingevoerd. Vragenlijsten binnengekomen tot 28 december 2012 zijn ingevoerd. De gegevens van de internetvragenlijsten zijn bij Intomart/Gfk eveneens in een bestand opgeslagen. In november 2012 zijn proefbestanden schriftelijke vragenlijsten en de internetvragenlijsten door de GGD Amsterdam gecontroleerd en - na correcties - geaccordeerd. Op 10 december 2012 (voorlopig bestand) en op 31 december 2012 (aanvullend bestand) zijn alle verzamelde gegevens als SPSS databestand aangeleverd aan de GGD Amsterdam. De schriftelijke vragenlijsten zijn door Intomart/Gfk ingescand en gedigitaliseerd aangeleverd aan de GGD Amsterdam.
6.2
Opschoning en aanmaken variabelen
Om tot een definitief databestand te komen, zijn de volgende stappen doorlopen: • Een algemene opschoning bij de GGD Amsterdam volgens landelijke afspraken. Daarvoor zijn de originele databestanden gekoppeld aan gegevens uit het steekproefbestand (geslacht, geboortejaar, generatie en CBS-volgnummer). Dit bestand bevatte 8.458 vragenlijsten. Verwijderd zijn: 192 dubbele vragenlijsten, veelal van respondenten die gestart waren met de internetvragenlijst, maar uiteindelijk een complete papieren lijst hadden ingevuld; 145 lege vragenlijsten en vragenlijsten met ontbrekende gegevens op de 11 hoofdvragen uit de basisset; 59 vragenlijsten die door iemand anders waren ingevuld (n=59). Dit laatste werd gecontroleerd door het geslacht en geboortejaar op de vragenlijst te vergelijken met het GBA. Er waren geen respondenten die de barcode van de vragenlijst hadden verwijderd. • Het opschonen van variabelen uit de basisset en het aanmaken van indicatoren vond centraal plaats door het RIVM. Ook codeerde het RIVM antwoorden op de open vragen over opleiding en sport. De onderzoekers van de GGD Amsterdam controleerden code 98 (twee of meer antwoorden had aangekruist, terwijl er slechts één antwoord gegeven mocht worden) van basissetvariabelen met behulp van de gescande vragenlijsten voor de data naar het RIVM werden verstuurd. Met name bij de opleidingsvraag kwam dit vaak voor. Bij de vragen met een likert-schaal als antwoordmogelijkheid is code 98 bij het opschonen als missing gecodeerd. Bij vragen over voeding, alcohol en rapportcijfers (omgevingsvragen) werd het laagste antwoord aangehouden. • Het opschonen van G4-variabelen en lokale variabelen vond voor zover mogelijk plaats aan de hand van syntaxen van de standaardvraagstellingen van de LNMV. De gemaakte keuzes tijdens het opschonen en het coderen van de open vragen zijn gedocumenteerd in de syntaxen. Vanuit de originele databestanden werden alle lokale en G4-syntaxen
37
•
•
•
gedraaid via het ‘include-commando’ om de variabelen op te schonen en samengestelde maten aan te maken. Wegingsfactoren: vanwege de gestratificeerde steekproeftrekking en de non-respons werden de gegevens via weging gecorrigeerd. Daartoe maakte het CBS weegfactoren aan waarmee de gegevens in het databestand voor een aantal demografische factoren (geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, stedelijkheidsgraad, huishoudgrootte, etniciteit, inkomen, stadsdeel, aandachtswijk) gewogen werden naar de bevolkingssamenstelling op 1-9-2012. Deze weegfactoren werden gekoppeld aan het databestand; Het definitieve databestand bestond uit: opgeschoonde basissetvariabelen aangeleverd door het RIVM; opgeschoonde lokale en G4-variabelen; basisvariabelen van CBS-respondenten uit onze GGD regio; gegevens vanuit CBS-koppeling: huishoudinkomen, wijk/buurtcode, etniciteit; wegingsfactoren berekend door het CBS. Afzonderlijk is er een responsbestand gemaakt met respons- en non-responsgegevens van alle personen uit de steekproef (zie hoofdstuk 7).
38
7
7.1
Respons
Responsanalyse
We maken onderscheid tussen eigenlijke en oneigenlijke non-respons. Tot de eigenlijke nonrespondenten rekenen we personen die in de periode van het veldwerk op het adres woonachtig waren, maar geen ingevulde vragenlijst hebben teruggestuurd. Redenen kunnen zijn: • Weigering: geen tijd, geen zin, te druk; • Niet in staat: taalproblemen, ziekte, korte tijd in buitenland (minder dan één jaar); • Overige redenen (anders dan oneigenlijke non-respons). Van oneigenlijke non-respons is sprake wanneer een persoon in de veldwerkperiode: • Is verhuisd naar een adres buiten het werkgebied van de GGD Amsterdam (inclusief emigratie); • Onbereikbaar is (bijvoorbeeld woning afgebroken, verblijft langdurig elders, retour afzender zonder enig contact); • Is overleden; • Jonger is dan 19 jaar. Bij de berekening van de (netto) respons is de oneigenlijke non-respons buiten beschouwing gelaten, omdat deze mensen buiten het steekproefkader vielen. Van de 20.981 verzonden vragenlijsten zijn er 8.062 bruikbare enquêtes retour gestuurd. De netto respons van de AGM 2012 bedraagt daarmee 39,2%. In Amstelland-Diemen is de respons 50,5% (n=844), in Amsterdam 38,2% (n=7.218). Ruim 1% van de bruikbare vragenlijsten is Turks (n=129): 104 19-64 jarigen en 25 65-plussers. Respons Amsterdam Twee procent (n=395) van de oorspronkelijke steekproef uit Amsterdam is oneigenlijke nonrespons. Een deel (1,3%) is door het CBS aangemerkt als overleden, verhuisd buiten regio, geëmigreerd of verhuisd naar een instelling. Van de overige 0,7% is dit door de GGD Amsterdam gedaan op basis van retourpost, telefoontjes, mails, etc. Tabel 7.1 Verdeling steekproef naar responsklassen in Amsterdam netto % N = bruto % 38,2 Respons 7.218 37,4 61,8 eigenlijke non-respons 11.668 60,5 oneigenlijke non-respons 395 2,0 Totaal
19.281
100,0
100,0
De netto respons onder Amsterdamse vrouwen is 8% hoger dan onder mannen (tabel 7.2). Ook de verschillen in respons tussen de leeftijdsgroepen zijn groot. Van de benaderde Amsterdammers uit jongste leeftijdsgroep van 19 t/m 34 jaar heeft 26,4% aan het onderzoek meegewerkt, de respons onder de 65-plussers (53,5%) is ruim twee keer zo hoog. Vooral de
39
respons onder jongere mannen van 19 t/m 34 jaar viel met 20,8% tegen. Bij zowel de mannen als de vrouwen neemt de respons toe met de leeftijd. Onder de 65-plussers is de respons bij mannen (53,8%) en vrouwen (53,3%) vrijwel gelijk. Tabel 7.2 Netto respons in Amsterdam naar geslacht en leeftijdsgroep (percentages) leeftijdsgroep totaal geslacht 19-34 35-64 65+ % n 34,0% 3.079 man 20,8% 35,0% 53,8% 4.139 vrouw 42,1% 31,3% 45,7% 53,3% totaal (%) 26,4% 40,2% 53,5% 38,2% 7.218 totaal (n) 1.884 2.902 2.432 In tabel 7.3 wordt de netto respons per stadsdeel en leeftijdgroep getoond. De hoogste respons is gehaald in de stadsdelen Oost, Centrum en Zuid. In Zuidoost is de respons het laagst. Het laagst is de respons onder 19-34 jarigen in Zuidoost (22,0%), Noord (22,8%) en NieuwWest (23,4%), het hoogst onder 65+ in Centrum (59,0%) en in Noord (55,9%). Tabel 7.3 Netto respons naar stadsdeel en leeftijdgroep (percentages) leeftijdsgroep totaal stadsdeel 19-34 35-64 65+ % Centrum 41,0% 28,9% 40,8% 59,0% West 39,2% 31,4% 42,4% 47,8% Nieuw-West 37,2% 23,4% 38,6% 53,0% Zuid 40,6% 31,9% 43,4% 50,0% Oost 41,9% 46,3% 51,2% 32,3% Noord 37,1% 22,8% 39,2% 55,9% Zuidoost 34,1% 22,0% 34,8% 52,6% Amsterdam (%) 26,4% 40,2% 53,5% 38,2% Amsterdam (n) 1.884 2.902 2.432
n 700 863 827 698 920 2.459 751 7.218
Tabel 7.4 geeft, tot slot, de respons van de verschillende herkomstgroepen weer. Nederlandse Amsterdammers (46,8%) halen ongeacht hun leeftijd de hoogste respons, gevolgd door Amsterdammers afkomstig uit andere westerse landen (35,2%). Ongeveer een kwart van de benaderde Amsterdammers van niet-westerse afkomst heeft aan het onderzoek meegedaan. Vooral 19-34 jarige niet-westerse Amsterdammers doen slecht mee met een respons tussen de 10% en 20%. Mede door de benadering van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Amsterdammers van 35 jaar of ouder aan huis is de respons in deze groepen met 30% tot 40% redelijk. In totaal zijn er 129 Turkse vragenlijsten verwerkt afkomstig van 72 interviews en 57 zelfingevulde papieren vragenlijsten. Er was een ongeveer even grote groep Turkse Amsterdammers die de vragenlijst in het Nederlands invulde (n=134). Er werden ook enkele respondenten van Afrikaanse herkomst telefonisch of face-to-face in het Engels geholpen met het invullen van de vragenlijst. Deze kwamen spontaan naar de GGD Amsterdam of
40
belden ons op. Omdat er geen Engelse vertaling was gemaakt, werd daarvoor de vertaling uit 2008 gebruikt. De overige vragen moesten ter plekke vertaald worden door de onderzoeker die het interview afnam. Tabel 7.4 Netto respons naar herkomst- en leeftijdsgroep (percentages) leeftijdsgroep totaal herkomstgroep 19-34 35-64 65+ % n Nederlands 46,8% 4.649 36,6% 46,0% 57,7% Surinaams 28,1% 362 17,3% 33,3% 39,9% Turks 27,0% 263 15,1% 40,2% 30,3% Marokkaans 25,7% 498 11,7% 39,1% 32,6% Antillianen/Arubanen 24,2% 71 14,1% 33,3% 34,9% overig niet-westers 24,2% 459 20,1% 27,0% 32,5% overig westers 35,2% 916 22,5% 38,9% 53,2% totaal (%) 38,2% 26,4% 40,2% 53,5% 7.218 totaal (n) 1.884 2.902 2.432
7.2
Responsverhogende maatregelen jongvolwassenen
Naast de responsbevorderende maatregelen die voor alle groepen zijn genomen, zoals bijvoorbeeld de adviesboodschappen (gezondheidsprofiel) bij het invullen via internet, zijn voor de jongvolwassenen extra middelen ingezet om de respons te verhogen. Heeft dit een positief effect gehad op de respons? Meer specifiek, wat is het effect van: • het aangepaste communicatiemateriaal? • de inzet van sociale media (Facebook)? • en de verschillende soorten beloningen? In een quasi-experimenteel design is de inzet van twee vormen van beloningen en van sociale media (Facebook) getest op effectiviteit in deze responsbevordering. Er zijn vijf onderzoeksgroepen, zoals in tabel 7.5 is te zien. Alle 19 t/m 34 jarigen in de steekproef uit Amsterdam, Amstelland en Diemen zijn willekeurig in één van deze groepen ingedeeld. Tabel 7.5 Overzicht indeling 19 t/m 34 jarigen in groepen naar benaderingsmethode inzet sociale media soort beloning wel niet grote kleine beloning, Beloning beloning, grotere kans identiek aan groep weinig kans 35+ A X X B X X C X X D X X E X X De respondenten in groep A fungeerden als controlegroep. Zij kregen dezelfde beloning als de respondenten ouder dan 35 jaar en zijn niet op de Facebookpagina geattendeerd.
41
Om inzicht te krijgen in het effect van de genomen maatregelen op de respons, zijn de groepen als volgt met elkaar vergeleken: • het aangepaste communicatiemateriaal: groep A vs. 2008; • de inzet van sociale media: groepen B/C vs. A/D/E; • en de verschillende soorten incentives: groepen B/D vs. C/E. Respons onder jongvolwassenen verder gedaald De middelen die zijn ingezet hebben het tij van de dalende animo voor deelname aan de gezondheidsmonitor onder de jongste Amsterdammers niet kunnen keren. Bij de AGM 2008 bedroeg de respons onder jongvolwassenen (16 t/m 34 jaar) in Amsterdam 38,1%, in 2012 is dit ruim 10% minder. Facebookpagina weinig bezocht De inzet van sociale media heeft geen effect gehad op de bereidheid van jongvolwassenen om mee te doen aan de AGM (tabel 7.6). De respons is onder de groep die wel geattendeerd is op de Facebookpagina hetzelfde als onder de groep die daar niet op is geattendeerd. Tijdens het veldwerk bleek al dat de pagina bijna geen bezoekers had, anders dan GGD medewerkers of personen uit de directe omgeving van de onderzoekers. De actieve vulling van de pagina is dan ook vrij snel gestaakt. Verloting iPad effectief onder vrouwen De beloning heeft wel invloed, maar alleen onder vrouwen. Vrouwen aan wie de kans op het winnen van een iPad in het vooruitzicht is gesteld, doen significant vaker mee dan vrouwen die een andere beloning kregen. Dit effect zien we niet bij mannen. De respons is onder alle verschillende soorten ‘beloningsgroepen’ even hoog. Effect onder jongste leeftijdsgroep groter? Tussen de subgroepen in leeftijd bestaan kleine, niet-significante verschillen. Het lijkt erop dat de beloning met de iPad het grootste effect heeft in de jongste leeftijdsgroep van 19 t/m 24 jaar. Verder zien we dat het verloten van een iPad veel effect heeft onder jongvolwassenen uit andere Westerse landen (tabel 7.6). De respons onder respondenten die kans maakten op een iPad is in deze groep significant hoger dan onder respondenten die een andere beloning kregen (tabel 7.6) Bioscoopbon lijkt niet aantrekkelijk De respons in de groep waarin bioscoopbonnen zijn verloot, is lager dan in de groep waarin men kans op één van de twee iPads maakte. Het feit dat een aanzienlijk deel (32%) van de gewonnen bioscoopbonnen nooit is geclaimd, wijst erop dat deze beloning kennelijk niet erg aantrekkelijk wordt gevonden.
42
Tabel 7.6 Respons (%) naar benaderingsmethode (19 t/m 34 jarigen) inzet sociale soort beloning media klein, grote groot, kleine totaal wel niet kans: kans: iPad bioscoopbon 26, totaal 26,6 26,9 27,8 26,0 4
regulier: cadeaubon 25,3
geslacht mannen
21,1
21,6
vrouwen
31,4
31,5
19 t/m 24 jr
23,8
24,2
25 t/m 29 jr
24,6
24,7
30 t/m 34 jr
30,8
31,2
Nederlands
36,5
37,7
Marokkaans
11,5
11,1
Turks
15,1
12,6
Surinaams
17,4
16,2
13,9
13,5
19,9
19,0
23,1
23,6
20, 8 31, 4
20,9
21,2
21,3
33,8
30,1
29,2
25,7
22,4
23,0
25,8
24,0
23,5
31,5
30,9
29,2
36,9
36,8
35,1
13,2
8,8
14,1
16,2
11,3
19,2
18,7
18,1
12,5
12,2
15,0
14,3
19,9
20,9
17,6
27,8
20,0
19,9
*
leeftijd 23, 6 24, 5 30, 6
etnische groep
Antilliaans/ Arubaans overig nietwesters overig westers
35, 7 11, 8 16, 7 18, 1 14, 1 21, 1 22, 7
*
*significant verschil tussen de groepen (χ2, p<0,05)
43
iPad ook positief effect op reactietijd In de groep die kans maakte op een iPad zien we een bijkomend positief effect op de snelheid van reageren (tabel 7.7). Respondenten uit deze groep vulden de vragenlijsten gemiddeld eerder in dan respondenten die kans maakten op een bioscoopbon.
Tabel 7.7 Aandeel respons (%) naar moment van binnenkomst van de vragenlijst (19 t/m 34 jarigen) vóór 1e tussen 1e en 2e tussen 2e en 3e ná 3e totaal herinnering herinnering herinnering herinnering Soort beloning * iPad 34,2 27,4 20,8 17,6 100 bioscoopbon 27,6 28,8 25,7 17,9 100 cadeaubon 33,4 25,7 21,9 19,0 100 *significant verschil tussen de groepen (χ2, p<0,05) Verloting iPad meeste effect Ondanks alle middelen die zijn ingezet, is het niet gelukt om de respons onder jongvolwassenen te verhogen. De respons blijft met 27% laag en ligt zelfs 10% onder die van 2008. Vooral onder mannen en de jongste groep t/m 24 jaar valt de deelname tegen. Al met al is het verloten van een grote beloning zoals een iPad van de ingezette middelen nog het meest effectief om de respons van jongvolwassenen aan deze monitor te verhogen. Het lijkt er op dat dit effect nog groter is bij de jongste groep onder de 25 jaar. Gunstig, aangezien dit de lastigst bereikbare groep is met de laagste respons.
7.3
Representativiteit voor Amsterdam
Tabel 7.8 geeft de AGM respons2 voor en na weging voor geslacht, leeftijd en stadsdeel weer. Door deze weging zijn de resultaten van de AGM voor mannen, vrouwen, leeftijdsgroepen en stadsdelen representatief voor Amsterdam. De verdeling van de respons over herkomstgroepen komt goed overeen met die in de Amsterdamse volwassen bevolking. Ook de gewogen respons naar opleidingsniveau is representatief voor de Amsterdamse (beroeps)bevolking.
2 In het AGM 2012 onderzoeksbestand zijn de basissetvariabelen van 514 CBS-respondenten uit onze GGD regio opgenomen. Het betrof 397 CBS-respondenten uit Amsterdam en 117 CBS-respondenten uit de regiogemeenten. Van de CBS-respondenten zijn geen responscijfers onder volwassenen bekend. Deze kan door het CBS alleen met grote inspanning bepaald worden, vanwege het ontbreken van de leeftijd op de enquêtedatum en de continue opzet van het onderzoek. Het CBS heeft vooralsnog geen plannen om deze berekeningen te gaan uitvoeren.
44
Tabel 7.8 Respondenten (zonder weging en na weging) AGM 2012 en de Amsterdamse bevolking (bron: O+S) van 19 jaar en ouder naar enkele achtergrondkenmerken respondenten respondenten Amsterdamse (zonder weging) (na weging) bevolking geslacht % % % mannen 42,7 48,8 48,9 vrouwen 57,3 51,2 51,1 leeftijdsgroep 19-34 jaar 26,1 34,8 35,5 35-44 jaar 13,3 20,0 19,8 45-54 jaar 13,6 17,6 17,4 55-64 jaar 13,3 13,2 13,2 65-74 jaar 20,0 8,2 7,9 75+ jaar 13,6 6,1 6,1 stadsdeel Centrum 9,7 11,6 11,7 West 12,0 17,8 17,8 Nieuw-West 11,5 16,8 16,8 Zuid 9,7 18,1 18,3 Oost 12,7 15,1 15,0 Noord 34,1 10,6 10,5 Zuidoost 10,4 10,0 9,9 1 etnische groepen Nederlands 64,4 51,1 53,0 Surinaams 6,9 9,4 8,5 Turks 3,6 5,5 4,7 Marokkaans 5,0 6,7 7,3 overig westers 12,7 16,3 16,8 overig niet-westers 7,3 10,9 9,7 2 opleidingsniveau LO, MAVO, LBO 25,5 21,3 21,7 HAVO, VWO, MBO 25,9 25,9 29,9 HBO, WO 48,7 51,5 48,7 Amsterdam (%) 100,0 100,0 100,0 Amsterdam (n/N) 7.218 636.489 638.147 1 2
% van de bevolking 19+ jaar m.u.v. Antillianen/Arubanen selectie respons: 19 t/m 65 jarigen; selectie bevolking 15 t/m 64 jarigen (beroepsbevolking; bron: CBS, Statline)
45
8
8.1
Conclusies
Onderzoeksmethode
Respons lager dan 2008 De AGM 2012 vond in het najaar 2012 plaats door een combinatie van methoden: een schriftelijke enquête per post en internet, en face-to-face interviews. De respons was lager dan verwacht (38%) met een redelijke respons onder 65-plussers (54%) en een lage respons onder 19-34 jarige mannen (21%) en Amsterdamse 19-34 jarigen van niet-westerse herkomst (variërend van 12% tot 20%). In de regiogemeenten was de respons hoger dan in Amsterdam (51%). Een deel van de lage respons zou verklaard kunnen worden door fouten in het GBA. Aandeel internetrespons explosief toegenomen Een kleine 3.800 respondenten hebben de vragenlijst op internet ingevuld. Dit is 46% van de totale respons. In 2008 was dit aandeel nog slechts 5%. Opvallend is dat ook onder ouderen de respons via internet goed was. Juist bij de start van het onderzoek waren de GGD en de gemeentewebsite onbereikbaar, zodat niet iedereen de vragenlijst op internet kon invullen en hierover reacties kwamen. De mogelijkheden voor het vormgeven van internetvragenlijsten waren bij Intomart/Gfk zeer beperkt, bijvoorbeeld het aantal vragen per pagina. Interviews moeilijk bereikbare groepen In totaal zijn er 308 bruikbare interviews (3,8% van de totale respons) afgenomen in november 2012, ongeveer zoveel als vooraf gepland. De aankondigingsbrief van het interview zorgde voor veel reacties; sommige respondenten vulden liever zelf de vragenlijst in of gaven aan dat ze niet wilden meewerken. Naast Surinaamse en Marokkaanse Amsterdammers is in oktober besloten om vanwege de lage respons ook Turkse Amsterdammers van 35 jaar en ouder door interviewers te benaderen. Qua planning en logistiek kostte het organiseren van de interviews aan huis veel inspanning, zeker in de eerste twee weken. Een aantal interviewers viel in de eerste periode af, omdat het werk tegenviel en ze ontevreden waren over met name de afstand tussen adressen en het aantal pogingen dat nodig was om respondenten te bereiken. Een veldwerkcoördinator is onmisbaar bij een dergelijke klus. Mede door de benadering van Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Amsterdammers van 35 jaar of ouder aan huis is de respons in deze groepen met 30% tot 40% redelijk. Telefonische benadering jonge mannen Jonge Amsterdamse mannen van 19 t/m 34 jaar zijn op basis van de respons bij de AGM 2008 gerekend tot de moeilijk bereikbare groepen. Bij de 4e benadering is deze groep voor zover mogelijk door Intomart/Gfk nagebeld. Dit verliep moeizaam vooral omdat het lastig bleek om de juiste persoon aan de telefoon te krijgen. Als de juiste persoon eenmaal werd bereikt, was de bereidheid tot meewerken behoorlijk groot. Toch was het netto resultaat beperkt en de uiteindelijke respons in deze groep laag (21%).
46
Gezondheidsboodschappen goed bekeken Negen van de tien respondenten die de vragenlijst digitaal hebben ingevuld, hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun scores te lezen en het daarbij behorende advies voor verbeteringen in leefstijl. Het leeuwendeel heeft het volledige gezondheidsprofiel bekeken. De investering van het programmeren en het schrijven van de gezondheidsprofielen is dus zinvol. De lay-out en leesbaarheid van de teksten zouden een volgende keer wel verbeterd moeten worden, om de boodschappen aantrekkelijker te maken voor de lezer. Responsverhogende maatregelen jongvolwassenen helpen weinig Analyse van de respons laat zien dat het inzetten van Facebook geen extra respons onder de jongste groep oplevert. Ook verloting van de bioscoopbonnen heeft geen effect. Het beschikbare budget kan beter worden benut met het verloten van iPad’s of andere gadgets die in 2016 onder de jongste groep gewild is. Het is zeker van belang om verder te onderzoeken hoe de deelname onder jongvolwassenen kan worden verbeterd, want ondanks alle maatregelen is de respons in 2012 ruim 10% lager dan in 2008.
8.2
Veldwerk
Duidelijke afspraken, overleg vlak voor de start Afspraken met de uitvoerende organisatie van het veldwerk moeten helder en duidelijk zijn. Het is goed om kort voor de start van het veldwerk alles door te spreken. Zo bleek nu vlak voor de start van het veldwerk dat Intomart/Gfk de exacte teksten voor de aanschrijving in het steekproefbestand aangeleverd wilde krijgen, ook de variabele teksten, terwijl de werkgroep van de GGD er vanuit ging dat Intomart/Gfk deze teksten zou toevoegen. Ook had Intomart/Gfk er niet op gerekend dat verhuizingen binnen de GGD-regio in het aanschrijfbestand doorgevoerd moesten worden. Intern moet er voor worden gezorgd dat er ook tijdens de (zomer)vakantie iemand aanwezig is die op de hoogte is van de procedure en de gemaakte afspraken. Efficiënt vertalen Vanwege de kosten is in 2012 gekozen om vertalingen efficiënt in te zetten: De Turkse vertaling is in G4-verband gemaakt met vertalingen uit 2008 als basis. De Turkse papieren vragenlijst is door 57 respondenten zelf ingevuld. Echter, de meeste Turkse Amsterdammers die zelf de vragenlijst invulden, gebruikten hiervoor de Nederlandse versie of deden dit op internet (alleen Nederlands beschikbaar); Op de gebruikte kaarten van de vier verzendmomenten stonden geen vertaalde teksten, uiteraard wel op de kaarten die voor de interviews zijn gebruikt; De Arabische brief werd niet gepersonaliseerd. Marokkaanse Amsterdammers van de eerste generatie ontvingen op de verschillende verzendmomenten een algemene brief in het Arabisch. Dit werkte kostenbesparend; De vertalingen van de vragenlijst in Turks en Marokkaans-Arabisch zijn gebruikt voor de interviews; de vertaling was goed gedaan, hierover hadden de interviewers geen opmerkingen;
47
Er was geen Engelse vertaling beschikbaar van de vragenlijst. Een enkele keer is de vragenlijst in het Engels afgenomen door één van de onderzoekers, telefonisch of faceto-face. De Engelse vertaling uit 2008 was daarvoor afdoende. Onderzoekers telefoondienst: zinvol! Bij toerbeurt hebben de onderzoekers meegedraaid op het secretariaat om telefoontjes van respondenten te beantwoorden. Dit geeft onderzoekers een goed beeld van vragen en opmerkingen van deelnemers. Verzendingen vereenvoudigen Er waren veel varianten van de brieven en kaarten door variabele teksten en de vertalingen. Doordat er toch nog onduidelijkheden zaten in de afspraken tussen de GGD en de drukkerij van Intomart/Gfk, is een aantal dingen niet vlekkeloos verlopen. Alle problemen zijn uiteindelijk goed opgelost, maar een meer eenvoudige logistiek kan bij een volgende AGM worden aanbevolen. Bij de eerste verzending naar de groep 65-plussers moet een volgende keer vermeld worden dat een papieren vragenlijst automatisch volgt na enkele weken. Dit om onnodige irritatie en telefoontjes te voorkomen van 65-plussers die niet over internet beschikken. Wat de interviews ons hebben geleerd Interviews zijn afgenomen bij specifieke moeilijk bereikbare groepen. De ervaringen van de interviewers leveren nuttige informatie voor toekomstige interviews. De belangrijkste punten zijn: De gemiddeld tijdsduur per interview bedroeg 80 minuten. De vooraf ingeschatte tijdsduur (2 uur per interview incl. reistijd) komt goed overeen met de praktijk; Het gebruik van audiorecorders werkt contraproductief. Het wekt wantrouwen bij respondenten op; De vragenlijst is voor veel mensen ingewikkeld, bijvoorbeeld de stellingen over gezondheidsvaardigheden en regie over het eigen leven. Ook aantallen en gemiddelden (voeding, bewegen, alcohol) zijn moeilijk in te schatten. Bij gevoelig onderwerpen ontbrak een inleiding (huiselijk geweld, suïcide). Vragen over ondersteuningsbehoefte, mantelzorgondersteuning schept verwachtingen dat de GGD of gemeente hulp biedt; Er is geen tijd om op sommige vragen in te gaan terwijl er soms zeer persoonlijke informatie wordt gevraagd; Het afnemen van de vragenlijst verliep slechts in een paar gevallen niet prettig; Een goede begeleiding van interviewers in het omgaan met emotioneel belastende situaties is belangrijk; De match op etnische achtergrond en taalbeheersing werkt met name bij Turkse en Marokkaanse respondenten goed. Bij de Surinaamse doelgroep is dit minder van belang; Ondanks het per interviewer toekennen van adressen binnen één stadsdeel, lagen adressen vaak ver uit elkaar. Openbaar vervoer kostte teveel tijd, interviewers kozen bij voorkeur voor de fiets of scooter; De benaderingsmethode werd als opdringerig ervaren, de werkwijze van aankondiging met datum/tijd als rigide en onnodig inefficiënt. Overwogen kan worden
48
een aankondigingskaart te gebruiken met een periode waarin een interviewer kan langskomen of om de interviewer langs adressen te sturen om zelf afspraken te maken; Het seizoen (najaar/winter) waarin interviews werden afgenomen is niet handig: mensen doen vaak niet open als het donker is, interviewers moet in regen en wind op straat formulieren (contactpogingen op de stamkaarten) invullen. Kosten per geslaagde respondent De kosten (exclusief BTW) per geslaagde respondent zijn berekend voor de verschillende benaderingsmethoden: De kosten voor elke ingevulde papieren vragenlijst waren circa 11 euro; een ingevulde internetvragenlijst kostte circa 9 euro per stuk; Het nabellen kostte circa 36 euro per geslaagde respondent, exclusief de kosten voor drukwerk, verzending en invoeren; Een geslaagd interview kostte circa 95 euro. De kosten voor drukwerk, verzending en invoeren van de vragenlijsten zijn hierin niet verwerkt. Ook de begeleiding vanuit de GGD is hierin niet meegenomen.
8.3
Vragenlijst
Vorm vragenlijst • Het inhuren van een professionele vormgever maakt het materiaal veel aantrekkelijker. Binnen de huisstijl zijn hiervoor voldoende mogelijkheden. • Op de achterzijde van de vragenlijst is op twee plaatsen de barcode afgedrukt. Vooraf was het de bedoeling om deze ook binnenin af te drukken, maar dat bleek uiteindelijk niet haalbaar. In tegenstelling tot de voorgaande monitor hebben respondenten deze code niet verwijderd van de vragenlijst en bleek dit dus een afdoende maatregel te zijn. Inhoud vragenlijst • De vragenlijst bestond voor driekwart uit de landelijke basisset. Een deel van deze vraagstellingen was pas vlak voor de start van het veldwerk klaar, waardoor op het laatste moment nog veranderingen moesten worden doorgevoerd. Ook voor de vertaling was dit vervelend. • De vragenlijst was aan de lange kant en tamelijk ingewikkeld voor sommige respondenten. Het is belangrijk om de vragenlijst voor zover mogelijk verder te beperken en moeilijk geformuleerde vraagstellingen, zoals de beweegvragen (Squash) en de vragen over regie over eigen leven nader te bekijken. •
Formulering specifieke vraagstellingen en instructies: Respondenten die alcoholvrij bier drinken vinkten soms aan 'licht alcoholische dranken'. Niet iedereen weet het verschil tussen alcoholvrij en alcoholarm bier. Aan het eind van de vragenlijst kregen zij het advies om te minderen met alcoholgebruik. Extra uitleg is hier op zijn plaats;
49
Bij de vragen over beperkingen bij activiteiten dagelijks leven is onduidelijk wat respondenten moeten invullen als zij een hulpmiddel hebben of een activiteit helemaal niet kunnen uitvoeren. De instructie is niet voldoende duidelijk; Items bij de vragen naar gedragsintentie en ondersteuningsbehoefte moeten voldoende specifiek omschreven zijn om ze te kunnen relateren aan gezondheidsuitkomsten. Zo konden de items ‘persoonlijke problemen oplossen’ en ‘rustiger aandoen’ (vraag naar gedragsintentie) en het item ‘verminderen stress of spanningen’ (vraag naar ondersteuningsbehoefte) niet gerelateerd worden aan het voorkomen van psychische klachten gemeten met de K10. •
8.4
Internetvragenlijst Bij enkele vragen was de vooraf geprogrammeerde maximale antwoordruimte niet voldoende. Zo was bijvoorbeeld het maximale aantal uren licht huishoudelijk werk gesteld op 9 uur 59 minuten, wat onvoldoende was voor bepaalde respondenten. Ook bleek 50 posities bij de open vraag naar overige chronische aandoeningen onvoldoende voor respondenten die meerdere aandoeningen hebben. Het programmeren van de vragenlijst en m.n. de gezondheidsprofielen was meer werk dan vooraf begroot.
Aanmaken databestand
Het opschonen van het databestand was een minder omvangrijke klus dan in eerdere jaren. Ten eerste zorgde de double data entry door het veldwerkbureau ervoor dat er minder fouten in het databestand zaten dan in 2008. Ten tweede nam het RIVM de opschoning en aanmaak van eindvariabelen uit de basisvragenlijst voor zijn rekening en maakte het CBS de weegfactoren aan. Voor andere onderwerpen konden we veelal samenwerken met de andere grote steden, met wie we ook een onderlinge taakverdeling voor het maken van syntaxen hadden gemaakt. De algemene opschoning moesten we wel zelf uitvoeren; daarnaast hebben we net als andere GGD’en een bijdrage geleverd aan het maken en controleren van landelijke syntaxen. De landelijke en G4-samenwerking betekende wel een strakke tijdsplanning met minder tijd voor opschoning.
8.5
Landelijke en G4-samenwerking
Voor het eerst werd er in landelijk verband samengewerkt bij het uitvoeren van de gezondheidsmonitor. Alle GGD’en, GGD Nederland, RIVM en CBS waren hierbij betrokken. Via deelname aan twee landelijke werkgroepen (vraagstelling en ondersteuning) door twee onderzoekers van GGD Amsterdam waren we intensief betrokken bij dit proces. Daardoor waren we goed geïnformeerd, hadden we invloed op beslissingen en konden we bij vragen snel terecht bij de juiste personen. De landelijke samenwerking kostte een redelijke tijdsinvestering van de GGD, maar leverde ook tijdswinst op. Zo is de codering van open vragen door het RIVM gedaan net als het maken van syntaxen voor de basisvragenset en de overige landelijke standaardvraagstellingen. De controle van de syntaxen van landelijke vraagstellingen is over de GGD’en verdeeld. Het CBS zorgde voor de berekening van
50
weegfactoren. De landelijke tijdsplanning betekende dat we met strakke deadlines te maken hadden, wat de veldwerkperiode en de periode van dataschoning hectisch maakte. Vanwege de landelijke samenwerking was de meerwaarde van de G4-samenwerking minder dan in 2008. De vrijheid van de vier steden om een eigen invulling te geven aan de onderzoeksmethode was hierdoor ook groter dan in de voorgaande ronde van de AGM. Een uitgebreide evaluatie van de landelijke samenwerking wordt in najaar 2013 gedaan.
51
Referenties Berg W van den. Dodelijke ongevallen in de privésfeer. Bevolkingstrends 2004;52(4);37-42. Bergen A van, Mandos E, Hoff S, Ameijden E van. Ontwikkeling van een sociale uitsluitingsindex voor de OGGZ monitor: resultaten van analyses op basis van de G4 gezondheidsenquête 2008. Utrecht: GG&GD Utrecht, 2011. Candel MJJM. Meten van probleemgedrag t.a.v. alcoholconsumptie: rapportage van een schaalanalyse. Maastricht: Universiteit Maastricht. Methodologie en Statistiek, 2001. Chew LD, Bradley KA, Boyko EJ. Brief questions to identify patients with inadequate health literacy. Family Medicine 2004;36:588-594. Deeg DJH, Hoeymans N. Succesvol of gebrekkig oud worden?: een literatuurstudie naar determinanten en gevolgen van functionele beperkingen. TSG Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 1997;75:397-405. Fillenbaum GG. Screening the elderly: a brief instrumental activities of daily living measure. Journal of the American Geriatrics Society 1985;33:698-706. Gezondheidsraad. Broodnodig: de ontwikkeling van kennis voor de openbare geestelijke gezondheidszorg. Den Haag: Gezondheidsraad, 2011. GGD Nederland, Stichting Lezen & Schrijven. Handreiking voor de aanpak van laaggeletterdheid. Den Haag: Stichting Lezen & Schrijven, 2011. GGD Nederland, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centraal Bureau voor de Statistiek. Convenant Gezondheidsmonitor Nederland. S.l.: s.n., 2011. Gobbens RJJ, Assen MALM van, Luijkx KG, Wijnen-Sponselee MT, Schols JMGA. The Tilburg Frailty Indicator: psychometric properties. Journal of the American Medical Directors Association 2010;11:344-355. Jehoel-Gijsbers G. Sociale uitsluiting in Nederland. Den Haag: SCP, 2004. Jong Gierveld J de, Kamphuis F. The development of a Rasch-type loneliness scale. Applied Psychological Measurement 1985;9:289-299. Jong Gierveld J de, Tilburg T van, Dykstra PA. Loneliness and social isolation. In: Vangelisti A, Perlman D (eds). The Cambridge handbook of personal relationships. Cambridge: Cambridge University Press, 2006. Keij I. Standaarddefinitie allochtonen : hoe doet het CBS dat nou? Index 2000;(10):24-25.
52
Kempen GIJM, Bos GAM van den, Ormel J. Lichamelijk functioneren in een algemene oudere populatie: referentie-gegevens en de relatie tussen algemene en domein-specifieke meetinstrumenten. TSG Tijdschrift voor Sociale Gezondheidszorg 1997;75:177-183. Kessler RC, Barker PR, Colpe LJ, Epstein JF, Gfroerer JC, et al. Screening for serious mental illness in the general population. Archives of General Psychiatry 2003;60:184-189. Metzelthin SF, Daniels R, Rossum E van, Witte LP de, Heuvel WJA van den, Kempen GIJM. Psychometrische eigenschappen van drie screeningsinstrumenten voor kwetsbaarheid bij thuiswonende ouderen. Tijdschrift voor Gerontologie en Geriatrie 2011;42:120-130. Pearlin LI, Schooler C. The structure of coping. Journal of Health & Social Behavior 1978;19:2-21. Post NAM, Zwakhals SLN, Polder JJ. Maatschappelijke baten: deelrapport van de VTV 2010 Van gezond naar beter. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2010. Vriend I, Kampen B van, Schmikli S, Eckhardt J, Schoots W, Hertog P den. Ongevallen en bewegen in Nederland 2000-2003 : ongevalletsels en sportblessures in kaart gebracht. Amsterdam: Consument en Veiligheid, 2005. Wendel-Vos GCW, Schuit AJ, Saris WHM, Kromhout D. Reproducibility and relative validity of the short questionnaire to assess health-enhancing physical activity. Journal of Clinical Epidemiology. 2003;56:1163-1169. Zeegers T, Harbers MM. Roken samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2012. [
Nationaal Kompas Volksgezondheid\Gezondheidsdeterminanten\Leefstijl\Roken, 13 juni 2012].
53
Bijlage 1 Aandachtswijken in Amsterdam Aandachtswijken Oost M Transvaalbuurt Indische Buurt West Indische Buurt Oost1 West E Landlust Erasmuspark De Kolenkit De Krommert Van Galenbuurt Hoofdweg e.o.
Buurtcombinatie M30 M31 M32
E37 E38 E39 E40 E41 E42
Nieuw-West F SlotermeerNoordoost SlotermeerZuidwest Geuzenveld OsdorpOost (Wildemanbuurt) OsdorpMidden Overtoomse Veld Slotervaart (Jacob Geelbuurt)1
F85
Amsterdam Noord N Volewijck IJplein/Vogelbuurt NieuwendamNoord Banne Buiksloot
N60 N61 N68 N70
Amsterdam Zuidoost T Bijlmer Oost (E, G, K) Venserpolder West2 Venserpolder Oost2 Holendrecht West2
T94 T93a T93b T96a
F76 F77 F78 F81 F82 F86
1
behoort niet tot fundament Wijkaanpak, maar is wel meegenomen in de extra steekproef voor AGM 2012 Venserpolder West (T93a), Venserpolder Oost (T93b), Holendrecht West (T96a) zijn niet meegenomen in de aanvullende steekproef, omdat het CBS geen buurten kon selecteren uit het GBA. 2
54
indicatoren van gezondheid
lichamelijke gezondheid en beperkingen ervaren gezondheid Chronische aandoeningen belemmerd door chronische aandoeningen lichamelijke beperkingen (OESO) beperkingen activiteiten dagelijks leven (ADL) beperkingen huishoudelijke dagelijkse activiteiten (HDA) valongevallen Tilburg Frailty Index psychosociale gezondheid depressie en angststoornissen behandeling psychische problemen eenzaamheid regie eigen leven suïcidegedachten huiselijk geweld (melding politie) mantelzorg geven (aan wie, ondersteuning) gebruik (medische) voorzieningen contact met huisarts gezondheidsvaardigheden reden geen medische/psychische behandeling hulp bij ADL/HDA-beperkingen
determinanten van gezondheid
Bijlage 2: indicatoren vragenlijst AGM 2012
leefstijlgerelateerde determinanten alcoholgebruik probleemdrinken roken cannabisgebruik / harddruggebruik lichaamsgewicht en lichaamslengte lichaamsbeweging voeding (groente en fruit) seksuele gezondheid en testgedrag intentie gedragsverandering ondersteuning of hulpbehoefte gezondheidsproblemen Wonen, woonomgeving en samenleving tevredenheid woning, woonomgeving geluidshinder tevredenheid groen
19 t/m 64 jaar
65 jaar ouder
B B G4 B -
B B G4 B A
-
A
-
A A
B A B G4 A B* B*
B A B G4 A B* B*
G4 A A -
G4 A A
B G4 B G4/A B B G4 A A
B G4 B B B G4 A
A
A
G4 A A
G4 A
en
55
sociale uitsluiting participatie: vrijwilligerswerk sociaal-demografische kenmerken geslacht geboortejaar geboorteland respondent/ vader / moeder huishoudsamenstelling/omvang huishouden burgerlijke staat Opleiding Werksituatie financiële situatie (rondkomen) financiële situatie (huurhypotheekachterstand) inkomen (AOW) geografische indicator overige onderwerpen Herbenadering B: B*: A: G4: GBA:
of
G4 G4
G4 G4
B, GBA B, GBA GBA B/A B B B B
B, GBA B, GBA GBA B/A B B B B
A
A
GBA
B GBA
A
A
thema landelijke basisset thema landelijke basisset met (kleine) lokale toevoeging lokaal thema GGD Amsterdam G4-thema gegevens vanuit de Gemeentelijke Basisadministratie beschikbaar
56