postbus 2200 1000 CE Amsterdam bezoekadres Nieuwe Achtergracht 100 telefoon 020 555 5495 www.ggd.amsterdam.nl
Amsterdamse Gezondheidsmonitor Gezondheidsonderzoek 2004
cluster Epidemologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering (EDG)
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Amsterdamse Gezondheidsmonitor Gezondheidsonderzoek 2004
Dit rapport is tot stand gekomen in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Colofon Redactie:
D.G. Uitenbroek, J.K. Ujcic-Voortman, A.P. Janssen,
P.J. Tichelman en A.P. Verhoeff
Fotografie:
afdeling Communicatie, GGD Amsterdam (tenzij
anders vermeld)
Druk:
Drukkerij de Bij, Amsterdam
Uitgever:
GGD Amsterdam, cluster Epidemiologie,
Documentatie en Gezondheidsbevordering (EDG)
ISBN-10:
90-5348-140-0
ISBN-13:
978-90-5348-140-0
EDG-reeks:
2006/4
Foto’s omslag: afdeling Communicatie, GGD Amsterdam
Edwin van Eis
Januari 2006
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Leeswijzer
5
Samenvatting
7
Inleiding 1.1. Achtergrond 1.2. Doelstelling
17 17 19
2. Methode 2.1. Onderzoeksopzet 2.2. Vragenlijstonderzoek 2.3. Lichamelijk onderzoek 2.4. Steekproef en respons
21 21 23 26 30
1.
3. Gezond Zijn in Amsterdam 35 3.1. Lichamelijke gezondheid 35 3.1.1. Hart- en vaatziekten en endogene risicofactoren 37 3.1.1.1. Diabetes 37 3.1.1.2. Hoge bloeddruk 47 3.1.1.3. Overgewicht 53 3.1.1.4. Verhoogd cholesterolgehalte 60 3.1.1.5. Hart- en vaatziekten 66 3.1.2. Chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat 74 3.1.3. Beperkingen activiteiten dagelijks leven 82 3.1.4. Kanker en overige chronische aandoeningen 90 3.2. Psychisch welbevinden 97 3.2.1. Welzijn 99 3.2.2. Psychische klachten 106
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam 4. Gezond Leven en een gezonde leefomgeving in Amsterdam 4.1. Leefstijl 4.1.1. Voeding 4.1.2. Lichamelijke activiteit 4.1.3. Rookgedrag 4.1.4. Alcoholconsumptie 4.1.5. Druggebruik 4.1.6. Seksueel gedrag en seksueel overdraagbare aandoeningen 4.2. Woonsituatie en leefomgeving 4.3. Zorggebruik 5.
113 115 115 121 131 138 146 153 160 167
Beschouwing, conclusies en aandachtspunten voor het volksgezondheidsbeleid 175
Begrippen en gebruikte afkortingen
183
Bronnen
187
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Voorwoord Voor u ligt het verslag van het gezondheidsonderzoek dat de GGD in 2004 in Amsterdam heeft uitgevoerd. Aan dit onderzoek hebben 1.736 Amsterdammers van 18 jaar en ouder en van alle herkomsten meegedaan. Dit is niet het eerste gezondheidsonderzoek dat de GGD Amsterdam in haar geschiedenis heeft verricht en veel van de gegevens die deze keer zijn verzameld, zijn vergelijkbaar met de gegevens van voorgaande onderzoeken. Dit maakt het mogelijk om ontwikkelingen in de tijd over de gezondheidssituatie van Amsterdammers te volgen. In een aantal opzichten is bij het gezondheidsonderzoek van 2004 anders gewerkt. Bijzonder is dat een geheel nieuwe methode van gegevensverzameling is gehanteerd, waarbij de respondenten op consultatiebureaus van de GGD zijn uitgenodigd voor een persoonlijk interview waarbij een vragenlijst werd afgenomen. Daarnaast is bij de respondenten een lichamelijk onderzoek verricht en bloed afgenomen om onder andere risicofactoren voor hart- en vaatziekten betrouwbaar in kaart te brengen. Deze opzet is in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ontwikkeld. Tijdens het onderzoek is op uitstekende wijze met het RIVM samengewerkt. De nieuwe opzet heeft zoals uit dit rapport blijkt belangrijke resultaten opgeleverd. De zeer hoge prevalentie van ongediagnosticeerde verhoogde bloeddruk en verhoogd cholesterolgehalte in Amsterdam wil ik in het bijzonder vermelden. Het rapport laat ook zien dat het aantal Amsterdammers dat aan overgewicht lijdt verder is toegenomen. De aanpak van overgewicht en het bevorderen van een gezonde leefstijl zal in samenhang met vroegopsporing en behandeling van risicofactoren voor hart- en vaatziekten, toenemende aandacht van de GGD krijgen. Hierin wil de GGD nauw samenwerken met zorginstellingen en andere zorgaanbieders in de stad. Verdere analyse van de onderzoeksgegevens zal de komende tijd plaatsvinden om eventuele interventies op dit gebied te ondersteunen. Over deze en andere belangrijke zaken kunt u in dit rapport lezen. Rest mij nog de vele mensen die aan dit onderzoek hebben meegewerkt te bedanken. Ten eerste de medewerkers van zowel de GGD als het RIVM die dit onderzoek hebben uitgewerkt en
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam uitgevoerd. De coördinatoren, de medisch klinisch medewerkers en de interviewers die de respondenten hebben ondervraagd en onderzocht wil ik ook bedanken voor hun inzet. Tenslotte wil ik de respondenten bedanken, zonder hun medewerking was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Ik wens u veel leesplezier!
Drs M. Verstappen Algemeen Directeur GGD Amsterdam
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Leeswijzer Tabellen De artikelen in dit rapport zijn voorzien van tabellen waarin de belangrijkste onderzoeksresultaten worden gepresenteerd. Door het rapport heen is geprobeerd van alle onderwerpen zoveel mogelijk dezelfde soort informatie te laten zien. Zo vindt u in de meeste tabellen cijfers voor mannen en vrouwen, voor een aantal leeftijdsgroepen en voor Amsterdammers van Nederlandse, Marokkaanse en Turkse afkomst. Amsterdammers met een andere buitenlandse achtergrond zijn verzameld in de categorie ‘overige’ etnische groepen. De cijfers in de tabellen betreffen, tenzij anders vermeld, percentages met de bijbehorende 95% betrouwbaarheidsintervallen (BI). Een 95% BI geeft aan binnen welke grenzen met 95% zekerheid het werkelijke percentage in de Amsterdamse (sub)populatie ligt. Significantie Een eenvoudige manier om te beoordelen of een verschil tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen significant is, is te kijken of de betrouwbaarheidsintervallen voor mannen en vrouwen elkaar niet overlappen. Wanneer het 95% BI voor mannen bijvoorbeeld 50,051,1 is en dat voor vrouwen 48,7-49,8, is er geen overlap en kan men concluderen dat het verschil significant is. Men moet voorzichtig zijn als twee betrouwbaarheidsintervallen elkaar enigszins overlappen. Men kan dan niet zondermeer de uitspraak doen dat het verschil niet significant is. Daarvoor is een meer precieze statistische toets noodzakelijk. Een laatste probleem is dat men op grond van kansfluctuatie altijd wel wat statistisch significante verbanden verwacht, een kans van één op de twintig (5%) om precies te zijn. Men moet er daarom voor waken om een enkel gevonden verschil te zeer te benadrukken, vooral als dit verschil in strijd is met de resultaten van voorgaand onderzoek. Daarom wordt in dit rapport waar mogelijk een vergelijking gemaakt met (inter)nationale referentiegegevens. Representativiteit Tot slot gaat het in dit rapport over de gezondheidstoestand en het gezondheidsgedrag van Amsterdammers: het percentage Amsterdammers met diabetes, met overgewicht, het percentage Amsterdammers dat rookt, alcohol drinkt, en meer wordt beschre
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam ven. Dit is mogelijk doordat de onderzoeksresultaten zijn gewogen voor geslacht, leeftijd en etniciteit. In een aantal gevallen kunnen de resultaten echter niet worden gewogen omdat niet de hele onderzoeksgroep voor een analyse is gebruikt. In dat geval wordt er niet over Amsterdammers gesproken, maar over respondenten omdat de gegevens niet representatief zijn voor alle Amsterdammers.
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Samenvatting De GGD Amsterdam verzamelt continu informatie over de gezondheid van Amsterdammers ten behoeve van het gezondheidsbeleid van de stad. Eén van de middelen die hiervoor ingezet wordt, is de Amsterdamse GezondheidsMonitor (AGM). Eens in de vier jaar voert de GGD in dit kader een grootschalig gezondheidsonderzoek uit onder de volwassen bevolking. In deze rapportage worden de resultaten beschreven van het gezondheidsonderzoek uitgevoerd in 2004. Doelstelling De doelstelling van dit gezondheidsonderzoek en de hieruit voortvloeiende onderzoeksvragen zijn in onderstaande schema weergegeven: Doelstelling:
Hoe ervaren inwoners van Amsterdam hun eigen gezondheid?
Het verkrijgen van inzicht in de
Wat is de prevalentie van verschillende chronische aandoeningen in Amsterdam?
gezondheid en determinanten van de gezondheid van volwassen inwoners van Amsterdam
Wat is de prevalentie van risicofactoren en risicogedrag voor chronische aandoeningen en in het bijzonder harten vaatziekten in Amsterdam? In welke mate komen problemen op het gebied van maatschappelijke en geestelijke gezondheid voor in Amsterdam? Wat is het zorggebruik van inwoners van Amsterdam nu en wat wordt in de toekomst verwacht?
Methode Het onderzoek bestond uit twee onderdelen: een vragenlijst (waarmee informatie werd verzameld over onder meer lichamelijke gezondheid en lichamelijk functioneren, zorggebruik en medicijngebruik, psychische gezondheid en leefstijlfactoren) en een lichamelijk onderzoek gericht op het objectief in kaart brengen van risicofactoren voor hart- en vaatziekten (onder meer bloeddruk, lichaamsgewicht, cholesterolgehalte, prevalentie van diabetes). Inwoners uit vijf verschillende buurten verspreid over Amsterdam, zijn uitgenodigd om aan het onderzoek deel te nemen. De buurten zijn zo gekozen dat ze gezamenlijk een representatief beeld
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam geven voor de totale Amsterdamse volwassen bevolking. Speciale aandacht is besteed aan Turkse en Marokkaanse Amsterdammers, omdat in eerder onderzoek van de GGD grote gezondheidsverschillen zijn gevonden tussen Turkse, Marokkaanse en Nederlandse Amsterdammers. Resultaten Ruim vierduizend Amsterdammers zijn uitgenodigd voor deelname aan het onderzoek. De repons bedroeg 44%. Dit betekent dat 1.736 Amsterdammers van 18 jaar en ouder aan het onderzoek hebben deelgenomen. Gezond Zijn in Amsterdam Lichamelijke gezondheid: endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten In het onderzoek is aandacht besteed aan de volgende endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten: diabetes, hoge bloeddruk, een verhoogd cholesterolgehalte en overgewicht. Het percentage volwassen Amsterdammers met gediagnosticeerde diabetes wordt op basis van dit gezondheidsonderzoek geschat op 3,5%. Daarnaast is naar schatting een half procent van de volwassen bevolking, ongeveer 3.000 in getal, onbekend met het feit dat zij diabetes hebben. Diabetes komt meer voor onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers (respectievelijk 6,1% en 8,7%). Verder neemt het aandeel mensen met diabetes in de bevolking toe met de leeftijd. Vier op de vijf diabetespatiënten heeft overgewicht, hart- en vaatziekten komen meer voor onder diabetespatiënten en diabetes heeft een negatieve invloed op het welbevinden. Verhoogde bloeddruk of hypertensie komt naar schatting onder 38% van de Amsterdammers voor. Meer dan de helft van de Amsterdammers met hypertensie is echter niet bekend met het feit dat zij een verhoogde bloeddruk hebben. Nederlandse Amsterdammers (43%) hebben vaker een verhoogde bloeddruk dan Marokkaanse (24%) en Turkse (26%) Amsterdammers. Verder neemt het aandeel mensen met hypertensie toe met de leeftijd. Amsterdammers met een verhoogde bloeddruk hebben daarnaast vaker te kampen met overgewicht en hebben vaker een onverantwoord alcoholgebruik. Een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed (hypercholesterolemie) komt bij 22% van de Amsterdammers voor. Tweederde van de
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Amsterdammers met een verhoogd cholesterolgehalte is daarmee niet bekend. Hypercholesterolemie komt vaker voor onder Nederlandse Amsterdammers (29%) dan onder Marokkaanse (10%) en Turkse Amsterdammers (13%). Ook voor een verhoogd cholesterolgehalte geldt dat het aandeel toeneemt met het toenemen van de leeftijd. Een verhoogd cholesterolgehalte gaat vaak gepaard met een verhoogde bloeddruk: 65% van de Amsterdammers met hypercholesterolemie heeft ook hypertensie. Tenslotte heeft naar schatting 45% van de Amsterdammers overgewicht, waarvan 31% matig overgewicht en bijna 14% ernstig overgewicht of obesitas. Het percentage Amsterdammers met overgewicht neemt toe met het stijgen van de leeftijd. Onder Marokkanen (57%) en Turken (66%) in Amsterdam komt overgewicht vaker voor dan onder Nederlandse Amsterdammers (45%). Vooral Marokkaanse en Turkse vrouwen hebben te kampen met overgewicht. In de laatste tien jaar is het voorkomen van overgewicht in Amsterdam met meer dan 10% gestegen. Lichamelijke gezondheid: vóórkomen van hart- en vaatziekten Eén op de twintig (5%) Amsterdammers heeft ooit een ernstige aandoening aan het hart- en vaatstelsel gehad. Tussen Amsterdammers van Turkse, Marokkaanse en Nederlands afkomst zijn geen significante verschillen te zien als het gaat om het voorkomen van hart- en vaatziekten. Het aandeel Amsterdammers dat ooit geconfronteerd is geweest met een ernstige hart- of vaatziekte neemt, zoals verwacht, toe met de leeftijd: onder Amsterdammers van 65 jaar en ouder bedraagt het percentage twintig procent. Daarnaast hebben Amsterdammers die ooit een hart- of vaatziekte hebben gehad aanzienlijk vaker een hoge bloeddruk (80% versus 35%), vaker een verhoogd cholesterolgehalte (58% versus 20%), diabetes (18% versus 3%) en ernstig overgewicht (33% versus 13%). Lichamelijke gezondheid: chronische aandoeningen Chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat komen in Amsterdam veel voor: bijna een kwart van de bevolking is in het jaar voorafgaand aan het onderzoek behandeld voor minimaal één aandoening aan het bewegingsapparaat. De meest voorkomende aandoeningen zijn rugklachten en gewrichtsslijtage. Vrouwen hebben vaker aandoeningen van het bewegingsapparaat (29%) dan mannen (20%), en oudere Amsterdammers meer dan jong volwas
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam senen. De verschillen tussen Turkse (27%), Marokkaanse (21%) en Nederlandse Amsterdammers (23%) zijn niet groot. Chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat leiden bij ouderen (55 jaar en ouder) vaak tot beperkingen bij dagelijkse activiteiten zoals het huis schoonhouden en boodschappen doen. Gemiddeld ervaart één op de tien Amsterdammers van 55 jaar en ouder beperkingen bij dagelijkse activiteiten. De meeste problemen worden gerapporteerd met het traplopen (8% van de 55-plussers). Turkse en Marokkaanse 55-plussers geven vaker aan problemen te hebben met dagelijkse activiteiten dan Nederlandse 55-plussers. Daarnaast geeft 35% van de Amsterdamse 55-plussers aan dat zij één of meer huishoudelijke taken alleen met moeite of helemaal niet kunnen uitvoeren. Het betreft veelal het huis schoonhouden en boodschappen doen. Naast chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat komende de volgende chronische aandoeningen regelmatig voor onder Amsterdammers: migraine (bij één op de vijf Amsterdammers, met name onder vrouwen (29%), en onder Marokkaanse (35%) en Turkse (37%) Amsterdammers), vernauwing van bloedvaten in de buik of benen (bij één op de twintig Amsterdammers, vooral onder Turkse Amsterdammers (14%)), en astma of COPD (bij één op de tien Amsterdammers). Bijna 4% van de Amsterdammers rapporteert ooit een vorm van kanker te hebben gehad. Kanker komt het meest voor onder Nederlandse Amsterdammers (7%). Psychisch welbevinden Amsterdam scoort marginaal slechter op de subjectieve maten van gezondheid dan Nederland, zowel wat betreft de algemene gezondheid als de fysieke en mentale gezondheid. Vier op de vijf Amsterdammers kwalificeert de eigen gezondheid goed tot uitstekend. Nederlandse Amsterdammers scoren, vooral als het gaat om fysieke gezondheid, beter dan niet-Nederlandse Amsterdammers. Depressieve klachten en angstklachten komen bij veel Amsterdammers (circa eenderde van de volwassenen) voor. Het exacte percentage hangt af van het gebruikte meetinstrument. Turkse en Marokkaanse Amsterdammers rapporteren meer ernstige depressieve klachten of angstklachten dan Nederlandse Amsterdammers. Daarbij zijn Marokkanen minder vaak in zorg dan de Nederlandse en Turkse Amsterdammers, en gebruiken zowel Marokkanen als Turken veel minder psychofarmaca dan de Nederlandse Amster-
10
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam dammers. Deze bevindingen zijn opmerkelijk en worden nader onderzocht in het kader van een tweede fase van dit gezondheidsonderzoek. In tabel 1 zijn de belangrijkste resultaten met betrekking tot lichamelijke gezondheid en psychisch welbevinden onder elkaar gezet. Tabel 1 Resultaten uit het gezondheidsonderzoek 2004 met betrekking tot ‘Gezond Zijn in Amsterdam’ (percentages, tenzij anders vermeld) lichamelijke gezondheid
totaal mannen vrouwen
endogene risicofactoren hart- en vaatziekten diabetes (gediagnosticeerd)
3,5
4,2
2,9
hoge bloeddruk
37,8
43,5
32,5
overgewicht
44,7
43,1
46,3
verhoogd cholesterol gehalte
22,2
25,0
19,6
ooit hart- of vaatziekte gehad
5,0
5,6
4,5
afgelopen jaar behandeld voor hart- of vaatziekte
3,4
4,3
2,4
minimaal 1 aandoening bewegingsapparaat
24,0
19,5
28,5
55-plussers met minimaal 1 ADL-beperking
10,8
8,8
12,1
3,7
2,5
5,0
migraine
22,2
15,7
28,6
astma en COPD
10,0
8,6
11,6
4,8
4,0
5,4
algemeen: (zeer) goed/uitstekend
79,1
80,6
77,9
fysiek: score tov standaardpopulatie (score 50)
49,8
50,6
49,2
mentaal: score tov standaardpopulatie (score 50)
52,3
53,0
51,7
36,7
35,9
37,5
5,0
4,3
5,7
hart- en vaatziekten
chronische aandoeningen
kanker
vernauwing bloedvaten buik of benen psychisch welbevinden gezondheidsbeleving
depressieve klachten of angstklachten milde klachten ernstige klachten
11
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Gezond Leven in een gezonde leefomgeving in Amsterdam Leefstijl Een gezonde leefstijl heeft grote invloed op de gezondheid. In het gezondheidsonderzoek is daarom aandacht besteed aan de volgende leefstijlfactoren: voeding, lichamelijke activiteit, rookgedrag, alcoholconsumptie, druggebruik en seksueel gedrag. Op het gebied van voeding adviseert de Gezondheidsraad om per dag minimaal 150 tot 200 gram groente en twee stuks fruit te eten (waarvan maximaal één stuk fruit mag worden vervangen door een glas vruchtensap). Eén op de vijf Amsterdammers voldoet aan beide normen, de helft (51%) aan de norm voor fruitconsumptie en eenderde (34%) aan de norm voor groenteconsumptie. Vrouwen voldoen vaker aan beide normen (26%) dan mannen (18%). Nederlandse Amsterdammers voldoen minder vaak aan de norm voor groenteconsumptie dan Turkse Amsterdammers. Naast voldoende groente en fruit, wordt ook aanbevolen om minimaal vijf dagen per week te ontbijten. Driekwart van de Amsterdammers voldoet aan dit advies, vrouwen meer dan mannen en ouderen meer dan jongeren. Voor lichamelijke activiteit is onderzocht welk aandeel van de Amsterdammers voldoet aan de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (minimaal een half uur matig intensief lichamelijk actief zijn op tenminste vijf en bij voorkeur alle dagen van de week). Van de Amsterdammers voldoet 61% aan deze norm. Mannen (63%) voldoen vaker aan de norm dan vrouwen (58%), Nederlandse Amsterdammers (66%) vaker dan Marokkaanse (47%) en Turkse (40%) Amsterdammers. Met name Marokkaanse en Turkse vrouwen (35%) voldoen niet aan de norm. Amsterdammers die voldoende bewegen voelen zich over het algemeen gezonder. Roken is één van de belangrijkste gedragsgerelateerde oorzaken van ziekten. Naar schatting eenderde van de Amsterdamse volwassenen rookt. Mannen roken vaker (39%) dan vrouwen (28%). Sinds 1992 is het percentage mannen dat rookt gedaald met zes procent en het percentage rokende vrouwen met twaalf procent. Vooral onder Turkse Amsterdammers wordt nog vaak gerookt: 43%. Onder de Marokkaanse (20%) en hoogopgeleide (26%) Amsterdammers wordt het minst gerookt. Amsterdammers die roken voelen zich over het algemeen minder gezond. Bijna vier op de vijf volwassen Amsterdammers consumeert alcohol. Nederlandse Amsterdammers (92%) gebruiken (veel) vaker alcohol dan Turken (31%) en Marokkanen (15%). Belangrijker is 12
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam hoeveel alcohol men per gelegenheid consumeert en hoe vaak per week. Vijftien procent van de Amsterdammers consumeert gemiddeld drie of meer glazen alcohol per dag (met name mannen en Nederlandse Amsterdammers). Bijna één op de tien Amsterdammers wordt tot de zware drinkers gerekend (ook hier meer mannen dan vrouwen en voornamelijk Nederlandse Amsterdammers). Ruim dertig procent van de Amsterdammers gebruikt meer alcohol dan het advies voor verantwoord alcoholgebruik. Naar schatting vijftien procent van de volwassen Amsterdammers heeft in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek cannabis gebruikt. Dit geldt met name voor de jong volwassenen van 18 t/m 34 jaar (25%). Nederlandse Amsterdammers (14%) en Amsterdammers uit overige etnische groepen (20%) gebruiken vaker cannabis dan Marokkaanse en Turkse Amsterdammers (beide groepen 9%). Van de deelnemers aan het onderzoek was 88% bereid vragen te beantwoorden over seksueel gedrag. Zeven van de tien Amsterdammers had gedurende de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek met anderen seksueel contact. Vier procent van de Amsterdammers heeft in het jaar voorafgaande aan het onderzoek onveilige seks gehad. Het betreft dan Amsterdammers met meerdere losse partners die geen condoom gebruiken. Mannen (5%) hebben vaker onveilig seksueel contact dan vrouwen (2%). Woonsituatie en leefomgeving Ook de (ervaren) kwaliteit van de woonomgeving heeft invloed op de (ervaren) gezondheid. Circa tachtig procent van de volwassen Amsterdammers is (zeer) tevreden met de woonomgeving en 83% (zeer) tevreden met de woning. Ondanks deze hoge tevredenheid wil toch bijna een kwart van de Amsterdammers binnen twee jaar verhuizen. Het zijn met name niet-Nederlandse Amsterdammers die vanwege ontevredenheid met de huidige woning willen verhuizen. Daarentegen zijn Amsterdammers bijzonder tevreden over de voorzieningen in de buurt, zoals winkels voor dagelijkse boodschappen en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Zorggebruik Tenslotte is in het gezondheidsonderzoek aandacht besteed aan het zorggebruik van de Amsterdammers. Circa veertig procent van de volwassen Amsterdammers heeft in de twee maanden voorafgaand aan het onderzoek contact gehad met de huisarts, vrouwen 13
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam (45%) meer dan mannen (33%). Marokkaanse (51%) en Turkse (47%) Amsterdammers hebben opvallend meer contact gehad met de huisarts dan Nederlandse Amsterdammers (37%). Ruim twintig procent heeft in de twee maanden voorafgaand aan het onderzoek contact gehad met een medisch specialist. Hierbij zijn geen verschillen tussen vrouwen en mannen of tussen Amsterdammers met een verschillende etnische achtergrond gevonden. Naar schatting tien procent van Amsterdammers is in het voorafgaande jaar opgenomen geweest in een ziekenhuis. Oudere Amsterdammers zijn, zoals verwacht, vaker opgenomen geweest dan jongere Amsterdammers. Daarnaast zijn Marokkaanse Amsterdammers vaker opgenomen geweest. Acht procent van de Amsterdamse volwassenen is in het voorafgaande jaar behandeld vanwege psychische problemen. Vooral Amsterdammers van middelbare leeftijd (45 t/m 54 jaar) zijn hiervoor relatief vaak (16%) onder behandeling geweest. Over het geheel genomen maken Amsterdammers met een lagere opleiding meer gebruik van genoemde zorgvoorzieningen dan Amsterdammers met een hoge opleiding. Tabel 2 geeft een overzicht van de belangrijkste bevindingen met betrekking tot leefstijl, woonsituatie en leefomgeving, en zorggebruik.
14
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2 Resultaten uit het gezondheidsonderzoek 2004 met betrekking tot ‘Gezond Leven in een gezonde leefomgeving in Amsterdam’ (percentages) leefstijl
totaal mannen vrouwen
voeding voldoet aan groente- en fruitnorm
33,7
33,4
37,2
ontbijtfrequentie zoals aanbevolen
75,2
70,5
79,8
lichamelijke activiteit: voldoen aan beweegnorm
60,8
63,4
58,3
rookt
33,4
38,9
27,9
zware roker
13,5
16,5
10,4
4,6
rookgedrag
alcoholconsumptie zware drinkers (gelegenheidsdrinkers)
9,7
14,8
3+ drinkers (gewoontedrinkers)
14,6
20,9
7,7
onverantwoord alcoholgebruik
31,2
32,9
29,3
cannabis ooit gebruikt
33,7
41,4
26,1
cannabis gebruik in het laatste jaar
15,2
20,1
10,6
harddrugs ooit gebruikt
14,7
18,1
10,9
3,7
5,4
2,2
(zeer) tevreden met de woning
83,4
83,6
83,3
(zeer) tevreden met de woonomgeving
79,8
80,8
78,7
wil binnen 2 jaar verhuizen
23,4
22,2
24,6
contact met de huisarts (laatste 2 maanden)
39,3
33,2
45,3
contact met een medisch specialist (laatste 2 mnd)
21,2
21,5
21,0
ziekenhuisopname (afgelopen jaar)
9,5
8,8
10,2
behandeld voor psychische problemen (afg. jaar)
8,1
7,3
8,9
druggebruik
seksueel gedrag: onveilige seks woonsituatie en leefomgeving
zorggebruik
Conclusie In het rapport worden de volgende conclusies getrokken betreffende eventuele doelgroepen voor het beleid. Zowel de gezondheid als het gezondheidsgedrag van mannen blijkt op veel punten aanzienlijk slechter dan bij vrouwen. Hoewel dit niet expliciet een 15
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam onderwerp van dit rapport was, wordt toch wel gevonden dat mensen met een lager opleidingsniveau een slechtere gezondheid en slechter gezondheidsgedrag hebben dan mensen met een hoger opleidingsniveau. Er kan op grond van dit rapport niet worden gesteld dat Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst in het algemeen een mindere gezondheid of minder gezond gedrag hebben dan Amsterdammers van Nederlandse afkomst. Betreffende aandoeningen worden twee aandachtspunten benoemd. Een integrale aanpak is noodzakelijk, waarbij expliciet aandacht wordt gegeven aan de vroegopsporing van risicofactoren voor hart- en vaatziekten, gecombineerd met het verbeteren van het gezondheidsgedrag. Op grond van een aantal patronen in de onderzoeksgegevens wordt daarnaast aandacht gevraagd voor het probleem dat de zorg in Amsterdam niet voor alle groepen even effectief lijkt. De aandachtspunten voor het beleid worden in kader 1 samengevat. Kader 1 Aandachtspunten voor het volksgezondheidsbeleid naar aanleiding van de AGM 2004. doelgroepen • gezondheidsbevordering voor mannen in kaart brengen en versterken • aandacht voor mensen met een lagere opleiding en een lager inkomen en de relatie met gezondheid in onderzoek en beleid versterken • beleid voor niet-Nederlandse groepen beperken tot specifieke aandoeningen en duidelijke verschillen aandoeningen • een integrale aanpak door verbetering van gezondheidsgedrag van de Amsterdammer te combineren met de vroegopsporing van risicofactoren voor onder meer hart- vaatziekten • samenwerking met andere sectoren versterken voor een dergelijke aanpak • ervoor zorgdragen dat verschillen in zorg tussen groepen Amsterdammers niet leiden tot verschillen in effectiviteit van zorg
16
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
1. Inleiding Hoe gezond zijn Amsterdammers? Welke gezondheidsproblemen komen in onze stad relatief vaak voor? Zijn er groepen Amsterdammers die op bepaalde gezondheidsaspecten minder goed scoren dan anderen? Welke zorgbehoeften leven er in Amsterdam of zijn er op korte of langere termijn te verwachten? Vragen waarop een antwoord noodzakelijk is om een goede invulling te geven aan het lokaal gezondheidsbeleid. Verschillende facetten van gezondheid zijn hierbij van belang zoals de lichamelijke gezondheid, de psychische gezondheid, maar ook de meer subjectieve maat van hoe mensen hun gezondheid ervaren.
1.1. Achtergrond De GGD Amsterdam verzamelt continu informatie over de gezondheid van Amsterdammers. Eén van de middelen die hiertoe ingezet wordt, is de Amsterdamse GezondheidsMonitor (AGM). Eens in de vier jaar voert de GGD in dit kader een grootschalig gezondheidsonderzoek uit onder de volwassen bevolking. Door middel van dit onderzoek wordt informatie verzameld over de algemene gezondheidstoestand van de inwoners van Amsterdam. Deze gegevens vormen mede de basis voor de invulling van het lokaal gezondheidsbeleid en worden gebruikt om concrete activiteiten op het gebied van gezondheidsbevordering te ontwikkelen. De voorlaatste enquête in het kader van de AGM is in 1999 en 2000 uitgevoerd [1]. In kader 1 zijn een aantal conclusies van deze enquête nog eens kort weergegeven.
17
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Resultaten van de gezondheidsenquête 1999-2000 [1] De meeste Amsterdammers (83%) voelen zich gezond. Toch was ongeveer eenderde (34%) van de Amsterdammers onder behandeling voor een chronische aandoening, en had één op de zes Amsterdammers in het jaar daarvoor ernstige psychische problemen. Op het gebied van leefstijl bleken Amsterdammers het nodige te verbeteren te hebben. Zo rookten veel van hen (39%), gebruikte 15% van hen (zeer) veel alcohol, deden zij veel te weinig aan lichaamsbeweging (driekwart bewoog te weinig) en bleek eenderde te zwaar te zijn. Als gekeken werd naar verschillen tussen bevolkingsgroepen in Amsterdam, bleek dat de gezondheid van Turkse en Marokkaanse Amsterdammers een belangrijk aandachtspunt was. Zij rapporteerden een slechtere gezondheid dan de autochtone Amsterdamse bevolking, met meer chronische aandoeningen en ook vaker beperkingen. Ook bleken zij psychisch minder gezond te zijn. Hart- en vaatziekten, net als in de rest van Nederland ook in Amsterdam de belangrijkste doodsoorzaak, kwamen onder 19% van de Amsterdammers voor en met name onder Turken. Diabetes, een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten, bleek zowel onder Turken als Marokkanen relatief vaak voor te komen. Een hoger zorggebruik werd ondanks deze slechtere gezondheidstoestand niet gevonden. Maar omdat de groep Turken en Marokkanen in Amsterdam nog vrij jong is, leek een sterke groei in de zorgvraag in de toekomst wel te verwachten.
Informatie over de lichamelijke gezondheidstoestand is in de vorige gezondheidsenquête verzameld op basis van zelfrapportage. Het gebruik van zelfgerapporteerde gegevens kan invloed hebben op de gemeten prevalentie van een aantal maten voor de lichamelijke gezondheid. Denk bijvoorbeeld aan het lichaamsgewicht, dat door mensen vaak lager ingeschat wordt dan het in werkelijkheid is, maar ook aan de bloeddruk, iets wat niet iedereen van zichzelf weet. Mede om beter inzicht te krijgen in de gezondheidsverschillen tussen Turkse, Marokkaanse en Nederlandse Amsterdammers die in 1999-2000 [2] werden gevonden, is er behoefte aan betere informatie over de lichamelijke gezondheid.
18
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
1.2. Doelstelling De doelstelling van het gezondheidsonderzoek in het kader van de AGM 2004 en de hieruit voortvloeiende onderzoeksvragen zijn in onderstaande figuur schematisch weergegeven.
Doelstelling:
Hoe ervaren inwoners van Amsterdam hun eigen gezondheid?
Het verkrijgen van inzicht in de
Wat is de prevalentie van verschillende chronische aandoeningen in Amsterdam?
gezondheid en determinanten van de gezondheid van volwassen inwoners van Amsterdam
Wat is de prevalentie van risicofactoren en risicogedrag voor chronische aandoeningen en in het bijzonder harten vaatziekten in Amsterdam? In welke mate komen problemen op het gebied van maatschappelijke en geestelijke gezondheid voor in Amsterdam? Wat is het zorggebruik van inwoners van Amsterdam nu en wat wordt in de toekomst verwacht?
Bij het beantwoorden van deze vraagstellingen zal gekeken worden naar de verschillen tussen leeftijdsgroepen en tussen mannen en vrouwen. In het bijzonder wordt aandacht besteed aan verschillen tussen de diverse etnische groepen die in Amsterdam wonen. Naar aanleiding van de gezondheidsenquête van 1999-2000 is er behoefte ontstaan aan meer informatie over, en waar mogelijk verklaringen voor de gezondheidsverschillen tussen Turkse, Marokkaanse en Nederlandse Amsterdammers, met name als het gaat om (risicofactoren voor) hart- en vaatziekten. Daarom wordt aan deze groepen ook in de AGM 2004 speciale aandacht besteed.
19
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
20
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
2. Methode 2.1. Onderzoeksopzet Omdat er naast de meer subjectieve vragenlijstgegevens ook behoefte is aan objectief meetbare gegevens over de lichamelijke gezondheid van Amsterdammers is het onderzoek opgedeeld in twee delen: een vragenlijstonderzoek en een lichamelijk onderzoek. De haalbaarheid van een onderzoeksopzet met deze combinatie is in 2003 in een pilot getest. De pilot was succesvol en de resultaten zijn gebruikt bij het opzetten van het gezondheidsonderzoek in 2004. Een kort overzicht van de resultaten van de pilot staat in kader 1. Kader 1 Resultaten van de AGM pilot 2003 [1] Uit de resultaten van de pilot bleek dat deze opzet haalbaar is, zowel wat betreft respons als praktische uitvoerbaarheid. De respons tijdens de pilot was 43,6%. Onder Turkse inwoners was deze zelfs verrassend goed (62,5%). Onder de Marokkaanse, maar ook onder de Nederlandse Amsterdammers was de respons minder hoog (resp. 34,0% en 41,8%). De praktische haalbaarheid van de combinatie van een vragenlijstonderzoek en een lichamelijk onderzoek op locatie was goed. Dit gold ook voor het lichamelijk onderzoek (inclusief de bloedafname), het onderdeel dat nog niet eerder in een dergelijke setting was uitgevoerd. De deelnemers waren over het algemeen positief over het onderzoek. Zij waren met name tevreden over de korte afstand tot de onderzoekslocatie en het lichamelijk onderzoek. De behoefte aan informatie over de eigen gezondheid is voor veel deelnemers belangrijk geweest bij de beslissing deel te nemen aan het onderzoek. De vergoeding lijkt van minder belang. Het minst tevreden waren de deelnemers over de lange duur (1-1½ uur) van het onderzoek. Dit was ook het verbeterpunt dat het meest door de deelnemers werd genoemd.
Inwoners van vijf verschillende buurten, verspreid over Amsterdam, zijn uitgenodigd om aan dit onderzoek deel te nemen. Zij zijn schriftelijk uitgenodigd om op een bepaald tijdstip op een bepaalde datum naar het consultatiebureau van de GGD bij hen in de buurt te komen. In een informatiefolder zijn de inhoud en het doel van het onderzoek toegelicht. Een week voor de geplande afspraak hebben alle genodigden een herinneringsbrief ontvangen. In de periode van 19 april tot en met 22 juni 2004 zijn mensen uitgenodigd om deel te nemen op maandag tot en met donderdag 21
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam ‘s avonds tussen 17:00 uur en 20:00 uur en op zaterdag overdag tussen 10:00 uur en 15:00 uur. Deelnemers hebben een respondentenvergoeding in de vorm van een cadeaubon ter waarde van 115,- ontvangen. Daarnaast hebben zij de uitslag van het lichamelijk onderzoek direct mee naar huis gekregen, de uitslagen van de bloedwaarden zijn na analyse aan de respondenten toegestuurd. Om de bekendheid van het onderzoek te verhogen, zijn op de consultatiebureaus, in buurtcentra, bij huisartsen en in gezondheidscentra posters opgehangen. Ook is op een lokale Turkse radiozender aandacht besteed aan het onderzoek.
22
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
2.2. Vragenlijstonderzoek De interviews zijn aan de hand van schriftelijke vragenlijsten afgenomen. Deze vragenlijsten zijn vertaald in het Engels, Turks en Arabisch. De speciaal voor dit onderzoek getrainde interviewers spraken allen Nederlands èn minimaal één andere taal (Engels, Turks, Marokkaans of Berbers) vloeiend. Voor aanvang van het onderzoek is in overleg met de respondent besloten in welke van deze talen het interview zou plaatsvinden. Gemiddeld heeft het afnemen van de vragenlijst ongeveer 40 minuten in beslag genomen. In de vragenlijst wordt ingegaan op de gezondheid en determinanten van gezondheid. Onder gezondheid wordt niet alleen de lichamelijke gezondheidstoestand verstaan, maar ook de psychische gezondheid en de gezondheidsbeleving. Verder gaat de vragenlijst in op leefstijl en verschillende achtergrondkenmerken. De onderwerpen die in de vragenlijst zijn opgenomen, worden in de volgende kaders beschreven. Bij het samenstellen van de vragenlijst is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gevalideerde schalen en waar mogelijk van standaarden die in het kader van het project ‘Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid’ zijn vastgesteld.
een samenwerkingsverband tussen het RIVM, GGD Nederland, GGD’en en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) met als doel de monitoringactiviteiten van GGD’en en het RIVM op elkaar af te stemmen. Het doel van deze samenwerking is te komen tot een continue monitoring van de belangrijkste indicatoren van de gezondheidssituatie en de gezondheidszorg op lokaal en nationaal niveau. Een belangrijk onderdeel hiervan is de afstemming en standaardisatie van de lokale gezondheidsmonitoren.
23
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 2 De vragenlijst: lichamelijke gezondheid en lichamelijk functioneren onderwerp
beschrijving
doel
chronische aandoeningen
vóórkomen van en onder behandeling zijn voor verschillende chronische aandoeningen
prevalentie van de betreffende aandoeningen en de mate van behandeling/controle hiervan
lichamelijk functioneren 55-plussers
moeite met / hulp bij uitvoeren Activiteiten Dagelijks Leven (ADL) en Huishoudelijke Dagelijkse Activiteiten (HDA)
inzicht in het lichamelijk functioneren en de zelfredzaamheid van 55-plussers op het gebied van algemene dagelijkse bezigheden
ongevallen2
het vóórkomen van letsel, vergiftiging of blessure, het ontstaan, de behandeling en de aard hiervan
inzicht in plotseling ontstaan letsel en met name de plek waar dit letsel is ontstaan
Kader 3 De vragenlijst: zorggebruik en medicijngebruik onderwerp
beschrijving
doel
zorggebruik
contact met medische hulpverleners: huisarts, specialist (poliklinisch), psychische hulpverlening, ziekenhuisopname
inzicht in het gebruik van de medische zorg
medicijngebruik
medicijnen en vitaminepreparaten die men gebruikt (voorgeschreven en zelfmedicatie)
inzicht in het medicijngebruik
Kader 4 De vragenlijst: psychische gezondheid onderwerp
beschrijving
doel
ervaren gezondheid en kwaliteit van leven
de (ervaren) psychische en fysieke gezondheid, gemeten met behulp van de Short Form 12 (SF12) en de Mental Health Indicator 5 (MHI5)
inzicht in de (ervaren) psychische en fysieke gezondheid
depressie en angst
het vóórkomen van depressie- en angstklachten, gemeten met behulp van de Kessler Psychological Distress Scale (K10)
inzicht in het vóórkomen van depressie- en angstklachten
de resultaten hiervan zijn niet in deze rapportage opgenomen.
24
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 5 De vragenlijst: leefstijlfactoren
onderwerp
beschrijving
doel
voedingsgewoonten
ontbijtgedrag, groente- en fruitconsumptie, vetconsumptie [2]3
inzicht in voedingsgewoonten als het gaat om groente, fruit- en vetconsumptie en ontbijtgedrag
lichamelijke activiteit
gemiddelde tijd besteed aan lichaamsbeweging tijdens woon-werkverkeer, huishoudelijke activiteiten, vrijtijdsbesteding en sporten
inzicht in beweeggedrag en het aantal mensen dat voldoet aan de beweegnorm
Body Mass Index (BMI)
gewicht, lengte
prevalentie van overgewicht
alcoholgebruik
gemiddelde consumptie van alcoholische drank gedurende de week
inzicht in het alcoholgebruik
roken
roken (nu en in het verleden), hoeveelheid en rookwaar
schatting van het aantal rokers en het rookgedrag
druggebruik
gebruik van soft- en harddrugs
prevalentie van cannabisgebruik, risicogedrag ten aanzien van spuiten van harddrugs
reizen en vaccinaties3
reisgedrag en vaccinaties voorafgaand aan een reis naar het buitenland
reizen gemaakt naar hoogendemische landen als voorspeller voor hepatitis A, B of C
risicofactoren hepatitis3
medische behandelingen ondergaan in het buitenland
voorspellers voor hepatitis B en C
seksueel overdraagbare aandoeningen (HIV test)
ooit geslachtsziekten gehad en/of HIV test gedaan
inzicht in het aantal mensen dat een SOA heeft gehad en/of zich op HIV heeft laten testen, seksueel risicogedrag als voorspeller voor hepatitis B
seksuele geaardheid
homo- of heteroseksueel
voorspeller voor hepatitis A en B en andere infectieziekten
seksuele activiteit
aantal mannelijke/vrouwelijke seksuele partners in het afgelopen jaar per persoon, seksuele technieken, het condoomgebruik en achtergrond van de sekspartner(s)
inzicht in het seksuele gedrag van mensen, voorspeller hepatitis B en voor homoseksuele mannen tevens hepatitis A
gezondheidsverbetering3
wensen die men heeft ten aanzien van een ‘gezonde’ omgeving, de intentie om de eigen gezondheid te verbeteren en belemmerende factoren hierin
inzicht in mogelijke aangrijpingspunten voor het bevorderen van gezond gedrag
de resultaten hiervan zijn niet in deze rapportage opgenomen.
25
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 6 De vragenlijst: fysieke omgeving onderwerp
beschrijving
doel
woonomgeving
woonsituatie en leefomgeving, vragen uit het Woning Behoefte Onderzoek (WBO, in opdracht van het Ministerie van VROM)
inzicht krijgen in de tevredenheid met de woonsituatie en leefomgeving, sociale cohesie, voorzieningen, overlast en problemen in de buurt
Kader 7 De vragenlijst: achtergrondkenmerken onderwerp
beschrijving
doel
persoonskenmerken
geboortejaar, geslacht, geboorteland, geboorteland ouders
leeftijd, geslacht en etniciteit als verklarende achtergrondvariabelen
sociaal-economische positie
opleiding, arbeidssituatie, inkomen
sociaal-economische positie als verklarende achtergrondvariabele
gezinssituatie
gezinssamenstelling en –grootte
gezinssituatie als verklarende achtergrondvariabele
acculturatie4
etnische zelf-identificatie, oriëntatie op de eigen dan wel dominante cultuur, contacten met leden van de dominante groep dan wel leden van de eigen etnische groep
inzicht in de acculturatiestrategie van migranten
2.3. Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek is uitgevoerd door speciaal getrainde verpleegkundigen, doktersassistenten of medisch technisch medewerkers. Tijdens de training is met name aandacht besteed aan het werken volgens gestandaardiseerde protocollen. Op iedere onderzoekslocatie was een coördinator (een HBO-V verpleegkundige of arts) aanwezig, die toezicht hield op de correcte uitvoering van het vragenlijstonderzoek en het lichamelijk onderzoek. De onderdelen van het lichamelijk onderzoek zijn voornamelijk gericht op risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Overgewicht de resultaten hiervan zijn niet in de rapportage opgenomen.
26
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam en vetopslag in de buikstreek zijn belangrijke risicofactoren voor diverse chronische aandoeningen, waaronder hart- en vaatziekten. Daarom is iedere respondent gewogen en zijn de lichaamslengte, de middel- en de heupomtrek gemeten. Een hoge bloeddruk is eveneens een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten en is daarom ook als objectief gemeten maat meegenomen in dit onderzoek. De bloeddruk is door middel van een duplometing bepaald met digitale bloeddrukmeters.
Het serum cholesterolgehalte is een belangrijke risicofactor voor coronaire hartziekten. Een eenmalige meting van het totaal en HDL cholesterol geeft voldoende informatie over het cholesterolgehalte van een persoon. De hoeveelheid geglycolyseerd hemoglobine (HbA1c) in het bloed geeft een goede schatting van het gemiddelde bloedsuikergehalte in de periode vanaf 60 tot 90 dagen voor de test. Het HbA1c-gehalte in combinatie met het (niet-nuchtere) bloedsuikergehalte leveren een goede maat voor het al dan niet vóórkomen van diabetes.
27
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Lichamelijk onderzoek onderwerp
beschrijving
doel
antropometrie
lengte, gewicht, middel- en heupomtrek5
prevalentie van overgewicht en inzicht in de vetverdeling
bloeddruk
diastolische en systolische bloeddruk
prevalentie van hypertensie
cholesterolgehalte
totaal- en HDL-cholesterolgehalte van het bloed
prevalentie van een verhoogd cholesterolgehalte
geglycoliseerd hemoglobine (HbA1c)
geglycoliseerd hemoglobine (HbA1c) als maat voor het gemiddelde bloedsuikergehalte in de 60 tot 90 dagen voor de test
prevalentie van diabetes
glucosegehalte
niet-nuchter bloedsuikergehalte
prevalentie van diabetes
‘Serumbank Infectieziekten’
afname van bloed voor opslag in een serumbank
opslag van serum voor toekomstige analyses om infectieziekten onder de bevolking in kaart te brengen
Voor de bepalingen van het cholesterolgehalte, HbA1c en het glucosegehalte zijn drie buisjes veneus bloed afgenomen (stolbuis, NaF en EDTA). Het afgenomen bloed is direct na afname in de koelkast (maximaal 4°C) geplaatst en na afloop van een avond/dagdeel in een speciaal voor vervoer van bloed bestemde koelbox geplaatst. Het bloed is de volgende dag vóór 13.00 uur ’s middags naar het Centraal Klinisch Chemisch Laboratorium (CKCL) van het Erasmus MC in Rotterdam vervoerd en direct bij aankomst verwerkt. Na de bepaling van de vullingsgraad en de hemolyse van de buizen, is het bloed opgewerkt tot citraatplasma en NaFplasma. Vervolgens zijn de genoemde bepalingen gedaan. De verwerking van het bloed in het laboratorium heeft meestal circa 20 uur, maar maximaal 50 uur, na afname plaatsgevonden. Na afloop van het onderzoek is de respondent gevraagd extra bloed af te staan ten behoeve van opslag in een serumbank. Dit bloed is bestemd voor een serumbank om het vóórkomen van infectieziekten onder de Amsterdamse bevolking, nu en in de toekomst, in kaart te brengen. Hiertoe zijn twee buisjes (stolbuis de resultaten hiervan zijn niet in de rapportage opgenomen.
28
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam en EDTA) van 10 ml veneus bloed afgenomen. Het bloed is na afname op dezelfde wijze als het overige bloed gekoeld bewaard en de volgende dag (of binnen maximaal 50 uur) per koerier naar het streeklaboratorium van de GGD Amsterdam vervoerd. Daar is het direct na ontvangst verder verwerkt en bij -80°C, volledig geanonimiseerd, opgeslagen.
Vóór deelname aan het lichamelijk onderzoek was toestemming van de respondent noodzakelijk. De respondenten moesten hiervoor twee verklaringen van toestemming tekenen. Eén voor het uitvoeren van het lichamelijk onderzoek (inclusief de bloedafname) en één voor opslag van bloed in de ‘Serumbank Infectieziekten’ [3]. Deelname aan dit laatste deel van het onderzoek was ook geheel vrijwillig en stond los van deelname aan de rest van het onderzoek. Om er zeker van te zijn dat de doelstelling en het verloop van het onderzoek duidelijk waren, zijn de verklaringen van toestemming in het Engels, Turks en Arabisch vertaald en indien nodig mondeling (in de eigen taal) toegelicht.
29
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
2.4. Steekproef en respons De onderzoekspopulatie bestaat uit inwoners van Amsterdam van 18 jaar en ouder. Door de gekozen onderzoeksopzet was het in praktische zin niet mogelijk een willekeurige steekproef uit de totale bevolking van Amsterdam te trekken. Het is niet haalbaar om lichamelijk onderzoek uit te voeren bij een huis-aan-huis opzet, en onderzoek op locatie kan alleen als de reisafstand voor respondenten niet te groot is. Om met de beschikbare middelen een zo representatief mogelijk beeld van de Amsterdamse bevolking van 18 jaar en ouder te krijgen, is een selectie gemaakt uit beschikbare locaties. Er zijn uiteindelijk vijf consultatiebureaus geselecteerd voor het onderzoek. Bij deze selectie is gekeken naar de bevolkingssamenstelling (leeftijd, geslacht en etniciteit) van de direct omliggende buurtcombinaties. De bevolkingssamenstelling van de buurtcombinaties die in de steekproef zijn vertegenwoordigd, komt zo dicht mogelijk in de buurt van de totale bevolkingssamenstelling van Amsterdam. De bureaus liggen in de stadsdelen Geuzenveld/Slotermeer, Amsterdam Oud-Zuid, Slotervaart/Overtoomse Veld, Westerpark en Zuidoost (zie figuur 1). Figuur 1 Buurtcombinaties waaruit de steekproef is getrokken
omdat voor het uitvoeren van lichamelijk onderzoek zonder toestemming van de ouder(s)/ voogd(en), de respondent minimaal 18 jaar oud moet zijn, is de minimumleeftijd voor dit gezondheidsonderzoek in vergelijking met de gezondheidsenquête 1999-2000 verhoogd van 16 naar 18 jaar.
30
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Per locatie is een willekeurige steekproef getrokken uit de Gemeentelijk Basisadministratie (GBA) door het Register Amsterdam. Naast uitspraken over de totale bevolking is het belangrijk dat er uitspraken kunnen worden gedaan naar leeftijd, geslacht en etniciteit. Om deze reden is de steekproef gestratificeerd naar leeftijd en etniciteit getrokken. De samenstelling van de totale steekproef is te zien in tabel 1. Tabel 1 Steekproef uit de Gemeentelijke Basisadministratie naar leeftijd en etniciteit, gezondheidsonderzoek 2004 etnische groep Nederlands Marokkaans
Turks
overig
totaal
leeftijdsgroep 18 t/m 34 jaar
206
212
218
216
852
35 t/m 44 jaar
216
217
197
217
847
45 t/m 54 jaar
212
215
187
214
828
55 t/m 64 jaar
211
175
170
206
762
65 jaar en ouder
215
166
159
213
753
1060
985
931
1066
4042
totaal
Door het gestratificeerd trekken van de steekproef is deze niet meer representatief voor de totale bevolking van Amsterdam. Zo zijn bijvoorbeeld Amsterdammers van Nederlandse afkomst ondervertegenwoordigd in de steekproef. Om toch uitspraken te kunnen doen over de totale Amsterdamse bevolking is het noodzakelijk om de steekproef te wegen. Bij het wegen is de samenstelling van de steekproef vergelijkbaar gemaakt met de samenstelling van de totale Amsterdamse bevolking. Hierbij is gekeken naar geslacht, leeftijd en etniciteit. De percentages in dit rapport zijn over het algemeen gewogen percentages en dus representatief gemaakt voor de Amsterdamse bevolking. Als ergens ongewogen gegevens zijn gebruikt, wordt dit expliciet vermeld.
voor het samenstellen van de weegfactoren is voor leeftijd en etniciteit dezelfde indeling gebruikt als de indeling die ook is gebruikt voor het trekken van de steekproef.
31
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam De respons tijdens het onderzoek is 44% (zie tabel 2). De respons is aanzienlijk hoger onder vrouwen dan onder mannen. Van alle uitgenodigde vrouwen heeft ongeveer de helft aan het onderzoek deelgenomen, van alle mannen bijna vier van de tien. Als de respons wordt uitgesplitst naar leeftijd is te zien dat deze het hoogst is onder Amsterdammers van middelbare leeftijd (45 t/m 64 jaar) en het laagst onder jong volwassenen (34 jaar en jonger). Tabel 2 Respons gezondheidsonderzoek 2004 naar geslacht,
leeftijdsgroepen en etnische groepen
geslacht
%
totaal
44,0
man
39,0
vrouw
49,1
leeftijdsgroep 18 t/m 34 jaar
34,0
35 t/m 44 jaar
43,6
45 t/m 54 jaar
51,0
55 t/m 64 jaar
49,7
65 jaar en ouder
41,7
etnische groep Nederlands
45,8
Marokkaans
38,7
Turks
49,6
overig
42,1
Ook is de respons anders voor de verschillende etnische groepen. De respons is het hoogst onder Amsterdammers van Turkse afkomst, de helft van de genodigden heeft aan het onderzoek meegewerkt. De Marokkaanse inwoners van de stad hebben het minst vaak gehoor gegeven aan de oproep deel te nemen aan het onderzoek, minder dan vier van de tien van hen deden mee. De respons onder de Nederlandse Amsterdammers zit met 45,8% tussen beide groepen in en van de groep met alle mensen van een andere etnische afkomst heeft 42,1% aan het onderzoek meegedaan.
32
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam De totale respons is vergelijkbaar met de respons van 43% tijdens de pilot. Wel waren de verschillen tussen de etnische groepen tijdens de pilot groter. Maar ook toen was de respons onder Turkse inwoners het hoogst (62,5%) en onder Marokkanen het laagst (34%). Onder autochtone Nederlanders was de opkomst 42% [1]. Dat de respons onder Marokkaanse Amsterdammers het laagst is, is niet nieuw. Tijdens de gezondheidsenquête van 1999-2000 was de respons onder de Marokkaanse groep eveneens het laagst van alle groepen [4]. Ook nu, met een vernieuwde onderzoeksopzet, blijkt het lastig deze groep Amsterdammers te bereiken voor het gezondheidsonderzoek. De huidige onderzoeksopzet lijkt wel positief effect te hebben op de respons onder Turkse Amsterdammers. Vergeleken met de voorgaande enquête is de respons onder deze groep hoger, toen was deze 43% [4]. In het REGENBOOG-onderzoek, dat in 2000 door het RIVM is uitgevoerd en waarbij ook lichamelijk onderzoek in combinatie met vragenlijstonderzoek op GGD’en werd ingezet, was de totale respons in heel Nederland 28% [5]. In het Sunset onderzoek, waarbij in de periode 2001 tot en met 2003 onder Surinamers in Amsterdam eveneens een combinatie van vragenlijstonderzoek en lichamelijk onderzoek is uitgevoerd, was de respons 63% [6]. Opzet van het rapport In de volgende hoofdstukken van dit rapport worden de resultaten van het gezondheidsonderzoek 2004 besproken. Om te beginnen wordt in deel drie, met de titel ‘Gezond Zijn in Amsterdam’, uitvoerig ingegaan op de lichamelijke gezondheid en het psychisch welbevinden van Amsterdammers. In deel vier getiteld ‘Gezond Leven in een gezonde leefomgeving in Amsterdam’ wordt ingezoomd op een aantal leefstijl- en omgevingsfactoren die invloed hebben op de gezondheid. Het rapport wordt afgesloten met een beschouwing, conclusies en op de resultaten van dit onderzoek gebaseerde aandachtspunten voor het volksgezondheidsbeleid in Amsterdam.
33
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
34
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3. Gezond Zijn in Amsterdam Dit deel van het rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt uitgebreid ingegaan op de lichamelijke gezondheid van Amsterdammers. De gegevens hiervoor zijn zowel afkomstig uit de interviews als het lichamelijk onderzoek. In het tweede deel worden generieke maten van gezondheid en het psychisch welbevinden van Amsterdammers tegen het licht gehouden.
3.1. Lichamelijke gezondheid In Amsterdam zijn in de periode 1996-2002 gemiddeld ongeveer 2.200 mensen per jaar overleden aan hart- en vaatziekten. Dit betekent dat 32% van de totale sterfte in deze periode toe te schrijven is aan hart- en vaatziekten. Hiermee zijn hart- en vaatziekten doodsoorzaak nummer één. Dit geldt voor Amsterdam, maar ook voor de rest van Nederland. De meest voorkomende hart- en vaatziekten in Nederland zijn coronaire hartziekten. Deze komen op hun beurt weer het meest voor als een acuut hartinfarct en angina pectoris. Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn in 2004 14.083 Nederlanders overleden aan de gevolgen van coronaire hartziekten, ongeveer eenderde van de totale sterfte aan hart- en vaatziekten in dat jaar. Cerebrovasculaire aandoeningen, zoals een beroerte en een hersenbloeding komen eveneens vaak voor. In 2004 zijn in Nederland 10.990 mensen overleden aan een dergelijke aandoening, een kwart van de totale sterfte aan hart- en vaatziekten in datzelfde jaar. Bekende en veelal vermijdbare risicofactoren voor hart- en vaatziekten zijn diabetes, een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed (hypercholesterolemie), een verhoogde bloeddruk (hypertensie), roken, te weinig lichaamsbeweging en overgewicht. Door middel van veranderingen in de leefstijl zijn deze factoren vaak gunstig te beïnvloeden. De genoemde risicofactoren staan vaak niet op zichzelf, maar komen in veel gevallen in combinatie met elkaar voor. Bij het zogenaamde metabool syndroom is er sprake van een clustering van een aantal van deze risicofactoren: een verhoogde bloeddruk, een ongunstige vetverdeling, een verhoogde concentratie triglycerides (vetzuren), een verlaagd HDL cholesterolgehalte en een verhoogde nuchtere bloedsuikerspiegel. 35
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Het gezondheidsonderzoek 2004 besteedt speciale aandacht aan het voorkomen van zowel hart- en vaatziekten als (endogene) risicofactoren hiervoor. Diabetes, hypertensie, hypercholesterolemie en overgewicht zijn daarbij onder de loep genomen. Hierbij is niet alleen gebruik gemaakt van zelfrapportage, maar ook van via lichamelijk onderzoek verkregen, gemeten gegevens. Omdat we daardoor nu over objectieve maten voor diabetes, overgewicht, hypertensie en hypercholesterolemie beschikken, is het mogelijk iets te zeggen over de omvang van het probleem van onderdiagnose van deze aandoeningen in Amsterdam. Hoeveel mensen lopen er rond met deze aandoeningen zonder dat zij zich hiervan bewust zijn en waarvoor zij dus ook niet behandeld worden? Bij de beschrijving van hart- en vaatziekten en bijbehorende risicofactoren, wordt in het bijzonder gekeken naar Amsterdammers van Turkse en Marokkaanse afkomst. Uit de gezondheidsenquête 1999-2000 bleek namelijk dat hart- en vaatziekten relatief vaak voorkwamen onder Turken en dat diabetes, een belangrijke risicofactor, relatief vaak voorkwam onder zowel Turken als Marokkanen. Verder wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat en de beperkingen die Amsterdamse 55-plussers ondervinden bij activiteiten in het dagelijks leven. Tot slot wordt de prevalentie van een aantal verschillende chronische aandoeningen zoals kanker, astma en COPD, migraine, darmstoornissen of vernauwing van de bloedvaten onder Amsterdammers beschreven.
36
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.1. Hart- en vaatziekten en endogene risicofactoren 3.1.1.1. Diabetes A.P. Janssen Diabetes mellitus ofwel suikerziekte, is een chronische stofwisselingsziekte waarbij het glucose(suiker)gehalte in het bloed te hoog is. Een te hoge bloedsuikerspiegel is op den duur schadelijk voor alle delen van het lichaam, de bloedvaten in het bijzonder. Het is daarom belangrijk diabetes zo snel mogelijk te behandelen. Op basis van een eenvoudige meting van het bloedsuikergehalte kan diabetes worden opgespoord. Een te hoge bloedsuikerspiegel wordt veroorzaakt door een tekort aan het hormoon insuline of een verminderde werkzaamheid van de beschikbare insuline. Insuline, dat door de alvleesklier wordt geproduceerd, zorgt er voor dat de glucose die via de voeding in het bloed komt door lichaamscellen wordt opgenomen (glucose is de belangrijkste brandstof voor lichaamscellen) en dat het teveel aan glucose in spier- en levercellen wordt opgeslagen. Een langdurig te hoge bloedsuikerspiegel is schadelijk en leidt tot uiteenlopende klachten en complicaties (zie kader 1). Kader 1 Klachten en complicaties bij diabetes mellitus klachten • veel drinken • veel eten • moeheid • duizeligheid • vaak urineren • vermageren complicaties • hart- en vaatziekten waaronder: -hartinfarct -beroerte -doorbloedingsstoornissen in de benen • nierziekten • netvliesafwijkingen in de ogen • gevoelloosheid/pijn ledematen bron: Nationaal Kompas, RIVM 2005 [2]
datamanager bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
37
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Het is van groot belang dat diabetes zo vroeg mogelijk wordt opgespoord om de kans op complicaties te verkleinen. Mensen met diabetes hebben een grotere kans om te overlijden dan mensen zonder diabetes. Uit een Nederlandse studie blijkt dat van de 55plussers die in 1992-1993 diabetes bleken te hebben 40% tot 46% acht jaar later was overleden, terwijl bij de controlegroep zonder diabetes de sterfte met 16% tot 23% aanzienlijk lager lag [2]. De vraag of diabetes veel voorkomt is niet eenvoudig te beantwoorden. Dat komt omdat een onbekend aantal mensen in de bevolking ongediagnosticeerde diabetes heeft. Volgens schattingen uit vijf huisartsregistraties zijn in 2003 ruim 600 duizend diabetespatiënten bekend bij de huisarts, 34 patiënten per duizend mannen en 36 per duizend vrouwen [3]. De prevalentie neemt toe met de leeftijd. Geschat wordt dat er per jaar in Nederland ruim 72 duizend nieuwe diabetespatiënten bij komen. In dit gezondheidsonderzoek is aan Amsterdammers gevraagd of zij diabetes hebben, of zij daarvoor in het afgelopen jaar onder behandeling zijn geweest, of zij insuline of andere medicatie gebruiken en tot slot of er sprake is van een aangepast dieet. Van de bloedmonsters die tijdens het lichamelijk onderzoek zijn afgenomen, is het niet-nuchtere glucosegehalte en het gehalte aan geglycolyseerd hemoglobine (HbA1c) gemeten. Dit maakt het mogelijk de respondenten in drie groepen in te delen, namelijk zij die géén diabetes hebben (zelfrapportage én geen afwijkende bloedwaarden), respondenten met gediagnosticeerde diabetes (zelfrapportage én medicijngebruik) en tot slot zij die aangeven geen diabetes (zelfrapportage) te hebben maar wel een afwijkende bloedwaarde hebben, de mensen met ongediagnosticeerde diabetes. Diabetesprevalentie wijkt in Amsterdam niet af van het landelijk niveau Tabel 1 geeft een beeld van de prevalentie van diabetes onder Amsterdammers. Op basis van het gezondheidsonderzoek 2004 wordt het percentage Amsterdammers met diabetes geschat op 3,5%. Dit komt overeen met een ruwe schatting van het landelijke afwijkend is een glucosewaarde groter of gelijk aan 7 mmol/l (nuchter) of 11 mmol/l (niet-nuchter) én een HbA1c-gehalte groter of gelijk aan 6,5%. We spreken van afwijkend, omdat de diagnose diabetes pas gesteld kan worden na een orale glucose tolerantietest
38
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam percentage van 3,5%, gebaseerd op 600.000 gediagnosticeerdediabetespatiënten in Nederland. In tegenstelling tot het landelijk beeld komt in Amsterdam diabetes iets vaker voor onder mannen (4,2%) dan onder vrouwen (2,9%), waarbij opgemerkt moet worden dat het verschil niet significant is. Uit tabel 1 blijkt verder dat een half procent van de volwassen bevolking ongediagnosticeerde diabetes heeft. Dat betekent dat de Amsterdamse bevolking van 18 jaar en ouder, buiten het aantal gediagnosticeerde diabetespatiënten, naar schatting drieduizend onbehandelde diabetespatiënten telt. Diabetes komt vaker voor onder ouderen dan onder jong volwassenen en mensen van middelbare leeftijd: onder Amsterdammers tot 45 jaar is in het gezondheidsonderzoek 2004 slechts een klein aantal mensen met diabetes gevonden. Van de 55-plussers heeft ongeveer één op de tien Amsterdammers diabetes. Tabel 1 Prevalentie van diabetes onder Amsterdammers naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsintervallen), 2004 gediagniet-gediagnosticeerde nosticeerde geen diabetes 95% BI diabetes 95% BI diabetes 95% BI geslacht totaal
3,5
2,7- 4,5
0,5
0,3-1,0
96,0
94,9-96,9
mannen
4,2
2,9- 6,0
0,6
0,2-1,5
95,2
93,3-96,6
vrouwen
2,9
2,0- 4,3
0,2
0,0-0,8
96,8
95,4-97,8
leeftijdsgroep 18-34 jaar
-
35-44 jaar
0,9
0,2- 2,8
0,9
45-54 jaar
4,8
3,1- 7,5
-
55-64 jaar
11,2
8,2-15,1
1,5
9,8
6,7-14,1
Nederlands
2,5
Marokkaans
8,7
Turks overig
65 en ouder
-
100,0 0,2-2,8
98,2
95,9-99,3
95,2
92,5-97,0
0,6-3,5
87,2
83,1-90,4
0,8
0,2-2,9
89,3
84,9-92,5
1,4- 4,3
0,6
0,2-1,8
96,8
94,8-98,0
6,3-11,9
1,0
0,4-2,6
90,4
87,0-93,0
6,1
4,0- 9,3
0,3
0,1-1,7
93,6
90,4-95,8
3,8
2,2- 6,4
-
96,2
93,6-97,8
etnische groep
39
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Diabetes komt vooral voor onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers Uit diverse studies in de jaren negentig naar de prevalentie van diabetes in Amsterdam komt een redelijk consistent beeld naar voren dat diabetes onder de allochtone bevolking vaker voorkomt dan bij autochtonen [4,5]. De prevalentie van diabetes onder Turken en Marokkanen is ongeveer gelijk en is drie tot zes keer hoger dan onder Nederlanders. De gegevens uit dit gezondheidsonderzoek sluiten hierbij aan (zie tabel 1). Onder Marokkaanse Amsterdammers (8,7%) komt diabetes het meest voor, op de tweede plaats gevolgd door de Turkse Amsterdammers (6,1%). Van de Amsterdammers van Nederlandse afkomst heeft 2,5% diabetes. Bij Turkse en Marokkaanse Amsterdammers komt diabetes zowel bij mannen als vrouwen vaker voor dan bij Nederlandse mannen (3,1%) en vrouwen (1,8%) (niet in tabel). Het percentage diabetespatiënten onder Marokkaanse vrouwen (9,2%) valt daarbij het meest op, ook in vergelijking met de Turkse vrouwen (5,4%). In tegenstelling tot de andere bevolkingsgroepen, komt diabetes onder Amsterdamse Marokkanen bij vrouwen wat vaker voor dan bij mannen (8,7%). Van de Turkse mannen heeft 7,0% diabetes. De behandeling van diabetes bestaat uit het onder controle houden van de bloedsuikerspiegel en het geven van leefstijladviezen over lichamelijke activiteit, gezonde voeding en, indien van toepassing, het verminderen van overgewicht. Het beheersen van het bloedsuikergehalte gebeurt voornamelijk door zelfcontrole (met glucometer) en zelfregulatie door gebruik van orale bloedsuikerverlagende medicatie of het spuiten van insuline. Het is voor diabetespatiënten belangrijk voeding, medicatie en lichamelijke activiteit goed op elkaar af te stemmen. Het voedingsadvies wijkt voor diabetespatiënten verder niet zoveel af van dat voor mensen zonder diabetes. De meerderheid van de Amsterdammers met diabetes is niet goed ingesteld Minder dan vier op de tien (37%) diabetespatiënten zijn goed ingesteld, een even groot deel is middelmatig ingesteld en 15% is slecht ingesteld. Mannen (32%) zijn vaker minder goed ingesteld de respondent geeft aan diabeet te zijn én gebruikt medicatie én HbA1cgehalte =< 7%. Idem bij een HbA1c-gehalte is > 7 en < 8,5% is middelmatig ingesteld, en idem bij HbA1c-gehalte is >= 8,5% is slecht ingesteld
40
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam dan vrouwen (46%). Van de etnische groepen zijn de Nederlandse Amsterdammers vaker goed ingesteld dan de Turkse en Marokkaanse Amsterdammers. Het grootste deel (77%) van de gediagnosticeerde diabetespatiënten gebruikt alleen tabletten als medicatie. Een veel kleiner deel van 19% gebruikt insuline en 4% gebruikt zowel tabletten als insuline. Vrijwel alle (96%) gediagnosticeerde diabetespatiënten zijn in het afgelopen jaar in verband met diabetes onder behandeling of controle van de huisarts of een specialist geweest. Van de gediagnosticeerde diabetespatiënten geeft een kleine meerderheid (54%) aan een aangepast dieet te gebruiken. Vrouwen (67%)
met diabetes doen dat vaker dan mannen (43%). Diabetespatiënten van Nederlandse afkomst (42%) rapporteren minder vaak een aangepast dieet dan Marokkaanse (74%) en Turkse (59%) diabeten. Wat de oorzaak is van het relatief grote deel diabetespatiënten dat niet goed is ingesteld, is moeilijk aan te geven. De meeste van hen gebruiken medicatie, staan onder controle van een arts en een meerderheid geeft aan een dieet te gebruiken. Dat zegt echter nog weinig over of de medicatie goed en consequent wordt gebruikt en of specifieke leefregels goed worden gevolgd.
41
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Een andere mogelijke oorzaak voor een slechte of middelmatig instelling van de bloedsuikerspiegel is overgewicht. Door het overgewicht wordt de gevoeligheid voor insuline verminderd en ontwikkelt zich sneller een te hoge bloedsuikerspiegel. Ernstig overgewicht en abdominale vetophoping zijn belangrijke risicofactoren voor het optreden van diabetes (zie kader 2). Abdominale vetophoping, een vorm van overgewicht die vooral bij ouderen voorkomt en waarbij het vet zich rond de buik (‘appelvorm’) ophoopt, brengt in het algemeen een groter gezondheidsrisico met zich mee dan wanneer het vet meer rond de heupen en dijen (‘peervorm’) zit. Voor diabetespatiënten met overgewicht is het van groot belang het overgewicht kwijt te raken. Zij kunnen dan veelal met minder medicatie toe en de bloedsuikerspiegel is vaak beter onder controle te houden, waardoor de kans op complicaties wordt verkleind. Kader 2 Risicofactoren voor diabetes mellitus • • • • •
genetische predispositie (erfelijke aanleg) ernstig overgewicht (obesitas) abdominale vetverdeling (‘appelvorm’) lichamelijke inactiviteit voeding: hoge inname van energie en verzadigd vet, lage inname van onverzadigd vet en vezels
bron: Nationaal Kompas, RIVM 2005 [1]
Acht op de tien diabetespatiënten hebben overgewicht Tabel 2 laat zien dat 80% van de mensen met gediagnosticeerde diabetes te kampen heeft met overgewicht. Het aantal diabetespatiënten met overgewicht is dus fors te noemen. Bij ruim eenderde (37%) van hen is zelfs sprake van ernstig overgewicht (BMI >= 30). Ter vergelijking: het percentage mensen met overgewicht ligt onder Amsterdammers zonder diabetes met 43% significant lager. Ook het percentage mensen met ernstig overgewicht ligt onder Amsterdammers zonder diabetes met 13% duidelijk lager. Een meerderheid van de 45-plussers zonder diabetes is te zwaar. Voor deze omvangrijke groep is het vanuit preventief oogpunt van belang het overgewicht terug te dringen. BMI (Body Mass Index) is het lichaamsgewicht in kilogrammen gedeeld door het kwadraat van de lichaamslengte in meters, zie ook hoofdstuk 3.1.1.3.
42
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2
Amsterdammers mét en zonder diabetes met (ernstig) overgewicht naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 gediagnosticeerde diabetes
95% BI
geen diabetes
95% BI
totaal
79,6
77,5-81,5
43,4
40,9-45,9
mannen
82,1
79,1-84,8
41,0
37,4-44,7
vrouwen
76,0
73,0-78,8
45,7
42,4-49,1
geslacht
leeftijdsgroep 18-34 jaar
-
29,8
24,4-35,9
35-44 jaar
66,6
61,4-71,4
39,2
34,1-44,5
45-54 jaar
83,3
79,2-86,8
54,8
49,7-59,8
55-64 jaar
76,3
71,3-80,6
64,8
59,4-69,8
65 jaar en ouder
79,1
73,7-83,7
58,4
52,2-64,3
Nederlands
81,9
78,2-85,1
43,0
38,6-47,5
Marokkaans
80,8
76,1-84,8
56,5
51,0-61,8
Turks
77,2
72,7-81,1
65,3
60,4-69,9
overig
77,0
72,3-81,1
39,0
34,0-44,2
etnische groep
Overgewicht is bij vrijwel alle diabetespatiënten uit de verschillende etnische groepen een probleem. Het percentage mensen met overgewicht is onder de Nederlandse (82%) diabetespatiënten hoger dan onder diabetespatiënten van Turkse afkomst (77%). Tussen Nederlandse en Marokkaanse (81%) diabetespatiënten is het verschil gering. Daar staat tegenover dat overgewicht bij de Turkse Amsterdammers zonder diabetes (65%) het meest voorkomt, en dat bovendien ernstig overgewicht (niet in tabel) onder Turkse diabetespatiënten (55%) vaker voorkomt dan onder Marokkaanse (35%) en Nederlandse (46%) Amsterdammers met diabetes.
BMI >= 25, berekend op grond van gemeten lichaamsgewicht en lichaamslengte.
43
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Diabetespatiënten hebben vaker (risicofactoren voor) hart- en vaatziekten Eerder, in kader 1, is al aangegeven dat diabetes tot ernstige complicaties kan leiden. Hoewel op basis van dit onderzoek geen causaal verband tussen diabetes en complicaties kan worden aangetoond, is het wel opvallend dat Amsterdamse diabetespatiënten aanzienlijk vaker dan Amsterdammers zonder diabetes een herseninfarct, hersenbloeding, een hartinfarct of een andere ernstige hartaandoening hebben gehad. Ook endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten zoals hoge bloeddruk en een verhoogd cholesterolgehalte, komen bij diabetespatiënten significant vaker voor. Tabel 3 Een aantal chronische aandoeningen bij Amsterdammers mét en zonder diabetes (percentages), 2004 gediagnosticeerde diabetes 95% BI
geen diabetes 95% BI
heeft u ooit een……..gehad beroerte, hersenbloeding/-infarct of TIA
12,7
8,1-19,4
1,8
1,2- 2,6
hartinfarct
11,1
6,8-17,6
1,2
0,7- 1,9
andere ernstige hartaandoening
20,4
14,4-28,1
2,3
1,6- 3,2
hoge bloeddruk
64,2
55,6-72,0
14,6
12,7-16,7
verhoog cholesterolgehalte
41,7
33,2-50,8
6,4
5,1- 8,0
heeft u nu of in het afgelopen jaar een……….gehad
Tot slot maakt figuur 2 duidelijk dat diabetes een aandoening is die veel invloed heeft op de gezondheidsbeleving. Ongeveer zeven op de tien mannen en vrouwen met gediagnosticeerde diabetes beoordelen de eigen gezondheid als matig tot slecht. Onder Amsterdammers zonder diabetes ligt dit aandeel aanzienlijk lager. Van de mannen en vrouwen zonder diabetes beoordeelt respectievelijk 17% en 21% de eigen gezondheid als matig tot slecht.
44
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 2 Amsterdamse mannen en vrouwen, mét en zonder diabetes, die de eigen gezondheid als matig tot slecht beoordelen (percentages), 2004 vrouwen zonder diabetes
vrouwen met diabetes
mannen zonder diabetes
mannen met diabetes % 0
10
20
30
40
50
60
70
80
Conclusie Diabetes is een chronische ziekte die vanuit het oogpunt van de openbare volksgezondheid grote aandacht verdient. Naar schatting hebben ruim twintigduizend Amsterdamse volwassenen diabetes en nog eens drieduizend Amsterdammers zijn diabeet zonder het te weten. Door het groeiend aantal mensen met ernstig overgewicht in de bevolking en door het toenemen van het aantal ouderen, is de verwachting dat het aantal diabetespatiënten in de nabije toekomst alleen maar verder zal toenemen. Door het grote aantal patiënten en het op den duur vaak optreden van lastig te behandelen complicaties, is diabetes een aandoening die veel druk legt op de lokale gezondheidszorg. Preventieve activiteiten voorlichting over het herkennen van diabetes en hoe met diabetes om te gaan - en vroegopsporing zijn belangrijke instrumenten om het aantal diabetespatiënten te beperken en het optreden van complicaties te voorkomen of uit te stellen. In Amsterdam komt diabetes in vergelijking met Nederland even vaak voor. Het aandeel mensen met diabetes in de bevolking neemt toe met de leeftijd. Onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers komt diabetes vaker voor dan onder Nederlandse Amsterdammers. Met name onder Marokkaanse vrouwen komt diabetes vaak voor. Hoewel de gediagnosticeerde diabetespatiënten medicatie gebruiken, meestal een dieet hebben en onder controle van een arts staan, zijn de meeste van hen niet goed ingesteld. 45
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Mogelijk speelt een slechte afstemming van voeding, medicatie en lichamelijke activiteit hierbij een rol. Een andere oorzaak kan zijn dat 80% van de diabetespatiënten overgewicht heeft. Tot slot blijkt uit het gezondheidsonderzoek dat Amsterdamse diabetespatiënten aanzienlijk vaker hart- en vaatziekten hebben, en ook vaker een hoge bloeddruk en een verhoogd cholesterolgehalte.
46
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.1.2. Hoge bloeddruk J.K. Ujcic-Voortman Een verhoogde bloeddruk, of hypertensie, is één van de belangrijkste risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Dit geldt zowel voor een verhoogde bovendruk (systolische bloeddruk) als een verhoogde onderdruk (diastolische bloeddruk). Bij slechts 5% van de mensen met een verhoogde bloeddruk is dit het gevolg van een ziekte. Bij de rest kan de bloeddruk beïnvloed worden door de leefstijl. Zo hebben een gezond gewicht, voldoende beweging en een voeding met voldoende groente en fruit een positief effect op de bloeddruk [1]. Ook op andere risicofactoren voor hypertensie zoals overmatig alcoholgebruik, roken en een hoge vet- en zoutconsumptie kunnen mensen zelf via leefstijlkeuzes invloed uitoefenen [1]. Een gezonde leefstijl is daarom een belangrijk wapen in de strijd tegen hypertensie. Maar hoe is het gesteld met de bloeddruk van de Amsterdammers? Komt een verhoogde bloeddruk bij Amsterdammers vaak voor en zijn daarin verschillen tussen de bevolkingsgroepen? En hoeveel Amsterdammers hebben een verhoogde bloeddruk zonder het te weten en zijn hiervoor dus ook niet onder behandeling? Een verhoogde bloeddruk is een belangrijke risicofactor voor coronaire hartziekten en een beroerte. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer eenderde (32%) van de sterfgevallen als gevolg van een beroerte toe te schrijven is aan een verhoogde bloeddruk. Een vergelijkbaar aandeel van de totale sterfte aan coronaire hartziekten is eveneens toe te schrijven aan een verhoogde bloeddruk (31% onder mannen en 27% onder vrouwen) [2]. Als het lukt om bij patiënten met hypertensie de bloeddruk te verlagen, daalt de kans om aan deze aandoeningen te overlijden aanzienlijk. De behandeling van een verhoogde bloeddruk begint met een aantal leefstijladviezen: niet roken, een gezond gewicht, voldoende beweging, matig alcoholgebruik en een gezonde voeding met voldoende groente en fruit, maar met weinig (verzadigd) vet en zout. Als dit niet het gewenste effect op de bloeddruk heeft, wordt medicatie ingezet [2]. Uit cijfers van het RIVM blijkt dat een verhoogde bloeddruk in Nederland bij ongeveer één op de vijf volwassenen van 20 tot 60 jaar epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG.
47
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam voorkomt. Mannen (24%) hebben vaker last van een verhoogde bloeddruk dan vrouwen (19%). De bloeddruk neemt toe met de leeftijd. Onder Nederlandse ouderen, van 65 tot en met 85 jaar, komt een verhoogde bloeddruk bij 38% van de mannen en 42% van de vrouwen voor [3]. Wanneer heeft iemand een verhoogde bloeddruk? Volgens de richtlijn van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) heeft iemand een verhoogde bloeddruk als bij herhaalde meting, in rusttoestand, blijkt dat de diastolische bloeddruk 90 mmHg of hoger is en/of de systolische bloeddruk 140 mmHg of hoger is en/of als hij/zij hiervoor medicatie gebruikt. Deze richtlijn geldt voor de volwassen bevolking. Voor mensen ouder dan 60 jaar zonder diabetes mellitus, familiaire hypercholesterolemie of hart- en vaatziekten ligt de grens voor de bovendruk bij 160 mmHg [4]. In het gezondheidsonderzoek 2004 is de bloeddruk gemeten met een automatische bloeddrukmeter. De meting is in duplo uitgevoerd, met een tussenpoos van ongeveer vijf minuten. De resultaten die in dit hoofdstuk worden beschreven, zijn gebaseerd op het gemiddelde van beide metingen. Hypertensie komt met name voor onder Nederlandse Amsterdammers Van alle Amsterdammers van 18 jaar en ouder heeft 38% een verhoogde bloeddruk (zie tabel 1). In Amsterdam is de bloeddruk van mannen hoger dan van vrouwen. Dit komt overeen met resultaten van andere studies. Hypertensie komt onder mannen (44%) dan ook meer voor dan onder vrouwen (33%) [3,5]. Tabel 1 laat verder zien dat de kans op een verhoogde bloeddruk sterk toeneemt met de leeftijd. In Amsterdam heeft driekwart van de 65-plussers een verhoogde bloeddruk tegen 13% van de 18 t/m 34 jarigen. Amsterdammers van Nederlandse afkomst (43%) hebben vaker een verhoogde bloeddruk dan Marokkaanse (24%) en Turkse (26%) Amsterdammers. Van de Amsterdammers uit de overige etnische groepen heeft ongeveer eenderde (34%) een verhoogde bloeddruk.
in dit onderzoek is niet nagevraagd of er sprake is van familiaire hypercholesterolemie. Daarom zijn bij deze berekeningen alle personen met een verhoogd cholesterolgehalte op basis van gemeten bloedwaarden meegenomen (zie hoofdstuk 3.1.1.4.).
48
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1
Gemiddelde diastolische en systolische bloeddruk (in mmHg ± standaarddeviatie) en het aandeel personen met hoge bloeddruk (percentages met 95% betrouwbaar- heidsinterval), 2004 bloeddruk (gemiddeld) in mmHg (± sd) verhoogde bloeddruk diastolisch
systolisch
%
95% BI
totaal
81,0 (± 11,1)
131,0 (± 21,6)
37,8
35,5-40,1
man
81,9 (± 11,4)
134,3 (± 19,0)
43,5
40,1-47,0
vrouw
80,1 (± 10,8)
127,8 (± 23,5)
32,5
29,6-35,5
18 t/m 34 jaar
76,9 (± 9,3)
120,9 (± 14,2)
12,8
9,4-17,2
35 t/m 44 jaar
81,1 (± 10,2)
125,1 (± 16,5)
30,5
26,0-35,4
45 t/m 54 jaar
84,5 (± 11,8)
134,0 (± 20,2)
50,3
45,5-55,1
55 t/m 64 jaar
86,2 (± 11,5)
144,3 (± 21,6)
66,5
61,6-71,1
65 jaar en ouder
82,7 (± 12,2)
155,8 (± 23,7)
74,7
69,4-79,4
Nederlands
81,8 (± 11,3)
134,1 (± 22,4)
42,5
38,3-46,8
Marokkaans
77,4 (± 10,4)
125,2 (± 19,8)
24,1
20,0-28,7
Turks
79,1 (± 10,8)
123,2 (± 18,1)
26,0
22,1-30,3
overig
80,7 (± 11,0)
128,5 (± 20,4)
34,1
29,6-38,9
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Vergeleken met de cijfers van het RIVM die voor Nederland beschikbaar zijn [3], komt een verhoogde bloeddruk vaker voor in Amsterdam. Onder Amsterdamse mannen van 20 tot 60 jaar komt een verhoogde bloeddruk bij 38% voor (in Nederland: 24%), onder Amsterdamse vrouwen bij 25% (in Nederland: 19%). Ook onder Amsterdamse ouderen van 65 tot en met 85 jaar is het percentage mensen met een verhoogde bloeddruk met 75% erg hoog in vergelijking met de 40% in heel Nederland. De resultaten van het gezondheidsonderzoek 2004 in Amsterdam komen echter wel overeen met resultaten van internationaal onderzoek [5]. Veel Amsterdammers weten niet dat hun bloeddruk verhoogd is Als een verhoogde bloeddruk niet is gediagnosticeerd, wordt deze ook niet behandeld. En dat terwijl verlaging van de bloeddruk het risico om te overlijden aan hart- en vaatziekten, de 49
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam belangrijkste doodsoorzaak in Amsterdam, aanzienlijk vermindert. In de bevolking zijn er wat betreft de bloeddruk drie groepen mensen te onderscheiden [2]: 1. mensen met een normale, gezonde bloeddruk; 2. mensen met een verhoogde bloeddruk, gediagnosticeerd door en onder behandeling van een arts, de patiënten; 3. mensen die wel een verhoogde bloeddruk hebben, zonder dit te weten, de ongediagnosticeerde patiënten. Bijna een kwart (23%) van de Amsterdammers valt in die laatste groep en loopt rond met een ongediagnosticeerde verhoogde bloeddruk (zie figuur 1). Dit betekent dat van de Amsterdammers met hypertensie 62% zelf niet weet dat de bloeddruk te hoog is. Hoe hoger de leeftijd, hoe groter de kans dat de verhoogde bloeddruk wel is gediagnosticeerd. Is het onder de jong volwassenen van 18 t/m 34 jaar nog zo dat bijna alle gevallen van een verhoogde bloeddruk ongediagnosticeerd zijn, onder 55-plussers is dat nog ongeveer de helft.
etnische groep
leeftijd
geslacht
Figuur 2 Gediagnosticeerde en ongediagnosticeerde verhoogde bloeddruk in Amsterdam, 2004 totaal
14,5 %
mannen vrouwen
14,2 %
18 t/m 34 35 t/m 44 45 t/m 54 55 t/m 64 65+ Nederlands Marokkaans Turks anders %0
23,3 % 29,3 %
14,8%
17,7%
12,0% 9,2%
21,3%
31,1%
19,2% 31,5%
34,9%
38,8% 16,7% 7,4%
25,8% 16,7%
9,8%
16,3%
12,9%
10
21,4%
20
verhoogde bloeddruk gediagnosticeerd
50
35,9%
30
40
50
60
70
verhoogde bloeddruk ongediagnosticeerd
80
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Amsterdammers met hoge bloeddruk hebben minder gezonde leefgewoonten Bekende risicofactoren voor een verhoogde bloeddruk zijn onder andere roken, overgewicht, lichamelijke inactiviteit en onverantwoord alcoholgebruik [1]. Het in een positieve richting veranderen van deze leefstijlfactoren kan niet alleen worden ingezet ter preventie, maar helpt ook bij het behandelen van een verhoogde bloeddruk. Uit tabel 2 blijkt dat Amsterdammers met een verhoogde bloeddruk over het algemeen slechter op deze aspecten van leefstijl scoren dan Amsterdammers met een normale bloeddruk. Zij hebben vaker matig of ernstig overgewicht en ook onverantwoord alcoholgebruik (volgens de Norm Verantwoord Alcoholgebruik van het Nederlands Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ)), komt eveneens vaker voor onder deze groep. Het aantal rokers is daarentegen niet hoger onder de Amsterdammers met een verhoogde bloeddruk. Wel telt de groep met een verhoogde bloeddruk meer ex-rokers. Tabel 2 Leefstijlfactoren onder Amsterdammers met een ver hoogde bloeddruk vergeleken met Amsterdammers met een normale bloeddruk (percentages), 2004 normale bloeddruk
verhoogde bloeddruk
rokers
33,3
31,5
ex-rokers
21,6
32,9
matig overgewicht3
25,3
41,1
ernstig overgewicht4
9,7
21,5
onvoldoende lichamelijke activiteit5
40,8
36,4
onverantwoord alcoholgebruik6
25,7
40,2
matig overgewicht: Body Mass Index (kg/m2) van 25 of hoger, maar lager dan 30, zie ook hoofdstuk 3.1.1.3 ernstig overgewicht: Body Mass Index (kg/m2) van 30 of hoger, zie ook hoofdstuk 3.1.1.3 volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor volwassenen, zie ook hoofdstuk 4.1.2 volgens de Norm Verantwoord Alcoholgebruik (NIGZ), zie ook hoofdstuk 4.1.4
51
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Conclusie Vooral Nederlandse Amsterdammers (43%) hebben vaak een verhoogde bloeddruk. Onder Marokkaanse (24%) en Turkse (26%) Amsterdammers komt een verhoogde bloeddruk minder vaak voor. Ongediagnosticeerde hoge bloeddruk is een groot probleem in Amsterdam. Het is zelfs zo dat er meer mensen in Amsterdam rondlopen met een verhoogde bloeddruk zonder het te weten dan mensen met een gediagnosticeerde verhoogde bloeddruk. Bijna een kwart van de volwassen Amsterdammers heeft een verhoogde bloeddruk die niet gediagnosticeerd is. In absolute aantallen komt dit neer op ruim 137 duizend Amsterdammers. Een belangrijk wapen in de strijd tegen een verhoogde bloeddruk is een gezonde leefstijl. Uit het gezondheidsonderzoek 2004 blijkt dat de leefstijl van met name Amsterdammers met een verhoogde bloeddruk kan worden verbeterd. Zo hebben Amsterdammers met een verhoogde bloeddruk vaker overgewicht en gaan zij ook vaker onverantwoord om met alcohol dan Amsterdammers met een normale bloeddruk. Een gezonde leefstijl helpt niet alleen om de bloeddruk te verlagen, maar ook om problemen met de bloeddruk in de toekomst te voorkomen. Kortom: met een betere signalering van een verhoogde bloeddruk en het bevorderen van een gezonde leefstijl om hypertensie te voorkomen of te verminderen, valt in Amsterdam veel gezondheidswinst te behalen.
52
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.1.3. Overgewicht H. Dijkshoorn Ongeveer de helft van de volwassen Nederlanders heeft overgewicht. Ernstig overgewicht komt voor bij één op de tien Nederlanders. Overgewicht verhoogt de kans op een aantal chronische aandoeningen zoals diabetes mellitus en hart- en vaatziekten (zie kader 1). Overgewicht wordt veroorzaakt doordat de inname van energie via de voeding hoger is dan het energieverbruik. Er is veel gezondheidswinst te behalen wanneer alle Nederlanders een gezond lichaamsgewicht zouden hebben. Hierdoor zouden er in Nederland jaarlijks circa 40.000 minder gevallen van hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type 2 en kanker zijn en circa 10% minder sterfgevallen [1]. In de afgelopen decennia is de prevalentie van matig en ernstig overgewicht in Nederland sterk toegenomen, zowel onder kinderen als onder volwassenen [2]. De dalende trend in lichamelijke activiteit lijkt de belangrijkste factor voor de stijgende prevalentie van overgewicht [3]. Onder bepaalde bevolkingsgroepen in Nederland komt overgewicht relatief vaak voor, zoals onder laagopgeleiden en onder mensen van niet-Nederlandse afkomst [4]. Verschillende factoren beïnvloeden het lichaamsgewicht zoals voedingsgewoonten, lichamelijke activiteit, roken en erfelijke factoren [5]. Ook de opvattingen die in een bepaalde cultuur heersen zijn van invloed. In westerse samenlevingen wordt overgewicht meestal als onwenselijk gezien, terwijl niet-westerse samenlevingen overgewicht vaak als teken van welvaart, schoonheid en gezondheid beschouwen [6,7]. Gedragsfactoren zijn de belangrijkste beïnvloedbare determinanten van overgewicht. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft de preventie van overgewicht als één van haar kerndoelen opgenomen in de nota ‘Langer Gezond Leven’ (2003) [8]. Ook in de Amsterdamse volksgezondheidsnota ‘Gezond Leven in Gezond Amsterdam’ (2004) krijgt de preventie van overgewicht ruime aandacht [9]. Momenteel worden er dan ook diverse preventieve
epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG.
53
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Aan overgewicht en obesitas gerelateerde aandoeningen • • • • • •
diabetes mellitus type 2 hart- en vaatziekten aandoeningen van de galblaas aandoeningen van het bewegingsapparaat aandoeningen van de ademhalingsorganen verschillende vormen van kanker: • dikke darmkanker • borstkanker (na de menopauze) • baarmoederkanker • nierkanker • slokdarmkanker • vruchtbaarheidsproblemen • menstruatiestoornissen
activiteiten uitgevoerd, zoals de landelijke campagne van het Voedingscentrum ‘Maak je niet dik!’. In Amsterdam is er onder meer de campagne ‘Over gewicht gesproken’ van start gegaan, gericht op kinderen en jongeren en in stadsdeel Westerpark loopt sinds 2003 het project ‘Gezonde leefgewoonten Westerpark’ gericht op Turkse en Marokkaanse vrouwen met overgewicht.
foto: E. van Eis
54
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam In dit rapport wordt de Body Mass Index (BMI), het lichaamsgewicht gedeeld door het kwadraat van de lichaamslengte, gehanteerd als maat voor het maken van een schatting van het gezondheidsrisico van het lichaamsgewicht. Er worden vier categorieën onderscheiden [12]: 1. 2. 3. 4.
ondergewicht (BMI < 18,5 kg/m2) normaal gewicht (18,5 ≤ BMI < 25 kg/m2) matig overgewicht (25 ≤ BMI < 30 kg/m2) ernstig overgewicht (obesitas) (BMI ≥ 30 kg/m2)
Het is bekend dat veel mensen een te laag lichaamsgewicht rapporteren. Het gebruik van zelfgerapporteerde gegevens levert hierdoor minder betrouwbare cijfers over het vóórkomen van overgewicht op. Daarom zijn in het gezondheidsonderzoek 2004 het lichaamsgewicht en de lichaamslengte daarnaast ook gemeten door een verpleegkundige. Deze gemeten gegevens worden in dit rapport gebruikt, behalve voor de vergelijking met eerdere en landelijke gegevens. In eerdere Amsterdamse gezondheidsenquêtes (1992-1993 [10] en 1999-2000) en in de landelijke CBS-POLS enquête zijn lichaamslengte en -gewicht namelijk niet gemeten, maar uitsluitend door middel van zelfrapportage verkregen.
55
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Bijna de helft van de Amsterdammers heeft overgewicht Van alle Amsterdammers heeft 31% matig overgewicht en bijna 14% ernstig overgewicht. Amsterdamse mannen (34%) hebben iets vaker matig overgewicht dan Amsterdamse vrouwen (29%). Echter, obesitas komt in Amsterdam vaker voor onder vrouwen (18%) dan onder mannen (9%). Het percentage Amsterdammers met matig of ernstig overgewicht neemt toe met het stijgen van de leeftijd. Onder Marokkanen (57%) en Turken (66%) komt overgewicht vaker voor dan onder Nederlanders (45%) (zie tabel 1). Tabel 1
Body Mass Index (gebaseerd op gemeten gegevens) van Amsterdammers naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 ondergewicht
95% BI
normaal gewicht
95% BI
matig overgewicht
95% BI
obesitas
95% BI
totaal
2,9
2,2-3,8
53,0
50,6-55,3
31,2
29,1-33,4
13,5
12,0-15,2
mannen
2,3
1,5-3,6
54,8
51,3-58,3
33,8
30,6-37,2
9,3
7,5-11,5
vrouwen
3,6
2,6-5,0
51,1
47,9-54,3
28,6
25,8-31,5
17,7
15,4-20,3
18-34 jaar
4,0
2,2-6,8
67,6
61,8-72,7
22,2
18,0-27,7
6,2
3,9- 9,5
35-44 jaar
2,7
1,5-4,9
58,5
53,4-63,4
29,5
25,1-34,3
10,4
7,7-13,9
45-54 jaar
2,2
1,2-4,1
40,7
36,0-45,5
37,7
33,1-42,5
19,4
15,9-23,5
55-64 jaar
2,1
1,1-4,1
32,3
27,8-37,2
40,3
35,5-45,3
26,4
22,2-31,1
65 jaar en ouder
1,4
0,5-3,5
37,2
31,8-42,9
41,8
36,2-47,6
19,6
15,4-24,6
Nederlands
1,8
0,9-3,3
54,0
49,7-58,2
30,8
27,0-34,9
13,8
11,1-17,0
Marokkaans
2,8
1,5-5,0
41,5
36,6-46,6
31,1
26,6-36,0
26,0
21,8-30,7
Turks
2,1
1,1-3,9
32,2
28,0-36,7
38,3
33,9-42,9
28,0
24,0-32,3
overig
4,8
3,1-7,4
56,3
51,4-61,1
31,0
26,7-35,7
8,6
6,2-11,8
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Veel Marokkaanse en Turkse vrouwen met ernstig overgewicht De verschillen in overgewicht tussen Marokkaanse, Turkse en Nederlandse Amsterdammers zijn nader geanalyseerd. Uit tabel 2 blijkt dat in vergelijking met Nederlandse vrouwen (45%) Marokkaanse en Turkse vrouwen vaker matig of ernstig overgewicht hebben: respectievelijk 64% en 72%. Dit verschil wordt vooral 56
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam veroorzaakt doordat obesitas aanzienlijk vaker voorkomt onder Marokkaanse (39%) en Turkse (40%) vrouwen dan onder Nederlandse vrouwen (17%). Ook onder Marokkaanse en Turkse mannen ligt het percentage met overgewicht hoger dan bij de Nederlandse mannen. Van de Nederlandse mannen heeft 44% matig of ernstig overgewicht, van de Marokkaanse mannen is dit 50% en van de Turkse mannen 60%. Obesitas komt bij Turkse mannen (16%) significant vaker voor dan bij Nederlanders (11%). Het verschil tussen Nederlandse en Marokkaanse (13%) mannen is niet-significant. Tabel 2 Amsterdammers met matig of ernstig overgewicht (geba seerd op gemeten gegevens) naar etnische groepen en geslacht (percentages), 2004 etnische groep Nederlands
Marokkaans
Turks
matig overgewicht
33
37
44
ernstig overgewicht
11
13
16
matig overgewicht
28
25
32
ernstig overgewicht
17
39
40
mannen
vrouwen
Laagopgeleiden hebben vaker overgewicht In Nederland hebben mensen met een lage opleiding in het algemeen vaker overgewicht dan mensen met een hoge opleiding. Uit het gezondheidsonderzoek 2004 blijkt dat dit voor Amsterdamse mannen en vrouwen ook geldt. De laagst opgeleide vrouwen (geen opleiding of alleen basisschool) hebben vaker matig of ernstig overgewicht (74%) dan de vrouwen met een HBO- of WO-opleiding (26%). Onder mannen is het verband tussen opleidingsniveau en het hebben van overgewicht minder sterk dan onder vrouwen: 50% van de mannen met maximaal basisschool heeft overgewicht en 34% van de mannen met een HBO- of WO-opleiding (zie figuur 1).
57
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 1 Amsterdammers met overgewicht (BMI ≥ 25 kg/m2, gebaseerd op gemeten gegevens ) naar geslacht en opleidingsniveau (percentages), 2004
vrouwen
mannen
% 0
10
20
30
basisschool
40
vmbo
50
60
havo, vwo, mbo
70
80
hbo, wo
Het percentage Amsterdammers met overgewicht laatste tien jaar flink gestegen Figuur 2 laat zien dat het percentage Amsterdammers met matig of ernstig overgewicht in 2004 (42%) hoger is dan in 1999-2000 (33%) en ook is gestegen in vergelijking met 1992-1993 (31%) [10]. De grootste toename in de laatste vijf jaar is te zien bij de vrouwen. Het percentage vrouwen met overgewicht is tussen 1999 en 2004 met 11% toegenomen. Voor deze vergelijking is gebruik gemaakt van zelfgerapporteerde gegevens over lichaamslengte en –gewicht. Deze cijfers wijken enigszins af van de gemeten gegevens uit tabel 1. Figuur 2 Trend in de tijd: Amsterdammers met matig en ernstig overgewicht (gebaseerd op zelfgerapporteerde gege vens) naar geslacht in 1992-1993 (92), 1999-2000 (99) en 2004 (04) (percentages) 50 40 30 20 10 % 0 92
58
totaal 99
04
92
mannen 99
04
matig overgewicht
92
vrouwen 99
ernstig overgewicht
04
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Amsterdammers hebben minder vaak overgewicht dan andere Nederlanders In vergelijking met heel Nederland hebben Amsterdammers minder vaak overgewicht. Met name onder Amsterdamse mannen komt minder overgewicht voor. Van alle Amsterdammers rapporteert 42% matig of ernstig overgewicht: 43% van de mannen en 40% van de vrouwen. In Nederland rapporteert 47% matig of ernstig overgewicht: 51% van de mannen en 42% van de vrouwen [11]. De relatief grote groep 20 t/m 44 jarigen in Amsterdam kan dit verschil mogelijk verklaren. Conclusie Overgewicht is in Amsterdam een aanzienlijk volksgezondheidsprobleem net als elders in Nederland. Van de volwassen Amsterdammers heeft 45% matig of ernstig overgewicht, dit is iets minder dan in de rest van Nederland. De cijfers van het gezondheidsonderzoek 2004 laten zien dat het vóórkomen van overgewicht in Amsterdam de laatste tien jaar sterk is gestegen. In bepaalde groepen in Amsterdam komt overgewicht vaak voor, zoals onder laagopgeleide Nederlandse vrouwen en onder Turkse en Marokkaanse mannen en vrouwen. Samen met andere organisaties werkt de GGD Amsterdam aan de preventie van overgewicht. De aandacht voor dit gezondheidsprobleem blijft in Amsterdam – gezien bovenstaande cijfers - voorlopig noodzakelijk.
59
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.1.4. Verhoogd cholesterolgehalte J.K. Ujcic-Voortman Hypercholesterolemie, een verhoogd cholesterolgehalte in het bloedserum, speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van coronaire hartziekten. Hoe hoger het totaal cholesterolgehalte, hoe hoger de kans op coronaire hartziekten. Een voeding met veel verzadigd vet, roken en overgewicht zijn leefstijlfactoren die het cholesterolgehalte in het bloed kunnen verhogen [1,2]. De behandeling van een verhoogd cholesterolgehalte richt zich dan ook in eerste instantie op veranderingen in leefstijl. Het verminderen van de vetinname, met name van verzadigde en trans-onverzadigde vetten, het bestrijden van overgewicht, het bevorderen van lichamelijke activiteit en niet roken zijn in dit kader belangrijk. Als dit geen of te weinig resultaat heeft, wordt in sommige gevallen medicatie (statines) gebruikt om het cholesterolgehalte te verlagen. Veranderingen in leefstijl blijven echter de belangrijkste maatregel zowel bij de behandeling als bij preventie van een verhoogd cholesterolgehalte. Cholesterol is een vetachtige stof die door het lichaam wordt gebruikt als bouwsteen voor lichaamscellen en hormonen. Een te hoog gehalte aan cholesterol in het bloed kan er voor zorgen dat bloedvaten dichtslibben. Hierdoor kan de bloedtoevoer naar de omliggende organen, zoals het hart of de hersenen, worden belemmerd. Dit kan aandoeningen aan deze weefsels en de vaten tot gevolg hebben, zoals een hartinfarct of een beroerte. Drie soorten lipoproteïnen, LDL (Low Density Lipoproteins), HDL (High Density Lipoproteins) en VLDL (Very Low Density Lipoproteins), zorgen voor transport van cholesterol in het bloed. Cholesterol komt het meest voor in de vorm van LDL-cholesterol, dat cholesterol in het bloed naar het weefsel vervoert. Een verhoogd LDL-cholesterol is een risicofactor voor hart- en vaatziekten. Het HDL voert cholesterol juist van het weefsel naar de lever af, waar het afgebroken wordt. Een voldoende hoog HDL-cholesterol is daardoor een beschermende factor voor hart- en vaatziekten. Het totaal cholesterol wordt vaak gebruikt als indicator voor het LDLcholesterol [1]. epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
60
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Uit internationaal onderzoek blijkt dat een verlaging van het totaal cholesterolgehalte met 30% de kans op coronaire hartziekten met eveneens 30% verlaagt. De sterfte aan coronaire hartziekten daalt met twee tot drie procent als het LDL-cholesterol met één procent wordt verlaagd [1]. Een verhoogd totaal cholesterolgehalte komt in Nederland voor bij 14% van de volwassenen van 20 tot 70 jaar. Er is hierin geen verschil tussen mannen en vrouwen. Het totaal cholesterolgehalte stijgt met de leeftijd. Hypercholesterolemie komt dan ook vaker voor onder ouderen [3]. Wanneer heeft iemand een afwijkend cholesterolgehalte? De WHO heeft richtlijnen opgesteld voor het opsporen van afwijkende waarden van het cholesterolgehalte in het bloedserum. Volgens deze richtlijnen heeft iemand hypercholesterolemie als het totaal cholesterolgehalte van het serum 6,5 mmol/l of hoger is (zie kader 1) [4]. Kader 1 WHO definitie van een verhoogd totaal cholesterolgehalte totaal serum-
normaal
cholesterolgehalte licht verhoogd verhoogd sterk verhoogd
< 5 mmol/l 5 - 6,5 mmol/l 6,5 - 8 mmol/l ≥ 8 mmol/l
hypercholesterolemie
In het gezondheidsonderzoek 2004 is alle deelnemers gevraagd of zij in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek een verhoogd cholesterolgehalte hebben gehad, of zij hiervoor in diezelfde periode onder behandeling of controle van een arts zijn geweest en of zij hiervoor medicatie gebruiken. Daarnaast is, in een tijdens het lichamelijk onderzoek afgenomen bloedmonster, het serum totaal en HDL cholesterolgehalte bepaald. Met behulp van de gemeten waarden van het cholesterol kan een schatting gemaakt worden van de omvang van de groep Amsterdammers met ongediagnosticeerde hypercholesterolemie. Dit zijn de mensen die zelf aangaven geen verhoogd cholesterolgehalte te hebben, maar bij wie uit het bloedonderzoek bleek dat dit wel het geval was.
61
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Nederlandse Amsterdammers hebben vaker een verhoogd cholesterolgehalte Een verhoogd cholesterolgehalte komt bij 22% van de Amsterdammers voor. Mannen hebben vaker een verhoogd totaal cholesterolgehalte dan vrouwen; één op de vier Amsterdamse mannen ten opzichte van één op de vijf Amsterdamse vrouwen. Zoals ook uit ander onderzoek blijkt, is er een sterk stijgende lijn te zien in het cholesterolgehalte met het stijgen van de leeftijd. Iets minder dan de helft van de Amsterdamse 55-plussers heeft een verhoogd totaal cholesterolgehalte. Tabel 1 Gemiddeld totaal cholesterolgehalte (in mmol/l ± stan daarddeviatie) en het percentage Amsterdammers met hypercholesterolemie (met 95% betrouwbaarheidsinter val), 2004 totaal cholesterolgehalte mmol/l (± sd)
hypercholesterolemie %
95% BI
geslacht totaal
5,22 (± 1,12)
22,2
20,3-24,2
man
5,26 (± 1,15)
25,0
22,1-28,2
vrouw
5,18 (± 1,09)
19,6
17,2-22,2
leeftijdsgroep 18 t/m 34 jaar
4,58 (± 0,92)
3,5
1,9- 6,3
35 t/m 44 jaar
5,26 (± 0,95)
15,1
11,8-19,1
45 t/m 54 jaar
5,68 (± 1,02)
31,1
26,8-35,8
55 t/m 64 jaar
5,79 (± 1,12)
48,3
43,3-53,3
65 jaar en ouder
5,74 (± 1,17)
48,0
42,3-53,8
Nederlands
5,41 (± 1,14)
28,5
24,8-32,5
Marokkaans
4,78 (± 1,02)
9,7
7,1-13,2
Turks
5,01 (± 0,96)
12,8
10,0-16,2
overig
5,02 (± 1,06)
15,4
12,2-19,3
etnische groep
Hypercholesterolemie komt vaker voor onder Nederlandse Amsterdammers (29%) dan onder Marokkaanse (10%) en Turkse (13%) Amsterdammers. Ook in de overige etnische groepen (15%) komt een verhoogd totaal cholesterolgehalte minder vaak voor. Vergeleken met heel Nederland komt hypercholesterolemie in 62
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Amsterdam vaker voor. Heeft in heel Nederland 14% van de volwassen mannen en vrouwen van 20 tot 70 jaar een verhoogd totaal cholesterolgehalte, in Amsterdam is dat 26% van de mannen en 18% van de vrouwen in die leeftijdsgroep. Jongere Amsterdammers hebben relatief vaak ongediagnosticeerde hypercholesterolemie Het percentage ongediagnosticeerde hypercholesterolemie onder de Amsterdamse bevolking is met 15% twee keer zo groot als het percentage gediagnosticeerde hypercholesterolemie (7%) (zie figuur 1). Met name onder Amsterdammers tot 45 jaar is het aandeel ongediagnosticeerde hypercholesterolemie groot. Onder de mensen met een verhoogd totaal cholesterolgehalte in deze leeftijdsgroep weet zelfs bijna niemand dit van zichzelf. Hoewel in het algemeen met het stijgen van de leeftijd de kans op gediagnosticeerde hypercholesterolemie steeds groter wordt, blijkt dat in Amsterdam bij alle leeftijdsgroepen het aandeel ongediagnosticeerde hypercholesterolemie groter is.
etnische groep
leeftijd
geslacht
Figuur 1 Gediagnosticeerd en ongediagnosticeerd verhoogd totaal cholesterolgehalte in Amsterdam, 2004 totaal
7,4%
mannen vrouwen
6,8%
18 t/m 34 35 t/m 44 45 t/m 54 55 t/m 64 65+ Nederlands Marokkaans Turks anders
14,8%
8,0%
17,0% 12,8%
3,5% 15,0% 8,6%
22,5% 20,2%
27,9%
26,0% 9,1%
22,0% 19,5%
2,9% 6,8% 5,1%
% 0
5,7%
7,8% 9,6%
10
20
verhoogd totaal cholesterol gediagnosticeerd
30
40
50
60
verhoogd totaal cholesterol ongediagnosticeerd
Een verhoogd cholesterolgehalte gaat vaak samen met een verhoogde bloeddruk In tabel 2 worden een aantal risicofactoren voor hypercholesterolemie op een rij gezet. Amsterdammers met een verhoogd 63
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam totaal cholesterolgehalte scoren op een aantal punten wel en op een aantal niet slechter dan Amsterdammers met een normaal totaal cholesterolgehalte. Zo hebben Amsterdammers met een verhoogd totaal cholesterolgehalte vaker matig of ernstig overgewicht en telt deze groep ook meer ex-rokers. Daarentegen doen Amsterdammers met een verhoogd totaal cholesterolgehalte het niet slechter als het om lichamelijke activiteit en roken gaat. Wat betreft lichaamsbeweging scoren Amsterdammers met een verhoogd cholesterolgehalte zelfs beter, zij voldoen vaker aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, ook roken zij minder vaak dan de mensen met een normaal totaal cholesterolgehalte. Verder blijkt uit tabel 2 dat een verhoogd totaal cholesterolgehalte vaak samen gaat met hypertensie, bijna tweederde van de Amsterdammers met een verhoogd totaal cholesterolgehalte heeft ook een verhoogde bloeddruk. Tabel 2 Leefstijlfactoren onder Amsterdammers met een verhoogd en met een normaal totaal cholesterolgehalte (percentages), 2004 normaal totaal cholesterolgehalte
verhoogd totaal cholesterolgehalte
rokers
33,0
26,9
ex-rokers
21,2
41,3
matig overgewicht
29,1
45,6
ernstig overgewicht3
12,6
19,9
onvoldoende lichamelijke activiteit4
41,5
24,1
verhoogde bloeddruk
26,0
65,4
2
matig overgewicht: Body Mass Index (kg/m2) van 25 of hoger, maar lager dan 30, zie ook hoofdstuk 3.1.1.3 ernstig overgewicht: Body Mass Index (kg/m2) van 30 of hoger, zie ook hoofdstuk 3.1.1.3 volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor volwassenen, zie ook hoofdstuk 4.1.2
64
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Conclusie Eén op de vijf Amsterdamse volwassenen heeft een verhoogd totaal cholesterolgehalte. Dit probleem komt vooral voor bij Nederlandse Amsterdammers; het totaal cholesterolgehalte van Turkse en Marokkaanse Amsterdammers is minder vaak verhoogd. Hoewel er landelijk geen verschil gevonden wordt tussen mannen en vrouwen, blijken Amsterdamse mannen vaker een verhoogd cholesterolgehalte te hebben dan Amsterdamse vrouwen. Een verhoogd cholesterolgehalte is bij de meerderheid van de Amsterdammers ongediagnosticeerd. Voor iedere Amsterdammer met gediagnosticeerde hypercholesterolemie, zijn er twee met ongediagnosticeerde hypercholesterolemie. Met name onder Amsterdammers tot 45 jaar is er vaak sprake van onderdiagnose. Een verhoogde bloeddruk en een verhoogd cholesterolgehalte komen vaak in combinatie met elkaar voor. En net als bij de behandeling van een verhoogde bloeddruk, is ook bij de strijd tegen een verhoogd cholesterolgehalte het bevorderen van een gezonde leefstijl van groot belang. De leefstijl van Amsterdammers met een verhoogd totaal cholesterolgehalte kan op een aantal punten verbeterd worden, met name als het gaat om overgewicht. Met een combinatie van het bevorderen van een gezonde leefstijl en betere signalering van een verhoogd cholesterolgehalte in het bloed is er een flinke gezondheidswinst te behalen, want verlaging van het LDL-cholesterolgehalte heeft een aanzienlijk effect op de sterfte aan coronaire hartziekten
65
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.1.5. Hart- en vaatziekten J.K. Ujcic-Voortman In 2004 zijn 44.638 Nederlanders overleden aan de gevolgen van hart- en vaatziekten [1]. Hiermee komen deze aandoeningen op de eerste plaats in de doodsoorzakenstatistieken en nemen zij ongeveer eenderde van de totale sterfte voor hun rekening. De meest voorkomende hart- en vaatziekten in Nederland zijn coronaire hartziekten. Kenmerkend voor deze aandoeningen zijn vernauwingen in de kransslagaders, de slagaders die de bloedtoevoer naar het hart verzorgen. Coronaire hartziekten komen onder andere voor als een acuut hartinfarct en angina pectoris. Cerebrovasculaire aandoeningen, ziekten die te maken hebben met bloedvaten in het hoofd, zijn na de coronaire hartziekten de belangrijkste groep hart- en vaatziekten. Deze aandoeningen komen onder andere voor als een hersenbloeding of herseninfarct. In welke mate komen hart- en vaatziekten voor in Amsterdam? En zijn er groepen Amsterdammers die vaker met deze aandoeningen te maken krijgen? De eerste signalen van een hartaandoening zijn uiteenlopend. De typische klachten zijn te vinden in kader 1. Bij deze klachten wordt iemand altijd geadviseerd contact op te nemen met de huisarts. Kader 1 Signalen hartziekten angina pectoris of hartinfarct :
ritmestoornissen:
hartfalen:
een typische beklemmende, drukkende pijn achter het borstbeen. De pijn straalt vaak uit naar de linkerarm of naar de kaken en soms naar de rug of de schouderbladen. Soms is er pijn in de rechter- in plaats van de linkerarm. Misselijkheid en zweten kunnen ook signalen zijn. hartkloppingen, hartbonzen, overslaan van het hart, duizeligheid, neiging tot flauwvallen en zelfs bewusteloosheid. Bijkomende klachten zijn: transpireren, een onaangenaam gevoel en misselijkheid tijdens een aanval. vermoeidheid, kortademigheid, opgezette benen en enkels, een vol gevoel in de bovenbuik, een opgezette buik, zwaarder worden terwijl u niet meer dan normaal eet, vaker moeten plassen ‘s nachts met soms weinig urineproductie overdag, prikkelhoest, vooral bij platliggen, verminderde eetlust, slapeloosheid of onrustige slaap, duizeligheid, koude handen en voeten.
bron: Nederlandse Hartstichting [6]
epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
66
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam In het gezondheidsonderzoek 2004 is bij hart- en vaatziekten onderscheid gemaakt naar een hartinfarct, cerebrovasculaire aandoeningen en andere ernstige hartaandoeningen. Voor deze aandoeningen is nagevraagd: - of iemand deze ooit heeft gehad; - of dit in de laatste 12 maanden voor het onderzoek was; - of iemand hiervoor in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek onder behandeling of controle van een arts is geweest; - en of men als gevolg van de aandoening nog steeds gezondheidsproblemen of -beperkingen ondervindt. Mannen krijgen vaker met een hartinfarct te maken dan vrouwen Eén op de twintig Amsterdammers rapporteert ooit een ernstige aandoening aan het hart- en vaatstelsel te hebben gehad (zie tabel 1), 3,4% is hiervoor in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek nog onder controle of behandeling van een arts geweest (zie tabel 2). Met een hartinfarct heeft 1,6% van de Amsterdammers ooit te maken gekregen, 1,4% is hier in de afgelopen 12 maanden nog voor behandeld of onder controle geweest. Van alle Amsterdammers heeft 2,1% ooit een cerebrovasculaire aandoening (hersenbloeding, herseninfarct of Transient Ischemic Attack (TIA)) gehad, 0,8% is hier in het jaar voorafgaand aan het onderzoek nog voor behandeld of op gecontroleerd. Amsterdamse mannen (2,5%) hebben vaker te maken gekregen met een hartinfarct dan vrouwen (0,7%). Ook zijn zij hier vaker recent nog voor behandeld of onder controle geweest. Dit komt overeen met resultaten van ander onderzoek. Op basis van het ERGO onderzoek van de Erasmus Universiteit in Rotterdam wordt geschat dat in 2000 114 van de 1.000 mannen van 55 jaar en ouder in Nederland ooit een hartinfarct heeft gehad, onder vrouwen is dat 41 per 1.000 [2]. Wanneer dit wordt vergeleken met Amsterdammers van 55 jaar en ouder uit het gezondheidsonderzoek 2004, blijkt dat de verschillen in Amsterdam iets minder groot zijn: 100 van de 1.000 mannen hebben ooit een hartinfarct gehad en 64 van de 1.000 vrouwen.
67
68
5,6
4,5
man
vrouw
19,5
65 jaar en ouder
5,4
4,7
5,3
4,0
Nederlands
Marokkaans
Turks
overig
etnische groep
3,2
12,6
55 t/m 64 jaar
35 t/m 44 jaar
45 t/m 54 jaar
0,7
1,6
18 t/m 34 jaar
leeftijdsgroep
5,0
totaal
geslacht
totaal HVZ
2,5- 6,4
3,6- 7,8
3,0- 7,4
3,8- 7,7
15,3-24,5
9,6-16,3
1,9- 5,4
0,7- 3,5
0,2- 2,5
3,4- 6,0
4,2- 7,4
4,1- 6,1
95% BI
0,8
2,3
0,6
2,2
6,3
6,4
0,5
-
-
0,7
2,5
1,6
hartinfarct
0,3-2,3
1,2-4,2
0,2-2,1
1,2-3,9
4,0-9,7
4,3-9,3
0,1-1,8
0,0-1,0
0,0-1,3
0,3-1,5
1,6-3,8
1,1-2,3
95% BI
1,3
0,7
1,7
2,7
8,0
6,4
1,0
-
0,4
2,8
1,4
2,1
cerebrovasculaire aandoeningen
0,6- 3,0
0,2- 2,0
0,8- 3,6
1,6- 4,5
5,4-11,7
4,3- 9,3
0,4- 2,5
0,0- 1,0
0,1- 2,1
1,9- 4,1
0,8- 2,5
1,5- 2,9
95% BI
2,0
3,2
3,1
3,0
10,6
5,2
2,0
1,4
0,4
1,9
3,3
2,6
andere ernstige hartaandoeningen
Tabel 1 Amsterdammers die ooit hart- en vaatziekten (HVZ) hebben gehad (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004
1,0- 3,9
1,9- 5,3
1,7- 5,4
1,8- 4,9
7,5-14,7
3,4- 7,9
1,0- 3,9
0,6- 3,2
0,1- 2,1
1,2- 3,0
2,3- 4,8
2,0- 3,5
95% BI
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
overig
Turks
Marokkaans
Nederlands
etnische groep
65 jaar en ouder
55 t/m 64 jaar
45 t/m 54 jaar
35 t/m 44 jaar
18 t/m 34 jaar
leeftijdsgroep
vrouw
man
totaal
geslacht
4,3 2,2 3,4 2,0
1,4 2,0 7,0 15,7
3,4 4,3 2,4
totaal HVZ
2,91,12,11,0-
6,4 4,3 5,5 3,9
0,0- 1,3 0,6- 3,2 1,0- 3,9 4,8-10,0 12,0-20,4
2,6- 4,4 3,1- 6,0 1,6- 3,6
95% BI
1,8 0,6 2,1 0,5
0,2 4,3 6,3
1,4 2,1 0,5
hartinfarct
1,0-3,3 0,2-2,1 1,1-3,9 0,1-1,8
0,0-1,3 0,0-1,0 0,0-1,3 2,7-6,8 4,0-9,7
0,9-2,1 1,3-3,4 0,2-1,2
95% BI
1,1 0,8 0,2 -
0,5 2,7 3,1
0,8 0,8 0,7
cerebrovasculaire aandoeningen
0,5-2,4 0,3-2,4 0,0-1,2 0,0-1,0
0,0-1,3 0,0-1,0 0,1-1,8 1,5-4,9 1,6-5,8
0,5-1,3 0,4-1,7 0,3-1,5
95% BI
2,8 1,4 1,6 1,5
1,1 1,5 4,1 9,6
2,2 2,8 1,5
andere ernstige hartaandoeningen
1,70,60,80,7-
4,6 3,2 3,2 3,2
0,0- 1,3 0,4- 2,8 0,7- 3,2 2,5- 6,6 6,7-13,6
1,6- 3,0 1,9- 4,2 0,9- 2,5
95% BI
Tabel 2 Amsterdammers die voor hart- en vaatziekten (HVZ) in de afgelopen 12 maanden onder controle of behandeling van een arts zijn geweest (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
69
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tussen Amsterdammers van Turkse, Marokkaanse en Nederlandse afkomst zijn geen significante verschillen te zien als het gaat om het vóórkomen van hart- en vaatziekten. Iets meer dan de helft (54%) van alle Amsterdammers die ooit een hart- of vaatziekte hebben doorgemaakt, ondervindt ten gevolge hiervan nog steeds gezondheidsproblemen of beperkingen (niet in de tabel). Risicofactoren voor hart- en vaatziekten zijn in te delen in leefstijlfactoren en endogene risicofactoren. Leefstijlfactoren die de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten vergroten zijn roken, ongezonde voeding met te weinig groente en fruit en teveel verzadigd vet, lichamelijke inactiviteit en overmatig alcoholgebruik. Endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten zijn diabetes, een verhoogd cholesterolgehalte, een verhoogde bloeddruk en overgewicht. De genoemde leefstijlfactoren en de endogene risicofactoren staan niet los van elkaar. Met name het risico van een ongezonde voeding uit zich vooral via endogene risicofactoren zoals het cholesterolgehalte en overgewicht. Meer endogene risicofactoren aanwezig bij patiënten met hart- en vaatziekten In tabel 3 is een aantal van deze risicofactoren weergegeven met het vóórkomen daarvan onder Amsterdammers die ooit een hartof vaatziekte hebben gehad en Amsterdammers die hier nooit mee te maken hebben gekregen.
70
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 3 Leefstijlfactoren en endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten onder Amsterdammers die ooit dan wel nooit een hart- of vaatziekte hebben gehad (percentages), 2004 géén hart- en vaatziekten
minimaal één hartof vaatziekte
rokers
33,7
26,8
ex-rokers
24,3
43,9
onvoldoende lichamelijke activiteit2
38,8
43,5
onverantwoord alcoholgebruik3
30,9
35,2
te lage groente en fruitconsumptie4
78,2
74,7
matig overgewicht5
31,0
35,9
ernstig overgewicht6
12,5
32,9
verhoogde bloeddruk
35,3
79,7
verhoogd cholesterolgehalte
20,4
58,3
diabetes
3,3
18,1
leefstijlfactoren
endogene risicofactoren
Uit de gegevens in tabel 3 komt duidelijk naar voren dat de verschillen tussen mensen die ooit of nooit een hart- of vaatziekte hebben gehad met name zitten in het vóórkomen van de endogene risicofactoren. Amsterdammers die een hart- of vaatziekte hebben of hebben gehad, hebben aanzienlijk vaker een verhoogde bloeddruk of zijn hiervoor onder behandeling (80%) dan Amsterdammers die nooit een hart- of vaatziekte hebben gehad (35%). Ook komt een verhoogd cholesterolgehalte, al dan niet behandeld, drie keer vaker voor onder Amsterdammers met hart- en vaatziekten (58%) vergeleken met degenen die geen hart- of vaat volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voor volwassenen, zie ook hoofdstuk 4.1.2 volgens de Norm Verantwoord Alcoholgebruik (NIGZ), zie ook hoofdstuk 4.1.4 voldoet niet aan de norm voor groente en fruitconsumptie van de Gezondheidsraad: minimaal 200 gram groente en 2 stuks fruit per dag matig overgewicht: Body Mass Index (kg/m2) van 25 of hoger, maar lager dan 30, zie ook hoofdstuk 3.1.1.4 ernstig overgewicht: Body Mass Index (kg/m2) van 30 of hoger, zie ook hoofdstuk 3.1.1.4
71
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam ziekten hebben of hebben gehad (20%). Diabetes is eveneens een groter probleem onder Amsterdammers met hart- en vaatziekten; 18% heeft hier mee te maken ten opzichte van 3% van de Amsterdammers zonder hart- of vaatziekten. En tot slot is overgewicht een groter probleem onder deze groep, eenderde van hen heeft te kampen met ernstig overgewicht tegen 13% van de mensen zonder hart- en vaatziekten. Tabel 4
Totaal aantal endogene risicofactoren (diabetes, hoge bloeddruk, verhoogd cholesterolgehalte en overgewicht) bij Amsterdammers naar geslacht, leeftijd en etnische groep (percentages), 2004 aantal endogene risicofactoren geen
1
2-3
4
totaal
38,3
30,7
29,7
1,3
man
35,1
32,5
31,0
1,5
vrouw
41,5
29,1
28,4
1,0
18 t/m 34 jaar
64,3
30,3
5,4
-
35 t/m 44 jaar
38,4
39,9
21,3
0,4
45 t/m 54 jaar
25,2
30,8
43,0
0,9
55 t/m 64 jaar
10,8
23,0
62,2
4,1
65 jaar en ouder
12,9
23,1
60,5
3,4
Nederlands
36,4
28,6
33,7
1,2
Marokkaans
33,3
42,5
21,8
2,3
Turks
28,9
44,4
24,5
2,2
overig
43,4
30,1
19,7
1,3
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Nederlandse Amsterdammers hebben vaker een combinatie van risicofactoren In hoofdstuk 3.1.1.4 is al opgemerkt dat een verhoogde bloeddruk en een verhoogd cholesterolgehalte vaak samen gaan. Tabel 4 van dit hoofdstuk toont de combinatie van alle in dit rapport beschreven endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten: diabetes, een hoge bloeddruk, een verhoogd cholesterol en overgewicht. Te zien is dat bij drie van de tien (31%) Amsterdammers meer dan 72
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam één endogene risicofactor aanwezig is. Bij vrouwen (59%) komen deze risicofactoren, al dan niet in combinatie met elkaar, minder vaak voor dan bij mannen (65%). Bij het stijgen van de leeftijd komt het steeds minder vaak voor dat risicofactoren op zichzelf staan. Onder Amsterdammers van 55 jaar en ouder komt een combinatie van risicofactoren veel vaker voor (gemiddeld 65%) dan onder Amsterdammers jonger dan 55 jaar (gemiddeld 20%). Bij Nederlandse Amsterdammers zijn de genoemde endogene risicofactoren vaker afwezig dan bij Turkse en Marokkaanse Amsterdammers. Van de Nederlandse Amsterdammers heeft 36% géén van de onderzochte endogene risicofactoren, tegen respectievelijk 33% en 29% van de Turkse en Marokkaanse Amsterdammers (verschillen zijn niet significant). Anderzijds is het wel zo dat onder Nederlandse Amsterdammers (35%) een combinatie van twee of meer risicofactoren juist vaker voorkomt dan onder Turkse (27%) en Marokkaanse (24%) Amsterdammers. Conclusie Eén op de twintig Amsterdammers heeft ooit te maken gekregen met hart- en vaatziekten. Een iets kleiner aandeel (circa 3%) is hier in het afgelopen jaar ook voor onder behandeling geweest. Er zijn hierin geen significante verschillen gevonden tussen Amsterdammers van Turkse, Marokkaanse en Nederlandse afkomst Met name de endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten komen vaker voor bij Amsterdammers die ooit een hart- en vaatziekte hebben gehad dan bij Amsterdammers die nooit een dergelijke aandoening hebben gehad. Onder Amsterdammers van Nederlandse afkomst zijn de onderzochte endogene risicofactoren diabetes, een hoge bloeddruk, een verhoogd cholesterolgehalte en overgewicht vaker afwezig dan onder Turkse en Marokkaanse Amsterdammers. Als echter gekeken wordt naar het vóórkomen van een combinatie van deze risicofactoren valt op dat het met name autochtone Amsterdammers zijn bij wie vaak sprake is van meer dan één van deze risicofactoren. De samenhang tussen de verschillende risicofactoren en de gevolgen hiervan voor de gezondheid, waaronder het voorkomen van hart- en vaatziekten, onder verschillende groepen Amsterdammers is een belangrijk aandachtspunt voor toekomstig onderzoek.
73
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.2. Chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat A.P. Janssen Volgens een schatting uit 2000 hebben bijna 3,3 miljoen Nederlanders van 25 jaar en ouder te kampen met langdurige klachten aan rug of nek. Huisartsen verwijzen per jaar zo’n 1,6 miljoen mensen met nek- of rugklachten door voor verdere behandeling. Niet opgenomen in deze cijfers zijn andere veel voorkomende aandoeningen van het bewegingsapparaat, zoals gewrichtsslijtage en ontstekingen in de knieën of heupen. Duidelijk is dat chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat veel voorkomen. In welke mate dit in Amsterdam het geval is, wordt hier uitgebreid besproken. Rugpijn, met name lage rugpijn, is één van de meest voorkomende aandoeningen. Volgens de Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen maakt 80% tot 90% van de mensen in hun leven een episode van rugpijn door [1,2]. Rugklachten gaan gepaard met pijn en met beperkingen in het functioneren. Spit of lumbago is de meest voorkomende vorm van acute rugpijn. In de meeste gevallen is de oorzaak van rugklachten niet duidelijk. Men spreekt dan van aspecifieke rugklachten. Omdat zoveel mensen rugklachten krijgen, zijn de kosten voor medische behandelingen, verlies van arbeidsproductiviteit en uitkeringen hoog, in Nederland naar schatting rond de 1 2 miljard per jaar. Van de aandoeningen aan de gewrichten is artrose de meest voorkomende. Artrose is een aandoening waarbij het gewrichtskraakbeen van vooral de handen, knieën en heupen in kwaliteit achteruit gaat of zelfs helemaal verdwijnt [3,4,5]. In Nederland hebben ongeveer 650 duizend mensen artrose, voornamelijk ouderen. Langdurige gewrichtsontstekingen, waarvan reumatoïde artritis de meest voorkomende is, komen bij ongeveer 380 duizend Nederlanders voor [6]. De ontstekingen ontstaan door een ontregeld afweersysteem. Artritis komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en begint meestal tussen het veertigste en vijftigste levensjaar. Artrose en artritis veroorzaken pijn, stijfheid en bewegingsbeperkingen. Het dagelijks functioneren kan door deze gewrichtsaan1 datamanager bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
74
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam doeningen zo ernstig worden beperkt dat de patiënt afhankelijk wordt van mantelzorg (hulp van familie, vrienden of buren) of van professionele zorgvoorzieningen [7]. In het gezondheidsonderzoek 2004 is op basis van de vraagstelling in kader 1 onderzocht hoe vaak aandoeningen van het bewegingsapparaat onder Amsterdammers voorkomen. Kader 1 Vragen chronische aandoeningen van het bewegings apparaat Wilt u bij de volgende ziekten en aandoeningen aangeven of u die in de afgelopen 12 maanden heeft gehad? Wilt u hierbij ook aangeven of deze ziekte of aandoening door een arts is vastgesteld of niet? • ernstige of hardnekkige aandoening van de rug (inclusief hernia) • gewrichtsslijtage (artrose, slijtagereuma) van heupen of knieën • chronische gewrichtsontsteking (ontstekingsreuma, chronische reuma, reumatoïde artritis) • andere ernstige of hardnekkige aandoening van de nek of schouder • andere ernstige of hardnekkige aandoening van elleboog, pols of hand antwoordcategorieën: nee; ja, niet door arts vastgesteld; ja, door arts vastgesteld.
Eén op de vier Amsterdammers heeft een aandoening van het bewegingsapparaat Tabel 1 laat zien dat chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat in Amsterdam veel voorkomen. Ongeveer een kwart van de Amsterdammers heeft in het jaar voorafgaand aan het interview minimaal één door een arts vastgestelde aandoening van het bewegingsapparaat gehad. Vrouwen (29%) hebben vaker aandoeningen van het bewegingsapparaat dan mannen (20%), ouderen (37%-43%) veel vaker dan jong volwassenen (12%). De verschillen tussen de etnische groepen zijn niet groot. Amsterdammers van Turkse afkomst (27%) hebben wat vaker een aandoening dan Nederlandse (23%) en Marokkaanse (21%) Amsterdammers.
75
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1
Amsterdammers met een door een arts vastgestelde chronische aandoening van het bewegingsapparaat naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages), 2004 minimaal 1 chron. aandoening bewegings- aandoening gewrichtsapparaat van de rug slijtage
andere aandoening gewrichts- nek, schouontsteking der
andere aandoen. pols, elleboog, hand
geslacht totaal
24,0
10,7
8,6
3,6
8,3
5,9
mannen
19,5
9,8
5,2
3,0
6,3
4,0
vrouwen
28,5
11,6
12,2
4,3
10,6
7,7
leeftijdsgroep 18-34 jaar
12,4
5,0
2,5
1,8
4,3
4,3
35-44 jaar
22,0
11,1
3,3
1,6
9,6
2,7
45-54 jaar
28,6
11,0
13,1
3,2
10,2
6,5
55-64 jaar
43,0
22,5
21,0
8,2
14,1
14,4
65 jaar en ouder
36,9
15,3
20,5
9,7
9,9
8,4
Nederlands
23,0
10,7
9,2
4,5
7,6
6,0
Marokkaans
21,1
8,8
6,5
2,2
9,5
6,9
Turks
26,9
14,5
7,5
2,8
12,6
6,8
overig
25,9
10,6
8,5
2,8
8,9
5,6
etnische groep
In vergelijking met de gezondheidsenquête 1999-2000 is het percentage Amsterdammers met tenminste één chronische aandoening van het bewegingsapparaat licht toegenomen, bij de mannen met 2,8% en bij de vrouwen met 2,3% (niet in tabel). Rugaandoeningen en gewrichtsproblemen: vaker bij vrouwen dan bij mannen Alle in het gezondheidsonderzoek 2004 nagevraagde aandoeningen van het bewegingsapparaat komen bij vrouwen vaker voor dan bij mannen. Eén op de tien mannen en één op de negen vrouwen hebben rugklachten. Rugaandoeningen komen bij mannen het vaakst voor, gevolgd door aandoeningen van de nek of schouder (6,3%) en slijtage van de heupen of knieën (5,2%). Aandoeningen van de elleboog, pols en hand (4,0%) en gewrichtsont76
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
stekingen (3,0%) komen bij mannen het minst voor. Bij vrouwen komen slijtage van de heupen of knieën (12,2%) en rugklachten (11,6%) ongeveer even vaak voor. Ook bij vrouwen komen gewrichtsontstekingen (4,3%) van alle nagevraagde aandoeningen het minst voor. Net als in Nederland komt in Amsterdam gewrichtsslijtage (artrose) veel vaker voor dan ontsteking van de gewrichten (artritis). Voor alle onderzochte aandoeningen geldt dat ze bij jong volwassenen veel minder vaak voorkomen dan bij ouderen en dat het aantal aandoeningen bij het stijgen van de leeftijd snel toeneemt. Dat is een normaal verschijnsel omdat dit soort klachten voor een deel veroorzaakt worden door slijtage van gewrichten en een verminderde functie van de spieren. In grote lijnen komen rug- en gewrichtsaandoeningen bij oudere Amsterdammers van boven de 55 jaar vier keer zo vaak voor als bij de jongeren tot 35 jaar. Opvallend is dat voor vrijwel alle aandoeningen geldt - gewrichtsontsteking is de enige uitzondering - dat ze bij 65-plussers weer minder voorkomen dan bij de 55 t/m 64 jarigen. Voor een aantal aandoeningen wordt dit onverwachte verband, zij het minder duidelijk, ook voor Nederland gevonden [8]. Mogelijk speelt het feit dat 55 t/m 64 jarigen, in tegenstelling tot 65-plussers, veelal nog deelnemen aan het arbeidsproces hierbij een rol. Verschillen tussen etnische groepen die er enigszins uitspringen zijn het verhoogde percentage mensen met rugaandoeningen 77
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam onder de Turkse Amsterdammers (14,5%), het bovengemiddelde percentage Nederlanders met gewrichtsontstekingen (4,5%) en het hogere percentage Marokkaanse (9,5%) en Turkse (12,6%) Amsterdammers met ernstige of hardnekkige nek- of schouderaandoeningen. Risicofactoren voor aandoeningen van het bewegingsapparaat niet aangetoond Risicofactoren voor het ontstaan van chronische aandoeningen als hart- en vaatziekten, vormen van kanker of diabetes, zijn op basis van wetenschappelijk onderzoek bekend. Voor aandoeningen aan de gewrichten, de rug, nek, schouder, etcetera zijn die er vrijwel niet. Voor een deel komt dat omdat er niet altijd een samenhangend verband bestaat tussen klacht en diagnose. Dit is met name bij rugklachten het geval [1]. Patiënten hebben veel pijn en zijn daardoor beperkt in het lichamelijk functioneren, maar röntgenfoto’s, CT scans of MRI’s laten niet altijd een afwijkend beeld zien. Andersom, mensen bij wie duidelijk een afwijkend beeld wordt aangetoond hebben vaak niet de daarbij behorende klachten. In kader 2 worden deze en enkele andere veel voorkomende misvattingen over rugklachten opgesomd. Kader 2 Zeven misvattingen over hernia en rugklachten 1. als een hernia is vastgesteld is een operatie altijd noodzakelijk 2. op röntgenfoto’s, CT scan en MRI kun je altijd de oorzaak van de pijn zien 3. bij rugpijn moet je het kalm aandoen tot de pijn over is 4. rugpijn komt meestal van een ongeval of zwaar tillen 5. rugpijn leidt meestal tot invaliditeit 6. iedereen met rugpijn moet een röntgenfoto laten maken 7. de belangrijkste behandeling is bedrust bron: Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen [1]
Van een aantal determinanten wordt aangenomen dat ze van invloed zijn op het ontstaan van rugklachten: leeftijd, lichamelijke fitheid, kracht van rug- en buikspieren, overgewicht, flexibiliteit van de wervelkolom, structurele afwijkingen van de wervelkolom en psychosociale problemen. Daarnaast spelen werkgebonden factoren een rol: lichamelijk zwaar werk, veel moeten tillen, draaien, buigen, duwen en/of trekken. Ook van vroegtijdige gewrichtsslijtage zijn de oorzaken slechts voor een klein deel bekend. Erfelijke factoren spelen een rol omdat artrose in sommige families vaker 78
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam voorkomt. Verder worden ongevalsletsels met gewrichtbeschadiging, andere gewrichtsaandoeningen zoals reumatoïde artritis of spierzwakte rond een gewricht, als mogelijke oorzaken genoemd. Overgewicht en zware lichamelijke arbeid zijn belangrijke determinanten van artrose, met name van de knie [5]. Voor gewrichtsontstekingen zijn er geen of weinig (genetische) risicofactoren bekend. In de preventieve sfeer zijn er voor aandoeningen van het bewegingsapparaat dus weinig aanknopingspunten. Zorgen voor een goede lichamelijke fitheid en het voorkómen van overgewicht, zijn meer algemene adviezen die op het ontstaan van deze chronische aandoeningen een preventief effect hebben of er toe bijdragen dat de klachten minder ernstig worden. Van de Amsterdammers die op zijn minst één aandoening aan het bewegingsapparaat hebben, is 58% te zwaar. Bij Amsterdammers die geen aandoeningen hebben bedraagt het percentage met overgewicht 41%. Problemen met het bewegingsapparaat hebben veel invloed op dagelijkse activiteiten Aandoeningen aan het bewegingsapparaat kunnen, afhankelijk van de ernst, de zelfredzaamheid verminderen. Met pijnlijke, stijve knieën loop je niet gemakkelijk met een tas met boodschappen, met ernstige nek- en schouderklachten wordt het moeilijk je huis schoon te houden. Omdat in dit gezondheidsonderzoek alleen aan 55-plussers naar beperkingen in activiteiten van het dagelijks leven (ADL) en huishoudelijke activiteiten is gevraagd, kan alleen voor deze groep bepaald worden in welke mate chronische bewegingsklachten invloed op dagelijkse activiteiten hebben (zie ook hoofdstuk 3.1.3.).
79
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 1 Beperkingen bij dagelijkse activiteiten (ADL) en huis houdelijke taken bij Amsterdammers mét en zonder chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat (percentages), 2004 35
55-64 jr
30 25 20 15
65+ jr 55-64 jr
65+ jr
65+ jr
55-64 jr
10 5 % 0
min. één ADL-beperking
huis schoonhouden
geen aandoening
boodschappen doen
min. één aandoening
Uit figuur 1 blijkt dat de Amsterdamse 55-plussers die één of meer klachten van het bewegingsapparaat hebben, vaker beperkingen ervaren bij de dagelijkse activiteiten. Zo is bij mensen met bewegingsklachten het percentage met minimaal één ADL beperking drie (65-plussers) tot vijf (55-64 jarigen) keer groter dan bij mensen zonder deze klachten. Bij de 55 t/m 64 jarigen is het percentage dat problemen ondervindt bij het schoonmaken en boodschappen doen door bewegingsklachten ook ongeveer vijf keer zo groot. Opvallend is dat bij het huis schoonhouden en het boodschappen doen het verschil tussen wel of geen bewegingsaandoeningen bij de 65-plussers duidelijk kleiner is. Bij 65-plussers worden beperkingen in het dagelijks leven minder bepaald door aandoeningen van het bewegingsapparaat, maar spelen factoren zoals het hebben van andere chronische aandoeningen, een verminderde lichamelijke fitheid en verminderd psychosociaal functioneren, een grote rol. Figuur 1 maakt duidelijk dat het hebben van hardnekkige of ernstige aandoeningen van het bewegingsstelsel de kans op hulpbehoevendheid op relatief jonge leeftijd (55-64 jaar) vergroot.
2 mensen die moeite hebben met deze taken of deze niet kunnen uitvoeren
80
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Conclusie Chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat komen vaak voor. Bijna een kwart van de volwassen Amsterdammers is in het afgelopen jaar met ernstige of hardnekkige rugklachten, klachten van knieën of heupen, of andere delen van het bewegingsapparaat bij een arts geweest. Met het toenemen van de leeftijd neemt het aantal mensen met klachten sterk toe. Vrouwen hebben vaker problemen met het bewegingsapparaat dan mannen. Rugklachten komen het meest voor: 11% van de Amsterdammers heeft in het afgelopen jaar door een arts vastgestelde rugklachten gehad. Op de tweede en derde plaats komen slijtage van de knie of heupgewrichten (9%) en aandoeningen van nek of schouder (8%). Aandoeningen van het bewegingsapparaat hebben gevolgen voor de zelfredzaamheid. Mensen met ernstige of hardnekkige klachten van het bewegingsapparaat ondervinden op jongere leeftijd problemen met dagelijkse activiteiten (traplopen, opstaan uit bed, de woning in en uitgaan) en huishoudelijke taken (schoonmaken, boodschappen doen). Zo hebben 55 t/m 64 jarigen met een aandoening van het bewegingsapparaat vier tot vijf keer zo vaak problemen met deze activiteiten dan leeftijdsgenoten zonder deze aandoeningen. Hoe problemen van het bewegingsapparaat precies ontstaan is vaak niet duidelijk. Leeftijd, lichamelijke fitheid, spierkracht, erfelijke aanleg, overgewicht, zware lichamelijke arbeid, ongevallen en psychosociale factoren kunnen allemaal een rol spelen. Vanuit preventief oogpunt is het in dit verband aan te bevelen goed op het gewicht te letten en te zorgen voor een goede lichamelijke fitheid. Voldoende lichaamsbeweging en gezond eten zijn ook voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat van groot belang.
81
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.3. Beperkingen activiteiten dagelijks leven A.P. Janssen Problemen met activiteiten als eten en drinken, wassen en aankleden, in en uit bed stappen en het zich verplaatsen binnens- en buitenshuis leiden al snel tot een behoefte aan hulp. Deze hulp kan worden geboden door mantelzorgers (zorg van familie, buren of vrienden) of door professionele zorgorganisaties. Het lokale aanbod moet goed zijn afgestemd op de behoefte van mensen met beperkingen. Om een beeld te krijgen van de mate van beperkingen onder Amsterdamse 55-plussers is in dit onderzoek gebruik gemaakt van een uit tien items bestaande Activiteiten Dagelijks Leven (ADL)-vragenlijst. Ook is gevraagd naar de hulpbehoevendheid bij een aantal huishoudelijke activiteiten. De in het gezondheidsonderzoek 2004 gehanteerde ADL-vragenlijst (zie kader 1) is gebaseerd op de ADL-schaal van Katz et al. [2]. Dit instrument wordt gebruikt voor het meten van de gevolgen van lichamelijke beperkingen bij het uitvoeren van activiteiten die belangrijk zijn in het dagelijks leven [1]. De vragen zijn uitsluitend gesteld aan Amsterdammers van 55 jaar en ouder. Vier vragen hebben betrekking op beperkingen bij de persoonlijke verzorging (a,d,i,j) en zes vragen op beperkingen in mobiliteit (b,c,e,f,g,h). Kader 1 Vragen Activiteiten Dagelijks Leven (ADL) Wilt u van onderstaande handelingen telkens aangeven of u dat (1) zonder moeite, (2) met enige moeite, (3) met grote moeite of (4) alleen met hulp van anderen kunt a. eten en drinken b. gaan zitten en opstaan uit een stoel c. in en uit bed stappen d. aan- en uitkleden e. zich verplaatsen naar een andere kamer op dezelfde verdieping f. de trap op- en aflopen g. de woning verlaten en binnengaan h. zich verplaatsen buitenshuis i. het gezicht en handen wassen j. zich volledig wassen
datamanager bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
82
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Een respondent wordt als ADL-beperkt beschouwd wanneer op één of meer van de tien activiteiten ‘met grote moeite’ of ‘alleen met hulp van anderen’ is geantwoord. Eén op de tien 55-plussers heeft minimaal één ADL-beperking Ongeveer elf procent van de Amsterdamse 55-plussers heeft tenminste één ADL-beperking (zie tabel 1). Vrouwen rapporteren vaker een ADL-beperking dan mannen. Mannen met ADL- beperkingen scoren daarentegen gemiddeld méér beperkingen dan vrouwen met ADL-beperkingen, respectievelijk 2,13 en 2,01. De genoemde verschillen zijn niet statistisch significant. Met het stijgen van de leeftijd neemt het percentage mensen met een ADL-beperking toe, evenals het gemiddeld aantal beperkingen. De gemiddelde leeftijd van de groep 55-plussers met minimaal één ADL-beperking is 67,4 jaar en die van de groep zonder beperkingen 64,6 jaar. In vergelijking met de gezondheidsenquête 1999-2000 is het percentage Amsterdammers met ADL-beperkingen in 2004 met 5,5% gedaald. Toch kunnen we niet zondermeer spreken van een daling omdat hier de veranderde onderzoeksopzet mogelijk een rol speelt. In plaats van mensen thuis te interviewen, is er in 2004 voor gekozen respondenten op een consultatiebureau in de buurt uit te nodigen (zie hoofdstuk 2). Dit omdat er naast het interview ook aanvullend lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Door deze opzet hebben waarschijnlijk meer fitte mensen - mensen zonder of met geringe (bewegings)beperkingen - aan het onderzoek meegewerkt dan in de gezondheidsenquête van 1999-2000. Het is dan ook moeilijk om de gegevens over ADL-beperkingen van 2004 te vergelijken met die van 1999-2000 of met gegevens over ADLbeperkingen in Nederland.
83
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1
ADL-beperkingen bij Amsterdammers van 55 jaar en ouder naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages en gemiddelden met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 minimaal 1 ADL-beperking %
95% BI
gemiddeld aantal ADLbeperkingen2
95% BI
geslacht totaal
10,8
8,7-13,4
2,08
1,96-2,20
mannen
8,8
6,2-12,4
2,13
1,95-2,31
vrouwen
12,1
9,0-16,1
2,01
1,84-2,18
leeftijdsgroep 55-64 jaar 65 jaar en ouder
7,7
5,4-10,9
1,92
1,77-2,07
13,5
10,0-17,9
2,17
1,97-2,37
etnische groep Nederlands
10,4
7,1-15,0
1,82
1,65-1,99
Marokkaans
23,1
16,6-31,2
2,43
2,01-2,84
Turks
25,9
19,2-34,0
2,79
2,39-3,19
overig
10,3
6,5-16,0
2,44
2,16-2,71
De 55-plussers rapporteren de meeste problemen met het trap op- en aflopen (8%). Daarna zijn het zich verplaatsen buitenshuis (3%) en het in en uit bed stappen (3%) veel voorkomende problemen (zie figuur 1). Het percentage 55-plussers dat problemen ondervindt bij de persoonlijke verzorging is klein (minder dan 2%). Turkse en Marokkaanse 55-plussers hebben het vaakst een ADL-beperking Turkse en Marokkaanse 55-plussers geven vaker aan problemen te hebben met één of meer ADL-activiteiten. Ongeveer één op de vier 55-plussers van Turkse of Marokkaanse afkomst heeft minimaal één ADL-beperking. Dat is ruim twee keer zo vaak als Nederlandse 55-plussers en 55-plussers uit andere bevolkingsgroepen. Het gemiddeld aantal beperkingen is het grootst bij Turkse 55-plussers (2,79), gevolgd door 55-plussers uit overige etnische groepen (2,44) en Marokkaanse 55-plussers (2,43).
bij mensen met een ADL-beperking.
84
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 1 Amsterdamse 55-plussers die problemen (‘kan activiteit met grote moeite’ of ‘alleen met hulp van anderen’) rapporteren met een aantal ADL-activiteiten (percentages), 2004 eten en drinken gaan zitten in/opstaan uit stoel in en uit bed stappen aan- en uitkleden naar andere kamer gaan trap op- en aflopen woning verlaten/binnengaan verplaatsen buitenshuis gezicht/handen wassen volledig wassen % 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
De Nederlandse 55-plussers met ADL-beperkingen rapporteren gemiddeld het minste aantal beperkingen: 1,82. Voor alle etnische groepen geldt dat traplopen het meest voorkomende probleem is. Bij de Turkse en Marokkaanse 55-plussers bij één op de vijf, bij de Nederlandse 55-plussers bij één op de veertien. De ADL-looptest Tijdens het lichamelijk onderzoek hebben de respondenten een looptest gedaan. De looptest bestond uit zes meter lopen over een vlakke ondergrond met daarbij na drie meter een draai van 1800. Uit een studie van Spijker et al. [1] blijkt dat de score op de looptest een significant verband heeft met gerapporteerde mobiliteitsbeperkingen. Figuur 2 laat de gemiddelde looptijd en het gemiddeld aantal stappen zien van respondenten mét en zonder problemen met de mobiliteit (onderdelen b,c,e,f,g,h uit kader 1). De 55-plussers die problemen hebben met de mobiliteit binnens- en buitenshuis, lopen langzamer en maken kleinere stappen dan 55-plussers die geen problemen rapporteren. Met andere woorden, mensen die mobiliteitsbeperkingen aangeven, lopen in deze gestandaardiseerde praktijktest ook inderdaad minder goed. 85
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 2 Scores van Amsterdamse 55-plussers (tijd in seconden en aantal benodigde stappen) op de ADL-looptest, 2004 16
16
14
14
12
12
10
10
8
8
6
6
4
4
2 sec. 0
2 tijd min. één mobiliteitsprobleem
stappen
0
aantal
geen mobiliteitsprobleem
Bijna de helft van de 55-plussers met één of meer mobiliteitsproblemen rapporteert pijn bij de looptest, bij 55-plussers zonder deze problemen is dat één op de tien.
Bijna één op de tien 55-plussers is voor minimaal één huishoudelijke taak hulpbehoevend Naast de veel gebruikte ADL-schaal van Katz [2] is in het gezondheidsonderzoek 2004 aan mensen van 55 jaar en ouder gevraagd naar problemen met enkele concrete dagelijkse huishoudelijke 86
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam activiteiten: het schoonhouden van het huis, het klaarmaken van warme maaltijden en het doen van boodschappen. Onderzocht is wie deze huishoudelijke taken niet kan uitvoeren en dus voor die activiteit hulpbehoevend is. Negen procent van de 55-plussers kan één of meer van de drie genoemde huishoudelijke taken niet zelf uitvoeren (zie figuur 3). Het schoonhouden van het huis wordt voor 55-plussers het snelst een probleem, zowel voor mannen als voor vrouwen. Zes procent van de Amsterdammers van 55 jaar en ouder kan het huis niet zelf schoonhouden. Het aandeel 55-plussers dat geen boodschappen kan doen of warm eten kan koken, bedraagt respectievelijk drie en twee procent. Het percentage hulpbehoevende 55-plussers ligt in 2004 (9%) aanzienlijk lager dan in 1999-2000 (20%). Ook hieraan kunnen in verband met de veranderde onderzoeksopzet geen conclusies verbonden worden. Figuur 3 Hulpbehoevende (‘kan activiteit niet’ of ‘met moeite’) Amsterdamse 55-plussers naar een aantal dagelijkse huishoudelijke activiteiten (percentages), 2004 minimaal één huishoudelijk activiteit boodschappen doen warme maaltijd bereiden huis schoonhouden % 0
5
10
15 kan het niet
20
25
30
35
met moeite
Het aantal Amsterdammers boven de 55 jaar dat de huishoudelijke activiteiten met moeite kan uitvoeren is groter (zie figuur 3). Achttien procent heeft moeite met het schoonhouden van het huis, 12% met boodschappen doen en 6% met het bereiden van warme maaltijden. Bij een vergelijking blijkt dat Turkse en Marokkaanse 55-plussers veel vaker hulpbehoevend zijn bij één of meer huishoudelijke 87
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam activiteiten dan Nederlandse 55-plussers of 55-plussers uit andere bevolkingsgroepen (zie tabel 2). Turkse 55-plussers hebben het vaakst hulp nodig. Ruim driekwart (77%) van de 55-plussers die hulp nodig heeft bij één of meer huishoudelijke activiteiten, geeft aan ook daadwerkelijk hulp te krijgen (niet in tabel). In de meeste gevallen wordt de hulp geboden door de partner, (uitwonende) kinderen, vrienden/ kennissen en buren. Tabel 2 Hulpbehoevende (‘kan de genoemde activiteit niet doen’) Amsterdamse 55-plussers naar huishoudelijke activiteiten en etnische groepen (percentages), 2004 minimaal 1
huis
warme
bood-
huishoudelijke
schoon-
maaltijd
schappen
activiteit
houden
klaarmaken
doen
etnische groep Nederlands
9,0
5,8
0,6
3,2
Marokkaans
15,8
10,5
7,0
8,8
Turks
20,4
14,8
5,6
9,3
overig
7,1
5,7
2,9
2,9
Daarnaast wordt voor het schoonhouden van het huis vooral gebruikt gemaakt van particuliere (betaalde) hulp en de thuiszorg. Voor het boodschappen doen worden een boodschappendienst of boodschappenbus en de thuiszorg ingeschakeld. Voor hulp bij het bereiden van warme maaltijden is slechts een klein deel aangewezen op maaltijdvoorzieningen. Conclusie Ruim één op de tien Amsterdamse 55-plussers heeft op zijn minst één ADL-beperking. De meeste van hen ondervinden problemen bij de mobiliteit, zoals bij het traplopen en het verplaatsen buitenshuis. Problemen bij de persoonlijke verzorging komen veel minder voor. De 55-plussers die problemen hebben met de mobiliteit scoren minder goed op de looptest. Negen procent van de Amsterdamse 55-plussers kan één of meer huishoudelijke taken niet uitvoeren. Zelf het huis schoonhouden wordt vaak het eerst een probleem. De 55-plussers van Turkse en Marokkaanse afkomst rapporteren vaker problemen met de persoonlijke verzorging, met 88
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam de mobiliteit in en om het huis en met huishoudelijke taken dan Amsterdammers uit andere bevolkingsgroepen. Turken, Marokkanen en andere Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst rapporteren niet alleen vaker ADL-beperkingen, maar ook gemiddeld méér beperkingen dan de Nederlandse Amsterdammers. Het aantal ADL-beperkingen en de hulpbehoevendheid van Amsterdamse 55-plussers wordt op basis van dit gezondheidsonderzoek door de gewijzigde onderzoeksopzet waarschijnlijk onderschat. Door deze opzet hebben mogelijk relatief veel fitte 55-plussers aan het onderzoek meegedaan. Vergelijkingen met vorige Amsterdamse gezondheidsenquêtes en met landelijke cijfers is om deze reden niet mogelijk.
89
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.1.4. Kanker en overige chronische aandoeningen A.P. Janssen Tot slot van het hoofdstuk lichamelijke gezondheid, waarin de nadruk vooral ligt op (endogene risicofactoren van) hart- en vaatziekten, worden een aantal verschillende veel voorkomende chronische aandoeningen besproken. Het gaat om aandoeningen van uiteenlopende aard. Ook het voorkomen van vormen van kanker komt in dit hoofdstuk aan de orde. Kanker is na hart- en vaatziekten doodsoorzaak nummer twee in Nederland. Kader 1 geeft een overzicht van de chronische aandoeningen die zijn nagevraagd. Deze vragen zijn gesteld aan alle respondenten. Een aantal gegevens uit het gezondheidsonderzoek 2004 kan worden vergeleken met die van de gezondheidsenquête van 19992000. Vergelijking met Nederland is niet goed mogelijk omdat de meest recente gegevens over deze aandoeningen pas in 2001 door het CBS zijn verzameld. Kader 1 Vragen over vormen van kanker en overige chronische aandoeningen • Heeft u ooit een vorm van kanker gehad? • Heeft u dit in de afgelopen 12 maanden gehad? • Bent u hiervoor in de afgelopen 12 maanden onder behandeling of controle van de huisarts of specialist geweest? • Ondervindt u als gevolg hiervan nu nog steeds gezondheidsproblemen of beperkingen? antwoordcategorieën: ja; nee Wilt u bij de volgende ziekten en aandoeningen aangeven of u die heeft of in de afgelopen 12 maanden heeft gehad? Wilt u hierbij ook aangeven of deze ziekte of aandoening door een arts is vastgesteld of niet. • • • • • •
migraine of regelmatig ernstige hoofdpijn vernauwing van de bloedvaten in de buik of benen astma, chronische bronchitis, longemfyseem of CARA/COPD ernstige of hardnekkige darmstoornissen langer dan 3 maanden chronisch eczeem onvrijwillig urineverlies (incontinentie)
antwoordcategorieën: nee; ja, niet door arts vastgesteld; ja, door arts vastgesteld. datamanager bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
90
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kanker komt vooral voor onder Nederlandse Amsterdammers Elk jaar krijgen bijna 69 duizend Nederlanders te horen dat zij kanker hebben [6]. Ruim één op de drie Nederlanders krijgt in de loop van het leven kanker. Er zijn meer dan honderd soorten kanker, elk met een verschillende ontstaanswijze, met verschillende klachten, behandeling en kans op overleving. Het gemeenschappelijke kenmerk van de verschillende vormen van kanker is een ongeremde celdeling. Bij mannen zijn prostaat- en longkanker de meest voorkomende vormen, bij vrouwen borstkanker en kanker van de dikke darm. Een ongezonde leefstijl is de belangrijkste oorzaak voor het ontstaan van kanker [6]. De belangrijkste risicofactoren hierbij zijn roken, ongezond eten, veelvuldig alcohol drinken, onvoldoende lichaamsbeweging, overmatige blootstelling aan de zon en werken met kankerverwekkende stoffen, zoals asbest. Bijna 4% van de Amsterdammers heeft ooit een vorm van kanker gehad (zie tabel1). Amsterdamse vrouwen rapporteren twee keer zo vaak ooit kanker te hebben gehad dan Amsterdamse mannen. Deze gegevens komen overeen met de resultaten van de gezondheidsenquête 1999-2000. Uit cijfers van het Integraal Kankercentrum Amsterdam uit 2005 [7] blijkt dat in Noord-Holland en Flevoland kanker vaker bij vrouwen (1.709 gevallen per 100.000 vrouwen) voorkomt dan bij mannen (1.564 gevallen per 100.000 mannen), echter het verschil is niet zo sterk als in het gezondheidsonderzoek 2004. Met het stijgen van de leeftijd neemt zoals te verwachten het aandeel mensen dat ooit kanker heeft gehad toe. Uit landelijke cijfers blijkt dat kanker bij mannen tot 25 jaar en van 55 jaar en ouder vaker voorkomt dan bij vrouwen, terwijl bij vrouwen tussen de 25 en 55 jaar meer kanker voorkomt dan bij mannen [8]. In het gezondheidsonderzoek 2004 rapporteren Amsterdamse vrouwen uit alle leeftijdsgroepen vaker kanker dan mannen. Uit tabel 1 blijkt verder duidelijk dat Amsterdammers van Nederlandse afkomst aanzienlijk vaker rapporteren ooit kanker te hebben gehad dan Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst (zie ook figuur 1). Dit komt overeen met landelijke gegevens [8]. Een meerderheid (63%) van de Amsterdammers die ooit kanker heeft gehad, is in het afgelopen jaar onder behandeling of controle van een arts geweest. Eén op de vier van de Amsterdammers met kanker ondervindt als gevolg van deze aandoening nog steeds gezondheidsproblemen of beperkingen.
91
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1
Prevalentie van kanker (‘ooit gehad’) en andere chronische aandoeningen (‘heeft aandoening of heeft aandoening in de afgelopen 12 maanden gehad’) onder Amsterdammers naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages), 2004 vernauwing astma, bloedvaten bronchitis kanker migraine buik, benen copd
darmstoornissen
chronisch incontieczeem nentie
geslacht totaal
3,7
22,2
4,8
10,0
7,2
8,9
5,2
mannen
2,5
15,7
4,0
8,6
6,5
9,1
2,3
vrouwen
5,0
28,6
5,4
11,6
8,0
8,6
7,9
18-34 jaar
-
19,6
1,1
8,5
3,9
8,2
1,8
35-44 jaar
2,5
30,0
1,7
9,6
8,2
8,2
2,2 7,0
leeftijdsgroep
45-54 jaar
2,7
27,5
5,0
11,2
10,0
9,2
55-64 jaar
8,1
18,6
12,4
10,6
9,1
8,8
6,1
65 jaar en ouder 13,9
9,8
14,0
13,0
10,1
11,3
17,3
5,2
etnische groep Nederlands
7,3
18,5
4,5
9,7
6,8
9,1
Marokkaans
1,9
35,3
5,9
11,3
8,1
3,9
3,1
Turks
1,6
36,7
14,3
13,7
18,0
12,6
8,9
overig
2,9
23,5
3,3
9,9
6,3
9,1
4,9
Eén op de vijf Amsterdammers heeft migraine Migraine is hoofdpijn die in aanvallen komt. De hoofdpijn komt plotseling op en gaat vaak gepaard met misselijkheid en overgeven. Sommigen hebben slechts af en toe een migraineaanval, anderen hebben er regelmatig last van. Tijdens een aanval worden licht en hard geluid slecht verdragen en door inspanning worden de klachten heviger. Migraine ontstaat doordat de samenwerking tussen bloedvaten en zenuwbanen in de hersenen tijdelijk verstoord raakt. De oorzaak hiervan is niet bekend; erfelijke aanleg speelt wel een rol [1]. Ruim één op de vijf Amsterdammers heeft in het jaar voorafgaand aan het interview migraine gehad (zie tabel 1). Bij 10% van hen is migraine door een arts vastgesteld. Migraine komt in Amsterdam 92
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam bij vrouwen bijna twee keer zo vaak voor als bij mannen. Dit komt overeen met het landelijk beeld en ligt ook voor de hand omdat vrouwelijke hormonen invloed hebben op het optreden van migraine. Migraine komt het meest (28%-30%) voor bij Amsterdammers tussen de 35 en 55 jaar, bij 65-plussers (10%) komt migraine minder vaak voor. Turkse (37%) en Marokkaanse (35%) Amsterdammers hebben veel vaker migraine dan Nederlandse Amsterdammers (19%) (zie ook figuur 1). Figuur 1 Prevalentie van kanker, migraine en astma, COPD naar etnische groepen (% verschil met Amsterdam totaal), 2004 astma, COPD
migraine
vormen van kanker -4
-2
0 % 2
Nederlanders
4 Marokkanen
6
8 Turken
10
12
14
16
overig
Veel Turkse Amsterdammers hebben vernauwing van bloedvaten in de buik of benen Vernauwing van de bloedvaten wordt veroorzaakt door afzetting van vet (waaronder cholesterol) en kalk aan de binnenwand van bloedvaten. Dit is een natuurlijk proces dat bij iedereen na het twintigste jaar optreedt. De mate waarin dit gebeurt, is afhankelijk van erfelijke factoren en van de leefstijl. Teveel vet eten, roken en te weinig lichaamsbeweging versnellen dit proces. De klachten die hiermee gepaard gaan, zijn afhankelijk van welk bloedvat is vernauwd. Bij de kransvaten van het hart bijvoorbeeld leidt dit tot pijn op de borst en benauwdheid en bij een volledige afsluiting tot een hartinfarct. Door vernauwing van de vaten in de benen krijgen de beenspieren te weinig bloed. Het gevolg is te weinig aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen en ophoping van afvalstoffen. Pijn en kramp doen mensen met deze aandoening vaak stoppen 93
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam met lopen waardoor de klachten minder worden. In de volksmond spreekt men van ‘etalagebenen’ [2]. Eén op de twintig Amsterdammers (5%) heeft vernauwing van de bloedvaten in de buik of de benen (zie tabel 1). Bij de meeste van hen is deze aandoening door een arts vastgesteld. Vernauwing van de bloedvaten komt iets vaker voor bij vrouwen (5,4%) dan bij mannen (4,0%). Met het stijgen van de leeftijd, groeit het aantal Amsterdammers met deze klachten gestaag. Vooral vanaf het 55e levensjaar neemt het aantal mensen met vernauwde bloedvaten snel toe. Bij Turkse Amsterdammers komt deze aandoening ongeveer drie keer zo vaak voor als bij de andere Amsterdammers (zie figuur 1). Amsterdammers die vernauwde bloedvaten in buik en benen rapporteren, hebben veel vaker een te hoog cholesterolgehalte (23%) in vergelijking met Amsterdammers die geen vaatvernauwingen rapporteren (4%). Eén op de tien Amsterdammers heeft astma of COPD Astma en COPD (Chronic Obstuctive Pulmonary Disease) zijn obstructieve luchtweg-aandoeningen met kenmerkende klachten als kortademigheid, piepen op de borst en hoesten [3]. Vóór 1991 werd voor astma en COPD de gemeenschappelijke term CARA gebruikt. COPD omvat chronische bronchitis en longemfyseem. Bij astma treden aanvallen van kortademigheid op, afgewisseld met klachtenvrije perioden. Hoesten en het opgeven van sputum staan veelal op de achtergrond. Bij chronische bronchitis zijn vooral chronisch hoesten en het opgeven van sputum kenmerkend, kortademigheid is minder prominent aanwezig. Emfyseem gaat gepaard met verlies aan longweefsel. Het leidt meestal bij mensen boven de 50 jaar tot kortademigheid bij inspanning; aanvalsgewijze kortademigheid, hoesten en het opgeven van sputum staan meer op de achtergrond. De klachten van astma en COPD worden veroorzaakt door een allergische reactie en/of aspecifieke hyperreactiviteit. Bij een allergie zijn de luchtwegen gevoelig voor exogene prikkels (allergenen) zoals huisstof, haren en veren, schimmels en graspollen. Bij aspecifieke reactiviteit zijn de luchtwegen gevoelig voor allerlei prikkelende, niet-allergene stoffen zoals rook, parfum, mist en koude lucht. Nederland telt bijna een half miljoen personen met astma of COPD. Roken, erfelijke factoren en luchtverontreiniging zijn de belangrijkste risicofactoren [4]. Tien procent van de Amsterdammers heeft in het jaar voorafgaand aan het interview astma of COPD klachten gehad. Vrouwen (12%) 94
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam hebben vaker astma/COPD dan mannen (9%). Bij vrijwel alle respondenten (93%) met deze klachten is astma of COPD door een arts vastgesteld.Tussen de leeftijdsgroepen bestaan geen grote verschillen in het voorkomen van astma en COPD. Het percentage mensen met luchtwegklachten neemt toe met de leeftijd: bij de 18-34 jarigen 9% en bij de 65-plussers 13%. Er bestaan ook geen opvallend grote verschillen tussen de etnische groepen (zie figuur 1). Astma en COPD komen het vaakst voor bij de Turkse Amsterdammers (14%) en het minst bij de Nederlandse Amsterdammers (10%). In vergelijking met de gezondheidsenquête 1999-2000 is het percentage Amsterdammers met deze luchtwegaandoeningen licht toegenomen, van 9% in 1999-2000 naar 10% in 2004. Darmstoornissen vooral bij Turkse Amsterdammers Ruim 7% van de respondenten rapporteert ernstige of hardnekkige darmstoornissen die gedurende het jaar voorafgaand aan het interview tenminste drie maanden aanhielden. Bij driekwart van hen is de darmstoornis door een arts vastgesteld. Darmstoornissen komen het minst voor bij de jongste groep volwassenen van 18 tot 35 jaar (4%). Bij de andere leeftijdsgroepen ligt dit percentage tussen de 8% en 10%. Bij de Turkse Amsterdammers (18%) komen darmstoornissen vaker voor dan bij andere Amsterdammers (6%8%). Ten opzichte van 1999-2000 (5%) is het aandeel Amsterdammers dat ernstige of hardnekkige darmstoornissen rapporteert met 2% toegenomen. Eén op de elf Amsterdammers rapporteert chronisch eczeem Chronisch eczeem is een overgevoeligheid van de huid, veroorzaakt door een samenspel van aanleg en omgevingsfactoren. Deze huidaandoening maakt deel uit van het overgevoeligheidssyndroom, dat bestaat uit allergisch astma, hooikoorts en constitutioneel eczeem. Het belangrijkste symptoom is een chronische, hevige jeuk [5]. Negen procent van de Amsterdammers rapporteert chronisch eczeem. Bij 7% is eczeem door een arts vastgesteld. Deze huidaandoening komt in Amsterdam bij mannen en vrouwen ongeveer even vaak voor en ook tussen de leeftijdsgroepen bestaan geen duidelijke verschillen. Alleen onder de 65-plussers (11%) komt chronisch eczeem wat vaker voor. Onder met name de Turkse (13%) maar ook onder de Nederlandse (9%) Amsterdammers komt chronisch eczeem vaker voor dan onder de Marokkaanse Amster95
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam dammers (4%). Incontinentie komt vooral bij Turkse vrouwen vaak voor Incontinentie van urine komt vooral voor bij vrouwen. Door hormonale veranderingen of door een zwangerschap of bevalling verslappen de bekkenbodemspieren, die de sluitspier van de blaas ondersteunen. In Amsterdam heeft 8% van de vrouwen en 2% van de mannen last van incontinentie. Bij het stijgen van de leeftijd neemt het percentage Amsterdammers met incontinentie toe. Van de 65-plussers heeft 17% last van incontinentie. Turkse Amsterdammers (9%), in het bijzonder de Turkse vrouwen van 55 jaar en ouder (30%), hebben vaker last van incontinentie dan andere Amsterdammers. Conclusie Het voorkomen van de hier besproken chronische aandoeningen onder de Amsterdamse bevolking loopt sterk uiteen. Migraine komt met 22% het vaakst voor, kanker met bijna 4% het minst. Bij het grootste deel van de Amsterdammers die deze aandoeningen rapporteren is de ziekte ook door een arts vastgesteld. Kanker, migraine, vernauwing van de bloedvaten, astma/COPD, darmstoornissen en incontinentie komen bij vrouwen vaker voor dan bij mannen. Alle onderzochte aandoeningen komen vaker naarmate men ouder wordt. De enige uitzondering hierop is migraine, dat juist onder 55-plussers minder vaak voorkomt. Turkse Amsterdammers hebben duidelijk vaker vernauwing van de bloedvaten in buik en benen, astma/COPD, darmstoornissen, chronisch eczeem en incontinentie dan andere Amsterdammers. Ook hebben Turkse Amsterdammers samen met Marokkaanse Amsterdammers veel vaker migraine dan Amsterdammers van Nederlandse afkomst. Nederlandse Amsterdammers rapporteren daarentegen vaker dan niet-Nederlandse Amsterdammers ooit kanker te hebben gehad.
96
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.2. Psychisch welbevinden In het eerste deel van dit hoofdstuk is aandacht besteed aan de lichamelijke gezondheid van de Amsterdammers. Er is in het bijzonder aandacht besteed aan (endogene risicofactoren voor) hart- en vaatziekten, maar ook is gekeken naar diverse andere aandoeningen en naar beperkingen bij dagelijkse activiteiten. In de volgende twee hoofdstukken wordt gekeken naar subjectieve maten van gezondheid en naar de psychische gezondheid. Subjectieve maten van gezondheid, ook wel generieke maten of indicatoren genoemd, worden gebruikt om de gezondheid van (sub)populaties in het algemeen vast te stellen. In het gezondheidsonderzoek 2004 is de subjectieve gezondheid vastgesteld met een internationaal veel gebruikte vragenlijst. In het bijzonder is gekeken naar opinie van respondenten over de algehele gezondheid, vastgesteld met één enkele vraag, en naar de algehele fysieke en de mentale gezondheid. Voor het vaststellen van de psychische gezondheid is gekeken naar de samenhang tussen psychische problemen en zorggebruik en naar het gebruik van psychofarmaca. In het bijzonder is aandacht besteed aan psychische problemen en zorggebruik onder niet-Nederlanders, aangezien voorgaande studies naar psychische problematiek in Nederland veelal beperkt waren tot Nederlands sprekende groepen. Bij zowel de generieke gezondheidsmaten als bij psychische problemen gaat het sterk om de ervaren, subjectieve gezondheidsbeleving, met andere woorden wat vinden mensen zelf van hun gezondheid, welzijn en functioneren? Daarmee missen deze maten veel van de duidelijkheid van objectief meetbare factoren van lichamelijke gezondheid. Wel of geen diabetes, een hoge bloeddruk of een verhoogd cholesterolgehalte, zijn gezondheidsbepalende factoren die heel duidelijk te meten zijn. Toch moet het belang van generieke gezondheidsmaten niet worden onderschat. Mensen die laag scoren op generieke gezondheidsmaten, vertonen veelal een sterk ontwikkeld ziektegedrag en een hoge mate van zorgconsumptie. Verder staan psychische problemen zoals angststoornissen en depressie respectievelijk op de eerste en de tweede plaats als het gaat om verlies van kwaliteit van leven bij de patiënt, en een angststoornis is de op twee na meest gediagnosticeerde aandoening in Nederland [1].
97
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam In het eerste deel van dit hoofdstuk getiteld ‘Welzijn’ worden resultaten gepresenteerd van de subjectieve gezondheidsmaten. In het tweede deel volgt een beschrijving van het voorkomen van psychische klachten onder Amsterdammers.
98
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.2.1. Welzijn D.G. Uitenbroek Naast de objectieve indicatoren van gezondheid, die sterk samenhangen met ziekte en aandoeningen, en die vaak worden ontwikkeld vanuit het medisch en gezondheidszorg perspectief, bestaan er generieke gezondheidsindicatoren. Generieke indicatoren worden gebruikt om te zien of bevolkingsgroepen in termen van gezondheid en beperkingen in het algemeen afwijken van andere bevolkingsgroepen. In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de resultaten van de Short Form 12 (SF12), een wereldwijd veelgebruikte generieke indicator die zowel het fysieke als het mentale welzijn in populaties in kaart brengt [1]. Generieke of subjectieve indicatoren geven een algemeen samenvattend oordeel over het welzijn van de bevolking. Dit in tegenstelling tot objectieve indicatoren die veelal een direct verband hebben met de gezondheid of de gezondheidszorg. In dit rapport is, om verschillen in medische consumptie in kaart te brengen, bijvoorbeeld aan de respondenten gevraagd of zij artsen en specialisten hebben bezocht. Ook hebben respondenten gerapporteerd over hun beperkingen, aangezien dit van invloed kan zijn op de ondersteuning die mensen met lichamelijke problemen nodig kunnen hebben. Bij een generieke indicator wordt informatie over de gezondheidstoestand van het individu bijeen gebracht in een enkele of een beperkt aantal maten, om te zien of de gezondheid in het algeheel in een bepaalde bevolkingsgroep beter of minder is dan de gezondheid in een andere bevolkingsgroep. De Short Form 12 De SF12 bestaat uit twaalf vragen die worden samengevoegd tot twee indicatoren, de fysieke gezondheidsschaal (FGS) en de mentale gezondheidsschaal (MGS). De twaalf vragen uit de SF12 staan in kader 1. De FGS en de MGS geven iedere respondent een score betreffende de fysieke en de mentale gezondheid. Voor een (sub)populatie kan het gemiddelde van deze scores worden genomen, en dit gemiddelde wordt genormeerd naar de score 50 in een standaardpopulatie. De standaardpopulatie die in dit rapport senior-epidemioloog GGD Amsterdam, cluster EDG
99
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam is gebruikt is de Amerikaanse populatie. Dit is overeenkomstig de werkwijze van het CBS. De genormeerde scores van de verschillende (sub)populaties kunnen met elkaar worden vergeleken, waarbij een score van onder de 50 betekent dat het minder gaat met de algemene gezondheid dan in de Verenigde staten, een score van boven de 50 betekent dat het beter gaat. De eerste vraag van de SF12, ‘Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?’, wordt vaak gebruikt als een eenvoudige vaststelling van wat de respondent zelf, heel in het algemeen, van de eigen gezondheid vindt. Kader 1 De twaalf vragen van de Short Form12 • Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen? • Bent u op dit moment door uw gezondheid beperkt bij matige inspanning, zoals het verplaatsen van een tafel, stofzuigen, fietsen. • Bent u op dit moment door uw gezondheid beperkt bij inspanningen zoals een paar trappen oplopen. • Heeft u gedurende de afgelopen 4 weken minder bereikt dan u zou willen ten gevolge van uw lichamelijke gezondheid? • Was u gedurende de afgelopen 4 weken beperkt in het soort werk of andere bezigheden ten gevolge van uw lichamelijke gezondheid? • Heeft u gedurende de afgelopen 4 weken minder bereikt dan u zou willen ten gevolge van emotionele problemen (zoals depressieve of angstige gevoelens)? • Deed u gedurende de afgelopen 4 weken uw werk of andere bezigheden niet zo zorgvuldig als gewoonlijk ten gevolge van emotionele problemen (zoals depressieve of angstige gevoelens)? • In welke mate bent u de afgelopen vier weken door pijn gehinderd in uw normale werk, zowel werk buitenshuis als huishoudelijk werk? • Hoe vaak was u gedurende de afgelopen vier weken erg zenuwachtig? • Hoe vaak zat u gedurende de afgelopen vier weken zo in de put, dat niets u kon opvrolijken? • Hoe vaak voelde u zich gedurende de afgelopen vier weken kalm en rustig? • Hoe vaak had u gedurende de afgelopen vier weken veel energie?
100
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Vier op de vijf Amsterdammers rapporteert een goede tot uitstekende gezondheid De eerste kolom van tabel 1 geeft het percentage Amsterdammers dat op de vraag ‘Hoe zou u over het algemeen uw gezondheid noemen?’ heeft geantwoord dat de gezondheid ‘uitstekend’, ’zeer goed’ of ‘goed’ is. De tabel laat zien dat vier op de vijf Amsterdammers een goede tot uitstekende gezondheid rapporteert, waarbij mannen iets optimistischer zijn over de eigen gezondheid dan vrouwen. Bijna 90% van de 18 t/m 34 jarigen ervaart de gezondheid als goed tot uitstekend en dit daalt tot rond de 70% voor de leeftijdsgroepen boven de 55 jaar. Amsterdamse mannen (81%) rapporteren iets minder vaak een goede tot uitstekende gezondheid dan Nederlandse mannen (83%). Amsterdamse en Nederlandse vrouwen rapporteren exact even vaak dat zij een goede tot uitstekende gezondheid hebben. De verschillen tussen de leeftijdsgroepen zijn klein. De verschillen tussen de etnische groepen in gezondheidsbeleving zijn aanzienlijk. Van de etnische groepen in Amsterdam rapporteren Nederlandse Amsterdammers (85%) het vaakst een goede tot uitstekende gezondheid en Turkse Amsterdammers (55%) het minst vaak. De Marokkaanse Amsterdammers zitten daar met 66% tussenin. Nederlanders rapporteren een betere fysieke gezondheid dan Turken en Marokkanen De tweede kolom van tabel 1 geeft de score op de FGS, de derde kolom die op de MGS. Het interpreteren van meetschalen is veel moeilijker dan het interpreteren van percentages. Men moet er rekening mee houden dat zelfs al bij kleine verschillen in scores sprake is van merkbare gezondheidsverschillen. Let op de smalle betrouwbaarheidsintervallen, die aangeven dat de FGS en MGS met grote precisie worden vastgesteld. Amsterdam scoort met 49,8 minder dan Nederland (50,2) op de algemene fysieke gezondheid (FGS). Mannen (50,6) scoren significant beter op de FGS dan vrouwen (49,2). De FGS neemt sterk af met het stijgen van de leeftijd. Van de etnische groepen scoren Nederlandse Amsterdammers (50,3) het best, Turkse Amsterdammers (46,8) het minst, terwijl de Marokkaanse Amsterdammers (47,8) ook hier een tussenpositie innemen.
101
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1
Generieke indicatoren van gezondheid: algemene gezondheid (percentages met 95% betrouwbaarheidsintervallen), fysieke en mentale gezondheidsscore (genormeerde score met 95% BI), 2004 algemene gezondheid2 %
95% BI
fysieke gezondheid (score)
95% BI
mentale gezondheid (score)
totaal
79,1
77,2-81,0
mannen
80,6
77,7-83,3
49,8
49,4-50,2
52,3
51,9-52,7
50,6
50,0-51,1
53,0
52,4-53,7
vrouwen
77,9
75,1-80,5
49,2
48,7-49,8
51,7
51,3-52,4
18-34 jaar 35-44 jaar
89,0
84,7-92,1
52,5
51,9-53,2
52,9
52,0-53,8
77,7
73,2-81,7
50,3
49,5-51,2
51,1
50,2-52,1
45-54 jaar
74,1
69,5-78,1
48,4
47,5-49,4
51,8
50,9-52,8
55-64 jaar
68,4
63,5-72,9
47,9
47,0-48,9
52,1
51,0-53,2
65 jaar en ouder
70,8
65,2-75,8
44,8
43,6-46,1
54,3
53,4-55,3
Nederlands
85,2
81,9-88,0
50,3
49,6-51,0
53,5
52,8-54,2
Marokkaans
65,6
60,5-70,3
47,8
46,8-48,9
51,5
50,4-52,6
Turks
54,6
49,9-59,2
46,8
45,8-47,9
48,1
47,0-49,1
overig
76,2
71,8-80,1
49,9
49,1-50,8
51,3
50,4-52,3
95% BI
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Ook score voor mentale gezondheid van Nederlanders hoger Voor de mentale gezondheid (MGS) ontstaat het volgende beeld. De MGS voor Amsterdam ligt iets lager dan die voor Nederland, 52,3 ten opzichte van 52,5. De MGS voor mannen (53,0) is net als de FGS significant hoger dan die voor vrouwen (51,7). Het patroon voor leeftijd is ingewikkeld. De laagste MGS in Amsterdam valt in de leeftijdsgroep van 35 t/m 44 jaar, de hoogste MGS in de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder. Dit wijst erop dat de mentale gezondheid het hoogst is in de oudste leeftijdsgroep. Dit is geen resultaat dat typisch is voor Amsterdam. Het CBS rapporteert voor 2004 de hoogste MGS in de leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder (53,4), de op één na hoogste MGS in leeftijdsgroep van 65 t/m 74 jaar (53,3) en de laagste MGS in de leeftijdsgroepen van 18 t/m 44 jaar (52,0). Ook in andere jaren rapporteert het CBS vergelijkbare resultaten met de MGS. Tenslotte, naar etniciteit is het patroon uitstekend/zeer goed/goed
102
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam voor de MGS hetzelfde als voor de FGS: Amsterdammers van Nederlandse afkomst (53,5) scoren het best, Turkse Amsterdammers (48,1) het minst en Marokkaanse Amsterdammers (51,5) zitten hier tussenin. In tabel 2 wordt verder gekeken naar het percentage Amsterdammers dat een goede tot uitstekende gezondheid rapporteert en naar de score op de FGS en MGS in samenhang met een aantal variabelen die met gezondheid te maken hebben. Het is op deze wijze dat generieke gezondheidsmaten vaak worden gebruikt, niet zozeer om de gezondheid vast te stellen, maar meer om de oorzaken en gevolgen van gezondheid in het algemeen te bestuderen. Amsterdammers met een hoge SES rapporteren vaker een goede gezondheid Uit de tabel blijkt dat gerapporteerde gezondheid sterk samenhangt met de sociaal-economische status (SES): mensen met een lage opleiding/laag inkomen hebben aanzienlijk meer problemen met de gezondheid dan mensen met een hoge opleiding/hoog inkomen. Wat betreft het zorggebruik, scoren mensen die van zorg gebruik hebben gemaakt in alle opzichten minder dan mensen die geen zorg hebben gebruikt. Zij rapporteren aanzienlijk minder vaak dat zij een goede tot uitstekende gezondheid hebben, en zij hebben een lagere score op zowel de FGS als de MGS. Amsterdammers die van mening zijn dat hun omgeving moet veranderen, teneinde hun gezondheid te verbeteren, rapporteren in het algemeen een mindere gezondheid. Anders gezegd, ongezonde mensen zijn vaker van mening dat hun omgeving moet veranderen dan gezonde mensen. Dat geldt niet voor Amsterdammers die vinden dat ze zelf moeten veranderen, die rapporteren meestal een wat betere gezondheid. Hieruit kan men concluderen dat ongezonde Amsterdammers wat minder vaak van mening zijn dat zij zelf wat kunnen doen om hun gezondheid te verbeteren dan gezonde Amsterdammers. Dit geldt overigens niet voor de samenhang tussen het rapporteren dat men zelf wat moet doen om de gezondheid te verbeteren en de MGS. Amsterdammers die vaker rapporteren dat ze zelf wat kunnen doen om de gezondheid te verbeteren, hebben gemiddeld een wat mindere mentale gezondheidsscore. Dit duidt erop dat mensen die problemen hebben met de mentale gezondheid vaker bij zichzelf op zoek gaan naar mogelijkheden om de gezondheid te verbeteren. 103
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2 Samenhang tussen generieke indicatoren van gezond heid en enkele andere variabelen, 2004 algemene gezondheid3 %
fysieke gezondheid (score)
mentale gezondheid (score)
inkomen onder modaal / modaal en hoger
66,4 / 86,3
47,1 / 51,3
50,1 / 53,2
opleiding lbo-mavo- / mbohavo+
73,9 / 89,6
48,9 / 51,2
51,3 / 53,7
huisarts bezocht / niet bezocht afg 2 maanden
66,1 / 87,8
46,6 / 51,9
50,7 / 53,4
specialist bezocht / niet bezocht afg 2 maanden
63,6 / 83,4
45,5 / 51,0
51,7 / 52,5
in ziekenhuis gelegen / niet gelegen afg jaar
61,9 / 81,0
43,5 / 50,5
49,8 / 52,6
GGZ-instelling bezocht / niet bezocht afg jaar
63,2 / 80,6
48,2 / 50,0
41,8 / 53,2
omgeving veranderen / niet veranderen
78,8 / 81,8
49,9 / 50,4
51,3 / 54,0
zelf veranderen / niet veranderen
81,1 / 76,0
50,5 / 49,3
51,7 / 54,6
sociaal-economische status
zorggebruik
veranderen
Conclusie In dit hoofdstuk is gekeken naar de score van Amsterdammers op een aantal generieke maten van gezondheid. Deze maten geven een algemeen beeld van de gezondheid in een populatie en kunnen worden gebruikt om verschillen tussen bevolkingsgroepen in kaart te brengen. Amsterdam scoort marginaal slechter op de gebruikte generieke maten van gezondheid dan Nederland. Nederlandse Amsterdammers scoren aanzienlijk beter dan Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst. De etnische verschillen zijn het grootst als het gaat om de fysieke gezondheid. Gelet op de samenhang tussen de generieke gezondheid en andere indicatoren, worden veel van de verbanden die nationaal en internationaal gebruikelijk zijn ook voor Amsterdam gevonden. Algemene gezondheid hangt sterk samen met sociaal-economische status. uitstekend/zeer goed/goed
104
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Er wordt veel vaker een slechtere gezondheid gevonden onder mensen met een laag inkomen en met een lage opleiding. Zoals te verwachten, mensen die gebruik maken van de zorg rapporteren een veel slechtere gezondheid dan mensen die hiervan geen gebruik maken. Dit geldt voor alle vormen van zorg en is zorgconsistent, met andere woorden: mensen die gebruik maken van psychische hulp rapporteren over het algemeen een slechte mentale gezondheid, maar hun fysieke gezondheid is niet zo slecht. Tenslotte, de gegevens van het gezondheidsonderzoek 2004 laten enigszins een bekend sociologisch fenomeen zien [2]. Mensen met een slechte gezondheid hebben iets sterker de neiging om te externaliseren, de oplossing van hun problemen buiten zichzelf te zoeken, in verbetering van zorg of meer hulp. Gezonde mensen internaliseren wat sterker, verbeteringen zoeken zij wat meer in het eigen handelen of het verbeteren van het eigen gedrag.
105
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
3.2.2. Psychische klachten M.A.S. de Wit Psychische klachten zijn een belangrijke oorzaak van ziekte. Ieder jaar heeft ongeveer 8% van de Nederlanders last van een stemmingsstoornis, en 12% van een angststoornis. Deze aandoeningen zijn vaak zeer ingrijpend voor het functioneren van de patiënt en hebben grote maatschappelijke gevolgen, zoals bijvoorbeeld hoog ziekteverzuim en beperkt sociaal functioneren. Studies van psychische klachten beperken zich tot goed Nederlands sprekende respondenten, vooral vanwege de complexiteit van de vraagstellingen. Hierdoor worden allochtone groepen vaak niet in onderzoek meegenomen. In het gezondheidsonderzoek 2004 is daarom speciaal aandacht besteed aan Amsterdammers van Turkse en Marokkaanse afkomst. Studies naar psychische klachten waarbij allochtone groepen zijn betrokken laten tegenstrijdige resultaten zien [1,7,8,9]. Onderzoek met behulp van screeners laten over het algemeen een hogere prevalentie van psychische problemen onder allochtonen zien, in tegenstelling tot onderzoek met behulp van diagnostische instrumenten die lagere prevalenties voor allochtonen lijken te suggereren. Onderzoek onder een representatieve steekproef met behulp van een diagnostisch instrument is nog niet uitgevoerd. Uit bekende cijfers over allochtonen die gebruik maken van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ), blijkt dat verschillende groepen niet-Nederlanders, in verhouding tot hun aantal in de Nederlandse bevolking, zijn ondervertegenwoordigd in de GGZ [2]. Deze cijfers geven echter ook geen goed beeld van de prevalentie van psychische klachten onder Turkse en Marokkaanse Nederlanders. Daarnaast blijkt in de praktijk dat de aansluiting van allochtonen die wel gebruik maken van de GGZ onvoldoende is, ondanks de inspanningen van de GGZ om de zorg intercultureel te maken [3]. De preventie van depressieve klachten is door het Amsterdamse gemeentebestuur in de nota ‘Gezond Leven in Gezond Amsterdam’ voor de periode 2004-2007 hoog op de agenda gezet. Om de preventie en de zorg van depressie en andere psychische aandoeningen goed aan te pakken is het van groot belang om epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
106
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam met name de geestelijke gezondheid van Turkse en Marokkaanse Amsterdammers beter in kaart te brengen. Het aandeel Turkse en Marokkaanse volwassenen in Amsterdam zal door de ontwikkelingen in de bevolking de komende jaren verder toenemen. Kessler Psychological Distress Scale (K10) Om het vóórkomen van psychische klachten in de bevolking te meten bestaan er verschillende screeningsinstrumenten. In het gezondheidsonderzoek 2004 is gebruik gemaakt van de Kessler Psychological Distress Scale (K10) [4]. Deze vragenlijst meet de psychische gezondheid, in het bijzonder depressieve klachten en angstklachten, in de maand voorafgaand aan het interview (zie kader 1). Kader 1 Thema’s uit de K10 vragenlijst Hoe vaak was u, of voelde u zich, in afgelopen maand: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Erg vermoeid zonder duidelijke reden? Zenuwachtig? Zo zenuwachtig dat u niet tot rust kon komen? Hopeloos? Rusteloos of ongedurig? Zo rusteloos dat u niet meer stil kon zitten? Somber of depressief? Het gevoel dat alles veel moeite kostte? Zo somber dat niets hielp om u op te vrolijken? Afkeurenswaardig, minderwaardig of waardeloos?
antwoordcategorieën: altijd, meestal, soms, af en toe, nooit
Meer depressieve klachten en angstklachten bij Turkse en Marokkaanse Amsterdammers Uit tabel 1 blijkt dat één op de twintig Amsterdammers op basis van de K10 ernstige depressieve klachten of angstklachten rapporteert. Opvallend is dat het verschil tussen mannen en vrouwen klein is, dit in tegenstelling tot ander onderzoek waarbij consistent hogere prevalenties voor angststoornissen en depressies bij vrouwen worden gevonden [5,6]. Daarnaast blijkt dat 65-plussers minder klachten scoren dan jongere leeftijdsgroepen, en ook dat is ongebruikelijk. Uit tabel 1 blijkt verder dat er een sterke samenhang bestaat tussen etniciteit en het rapporteren van depressieve of angstklachten. De prevalentie van zowel milde als ernstige klachten is bij Turkse Amsterdammers hoger dan bij de Neder107
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam landse Amsterdammers. De Marokkaanse Amsterdammers scoren in vergelijking met de Nederlandse Amsterdammers hoger op ernstige klachten. Het percentage Marokkanen met milde klachten is vergelijkbaar met dat van Nederlandse Amsterdammers. Tabel 1 Amsterdammers met depressieve klachten of angstklach ten naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 Psychological Distress Scale (K10)2 milde klachten
95% BI
ernstige klachten
95% BI
totaal
36,7
33,4-39,0
5,0
4,1-6,2
mannen
35,9
32,6-39,4
4,3
3,1-6,0
vrouwen
37,5
34,4-40,7
5,7
4,4-7,4
18-34 jaar
36,5
31,0-42,4
3,0
1,5- 5,8
35-44 jaar
39,9
35,0-45,1
5,1
3,3- 7,9
45-54 jaar
39,2
34,5-44,1
8,4
6,1-11,5
55-64 jaar
35,3
30,6-40,3
7,3
5,0-10,4
65 jaar en ouder
28,3
23,3-33,9
4,0
2,3- 7,0
Nederlands
34,2
30,2-38,4
4,0
2,6- 6,1
Marokkaans
35,1
30,3-40,2
8,4
5,9-11,8
Turks
46,4
41,7-51,2
7,6
5,4-10,5
overig
39,8
35,0-44,8
6,6
4,2-10,2
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Een minderheid van de mensen met ernstige psychische klachten heeft hulp gezocht In het interview is tevens gevraagd of en waar mensen behandeld zijn voor hun psychische klachten in het jaar voorafgaand aan het interview. Van alle respondenten is 9% behandeld voor psychische klachten (zie tabel 2). Van de groep met ernstige depressieve of angstklachten is 36% behandeld. Dat betekent echter dat 64% ondanks hun ernstige klachten niet behandeld is. Mannen en vrouwen zijn in vergelijkbare mate behandeld. Behandeling hangt sa K10: milde klachten=score16 tot 29; ernstige klachten=score 30+
108
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam men met de leeftijd. Ongeveer de helft van de 35 t/m 54 jarigen met ernstige klachten is behandeld, van de 65-plussers is maar een enkeling behandeld. Ook etniciteit heeft invloed op het in behandeling zijn. Van de Marokkaanse respondenten is een kwart van de mensen met ernstige klachten behandeld, bij de Turkse en de Nederlandse respondenten met ernstige klachten ligt het percentage dat behandeld is tussen de 40% en 45%. Ook binnen de groep zonder klachten (niet in tabel) en de groep met milde klachten is een deel behandeld voor psychische problemen (respectievelijk 3% en 13%), met name onder de Turkse Amsterdammers (17%) Tabel 2
Respondenten die in verband met psychische klachten in het afgelopen jaar zijn behandeld naar ernst van de klachten (K10 score), geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen, 2004 Psychological Distress Scale (K10) totaal
milde klachten
n
%
n
%
ernstige klachten n
%
36,2
geslacht totaal
154
9,4
77
12,6
47
mannen
67
9,2
35
13,7
21
37,5
vrouwen
87
9,6
42
11,8
26
35,1
30,0
leeftijdsgroep 18-34 jaar
17
6,5
12
11,0
3
35-44 jaar
41
11,7
20
13,7
12
48,0
45-54 jaar
65
16,6
27
17,6
25
52,1
55-64 jaar
24
6,8
13
10,4
7
25,0
5
1.9
4
5,3
0
0,0
Nederlands
40
8.1
20
11,6
12
42,9
Marokkaans
21
6,2
10
7,9
9
24,3
Turks
60
14,2
30
16,9
21
44,7
overig
33
8,8
17
12,6
5
27,8
65 jaar en ouder etnische groep
Van alle mensen die behandeld zijn voor psychische klachten, is tweederde behandeld in de 2e-lijns geestelijke gezondheidszorg (GGZ) (niet in tabel). Van de overigen is 18% alleen behandeld bij de huisarts en 16% bij andere hulpverleners, zoals de bedrijfsarts, 109
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam fysiotherapeut of maatschappelijk werk. Er zijn geen verschillen tussen etnische groepen in het percentage mensen dat behandeld is door de GGZ. Opvallend genoeg blijkt dat van alle Amsterdammers die in het afgelopen jaar behandeld zijn bij de GGZ, 17% geen klachten en 49% milde klachten heeft. Van alle Amsterdammers zonder klachten is 2% behandeld in de GGZ, van de Amsterdammers met milde klachten 8%. Bij de interpretatie van deze gegevens dient rekening te worden gehouden met het feit dat de klachten zijn gemeten in de voorafgaande maand en het hulpzoekgedrag in het afgelopen jaar. Tabel 3
Respondenten die op het moment van interview psychofarmaca gebruiken naar ernst van de psychische klachten, geslacht, leeftijdsgroepen, etnische groepen en zorgverleners, 2004 Psychological Distress Scale (K10) totaal
milde klachten
ernstige klachten
n
%
n
%
n
%
totaal
94
5,4
40
6,6
28
21,7
mannen
38
5,3
20
7,8
9
16,1
vrouwen
54
6,1
20
5,7
19
26,0
18-34 jaar
5
1,9
2
1,9
2
20,0
35-44 jaar
18
5,2
12
8,2
5
20,0
45-54 jaar
39
10,2
17
11,2
9
19,1
55-64 jaar
21
6,0
6
4,8
9
31,0
9
3,4
3
4,2
3
16,7
Nederlands
39
8,0
15
8,8
17
60,7
Marokkaans
11
3,3
4
3,2
3
8,1
Turks
28
6,7
14
8,0
7
15,2
overig
14
3,8
7
5,2
1
5,6
14,0
geslacht
leeftijdsgroep
65 jaar en ouder etnische groep
zorg geen
46
3,1
20
3,7
14
huisarts
14
51,9
7
53,8
5
62,5
GGZ
32
31,4
13
26,0
11
31,4
110
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Psychofarmacagebruik onder Marokkaanse en Turkse Amsterdammers laag Van de respondenten gebruikt 5% psychofarmaca. Antidepressiva (57%) worden het meest gebruikt, gevolgd door kalmerende middelen (benzodiazepinen, 36%), antipychotica (11%), stemmingstabilisatoren (5%) en angstdempende middelen (anxiolytica, 3%). Zoals verwacht neemt het medicijngebruik toe met de ernst van de klachten, van 7% in de groep met milde klachten tot 22% in de groep met ernstige depressieve of angstklachten. Vrouwen (26%) met ernstige klachten lijken vaker psychofarmaca te gebruiken dan mannen (16%). Het gebruik van psychofarmaca voor milde klachten is het hoogst in de leeftijdsgroep van 45 t/m 54 jaar (11%), voor ernstige klachten in de leeftijdsgroep van 55 t/m 64 jaar (31%). Het gebruik van psychofarmaca hangt sterk samen met etniciteit. Van de Nederlandse Amsterdammers met ernstige klachten gebruikt 61% psychofarmaca tegen slechts 8% van de Marokkaanse en 15% van de Turkse Amsterdammers. Het gebruik van psychofarmaca is bij mensen met ernstige klachten die behandeld zijn door de huisarts (63%) twee keer zo hoog als bij mensen die behandeld zijn door de GGZ (31%). Conclusie Uit het gezondheidsonderzoek 2004 blijkt dat depressieve klachten en angstklachten bij veel Amsterdammers voorkomen. Turkse en Marokkaanse Amsterdammers rapporteren meer ernstige depressieve of angstklachten dan Nederlandse Amsterdammers. Marokkaanse Amsterdammers zijn minder vaak in zorg voor ernstige depressieve klachten of angstklachten dan de Turkse en Nederlandse Amsterdammers. De meerderheid van de mensen die zijn behandeld voor hun psychische klachten is behandeld door de GGZ en slechts een klein deel door de huisarts. Een relatief groot deel van de mensen die hulp zoeken bij de GGZ hebben geen of milde klachten. Het gebruik van psychofarmaca is veel lager bij allochtone Amsterdammers, met name bij de Marokkaanse Amsterdammers. Daarnaast is het gebruik van psychofarmaca bij mensen die behandeld zijn bij de huisarts hoger dan bij mensen die behandeld zijn bij de GGZ.
111
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam De bevindingen uit het gezondheidsonderzoek 2004 zijn opmerkelijk en dienen verder te worden onderzocht. Mogelijk hebben de gekozen afkappunten op de K10, de mate waarin de K10 valide is voor de verschillende etnische groepen, en de verschillende referentieperiodes waarover gegevens zijn nagevraagd, de resultaten beïnvloed. Nader onderzoek naar deze factoren vindt plaats in een tweede fase onderzoek, waarvan de resultaten in 2006 worden verwacht.
112
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4. Gezond Leven en een gezonde leefomgeving in Amsterdam In het vorige deel van dit rapport is gekeken naar gezond zijn in Amsterdam, dit deel gaat over gezond leven in Amsterdam. Gezond leven, zoals een gezonde leefstijl, een gezonde woonen leefomgeving en een goede toegankelijkheid van de gezondheidszorg, hebben grote invloed op de gezondheid. In de nota ‘Gezond Leven in Gezond Amsterdam’ stelt de gemeente Amsterdam zich een aantal doelen voor het bevorderen van de gezondheid in de periode 2004-2007 [1]. Het accent is gelegd op het stoppen met roken, het bevorderen van lichaamsbeweging en gezonde voedingsgewoonten ter voorkoming van overgewicht, matiging van het alcohol- en genotmiddelengebruik (cannabis, partydrugs) en de bevordering van veilige seks. Naast de directe aanpak van gedrag dat de gezondheid beïnvloedt, gebruikt de gemeente ‘stadsbreed denken’ (facetbeleid) als instrument. Met facetbeleid laat men gezondheidsaspecten bij bestuurlijke beslissingen op allerlei andere beleidsterreinen meewegen. Te denken valt dan aan de beleidsterreinen welzijn (armoedebeleid), volkshuisvesting, ruimtelijke ordening (inrichting woonwijken), verkeer en vervoer, sport en milieu. Tot slot heeft de gemeente een verantwoordelijkheid in de regie van de locale gezondheidszorg. Hoewel de invloed van de gemeente op de zorg beperkt is, dient zij bij te dragen aan een juiste afstemming van zorgaanbod en zorgbehoefte en voor een goede spreiding en bereikbaarheid van zorgvoorzieningen in de stad. Om het preventiebeleid vorm te geven is het noodzakelijk om doelgroepen te identificeren. Ingezet moet worden op die groepen in Amsterdam waar het risico van een slechte gezondheid ten gevolge van een ongezonde leefstijl, een slechte woonomgeving, of hiaten in de zorg, het grootst is. Gegeven de grote diversiteit van de Amsterdamse bevolking dient daarbij rekening te worden gehouden met de culturele en sociale verscheidenheid in de stad. In de volgende hoofdstukken wordt een aantal aspecten van gezond leven in Amsterdam besproken. In ieder hoofdstuk wordt eerst een stand van zaken gegeven voor heel Amsterdam, waarna vervolgens wordt gekeken naar de situatie bij de belangrijkste Amsterdamse groepen. Deze analyse geeft geen compleet beeld 113
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam van de situatie in de stad, maar is bedoeld om een eerste inzicht te geven in aspecten van gezond leven in Amsterdam. Dit deel van het rapport bestaat uit drie hoofdstukken. In hoofdstuk 4.1 wordt de leefstijl van Amsterdammers besproken. Gekeken wordt naar belangrijke risicofactoren van ziekte en ongezondheid zoals voeding, roken, alcoholconsumptie, genotmiddelengebruik en seksueel gedrag. In hoofdstuk 4.2 wordt ingegaan op de woonsituatie en de leefomgeving van de Amsterdammers. Dit aspect is van belang voor het facetbeleid van de gemeente. ‘Zijn Amsterdammers tevreden over hun woning?’, en ‘wat bevalt ze wel en niet aan de buurt waar ze wonen?’, zijn vragen die hier aan de orde komen. In het laatste hoofdstuk (4.3) speelt de gezondheidszorg de hoofdrol. Inzicht in zorggebruik en zorgaanbod, de samenhang tussen gezondheid, gedrag en de achtergrond van de gebruiker, kunnen de gemeente helpen bij de regietaak om een geïntegreerde aanpak van de zorg te bevorderen.
114
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.1. Leefstijl 4.1.1. Voeding J.K. Ujcic-Voortman Voeding is een belangrijk onderdeel van het dagelijks leven. De keuzes die mensen maken op het gebied van voeding kunnen een positieve, maar ook een negatieve invloed hebben op hun gezondheid. Langdurig te veel of te weinig eten heeft een nadelig effect op het functioneren van het menselijk lichaam. Dit kan ziekte en uiteindelijk zelfs vroegtijdig overlijden tot gevolg hebben. Het effect van voeding op het menselijk lichaam komt onder andere tot uiting via het cholesterolgehalte van het bloed, de bloeddruk en het lichaamsgewicht. Het beïnvloeden van het voedingsgedrag van personen is lastig. Voeding is een complex onderdeel van de leefstijl, waarbij geen sprake is van ‘je doet het wel of je doet het niet’, zoals bijvoorbeeld bij roken. Daarnaast heeft voeding niet alleen een fysiologische functie, maar ook een sociale. En er zijn veel uiteenlopende meningen over wat nu wel of niet gezond is. Het feit dat het niet alleen persoonsgebonden kenmerken zijn die invloed hebben op de keuzes op het gebied van voeding, maar ook externe factoren zoals het voedselaanbod, maakt het niet makkelijker. Het Voedingscentrum is een organisatie die verantwoordelijk is voor veel van de voorlichting omtrent voeding. Kreten zoals ‘Let op Vet!’ en ‘Maak je niet Dik!’ zijn bij veel mensen bekend. De kernboodschappen van het Voedingscentrum worden in kader 1 opgesomd. Kader 1 Kernboodschappen voorlichting van het Voedingscentrum [1] • • • • •
eet gevarieerd; eet niet te veel; gebruik minder verzadigd vet; eet volop groente, fruit en brood; ga veilig met voedsel om.
epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
115
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Te veel eten in combinatie met te weinig lichamelijke activiteit is een belangrijke oorzaak van overgewicht [4]. Met deze risicofactor voor verschillende chronische aandoeningen kampt bijna de helft van de Amsterdammers (zie ook hoofdstuk 3.1.1.3). Daarnaast vergroot een te hoge inname van verzadigde vetten en transvetten het risico op hart- en vaatziekten, de belangrijkste doodsoorzaak in Amsterdam.
Naast het probleem van een te hoge inname van voeding(stoffen) kunnen er ook problemen ontstaan als iemand van bepaalde voedingstoffen te weinig binnenkrijgt. Zo verhoogt een te lage groente- en fruitconsumptie de kans op het krijgen van hart- en vaatziekten, maar ook het risico op kanker. Een voldoende hoge groente- en fruitconsumptie beschermt juist tegen deze aandoeningen [4]. In het gezondheidsonderzoek 2004 zijn drie elementen uit het voedingspatroon onder de loep genomen, namelijk de groente- en fruitconsumptie en de ontbijtfrequentie. De Nederlandse Gezondheidsraad adviseert om per dag minimaal 150 tot 200 gram groente en twee stuks fruit te eten, waarvan maximaal één stuk fruit mag worden vervangen door een glas vruchtensap [1]. Uit de Voedsel Consumptie Peiling van 1997/1998 blijkt dat weinig Nederlanders voldoen aan deze normen. 116
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Slechts drie van de tien Nederlanders consumeren voldoende fruit(sap) en twee van de tien voldoende groente [2]. Om inzicht te krijgen in de groente- en fruitconsumptie in Amsterdam is in het gezondheidsonderzoek 2004 nagevraagd op hoeveel dagen in de week men gekookte of gebakken groente en rauwkost eet. Voor beide voedingsonderdelen is gevraagd hoeveel opscheplepels men op zo’n dag hiervan neemt. Op basis hiervan is de gemiddelde consumptie per dag berekend. Waarbij is uitgegaan van een gemiddeld gewicht van een opscheplepel van 50 gram.
Amsterdammers eten te weinig groente en fruit In tabel 1 is te zien hoeveel Amsterdammers op dit moment voldoen aan de normen voor groente- en fruitconsumptie. Amsterdammers voldoen vaker aan de norm voor fruitconsumptie (51%) dan aan de norm voor groenteconsumptie (34%). Ongeveer één op de vijf Amsterdammers voldoet aan beide normen. Verder valt uit tabel 1 op te maken dat vrouwen vaker (26%) dan mannen (18%) én minimaal 200 gram groente én twee stuks fruit per dag eten. Het verschil zit vooral in de fruitconsumptie, vrouwen omdat, conform de standaard uit de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid, apart is nagevraagd hoeveel dagen per week men gekookte groente eet en hoeveel dagen rauwkost, is niet bekend of men dagelijks groenten eet. Daarom is de gemiddelde dagconsumptie berekend.
117
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam voldoen vaker (56%) aan de norm voor fruitconsumptie dan mannen (48%). Daarnaast voldoen Amsterdammers van 65 jaar en ouder vaker (64%) aan de norm voor fruitconsumptie dan jongere Amsterdammers van onder de 45 jaar (minder dan de helft). Turkse Amsterdammers voldoen vaker aan de norm voor groenteconsumptie dan Amsterdammers met een andere etnische afkomst. Tabel 1 Groente- en fruitconsumptie van Amsterdammers: het percentage dat voldoet aan de voedingsnormen (met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 groentenorm
fruitnorm
groente én fruitnorm
%
95% BI
%
95% BI
%
95% BI
totaal
33,7
31,5-36,0
51,3
48,9-53,6
21,3
19,4-23,3
man
33,4
30,2-36,8
48,2
44,7-51,7
18,2
15,7-21,1
vrouw
37,2
34,2-40,3
56,1
52,9-59,2
25,6
22,9-28,5
18 t/m 34 jaar
33,0
27,8-38,7
48,9
43,1-54,7
21,8
17,4-27,0
35 t/m 44 jaar
36,5
31,8-41,5
46,2
41,2-51,3
20,3
16,5-24,7
45 t/m 54 jaar
36,6
32,1-41,4
54,5
49,6-59,3
21,1
17,4-25,3
55 t/m 64 jaar
38,7
33,9-43,7
59,1
54,1-64,1
24,5
20,4-29,1
65 jaar en ouder
34,8
29,5-40,5
63,6
57,9-69,0
24,3
19,7-29,6
Nederlands
34,9
30,9-39,1
52,3
48,0-56,6
20,4
17,2-24,1
Marokkaans
38,1
33,3-43,2
53,8
48,7-58,8
25,2
21,0-29,9
Turks
41,5
37,0-46,1
50,1
45,5-54,7
24,5
20,7-28,7
overig
34,7
30,2-39,5
51,9
47,0-56,8
23,3
19,4-27,7
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Ontbijten is belangrijk bij het bestrijden van overgewicht. Mensen die ontbijten hebben een lagere totale energie-inname dan mensen die niet ontbijten. Dit komt met name doordat mensen die niet goed ontbijten vaak geneigd zijn om de lagere energie-inname in de ochtend, later op de dag te compenseren met veelal ongezonde en energierijke tussendoortjes. Ontbijten is niet alleen goed in het kader van het verlagen van de energie-inname, ontbijten groentenorm: dagelijks 150-200 gram groente, fruitnorm: dagelijks twee stuks fruit, waarvan maximaal één glas vruchtensap
118
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam stimuleert ook de stoelgang en bevordert het concentratievermogen [1]. Het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) adviseert dan ook om dagelijks te ontbijten [3]. Driekwart van de Amsterdammers ontbijt minimaal vijf keer per week In dit onderzoek is de norm gehanteerd die ook in de standaard van de Lokale en Nationale Monitor Volksgezondheid wordt gebruikt, namelijk minimaal vijf dagen per week ontbijten. In tabel 2 is te zien dat driekwart van de Amsterdammers aan deze norm voldoet. Amsterdamse vrouwen ontbijten vaker minimaal vijf keer per week (80%) dan Amsterdamse mannen (71%). Tabel 2 Percentage Amsterdammers met een ontbijtfrequentie volgens de voedingsnorm: minimaal vijf keer per week een ontbijt (met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 ontbijtnorm
95% BI
totaal
75,2
73,1-77,2
man
70,5
67,2-73,6
vrouw
79,8
77,1-82,2
18 t/m 34 jaar
69,5
63,9-74,6
35 t/m 44 jaar
70,3
65,4-74,7
45 t/m 54 jaar
77,6
73,3-81,4
55 t/m 64 jaar
83,2
79,1-86,6
65 jaar en ouder
90,2
86,2-93,1
Nederlands
78,3
74,5-81,6
Marokkaans
75,9
71,3-80,0
Turks
71,4
67,0-75,4
overig
70,6
66,0-74,9
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Ook is te zien dat men met het stijgen van de leeftijd vaker voldoet aan de norm van minimaal vijf keer ontbijten in de week. Amsterdammers van 55 jaar en ouder (83%-90%) voldoen vaker aan de ontbijtnorm dan Amsterdammers jonger dan 45 jaar (70%). 119
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tussen Marokkaanse, Turkse en Nederlandse Amsterdammers zijn geen significante verschillen te zien als het gaat om de frequentie van ontbijten. Conclusie Wat betreft de groente- en fruitconsumptie doen Amsterdammers het net als de rest van de Nederlanders nog lang niet goed genoeg. Slechts één op de vijf Amsterdammers eet dagelijks twee ons groente en twee stuks fruit, 80% van de Amsterdammers doet dit niet. Omdat een lage groente- en fruitconsumptie een risicofactor is voor hart- en vaatziekten en kanker, de belangrijkste doodsoorzaken in Nederland, is dit een belangrijk aandachtspunt. Wat betreft de ontbijtfrequentie doen Amsterdammers het niet slecht. Het merendeel (75%) van de Amsterdammers voldoet aan de norm van minimaal vijf keer per week ontbijten. Vrouwen en Amsterdammers van 55 jaar en ouder scoren zelfs nog iets beter als het gaat om ontbijten.
120
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.1.2. Lichamelijke activiteit J. Spijker Onvoldoende lichamelijke activiteit verhoogt het risico op het ontstaan van ziekten en vergroot de kans op vroegtijdig overlijden. Van de sterfte in Nederland kan zo’n 6% worden toegeschreven aan onvoldoende lichamelijke activiteit [1]. Door op een gezonde en verantwoorde manier te bewegen kan een aanzienlijke gezondheidswinst worden gerealiseerd. Hoewel het percentage Nederlanders dat voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) tussen 2002 en 2004 is toegenomen, voldoet slechts 55% van de volwassen Nederlanders aan de NNGB. De overheid streeft ernaar dit percentage de komende jaren te verhogen. In de nota ‘Gezond Leven in Gezond Amsterdam’ heeft ook het Amsterdamse gemeentebestuur het bevorderen van lichaamsbeweging tot een speerpunt van het volksgezondheidsbeleid gekozen. In de nota ‘Tijd voor sport’ spreekt de overheid de ambitie uit dat in 2010 65% van de bevolking aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen voldoet [2]. Om dit doel te bereiken zijn landelijk interventieprogramma’s ontwikkeld. Voorbeelden zijn ‘Flash! Elke dag in actie’, gericht op de gehele bevolking, het ‘Groninger Actief Leven Model’ voor senioren van 55 tot 65 jaar en ‘Communities in Beweging’ voor groepen met een bewegingsachterstand (zoals personen met een lage sociaal-economische status, vrouwen, allochtonen en mensen met overgewicht). In Amsterdam is er een aantal lokale campagnes gestart, zoals ‘JUMP-in’, gericht op kinderen in het basisonderwijs, ‘Gezonde leefgewoonten Westerpark’, gericht op Turkse en Marokkaanse vrouwen in stadsdeel Westerpark, en ‘Senioren Samen Sportief’ in stadsdeel Amsterdam-Noord. Het doel van deze programma’s is om méér mensen tenminste matig intensief te laten bewegen. Matig intensieve lichamelijke activiteit heeft een gunstige invloed op de gezondheid (zie ook kader 1). Voorbeelden van matig intensieve activiteiten zijn fietsen van en naar het werk of school, stevig wandelen en tuinieren. Ook kan men actief zijn op het werk, of men is actief door het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Tijdens het sporten beweegt men in de meeste gevallen matig intensief. epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG.
121
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Aan lichamelijke inactiviteit gerelateerde aandoeningen • hart- en vaatziekten • diabetes mellitus type 2 • osteoporose • astma, COPD • chronische gewrichtsreuma • beroerte (CVA) • depressie • verschillende vormen van kanker: • dikke darmkanker • borstkanker bron: Nationaal Kompas RIVM, 2005 [3]
De Nederlandse Norm Gezond Bewegen: een praktisch hulpmiddel Ontwikkelingen op het gebied van voldoende bewegen worden landelijk en lokaal gevolgd met behulp van de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen, kortweg de beweegnorm. Volwassenen voldoen aan de beweegnorm wanneer zij minimaal een half uur matig intensief lichamelijk actief zijn op tenminste vijf en bij voorkeur alle dagen van de week [4]. Wat precies matig intensief is, verschilt per leeftijd. Voor een volwassene (18 t/m 54 jaar) is wandelen met een snelheid van vijf tot zes kilometer per uur (flink doorwandelen) matig intensief, voor een 55-plusser is wandelen met een lagere snelheid van drie tot vier kilometer per uur al matig intensief. Aan de hand van de beweegnorm kan men eenvoudig bepalen of er voldoende wordt bewogen.
122
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Om te onderzoeken of Amsterdammers voldoen aan de beweegnorm is in het gezondheidsonderzoek 2004 gebruik gemaakt van de verkorte vragenlijst SQUASH [5]. Respondenten die de vragenlijst niet of onvolledig hebben ingevuld, worden (op de niet-ingevulde onderdelen) beschouwd als niet-actief. De gemiddelde MET-waarde (resting METabolic rate: energieverbruik in volledige rust) wordt gebruikt om de intensiteit van een activiteit vast te stellen [5]. Bij volwassenen van 18 t/m 54 jaar tellen alleen de activiteiten met een MET-waarde van 4 of meer mee voor de beweegnorm. Voor 55-plussers is dit een MET-waarde van 3. Voor de leeftijdsgroep van 18 t/m 54 jaar tellen lopen van en naar het werk, wandelen en klussen - alle drie met een gemiddelde METwaarde van 3,5 - dus niet mee voor de beweegnorm en voor de 55-plussers wel. Amsterdammers voldoen vaker aan de beweegnorm dan Nederlanders Tabel 1 laat zien dat 61% van de Amsterdammers voldoet aan de beweegnorm. Het percentage Amsterdammers dat aan de beweegnorm voldoet, is onder mannen hoger (64%) dan onder vrouwen (58%), maar het verschil is niet significant. In de jongste leeftijdsgroep van 18 t/m 34 jaar (55%) is het aandeel Amsterdammers dat aan de beweegnorm voldoet, het kleinst, in de groep 55 t/m 64 jaar (76%) is dit aandeel het grootst. Het percentage Amsterdammers dat aan de beweegnorm voldoet, ligt 6% boven het landelijke percentage. Dit verschil wordt vooral veroorzaakt doordat Amsterdamse mannen (63%) vaker dan mannen in Nederland (54%) de beweegnorm halen. In de jongste leeftijdsgroep is er vrijwel geen verschil tussen Amsterdam en Nederland. Amsterdammers van 35 jaar en ouder voldoen daarentegen vaker aan de beweegnorm dan Nederlanders, het verschil ligt tussen de 7% en 10%.
123
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1
Amsterdammers en Nederlanders die voldoen aan de beweegnorm naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met voor Amsterdam het 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 Amsterdam
95% BI
Nederland2
totaal
60,8
58,5-63,1
54,9
mannen
63,4
60,0-66,8
53,5
vrouwen
58,3
55,1-61,4
56,1
18-34 jaar
55,0
49,2-60,7
53,4
35-44 jaar
59,6
54,5-64,5
50,0
45-54 jaar
59,8
55,0-64,4
50,0
55-64 jaar
76,4
71,7-80,5
69,0
65 jaar en ouder
66,2
60,6-71,4
56,2
Nederlands
66,3
62,1-70,2
.
Marokkaans
47,1
42,0-52,2
.
Turks
40,0
35,6-44,6
.
overige
57,5
52,6-62,3
.
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Weinig Marokkaanse en Turkse vrouwen voldoen aan de beweegnorm Nederlandse Amsterdammers (66%) voldoen duidelijk vaker aan de beweegnorm dan Marokkaanse (47%) en Turkse Amsterdammers (40%). De verschillen tussen Marokkaanse, Turkse en Nederlandse Amsterdammers zijn nader onderzocht. Uit tabel 2 blijkt dat met name Marokkaanse (35%) en Turkse (35%) vrouwen beduidend minder vaak voldoen aan de beweegnorm dan Nederlandse vrouwen (69%). Bij de mannen valt op dat met name weinig Turkse mannen aan de beweegnorm voldoen.
geen landelijke gegevens per etnische groep beschikbaar
124
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2 Amsterdammers die voldoen aan de beweegnorm naar etnische groepen en geslacht (percentages), 2004 etnische groep Nederlands
Marokkaans
Turks
mannen
64
59
45
vrouwen
69
35
35
geslacht
Amsterdammers van 55 t/m 64 jaar zijn het meest actief in de vrije tijd In het gezondheidsonderzoek 2004 is gevraagd naar het soort lichaamsbeweging. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen lichaamsbeweging in het woon-werk(school)verkeer, op het werk of op school, bij huishoudelijk werk en in de vrije tijd. Bij de vrije tijd zijn vijf activiteiten nagevraagd: wandelen, fietsen, tuinieren, klussen en sporten. Zo kan een goed beeld worden geschetst van de tijdsbesteding van Amsterdammers aan lichamelijke activiteit in een gemiddelde week (zie tabel 3). Let wel, het gaat hier om tijdsbesteding aan lichamelijke beweging ongeacht de intensiteit, van licht tot zwaar en dus niet alleen om matig intensieve activiteiten. Amsterdammers krijgen in tijd gerekend de meeste lichaamsbeweging op het werk of op school (765 minuten per week ofwel 1 uur en 50 minuten per dag), gevolgd door lichamelijke activiteit tijdens huishoudelijke werkzaamheden (574 minuten per week ofwel 1 uur 22 minuten per dag) en in de vrije tijd (511 minuten per week ofwel 1 uur 13 minuten per dag). Uit tabel 3 blijkt dat er grote verschillen in tijdsbesteding zijn tussen de diverse leeftijdsgroepen. Amsterdammers tot 55 jaar zijn tijdens het werk beduidend langer lichamelijk actief dan de 55-plussers. Een mogelijke verklaring is dat vanaf 55 jaar, en zeker boven 65 jaar, een flink deel niet meer werkt. Dit blijkt ook uit het aantal minuten dat aan lopen of fietsen naar het werk wordt besteed, dat neemt sterk af boven de 55 jaar. Daarnaast kan ook verandering van het soort werk dat 55-plussers verrichten voor minder lichamelijke activiteit op het werk zorgen.
125
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 3 Gemiddeld aantal minuten lichaamsbeweging per week van Amsterdammers naar leeftijdsgroepen en soort lichaamsbeweging, 2004
leeftijdsgroep in jaren soort lichaamsbeweging
18-34
35-44
45-54
55-64
woon- werk(school)verkeer
76
56
61
28
3
45
- lopen
35
19
22
10
3
18
- fietsen
41
37
39
18
0
28
werkzaamheden op het werk of op school
65+
totaal
1006
938
1104
578
75
765
- licht
758
648
800
409
69
553
- zwaar
248
290
304
170
6
213
huishoudelijke werkzaamheden
438
693
590
589
513
574
- licht
349
550
478
492
438
469
89
142
112
97
76
105
vrijetijdsactiviteiten
422
420
528
632
532
511
- wandelen
154
164
205
247
240
203
73
91
122
119
113
105
5
33
58
84
75
53
30
45
72
86
50
59
- sport
160
87
70
96
55
91
totaal
1943
2107
2281
1827
1123
1896
- zwaar
- fietsen - tuinieren - klussen
Volwassenen tot 35 jaar besteden de meeste tijd aan sport, ruim 2,5 uur per week, terwijl Amsterdammers van 35 jaar en ouder in toenemende mate kiezen voor fietsen en wandelen. De sportactiviteiten die door Amsterdammers het meest worden gedaan zijn fitness, hardlopen, zwemmen, gym, tennissen en voetballen. De groep van 45 t/m 54 jaar is gemiddeld per week het langst lichamelijk actief, bijna 5,5 uur per dag. Dat is één uur per dag meer dan gemiddeld voor alle Amsterdammers. Dit komt niet alleen doordat zij tijdens het werk gemiddeld de meeste lichaamsbeweging krijgen, maar ook doordat zij van de leeftijdsgroepen waarvan het grootste deel werkt (tot 55 jaar) de meeste vrije tijd besteden aan lichamelijke activiteit.
126
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam De groep 55 t/m 64 jarigen is het meest actief in de vrije tijd: per week besteden zij gemiddeld 632 minuten (1,5 uur per dag) aan lichaamsbeweging. Dit komt waarschijnlijk doordat zij, met de 65plussers, over de meeste vrije tijd beschikken.
Amsterdammers van 55 t/m 64 jaar voldoen het best aan de beweegnorm In tabel 4 wordt het gemiddelde aantal dagen per week weergegeven waarop Amsterdammers van verschillende leeftijdsgroepen minimaal een half uur matig intensief lichamelijk actief zijn. Om aan de beweegnorm te voldoen moet dit minimaal vijf dagen per week zijn. Uit tabel 4 blijkt dat de groep 55 t/m 64 jarigen niet alleen gemiddeld meer minuten aan lichamelijke activiteit in de vrije tijd besteedt, maar ook vaker de norm van dertig minuten matig intensieve lichaamsbeweging haalt. De groep van 55 t/m 64 jaar komt gemiddeld op 5,5 dagen per week aan een half uur matig intensieve activiteit. Dit resultaat stemt overeen met de gegevens in tabel 1, waaruit blijkt dat driekwart van de Amsterdammers in deze leeftijdsgroep aan de beweegnorm voldoet. Het verschil met de groep 18 t/m 54 jarigen ontstaat voor een groot deel doordat de grens voor matig intensieve activiteit voor 55-plussers lager ligt. De gemiddelde MET-waarde voor wandelen (lopen) en klussen draagt bij de 55-plussers wél en bij de groep van 18 t/m 54 jaar níet bij aan matig intensieve lichaamsbeweging.
127
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 4
Gemiddeld aantal dagen per week met minimaal dertig minuten matig intensieve lichaamsbeweging van Amsterdammers naar leeftijdsgroepen en soort lichaamsbeweging, 2004 leeftijdsgroep in jaren
soort lichaamsbeweging
18-34
35-44
45-54
55-64
65+
totaal
woon-werk(school)verkeer3
1,4
1,3
1,1
0,9
0,5
1,1
werkzaamheden op het werk of op school
1,2
1,2
1,3
0,6
0,05
0,9
huishoudelijke werkzaamheden
1,1
1,4
1,2
1,2
1,0
1,2
vrijetijdsactiviteiten4
2,3
2,3
2,5
4,5
4,4
3,2
totaal
4,3
4,6
4,5
5,5
4,8
4,8
De leeftijdsgroep van 18 t/m 34 jaar voldoet het minst aan de beweegnorm: zij komen op gemiddeld 4,3 dagen per week aan dertig minuten matig intensieve activiteit. Uit tabel 4 blijkt verder dat Amsterdammers het vooral van activiteiten in de vrije tijd moeten hebben. Bij de groep van 18 t/m 54 jaar draagt lichamelijke activiteit in de vrije tijd voor 50% tot 55% bij aan het halen van de beweegnorm, bij de 55-plussers voor 82% tot 92%. Het blijft echter belangrijk om mensen die nog niet of nauwelijks lichamelijk actief zijn te stimuleren tot een actievere vrijetijdsbesteding. Ook buiten de vrije tijd, op het werk en op school, kan voor veel mensen nog vooruitgang worden geboekt door bewuster met bewegen om te gaan. Denk aan het gebruik van de trap in plaats van de lift, het maken van een lunchwandeling in plaats van in de kantine te gaan zitten, en met de fiets of lopend naar het werk (school), in plaats van met het openbaar vervoer of de auto. Wordt etniciteit in plaats van leeftijd bij bovenstaande analyse als uitgangspunt genomen dan valt op dat er tussen Nederlanders, Marokkanen en Turken alleen een duidelijk verschil bestaat voor bij 18 t/m 54 jarigen telt lopen niet mee (MET <4) bij 18 t/m 54 jarigen telt wandelen en klussen niet mee (MET< 4)
128
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam vrijetijdsactiviteiten. Nederlanders behalen in hun vrije tijd 3,2 dagen per week aan dertig minuten matig intensieve activiteit en Marokkanen en Turken respectievelijk slechts 1,8 en 1,7 dagen. Laagopgeleiden voldoen minder vaak aan de beweegnorm In Nederland zijn mensen met een lage opleiding in het algemeen minder lichamelijk actief dan mensen met een hoge opleiding [6]. Uit het gezondheidsonderzoek 2004 blijkt dat dit ook voor Amsterdam geldt (zie figuur 1). Van de laagopgeleide vrouwen (zonder opleiding of alleen basisschool) voldoet 42% aan de beweegnorm en van de hoogopgeleide vrouwen (HBO- of WO-opleiding) is dat 69%. Bij mannen is het verband tussen opleidingsniveau en het voldoen aan de beweegnorm minder sterk: 51% van de laagopgeleide mannen voldoet aan de norm, tegen 66% van de hoogopgeleide mannen. Figuur 1 Het percentage Amsterdammers dat voldoet aan de beweegnorm naar geslacht en opleidingsniveau, 2004
vrouwen
mannen
% 0
10
20 basisschool
30 vmbo
40
50 havo, vwo, mbo
60
70
80
hbo, wo
Lichamelijk actieve Amsterdammers voelen zich gezonder Minimaal vijf keer per week matig intensieve lichamelijke activiteit hoort bij een gezonde leefwijze. Betekent dit ook dat lichamelijk actieve Amsterdammers zich gezonder voelen? Uit figuur 2 blijkt van wel: Amsterdammers die voldoende bewegen, beoordelen inderdaad hun eigen gezondheid vaker als uitstekend (zeer) goed en minder vaak als matig/slecht dan inactieve Amsterdammers. Door een actieve leefstijl voelen mensen zich in het algemeen fitter en worden minder snel ziek. Sport en bewegen zorgen ook voor fitte werknemers die minder en minder lang ziekteverzuim hebben en productiever zijn [2]. 129
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 2 Beoordeling van de eigen gezondheid door Amsterdam mers die wél en die níet aan de beweegnorm voldoen, 2004 uitstekend/ zeer goed
goed
matig/ slecht % 0
10
20 voldoet aan NNGB
30
40
50
60
voldoet niet aan NNGB
Conclusie Te weinig bewegen is ongezond. In het dagelijks leven zijn flinke lichamelijke inspanningen vrijwel verdwenen. Het is van groot belang dat bewegen bij zoveel mogelijk mensen een vaste plek krijgt in het leefpatroon. De Nederlandse Norm Gezond Bewegen, de beweegnorm, kan daarbij helpen omdat het een eenvoudig hulpmiddel is om te beoordelen of men voldoende lichamelijk actief is. Amsterdammers zijn vaker voldoende lichamelijk actief dan Nederlanders. In Amsterdam voldoet 61% van de volwassenen aan de beweegnorm tegen 55% in Nederland als geheel. Dat neemt niet weg dat er nog flink wat Amsterdammers zijn die onvoldoende bewegen. Amsterdammers in de leeftijdsgroep van 55 t/m 64 jaar zijn in de vrije tijd het meest lichamelijk actief, Amsterdammers tot 45 jaar het minst. Amsterdammers met een niet-actieve leefstijl moeten worden gemotiveerd om meer te gaan bewegen, voor actieve Amsterdammers is de boodschap dat ze goed bezig zijn. Bijzondere aandacht is nodig voor een aantal groepen in de Amsterdamse samenleving die op dit moment minder bewegen: jong volwassenen, laagopgeleide Amsterdammers en Marokkaanse en Turkse vrouwen.
130
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.1.3. Rookgedrag A.P. Janssen Roken is één van de belangrijkste gedragsbepaalde oorzaken van ziekte. Roken veroorzaakt jaarlijks in Nederland bij duizenden mensen longkanker, hart- en vaatziekten, beroerten, astma of COPD (zie kader 1). Ook het inademen van andermans rook brengt schade toe aan de gezondheid. Genoemde aandoeningen komen ook bij meerokers vaker voor. Per dag sterven ongeveer zestig mensen in Nederland aan de gevolgen van roken [1]. Om het roken te ontmoedigen heeft de Nederlandse overheid de afgelopen jaren een aantal maatregelen genomen. Fabrikanten van tabakswaren zijn verplicht consumenten duidelijk te waarschuwen voor de gevaren van roken (‘roken is dodelijk’ op pakjes sigaretten en shag). Om het mede door stoere, macho reclames ontstane positieve imago van roken aan te pakken, mogen tabaksmerken hun producten niet meer aanprijzen. Verder is er een rookverbod in openbare ruimten van kracht en hebben alle werknemers sinds 1 januari 2004 recht op een rookvrije werkplek. Deze laatste maatregelen zijn niet alleen bedoeld om het roken te ontmoedigen, maar vooral ook om niet-rokers te beschermen tegen meeroken. Kader 1 Aan roken gerelateerde aandoeningen • longkanker • astma en COPD • coronaire hartziekten • beroerte (CVA) • hartfalen • andere vormen van kanker: slokdarmkanker, strottenhoofdkanker, mondholtekanker, darmkanker, maagkanker • impotentie door roken tijdens zwangerschap en na de geboorte: • laag geboortegewicht • zuigelingensterfte en wiegendood bron: Nationaal Kompas RIVM, 2005 [2]
datamanager bij de GGD Amsterdam, cluster EDG
131
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Steeds minder Amsterdammers roken In Amsterdam rookt eenderde van de bevolking boven de 18 jaar en een kwart geeft aan niet meer te roken, maar in het verleden wel gerookt te hebben. Ruim 40% van de Amsterdamse volwassenen heeft nog nooit gerookt (tabel 1). Veruit de meeste rokers (83%) roken uitsluitend sigaretten. Het aandeel rokers is in vergelijking met de gezondheidsenquête van 1999-2000 (39%) met ongeveer 6% gedaald [3]. In de gezondheidsenquête van 1992-1993 bedroeg het aandeel rokers in Amsterdam nog 42%. Ook landelijk vertoont het percentage rokers een dalende trend. In het jaarverslag 2004 rapporteert Stivoro, de Stichting Volksgezondheid en Roken, dat 28% van de Nederlandse volwassenen (in dit onderzoek 15 jaar en ouder) rookt, tegen respectievelijk 33% en 34% in 2000 en 1992 [4]. Amsterdammers roken dus iets vaker dan de gemiddelde Nederlander.
Tabel 1 laat zien dat mannen (39%) vaker roken dan vrouwen (28%). Ter vergelijking: in Nederland rookt 31% van de mannen en 25% van de vrouwen. Sinds de gezondheidsenquête van 19921993 is het percentage rokers onder mannen met 6% gedaald, onder vrouwen met 12%. Het lagere percentage rokers onder de vrouwen komt vooral doordat vrouwen minder vaak beginnen met roken. Het percentage gestopte rokers is onder mannen en vrouwen ongeveer even groot. Amsterdammers van 35 t/m 54 jaar 132
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam (37%-38%) roken het vaakst, gevolgd door de 18 t/m 34 jarigen (34%). Het aandeel rokers onder de Amsterdamse senioren van 55 t/m 64 jaar bedraagt 27% en onder de 65-plussers tot slot is het aandeel rokers met 24% het laagst. In vergelijking met de vorige gezondheidsenquête van 1999-2000 valt op dat het percentage rokers onder jong volwassenen tot 35 jaar met 10% is gedaald, terwijl er bij de 35 t/m 54 jarigen sprake is van een afname van slechts 1% tot 2% Tabel 1 Rookgedrag van Amsterdammers naar geslacht, leeftijds groepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 vroeger gerookt
95% BI
nooit gerookt
95% BI
31,1-35,8
25,4
23,3-27,6
41,3
38,9-43,7
35,4-42,5
25,6
22,6-28,9
35,5
32,1-39,0
27,9
25,0-31,0
25,1
22,3-28,1
47,0
43,7-50,3
18-34 jaar
34,4
28,9-40,4
15,0
11,2-19,8
50,7
44,7-56,7
35-44 jaar
37,0
32,0-42,3
21,5
17,5-26,2
41,5
36,4-46,8
45-54 jaar
37,6
32,9-42,6
28,7
24,4-33,5
33,7
29,1-38,6
55-64 jaar
26,9
22,5-31,8
39,0
34,0-44,2
34,0
29,2-39,1
65 jaar en ouder
23,7
18,9-29,2
45,5
39,6-51,6
30,8
25,5-36,7
Nederlands
34,8
30,8-39,1
29,0
25,2-33,1
36,3
32,2-40,6
Marokkaans
19,7
15,7-24,5
13,8
10,4-18,1
66,4
61,0-71,4
Turks
43,0
38,1-47,9
20,3
16,6-24,6
36,7
32,0-41,6
overig
32,5
28,0-37,5
22,3
18,4-26,7
45,3
40,4-50,3
rookt
95% BI
totaal
33,4
mannen
38,9
vrouwen
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Meer rokers onder Turkse en Nederlandse Amsterdammers Bij vergelijking van de etnische groepen valt het hoge percentage rokers onder de Turkse Amsterdammers op: 43%. Ook in de gezondheidsenquête van 1999-2000 waren Turkse Amsterdammers met 45% rokers koploper [3]. Het hoge percentage rokers onder de Turken komt doordat met name de Turkse mannen bovengemiddeld vaak roken (58%). Bij de Marokkanen ligt het aandeel rokers met 20% (1999-2000: 19%) ruim onder het gemiddelde. 133
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Nederlandse Amsterdammers, zowel mannen (38%) als vrouwen (32%), roken meer dan gemiddeld. Aan de andere kant slagen zij er wel het best in te stoppen met roken. Van de Nederlandse Amsterdammers die ooit hebben gerookt is ruim 45% gestopt, van de Marokkanen 41% en de Turken 32%. In vergelijking met 1999-2000 is het percentage rokers onder Nederlanders dan ook het meest gedaald, van 42% naar 35% in 2004.
De meeste zware rokers zijn Nederlandse mannen tussen de 45 en 55 jaar In het gezondheidsonderzoek 2004 is nagevraagd hoeveel men rookt. We onderscheiden hier de rokers van de zware rokers. Een zware roker is iemand die meer dan één pakje (21 of meer) sigaretten per dag rookt. Eén op de tien rokende vrouwen in Amsterdam, rookt meer dan een pakje sigaretten per dag. Bij de mannen bedraagt het percentage zware rokers onder de rokers ruim 16%. Onder de Nederlandse Amsterdammers bevinden zich naar verhouding de meeste zware rokers, bij de mannen 22% en de vrouwen 14%. Bij de groep die het vaakst rookt, de Turkse mannen, ligt het aandeel zware rokers met 12% onder het gemiddelde. Toch is de conclusie dat Turkse mannen wel vaak, maar niet veel roken niet juist. Uitgedrukt in het gemiddeld aantal sigaretten per roker per dag zijn zij – samen met de Nederlandse mannen – koploper met ruim veertien sigaretten. 134
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kijken we naar de leeftijdsverdeling van de rokers, dan valt op dat zich onder mannen tussen de 45 en 54 jaar de meeste zware rokers bevinden: bijna één op drie rookt meer dan een pakje per dag. Ook onder rokende vrouwen van 55 tot 65 jaar bevinden zich naar verhouding veel zware rokers (30%). Het laagst is het percentage zware rokers onder jong volwassenen tot 35 jaar: 4%. Figuur 1 geeft een overzicht van het gemiddeld aantal sigaretten per leeftijdsgroep en etnische groep. Figuur 1 Gemiddeld aantal sigaretten per roker per dag naar leef tijdsgroepen en etnische groepen, 2004 18-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr 65+ jr Nederlands Marokkaans Turks overig aantal 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
Mensen met een hoge opleiding roken minder vaak Uit landelijk onderzoek is bekend dat hoogopgeleiden minder vaak roken dan laagopgeleide mensen [4]. We onderscheiden hier vier opleidingsniveaus: de laagste opleiding (alleen lagere school), een lage opleiding (MAVO, LBO), een middelhoge opleiding (HAVO, VWO, MBO) en een hoge opleiding (HBO, WO). In Amsterdam is hetzelfde beeld zichtbaar als in Nederland, zij het dat in Nederland de groep met alleen lager onderwijs het hoogste percentage rokers heeft, en in Amsterdam de groep met MAVO of LBO (tabel 2). Net als in Nederland is ook in Amsterdam het percentage rokers onder hoogopgeleiden (26%) het laagst. Er bestaan tussen de opleidingsgroepen geen grote verschillen voor wat betreft het percentage ex-rokers. Wel bestaan er grote verschillen in het aandeel zware rokers. Dit aandeel is het laagst onder de hoogopgeleiden (11%) en het hoogst onder Amsterdammers met de laagste opleiding (25%).
135
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2 Rookgedrag van Amsterdammers naar opleidingsniveau (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004
rookt
95% BI
vroeger gerookt
95% BI
nooit gerookt
95% BI
lager onderwijs
35,1
30,4-40,2
22,5
18,5-27,1
42,4
37,4-47,6
mavo, lbo
42,1
37,1-47,3
24,4
20,2-29,1
33,4
28,7-38,5
havo, vwo, mbo
35,4
30,0-41,1
25,7
21,1-30,9
38,9
33,6-44,5
hbo, wo
26,4
21,9-31,5
25,9
21,4-30,9
47,7
42,3-53,2
opleidingsniveau
Rokers voelen zich minder gezond Veel genoemde redenen om te stoppen met roken zijn het hebben van gezondheidsklachten, de gezondheid niet langer willen schaden of een verminderde lichamelijke conditie. Betekent dit dat rokers zich minder gezond voelen dan niet-rokers? Uit figuur 2 blijkt dat dit wel het geval is. De rokers kwalificeren de eigen gezondheid vaker als matig tot slecht en minder vaak als zeer goed of uitstekend. De ex-rokers zijn het meest positief over de eigen gezondheid. Wanneer het lukt te stoppen met roken, geeft dat kennelijk een duidelijk verbeterd gevoel van gezondheid. Overigens moet worden opgemerkt dat de verschillen in gezondheidsgevoel niet groot zijn en dat op basis van deze gegevens geen significant verband tussen rookgedrag en gezondheidsgevoel kan worden aangetoond. Figuur 2 Rookgedrag en de beoordeling van de eigen gezond heid van Amsterdammers (percentages), 2004 matig/ slecht
goed
zeer goed/ uitstekend % 0
10
20 rokers
136
30 ex-rokers
40
50 nooit gerookt
60
70
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Conclusie Steeds minder Amsterdammers roken, zowel mannen als vrouwen. Amsterdam lift wat dat betreft mee op de landelijk dalende trend. Dat neemt niet weg dat nog altijd één op de drie hoofdstedelingen boven de 18 jaar regelmatig een sigaret opsteekt. Op een bevolking van zo’n 600 duizend volwassenen zijn dat ongeveer 200 duizend rokers. Gelet op de te onderscheiden groepen in dit onderzoek, vallen met name de Turkse mannen, de Nederlandse mannen én vrouwen, mannen van 35 t/m 54 jaar en vrouwen van 55 t/m 65 jaar op. In deze groepen wordt vaker en/of relatief veel gerookt. Mensen met een hoge opleiding roken minder vaak en als zij roken, roken ze minder sigaretten dan lager opgeleide Amsterdammers.
137
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.1.4. Alcoholconsumptie A.P. Janssen Overmatig alcoholgebruik is een belangrijke oorzaak van ziekte en sterfte. Op jaarbasis overlijden ongeveer 1.900 Nederlanders door aandoeningen die direct of indirect het gevolg zijn van overmatig alcoholgebruik [1]. Langdurig en met grote regelmaat veel drinken verhoogt het risico op onder andere kanker, hart- en vaatziekten en leverziekten en kan leiden tot alcoholverslaving. Maar alcohol kan ook andere vervelende gevolgen hebben. Binge drinken, bij één gelegenheid heel veel alcohol gebruiken, gaat regelmatig gepaard met geweld en problemen met de openbare orde. Een ander bekend negatief aspect is alcoholgebruik in het verkeer. In dit hoofdstuk kijken we naar het alcoholgebruik door Amsterdammers: drinken zij vaak en veel of juist niet, en welke rol spelen leeftijd en de etnisch-culturele achtergrond? Uit een recente peiling van het CBS blijkt dat 85% van de bevolking van 16 jaar en ouder ‘wel eens alcohol’ gebruikt [2]. Het regelmatig nuttigen van alcohol in de vorm van wijn, bier, een borrel of een breezer is een wijd verbreid gebruik in ons land. Dat is op zichzelf geen reden tot ongerustheid, want op een verantwoorde manier alcohol gebruiken levert geen bezwaar op voor de gezondheid. Het bevorderen van verantwoord alcoholgebruik is een belangrijk onderdeel van het gemeentelijk gezondheidsbeleid. De boodschap is dat alcohol gebruiken kan, maar niet te veel, niet te vaak en niet teveel op één gelegenheid. Voor het vaststellen van de mate van alcoholgebruik in onderzoek worden verschillende classificaties gebruikt. Het CBS gebruikt twee indexen: het percentage zware drinkers (tenminste één keer per week zes of meer glazen alcohol per gelegenheid) en het percentage personen dat gemiddeld drie of meer glazen per dag drinkt. Hiermee wordt in dit hoofdstuk de Amsterdamse alcoholconsumptie vergeleken. Daarnaast wordt de Amsterdamse alcoholconsumptie vergeleken met de richtlijn van het NIGZ voor verantwoord alcoholgebruik (zie kader 1). Het NIGZ voert onder andere in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de campagnes uit in de massamedia (‘DRANK maakt meer kapot dan je lief is’) om het alcoholgebruik in Nederland te beperken. datamanager bij de GGD Amsterdam, cluster EDG.
138
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Classificaties alcoholconsumptie CBS [3] zware drinkers: 3+ drinkers:
personen die minstens 1 keer per week 6 of meer glazen alcohol per dag drinken personen die gemiddeld per week 3 of meer glazen alcohol per dag drinken
NIGZ advies verantwoord alcoholgebruik [4] volwassen mannen: gemiddeld niet meer dan 2 tot 3 glazen alcohol per dag; per gelegenheid niet meer dan 5 glazen; drink tenminste 2 dagen in de week niet. volwassen vrouwen: gemiddeld niet meer dan 1 tot 2 glazen alcohol per dag; per gelegenheid niet meer dan 3 glazen; drink tenminste 2 dagen in de week niet
Percentage drinkers in Amsterdam onder het landelijk gemiddelde Figuur 1 laat zien dat ongeveer vier van de vijf volwassen Amsterdammers alcohol drinkt. Het percentage alcoholgebruikers (drinkers) is onder mannen (81%) hoger dan onder vrouwen (76%), in de jongste leeftijdsgroep is het percentage alcoholgebruikers in Amsterdam het hoogst (83%). Het percentage drinkers onder Amsterdamse mannen en vrouwen ligt respectievelijk 9% en 1% onder het landelijk cijfer. Met name onder de 35 t/m 54 jarigen zijn er in Amsterdam meer geheelonthouders dan in Nederland. Bij de jongste groep, de 18 t/m 34 jarigen, is het verschil klein en bij de 65-plussers ligt het percentage drinkers in Amsterdam wat hoger dan in Nederland.
139
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 1 Alcoholgebruikers in Amsterdam en Nederland naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages), 2004 totaal mannen vrouwen 18-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr 65+ jr Nederlands Marokkaans Turks overig % 0
20
40 Amsterdam
60
80
100
Nederland
In vergelijking met de gezondheidsenquête 1999-2000 is het percentage drinkers met 9% toegenomen [5]. Het aantal drinkers onder de Amsterdamse vrouwen (+13%) is sterker gestegen dan onder de Amsterdamse mannen (+6%). Vooral Nederlandse Amsterdammers drinken alcohol Tussen de etnische groepen in Amsterdam bestaan grote verschillen in alcoholgebruik. Het aandeel drinkers onder de Nederlandse Amsterdammers is drie keer groter dan onder de Turkse Amsterdammers en zelfs zes keer groter dan onder de Marokkaanse Amsterdammers. Het percentage drinkers onder jongere Marokkaanse en Turkse Amsterdammers ligt hoger dan onder ouderen uit deze bevolkingsgroepen. In vergelijking met de gezondheidsenquête 1992-2000 is het percentage drinkers onder de Turken met ruim 6% gedaald, terwijl er bij de Marokkanen sprake 140
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam is van een toename van bijna 7% [5]. Onder Amsterdammers van Nederlandse afkomst is de toename van het percentage drinkers het grootst: +11%. Omdat we voor Nederland niet over cijfers per etnische groep beschikken, kan hiervoor geen vergelijking worden gemaakt. Minder zware drinkers en een hogere gemiddelde consumptie in Amsterdam Het percentage alcoholgebruikers ligt in Amsterdam onder het landelijk gemiddelde. Betekent dit dat Amsterdammers ook gemiddeld minder drinken? Om hier meer inzicht in te geven, kijken we naar het percentage zware drinkers in de bevolking en het percentage drinkers dat gemiddeld minimaal drie glazen alcohol per dag drinkt (zie kader 1). Tabel 2 geeft een overzicht van deze indexen voor Amsterdam en Nederland.
141
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2
Zware drinkers en drinkers die drie of meer glazen alcohol gemiddeld per dag drinken in Amsterdam en Nederland naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages), 2004 zware drinkers, min. 1 keer per week 6 of meer glazen per dag
gemiddeld 3 of meer glazen per dag
Amsterdam
Nederland2
Amsterdam
Nederland2
geslacht totaal
9,7
12,4
14,6
9,2
mannen
14,8
21,1
20,9
15,7
vrouwen
4,6
4,6
7,7
3,5
18-34 jaar
13,6
17,1
8,3
8,4
35-44 jaar
7,1
10,8
13,1
7,8
45-54 jaar
11,1
13,7
25,2
12,6
55-64 jaar
7,0
13,3
23,2
11,4
65 jaar en ouder
4,8
4,7
12,0
7,0
Nederlands
11,6
.
19,5
.
Marokkaans
0,4
.
*
.
Turks
5,3
.
*
.
overig
8,8
.
12,3
.
leeftijdsgroep
etnische groep
*
in verband met kleine aantallen geen betrouwbaar % te geven
Uit tabel 2 blijkt dat 10% van de Amsterdammers tot de zware drinkers wordt gerekend. Dat is een kleine 3% minder dan voor alle Nederlanders tezamen. Ten opzichte van 1999-2000 (12%) is het percentage zware drinkers iets gedaald. Het verschil tussen Amsterdam en Nederland wordt veroorzaakt door het kleinere aantal zware drinkers onder de Amsterdamse mannen. Het aandeel zware drinkers onder de mannen is in Amsterdam drie keer zo groot als onder de vrouwen, in Nederland vier keer zo groot. Relatief veel jong volwassenen tot 35 jaar, zowel mannen als vrouwen, zijn zware drinkers. Dit komt omdat in deze maat voor alcoholgebruik relatief veel uitgaansdrinkers worden geteld, en het zijn vooral jong volwassenen die uitgaan. Met uitzondering van de 65-plussers ligt het percentage zware drinkers in Amsterdam in alle geen landelijke gegevens per etnische groep beschikbaar
142
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam leeftijdsgroepen lager dan in Nederland. Onder Amsterdammers van Nederlandse afkomst (12%) is het percentage zware drinkers het hoogst. Bij de Marokkaanse (0,4%), maar ook de Turkse Amsterdammers (5,3%) ligt het percentage zware drinkers veel lager. Met de tweede door het CBS gehanteerde maat voor alcoholgebruik, het percentage mensen dat gemiddeld drie of meer glazen alcohol per dag drinkt (3+ drinkers), worden vooral de gewoontedrinkers geteld. Uit tabel 2 blijkt dat het percentage 3+ drinkers in Amsterdam zo’n 5% hoger is dan in Nederland. Zowel bij de Amsterdamse mannen als vrouwen is dit percentage hoger dan in Nederland. Het aandeel 3+ drinkers is zowel in Amsterdam als in Nederland het hoogst onder de leeftijdsgroep 45 tot 65-jarigen. Alleen is het aandeel 3+ drinkers bij deze leeftijdsgroep in Amsterdam wel twee keer zo groot als in Nederland. In Amsterdam zijn het vooral mannen van Nederlandse afkomst van 45 tot 65 jaar met hoog gemiddelde alcoholconsumptie per dag. Het percentage 3+ drinkers bedraagt 45% bij de 45 t/m 54 jarige mannen van Nederlandse afkomst en 39% bij de 55 t/m 64 jarigen. Tot slot, in tegenstelling tot het aandeel zware drinkers, is het percentage 3+ drinkers in 2004 in Amsterdam in vergelijking met 1999-2000 toegenomen van 11% naar 15% (niet in tabel). Kader 2 Verantwoord alcoholgebruik: een advies Bij de beoordeling of alcoholgebruik schadelijk is voor de gezondheid wordt niet alleen gekeken naar de absolute hoeveelheid die per week wordt geconsumeerd, maar naar de combinatie tussen het aantal glazen alcohol op één dag en het aantal drinkdagen in de week. Eén of twee glazen alcohol per dag op vijf dagen in de week wordt in het algemeen niet als ongezond beschouwd. Eén keer of vaker in de week zes of meer glazen of iedere dag van de week één of twee glazen daarentegen wel. De richtlijn voor verantwoord alcoholgebruik die door het NIGZ worden gehanteerd houdt hier rekening mee. Het advies van het NIGZ aan volwassenen luidt als volgt: drink als vrouw niet meer dan één tot twee glazen alcohol per dag en als man niet meer dan twee tot drie glazen. Als je een keer meer wilt drinken, houd dan als vrouw een maximum van drie glazen aan en als man een maximum van vijf. Door minstens twee dagen in een week niet te drinken, voorkom je dat alcohol een gewoonte wordt (www.alcoholinfo.nl, 30 juni 2005).
143
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Eenderde van de Amsterdammers drinkt wekelijks meer dan wordt geadviseerd Figuur 2 laat zien dat een aanzienlijk deel (31%) van de Amsterdamse bevolking van 18 jaar en ouder méér drinkt dan het NIGZ advies (zie kader 2). Méér kan in dit verband betekenen, teveel gemiddeld per dag, teveel per gelegenheid, of op teveel dagen in de week. Mannen (33%) drinken vaker meer dan wordt geadviseerd dan vrouwen (29%). Ten opzichte van de gezondheidsenquête 1999-2000 is het percentage dat volgens deze richtlijn teveel drinkt met bijna 5% toegenomen. Het zijn met name de Nederlandse Amsterdammers die teveel alcohol gebruiken: bij 42% ligt het alcoholgebruik boven het advies. Oudere Amsterdammers drinken minder verantwoord dan jongere Amsterdammers. Van de 18 t/m 34-jarigen voldoet een kwart niet aan het advies voor verantwoord alcoholgebruik, bij de 65-plussers is dat 42%. Vermoedelijk komt dit omdat een substantieel deel van de 65-plussers iedere dag drinkt, en in veel gevallen zal dit een betrekkelijk kleine hoeveelheid alcohol zijn. Het percentage 3+ drinkers bij de 65-plussers is in vergelijking met andere leeftijdsgroepen namelijk relatief laag. Om volgens de NIGZ richtlijnen verantwoord te drinken is het in ieder geval noodzakelijk om minimaal twee dagen per week niet te drinken. Figuur 2 Amsterdammers die niet aan het advies voor verant woord alcoholgebruik voldoen naar geslacht, leeftijds groepen en etnische groepen (percentages), 2004 totaal vrouwen mannen 18-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr 65+ jr Nederlands Marokkaans Turks overig % 0
144
5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Buiten het bovengenoemd advies voor verantwoord alcoholgebruik wordt aanbevolen goed op te letten met de combinatie medicijnen en alcohol, geen alcohol te gebruiken voordat men gaat werken of sporten, of voordat men zich in het verkeer begeeft. Voor jongeren tot 16 jaar en zwangere vrouwen is het advies geen alcohol te gebruiken, terwijl jongeren vanaf 16 jaar wordt geadviseerd minder te drinken dan de richtlijn voor volwassenen of om helemaal niet te drinken. Conclusie Teveel of te vaak alcohol gebruiken en zeker te veel én te vaak, is schadelijk voor de gezondheid. Niettemin is regelmatig alcoholgebruik gemeengoed in Amsterdam (en Nederland): zo’n 80% van de volwassen bevolking drinkt alcohol. Alcohol nuttigen is vooral een Nederlandse, westerse, gewoonte; onder Marokkaanse en Turkse Amsterdammers bevinden zich aanzienlijk minder alcoholgebruikers. Misschien dat het naleven van door religie voorgeschreven leefregels hierbij een rol speelt. Deze verschillen tussen groepen lijken te vervagen, want het percentage alcoholgebruikers onder jongere Marokkanen en Turken ligt hoger dan onder de ouderen uit deze bevolkingsgroepen. Er zijn twee drinkpatronen te onderscheiden, gelegenheidsdrinkers (zware drinkers, veel op één gelegenheid) en de gewoontedrinkers (mensen met een relatief hoge gemiddelde dagconsumptie). Amsterdammers zijn meer gewoontedrinkers (15%) dan gelegenheidsdrinkers (10%). Bij de overige Nederlanders is dit precies omgekeerd. Leeftijd heeft op het drinkgedrag een grote invloed. Onder jong volwassenen zijn er meer gelegenheidsdrinkers (14%) dan gewoontedrinkers (8%), onder ouderen en mensen van middelbare leeftijd juist meer gewoontedrinkers (23%-25%) dan gelegenheidsdrinkers (7%-11%). Amsterdamse mannen van Nederlandse afkomst tussen de 45 en 65 jaar hebben de hoogste gemiddelde alcoholconsumptie per dag. Een groot deel, bijna eenderde, van de volwassen Amsterdammers drinkt méér dan het advies voor verantwoord alcoholgebruik. In vergelijking met 1999-2000 is dit met 5% toegenomen.
145
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.1.5. Druggebruik M. Kramer Het percentage Nederlanders dat ooit drugs heeft gebruikt, is tussen 1997 en 2001 toegenomen. Dit beeld komt overeen met de ontwikkeling van druggebruik in andere westerse landen. Van alle drugs wordt cannabis het meest gebruikt. In Nederland is het percentage mensen dat ooit cannabis heeft gebruikt tussen 1997 en 2001 gestegen naar 17%. Het aandeel (bijna) dagelijkse gebruikers onder de actuele gebruikers is in deze periode juist kleiner geworden. Ook het percentage ooit-gebruikers van harddrugs zoals ecstasy, amfetamine en cocaïne in de algemene bevolking is in dezelfde periode gestegen [1]. Drugs beïnvloeden de waarneming en het concentratievermogen. Bij langdurig gebruik (verslaving) is de kans groot dat de gebruiker lichamelijke en/of geestelijke schade oploopt (zie kader 1). Andere gezondheidseffecten hangen samen met de wijze waarop de drug wordt gebruikt. Bijvoorbeeld door het gebruiken van reeds gebruikte injectiespuiten kunnen infectieziekten zoals hepatitis en HIV worden verspreid. Kader 1 Verschillende soorten drugs, gebruik en gezondheids effecten bij langdurig of overmatig gebruik. soort drug
gebruik
gezondheidseffecten
cannabis
roken
angst, paniek psychotische problemen
cocaïne
roken injecteren snuiven
longcomplicaties angsten en paranoia hepatitis B/C; HIV
opiaten
roken injecteren
longziekten hepatitis B/C; HIV
ecstasy, amfetamine
slikken snuiven roken injecteren
problemen met: - geheugen - concentratievermogen - stemming
bron: Nationale Drug Monitor; jaarbericht 2004. Trimbos-instituut, Utrecht, 2004 [1]
1 onderzoeker bij de GGD Amsterdam, cluster Infectieziekten, afdeling Onderzoek
146
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Het bezit van en de handel in alle drugs is, in tegenstelling tot het gebruik ervan, volgens de Opiumwet strafbaar. Het bezit van een kleine hoeveelheid softdrugs (5 gram) voor eigen gebruik is volgens de wet een overtreding, maar hier wordt in de praktijk niet tegen opgetreden. Ook de verkoop van cannabis in coffeeshops wordt gedoogd om de gebruikersmarkten van soft- en harddrugs te scheiden en te voorkomen dat jongeren, die experimenteren met softdrugs, niet in contact komen met harddrugs.
De gemeente Amsterdam probeert in samenwerking met politie en justitie het gebruik van drugs zoveel mogelijk te ontmoedigen. De productie, handel en vervoer worden hard aangepakt en er is een intensief voorlichtingsprogramma over de risico’s van drugge147
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam bruik. Het zorgaanbod voor harddruggebruikers is breed en omvat onder andere het methadonprogramma en het spuitomruilprogramma. Buitenlandse verslaafden zonder legale status hebben geen toegang tot deze hulpprogramma’s, maar zij worden wel actief bijgestaan bij de terugkeer naar het land van herkomst. Het pragmatisch drugbeleid en het brede zorgaanbod hebben ertoe geleid dat, in vergelijking met andere grote steden in ons land, de Amsterdamse drugverslaafden weinig criminaliteit veroorzaken. Het aantal harddruggebruikers is gedaald en er zijn nog nauwelijks jongeren die met heroïnegebruik beginnen. Eenderde van de Amsterdammers heeft ooit cannabis gebruikt Eenderde (34%) van de Amsterdammers rapporteert ooit eens cannabis (hasj, weed of marihuana) te hebben gebruikt. Dit is een paar procent lager dan het percentage dat in 2001 in het kader van het Nationaal Prevalentie Onderzoek (NPO) is gerapporteerd. In dat jaar bleek dat 38% van de Amsterdammers boven de 12 jaar ooit cannabis had gebruikt. Net als in het NPO 2001 komt in het gezondheidsonderzoek 2004 naar voren dat meer mannen (41%) dan vrouwen (26%) ooit cannabis hebben gebruikt (zie tabel 1). Met het stijgen van de leeftijd neemt het percentage ooitgebruikers af (zie ook figuur 1).
148
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1 Cannabis- en harddruggebruik onder Amsterdammers naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 cannabis in de afgelopen 12 maanden gebruikt 95% BI
ooit cannabis gebruikt
95% BI
ooit harddrugs gebruikt
95% BI
geslacht totaal
15,2
13,5-17,1
33,7
31,5-36,1
14,7
12,7-17,0
mannen
20,1
17,3-23,2
41,4
37,9-45,1
18,1
14,9-21,7
vrouwen
10,6
8,7-12,8
26,1
23,3-29,1
10,9
8,6-13,8
18-34 jaar
24,7
19,9-30,3
45,6
39,7-51,7
18,0
13,3-24,1
35-44 jaar
15,4
11,9-19,7
38,0
32,9-43,3
22,8
17,7-28,9
45-54 jaar
12,3
9,4-16,0
35,3
34,4-44,8
11,4
7,9-16,3
55-64 jaar
5,4
3,5- 8,3
15,1
11,7-19,2
3,9
2,0- 7,6
65 jaar en ouder
0,8
0,2- 2,8
5,8
3,6- 9,4
0,6
0,1- 2,2
Nederlands
14,1
11,3-17,5
34,6
30,5-38,9
16,6
13,0-21,1
Marokkaans
8,9
6,1-12,8
15,6
11,9-20,2
3,3
1,5- 6,9
Turks
9,1
6,6-12,4
11,2
8,4-14,8
3,1
1,5- 6,3
19,5
15,8-23,9
38,4
33,5-43,4
14,5
10,6-19,6
leeftijdsgroepen
etnische groepen
overige opleidingsniveau lager onderwijs
12,9
8,4-19,2
18,1
12,8-25,1
9,8
5,2-17,6
MAVO/LBO
16,9
13,5-21,0
29,3
25,0-34,1
14,9
10,9-20,1
HAVO/VWO/MBO
20,5
16,8-24,8
38,7
34,0-43,7
15,2
11,4-19,9
HBO/WO
11,7
9,2-14,7
40,2
36,1-44,4
15,1
11,8-19,0
Nederlandse Amsterdammers hebben vaker (35%) ooit cannabis gebruikt dan Turkse (11%) en Marokkaanse (16%) Amsterdammers. Koploper bij de ooit-gebruikers zijn Amsterdammers uit de overige etnische groepen (38%). Vijftien procent van de Amsterdammers heeft in het afgelopen jaar nog cannabis gebruikt. Dit geldt voor 20% van de mannen en 11% van de vrouwen. Het percentage Turkse (9%) en Marokkaanse (9%) Amsterdammers dat cannabisgebruik in het afgelopen jaar rapporteert, ligt lager dan bij de Nederlandse Amsterdammers (14%). Turkse en Marokkaanse Amsterdammers lijken op minder 149
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam grote schaal met cannabis te experimenteren dan Nederlandse Amsterdammers en zij blijven ook minder vaak dan de Nederlanders cannabis met regelmaat gebruiken. Tabel 1 laat verder zien dat 18% van de mensen met alleen lager onderwijs ooit cannabis heeft gebruikt. Dit percentage loopt op met het opleidingsniveau tot 40% van degenen die een HBO- of WO-opleiding hebben gevolgd. Twaalf procent van de Amsterdammers met een HBO- of WO-diploma heeft in de afgelopen 12 maanden cannabis gebruikt. Dit percentage is gelijk aan dat van degenen met alleen lager onderwijs (13%). Onder Amsterdammers met een MAVO/LBO- (17%) en een HAVO-, VWO- of MBOopleiding (21%) is het cannabisgebruik in de afgelopen 12 maanden hoger. Figuur 1 Druggebruik onder Amsterdammers naar soort drug en leeftijdsgroepen (percentages), 2004 60 45 30 15 % 0 18-34
35-44
45-55
55-64
65+
leeftijdsgroep (jaar) cannabis in afgelopen 12 maanden gebruikt ooit cannabis gebruikt ooit harddrugs gebruikt
Eén op de zeven Amsterdammers heeft ooit harddrugs gebruikt De bereidheid van respondenten vragen over harddrugs te beantwoorden ligt lager dan bij die over cannabisgebruik. Zes van de tien respondenten heeft antwoord gegeven op de vraag of zij ooit harddrugs (cocaïne, heroïne of amfetamine/ecstasy) hebben gebruikt. Dit betekent dat de resultaten van deze vraag vanwege de relatief kleine aantallen met voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd. 150
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam In figuur 1 is goed te zien dat het percentage mensen dat ooit harddrugs heeft gebruikt voor alle leeftijdsgroepen lager ligt dan het percentage mensen dat ooit cannabis heeft gebruikt. In totaal rapporteert 15% van de respondenten ooit harddrugs te hebben gebruikt (zie tabel 1). Dit percentage komt overeen met het percentage harddruggebruik dat werd gevonden in een onderzoek naar druggebruik in Amsterdam tussen 1987 en 2001. In Amsterdam ligt dit percentage ver boven het landelijke percentage van 4,9% [2]. Het merendeel (64%) van de harddruggebruikers gebruikt zelden, minder dan één keer per maand, en 11% gebruikt regelmatig (drie of meer keer per week). Het percentage ooit-gebruikers is onder mannen (18%) hoger dan onder vrouwen (11%). Onder vrouwen wordt ecstasy (65% van de gebruikers) het meest gebruikt, gevolgd door cocaïne (18%). Amsterdamse mannen gebruiken daarentegen vaker cocaïne (52%) dan ecstasy (45%)(niet in tabel). Net als bij cannabis neemt het percentage Amsterdammers dat ooit harddrugs heeft gebruikt af met het stijgen van de leeftijd. Onder de 35 t/m 44 jarigen is het percentage dat ooit harddrugs heeft gebruikt het hoogst (23%). Hierna neemt het percentage ooit-gebruikers af tot bijna nul procent (zie figuur 1). Onder de jongere gebruikers van 18 t/m 34 jaar is vooral ecstasy populair. Onder Amsterdammers van 35 jaar en ouder wordt vaker cocaïne gebruikt. Deze resultaten komen overeen met bevindingen van het NPO in 2001 [1]. Tussen de etnische groepen in Amsterdam zitten grote verschillen in het ooit-gebruik van harddrugs. Ruim 16% van de Nederlandse Amsterdammers heeft ooit harddrugs gebruikt, dit in tegenstelling tot slechts 3% van Marokkaanse en Turkse Amsterdammers. Tot slot, tussen de verschillende opleidingsniveaus zitten geen grote verschillen in het ooit-gebruik van harddrugs. Van de Amsterdammers met meer dan alleen lagere school heeft 15% ooit harddrugs gebruikt, tegen 10% van de Amsterdammers zonder diploma’s. Conclusie Het percentage Amsterdammers dat ooit cannabis heeft gebruikt (34%) ligt twee keer zo hoog als het landelijke percentage van 17%. Zoals uit de Nationale Drugs Monitor blijkt, neemt Amsterdam een koppositie in met betrekking tot het ooit hebben gebruikt van cannabis. Het actuele cannabisgebruik in Amsterdam komt overeen met de landelijke percentages. Het lijkt erop dat veel Amsterdammers experimenteren met softdrugs, maar daar 151
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam ook weer mee stoppen. Het percentage Amsterdammers dat ooit harddrugs heeft gebruikt, ligt veel lager dan het percentage Amsterdammers dat ooit cannabis heeft gebruikt. Mogelijk door de scheiding van de gebruikersmarkten wordt voorkomen dat degenen die experimenteren met softdrugs in aanraking komen met harddrugs. Binnen Amsterdam valt het op dat druggebruik met name voorkomt onder mensen van Nederlandse origine en minder onder mensen van Turkse of Marokkaanse origine. Deze verschillen worden ook opgemerkt bij het alcoholgebruik (zie hoofdstuk 4.1.4).
152
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.1.6. Seksueel gedrag en seksueel overdraagbare aandoeningen Nicole H.T.M. Dukers Seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA), ook wel geslachtsziekten genoemd, vormen door de hoge prevalentie en incidentie een belangrijk volksgezondheidsprobleem. In Nederland vinden er jaarlijks ruim 100 duizend nieuwe SOA-infecties plaats. De meeste SOA kunnen goed worden behandeld, maar soms wordt de infectie door de drager niet opgemerkt. Sommige SOA kunnen als ze niet behandeld worden ernstige gevolgen hebben. De laatste jaren is in Nederland zowel het aantal consulten op de SOA-poli’s als het aantal SOA-diagnoses toegenomen. De oorzaak hiervan is dat met name jongeren steeds vaker onveilig vrijen. Een SOA-infectie kan ongemerkt worden opgelopen en ongemerkt worden doorgeven aan een ander. Door veilig te vrijen is de kans een SOA-infectie op te lopen klein. SOA worden met name overgedragen via sperma, bloed of vaginaal vocht en bij contact tussen slijmvliezen. Slijmvliezen zitten onder andere in de vagina, penis, anus en de mond. Je vrijt veilig als je: seksueel contact hebt met één partner, die zelf ook nooit met een andere partner vrijt en geen SOA heeft; bij vaginale geslachtsgemeenschap een goedgekeurd condoom gebruikt; bij anale geslachtsgemeenschap een goedgekeurd condoom met extra veel glijmiddel gebruikt [1]. De verspreiding van SOA kan dus door het gebruik van condooms worden tegengegaan. In 2004 is, na een korte stabilisatie, het aantal gevallen van SOA weer toegenomen [2]. Kader 1 geeft een overzicht van de meest voorkomende SOA. Recente studies van onder andere de Rutgers Nisso Groep en SOA AIDS Nederland tonen aan dat onder jongeren onveilig seksueel gedrag toeneemt [3]. De overheid is daarom gestart met een nieuwe Vrij-veilig campagne (‘Wie laat zich dan ook naaien zonder condoom?’). In het gezondheidsonderzoek 2004 is een aantal vragen over seksuele contacten en veilige seks gesteld. Als referentieperiode is gekozen voor één jaar voorafgaand aan het interview. Bij de aanvang van de vragen over seksueel gedrag is aan respondenten gevraagd of ze deze vragen wel of niet wilden beantwoorden. senior-epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster Infectieziekten, afdeling Onderzoek
153
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Top acht van het geschatte aantal nieuwe SOA-infecties per jaar in Nederland
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
chlamydia-infectie genitale wratten herpes genitalis gonorroe hepatitis B syfilis hiv-infectie overige soa
totaal
60.000 25.000 12.000 6.000 2.000 750 700 3.000 109.450
bron: http://www.soaaids.nl [1]
De bereidheid om vragen omtrent seksueel gedrag in te vullen varieert sterk per etnische groep. Turkse Amsterdammers (59%) zijn het minst bereid deze vragen te beantwoorden, de Nederlandse Amsterdammers (3%) hebben hier minder vaak bezwaar tegen (zie tabel 1). Verder daalt de bereidheid met het stijgen van de leeftijd. Eén op de acht Amsterdammers heeft met meerdere partners seks gehad Een meerderheid (58%) van de Amsterdammers heeft in het jaar voorafgaand aan het interview alleen seksueel contact gehad met een vaste partner. Er bestaat in dit opzicht weinig verschil tussen mannen en vrouwen en ook de verschillen tussen de etnische groepen zijn klein. Onder Marokkaanse Amsterdammers (50%) is dit percentage wat lager dan bij de Turkse (55%) en Nederlandse (59%) Amsterdammers. Ongeveer één op de acht (13%) Amsterdammers heeft óf alleen losse partners gehad óf losse partners én een vaste partner. Mannen, jong volwassenen tot 35 jaar en Nederlanders rapporteren vaker seksueel contact met een losse partner dan vrouwen, Amsterdammers boven de 35 jaar en Turkse en Marokkaanse Amsterdammers (zie tabel 1).
154
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 1
Bereidheid van Amsterdammers vragen over seksueel gedrag te beantwoorden en het soort partner in het afgelopen jaar naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004 bereidsoort partner heid om seksuele vragen te alleen beantvaste (ook) losse woorden 95% BI partner 95% BI partner 95% BI
geslacht totaal
88,4
86,7-89,9
57,9
55,1-60,6
12,8
11,0-14,8
mannen
89,7
87,2-91,7
57,1
52,9-61,2
20,3
17,1-23,9
vrouwen
87,2
84,7-89,3
58,6
54,9-62,2
5,4
3,9- 7,4
18-34 jaar
93,3
89,9-95,7
55,9
49,4-62,2
21,4
15,6-27,2
35-44 jaar
88,1
84,1-91,2
68,0
62,2-73,3
11,0
7,8-15,3
45-54 jaar
88,6
85,0-91,5
56,8
51,0-62,4
10,9
7,8-15,0
55-64 jaar
83,8
79,5-87,3
55,3
49,1-61,3
3,1
1,6- 6,1
65 jaar en ouder
79,8
74,4-84,3
47,8
40,7-55,0
2,1
0,8- 5,3
Nederlands
92,8
90,1-94,8
58,8
54,2-63,4
12,6
9,9-15,9
Marokkaans
67,1
61,8-72,0
50,2
43,3-57,1
7,5
4,6-12,0
Turks
58,9
54,0-63,6
55,3
48,7-61,7
8,8
5,7-13,3
overig
89,9
86,3-92,6
58,2
52,9-63,4
14,5
11,1-18,7
leeftijdsgroep
etnische groep
Zeven van de tien Amsterdammers hebben in het afgelopen jaar met anderen seksueel contact gehad (zie tabel 2). Mannen (76%) hebben vaker seks gehad dan vrouwen (64%), 55-plussers (40%-52%) minder dan 18 t/m 54 jarigen (68%-82%). Bijna de helft van de Amsterdammers met wisselende partners vrijt onveilig Voor de verspreiding van SOA is onveilige seks, intiem seksueel contact zonder condoom, met wisselende partners het meest van belang. Vier procent van de Amsterdammers heeft het afgelopen jaar onveilige seks gehad.
155
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2
Seksueel gedrag van Amsterdammers in het afgelopen jaar en Amsterdammers die ooit SOA hebben gehad naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval), 2004
seksueel actief
95% BI
onveilige seks met losse partner2
totaal
70,4
67,8-72,9
3,7
2,8- 4,9
12,7
11,2-14,4
mannen
75,7
71,9-79,1
5,4
3,8- 7,7
14,0
11,7-16,6
vrouwen
65,2
61,6-68,7
2,2
1,3- 3,6
11,4
9,5-13,6
18-34 jaar
74,4
68,3-79,6
6,1
3,7-10,0
11,8
8,5-16,1
35-44 jaar
83,0
78,0-87,0
2,9
1,5- 5,7
15,0
11,7-19,1
45-54 jaar
71,4
65,9-76,3
3,5
1,9- 6,3
17,6
14,2-21,7
55-64 jaar
55,2
49,0-61,2
1,6
0,6- 4,0
11,8
8,9-15,5
65 jaar en ouder
43,8
36,9-51,0
1,1
0,3- 3,9
5,3
3,2- 8,6
Nederlands
71,1
66,8-75,1
3,9
2,5- 6,1
10,9
8,5-13,9
Marokkaans
53,8
46,9-60,6
3,0
1,4- 6,4
4,0
2,4- 6,6
Turks
61,2
54,6-67,4
2,8
1,3- 5,9
5,8
4,0- 8,4
overig
73,7
68,7-78,1
3,6
2,1- 6,2
18,3
14,8-22,4
95% BI
ooit SOA gehad
95% BI
geslacht
leeftijdsgroep
etnische groep
Het betreft dan Amsterdammers met meerdere losse partners die geen condooms gebruiken. Het percentage Amsterdammers dat onveilige seks heeft, is bij mannen (5,4%) beduidend hoger dan bij vrouwen (2,3%). Dit komt vooral omdat mannen vaker losse partners hebben dan vrouwen. Als vrouwen losse partners hebben, gebruiken zij aanzienlijk minder vaak condooms (69% gebruikt geen condoom) dan mannen (44%) (niet in tabel). In totaal gebruikt 49% van de Amsterdammers met (ook) losse partners geen condoom. Volwassenen tot 35 jaar hebben het vaakst onveilige seks (6,1%), het voorkomen van onveilige seks neemt daarna snel af bij het stijgen van de leeftijd. Vier van de tien volwassenen tot 35 jaar met (ook) losse partners gebruikt geen condoom. Nederlandse Amsterdammers (3,9%) hebben vaker onveilige seks dan Turkse (3,0%) en Marokkaanse (2,8%) Amsterdammers. onveilige seks, gedefinieerd als seks zonder condoom met een losse partner, onder de totale seksueel actieve en niet-actieve populatie
156
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Dertien procent van de Amsterdammers heeft ooit een SOA gehad Uit tabel 2 blijkt verder dat Amsterdamse mannen (14%) vaker ooit een SOA hebben gehad dan de Amsterdamse vrouwen (11%). Van de 45 tot 55 jarigen rapporteert 18% ooit een SOA te hebben opgelopen, van de Amsterdammers tot 35 jaar 12% en van de 65-plussers 5%. Turkse (6%) en Marokkaanse (4%) Amsterdammers rapporteren minder SOA dan Nederlandse Amsterdammers (11%). De grotere prevalentie van SOA onder de Nederlandse Amsterdammers hangt waarschijnlijk samen met het vaker voorkomen van risicovol seksueel gedrag. Aan de andere kant gaat het hier wel om zelfgerapporteerde SOA en het is niet bekend in hoeverre onvolledige kennis over SOA heeft geleid tot onderrapportage bij met name de Turkse en Marokkaanse Amsterdammers. Een recent onderzoek van de Rutgers Nisso Groep (‘Wat vind jij daar nou van’, 2004) toont namelijk aan dat jongeren van Turkse en Marokkaanse afkomst slechts iets meer dan de helft van de vragen over veilig vrijen, SOA en HIV goed beantwoorden, tegen driekwart van de jongeren van Nederlandse afkomst [4]. Bloedonderzoek op SOA, dat momenteel met toestemming van de deelnemers aan het gezondheidsonderzoek 2004 wordt uitgevoerd, zal moeten uitwijzen of er verschillen tussen de etnische groepen in het vóórkomen van SOA in Amsterdam aangetoond kunnen worden. Vier procent van de mannen heeft onveilige anale seks met een andere man Mannen met homoseksuele contacten, en daarbij in het bijzonder de groep die onbeschermde (zonder condoom) anale seks heeft, vormen een bijzondere risicogroep in relatie tot het krijgen van SOA. Van de Amsterdamse mannen geeft 9% aan in het afgelopen jaar seks met een man te hebben gehad. Van alle Amsterdamse mannen rapporteert 7% anale seks met een man en 3,5% heeft onveilige anale seks gehad (niet in tabel). Dit betekent dat bij omstreeks de helft van de anale contacten tussen mannen geen condoom wordt gebruikt. Onder mannen is het aandeel dat onveilig anale seks heeft gehad met een andere man het grootst (6%) bij de leeftijdsgroep van 35 t/m 44 jaar en het kleinst bij de 65-plussers (1%)(zie figuur 1).
157
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 1 Amsterdamse mannen die het afgelopen jaar seks en onveilige anale seks hebben gehad met een man naar leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages), 2004 18-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr 65+ jr Nederlands Marokkaans Turks overig % 0
2
4
6
seks gehad met man
8
10
12
14
16
onveilige anale seks met man
Recent onderzoek onder jongeren tot 26 jaar van de Rutgers Nisso Groep en van SOA AIDS Nederland toont aan dat vooral Marokkaanse en Turkse jongeren geen positief beeld hebben van homoseksualiteit. Echter, de gegevens van het gezondheidsonderzoek 2004 laten zien dat seks met iemand van hetzelfde geslacht in ieder geval onder Marokkaanse mannen niet ongewoon is: vijf procent van hen geeft aan in het afgelopen jaar seks te hebben gehad met een man. Onder Turkse mannen ligt dit percentage tussen de twee en drie procent. Conclusie SOA en risicovol gedrag komen in Amsterdam redelijk vaak voor. Bijna de helft van de Amsterdammers met losse, wisselende partners heeft in het afgelopen jaar onveilige seks gehad. Dat zijn ruim 22 duizend Amsterdammers die minimaal één keer in het afgelopen jaar de kans hadden een SOA op te lopen of door te geven. Het is dan ook niet vreemd dat 13% van de Amsterdam158
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam mers, dat zijn er ongeveer 77 duizend, aangeeft ooit een SOA te hebben gehad. Ongeveer driekwart van de Amsterdamse mannen die anale seks hebben gehad met een andere man, hebben geen condoom gebruikt. Bij de interpretatie van deze gegevens moet wel enige voorzichtigheid worden betracht. Het gaat namelijk om zelfgerapporteerde gegevens over gedragingen die zeer gevoelig liggen. Daarom wordt het bloed van een deel van de respondenten nog onderzocht op het herpes simplex virus type 2, een virus dat door onbeschermd seksueel contact wordt overgedragen. Dit onderzoek zal bijdragen aan het beter begrijpen van risicovol seksueel gedrag in Amsterdam.
159
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.2. Woonsituatie en leefomgeving M. Droomers Woonomstandigheden hebben invloed op de gezondheid van mensen [1]. Een woning van goede kwaliteit met voldoende warmte- en geluidsisolatie, goed geventileerd, met moderne installaties en voorzieningen, staat voor een prettig leefklimaat met een goed binnenmilieu en voldoende privacy. Ook de leefomgeving heeft invloed op de kwaliteit van leven, de gezondheid en het gezondheidsgedrag. Een in het algemeen aantrekkelijke buurt met voldoende voorzieningen, voldoende groen, weinig verkeersoverlast en geluidshinder, maakt het voor mensen aantrekkelijk om zich gezond te gedragen en volledig in het maatschappelijk leven te participeren. Aandacht besteden aan de kwaliteit van woningen en het vorm geven van een aantrekkelijke leefomgeving is een kerntaak voor gemeenten. In kader 1 wordt zeer beknopt een overzicht gegeven van het huisvestingsbeleid ten aanzien van een aantal specifieke doelgroepen. Het doelgroepenbeleid is onderdeel van een meer omvangrijk woningbeleid betreffende huur- en koopwoningen, de toedeling van (goedkope) huurwoningen aan verschillende (inkomens) groepen, een beleid om de kwaliteit van woningen te verbeteren, en beleid om zorg en wonen beter met elkaar te integreren. Naast het stadsbeleid is er de context van het provinciaal en rijksoverheidsbeleid en de regelgeving, de samenwerking op het gebied van wonen binnen de regio, en het specifieke beleid van de verschillende stadsdelen.
senior-onderzoeker bij het RIVM, Centrum voor Preventie- en Zorgonderzoek
160
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Kernpunten uit het Amsterdams huisvestingsbeleid ten aanzien van een aantal doelgroepen lage inkomens:
het is belangrijk dat er in Amsterdam voldoende goedkope huurwoningen zijn voor deze groep
grote huishoudens:
door doorstroming van te groot wonende huishoudens grote woningen vrij maken voor grote gezin
ouderen/minder validen:
zo lang mogelijk wonen in het eigen huis en de eigen omgeving, ook als niet alles meer kan.
studenten:
de gemeente Amsterdam en woningcorporaties willen de komende jaren het tekort aan studentenwoningen terugdringen.
middeninkomensgroepen: nieuwbouwkoopwoningen bereikbaar maken voor Amsterdamse huishoudens met een middeninkomen beroepsgroepen:
jaarlijks maximaal 250 huurwoningen met voorrang toewijzen aan personeel werkzaam in de sectoren onderwijs, de zorg en de politie.
dak- en thuislozen/ extreme overlast:
door outreachende hulpverlening en een goede ketenaanpak huisuitzettingen voorkomen.
asielzoekers/ verblijfsgerechtigden:
verblijfsgerechtigden die binnen de taakstelling van het Rijk gehuisvest kunnen worden een voorrangsindicatie verstrekken.
woonwagenbewoners:
een normaliseringproces met als doel de integratie van deze groep bevorderen.
In het gezondheidsonderzoek 2004 is een aantal vragen over de woonsituatie en leefomgeving opgenomen. Voor het grootste deel zijn deze vragen overgenomen uit het Woning Behoefte Onderzoek (WBO), een tweejaarlijks, landelijk onderzoek dat wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) [2]. Vier van de vijf Amsterdammers is (zeer) tevreden met de leefomgeving Uit tabel 1 blijkt dat meer dan vier van de vijf (83,5%) ondervraagde Amsterdammers (zeer) tevreden zijn met hun woning en bijna evenveel Amsterdammers (79,8%) zijn (zeer) tevreden met hun 161
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam leefomgeving. Dit is een goede score, maar toch aanzienlijk lager dan in de rest van Nederland. Het WBO 2002 laat zien dat 90% van de Nederlanders (zeer) tevreden is met de woning en 85% met de leefomgeving. Verder laat de tabel zien dat oudere Amsterdammers vaker tevreden zijn met hun woning dan jongeren. Nederlandse Amsterdammers (90%) zijn aanzienlijk vaker tevreden met de woning dan niet-Nederlandse Amsterdammers, waarbij de Turkse inwoners (63%) het minst tevreden zijn. De verschillen tussen de groepen betreffende de tevredenheid met de leefomgeving zijn vergelijkbaar, alleen wel minder groot dan die voor de woning. Tabel 1 Tevredenheid onder Amsterdammers over de woning en leefomgeving (percentages met 95%), BI 2004
(zeer) tevreden met de woning
95% BI
(zeer) tevreden met de woonomgeving
95% BI
geslacht totaal
83,4
81,6-85,1
79,8
77,5-81,8
mannen
83,6
80,8-86,0
80,8
77,8-83,3
vrouwen
83,3
80,8-85,6
78,7
76,1-81,2
18-34 jaar
81,1
76,1-85,3
78,6
73,4-83,0
35-44 jaar
79,5
75,1-83,3
77,5
73,0-81,5
45-54 jaar
84,3
80,4-87,5
81,3
77,2-84,8
55-64 jaar
89,6
86,1-92,3
84,3
80,3-87,6
65 jaar en ouder
92,0
88,3-94,6
81,3
75,7-85,8
Nederlands
90,3
87,4-92,6
81,2
77,8-84,6
Marokkaans
69,2
64,3-73,7
73,9
69,2-78,2
Turks
63,0
58,4-67,4
72,5
68,1-76,5
overig
78,2
74,0-82,1
79,5
75,3-83,2
leeftijdsgroep
etnische groep
In de vragenlijst wordt een aantal aspecten van het wonen nader bekeken, achtereenvolgens zijn dit: tevredenheid met het wonen; sociale cohesie in de buurt en overlast. Deze problemen zullen in de rest van dit hoofdstuk worden besproken, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de opinie van de Nederlandse, Marokkaanse en Turkse Amsterdammers. Waar mogelijk worden 162
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam de resultaten ook vergeleken met vergelijkbare gegevens voor Nederland uit het Woning Behoefte Onderzoek [2]. Bijna een kwart van de Amsterdammers wil de komende twee jaar verhuizen Ondanks de hoge tevredenheid met de woning en de leefomgeving wil toch ongeveer een kwart van de Amsterdammers, mannen ongeveer even vaak als vrouwen, binnen twee jaar verhuizen. Dit is aanzienlijk hoger dan voor de rest van Nederland, waar slechts zo’n 10% wil verhuizen. Met name niet-Nederlandse Amsterdammers willen, in veel gevallen vanwege ontevredenheid met de woning, graag verhuizen (zie tabel 2). Omgerekend naar de hele bevolking (cijfers niet in tabel), wil ruim 9% van de Amsterdammers verhuizen vanwege ontevredenheid met de woning. Voor alle Nederlanders is dit bijna 4%. Een kleiner deel, bijna 5%, van de Amsterdammers wil verhuizen in verband met ontevredenheid over de woonomgeving. Van alle Nederlanders wil bijna 2% om deze reden verhuizen (niet in tabel). Amsterdammers zijn positief over de ontwikkelingen in hun buurt In tabel 2 wordt verdere informatie gegeven over ontwikkelingen in de buurt. Er zijn meer Amsterdammers die vinden dat hun buurt het afgelopen jaar is vooruitgegaan (29%) in plaats van achteruit (22%). Men verwacht dat deze positieve tendens zich in het komende jaar zal voortzetten: 39% van de Amsterdammers verwacht dat hun buurt in het komende jaar vooruit zal gaan, tegenover 20% die verwacht dat de situatie in hun buurt zal verslechteren. Met name Turken en Marokkanen vinden dat hun buurt zich het afgelopen jaar positief heeft ontwikkeld. Over het algemeen zijn niet-Nederlandse Amsterdammers positiever over de toekomstige ontwikkeling van hun buurt dan Nederlandse Amsterdammers. De Amsterdammers zijn aanzienlijk positiever over ontwikkelingen in hun buurt dan de gemiddelde Nederlander. Tweederde (66%) van de Nederlanders vindt dat de buurt de afgelopen jaren achteruit is gegaan, en 69% verwacht dat deze negatieve ontwikkeling zich ook in de toekomst zal voortzetten (niet in tabel).
163
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 2 Verhuiswens en de mening van Amsterdammers over over ontwikkeling van de buurt naar etnische groepen (percentages), 2004 etnische groep Neder- Maroklands kaans Turks
overig
wil binnen 2 jaar verhuizen1 - vanwege ontevredenheid met huidige woning
19,0 5,2
35,8 18,0
38,7 17,3
25,9 11,3
- vanwege ontevredenheid met woonomgeving
4,1
6,6
11,8
5,4
buurt is in het afgelopen jaar vooruitgegaan
23,7
34,4
30,5
31,3
buurt is in het afgelopen jaar achteruitgegaan
24,3
19,0
21,8
20,7
buurt zal in het komende jaar vooruitgaan
29,0
40,6
46,1
41,6
buurt zal in het komende jaar achteruitgaan
23,0
19,4
20,8
15,2
mensen kennen elkaar nauwelijks in de buurt2
31,2
25,4
39,2
37,4
gezellige buurt met veel saamhorigheid2
41,2
57,3
43,0
45,5
zich thuis voelen bij de mensen in de buurt2
67,3
59,6
52,9
58,8
ontwikkeling buurt
sociale cohesie
1 2
reeds ander huis gevonden, beslist wel, zou wel willen, kan niets vinden (helemaal) van toepassing
Ongeveer eenderde van de Amsterdammers vindt dat de mensen in hun buurt elkaar nauwelijks kennen. Met name Turken vinden dat hun buren elkaar niet goed kennen. Daarentegen vindt bijna de helft van de ondervraagden dat ze in een gezellige buurt met veel saamhorigheid wonen en voelt 60% zich thuis bij de mensen in hun buurt. Amsterdammers tevreden met voorzieningen Amsterdammers zijn over het algemeen tevreden over de voorzieningen in hun buurt (zie tabel 3). Met name openbaar vervoer, winkels voor dagelijkse boodschappen en de bereikbaarheid van voorzieningen met de fiets scoren bijzonder hoog. Bijvoorbeeld voor het openbaar vervoer geeft slechts 67% van de Nederlanders aan dat de woning goed met het openbaar vervoer bereikbaar is, tegenover 90% van de Amsterdammers.
164
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Tabel 3 Tevredenheid van Amsterdammers over voorzieningen in de buurt naar etnische groepen (percentages), 2004 etnische groep Neder- Maroklands kaans Turks overig voorzieningen in mijn buurt veel groenvoorzieningen1
69,4
70,7
56,6
woningen in mijn buurt staan dicht op elkaar1
56,1
51,9
57,2
68,3 70,4
winkels voor dagelijkse boodschappen1
83,2
83,2
82,8
83,4
goede scholen en schooltypen1
41,9
59,2
51,3
47,5
veel speelgelegenheid voor kinderen en jeugd1
55,6
62,6
57,9
53,8
woning is goed bereikbaar met openbaar vervoer1
93,7
93,2
89,6
90,5
voorzieningen e.d. goed bereikbaar met de fiets1
95,5
87,8
78,4
90,7
1 (helemaal) van toepassing
Overlast en problemen in de buurt Tabel 4 geeft een aantal veel voorkomende oorzaken weer van overlast in Amsterdam. Er zijn consistente verschillen tussen de etnische groepen in de ervaren overlast. Verkeersdrukte wordt met name gerapporteerd door Nederlanders, parkeeroverlast door Marokkanen en vervuiling, bekladding en vandalisme door Turkse Amsterdammers. Alleen voor overlast door omwonenden kunnen de Amsterdamse gegevens met die van Nederland worden vergeleken. Van de Amsterdammers rapporteert ruim 17% hiermee een probleem te hebben, voor alle Nederlanders is dit 5%. Tabel 4 Mening van Amsterdammers over overlast en andere problemen in debuurt naar etnische groepen (percenta ges), 2004 etnische groep Nederlands
Marokkaans
Turks
overig
vervuiling, bekladding en vandalisme1
31,3
26,2
35,1
23,4
overlast van omwonenden1
14,8
19,0
22,3
19,3
inbraken1
11,2
14,8
26,9
14,6
verkeersdrukte1
38,9
35,0
35,1
37,2
parkeeroverlast1
29,1
41,2
31,1
31,2
overlast in mijn buurt
1 (helemaal) van toepassing
165
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Niet opgenomen in de tabel zijn de antwoorden op een open vraag. De respondenten konden hier alle overlast onderwerpen noemen die bij hen opkwamen. Het meest genoemde probleem is rommel en hondenpoep op straat, waaraan Turkse en Marokkaanse Amsterdammers zich beduidend vaker storen dan Nederlandse Amsterdammers. Op de tweede en derde plaats komen bodemverontreiniging en lawaaioverlast. Conclusie In het algemeen zijn de Amsterdammers tevreden over hun woning en hun leefomgeving. Echter, deze tevredenheid is minder dan in heel Nederland. Niet-Nederlandse Amsterdammers zijn in het algemeen minder tevreden dan Nederlandse Amsterdammers over zowel hun woning als over hun leefomgeving. Het is moeilijk om na te gaan wat de mindere tevredenheid van de Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst veroorzaakt. In de meer gedetailleerde vragen zijn er hier en daar duidelijke verschillen tussen niet-Nederlanders en Nederlanders, maar een algemene conclusie is hieruit niet te trekken. Opmerkelijk is de zeer grote verhuisdrang van de Amsterdammer, bijna een kwart van de Amsterdammers - met name Turkse en Marokkaanse Amsterdammers - wil verhuizen tegenover 10% van de Nederlanders. Waarom precies is niet duidelijk omdat de meeste respondenten een ‘andere reden’ voor verhuizen opgeven. Bijzonder tevreden zijn Amsterdammers over de voorzieningen in hun buurt. Een aanzienlijk deel van de Amsterdammers geeft daarentegen wel aan problemen te ondervinden van vervuiling en bekladding, parkeeroverlast en overlast van omwonenden. Tot slot blijkt dat waar Nederlanders in het algemeen van mening zijn dat de situatie in hun buurt achteruit gaat, en zal blijven gaan, de Amsterdammer een voorzichtig positief beeld heeft van heden en toekomst.
166
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
4.3. Zorggebruik J. Spijker Het bezoek aan de huisarts, een serie behandelingen bij een fysiotherapeut, controle bij een specialist, het gebruik van medicijnen of verzorging door een wijkverpleegkundige zijn slechts enkele voorbeelden van de vele vormen van zorggebruik. Óf en wanneer mensen gebruik maken van zorg is afhankelijk van veel factoren. Uit tal van onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat vrouwen meer gebruik maken van zorgvoorzieningen dan mannen. Daarnaast spelen leeftijd, etniciteit en sociaal-economische status een rol bij het gebruik van zorg. In het gezondheidsonderzoek 2004 is aandacht besteed aan het bezoeken van de huisarts of specialist, opname in het ziekenhuis en contacten met de geestelijke gezondheidszorg. Iemands zorgvraag wordt bepaald door de gezondheidstoestand en door de ziektebeleving, die voor een deel maatschappelijk en cultureel is bepaald. Zo blijken bij dezelfde gezondheidsproblemen hoogopgeleiden in het algemeen minder snel geneigd om naar de huisarts te gaan dan lager opgeleiden. Het aanbod van zorg is uitgebreid en bestaat uit formele en informele zorg, curatieve en preventieve zorg, urgente en langdurige zorg. Het evenwicht tussen zorgvraag en de diverse vormen van zorgaanbod bepaalt op welke wijze zorgbehoefte leidt tot zorggebruik (zie figuur 1). Figuur 1 Conceptueel model ‘Zorggebruik’
Gezondheidstoestand Zorgbehoefte Zorggebruik FORMEEL Aanbod Vraag
INFORMEEL Aanbod Vraag
Indicatie
Indicatie
Gebruik
Gebruik
bron: Van Oers, 2002 [1] epidemioloog bij de GGD Amsterdam, cluster EDG.
167
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam In het gezondheidsonderzoek 2004 is hoofdzakelijk aandacht besteed aan het gebruik van formele, professionele zorg, die wordt verstrekt door bijvoorbeeld huisartsen, medisch specialisten en ziekenhuizen. Naast het gebruik van deze kerndisciplines is het zorggebruik voor psychische problemen nagevraagd. Er is gevraagd naar het aantal contacten van de respondent met de huisarts gedurende de twee maanden voorafgaand aan het interview en de reden van het laatste contact. Daarnaast is gevraagd naar poliklinische contacten met een medisch specialist in de twee maanden voorafgaand aan het interview. Voor het gebruik van andere zorgvoorzieningen is een referentieperiode van twaalf maanden voorafgaand aan het interview gebruikt. Gevraagd is of men in het ziekenhuis of een kliniek opgenomen is geweest en of men is behandeld voor psychische problemen. In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van het gerapporteerde zorggebruik. Bezoek aan de huisarts is gedaald De huisarts is de spil in de gezondheidszorg en vervult de rol van poortwachter. Patiënten met lichamelijke en psychische gezondheidsklachten kunnen direct naar de huisarts toe, maar hebben om gebruik te maken van de tweedelijnszorg meestal een verwijsbrief van hun huisarts nodig. Het takenpakket van de huisarts is een combinatie van behandelen, zorg en preventie. Uit het gezondheidsonderzoek 2004 blijkt dat 39% van de Amsterdammers de voorafgaande twee maanden de huisarts heeft bezocht of op een andere manier contact met de huisarts heeft gehad. Dit is een daling van 5% ten opzichte van de gezondheidsenquête van 1999-2000 (44%) [2]. Meer vrouwen (45%) dan mannen (33%) hebben de huisarts bezocht. Met het toenemen van de leeftijd neemt het aantal mensen dat de huisarts bezoekt toe. Zo heeft slechts een kwart van de 18 t/m 34 jarigen in de voorafgaande twee maanden de huisarts bezocht, terwijl dit voor 42% van de 35 t/m 54 jarigen geldt en voor 58% van de 65-plussers. In vergelijking met Nederlandse Amsterdammers (37%) hebben meer Marokkaanse (51%) en Turkse Amsterdammers (47%) de huisarts bezocht. Gemiddeld heeft een Amsterdamse patiënt in de twee voorafgaande maanden 1,8 keer de huisarts bezocht. Voor meer dan de helft (55%) van de patiënten vormt een klacht de aanleiding voor het contact, 21% komt voor een herhalingsrecept, 19% voor
168
33,2
45,3
mannen
vrouwen
42,2
42,3
51,2
57,9
35-44 jaar
45-54 jaar
55-64 jaar
65 +
37,3
50,6
46,7
39,1
Nederlands
Marokkaans
Turks
overig
etnische groep
25,3
18-34 jaar
leeftijdsgroep
39,3
totaal
geslacht
huisarts
34,3-44,1
42,1-51,3
45,4-55,8
33,2-41,5
52,1-63,8
46,3-56,6
37,6-47,4
37,2-47,5
20,5-30,9
42,2-48,5
30,0-36,6
37,0-41,6
95% BI
19,5
18,6
20,3
22,6
39,8
27,6
24,7
16,9
14,0
21,0
21,5
21,2
medisch specialist
15,8-23,8
15,3-22,5
16,4-24,9
19,2-26,4
52,1-63,8
23,3-32,5
20,6-29,2
13,4-21,3
10,3-18,7
18,5-23,7
18,8-24,5
19,3-23,2
95% BI
voorafgaande twee maanden contact met:
8,2
9,4
14,7
9,6
18,7
12,0
8,8
8,8
6,2
10,2
8,8
9,5
opname in ziekenhuis
5,8-11,4
7,0-12,5
11,3-18,8
7,4-12,4
14,4-23,7
9,0-15,6
6,3-12,0
6,2-12,3
3,8- 9,9
8,4-12,3
7,0-11,0
8,2-11,0
95% BI
voorafgaand jaar:
9,1
12,0
7,1
7,0
1,4
6,3
15,5
11,7
5,2
8,9
7,3
8,1
psychische problemen
6,6-12,5
9,3-15,3
4,8-10,4
5,1- 9,5
0,6- 4,0
4,1- 9,3
12,3-19,6
8,8-15,7
3,0- 8,6
7,3-10,9
5,7- 9,3
6,9- 9,5
95% BI
voorafgaand jaar behandeld voor:
Tabel 1 Zorggebruik van Amsterdammers naar geslacht, leeftijdsgroepen en etnische groepen (percentages met 95% betrouwbaarheidsinterval ), 2004
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
169
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam controle, 5% voor advies en 20% heeft een andere reden. Turkse en Marokkaanse patiënten bezoeken de huisarts gemiddeld vaker (1,9 en 1,8 keer in twee maanden) dan Nederlandse patiënten (1,6 keer) (niet in tabel). Landelijk zien we een vergelijkbaar beeld [3]. Ouderen vaker naar een specialist en vaker opgenomen in het ziekenhuis Van de Amsterdammers heeft 21% in de twee maanden voorafgaand aan het interview het poliklinisch spreekuur van een medisch specialist bezocht. Dit percentage is vergelijkbaar met 1999-2000 [2]. Er is hierbij geen verschil gevonden tussen mannen en vrouwen. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt het percentage respondenten dat een specialist bezoekt toe. Van de Amsterdamse 65-plussers heeft 40% een medisch specialist bezocht, van de 55 t/m 64 jarigen 28%, en van de 18 t/m 34 jarigen slechts 14%. Er zijn geen grote verschillen in het bezoeken van een specialist tussen Marokkaanse, Turkse en Nederlandse Amsterdammers.
Bijna één op de tien Amsterdammers is in het jaar voorafgaand aan het interview éénmaal of vaker opgenomen geweest in het ziekenhuis. Ook dit percentage komt overeen met dat van de gezondheidsenquête van 1999-2000 [2]. Landelijk ligt het percentage ziekenhuisopnamen op 6% [6]. Het verschil in ziekenhuisopnamen tussen mannen en vrouwen is klein. Naarmate de leeftijd stijgt neemt het percentage respondenten dat in het afgelopen jaar in een ziekenhuis is opgenomen toe: van de 18 t/m 34 jarigen is 6% 170
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam in een ziekenhuis opgenomen geweest, van de 65-plussers 19%. Er zijn meer Marokkaanse (15%) dan Turkse en Nederlandse Amsterdammers (beide ongeveer 9%) in een ziekenhuis opgenomen geweest. Landelijk wordt op basis van de Landelijke Medische Registratie (LMR) gevonden dat Turken en Marokkanen vaker worden opgenomen [4], terwijl in ander onderzoek geen etnische verschillen in zelfgerapporteerde ziekenhuisopnamen worden gevonden [5]. De betreffende onderzoeksresultaten zijn dus niet eenduidig. Vooral Amsterdammers van middelbare leeftijd zoeken hulp bij psychische problemen Acht procent van de Amsterdammers is in het jaar voorafgaand aan het interview voor psychische problemen in behandeling geweest. In 1999-2000 was dat 7% [2]. Van de mensen die zijn behandeld, is 70% in behandeling bij een GGZ-instelling, 21% bij de huisarts en 24% bij overige hulpverleners. Er is hierbij geen verschil tussen mannen en vrouwen. Er zijn meer Amsterdammers van middelbare leeftijd (45-54 jaar: 16%) in behandeling geweest voor psychische problemen dan jonge (18-34 jaar: 5%) en oudere Amsterdammers (55-64 jaar: 6% en 65+ jaar: 1%). Er zijn weliswaar meer Turkse (12%) dan Marokkaanse (7%) en Nederlandse Amsterdammers (7%) in behandeling geweest voor psychische problemen, maar deze verschillen zijn niet significant. Amsterdammers met een lage opleiding maken vaker gebruik van zorg Uit figuur 2 blijkt dat laagopgeleide Amsterdammers met alleen basisschool meer zorg gebruiken dan hoogopgeleide Amsterdammers met een HBO- of een WO-diploma. Ruim de helft (55%) van de laagopgeleide Amsterdammers heeft de voorafgaande twee maanden contact gehad met de huisarts, tegenover eenderde van de hoogopgeleide Amsterdammers. Ook zijn er relatief meer laagopgeleide Amsterdammers die een medisch specialist hebben bezocht, opgenomen zijn geweest in een ziekenhuis en behandeld zijn voor psychische problemen. onder GGZ-instellingen worden verstaan de RIAGG, crisisdiensten, psychiatrisch ziekenhuizen, poliklinieken psychiatrie, vrijgevestigde psychiaters en psychologen en de consultatiediensten voor alcohol en drugs. Onder overige hulpverleners worden onder andere verstaan traditionele genezers, fysiotherapeuten en haptonomen. Per respondent waren meerdere antwoorden mogelijk; vandaar dat het totale percentage boven de 100% uitkomt.
171
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 2 Zorggebruik van Amsterdammers naar opleidingsniveau (percentages), 2004 60 50 40 30 20 10 % 0
huisarts
medisch specialist ziekenhuis
basisschool
vmbo
havo, vwo, mbo
psychische problemen hbo, wo
Meer ziekenfondsverzekerden maken gebruik van zorg Een overgrote meerderheid (82%) van de Amsterdammers is verzekerd bij het ziekenfonds. Uit figuur 3 blijkt dat Amsterdammers die ziekenfondsverzekerd zijn meer gebruik maken van zorg dan particulier verzekerde Amsterdammers. Het verschil is het grootst en statistisch significant voor het contact met de huisarts. Van de ziekenfondsverzekerden geeft 43% aan de twee maanden voorafgaand aan het interview contact te hebben gehad met de huisarts, bij de particulier verzekerden is dat 30%. Landelijk wordt een kleiner verschil in bezoek aan de huisarts tussen ziekenfonds(40%) en particulier verzekerden (36%) gevonden [3]. Ook zijn er relatief meer ziekenfondsverzekerde Amsterdammers die een medisch specialist hebben bezocht, opgenomen zijn geweest in een ziekenhuis en behandeld zijn voor psychische problemen. De verschillen tussen ziekenfonds- en particulier verzekerde Amsterdammers zijn voor deze drie vormen van zorg niet statistisch significant.
172
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Figuur 3 Zorggebruik van Amsterdammers naar verzekeringsvorm (percentages), 2004 50 40 30 20 10 % 0
huisarts
medisch specialist ziekenhuis ziekenfonds
psychische problemen
particulier
Conclusie Uit het gezondheidsonderzoek 2004 blijkt dat minder Amsterdammers (39%) contact hebben gehad met de huisarts dan in de gezondheidsenquete 1999-2000 (44%). Het bezoek aan de medisch specialist, opname in het ziekenhuis, en de behandeling voor psychische problemen is gelijk gebleven. Met name vrouwen, ouderen, Marokkanen, Turken en laagopgeleiden maken meer gebruik van de huisarts dan mannen, jongeren, Nederlanders en hoogopgeleiden. Naarmate de leeftijd stijgt, neemt het percentage Amsterdammers toe dat een medisch specialist bezoekt of opgenomen is geweest in een ziekenhuis. Voor psychische problemen zien we een ander beeld. Meer Amsterdammers van middelbare leeftijd (16%) zijn het voorafgaande jaar voor psychische problemen behandeld dan jonge en oudere Amsterdammers. In het algemeen hebben laagopgeleide en ziekenfondsverzekerde Amsterdammers meer gebruik gemaakt van zorg dan hoogopgeleide en particulier verzekerde Amsterdammers.
173
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
174
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
5. Beschouwing, conclusies en aandachtspunten voor het volksgezondheidsbeleid In de voorgaande hoofdstukken is verslag gedaan van de resultaten van het vierjaarlijkse Amsterdamse gezondheidsonderzoek. Dit onderzoek is uitgevoerd in 2004 onder 1.736 Amsterdammers, waarbij in het bijzonder aandacht is besteed aan Amsterdammers van Nederlandse, Turkse en Marokkaanse afkomst. Het gezondheidsonderzoek 2004 brengt de gezondheidssituatie van Amsterdammers in kaart en laat zien in hoeverre zij een gezonde leefstijl hebben. Dit biedt handvatten voor het gemeentelijke gezondheidsbeleid, enerzijds door het vaststellen van welke aandoeningen onder welke groepen veel voorkomen, en anderzijds door het bieden van aanknopingspunten om gezond gedrag te stimuleren. Methode en respons De opzet van het onderzoek is nieuw: respondenten zijn uitgenodigd op een consultatiebureau van de GGD waar een vragenlijst is afgenomen en een lichamelijk onderzoek, inclusief afname van bloed, is uitgevoerd. Deze opzet is in samenwerking met het RIVM ontwikkeld en is voorafgaand aan het onderzoek in een pilot uitgetest. Daaruit bleek dat de opzet in de praktijk voldeed en de uitvoering van het onderzoek verliep dan ook zonder grote problemen. De respons van 44% is niet slecht voor een onderzoek in een grote stad. In het geval dat minder gezonde mensen minder responderen (of juist meer), of wanneer mensen met bepaald gezondheidsgedrag afwijkend responderen, kan de non-respons leiden tot een onder- of overschatting van specifieke problemen. Om deel te nemen aan het onderzoek was het nodig om naar het consultatiebureau toe te komen. Dit heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat meer gezonde respondenten, met name onder de ouderen, aan het onderzoek hebben deelgenomen dan gebruikelijk. De resultaten in het rapport zijn gepresenteerd zoals die zijn gevonden (na weging). Met behulp van korte inleidingen en discussies zijn deze gegevens en cijfers in een context geplaatst. Waar mogelijk zijn de cijfers vergeleken met eerder onderzoek in Amsterdam en met nationale en internationale cijfers.
175
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Uit de cijfers komt een beeld van Amsterdam naar voren zoals te verwachten van een moderne, grote stad. Amsterdammers voelen zich en zijn iets minder gezond dan Nederlanders. Psychische problemen worden daarbij veel gerapporteerd. Belangrijke trends die elders voorkomen, komen ook in Amsterdam voor. Een voorbeeld van een (inter)nationale trend is de toename van het aantal mensen met overgewicht. In de laatste tien jaar is het voorkomen van overgewicht in Amsterdam met meer dan 10% gestegen. Naar schatting heeft 45% van de Amsterdammers overgewicht. Hart- en vaatziekten behoren tot de belangrijkste oorzaken van morbiditeit, mortaliteit en zorggebruik. Daarom is in dit onderzoek extra aandacht besteed aan endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Van de Amsterdammers heeft 3,5% gediagnosticeerde diabetes en 80% van de diabetespatiënten heeft overgewicht. Een verhoogde bloeddruk komt naar schatting onder 38% van de Amsterdammers voor. Meer dan de helft van hen weet dit niet. En een verhoogd cholesterolgehalte, dat bij 22% van de Amsterdammers voorkomt en waarvan driekwart dit niet weet, gaat weer vaak samen met een verhoogde bloeddruk. Het trekken van een eenvoudige conclusie over de relatie tussen etniciteit en endogene risicofactoren voor hart- en vaatziekten is niet mogelijk. Diabetes komt bij Turkse en Marokkaanse Amsterdammers aanzienlijk vaker voor dan bij Nederlanders. Hypertensie en een verhoogd totaal cholesterolgehalte komen aanzienlijk vaker voor bij Amsterdammers van Nederlandse afkomst. Overgewicht komt vaker voor bij vrouwen, de andere aandoeningen komen vaker voor bij mannen. Naast hart- en vaatziekten is in dit onderzoek - op grond van de resultaten van de Amsterdamse gezondheidsenquête 1999-2000, waaruit bleek dat Amsterdammers vaker psychische problemen hebben - extra aandacht besteed aan het voorkomen van psychische aandoeningen en het gebruik van psychiatrische zorg door Amsterdammers. Uit dit gezondheidsonderzoek blijkt dat psychische problemen vaker voorkomen bij Turkse en Marokkaanse Amsterdammers, dat zij minder psychofarmaca gebruiken en dat Marokkaanse Amsterdammers minder vaak zorg gebruiken voor hun klachten. Kijken we naar de subjectieve, generieke gezondheidsmaten dan blijkt dat Turkse en Marokkaanse Amsterdammers
176
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam op zowel fysieke als mentale factoren slechter scoren dan Amsterdammers van Nederlandse afkomst. Het RIVM heeft een module in het onderzoek geplaatst die veel aandacht aan de woonsituatie geeft. Verrassende uitkomst daarvan is dat bijna een kwart van de Amsterdammers - met name niet-Nederlanders - binnen twee jaar wil verhuizen. Voor Nederland is dit slechts tien procent. Dit past in het beeld van Amsterdam als een stad waar migratie een zeer belangrijke stempel op het leven drukt. Maar het illustreert toch ook een probleem: mensen die willen verhuizen zullen minder binding voelen met hun omgeving en minder doen aan het creëren van langdurige sociale contacten. Daardoor wordt het moeilijker om mensen bij hun buurt te betrekken. Bij zorggebruik blijkt dat allochtonen vaker gebruik maken van de huisarts, bij het bezoek van de specialist zijn er echter maar kleine verschillen. Amsterdammers van Nederlandse en niet-Nederlandse afkomst verschillen niet van elkaar als het gaat om hartklachten en aandoeningen van het bewegingsapparaat. Deze beperkingen leiden tot problemen in de dagelijkse activiteiten, maar dit is vooral zo voor Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst. Wellicht - en dit dient nader onderzocht te worden - maakt men te weinig gebruik van hulpmiddelen en ondersteunende voorzieningen, waardoor de gevolgen van aandoeningen onvoldoende verminderd worden. Als het gaat om de leefstijl van Amsterdammers dan valt er veel in Amsterdam te verbeteren. Evenals in Nederland gaat het niet goed met de consumptie van groente en fruit, Amsterdammers voldoen vaker aan de beweegnorm dan alle Nederlanders, ze roken meer, en ze hebben een hogere alcoholconsumptie dan de gemiddelde Nederlander. Met uitzondering van lichaamsbeweging, waar de mannen het beter doen, doen mannen het op alle leefstijlfactoren minder goed dan vrouwen. Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst maken over het algemeen gezondere keuzes als het gaat om het drinken van alcohol, het gebruik van drugs en het eten van groente. Ook roken zij veelal minder, met uitzondering van de Turkse mannen: zij roken zorgwekkend veel. Daarentegen bewegen Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst minder dan Nederlanders en komt overgewicht veel voor in deze groep, met name bij vrouwen. 177
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Resultaten vertalen naar beleid: hoe keuzes te maken? Gezien de enorme hoeveelheid informatie die een gezondheidsonderzoek zoals dit oplevert, is het trekken van conclusies die leiden tot praktisch beleid niet eenvoudig. Dient de nadruk vooral op de veelvoorkomende psychische problematiek te liggen? of moet de aandacht vooral uitgaan naar het toenemend aantal mensen met overgewicht? of moet er vooral aandacht worden besteed aan voedingsgewoonten? Waar moet het beleid beginnen, wat is het meest relevant en belangrijk? De keuze van belangrijke problemen wordt er niet eenvoudiger op doordat de context waarbinnen de gemeente werkt aan verandering onderhevig is. Zo zal de gemeente, na de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning in 2007, een belangrijke taak worden toebedeeld bij de uitvoering van AWBZ activiteiten. In dit rapport is daar nog geen aandacht aan besteed, maar voor een toekomstige analyse ten behoeve van de WMO kunnen de gegevens van dit gezondheidsonderzoek van belang zijn. Keuze gericht op doelgroepen Een mogelijke aanpak om conclusies te trekken is om specifieke doelgroepen aan te wijzen, die in brede zin aandacht behoeven in het gezondheidsbeleid. Uit dit Amsterdams gezondheidsonderzoek blijkt, zoals uit veel voorgaand gezondheidsonderzoek, dat mannen het minder goed doen dan vrouwen. Dit zou een gevolg kunnen zijn van het feit dat mannen minder bewust met hun gezondheid bezig zijn dan vrouwen. Bij het samenstellen van dit rapport is de nadruk niet expliciet gelegd op lagere inkomensgroepen en mensen met een lagere opleiding. Toch, in de hoofdstukken waarin hiernaar is gekeken, blijkt dat groepen met een lagere opleiding over het algemeen een slechtere gezondheid hebben en een minder goed gezondheidsgedrag dan mensen met een hogere opleiding. Dit is het uit nationaal en internationaal onderzoek bekende patroon. Slechtere woon- en leefomstandigheden en geringere ontplooiingsmogelijkheden zijn hier debet aan. Het is niet mogelijk om zondermeer te stellen dat groepen in de Amsterdamse bevolking die van niet-Nederlandse afkomst zijn een slechtere of betere gezondheid hebben dan Nederlandse Amsterdammers. Over het algemeen genomen hebben Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst een lagere opleiding en een lager inkomen. Op grond hiervan kan men een mindere gezondheid en 178
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam een minder goed gezondheidsgedrag verwachten dan bij Nederlandse Amsterdammers. Daar staat tegenover dat Amsterdammers van Nederlandse afkomst gemiddeld aanzienlijk ouder zijn dan Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst. Op grond hiervan zou men juist meer gezondheidsproblemen kunnen verwachten dan onder Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst. Op de generieke (subjectieve) maten scoren Amsterdammmers van nietNederlandse afkomst minder goed, maar overzien we alle problemen die zijn onderzocht, zoals hierboven is beschreven, dan is het beeld meer divers. Keuze gericht op aandoeningen Naast dat men zich richt op een bepaalde doelgroep, kan men zich ook richten op het voorkómen en verminderen van aandoeningen bij Amsterdammers om gezondheidswinst te boeken. Voor diabetes is reeds veel aandacht geweest. Het overgrote deel van de diabetespatiënten, zowel van Nederlandse als niet-Nederlandse afkomst, is dan ook onder behandeling voor hun aandoening. Opvallend is wel dat diabetespatiënten van Marokkaanse en Turkse afkomst vaker minder goed ingesteld zijn dan Nederlandse Amsterdammers. Bij hypertensie en een verhoogd cholesterolgehalte is een zeer groot aantal mensen nog niet gediagnosticeerd. Deze aandoeningen hebben, in tegenstelling tot diabetes, de afgelopen jaren weinig aandacht gehad in het beleid. Toch betreft het hier aandoeningen die net zoals diabetes eenvoudig kunnen worden vastgesteld en door middel van eenvoudige leefstijladviezen en eventueel medicatie effectief kunnen worden behandeld. Een integrale aanpak, waarin leefstijladviezen worden gecombineerd met vroegopsporing en eventuele behandeling van mensen met een verhoogd risico, lijkt noodzakelijk. Dit is des te belangrijker omdat het aantal mensen met een te hoog gewicht zeer snel stijgt en de bewegingsarmoede toeneemt. Hierdoor zal in de toekomst een aanzienlijk deel van de bevolking een verhoogd risico hebben op hart- en vaatziekten. Deze ‘epidemie’ wordt nationaal en internationaal beschouwd als een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Aandachtspunten voor beleid Uit dit onderzoek blijkt dat mannen een slechtere gezondheid en minder goed gezondheidsgedrag hebben dan vrouwen. Speciale aandacht dient daarom uit te gaan naar mannen, dit met de 179
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam nodige creativiteit omdat mannen minder gevoelig lijken voor de ‘gezonde leefstijl’-boodschap. Voor zover daarnaar is gekeken komt uit het onderzoek naar voren dat mensen met een lagere opleiding achterblijven in gezondheid en gezondheidsgedrag. In het beleid ten aanzien van lagere inkomensgroepen wordt aan deze groep al veel aandacht besteed. Het aspect gezondheid dient in dit beleid nader te worden versterkt. Het maken van gezonde keuzes, en daardoor gezond gedrag, dient gemakkelijk gemaakt te worden. Door de sterke nadruk op etniciteit in veel recent onderzoek lijkt het dat de aandacht voor lagere inkomensgroepen en mensen met een lagere opleiding (en minder kansen) is verminderd. Het lijkt noodzakelijk dat de aandacht voor deze groepen in onderzoek weer wordt versterkt. De vraag is in hoeverre naast de extra aandacht voor mensen met een lagere opleiding, waaronder velen van niet-Nederlandse afkomst zijn, Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst nog extra aandacht behoeven. Voor sommige aandoeningen, zoals diabetes, waarbij een specifiek etnisch aspect een rol speelt, lijkt dat zeker noodzakelijk. Ook met situaties waar taalachterstanden en culturele verschillen een rol spelen moet rekening worden gehouden. Maar heel in het algemeen kan de gezondheid en het gezondheidsgedrag van Amsterdammers van niet-Nederlandse afkomst niet zondermeer als slechter worden beoordeeld. Het gezondheidsbeleid gericht op verschillende etnische groepen zou zich daarom moeten beperken tot bepaalde aandoeningen en duidelijke verschillen. Een integrale aanpak van de endogene risicofactoren voor harten vaatziekten is noodzakelijk: door het stimuleren van gezond gedrag te combineren met vroegopsporing van risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Een intersectorale aanpak waarbij de gemeente samenwerkt met vooral de eerstelijnszorgvoorzieningen is daarbij van belang. Het uitbreiden en versterken van al lopende projecten, zoals de voorlichting in de huisartspraktijken, kan een mogelijke eerste stap zijn. Daarbij zou ook naar projecten zoals deze in het buitenland bestaan kunnen worden gekeken, zoals een regelmatige ‘lifestyle check’ voor individuele patiënten en burgers. Bij zo’n ‘lifestyle check’ wordt gekeken naar het gewicht, naar het gezondheidsgedrag, zoals roken, lichamelijke activiteit en eetgewoonten. Daarnaast kan de bloeddruk worden opgenomen en 180
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam kunnen het cholesterol- en bloedsuikergehalte worden bepaald. Op basis daarvan kan een op het individu toegesneden leefstijladvies met eventuele begeleiding worden gegeven. Kijken we naar psychische problemen, maar ook bijvoorbeeld naar gerapporteerde beperkingen in het dagelijks leven en de behandeling van diabetes, dan roept dit de vraag op of de zorg voor alle groepen in Amsterdam wel even effectief is. Psychische problemen komen veel voor bij allochtone Amsterdammers, terwijl zij weinig psychofarmaca gebruiken. Moderne psychofarmaca zijn betrekkelijk goedkoop en zeer effectief. Hoe komt het dat psychofarmaca niet vaker worden voorgeschreven aan allochtonen? Turkse en Marokkaanse Amsterdammers blijken net zo vaak hartklachten en aandoeningen van het bewegingsapparaat te rapporteren als Nederlandse Amsterdammers, maar zij geven aan veel vaker beperkingen te ondervinden bij dagelijkse activiteiten. Het overgrote deel van de diabetespatiënten, zowel Nederlands als niet-Nederlands, is in behandeling voor hun aandoening, maar relatief veel Amsterdammers van Turkse en Marokkaanse afkomst zijn niet goed ingesteld. Deze bevindingen roepen de vraag op of niet-Nederlandse Amsterdammers wel voldoende hulp en hulpmiddelen krijgen aangereikt bij hun gezondheidsproblemen? Of is de voorlichting bij behandeling wel even duidelijk? Dit soort problemen hoeft overigens niet altijd een teken te zijn van een falende zorg. Zorggebruik komt tot stand als gevolg van het aanbod van de zorg, maar ook als gevolg van de wensen en verwachtingen van de patiënt. Dit zou zeker mogen leiden tot meer maatwerk in de zorg, zolang dit niet ten koste gaat van de effectiviteit. Alle aandachtspunten voor het gemeentelijk volksgezondheidsbeleid, gebaseerd op het gezondheidsonderzoek 2004, worden in kader 1 nog eens samengevat.
181
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Kader 1 Aandachtspunten voor het volksgezondheidsbeleid naar aanleiding van de AGM 2004. doelgroepen • gezondheidsbevordering voor mannen in kaart brengen en versterken • aandacht voor mensen met een lagere opleiding en een lager inkomen en de relatie met gezondheid in onderzoek en beleid versterken • beleid voor niet-Nederlandse groepen beperken tot specifieke aandoeningen en duidelijke verschillen aandoeningen • een integrale aanpak door verbetering van gezondheidsgedrag van de Amsterdammer te combineren met de vroegopsporing van risicofactoren van onder meer hart- vaatziekten • samenwerking met andere sectoren versterken voor een dergelijke aanpak • ervoor zorgdragen dat verschillen in zorg tussen groepen Amsterdammers niet leiden tot verschillen in effectiviteit van zorg
Tot slot De discussie van de resultaten van het onderzoek zal zeker niet eindigen bij de conclusie van dit rapport. Een verdere analyse van de onderzoeksgegevens is voorzien, waarbij onder meer aandacht zal worden besteed aan risicofactoren voor hart- en vaatziekten in Amsterdam, en aan etnische verschillen in het voorkomen van deze risicofactoren. Dit vervolgonderzoek wordt uitgevoerd in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam en het RIVM. Het RIVM, een belangrijke partner in het gezondheidsonderzoek 2004, is verder in samenwerking met de dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam bezig de resultaten in een bredere context te plaatsen. Ook dit onderzoek zal in de toekomst nog veel relevante resultaten opleveren. Tenslotte voert de GGD op dit moment een groot vervolgonderzoek uit in samenwerking met de Amsterdamse GGZ-instellingen naar angst en depressie onder diverse etnische groepen van Amsterdam. Dit onderzoek biedt wellicht op termijn meer handvatten voor het gemeentelijk beleid op het terrein van de geestelijke gezondheidszorg.
182
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Begrippen en gebruikte afkortingen agm
amsterdamse gezondheidsmonitor.
allochtoon
alle personen die niet tot de etnische groep ‘Nederlanders’ worden gerekend.
autochtoon
alle personen die tot de etnische groep ‘Nederlanders’ worden gerekend.
awbz
algemene wet bijzondere ziektekosten.
beroerte
hersenbloeding of een herseninfarct.
binge drinken
bij één gelegenheid veel alcohol consumeren.
bmi
body mass index, lichaamsgewicht in kilogrammen gedeeld door het kwadraat van de lichaamslengte in meters.
breezer
licht alcoholische drank, een mix van een hoog alcoholische drank en frisdrank.
cbs
centraal bureau voor de statistiek.
cbs-polsenquête
permanent onderzoek leefsituatie, uitgevoerd door het cbs.
cbs-statline
elektronische databank van het cbs.
cerebrovasculaire aan- aandoening van de bloedvaten in doening de hersenen, waaronder een herseninfarct en een hersenbloeding. copd
chronic obstructive pulmonary disease, een verzamelnaam waartoe chronische bronchitis en longemfyseem worden gerekend.
183
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam coronaire hartziekten
vernauwing van de slagaders (coronair vaten) die het hart van bloed voorzien (ook wel ischemische hartziekten of coronair lijden).
ct-scan
computertomografie, een techniek die gebruik maakt van röntgenstralen, waarbij verschillen in absorptie van de straling door de weke delen door de computer worden versterkt, waardoor de weke delen zichtbaar worden gemaakt.
etnische groep
classificatie van personen op basis van het geboorteland van de persoon, van de moeder en van de vader. Wanneer één van de drie geboortelanden niet Nederland is, wordt de persoon tot een van de allochtone etnische groepen gerekend. We onderscheiden hier 3 etnische groepen: Nederlanders, Marokkanen, Turken. De overige niet-Nederlanders zijn verzameld in de categorie ‘overige’ etnische groepen.
ggz
geestelijke gezondheidszorg.
hartfalen
het onvermogen van het hart om voldoende bloed rond te pompen.
hba1c
geglycolyseerd (versuikerd) hemoglobine, een maat van het gemiddelde bloedsuikergehalte in de voorafgaande 2 tot 8 maanden.
hbo
hoger beroepsonderwijs.
hypercholesterolemie
te hoog cholesterolgehalte in het bloed.
hypertensie
verhoogde bloeddruk.
184
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam incidentie
het aantal nieuwe gevallen van een ziekte of aandoening in een populatie in een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar.
ischemie
te kort aan bloed in weefsels door een belemmering of vernauwing in een aanvoerend bloedvat met als gevolg een te kort aan zuurstof waardoor weefsels afsterven.
lipoproteïnen
verbindingen tussen vetzuren en eiwitten die vetten in het bloed vervoeren.
lbo
lager beroepsonderwijs.
lumbago
zie spit.
(v)mbo
(voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs.
mri
magnetische resonantie imaging (magneet-scan). Weefsels die water bevatten worden hiermee zichtbaar gemaakt.
nigz
nationaal instituut voor gezondheidsbevordering en ziektepreventie.
nngb
Nederlandse Norm Gezond Bewegen, dat is voor volwassenen minimaal dertig minuten matig intensieve lichamelijke activiteit op minstens vijf dagen per week.
obesitas
ernstig overgewicht (vetzucht); bmi >= 30 kg/m2 (zie ook bmi).
prevalentie
het aantal gevallen van een ziekte of aandoening in een populatie op een bepaald moment.
riagg
regionale instelling voor ambulante geestelijke gezondheidszorg. 185
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam rivm
rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu.
sd
standaarddeviatie, een maat voor spreiding van gegevens rond een gemiddelde.
ses
sociaal-economische status, meestal benaderd met behulp van opleidingsniveau en/of inkomen.
soa
seksueel overdraagbare aandoeningen (geslachtsziekten), waaronder chlamydia, genitale wratten, herpes genitalis, gonnoroe, hepatitis B, syffilis, hiv.
spit
acute pijn onder in de rug, die gepaard gaat met een duidelijke bewegingsbeperking van de lage rug en doorgaans zonder duidelijke uitstraling van de pijn in het been.
tia
transient ischemic attack, voorbijgaande cerebrale ischemie met neurologische verschijnselen die binnen 24 uur weer verdwijnen.
validiteit
de mate waarin een meetinstrument meet wat het beoogt te meten.
who
world health organization.
wo
wetenschappelijk onderwijs.
186
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
Bronnen 1. Inleiding [1] Gemeentelijke Geneeskundige & Gezondheidsdienst Amsterdam. Amsterdam gezond!: Amsterdamse Gezondheidsmonitor: trends en cijfers 1999-2000. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2001. [2] Dijkshoorn H. Ongezonde leefgewoonten in Amsterdam verschillen tussen Turken, Marokkanen en Nederlanders: Amsterdamse Gezondheidsmonitor 1999-2000. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2002. 2. Methode [1] Voortman JK, Uitenbroek DG, Verhoeff AP, Loon AJM van. Amsterdamse Gezondheidsmonitor 2003: pilot endogene factoren. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2003. [2] Assema P van, Brug J, Ronda G, Steenhuis I. The relative validity of a short Dutch questionnaire as a means to categorize adults and adolescents to total and saturated fat intake. Journal of Human Nutrition & Dietetics 2001;14:377-390. [3] Dukers NHTM. Projectvoorstel serumbank representatief voor de Amsterdamse bevolking. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Infectieziekten, 2004. [4] Dijkshoorn H, Erkens CGM, Verhoeff AP. Gezondheidsenquête Amsterdamse Gezondheidsmonitor: opzet, verloop van het onderzoek en eerste resultaten. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2001. [5] Viet AL, Hof S van den, Elvers LH, Seidell JC, Otten F, Veld-huizen H van. Risicofactoren en gezondheidsevaluatie Nederlandse bevolking, een onderzoek op GGD’en (Regenboog-project): jaarverslag 2000. Bilthoven: RIVM, 2002. [6] Dijkshoorn H. De gezondheidstoestand van Surinamers in Amsterdam. Amsterdam: GGD Amsterdam. Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2006.
187
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam 3.1.1.1. Diabetes [1] Baan CA. Welke factoren beïnvloeden de kans op diabetes mellitus? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [
Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen\ Diabetes mellitus, 7 december 2005]. [2] Baan CA, Wolleswinkel-van den Bosch JH, Eysink PED, Hoeymans N. Wat is diabetes mellitus en wat is het beloop. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen\ Diabetes mellitus, 7 december 2005]. [3] Baan CA, Poos MJJC. Hoe vaak komt diabetes mellitus voor en hoeveel mensen sterven eraan? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Endocriene, voedingsen stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen\ Diabetes mellitus, 12 december 2005]. [4] RIVM. Diabetes mellitus: omvang van het probleem: zijn er verschillen tussen etnische groepen in Nederland? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2004 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen\ Diabetes mellitus, 10 november 2004]. [5] Dijkshoorn H, Uitenbroek DG, Middelkoop BJ. Prevalentie van diabetes mellitus en hart- en vaatziekten onder Turkse, Marokkaanse en autochtone Nederlanders. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2003;147:1362-1366.
188
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam 3.1.1.2. Hoge bloedruk [1] Leest LATM van, Verschuren WMM. Wat zijn de mogelijke oorzaken van een verhoogde bloeddruk? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [ Gezondheidsdeterminanten\ Persoonsgebonden\ Bloeddruk, 17 mei 2005]. [2] Nederlandse Hartstichting. Hartziekten en feiten & cijfers [website informatie]. Den Haag: Nederlandse Hartstichting, 2005 [http://www.hartstichting.nl/, 12 januari 2006]. [3] Leest LATM van, Verschuren WMM. Hoeveel mensen hebben een verhoogde bloeddruk? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 Gezondheidsdeterminanten\ Persoonsgebonden\ Bloeddruk, 12 december 2005]. [4] Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Herziening richtlijn hoge bloeddruk. Utrecht: CBO, 2000. [5] Shaw A, McMunn A, Field J. The Scottish health survey 1998. S.l.: Scottish Executive Health Department, 2000 [http://www.show.scot.nhs.uk/, 12 januari 2006] [6] Nederlandse Hartstichting. Signalen hartziekten [website informatie]. Den Haag: Nederlandse Hartstichting, 2005 [http://www.hartstichting.nl/, 18 januari 2006]. 3.1.1.3. Overgewicht [1] Verschuren WMM, Hoogenveen RT, Kramers PGN, Kromhout D, Ocké MC. Te behalen gezondheidswinst door verbeteringen in de voeding. In: Kreijl CF van, Knaap AGAC (eindred.). Ons eten gemeten: gezonde voeding en veilig voedsel in Nederland. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2004. [2] Leest LATM van. Lichaamsgewicht samengevat. In: Volks gezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2004 [ Gezondheidsdeter minanten\ Persoonsgebonden\ Lichaamsgewicht, 12 mei 2004]. [3] Peters L, Luijpers ETH. Energie in balans: preventie van overgewicht door voeding en bewegen. Den Haag: Voedingscentrum, 2001.
189
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam [4] Gezondheidsraad. Overgewicht en obesitas. Den Haag: Gezondheidsraad, 2003. [5] Visscher TLS, Seidell JC. Welke factoren hangen samen met overgewicht? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2004 [, 15 augustus 2005]. [6] Brown PJ, Konner M. An anthropological perspective on obesity. Annals of the New York Academy of Sciences 1987;499:29-46. [7] Treloar C, Porteous J, Hassan F, Kasniyah N, Lakshmanudu M, Sama M, Sja’bani M, Heller RF. The cross cultural context of obesity: an INCLEN multicentre collaborative study. Health & Place 1999;5:279-286. [8] Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Langer gezond leven: ook een kwestie van gezond gedrag. Den Haag: Ministerie van VWS, 2003. [9] Verhoeff AP, Hesdahl B (red.). Gezond Leven in Gezond Amsterdam: Nota volksgezondheidsbeleid 2004-2007. Amsterdam: Gemeente Amsterdam/GG&GD Amsterdam, 2004. [10] Reijneveld SA. De gezondheid van de Amsterdammers: eindrapport van het project Gezondheidsprofiel Amsterdam. Amsterdam: GG&GD Amsterdam, 1994. [11] Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline [website gegevens]. Den Haag: CBS [http://statline.cbs.nl/, 15 oktober 2005]. [12] World Health Organization. Expert Committee on Physical Status. Physical status: the use and interpretation of anthro-pometry. Geneva: WHO, 1995. 3.1.1.4. Verhoogd cholesterolgehalte [1] Nederlandse Hartstichting. Hartziekten en feiten & cijfers [website informatie]. Den Haag: Nederlandse Hartstichting, 2005 [http://www.hartstichting.nl/, 12 januari 2006]. [2] Verschuren WMM, Leest LATM van. Wat zijn de mogelijke oorzaken van een ongunstig cholesterol? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [ Gezondheidsdeterminanten\ Persoonsgebonden\ Serumcholesterol, 12 december 2005].
190
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam [3] Verschuren WMM, Leest LATM van. Hoeveel mensen hebben een ongunstig cholesterol? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [ Gezondheidsdeterminanten\ Persoonsgebonden\ Serumcholesterol, 12 december 2005]. [4] Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO. Behandeling en preventie van coronaire hartziekten door verlaging van de plasmacholesterolconcentratie: consensus cholesterol. Utrecht: CBO, 1998. 3.1.1.5. Hart- en vaatziekten [1] Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline [website gegevens]. Den Haag: CBS [http://statline.cbs.nl/, 12 januari 2006]. [2] Feskens EJM, Deckers JW, Gijsen R, Poos MJJC. Hoe vaak komt coronaire hartziekten voor en hoeveel mensen sterven eraan? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2004 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Hartvaatstelsel\ Coronaire hart ziekten, 5 november 2004]. 3.1.2. Chronische aandoeningen van het bewegingsapparaat [1] Nederlandse Vereniging van Neurochirurgen. Rugpijn. Amsterdam: NVVN, 2005 [www.nvvn.org, 13 oktober 2005]. [2] Koes BW, Tulder MW van. Wat zijn nek- en rugklachten? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2002 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Bewegingsstelsel en bindweefsel\ Nek- en rugklachten, 15 november 2002.] [3] Schouten JSAG. Artrose samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2003 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Bewegingsstelsel en bindweefsel\ Artrose, 16 mei 2003]. [4] Schouten JSAG. Wat is artrose? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2002 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Bewegingsstelsel en bindweefsel\ Artrose, 15 november 2002]. 191
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam [5] Schouten JSAG. Welke factoren beïnvloeden de kans op artrose? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2004 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Bewegingsstelsel en bindweefsel\ Artrose, 23 november 2004]. [6] Linden SJ van der. Reumatoïde artritis samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2003 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Bewegingsstelsel en bindweefsel\ Reumatoïde artritis (RA), 16 mei 2003]. [7] Wolleswinkel-van den Bosch JH, Hoeymans N, Linden SJ van der. Wat is de kwaliteit van leven met reumatoïde artritis? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2002 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Bewegingsstelsel en bindweefsel\ Reumatoïde artritis (RA), 28 mei 2002]. [8] Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline [website gegevens]. Den Haag: CBS, 2005 [http://statline.cbs.nl, 15 september 2005]. 3.1.3. Beperkingen activiteiten dagelijks leven [1] Spijker J, Uitenbroek DG, Reijneveld SA, Verhoeff AP. De zelfrapportage van ADL-beperkingen bij Turkse en Marokkaanse ouderen: betrouwbaarheid en validiteit. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2004. [2] Katz S, Ford AB, Moskowitz RW, Jackson BA, Jaffe MW. Studies of illness in the aged: the index of ADL: a standardized measure of biological and psychosocial function. JAMA 1963;185:914-919. 3.1.4. Kanker en overige chronische aandoeningen [1] Nederlands Huisartsen Genootschap. Migraine [patiëntenbrief]. S.l.: NHG, 2004 [http://nhg.artsennet.nl]. [2] Nederlandse Hartstichting. Etalagebenen. S.l.: Nederlandse Hartstichting, 2005 [http://www.hartstichting.nl, augustus 2005].
192
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam [3] Boezen HM, Postma DS. Wat zijn astma en COPD? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2003 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Ademhalingswegen\ Astma en COPD, 15 september 2003]. [4] Boezen HM, Postma DS. Welke factoren beïnvloeden de kans op astma en COPD? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2003 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Ademhalingswegen\ Astma en COPD, 15 september 2003]. [5] Bruijnzeel-Koomen C. Constitutioneel eczeem samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2004 [ Gezondheid en ziekte\ Ziekten en aandoeningen\ Huid en subcutis\ Constitutioneel eczeem, 8 november 2004]. [6] KWF kankerbestrijding. Over kanker. Meer over kanker: Oorzaken en gevolgen. Amsterdam: KWF Kankerbestrijding, 2005. [http://www.kwfkankerbestrijding.nl, 14 februari 2006] [7] IKCnet. Kankerregistratie: kerncijfers, leeftijd en geslacht. Amsterdam: Integraal Kankercentrum Amsterdam (IKA), 2006.[http://www.ikcnet.nl, 14 februari 2006] [8] Lucht F van der (RIVM), Foets M (Erasmus MC). Allochtonen en gezondheid. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM [http://www.nationaalkompas.nl> Bevolking\ Etniciteit, 2 december 2005] 3.2. Psychisch welbevinden [1] Oers JAM van (eindred.). Gezondheid op koers?: volksgezondheid toekomst verkenning 2002. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2002. 3.2.1. Welzijn [1] Gandek B, Ware JE, Aarenson NK, Apolone G, Bjorner JB, Brazier JE, Bullinger M, Kaasa S, Leplege A, Prieto L, Sullivan M. Cross-validation of item-selection and scoring for the SF-12 Health Survey in nine countries: results from the IQOLA Project. Journal of Clinical Epidemiology 1998;51:1171-1178.
193
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam [2] Yousfi S, Matthews G, Amelang M, Schmidt-Rathjens C. Personality and disease: correlations of multiple trait scores with various illnesses. Journal of Health Psychology 2004;9:627-647. 3.2.2. Psychische klachten [1] Kamperman AM, Komproe IH, Jong JTVM de. Aard en omvang van psychiatrische en psychosociale problematiek: basisbevindingen van de epidemiologische studie naar psychopathologie onder migranten in Amsterdam 1998-2000. Amsterdam: Transcultural Psychosocial Organization, 2002. [2] Raad voor de Volksgezondheid. Interculturalisatie van de gezondheidszorg. Den Haag: RVZ, 2002. [3] GGZ Nederland. 1000 Bloemen bloeien… tijd voor de oogst: een overzicht van het actieplan interculturalisatie 2001-2004. Amersfoort: GGZ Nederland, 2004. [4] Kessler RC, Barker PR, Colpe LJ, Epstein JF, Gfroerer JC, Hiripi E, Howes MJ, Normand SL, Manderscheid RW, Walters EE, Zaslavsky AM. Screening for serious mental illness in the general population. Archives of General Psychiatry 2003;60:184-189. [5] Bijl RV, Zessen G van, Ravelli A. Psychiatrische morbiditeit onder volwassenen in Nederland: het NEMESIS onderzoek: II prevalentie van psychiatrische stoornissen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 1997;141:2453-2460. [6] Kessler RC, Berglund P, Demler O, Jin R, Koretz D, Merikangas KR, Rush AJ, Walters EE, Wang PS. The epidemiology of major depressive disorder: results from the National Comorbidity Survey Replication (NCS-R). JAMA 2003;289:3095-3105. [7] Wurff FB van der, Beekman ATF, Dijkshoorn H, Spijker JA, Smits CHM, Stek ML, Verhoeff A. Prevalence and risk-factors for depression in elderly Turkish and Moroccan migrants in the Netherlands. Journal of Affective Disorders 2002;83:33-41. [8] Toet J, Reinking D, Smit R, Meer G van der. Volksgezondheidsmonitor Utrecht : themarapport geestelijke volksgezondheid volwassenen. Utrecht: GG&GD Utrecht, 2003. [9] Huiskamp N, Vis H, Swart W,Voorham T. Gezondheid in kaart allochtonen: gezondheidsproblemen en preventiemogelijkheden in kaart gebracht. Rotterdam: GGD Rotterdam e.o., 2002.
194
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam 4. Gezond Leven en een gezonde leefomgeving in Amsterdam [1] Verhoeff AP, Hesdahl B (red.). Gezond Leven in Gezond Amsterdam: Nota volksgezondheidsbeleid 2004-2007. Amsterdam: Gemeente Amsterdam/GG&GD Amsterdam, 2004. 4.1.1. Voeding [1] Voedingscentrum. Voedingscentrum.nl [website informatie]. Den Haag: Voedingscentrum, 2006 [http://www.voedingscentrum.nl/, 12 januari 2006] [2] Voedingscentrum. Zo eet Nederland: resultaten van de voedselconsumptiepeiling 1997-1998. Den Haag: Voedingscentrum, 1998. [3] NIGZ. Vijftien normen voor opgroeien met een gezond gewicht [website informatie]. Woerden, NIGZ, 2006 [http://www. nigz.nl, 12 januari 2006]. [4] Leent-Loenen HMJA van (RIVM), Leest LATM van (RIVM). Voeding samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, [http://www.nationaalkompas.nl> Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Voeding, 23 september 2005] 4.1.2. Lichamelijke activiteit [1] Oers JAM van (eindred.). Gezondheid op koers?: volksgezondheid toekomst verkenning 2002. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2002. [2] Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Tijd voor sport: bewegen, meedoen, presteren. Den Haag: Ministerie van VWS, 2005. [3] Leest LATM van. Lichamelijke activiteit samengevat. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [ Gezondheidsdeterminanten\ Leefstijl\ Lichamelijke activiteit, 6 december 2005]. [4] Kemper HCG, Ooijendijk WTM, Stiggelbout M. Consensus over de Nederlandse norm voor gezond bewegen. TSG tijdschrift voor gezondheidswetenschappen 2000;78:180183. [5] Viet L. Verkorte SQUASH: Short QUestionnaire to ASses Health enhancing physical activity: in de standaardvraagstelling “bewegen”van de lokale en nationale monitor volksgezondheid: aangepaste versie. Bilthoven: RIVM, 2005. 195
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam [6] Ooijendijk W, Hildebrandt V, Jacobusse G, Hopman-Rock M. Bewegen in Nederland 2000-2004 (OBIN): eerste resultaten. Leiden: TNO Kwaliteit voor Leven, 2005. 4.1.3. Rookgedrag [1] Stivoro. Roken, de harde feiten 2004: volwassenen. Den Haag: Stivoro, 2005 [http://www.stivoro.nl, 15 september 2005]. [2] Willemsen MC. Met welke ziekten en aandoeningen hangt roken samen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [http://www.nationaalkompas.nl, 11 juli 2005]. [3] Gemeentelijke Geneeskundige & Gezondheidsdienst Amsterdam. Amsterdam gezond? : Amsterdamse gezondheidsmonitor: trends en cijfers 1999-2000. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2001. [4] Stivoro. Een rookvrije toekomst voor de nieuwe generatie: jaarverslag 2004. Den Haag: Stivoro, 2005. 4.1.4. Alcoholconsumptie [1] Laar M van. Met welke ziekten en aandoeningen hangt alcoholgebruik samen? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [http://www.nationaalkompas.nl, 21 september 2005]. [2] Land H van ’t, Ruiter C de, Berg M van den, Schoemaker C, Planken MJE. Preventie gericht op alcohol: feiten en cijfers. In: Brancherapporten VWS. Den Haag: Ministerie van VWS, 2005 [ De VWS-sectoren\ Preventie\Feiten en cijfers\Preventie gericht op risicofactoren\ Alcohol\, 11 mei 2005]. [3] Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline [website gegevens]. Den Haag: CBS, 2005 [http://statline.cbs.nl, 15 september 2005]. [4] NIGZ. Alcoholinfo.nl [website informatie]. Woerden: NIGZ, 2006 [http://www.alcoholinfo.nl, 12 januari 2006]. [5] Gemeentelijke Geneeskundige & Gezondheidsdienst Amsterdam. Amsterdam gezond? : Amsterdamse gezondheidsmonitor: trends en cijfers 1999-2000. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2001.
196
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam 4.1.5. Druggebruik [1] Laar MW van, Cruts AAN, Verdurmen JEE, Ooyen MMJ van (red.). Nationale drug monitor: jaarbericht 2004. Utrecht: Trimbos-instituut, 2004. [2] Abraham MD, Kaal HL, Cohen PDA. Licit and illicit drug use in Amsterdam, 1987 to 2001: development of drug use in Amsterdam as measured in five population surveys between 1987 and 2001. Amsterdam: CEDRO, 2003. 4.1.6. Seksueel gedrag en seksueel overdraagbare aandoeningen [1] Soa Aids Nederland. Soaaids.nl [website informatie]. Amsterdam: Soa Aids Nederland, 2005 [http://www.soaaids.nl, 15 december 2005]. [2] Laar MJW van de. SOA nemen opnieuw toe: voorlopige cijfers 2004. Infectieziekten Bulletin 2005;16(4):116-117. [3] Graaf H de, Meijer S, Poelman J, Vanwesenbeeck I. Seks onder je 25e: definitieve resultaten. Utrecht: Rutgers Nisso Groep, 2005. [4] Kraemer T, Driel E van, Sluis Y van der. Wat vind jij daar nou van?: allochtone en autochtone jongeren over partnerkeuze en seksualiteit. Utrecht: Rutgers Nisso Groep, 2005. 4.2. Woonsituatie en leefomgeving [1] Pickett KE, Pearl M. Multilevel analyses of neighbourhood socioeconomic context and health outcomes: a critical review. Journal of Epidemiology & Community Health 2001;55:111122. [2] Ministerie van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Woningbehoefte onderzoek [website dossier]. Den Haag: Ministerie van VROM [http://www.vrom.nl/, 15 december 2005]. 4.3. Zorggebruik [1] Oers JAM van (eindred.). Gezondheid op koers?: volksgezondheid toekomst verkenning 2002. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2002.
197
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam [2] Dijkshoorn H, Erkens CGM, Verhoeff AP. Gezondheidsenquête Amsterdamse Gezondheidsmonitor: opzet, verloop van het onderzoek en eerste resultaten. Amsterdam: GG&GD Amsterdam. Cluster Epidemiologie, Documentatie & Gezondheidsbevordering, 2001. [3] Lindert H van, Droomers M, Westert GP. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde leefstijl, gezondheid en zorggebruik [Deel 3 van Tweede nationale studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartsenpraktijk]. Utrecht: NIVEL, 2004. [4] Verweij G, Bruin A de, Ree J de, Kardaun J. Ziekenhuisopnamen naar herkomstgroepering en diagnose, 1995-2001. Bevolkingstrends 2004;52:97-121. [5] Foets M, Lucht F van der, Droomers M. Zijn er verschillen naar etniciteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2005 [ Zorg\ Curatieve zorg\ Ziekenhuiszorg, 13 mei 2005]. [6] Centraal Bureau voor de Statistiek. Statline [website gegevens]. Den Haag: CBS, 2005 [http://statline.cbs.nl, 10 oktober 2005].
198
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
199
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam
200
postbus 2200 1000 CE Amsterdam bezoekadres Nieuwe Achtergracht 100 telefoon 020 555 5495 www.ggd.amsterdam.nl
Amsterdamse Gezondheidsmonitor Gezondheidsonderzoek 2004
cluster Epidemologie, Documentatie en Gezondheidsbevordering (EDG)
Gezond Zijn en Gezond Leven in Amsterdam Amsterdamse Gezondheidsmonitor Gezondheidsonderzoek 2004