gezondheidsbeleid gemeente Beemster 2003 - 2007
langer leven in gezondheid voor alle inwoners van Beemster
De gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland: Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad, Zeevang
GEMEENTELIJK GEZONDHEIDSBELEID IN EEN REGIONALE CONTEXT 2003-2007
Nr. 710-1000
Sector Samenleving
Onderwerp: Volksgezondheid en Milieu Portefeuillehouder: Ontwikkelen lokaal Volksgezondheidbeleid wethouder Benningen - Harlaar Ontwikkeling van een nota gemeentelijk volksgezondheid waarin o.a. opgenomen de integratie van de Jeugdgezondheidszorg 0 - 19 jarigen met onderscheid naar wettelijke taken en taken die specifiek voor Beemster zijn. Een en ander wordt gebaseerd op de uitkomsten van de gezondheidsmonitor Zaanstreek/Waterland. Kosten: reeds opgenomen in de begroting +P.M. Planning: vanaf 2003
bron: collegeprogramma Beemster 2002 - 2006
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
3
1.
Inleiding
4
2.
Gemeentelijk gezondheidsbeleid
6
3.
Kenmerken en ambities
9
4.
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
15
5.
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
17
6.
Jeugdgezondheidszorg
19
7.
Lokale acties van gemeente
21
Bijlagen
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
1
MISSIE
‘Langer leven in gezondheid voor alle inwoners van de gemeente’
Het doel van het gemeentelijke gezondheidsbeleid is de gezondheid van onze inwoners te verbeteren door : • • • •
het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving; het bevorderen van een gezonde leefstijl; het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving; het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg.
Hierbij is relatief meer aandacht voor (groepen) inwoners die nu onder het gemiddelde scoren om gezondheidsverschillen te verkleinen.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
2
Voorwoord Met gepaste trots presenteren wij u hierbij de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid voor de negen gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland: Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad en Zeevang. Voor alle betrokken gemeenten is dit de eerste keer dat ze een expliciet gezondheidsbeleid formuleren. Natuurlijk besteden onze gemeenten al langer aandacht aan de gezondheid van de burgers en ook hebben wij een GGD die zich hier op richt. In dit plan wordt de openbare gezondheidszorg in brede zin bekeken. Daarbij hoort de afstemming met gezondheidszorgvoorzieningen en andere gemeentelijke beleidsterreinen zoals milieu en ruimtelijke ordening. Dit plan is ook uniek omdat het is opgesteld dóór de negen gemeenten vóór de negen gemeenten. De gemeenten hebben besloten om niet elk apart een eigen nota te ontwikkelen, maar in dit proces gezamenlijk op te trekken, in samenwerking met de GGD Zaanstreek-Waterland en het Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland (ISW). Deze nota gemeentelijk gezondheidsbeleid is besproken in het portefeuillehoudersoverleg Volksgezondheid Zaanstreek-Waterland. Na het vaststellen van deze nota door de gemeenteraad begint het pas echt. De nota is de start van een gemeentelijk gezondheidsbeleid dat de komende vier jaren verder vormgegeven moet worden. Door middel van evaluatie en onderzoek zal worden bewaakt of we op de goede weg zijn en de gezondheid van de burgers ook daadwerkelijk vooruit gaat. Want daar doen wij het uiteindelijk voor! Wat willen we bereiken? De missie ‘langer leven in gezondheid voor alle inwoners van de gemeente’, is een duidelijke en eenvoudige formulering. De weg daarheen zou wel eens een complexe, kostbare en soms moeilijk begaanbare route kunnen blijken. Toch menen wij dat het zeer de moeite waard is deze route te volgen. De nota formuleert negen ambities op het gebied van gezondheid. Voorts bevat de nota acties (en aanzetten daartoe) om te komen tot gezondheidsbevordering. Samengevat richten die zich op: • • • •
het waarborgen van wettelijke gezondheidstaken (in optimale relatie tussen gemeenten en GGD); het geven van vorm en inhoud aan de gemeentelijke regierol op relevante terreinen; voorrang geven aan de jeugd en de groepen die de grootste gezondheidsrisico’s lopen; meer aandacht voor signalering en preventie.
Wij hopen dat met de uitvoering van de nota een actieve bijdrage zal worden geleverd aan de gezondheidsbevordering van onze burgers. Beemster Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Wormerland Zaanstad Zeevang
J.B.P. Benningen-Harlaar M.E. Smit B.J. Mewe E. Taams J.W.Butterman F.R. Holthuis P. Roos J. Schouten-Burger P.F. Walgering
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
3
Hoofdstuk 1
Inleiding
Gemeenten hebben van oudsher tal van taken op het terrein van openbare gezondheidszorg. Sinds 1990 hebben zij ook taken gekregen op het gebied van de collectieve preventie volksgezondheid. Vanwege grote verschillen tussen de gemeenten in het uitvoeren van de preventietaken heeft de Rijksoverheid de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) op bepaalde onderdelen aangescherpt. Gemeenten zijn op grond van deze wet verplicht om vierjaarlijks een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast te stellen, waarin zij tenminste aangeven hoe zij uitvoering geven aan de taken van deze wet. Nog los van deze wettelijke verplichting zijn er meerdere redenen om het gezondheidsbeleid op gemeentelijk niveau uit te werken. Belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen, en nieuwe beleidslijnen binnen het Rijksbeleid vragen ook om acties van de gemeentelijke overheid. Op gemeentelijk niveau moet daarom gezondheidsbeleid worden ingevuld, uitgewerkt en uitgevoerd. De gemeenten in de regio hebben veelal te maken met gelijksoortige problemen en ontwikkelingen op het vlak van de gezondheidszorg, en ook veelal met regionaal werkende partijen in de gezondheidszorg. Regionale samenwerking kan dan in principe leiden tot verhoging van efficiency en verbetering van effectiviteit. Dit was voor de Zaans-Waterlandse gemeenten aanleiding gezamenlijk een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid te ontwikkelen. Vanzelfsprekend houden de afzonderlijke gemeenten hun eigen beleidsvrijheid, en kunnen er per gemeente keuzes worden gemaakt. Immers het door de gemeenteraad vastgestelde beleid moet zo optimaal mogelijk aansluiten bij de lokale situatie. De indeling en hoofdstukopbouw van de nota is als volgt. Elk hoofdstuk beschrijft de situatie en problemen op het betreffende terrein, van waaruit de gemeente vervolgens een ambitie formuleert. Tot slot worden de ambities uit de eerdere hoofdstukken vertaald naar concrete acties en wordt ingegaan op uitvoering, voortgang en evaluatie. H.2
Gemeentelijk gezondheidsbeleid De visie van de gemeente op het gezondheidsbeleid. Kenmerken en ambities De gezondheidssituatie in de regio, welke problemen vragen aandacht. Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid De Wet draagt gemeenten een aantal taken op. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Gemeenten moeten op dit terrein regie voeren. Jeugdgezondheidszorg Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de gezondheidszorg voor de leeftijdscategorie 0 tot 19 jarigen. Gemeentelijke acties Elke gemeente bepaalt zelf wat zij het belangrijkst vindt, welke acties zij onderneemt en op welke niveaus.
H.3 H.4 H.5 H.6 H.7
1.1
Landelijke ontwikkelingen en trends in gezondheid en zorg
Gezondheidsbeleid en zorgbeleid hebben landelijk steeds meer de aandacht, niet in het minst door de grote betrokkenheid van burgers bij deze thema’s. Een aantal ontwikkelingen vraagt de komende jaren om extra aandacht. Gemeenten worden met de gevolgen voor hun burgers geconfronteerd en op een aantal punten kunnen ze aan oplossingen bijdragen. •
•
De gemiddelde levensverwachting van de Nederlandse bevolking stagneert. In vergelijking met vergelijkbare geïndustrialiseerde landen is Nederland gezakt van een kop- naar een middenpositie. Nederlanders worden weliswaar relatief oud (mannen gemiddeld 74 jaar en vrouwen gemiddeld 80 jaar), maar hebben vanaf het 60ste jaar een minder goede gezondheid. Uit de ‘Volksgezondheid Toekomstverkenningen (2002)’ blijkt dat er nog steeds grote gezondheidsverschillen zijn tussen de verschillende sociaal-economische groepen. Mensen
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
4
•
• •
1.2
met een lage sociaal-economische status leven korter (gemiddeld 5 jaar) en brengen minder jaren (gemiddeld 15 jaar) in gezondheid door dan mensen met een hogere status. Gerichte acties, bijvoorbeeld ter bevordering van gezonde leefstijlen en sociale activering zijn geboden om deze verschillen te verkleinen. De toenemende individualisering maakt dat mensen meer en meer verschillende keuzen maken in de wijze waarop zij hun leven inrichten. Ook zorgvragers (ouderen, mensen met een verstandelijke of lichamelijke functiebeperking en psychiatrische patiënten) stellen hoge(re) eisen aan de kwaliteit van leven en vragen om individueler toegesneden zorg en hulp. De (dubbele) vergrijzing van de bevolking. Het aantal ouderen neemt de komende jaren fors toe. Met name het aantal ouderen op hoge leeftijd (ouder dan 75 jaar) neemt sterk toe. Met als gevolg een toenemende zorgbehoefte. Anno 2003 zijn wachtlijsten en personeelstekorten actuele problemen in de zorg. Er zijn investeringen nodig om te garanderen dat er in de toekomst voldoende zorg beschikbaar zal zijn. Speerpunten van Rijksbeleid
Enkele ontwikkelingen binnen het Rijksbeleid hebben invloed op het gemeentelijk gezondheidsbeleid. Op een aantal onderdelen heeft het Rijk de gemeenten wettelijke verplichtingen opgedragen, op andere onderdelen heeft de Rijksstimulering indirect invloed op het handelen. De middelen die ter beschikking worden gesteld voor het uitvoeren van dit beleid zijn vaak ontoereikend. De speerpunten van het Rijksbeleid zijn: • Het scheiden van wonen en zorg. Verzorgingshuizen en residentiële zorg- en hulpverleningsinstellingen moeten deels plaatsmaken voor zelfstandige huisvesting met zorg op maat. Dit leidt tot “vermaatschappelijking” van de zorg. De zorgverlening komt de wijken en buurten in. Het vraagt een aanzienlijke intensivering van gemeentelijke welzijnstaken om het zelfstandig wonen te ondersteunen en daardoor mogelijk te maken. • Vraagsturing. Zowel in de zorg als in de maatschappelijke dienstverlening verschuift het accent van aanbod- naar vraagsturing. Zorgvragers worden steeds mondiger en durven op te komen voor hun wensen, behoeften en rechten. De aanbieders van zorg en diensten stemmen de inhoud van hun aanbod steeds meer af op een diversiteit aan individuele wensen en noden, dit overigens ook om redenen van kwaliteit, effectiviteit en kostenbeheersing. • Meer aandacht voor preventieve gezondheidszorg. Er is veel meer aandacht nodig om gezondheidsproblemen in een vroeg stadium te onderkennen en om verergering van problemen bij chronische ziekten en handicaps te voorkomen. Doel is om zoveel mogelijk kwaliteit van leven te behouden.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
5
Hoofdstuk 2
Gemeentelijk gezondheidsbeleid
Gemeentelijk gezondheidsbeleid omvat meer dan collectieve preventie op het gebied van volksgezondheid. Het gaat om de openbare gezondheidszorg in brede zin, en daarnaast ook om aanvullend en ondersteunend beleid. Dit hoofdstuk geeft een nadere aanduiding en afbakening. 2.1
Definitie van gezondheid
Voor het gemeentelijke gezondheidsbeleid sluiten de negen Zaans-Waterlandse gemeenten aan bij de definitie van gezondheid van de commissie Dunning en het Nationale Contract Openbare Gezondheidszorg: “Gezondheid is het vermogen tot lichamelijk, geestelijk en sociaal normaal (dit is naar eigen kunnen) functioneren in de samenleving. Waarbij mensen in staat zijn en in staat worden gesteld om positieve keuzen te maken inzake hun eigen gedrag en invloed kunnen uitoefenen op hun sociale en fysieke omgeving en dat ze indien nodig de nodige zorg zullen ontvangen”. Deze formulering bevat een zeer waardevol inzicht: gezondheid is veel meer dan niet ziek zijn. Het is dus van belang om de aandacht te richten op het traject dat voorafgaat aan ziek worden. Hoe kan (het gevoel van) gezondheid in de brede welzijnsbetekenis positief worden beïnvloed? Daarbij gaat het om vier van de vijf determinanten die de gezondheid van mensen beïnvloeden, te weten leefstijl, fysieke omgeving, sociale omgeving en gezondheidszorg. De vijfde determinant (biologische factoren) valt beleidsmatig niet te beïnvloeden door gemeenten. 2.2
Kader
De gemeente heeft de hoofdlijnen van haar te voeren gezondheidsbeleid voor de periode 2003 tot en met 2007 in deze nota vastgelegd. De begrenzing van de nota ligt in het wettelijke kader van de WCPV en in de insteek van determinanten van gezondheid. Het gemeentelijk gezondheidsbeleid gaat binnen die kaders op landelijke tendensen en ontwikkelingen in. De nota gemeentelijk gezondheidsbeleid is bedoeld als een strategisch document waarin de gemeenteraad zijn visie op gezondheid bepaalt en zich doelen stelt ten aanzien van gemeentelijk gezondheidsbeleid voor alle inwoners. Dit met betrekking tot het bevorderen van de continuïteit en samenhang binnen de collectieve preventie, de afstemming tussen de preventieve en curatieve zorg en de gezondheidsbeïnvloeding vanuit de eigen gemeentelijke beleidssectoren. Met deze nota laat de gemeente weten aan belanghebbende organisaties wat zij belangrijk vindt en hoe zij denkt beleidsdoelen te bereiken (met eigen gemeentelijk beleid en in samenwerking met anderen). 2.3
Visie op gemeentelijk gezondheidsbeleid
Het voorgaande leidt tot een visie op het gezondheidsbeleid dat de Zaans-Waterlandse gemeenten willen voeren. Deze visie kan worden samengevat in zes punten: 1. De burger heeft een eigen verantwoordelijkheid Gezond gedrag vergt kennis en vaardigheden bij het individu, alsmede maatregelen in de sociale en fysieke omgeving van het individu om deze te beschermen en de keuze voor gezond gedrag makkelijker te maken. De gemeente kan voorwaarden scheppen en moet soms ingrijpen. Maar ze moet altijd uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid van de burger, en daarbij aansluiten. 2. Preventie heeft prioriteit Dit omvat uiteraard een goede uitvoering van de collectieve preventietaken volgens de WCPV. Prioriteit hebben de jeugd en andere groepen die het grootste risico lopen, waarbij signalering en preventief ingrijpen aandacht behoeven. Hiernaast moet preventie gericht zijn op het behoud van kwaliteit van leven.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
6
3. Verkleinen van gezondheidsverschillen Jongeren, ouderen, allochtonen en mensen met een lage sociaal-economische status vertonen naar verhouding meer ongezond gedrag, en hebben deels te maken met andere ongezonde omstandigheden. Nodig zijn gerichte interventies, waarbij een combinatie wordt gemaakt van verschillende methoden en activiteiten. 4. Samenwerken met het zorgveld Gezondheidsbeleid is zeker geen zaak van de gemeentelijke overheid alleen. Het is met name van belang dat partijen, die werkzaam zijn in de preventieve gezondheidszorg, hun activiteiten op elkaar gaan afstemmen, zodat samenhang in het beleid kan ontstaan. Daarnaast is aandacht nodig voor de onderlinge afstemming van de curatieve gezondheidszorg en de preventieve gezondheidszorg, waarvoor de gemeente verantwoordelijkheid draagt. 5. Integrale aanpak Gezondheidsbeleid vergt een integrale aanpak. Binnen de gemeente moet afstemming plaatsvinden met andere gemeentelijke beleidsterreinen, onder andere onderwijs, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, milieu en welzijn. Anderzijds moet worden samengewerkt met andere partijen in de gezondheidszorg. Dit vereist aandacht voor methodieken en instrumenten om tot integrale beleidsvorming te komen. 6. Monitoring Gezondheidsbeleid moet worden geformuleerd met ambities, waar specifieke, meetbare, acceptabele, realistische en tijdgebonden acties van worden afgeleid. Regelmatig moet worden getoetst of genomen maatregelen effect sorteren en regelmatig moet dit aanleiding zijn om beleid bij te stellen. Bij toetsing spelen de gezondheidsmonitoring en overige epidemiologische informatie een grote rol. 2.4
De rol van de gemeentelijke overheid
Ondanks de toegenomen wettelijke taken, zijn de gemeentelijke beïnvloedingsmogelijkheden beperkt: gezondheid en gezond gedrag kunnen niet worden afgedwongen, de gemeentelijke middelen (en dus capaciteiten) zijn begrensd en er zijn vele andere spelers, zowel binnen als buiten de gemeenten, met hun eigen mogelijkheden, prioriteiten en belangen (bijlage 2). De gemeente moet dus keuzes maken. Die keuzes komen aan de orde in deze nota. De gemeente kiest voor: • Intern: integraal beleid Gezondheidsbeleid moet binnen de eigen organisatie worden afgestemd met beleidsterreinen. Er zullen dan ook binnen de gemeentelijke organisatie voorwaarden moeten worden gecreëerd om tot integrale beleidsvorming te komen. • Extern: regierol Om het beoogde gemeentelijke gezondheidsbeleid te bewerkstelligen, is afstemming en samenwerking nodig met verschillende instellingen en partijen in het zorgveld. De gemeente wil hier een bemiddelende en samenbrengende rol vervullen, met als doel de uitvoering van het door de politiek gekozen gemeentelijke gezondheidsbeleid. De gemeentelijke regierol kan als volgt worden geformuleerd: De gemeente spant zich in om de samenhang te bevorderen tussen de activiteiten van de vele instellingen die op het terrein van de gezondheidszorg actief zijn of hieraan een bijdrage leveren. 2.5 Missie van het gemeentelijk gezondheidsbeleid Het doel van het gemeentelijke gezondheidsbeleid is de gezondheid van onze inwoners te verbeteren door : • het positief beïnvloeden van gezondheid en gezondheidsbeleving; • het bevorderen van een gezonde leefstijl; • het werken aan een gezondere sociale en fysieke omgeving; • het verbeteren van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de zorg.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
7
Hierbij is relatief meer aandacht voor (groepen) inwoners die nu onder het gemiddelde scoren om gezondheidsverschillen te verkleinen. Dit alles kunnen we samenvatten in de volgende missie voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid:
‘Langer leven in gezondheid voor alle inwoners van de gemeente’
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
8
Hoofdstuk 3
Kenmerken en ambities
Dit hoofdstuk geeft een globaal overzicht van de gezondheidssituatie van de bevolking in de regio. Vervolgens komen de knelpunten aan de orde op het terrein van de gezondheid(szorg) in de regio. Deze knelpunten worden beschreven aan de hand van vier gezondheidsdeterminanten: • leefstijl • fysieke omgeving • sociale omgeving • gezondheidszorg Voor het gemeentelijk gezondheidsbeleid zijn een of meer ambities geformuleerd. Elk van deze ambities past in de missie van het gezondheidsbeleid ‘langer leven in gezondheid voor alle inwoners van de gemeente’. Het vormgeven aan en uitvoeren van gezondheidsbeleid moet uit meerdere invalshoeken gebeuren. Waar mogelijk moet het aansluiten bij de landelijke thema’s zoals vraagsturing, vermaatschappelijking, vergrijzing en individualisering. 3.1
Algemene demografische kenmerken van het gebied Zaanstreek-Waterland
De regio Zaanstreek-Waterland is geografisch onderverdeeld in 2 subregio’s, namelijk Zaanstreek en Waterland, die vervolgens onderverdeeld kunnen worden naar gebieden met stads- en plattelandskenmerken. Het gebied Waterland heeft een grotere oppervlakte dan de Zaanstreek, en is minder dicht bevolkt. Het gebied Zaanstreek-Waterland telt in totaal 306.000 inwoners. Ruim 144.000 inwoners wonen in Waterland, ruim 162.000 in de Zaanstreek. Tabel 1 geeft de inwoneraantallen (peildatum 01-01-2002) en de indeling in stedelijk of plattelandsgebied, zoals in de enquête gehanteerd. tabel 1: Gemeente Beemster Edam / Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Wormerland Zaanstad Zeevang
aantal inwoners 8.583 27.833 10.296 9.062 73.476 17.172 15.467 137.669 6330
kenmerk stedelijk
kenmerk platteland X
X X X X X
X X X X
De bevolkingssamenstelling van de verschillende gemeenten in de regio komt in grote lijnen overeen. De meest opvallende demografische ontwikkeling is dat het aantal ouderen zal stijgen tot 30% van de regiobevolking. Dit is overeenkomstig het landelijk beeld. Binnen de regio zijn verschillen te zien ten aanzien van twee groepen: ‘niet-westerse allochtonen’ en ‘mensen met een laag inkomen’. De groep ‘niet-westerse allochtonen’ is geconcentreerd in Zaanstad en Purmerend. In de regio behoort minder dan 5% van de bevolking tot deze groep. In Zaanstad en Purmerend is dit meer dan 10%. De groep ‘mensen met een laag inkomen’ treffen we relatief gezien meer aan in de Zaanstreek. Het relatief lage inkomen vertoont geen samenhang met het aantal WAO-ers, maar lijkt wel gerelateerd aan het percentage werkzoekenden (dit is in de Zaanstreek hoger).
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
9
3.2
De gezondheidssituatie in de regio
In 2001 heeft de GGD een gezondheidsenquête gehouden onder de inwoners van 18-70 jaar in de 1 regio. In algemene zin blijkt Zaanstreek-Waterland niet te verschillen van andere vergelijkbare gebieden in Nederland. Wat betreft de gezondheid is het in deze regio niet bijzonder slechter of beter gesteld. De bewoners van onze regio waarderen hun gezondheid met een 7,7. Verschillen binnen de regio blijven feitelijk beperkt tot problematiek die meer stedelijk of meer plattelands van karakter is en die te maken kan hebben met bevolkingssamenstelling en leeftijdsopbouw. Ook kan er sprake zijn van een specifieke historische of culturele achtergrond, waardoor er in gemeenten soms een specifieke problematiek optreedt. tabel 2: Gezondheidssituatie Omschrijving kerngegevens
Resultaten GGD gezondheidsenquête regio Zaanstreek-Waterland 18-70 jaar (2001)
Algemene waardering
Rapportcijfer dat men geeft voor gezondheid: 7,7 Bevolking in Zaanstreek-Waterland is even vaak ziek als rest van Nederland. Wel zijn er binnen de regio verschillen waar te nemen. In de plattelandsgebieden heeft men minder gezondheidsklachten. In stedelijke gebieden meer. Rugklachten, klachten aan keel, neus en oren
Meest voorkomende klachten Ervaren kwaliteit van leven; sociaal welbevinden
Sociaal economische status Etniciteit
91% heeft het gevoel bij een groep te horen 2% voelt zich eenzaam (waarvan een gedeelte dit niet als probleem ervaart). Met het stijgen van de leeftijd neemt het sociale netwerk rondom personen af. Ouderen hebben minder het gevoel bij een groep te horen dan jongeren, maar voelen zich niet vaker eenzaam. Interpersoonlijke problemen zoals met ouders, partner, kinderen, vrienden of bij dagelijkse activiteiten of vrije tijdsbesteding. Binnen de regio zijn er verschillen te zien in het sociaal functioneren. Lager opgeleiden zijn vaker ziek en ervaren meer klachten dan hoger opgeleiden, hetgeen te wijten is aan ongezonder leefstijl van de eerste groep. Lager opgeleiden gebruiken meer geneesmiddelen dan hoger opgeleiden. Deze laatsten gebruiken weer meer vitaminepreparaten. Allochtonen zijn vaker ziek, klagen meer over lichamelijke ongemakken dan autochtonen en gebruiken meer medicijnen. Sociaal functioneren is slechter dan onder autochtonen; vaker problemen met partner en vrienden, minder het gevoel bij een groep te horen.
Regio t.o.v. Landelijke trend Gelijk
Gelijk Gelijk
Hoger Gelijk
Gelijk
Ambitie 1 : Beter inzicht krijgen in de gezondheidssituatie van de bevolking. 3.3
Gezondheidsdeterminanten
De resultaten van de gezondheidsenquête, die in 2001 door de GGD in de regio is uitgevoerd, zijn door de gemeenten op een regionale werkconferentie besproken met de vele partijen die zich in het brede veld van gezondheid in de regio bewegen. Belangrijke thema’s werden gezamenlijk uitgediept en de meest belangrijke knelpunten in beeld gebracht. Er is aansluiting gezocht bij de indeling in gezondheidsdeterminanten om het beïnvloedingsgebied aan te duiden. Hieronder volgt een overzicht van de determinanten, de problemen en de gemeentelijke ambities ter zake.
1
De gezondheidsenquête brengt de gezondheidssituatie van de 18-70 jarigen in beeld. De gezondheidssituatie van de groep 0-18 jaar en de groep 70+ wordt nog niet structureel gevolgd. Ook van specifieke groepen (zoals verslaafden) is de precieze omvang en gezondheidssituatie niet bekend.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
10
3.3.1
Leefstijl
Onze manier van leven heeft veel invloed op onze gezondheid. De leefstijl biedt dan ook veel aanknopingspunten waaraan in het kader van preventie kan worden gewerkt. Ieder mens is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor zijn of haar gezondheid. De meeste mensen weten wel dat gezond gedrag belangrijk is. Meer bewegen, een gezonde voeding en het vermijden van verslavende middelen als tabak en drugs dragen bij aan de gezondheid. De meeste gezondheidswinst is te behalen als al van jongs af aan gezond gedrag wordt aangeleerd. Naast het stimuleren van gedragsverandering kan de gezondheidssituatie ook verbeterd worden door de economische situatie van mensen vooruit te helpen, bijvoorbeeld door scholing en verbetering van de arbeidsmarkt. tabel 3: Leefstijl Regio t.o.v. landelijke trend
Omschrijving kerngegevens
Resultaten GGD-gezondheidsenquête regio Zaanstreek-Waterland 18-70 jaar (2001)
Roken
± 30% van de bevolking rookt. Dit percentage is iets afgenomen Lager Het meest gerookt wordt er in de wijken Zaandam-Zuid en de Rosmolenwijk. Hoe jonger men is hoe meer men rookt. 90% drinkt wel eens;. Met name in Edam-Volendam en meer specifiek Edam is dit Gelijk een relatief groot percentage van de bevolking. In de aandachtswijken van Zaanstad wordt juist relatief minder vaak gedronken. Overmatig alcoholgebruik is de laatste 10 jaar gedaald. De laatste 10 jaar is het gebruik van cannabis afgenomen. Hoger 30% van de regionale bevolking ontbijt niet dagelijks, met name in Zaanstad is dit Hoger percentage hoog. 40% eet niet iedere dag groente, met name in Edam-Volendam is dit percentage Niet bekend hoog, terwijl op het platteland meer groente wordt gegeten. 50% eet minder dan 1 keer per week vis. Niet bekend Met name in Beemster, Wormerland, Oostzaan en in de Zaanse wijken Rosmolenwijk en Kogerveld ligt dit percentage hoger. Laag opgeleiden eten minder vis en vezelrijke producten dan hoger opgeleiden. Niet bekend Jongeren minder dan ouderen. 10% van de bevolking is te zwaar, dit is meer dan het landelijk gemiddelde. Hoger Bovendien groeit het percentage met overgewicht en extreem overgewicht zeer snel .In de wijk Poelenburg in Zaanstad is men gemiddeld het zwaarst van gewicht. 61% van de bevolking is onvoldoende lichamelijk actief. Binnen de regio zijn weinig Gelijk verschillen, alleen in Waterland bewegen mannen minder. Op het platteland sport men vaker in georganiseerd verband dan in de stad, vooral in Wormerland en Oostzaan.
Alcohol
Drugs Voeding
Overgewicht Bewegen
Ambitie 2: Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezond gedrag (zoals meer bewegen, gezondere voeding, geen verslavende middelen als nicotine, alcohol of drugs gebruiken) richten zich vooral op de jeugd. 3.3.2
Fysieke omgeving
Om je gezond te voelen is het belangrijk een woon- en leefomgeving te hebben waar je je goed kunt voelen. Een omgeving die niet ziekmakend is vanwege geluids- of stankoverlast of onveiligheid. Bij de leefomgeving gaat het niet alleen om de fysieke inrichting van de woonomgeving, maar ook om een goed functionerend leefklimaat met een sterke sociale cohesie. Wonen en openbare ruimten Een tekort aan geschikte huisvesting wordt als knelpunt gesignaleerd. Daarnaast wordt gesignaleerd dat er meer vormen van opvang voor dak- en thuislozen zouden moeten zijn. Voor bijzondere groepen in onze samenleving gelden nog specifiekere eisen. ‘Gewoon wonen’ geldt als het uitgangspunt voor ouderen en mensen met een handicap; zo lang mogelijk zelfstandig blijven in de eigen woon- en leefomgeving, ondersteund door goede zorg en dienstverlening. De gemeente moet op dit gebied
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
11
samen met betrokken organisaties nieuwe woon- en zorgconcepten ontwikkelen. De toenemende vergrijzing en de veranderingen in het Rijksbeleid (steeds meer ‘extramuralisering’) nopen daartoe. Bewoners krijgen meer beperkingen en hebben zorg nodig. Daardoor zal het aantal woningen dat aan deze ontwikkeling beantwoordt ook moeten toenemen. Dat kan bereikt worden door aanpassingen in de woningen aan te brengen of door het bouwen van levensloopbestendige woningen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de wensen van de bewoners. Het gaat bij de fysieke leefomgeving niet alleen om de woningen maar ook om aspecten als voldoende voorzieningen en geschikte diensten, met name in de wijk en de (kleine) kernen. Het vormgeven van de fysieke omgeving moet zodanig zijn dat daarmee sociale contacten en veiligheid wordt bevorderd, dat wil zeggen dat deze uitnodigt tot bewegen, vrij is van hinder van verkeer en industrie etc. Ambitie 3: Gezondheidsbevordering vindt ook plaats vanuit diverse andere beleidsterreinen. Bij ingrepen in de fysieke omgeving ter versterking van sociale samenhang en leefbaarheid, moeten uitdrukkelijk de gezondheidsaspecten worden meegenomen. 3.3.3
Sociale omgeving
Bij de leefomgeving gaat het niet alleen om de fysieke inrichting van de woonomgeving, maar ook om een goed functionerend leefklimaat met een sterke sociale cohesie. Fysieke en sociale omgeving zijn immers sterk met elkaar verweven. Sociale veiligheid Niet alleen heeft de sociale veiligheid betrekking op de fysieke omgeving, maar ook op de sociale omgeving. In tabel 4 onder beschrijving ‘veiligheid’ dient dan ook met de sociale omgeving rekening te worden gehouden. Eenzaamheid Er blijkt een samenhang te zijn tussen eenzaamheid en de beleving van de gezondheid. Het ontbreken van een sociaal netwerk en het missen van sociale contacten wordt als een probleem gezien. Personen met een lage sociaal-economische status en allochtonen voelen zich vaker eenzaam en ook ouderen noemen dit vaak als probleem. De concentratie van deze problematiek in achterstandswijken is zorgelijk. Huiselijk geweld Huiselijk geweld is een complex maatschappelijk probleem. Onder huiselijk geweld verstaan we een aantasting van de persoonlijke integriteit van het slachtoffer door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer. Daaronder vallen (ex)partners, gezins- of familieleden en huisvrienden. Er wordt aandacht gevraagd voor deze ‘verborgen problematiek’. De aanpak van huiselijk geweld vergt samenwerking met en tussen de verschillende hulpverleningsinstellingen, met aandacht voor zowel het slachtoffer als de dader. Ook moet gezorgd worden voor zorg en opvang na huiselijk geweld. Daarnaast speelt preventie van huiselijk geweld een belangrijke rol. Dak- en thuislozenproblematiek en verslavingsproblematiek De Gezondheidsraad concludeerde al in 1995 dat een stijging van het aantal daklozen te verwachten is. De laatste jaren zijn dak- en thuislozen steeds meer het straatbeeld in ons land gaan bepalen. Op het gebied van verslavingsproblematiek is ook een tendens van toenemende complexiteit zichtbaar. De verontrusting over de omvang en de ernst van de problematiek groeit. Psychosociale problematiek De eisen die onze maatschappij aan het functioneren van mensen stelt, zijn voor sommige inwoners zo belastend, dat klachten op het psychosociale vlak ontstaan. Daarbij zijn persoonlijke omstandigheden vaak mede oorzaak van gevoelens van onveiligheid, eenzaamheid en geestelijke malaise. In de meeste gevallen kan op verzoek hulp worden aangeboden. In enkele gevallen wordt hulp echter gemeden en is ingrijpen van overheidswege noodzakelijk.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
12
tabel 4: Fysieke en sociale omgeving Regio t.o.v. landelijke trend
Omschrijving kerngegevens
Resultaten GGD-gezondheidsenquête regio Zaanstreek-Waterland 18-70 jaar (2001)
Binnenmilieu
Bijna de helft van de inwoners van de regio heeft klachten over het binnenmilieu, Niet bekend meestal over vocht en schimmelplekken. Dit komt het meeste voor in Purmerend, en de Zaandamse wijken Zaandam Zuid en Pelders-Hoornseveld. De helft van de bevolking ventileert niet 20 minuten per dag de huiskamer. Met name in Purmerend is dit percentage opvallend hoog. De minste binnenmilieuklachten zijn er in Beemster, Edam-Volendam en Wormerland. Geluidsoverlast wordt het meest ervaren als buurtoverlast. Niet bekend Geluidsoverlast is in Zaanstad (uitgezonderd Kogerveld) hoger dan elders in de regio. Er is veel last van verkeerslawaai. Burengerucht komt het meest voor in Poelenburg. In Edam-Volendam, Waterland en Purmerend heeft men minder last van verkeer. Vliegtuigen zorgen vooral voor overlast in Oostzaan, Zaandam-Zuid en Poelenburg. In Rosmolenwijk en Kogerveld heeft men juist minder last van vliegtuigen. Ook vuil- en stankoverlast is er in de aandachtswijken van Zaandam meer dan in de rest van de regio. Onveiligheidsgevoelens komen overdag (circa 1,0%) minder vaak voor dan ’s Gelijk avonds en ’s nachts (circa 4,5%). Vrouwen voelen zich vaker onveilig dan mannen.
Buurtoverlast
Veiligheid
Ambitie 4: Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie. 3.3.4
Gezondheidszorg
De toegankelijkheid, bereikbaarheid en beschikbaarheid van de gezondheidszorg wordt in brede zin als nijpend ervaren. Met name het tekort aan huisartsen, tandartsen, paramedici, verpleeghuis- of verzorgingshuiszorg is nu reeds een probleem, en dreigt dat de komende jaren in toenemende mate te worden. Hetzelfde geldt voor de groeiende wachtlijsten en de toenemende vraag naar zorg. Dit wordt versterkt door de toenemende vergrijzing van de bevolking. Bij het zoeken naar oplossingen geldt het Zorgkantoor als een belangrijke schakel en partner. Een optimale relatie en communicatie hiermee is vereist. e
Huisartsen en 1 lijn Het (groeiend) tekort aan huis- en tandartsen is een prominent knelpunt, vooral in de steden. Maar in het belang van de leefbaarheid in de kleine kernen moet ook daar het zorgvoorzieningenniveau voldoende zijn. Het wordt moeilijker om praktijken die door pensionering vrijkomen weer in te vullen. Huisartsen willen vaker samenwerkingsverbanden aangaan en parttime kunnen werken. Bij het realiseren van meervoudige praktijken loopt men echter vaak tegen problemen aan: het verkrijgen van vergunningen, bestemmingsplanwijzigingen, de financiering. In bestemmingsplannen zijn veelal te weinig vestigingsmogelijkheden opgenomen. De gemeente heeft slechts beperkte mogelijkheden om e deze problemen aan te pakken. Deze knelpunten doen zich in de gehele 1 lijnszorg voor (ook bij oefentherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen, etc). Informatie over zorg De regelgeving rond de zorg, en het aanbod van zorg veranderen veel en snel. Met name voor ouderen is de zorg onoverzichtelijk geworden. Het ontbreken van structuur in de informatie wordt als probleem ervaren, bijvoorbeeld het verschil tussen de WVG en AWBZ. De informatievoorziening kan beter.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
13
Samenwerking in de zorg Veel knelpunten die tijdens de werkbijeenkomst genoemd zijn, hebben betrekking op (het ontbreken van) samenwerking in de zorg. Het betreft dan de samenwerking tussen instanties op beleids- en managementniveau, maar ook op operationeel niveau rond de individuele patiënt. Met name in complexe situaties bestaat er onduidelijkheid over wie wat, waar en wanneer doet en wie de regie heeft. Dit is een algemeen probleem, vooral in de curatieve zorg. De gemeente kan daar weinig invloed op uitoefenen. tabel 5: Gezondheidszorg Omschrijving kerngegevens
Resultaten GGD-gezondheidsenquête regio Zaanstreek-Waterland 18-70 jaar (2001)
Gebruik van zorgverleners
Huisarts, tandarts en medisch specialist worden het meest bezocht. De zorgverleners in de regio zijn goed te bezoeken. De telefonische bereikbaarheid is minder goed, m.n in Purmerend-Noord. Met het toenemen van de leeftijd nemen de gezondheidsklachten toe. Er is dan ook een hogere gezondheidszorgconsumptie onder ouderen. Het meest worden middelen tegen hoest en verkoudheid, pijn- en koortswerende middelen en versterkende middelen (vitamines) gebruikt. Het gebruik van de twee laatst genoemde ‘medicijnen’ is de afgelopen jaren toegenomen, het gebruik van de overige middelen is stabiel gebleven. Ouderen gebruiken meer geneesmiddelen.
Medicijngebruik
Regio t.o.v. landelijke trend Niet bekend
Pijn- of koortswerende en versterkende middelen hoger
Ambitie 5: De beschikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de eerste lijnszorg op een voldoende niveau houden en betere informatie geven over de mogelijkheden om een beroep te doen op zorg.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
14
Hoofdstuk 4
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
4.1 Taken volgens de wet De Wet collectieve preventie volksgezondheid (WCPV, 1990/2002 ) geeft gemeenten taken ten aanzien van de collectieve preventie volksgezondheid. In 2002 is de wet aangescherpt en zijn deze taken verder geconcretiseerd. Artikel 2, lid 1 van de WCPV luidt: ‘gemeenteraden bevorderen de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de collectieve preventie, alsmede de afstemming tussen deze collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg’. Dit hoofdstuk, en de twee volgende hoofdstukken bespreken alle uit deze wet voortvloeiende taken van de gemeenten ten aanzien van collectieve preventie en curatieve zorg. De letterlijke tekst van de wet is opgenomen in bijlage 3. 1. Op epidemiologische analyse gebaseerd inzicht verwerven in de gezondheidssituatie van de bevolking Voor het formuleren van een lokaal en regionaal gezondheidsbeleid is inzicht in de gezondheidssituatie van de regiobevolking van belang. De GGD verzamelt structureel gegevens over de gezondheidssituatie uit verschillende bronnen en analyseert deze. De epidemiologische gegevensverzameling krijgt vorm in gezondheidsmonitoring: signaleren, waarschuwen, initiëren en evalueren van beleid. 2. Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen Gezondheid wordt door veel factoren beïnvloed. Herstructurering van wijken, binnenstedelijke verdichting, (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen, maar ook de herindeling van sportvelden, hebben implicaties voor de (beleefde) gezondheid van inwoners. Er is door TNO en de NSPOH een instrumentarium ontwikkeld waarmee bij dergelijke plannen de effecten op de gezondheid van betrokken burgers zichtbaar gemaakt kunnen worden. Dit is vergelijkbaar met instrumenten om effecten op het milieu te meten. Milieueffecten kunnen doorwerken op de gezondheid. De ‘screening van milieueffecten’ kan worden aangescherpt of aangevuld met een ‘screening van gezondheidseffecten’. De bewuste keuze om de gezondheidseffecten van andere beleidsterreinen aan het daglicht te brengen, heet facetbeleid. 3. Bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en opvoeding Het gaat hier om allerlei bevolkingsonderzoeken en om het bevorderen van gezond gedrag, dat een belangrijke bijdrage aan de volksgezondheid levert. Gezond gedrag is niet alleen een zaak van de burgers zelf. Gezond gedrag kan worden bevorderd door enerzijds kennis en vaardigheden van het individu te vergroten en anderzijds de keuze voor gezond gedrag in de sociale en fysieke omgeving van het individu gemakkelijker te maken. 4. Bevorderen van medisch-milieukundige zorg De medisch milieukundige taak van de GGD bestaat uit het signaleren en adviseren omtrent milieufactoren die van invloed kunnen zijn op de gezondheid. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het binnenmilieu en het buitenmilieu. 5. Bevorderen van technische hygiënezorg Het bevorderen van technische hygiënezorg omvat het formuleren van eisen voor de technische hygiëne van instellingen, het adviseren van deze instellingen op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van activiteiten en het signaleren van ongewenste situaties. Het gaat hierbij specifiek om instellingen waar gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op verspreiding van micro-organismen. 6. Uitvoeren van infectieziektebestrijding De infectieziektebestrijding bestaat uit het verzamelen en analyseren van gegevens over infectieziekten en adviseren omtrent te nemen maatregelen, een actieve bron- en contactopsporing, het zonodig aanbieden van vaccinaties aan specifieke doelgroepen en het geven van voorlichting aan
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
15
de bevolking. Naast de algemene infectieziektebestrijding is er specifiek aandacht voor tuberculosebestrijding en bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen. 7. Een maal per vier jaar vaststellen van een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid Volgens de wet moet de gemeenteraad in de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid in ieder geval aangeven hoe ze uitvoering denkt te geven aan de WCPV-taken. Aan de wettelijke taken moet worden voldaan. Ten aanzien van de mate waarin bestaat enige keuzevrijheid. Dat geldt ook voor de wijze waarop de taken worden uitgevoerd en met wie. De concrete uitwerking van deze nota wordt in plannen van aanpak uiteen gezet. 8. Het instellen en instandhouden van een gezondheidsdienst (GGD) en het aan de GGD voor advies voorleggen van besluiten die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de collectieve preventie Volgens de wet moet de GGD worden ingesteld en in stand gehouden ter uitvoering van bij of krachtens de WCPV opgedragen taken. Maatwerk is daarbij mogelijk. Specifiek heeft de wet de hierboven beschreven adviesfunctie van de GGD vastgelegd. De GGD Zaanstreek-Waterland vervult een zeer belangrijke rol in de uitvoering van de diverse WCPVtaken. De huidige uitvoering door de GGD staat in bijlage 4. Bij de fusie van de GGD Zaanstreek-Waterland (1999) is een evaluatie toegezegd. Hiertoe is in 2003 het bureau KPMG ingeschakeld. In den lande zijn over de toekomst en schaalgrootte van gezondheidsdiensten discussies gaande, die in de regio worden afgewacht. Ambitie 6: Een goede uitvoering van de wettelijke (WCPV) taken en de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk naast en binnen dit takenpakket. 4.2
Overleg
Tussen de gemeenten en de GGD in de regio Zaanstreek-Waterland is een nauwe samenwerking vereist. Deze eis betreft het totstandkomen van de nota’s gemeentelijk gezondheidsbeleid, alsmede de uitvoering van het gezondheidsbeleid, dat voor een belangrijk deel de uitvoering van de WCPVtaken betreft. Een hierop toegesneden efficiënt en effectief ambtelijk overleg kan zowel de portefeuillehouders Volksgezondheid als het GGD-bestuur voeden. De gemeenten geven hun beleidsambities aan de GGD aan. De GGD bezit de inhoudelijke expertise om te adviseren en om te wijzen op nieuwe, relevante ontwikkelingen voor het gezondheidsbeleid. De gemeentelijke gezondheidsbeleidsnota’s zullen worden uitgewerkt op deelthema’s. Relevante partijen, zowel binnen als buiten de gemeente, worden hierbij betrokken. Ambitie 7: Bevorderen van een integrale aanpak op het brede terrein van gezondheidsbeleid in de regio.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
16
Hoofdstuk 5 Openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ)
5.1
Inleiding
De WCPV draagt in art. 2, lid 2f aan de gemeenteraad op ‘het bevorderen van de openbare geestelijke gezondheidszorg’. Hieronder wordt in ieder geval verstaan: • het signaleren en bestrijden van risicofactoren; • het bereiken en begeleiden van risicogroepen; • een meldpunt voor signalen of dreiging van crisis; • de psychosociale hulpverlening bij rampen; • tot stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de OGGZ. Het beleidsterrein van de geestelijke gezondheidszorg staat, als onderdeel van de brede gemeentelijke verantwoordelijkheid op het gebied van de openbare gezondheidszorg, de laatste jaren al meer in de belangstelling. Oorzaak daarvoor is de overlast die in het openbare leven wordt veroorzaakt door de toename van verslavingsproblematiek, psychiatrische problematiek en dak- en thuisloosheid. De WCPV zorgt ervoor dat de gemeentelijke verantwoordelijkheid verder strekt dan alleen het bestrijden van overlast. In bijlage 5 wordt dit beleidsterrein nader omschreven. 5.2
OGGZ in de regio Zaanstreek-Waterland
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg is voor de gemeenten een nog onbekend terrein. Tot voor kort speelden de activiteiten op dit gebied zich in belangrijke mate af binnen de muren van de GGZinstellingen. Toch gebeurt er in Zaanstreek-Waterland al het nodige; bijvoorbeeld in de vorm van het Meldpunt Extreme Overlast (en Extreme Zelfverwaarlozing). Daarnaast voeren de gemeenten beleid dat raakt aan de geestelijke gezondheidszorg. Meldpunt Het Meldpunt Extreme Overlast (en Extreme Zelfverwaarlozing) is ondergebracht bij de GGD. Hier kunnen door derden mensen worden aangemeld die overlast veroorzaken door vervuiling of sociaal onaangepast gedrag. Bij deze bemoeizorg is vaak psychische of psychiatrische problematiek aan de orde, al dan niet gecombineerd met een verslavingsprobleem. Het Meldpunt richt zich in eerste instantie op schoonmaak en/of herinrichting van de woning. Desnoods wordt naar behandelaars gezocht, al laten zorgmijders zich zelden tot nooit behandelen. Openbare geestelijke gezondheidszorg houdt zich ook bezig met zaken als vereenzaming van dementerende ouderen, mishandeling van ouderen, huiselijk geweld en andere verschijnselen waarbij de personen die met de problemen kampen zelf geen hulpvraag formuleren. Het Meldpunt kan daarom uitgebouwd worden tot coördinatiepunt dat zich bezighoudt met signaleren, coördineren, doorgeleiden en kortdurend zelf handelen. Het Meldpunt kan ook een bredere beleidssignalerende functie gaan vervullen. Dak- en thuislozen- en verslavingsproblematiek Tot de openbare geestelijke gezondheidszorg behoren ook de opvang van dak- en thuislozen en de ambulante verslavingszorg. Dit laatste is het werk van Brijder Verslavingszorg. Zaanstad was tot en met 2001 centrumgemeente voor de ambulante verslavingszorg en maatschappelijke opvang (dak- en thuislozen, vrouwen) van Zaanstreek-Waterland. Vanaf 1 januari 2002 is ook Purmerend centrumgemeente. De centrumgemeenten ontvangen rijkssubsidie. De gemeenten moeten terzake beleid maken en geld beschikbaar stellen aan de uitvoeringsorganisaties. In beide subregio’s wordt echter in toenemende mate duidelijk dat de vermaatschappelijking van de zorg ook leidt tot een verhoogde problematiek wat betreft verslaving, overlast in de openbare ruimte en dak- en thuisloosheid. Het huidige aanbod kan hierop onvoldoende adequaat inspelen.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
17
Binnen de groeiende groep daklozen is het aantal vrouwen en kinderen sterk toegenomen. Het aantal zwerfjongeren zou de afgelopen vier jaar zelfs verdubbeld zijn. Er is een sterke samenhang met de toenemende schuldenproblematiek. De leeftijden van dak- en thuislozen variëren van onder de twintig tot diep in de tachtig. Dak- en thuislozen zijn overwegend van het mannelijk geslacht. Slechts ongeveer 15% van hen is vrouwelijk. Naar de grootte van de groep dak- en thuislozen wordt met enige regelmaat onderzoek gedaan. De meeste schattingen van de omvang van de groep dak- en thuislozen zijn gebaseerd op registraties van instellingen voor maatschappelijke opvang, sociale pensions en dak- en thuislozenvoorzieningen. De groep niet-geregistreerde dak- en thuislozen blijft in deze schattingen buiten beeld. Landelijk gaat het om 2 promille; dit betekent in de regio ZaanstreekWaterland naar schatting ongeveer 600 personen. 5.3 Gemeentelijke regierol in OGGZ Door de vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorgsector krijgen de gemeenten in toenemende mate een vangnetfunctie. Ze krijgen steeds meer te maken met huisvestings-, hulpverlenings- en begeleidingsvragen van mensen met psychische problemen. Daarom legt de wet bij de gemeenten de regie om tot uitvoeringsafspraken in de OGGZ te komen. Voordat de uitvoering door verschillende partijen onderling kan worden afgestemd, is het nodig dat er duidelijkheid is over kerntaken en verantwoordelijkheden van de gemeenten en de andere relevante partijen ten aanzien van de OGGZ en dat hierover afspraken worden gemaakt. Ambitie 8: - de gemeentelijke rol van regievoerder actief invullen, vormgeven en effectueren; - samen met andere partijen, de reikwijdte en diepte van de gemeentelijke taken op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg in beeld brengen; - samenwerkingsafspraken tot stand brengen tussen betrokken organisaties in de openbare geestelijke gezondheidszorg inzake beleid en uitvoering.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
18
Hoofdstuk 6
Jeugdgezondheidszorg
De wettelijke taak voor de gemeenteraad (WCPV, art.3 a) luidt: ‘het zorgdragen voor de uitvoering van de Jeugdgezondheidszorg’. Sinds 1 januari 2003 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van Jeugdgezondheidszorg voor kinderen en jongeren van 0 tot 19 jaar. Voorheen was dat al het geval voor de jeugd van 4-19 jaar. Nu is daar de intensieve zorg voor de 0- tot 4-jarigen bijgekomen. De jeugdgezondheidszorg wordt in de regio van oudsher verleend door de GGD (4-19 jaar) en Evean Jeugdgezondheidszorg (de bekende consultatiebureau’s voor kinderen van 0-4 jaar). Door de eenduidige regie is het mogelijk om continu de ontwikkeling in gezondheid en leefomgeving van de 0 tot 19-jarigen te volgen en daarin zo mogelijk te interveniëren. De doelstelling van de jeugdgezondheidszorg is ‘de gezondheid van jeugdigen op een dusdanige manier bewaken, beschermen en bevorderen dat ieder individu als jeugdige en volwassene een optimaal niveau van individueel en maatschappelijk functioneren kan bereiken’. De WCPV legt de gemeenten een basistakenpakket op, waarin de preventieve gezondheidszorg wordt omschreven voor alle in Nederland woonachtige kinderen. Het basistakenpakket bestaat uit zes producten: • • • • • •
Monitoring en signalering: het systematisch volgen van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van een kind en/of groepen kinderen. Inschatten van de zorgbehoefte: inschatten in welke mate de ouders/verzorgers en het kind worden belast en of de ouders/verzorgers de opvoeding en verzorging van hun kind aankunnen. Screeningen en vaccinaties, bijvoorbeeld de verplichte DKTP-vaccinatie (difterie, kinkhoest, tetanus, polio). Voorlichting, advies, instructie en begeleiding: het ondersteunen van ouders en kinderen bij bijvoorbeeld het bevorderen van gezond gedrag en opvoedingsproblematiek. Beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen: inschatten van de omgevingsfactoren, die de gezondheid van een kind kunnen bedreigen. Zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking: samenwerken en afstemmen tussen zorg- en hulpverlening aan kinderen.
Begin 2002 is in regionaal verband een projectgroep ‘Integrale jeugdgezondheidszorg 0- tot 19jarigen’ van start gegaan met als doel: • • • •
de overgang van de zorg voor 0- tot 4-jarigen naar gemeentelijke regie soepel te laten verlopen; inhoudelijk vorm te geven aan de integratie van beide onderdelen van de jeugdgezondheidszorg; afstemming met andere partners in de ketenzorg voor jongeren te verbeteren; organisatorisch vorm te geven aan die integratie.
Aan de eerste doelstelling is grotendeels in 2002 en begin 2003 voldaan. Met betrekking tot de overige drie doelstellingen komt de projectgroep in 2003-2004 tot voorstellen waarover eind 2004 in de afzonderlijke gemeenten besluitvorming plaats zal moeten vinden. Daarna volgt een fase van implementatie van de genomen besluiten. Meer informatie staat in bijlage 6. 6.1
JGZ en sociaal economische gezondheidsverschillen
Eerder werd in deze nota aandacht geschonken aan sociaal economische gezondheidsverschillen: de samenhang tussen de gezondheid van mensen en hun opleidingsniveau, hun inkomenspositie en hun woonsituatie. Dit gegeven noopt ertoe zo vroeg mogelijk in het leven van mensen te investeren in het verbeteren van hun sociaal-economische positie, bijvoorbeeld door extra aandacht te schenken aan jongeren die om allerlei redenen een verhoogd risico lopen op ontwikkelings- en gedragsproblematiek. Door systematische gegevensverzameling vanaf de geboorte komen (groepen) kinderen met verhoogde risico’s in beeld en kan gericht aanbod ontwikkeld worden. Dat aanbod bestaat uit extra onderzoek en advisering, met name over opvoedingsvraagstukken. De organisaties die de taken op het gebied van jeugdgezondheidszorg uitvoeren zien zo goed als álle kinderen, en worden dan ook geacht om systematisch gegevens te verzamelen en toegankelijk te
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
19
maken. Zij vormen belangrijke partners voor al die organisaties en instellingen die zich met de jeugd bezighouden. Dat belang wordt versterkt door hun kennis en ervaring, de sterke focus op preventie èn het laagdrempelige karakter van de organisaties. De meerwaarde van de jeugdgezondheidszorg moet dan ook zeker gezien worden in relatie tot het gehele veld van jeugdhulpverlening, van programma’s op het gebied van opvoedingsondersteuning tot de zorg voor kinderen die daadwerkelijk in de problemen zijn gekomen. Maar ook de relatie met het onderwijs is van cruciaal belang: door het terugdringen van vroegtijdig schoolverlaten en het bieden van optimale ontwikkelingskansen voor jongeren door hen minimaal een startkwalificatie te laten behalen, kan het gemiddelde opleidingsniveau stijgen. Vaak komt schooluitval niet alleen door problemen van cognitieve aard, maar liggen er meer psychosociale aspecten aan ten grondslag. Deelname van de jeugdgezondheidszorg aan zorgteams op scholen kan er voor zorgen dat deze aspecten eerder onder de aandacht komen, zodat er tijdig op kan worden ingespeeld. Daarnaast levert de jeugdgezondheidszorg door de systematische gegevensverzameling belangrijke informatie voor de gemeenten om hun gehele beleid voor de jeugd vorm te geven. Ambitie 9: - Het tot stand brengen van een optimale, longitudinale zorg voor de jeugd van 0-19 jaar, waarbij de zorg voor deze leeftijdscategorie beleidsmatig en uitvoerend in een aaneensluitende keten wordt geleverd; - Het verbeteren van zorgketens voor kinderen/jeugdigen in verschillende leeftijdsfasen door optimalisering van samenwerking tussen de JGZ en andere instellingen (onderwijs, jeugdzorg); - Het optimaliseren van de monitoringsfunctie ten aanzien van de jeugd.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
20
Hoofdstuk 7 7.1
Acties gemeente Beemster
Inleiding
Het college van burgemeester en wethouders van Beemster wil het niet bij beleidsvoornemens en ambities laten. Er gaat immers niets boven een goede gezondheid voor alle inwoners. Ons college wil de verantwoordelijkheid die de gemeente daarin heeft gekregen door de wet, dan ook niet uit de weg gaan. Aan gezondheid moet gewerkt worden en daarom worden in dit hoofdstuk concrete acties of activiteiten opgenomen, waarmee gemeenten, GGD en ander belanghebbende partijen aan de slag kunnen. De uitvoering zal gefaseerd moeten, gezien de ambities, beschikbare en benodigde middelen en het tijdsbestek van deze nota. Door het benoemen van activiteiten kan op eenvoudige wijze de voortgang worden bewaakt bijvoorbeeld in tussentijdse rapportages. In de vorige hoofdstukken is ingegaan op de gezondheidssituatie, knelpunten daarin en in welke richting het beleid wordt ingezet door middel van aldus geformuleerde ambities, waarbij onderscheid is gemaakt naar meer inhoudelijke en meer procesmatige onderwerpen en waarbij we zijn genoodzaakt om keuzen te maken. Daarom geldt: - we pakken niet alles aan, alleen wat belangrijk en beïnvloedbaar is; - wij richten ons niet op iedereen, maar kijken naar de verschillende groepen; - wij komen niet altijd in actie, maar alleen als we resultaat kunnen verwachten; Inhoud en proces Dit hoofdstuk vormt een soort ‘werkplan’ voor de komende periode. In de acties is onderscheid aangebracht in meer op inhoud van het beleid gerichte acties en acties die meer het karakter hebben van een proces of ter vervullen (regie)rol, waardoor het beoogde resultaat wordt bereikt. Dit onderscheid is o.a. van belang vanwege de rol van gemeente op het beleid: soms inhoudelijk gericht op bepaalde problematiek, leeftijdscategorieën, doelgroepen of (fysieke) gebieden. Daarnaast is de gemeente in veel gevallen als partij primair of secundair verantwoordelijk voor de totstandkoming door het bijeenbrengen van partijen of het aanbrengen van samenhang. 7.2
Gezondheidssituatie Gemeente Beemster Provinciale prognose gemeente Beemster naar leeftijdscategorie 2001
2004
2005
2010
2015
2020
0-14 15-24 25-34 35-44 45-54 55-64 65-74 75+
1667 947 1074 1337 1336 964 670 464
1662 940 880 1388 1346 1108 706 497
1707 914 963 1314 1259 1142 662 490
1675 1022 941 1196 1304 1207 729 544
1618 1105 1000 1085 1324 1182 896 551
1607 1112 1092 1056 1223 1236 952 629
Totaal
8459
8527
8451
8618
8761
8907
Aan de absolute cijfers over 2001 en 2004 en de bevolkingsprognose 2005 - 2020 is te zien dat de vergrijzing snel toeneemt. De categorie 55+ neemt van 24,8% in 2001 toe tot 31,6% in 2020. Dit heeft consequenties voor de gezondheid van de inwoners van Beemster en dus voor het aanbod van voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg. In 2001 is er een gezondheidsenquête door de GGD Zaanstreek Waterland gehouden. De enquête heeft veel gegevens opgeleverd over de gezondheidstoestand van de bevolking in de regio Zaanstreek/Waterland. De kleinere gemeenten konden kiezen uit uitspraken op het niveau van de hele regio, uitspraken voor de stadse of plattelandse gebieden in de regio en uitspraken op gemeenteniveau. In Beemster is gekozen om uitspraken op gemeenteniveau te doen.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
21
De enquête, ook wel “gezondheidsmonitor” genoemd, richtte zich met name op inwoners tussen 18 en 70 jaar. Dit is tevens de beperking van de monitor. De GGD Z/W treft momenteel maatregelen om ook inzicht te krijgen in de gezondheidstoestand van de inwoners in de leeftijdgroepen 0 - 19 jaar en 70+. De uitspraken kunnen worden verdeeld over een aantal thema’s, de belangrijkste uitkomsten liggen voor Beemster op het gebied van fysieke omgeving, de leefstijl, en het welbevinden (zie onderstaande tabel). Beemster Onderwerp
De gemeente Beemster is qua oppervlakte een groot gebied, maar qua inwonertal behoort het tot de kleinere gemeenten van Zaanstreek/Waterland. Dit kan van invloed zijn op de bereikbaarheid van de eerste lijnszorg. De eerste lijnszorg is van groot belang, het vormt namelijk de poortwachter voor zorg. Zeker in relatie tot een vergrijzende bevolking.
Fysieke omgeving Een slecht binnenmilieu kan schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid. Beemster scoort significant lager dan de regio als het gaat om klachten over het binnenmilieu. Een slecht binnenmilieu word veroorzaakt door te veel vocht in de woning, hetgeen voorkomen zou kunnen worden d.m.v. voldoende ventilatie. Leefstijl In Beemster wordt in georganiseerd verband meer gesport dan in Purmerend en Zaanstad, maar significant minder dan in Oostzaan en Wormerland. In Beemster zijn er relatief ook minder mensen met overgewicht. Met name Beemster mannen scoren wat dit betreft goed. De voedingsgewoonten van de Beemsterlingen zouden wel verbeterd kunnen worden. Zo wordt er niet altijd op de juiste momenten gegeten, wordt er niet elke dag groente genuttigd. Met name door jongeren en lager opgeleiden wordt er minder vis en vezels gegeten. Hoe hoger de leeftijd en hoe lager de opleiding hoe meer overgewicht mensen hebben. fysiek welbevinden In Beemster wijkt het ervaren van een slechte gezondheid niet significant af van de regio. Een gevoel van moeheid wordt in Beemster echter, zowel bij mannen als vrouwen, minder vaak gemeld dan elders. Ook voelen zowel mannen als vrouwen in Beemster zich ’s ochtends beter uitgeslapen dan elders in Zaanstreek/Waterland.
7.3
AMBITIES EN ACTIES
In onderstaand schema worden allereerst de ambities, die in eerdere hoofdstukken van deze nota reeds zijn gepresenteerd, weergegeven. In de tweede kolom wordt het ambitieniveau aangegeven. De woorden gelijk, hoger of lager geven aan of het ambitieniveau van de gemeente gelijk, hoger of lager ligt dan het regionale ambitieniveau. In de derde kolom worden vervolgens de lokale actiepunten genoemd waarmee ambities verwezenlijkt kunnen worden. Voor elk actiepunt is ook de looptijd aangegeven. De kosten per actiepunt zijn op dit moment nog niet duidelijk, daarom wordt er in paragraaf 7.6 een totaal bedrag gereserveerd voor de uitvoering van de in deze nota genoemde actiepunten.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
22
Ambitie volgens nota Ambitieniveau
Actiepunt
Gezondheidssituatie Ambitie 1: Beter inzicht krijgen in Gelijk de gezondheidssituatie van de bevolking in de gemeente.
Verdere ontwikkeling en periodieke herhaling van de huidige monitor Volksgezondheid, aangevuld met de doelgroepen jeugd en ouderen.
Leefstijl Gelijk Ambitie 2: Jong beginnen. Leefstijlprojecten ter bevordering van gezond gedrag (zoals meer bewegen, gezondere voeding, geen verslavende middelen als nicotine, alcohol of drugs gebruiken) richten zich vooral op de jeugd.
Periode Kosten Begin – in € eind jan. 04 - Zie 7.6 mei 04
2003 2006
Zie 7.6
Jan.04Dec.04
Zie 7.6
-Aan de hand van een enquête onder de jeugd de verslaving aan sigaretten, (soft)drugs en alcohol in kaart brengen. - Aan de hand van een enquête onder de jeugd de mogelijkheden en wensen m.b.t. vrijetijdsbesteding in kaart brengen. Naar aanleiding hiervan meer activiteiten voor de jeugd ontwikkelen waarmee verveling en vandalisme kunnen worden voorkomen.
Fysieke omgeving Ambitie 3: Gezondheidsbevordering
vindt ook plaats vanuit diverse andere beleidsterreinen. Bij ingrepen in fysieke omgeving ter versterking van sociale samenhang en leefbaarheid, moeten uitdrukkelijk de gezondheidsaspecten worden meegenomen.
Gelijk
-Het starten van een project “gezond binnenmilieu” om het leefmilieu in de woning te verbeteren. Het jaar 2004 wordt landelijk het “jaar van het binnenmilieu”. De gemeente wil dat de GGD bij de milieutaak aansluiting zoekt bij dit themajaar.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
23
Sociale omgeving Ambitie 4: Het gezondheidspreventiebeleid voor de komende jaren is gericht op het verbeteren van de sociale leefomgeving en het versterken van de sociale cohesie.
Gelijk
Zie 7.6
Jaarlijks
Zie 7.6
2003 e.v.
Zie 7.6
-Structureel continueren van het project Huiselijk Geweld. -Bij de planologische ontwikkeling van de gemeente dient meer uitgegaan te worden van de sociale aspecten van het wonen, waarbij er meer aandacht is voor de vragen van ouderen en gehandicapten. Uitgaan van een concentratie van voorzieningen die voor ouderen van belang zijn.
Gezondheidszorg Gelijk Ambitie 5: De beschikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid van de eerste lijnszorg op een voldoende niveau houden en betere informatie geven over de mogelijkheden om een beroep te doen op zorg. Wet collectieve preventie volksgezondheid
-Het in kaart brengen van de huisartsen, tandarts en fysiotherapeuten in de gemeente en waar zich huisvestingsproblemen voordoen regisseren en faciliteren.
Gelijk
Voorwaarden scheppen om te waarborgen dat: -de GGD voldoet aan een bepaald niveau aan kennis, kunde en menskracht om calamiteiten op te vangen (inspectienormen); -planmatig uitvoeren van technische hygiënezorg mogelijk is; -verdere ontwikkeling van de medisch milieukundige taak mogelijk is ten aanzien van zowel binnen als buiten milieu.
Ambitie 6: Een goede uitvoering van de wettelijke (WCPV) taken en de mogelijkheid tot het leveren van maatwerk naast en binnen dit takenpakket.
2005 e.v.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
24
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid Ambitie 7: Bevorderen van een integrale aanpak op het brede terrein van gezondheidsbeleid in de regio.
Gelijk
2003 e.v.
Zie 7.6
2003 – 2004
Zie 7.6
-Integrale aanpak van beleidsvorming verankeren in de interne beleidscycli en de bestuurlijke besluitvorming van de gemeente. -Betrekken van meerdere relevante disciplines bij het Home-team, zodat multi-disciplinair (huisarts, maatschappelijk werk, woningbouwvereniging gemeente, Halt, politie etc.) naar een “probleem gezin” gekeken kan worden.
Openbare Geestelijke Gezond-heidszorg (OGGZ) gelijk Ambitie 8: - de rol van regievoerder actief invullen, vormgeven en effectueren op het gebied van de OGGZ; - -Samen met andere partijen de reikwijdte en diepte van gemeentelijke taken op het gebied van de OGGZ in beeld brengen; - samenwerkingsafspraken tot stand brengen tussen betrokken organisaties in de OGGZ inzake beleid en uitvoering;
-Continueren van het Meldpunt Extreme overlast. Voorstellen doen hoe het meldpunt in de toekomst een bredere beleidssignalerende functie kan gaan vervullen
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
25
Jeugdgezondheidszorg (JGZ) Gelijk Ambitie 9: - Het tot stand brengen van een optimale, longitudinale zorg voor de jeugd van 0-19 jaar, waarbij de zorg voor deze leeftijdscategorie beleidsmatig en uitvoerend in een aaneensluitende keten wordt geleverd; - Het verbeteren van zorgketens voor kinderen/jeugdigen in verschillende leeftijdsfasen door optimalisering van samenwerking tussen de JGZ en andere instellingen (onderwijs, jeugdzorg); - Het optimaliseren van de monitorfunctie ten aanzien van de jeugd
7.4
2003 – 2006
Zie 7.6
-voltooien van het lopende proces tot integratie van gezondheidszorg voor de groep 0-19 jarigen. -optimaliseren van de jeugdgezondheidsmonitor voor de groep 0-19 jarigen. -ROA jeugdzorg wil in een jeugdzorgplatform casuïstiekoverleg op lokaal niveau organiseren.
En hoe nu verder…?
Uit de vorige hoofdstukken is duidelijk geworden, dat gezondheid als een buitengewoon kostbaar, maar complex goed moet worden beschouwd. Het heeft met vele gemeentelijke beleidsterreinen van doen en vraagt, naast een algemene basale zorg op diverse terreinen, om specifieke aandacht. Misschien is het daarom wel zo lastig om (volks)gezondheid als leidend thema van gemeentelijk beleid neer te zetten. Lastig, maar ook uitdagend, omdat er voor alle betrokkenen zoveel winst is te behalen. De uitkomsten van onze analyse en de vertaling daarvan in deze nota leiden, met uitzondering van vastliggende, bij wet of verordening geregelde verplichtingen, onvermijdelijk tot differentiatie in onze aanpak. Niet alles kan en ook niet tegelijk. 7.5
Een kwestie van investeren
De visie, die wij in deze nota uitdragen vraagt om keuzes op vele beleidsterreinen. Keuzes die soms lastig zijn omdat ze leiden tot andere denk- en werkwijzen. Of omdat zij leiden tot de noodzaak van investeringen: in mensen, in methodiekontwikkeling, in netwerken en structuren en uiteindelijk in financiële middelen. En in elk geval leiden ze tot de noodzaak om de ontwikkelingen die wij met deze nota op gang willen zetten goed te volgen en op tijd te evalueren. Dat betekent dat wij meer zorg moeten gaan besteden aan monitoring en het meten van effecten van ons beleid. Daarbij moeten wij niet schromen om ineffectieve interventies te beëindigen. Als gemeentebestuur lopen wij voor deze inzet niet weg. Wij willen ons op voorhand vastleggen op een inspanningsverplichting ten aanzien van de noodzakelijke investeringen. Wij nemen ons voor om ter uitwerking van deze nota en na e vaststelling ervan, uiterlijk in het 2 kwartaal van 2004 een plan van aanpak te presenteren waaraan
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
26
per (gekozen) actie nadere uitwerking wordt gegeven. Daarin zullen wij waar mogelijk aansluiten op bestaand beleid, want wij doen al heel veel als het om de gezondheid van onze burgers gaat. 7.6
Financiering gezondheidsbeleid
In deze paragraaf wordt tot slot stilgestaan bij de financiering van de nota Gezondheidsbeleid. Hoewel de nota Gezondheidsbeleid in de gemeente Beemster voor de eerste maal tot stand komt, is gezondheidsbeleid niet nieuw. In de gemeentebegroting zijn structurele middelen opgenomen ten behoeve van het voeren van gezondheidsbeleid. Deze middelen, evenals die voor een aantal belangrijke instellingen, zijn bedoeld om een aantal lopende projecten, die in deze nota als actiepunt voor het gezondheidsbeleid zijn vastgelegd, te financieren. Voor een aantal voorgestelde beleidsmaatregelen geldt dat het nieuwe beleidsimpulsen zijn. Hiervoor zijn aanvullende middelen noodzakelijk. Over deze projecten worden afzonderlijke projectvoorstellen voorbereid en zal separate besluitvorming plaatsvinden. Ter uitvoering van de in de nota genoemde acties wordt voorgesteld om in 2004 een bedrag van € 0,50 per inwoner en in 2005 € 1.00 per inwoner in de begroting te ramen. Bij een totale bevolkingsomvang van 8600 betekent dit het volgende. Jaar
bedrag per inwoner
totaal
2004 2005
€ 0,50 € 1,00
€ 4.300.-€ 8.600.--
7.7
Voortgangsrapportage en bijstelling van beleid
Op basis van de voortgangsrapportages en evaluaties zal er jaarlijks een tussentijdse evaluatie van het gezondheidsbeleid worden gepresenteerd. De eerste tussentijdse evaluatie zal eind 2004 plaatsvinden. Naar aanleiding van deze tussentijdse evaluatie wordt het gezondheidsbeleid waar nodig bijgesteld. De gemeente wil na vier jaar, dat wil zeggen begin 2007, met alle betrokken partijen een nieuw lokaal gezondheidsplan opstellen.
NOTA gemeentelijk gezondheidsbeleid in regionale context (eindversie 17 september 2003)
27
BIJLAGEN Bijlage 1:
Gebruikte informatiebronnen
Bijlage 2:
Overzicht van partijen
Bijlage 3:
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
Bijlage 4:
Huidige uitvoering van de WCPV-taken (excl. OGGZ en JGZ) door de GGD Zaanstreek-Waterland
Bijlage 5:
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ)
Bijlage 6:
Jeugdgezondheidszorg (JGZ)
Bijlage 7:
Werkbijeenkomst met verschillende partijen d.d. November 2002
Bijlage 8:
Overzicht actueel gezondheidsbeleid in de Zaans-Waterlandse gemeenten
Bijlage 9:
Afkortingen
Bijlage 10:
Geraadpleegde literatuur
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
1
BIJLAGE 1:
Gebruikte informatiebronnen
Startnotitie In juli 2002 is de Startnotitie voor de (model)nota gemeentelijk gezondheidsbeleid 2003 t/m 2006 van de gemeenten in Zaanstreek-Waterland vastgesteld. Deze startnotitie geeft een aanzet tot de gemeentelijke visie, missie en uitgangspunten van het gezondheidsbeleid. Tevens wordt het proces beschreven om tot een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid te komen. Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid In 1990 is de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid vastgesteld. Na een evaluatie is deze wet aangescherpt. In 2002 aangescherpte wet vastgesteld. De integrale tekst van de wet is opgenomen in bijlage 3. Gezondheidsenquête 18-70 jaar uitgevoerd door de GGD Zaanstreek-Waterland in 2001, rapportage d.d. Oktober 2002 Deze enquête is voor de gemeenten afhankelijk van hun individuele wensen, op een bepaalde schaal i.c. op een bepaald detailniveau uitgevoerd. Zaanstad is sterk geïnteresseerd in de gezondheidssituatie in aandachtswijken en in de eigen meer landelijke en meer stedelijke deelgebieden. De kleinere gemeenten willen vooral weten hoe het staat met de totale gezondheidssituatie van hun inwoners. De rapportage die in oktober 2002 beschikbaar is gekomen fungeert als een nulmeting. De gezondheidsenquête is een onderdeel van de gezondheidsmonitor, waarmee periodiek de gezondheidssituatie van de inwoners van Zaanstreek- Waterland wordt gemeten. Werkbijeenkomst met verschillende partijen d.d. November 2002 In november 2002 is een werkbijeenkomst georganiseerd waarbij een breed scala aan partijen was uitgenodigd. Ongeveer 70 vertegenwoordigers van vele Zaanse en Waterlandse organisaties op het terrein van volksgezondheid, de zorg, welzijnswerk, wonen, milieu, ruimtelijke ordening, jeugdbeleid, sport etc. hebben deelgenomen aan de dag. Ook de wethouders uit de verschillende regiogemeenten zijn uitgenodigd. Bewust niet alleen de wethouders volksgezondheid, maar ook van ruimtelijke ordening, milieu, jeugdbeleid, volkshuisvesting etc. De gegevens uit de gezondheidsenquête 18-70 jaar en de bij de GGD en bij de gemeente beschikbare kennis over gezondheid(sbeleid) en wetgeving stonden centraal deze dag. Het doel was met de vele partijen na te gaan welke problemen op het terrein van gezondheid het meest relevant ervaren worden Tijdens de eerste ronde workshops stonden centraal de vragen: Welke signalen uit de enquête herkenden de professionals? Wat hadden zij gemist? Wat herkennen zij als belangrijkste knelpunten? In de tweede ronde met workshops was er ook de mogelijkheid om op oplossingen in te gaan. Van de werkbijeenkomst is een verslagboekje gemaakt, waarin onder andere een overzicht werd gegeven van de meeste opmerkingen die tijdens de workshops zijn gemaakt. De belangrijkste uitkomsten staan opgenomen in bijlage 7. Aan de deelnemers is de gelegenheid geboden te reageren op het verslag. Overzicht actueel gezondheidsbeleid in de Zaans-Waterlandse gemeenten Er is een inventarisatie gemaakt van beleid dat nu al door de gemeenten gevoerd wordt. Hier is een schema van gemaakt en kan gebruikt worden om te voorkomen dat twee keer hetzelfde wiel wordt uitgevonden. Tevens is het van nut bij het nagaan welke maatregelen er al genomen zijn ten aanzien van een bepaalde problematiek en wat de effectiviteit en knelpunten ervan zijn. Dit overzicht is opgenomen in bijlage 8.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
2
BIJLAGE 2:
Overzicht van partijen
Betrokkenen bij het gemeentelijk gezondheidsbeleid In onderstaande tabel wordt in alfabetische volgorde weergegeven welke partijen regionaal in Zaanstreek en Waterland actief zijn op welk gebied van het gezondheidsbeleid. Dit zijn de vier determinanten, zoals onderzocht via de gezondheidsenquête. Het speelveld is behoorlijk druk! Determinant Instelling Brijder (verslavingszorg) Dependance psychiatrisch ziekenhuis Duin en Bosch Evean Zorg Gemeenten GGD Zaanstreek/Waterland Regionaal Patiënten/Consumenten Platform en haar lidorganisaties RIAGG Zaanstreek/Waterland RIO’s Zaanstreek en Waterland Stichting Maatschappelijke Dienstverlening Zaanstreek Waterland Stichtingen Welzijn Ouderen Woningcorporaties Ziekenhuizen De Heel en het Waterland Ziekenhuis Zorgkantoor PWZ
Leefstijl
Gezondheidszorg
Fysieke Psychoomgeving sociale problematiek X X
X X
X X
X X X
X X X X
X X X X
X X X X
X
X X
X X
X X X
X
X
X X
X
X
X X X
X
X
X
X
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
3
BIJLAGE 3:
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
Ineengeschoven teksten van Wet collectieve preventie volksgezondheid (d.d. 25 mei 1990, versie van 1/4/99) en Wetswijziging d.d. 13 juli 2002 (Staatsblad 468) Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! Doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal gemeentelijke taken op het gebied van de collectieve preventieve in de Wet collectieve preventie in de Wet collectieve preventie volksgezondheid duidelijker te omschrijven en in die wet ook enige rijkstaken op te nemen; Zo is het, dat wij, de Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: § 1. Inleiding Artikel 1 1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Volksgezondheid, welzijn en Sport; b. Collectieve preventie: bescherming en bevordering van de gezondheid of van specifieke groepen daaruit, alsmede het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder de bevolking. c. Epidemie van infectieziekten: een in korte tijd sterke toename van het aantal nieuwe patiënten lijdens aan een bij of krachtens artikel 2 of 3 van de Infectieziektenwet aangewezen ziekte; d. Jeugdgezondheidszorg: preventieve gezondheidszorg ter behoeve van personen in de leeftijd e van 0-19 jaar, bestaande uit de in artikel 3a, 2 lid, bedoelde taken. 2. Bij Amvb kan voor één of meer aan de bij die maatregel aangewezen taken met betrekking tot de Jeugdgezondheidszorg een van het eerste lid sub. d. Afwijkende leeftijdsgrens worden gerekend (max. 19 jr.). § 2. Gemeentelijke taken Artikel 2 1. De gemeenteraad bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen collectieve preventie alsmede de onderlinge afstemming tussen deze collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg. 2. Ter verwezelijking van het bepaalde in het eerste lid draagt de gemeenteraad in ieder geval zorg voor: a. het verwerven van, op epidemiologisch analyse gebaseerd, inzicht in de gezongheidssituatie van de bevolking; Deze taak omvat in ieder geval het eenmaal per 4 jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijke gezondheidsbeleid, bedoeld in 3b, op landelijk gelijkwaardige wijze verzamelen en analyseren van gegevens omtrent onze gezondheidssituatie. Bij Amvb kunnen hier aan nadere regels worden gesteld. b. Het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen; c. Het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventie programma’s, met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en – opvoeding; d. Het bevorderen van medisch-milieukundige zorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren van ongewenste situaties, het adviseren over risico’s in het bijzonder bij rampen of dreiging van rampen, het beantwoorden van vragen uit de bevolking, het geven van voorlichting en het doen van onderzoek. e. Het bevorderen van technische hygiëne zorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het bijhouden van een lijst met instellingen waar, gezien de aard van de doelgroep en de omstandigheden waaronder de activiteiten worden verricht, een verhoogd risico bestaat op verspreiding van pathogene micro-organismen, het adviseren van deze instellingen over mogelijkheden op het gebied van bouw, inrichting en organisatie van de activiteiten om deze risico’s te verkleinen, het signaleren van ongewenste situaties, het beantwoorden van vragen uit de bevolking en het geven van voorlichting; f. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, waaronder in ieder geval wordt verstaan het signaleren en bestrijden van risicofactoren op het gebied van de openbare geestelijke gezondheidszorg, het bereiken en begeleiden van kwetsbare personen en risicogroepen, het functioneren als meldpunt voor signalen van crisis of dreiging van crisis bij kwetsbare personen en risicogroepen, het bieden van psychosociale hulp bij rampen en het tot
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
4
stand brengen van afspraken tussen betrokken organisaties over de uitvoering van de openbare geestelijke gezondheidszorg. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in het tweede lid,a en onder c t/m f, vermel;de Werkzaamheden nader worden uitgewerkt. Artikel 3 1. De gemeenteraad draagt zorg voor de uitvoering van de infectieziekten bestrijding, waaronder in ieder geval wordt verstaan, voorzover dit bij algemene maatregel van bestuur is bepaald: algemene infectieziekten bestrijding, bestrijding van sexueel overdraagbare aandoeningen, waaronder aids. Tbc, bron- en contactopsporing bij vermoeden op epidemieën van infectieziekten, het beantwoorden van geven van voorlichting en begeleiding. 2. Onze Minister kan ter zake van de bestrijding van een epidemie van infectieziekten een aanwijzing geven aan de gemeenteraad, indien deze niet of niet naar behoren maatregelen treft ter bestrijding van de epidemie, terwijl er ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt en een bovenregionale verspreiding van de desbetreffende infectieziekte te verwachten is. 3. Onze Minister pleegt over een voornemen tot het geven van een aanwijzing overleg met de gemeenteraad. Hij deelt het nemen van de aanwijzing, onder vermelding van de redenen daarvoor, mee aan de beide kamers van de Staten-Generaal. Artikel 3a 1. De gemeenteraad draagt eveneens zorg voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg. 2. Ter verwezenlijking van het eerste lid draagt de gemeenteraad in ieder geval zorg voor: a. het op systematische wijze volgen en signaleren van ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en – bedreigende factoren; b. het ramen van behoeften aan zorg; c. de vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen, met uitzondering van de perinatale screening op phenylketonutie (PKU), congenitale hypothyroïdie (CHT) en adrenogeniaal syndroom (AGS) en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma; d. het geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding; e. het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen. 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de in het tweede lid genoemde taken nader worden uitgewerkt. Artikel 3b De gemeenteraad stelt vóór 1 juli 2003 en vervolgens elke vier jaar een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast, waarin hij ten minste aangeeft hoe hij uitvoering geeft aan de in de artikelen 2, 3 eerste lid, en 3a genoemde taken en de in artikel 5, tweede lid, genoemde verplichting. Artikel 4 1. Indien de gemeenteraad een bijdrage heft voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van collectieve preventie draagt hij er zorg voor dat dit niet ten koste gaat van het bereik van deze werkzaamheden. 2. Geen bijdrage wordt geheven voor de bij of krachtens artikelen 3 en 3a opgedragen taken, behoudens in gevallen bij algemene maatregel van bestuur genoemd. Artikel 5 1. Ter uitvoering van bij of krachtens deze wet opgedragen taken dragen de gemeenteraden zorg voor de instelling en instandhouding van gemeentelijke gezondheidsdiensten. 2. Alvorens besluiten te nemen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de collectieve preventie vraagt de gemeenteraad onderscheidenlijk burgemeester en wethouders advies aan de gemeentelijke gezondheidsdienst. Artikel 5a Met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels, staat het de gemeenteraad vrij om de taken of onderdelen van taken, als bedoeld in artikel 3a, tweede lid, onder a tot en met d, te laten uitvoeren door instellingen voor zorg aan ouder en kind, als bedoeld in artikel 26a van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
5
Artikel 6 1. De gemeenteraad draagt er zorg voor dat de gemeentelijke gezondheidsdienst in ieder geval beschikt over deskundige op de volgende terreinen: a. geneeskunde; b. epidemiologie; c. verpleegkunde d. gezondheidsvoorlichting en – opvoeding; e. tandzorg f. gedragswetenschappen g. informatica. 2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de door de in het eerste lid genoemde deskundigen gevolgde opleidingen of verlangde deskundigheidseisen; de gestelde regels kunnen verschillen naar gelang de taken van de gemeentelijke gezondheidsdienst waarvoor de deskundigen worden ingezet. § 3. Rijkstaken Artikel 7 1. Onze Minister bevordert de kwaliteit en de doelmatigheid van de collectieve preventie. 2. Hij stelt voor het eerst in 2002 en vervolgens elke vier jaar bij nota landelijke prioriteiten vast op het gebied van de collectieve preventie. 3. Hij stelt in ieder geval eenmaal per vier jaar een landelijk programma vast voor uitvoering van onderzoek op het terrein van collectieve preventie. 4. Hij draagt zorg voor de instandhouding en verbetering van de landelijke ondersteuningsstructuur. 5. Hij bevordert de interdepartementale en internationale samenwerking op het gebied van de collectieve preventie. Artikel 7a 1. Met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de ambtenaren van het Staatstoezicht op de volksgezondheid. 2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren beschikken niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht. § 4. Gegevensverstrekking Artikel 8 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met het oog op het bepaalde in artikel 2, tweede lid, onder a, regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van gegevens aan gemeenten door personen en instellingen werkzaam op het terrein van de volksgezondheid. In de maatregel kan het stellen van nadere regels ten aanzien van daarbij aangewezen onderwerpen aan Onze Minster worden opgedragen. 2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het verstrekken van systematische informatie door gemeenten aan Onze Minister inzake de uitvoering van de wet. 3. De in dit artikel bedoelde algemene maatregelen van bestuur bevatten ten minste regels met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de vergoeding van kosten, en kunnen de in het eerste en tweede lid bedoelde gegevensverstrekking verplicht stellen. Artikelen 9 t/m 13 – vervallen Artikel 14 Deze wet treedt in werking met ingang van bij KB te bepalen tijdstip. Artikel 15 Deze wet kan worden aangehaald als ‘Wet collectieve preventie volksgezondheid’. Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
6
BIJLAGE 4:
Huidige uitvoering van taken WCPV door de GGD Zaanstreek-Waterland
GGD-uitvoering Hieronder wordt aangegeven welke taken de GGD in haar huidige beleidsplannen AGZ en JGZ heeft opgenomen om in de komende periode uitvoering te geven aan de WCPV. Inzicht verwerven in de gezondheidssituatie van de bevolking (epidemiologie) Naast de gezondheidsmonitor voor 18-70 jarigen, ontwikkelt de GGD in het kader van de Jeugdgezondheidszorg een jeugdmonitor voor de leeftijdsgroep 0-18 jaar. Ook deze monitor zal bestaan uit het verzamelen en analyseren van bestaande registraties van gegevens bij de GGD/Jeugdgezondheidszorg en Evean/Jeugdgezondheidszorg. Omdat voor de leeftijdgroep 12-18 ar op dit moment geen contactmoment is, wordt een enquête voorbereid. Ten aanzien van de leeftijdsgroep 70-plussers wil de GGD een aparte monitor ontwikkelen. Overigens staan of vallen deze activiteiten met voldoende epidemiologische formatie. Het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s met inbegrip van gezondheidsvoorlichting en opvoeding De preventieprogramma’s van de GGD richten zich veelal op specifieke doelgroepen en thema’s. Veel aandacht krijgen preventieprogramma’s voor jeugdigen. Voor de komende jaren zijn drie speerpunten benoemd, te weten verslaving, seksuele en relationele vorming en voeding/beweging. De preventieprogramma’s worden in samenwerking met het onderwijs aangeboden. Naast de jeugdigen zijn allochtonen, en met name de Turkse bevolkingsgroep en de asielzoekers een tweede doelgroep. In samenspraak met de doelgroep worden gezondheidsthema’s gekozen. In de uitvoering wordt samengewerkt met andere organisaties, waaronder de gemeenten en het Regiocollege in het kader van oudkomerstrajecten, Stichting Welsaen en Plato in het kader van voedingsvoorlichting voor Turken, de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening, Evean en het Zaans Medisch centrum. Het bevorderen van medisch-milieukundige zorg Het inschatten van de gezondheidsrisico’s en voorlichting aan de bevolking hierover zijn de belangrijkste taken van de GGD. In de afgelopen jaren lag de nadruk op een reactieve invulling van de medisch milieukundige taak. De landelijke overheid heeft een aanzet gegeven tot versterking van de medisch milieukundige taak. Dit zal naar verwachting de komende 5 jaar zijn beslag krijgen. Wanneer dit gerealiseerd is zal de medisch milieukundige taak zich uitbreiden met een proactieve taak, waardoor milieugezondheidsproblemen voorkomen kunnen worden. Het bevorderen van technische hygiënezorg Momenteel voert de GGD controles ‘hygiëne en veiligheid’ uit in kinderopvangcentra en de basisscholen. Vanaf 2004 zal de Wet Basisvoorziening Kinderopvang in werking treden. Naast hygiëne en veiligheid valt nu ook het pedagogisch handelen onder de wet. Kindercentra en gastouderbureaus worden verplicht zich te melden bij de gemeente. De GGD toetst of deze centra zich aan de landelijke kwaliteitseisen houden. In 2003 wordt nader onderzocht op welke wijze controle en advisering van tattoo-en piercingsshops, seks- en relaxhuizen, asielzoekerscentra en grote evenementen mogelijk is. Vervolgens zal in overleg met de gemeenten afgesproken moeten worden welke taken op het gebied van de technische hygiënezorg worden uitgevoerd en hoe dit gerealiseerd moet worden. Het uitvoeren van infectieziektebestrijding In 2003 en 2004 ontwikkelt de GGD protocollen op het terrein van outbreakmanagement, aanwezigheid en bereikbaarheid, accidenteel bloedcontact en de afhandeling en registratie van meldingen. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de opbouw van een netwerk met huisartsen en laboratoria en is gestart met het project ‘toetsing en implementatie HKZ-normen infectieziektebestrijding’. Het landelijke project om risicogroepen te vaccineren tegen Hepatitis B wordt door de GGD in de regio uitgevoerd. Risicogroepen zijn homoseksuelen, mensen met wisselende seksuele contacten, prostituees en verslaafden. Bij de uitvoering van het project wordt samengewerkt met o.a. de Brijder, maatschappelijke opvang en het COC.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
7
In 2003 start de GGD met de ontwikkeling van het project ‘Hepatitis A vaccinatie van Turkse en Marokkaanse kinderen, die regelmatig naar Turkije of Marokko op vakantie gaan’. Aanleiding voor dit project is een toename van het aantal Hepatitis A-besmetting na de zomervakantie. In overleg met de afdeling dermatologie van het Zaans Medisch Centrum is het initiatief genomen voor de pilot ‘opzet van een drempelvrije soa-poli’ voor een periode van twee jaar. Afhankelijk van de evaluatie wordt beslist of de drempelvrije poli een reguliere voorziening wordt. Voor de financiering van de pilot is overleg met de zorgverzekeraar. Openbare Geestelijke Gezondheidszorg Bij de GGD is het Meldpunt Extreme Overlast ondergebracht. Via het meldpunt vindt de coördinatie plaats van hulp aan mensen die overlast veroorzaken door zelfverwaarlozing. Jeugdgezondheidszorg De GGD voert de Jeugdgezondheidszorg uit voor de 0 tot 19 jarigen. Door de schoolarts en de jeugdverpleegkundige vindt in het basisonderwijs tweemaal een gezondheidsscreening plaats.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
8
BIJLAGE 5:
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg De OGGZ bestrijkt een heel breed terrein, dat zich niet scherp laat afbakenen. De OGGZ onderscheidt zich van de geestelijke gezondheidszorg doordat het zich afspeelt in het publieke domein, zonder dat er een individuele hulpvraag aan ten grondslag ligt. De Nationale Raad voor de Volksgezondheid definieert de OGGZ als “alle activiteiten op het terrein van de geestelijke volksgezondheid die niet op geleide van een vrijwillige individuele hulpvraag worden uitgevoerd”. Het belangrijkste element is dat niet de patiënt zelf, maar derden de hulp op gang brengen. Bij de OGGZ zijn drie niveaus te onderscheiden: 1. directe hulpverlening voor het individu; 2. zorg voor risicogroepen: zorg en preventie voor mensen met een verhoogd risico; 3. collectieve geestelijke gezondheidszorg: preventie, gezondheidsbevorderende en beschermende activiteiten gericht op niet nader omschreven groepen. Ad1) Bij de op het indivdu gerichte OGGZ gaat het vooral om hulp waar de betrokkene niet om gevraagd heeft. Als de betrokkene er wel om vraagt, behoort het niet tot het domein van de OGGZ, maar tot het domein van de geestelijke gezondheidszorg. Bij de individuele OGGZ valt te denken aan crisisopvang (al dan niet met dwangmaatregelen), aanvullende hulpverlening en bemoeizorg. Ad 2) Op het niveau van risicogroepen gaat het om zorg voor die groepen, bijvoorbeeld dak- en thuislozenzorg. Daarnaast gaat het om preventieprogramma’s (bijv. psychische problematiek als gevolg van kindermishandeling. Ad 3) Op het derde niveau gaat het om het collectief, dat wil zeggen dat het gericht kan zijn op iedere burger, bijv. het bevorderen van de toegankelijkheid van de gezondheidszorg, publieksvoorlichting over psychische problematiek. Geestelijke gezondheidszorg Alvorens verder in te gegaan op de OGGZ wordt de psychische problematiek in Nederland geschetst. In de afgelopen jaren is het aantal mensen met psychische problemen sterk gestegen. Jaarlijks lijdt bijna een kwart van de volwassen Nederlanders aan een psychische stoornis, terwijl ruim 40 procent daar eens of vaker tijdens hun leven mee te maken krijgt. Het meest komen voor angststoornissen, depressies en problemen met verslavende middelen, vooral alcohol. De gevolgen van deze problematiek zijn aanzienlijk. Toch zoekt slechts een minderheid van de volwassenen met psychische problemen professionele hulp. Een deel van de volwassenen weet de problemen zelf of met informele hulp op te lossen. Het aantal mensen dat wel behoefte heeft aan hulp, maar daar niet om vraagt, wordt geschat op 400.000. De geestelijke gezondheid van bepaalde groepen vraagt om extra aandacht. Dak- en thuislozen, verslaafden en ex-psychiatrische patiënten zijn extra kwetsbaar voor psychische problemen, vereenzaming, zelfverwaarlozing en verloedering. Een deel van hen wordt ook wel omschreven als “zorgwekkende zorgmijders”: mensen die dringend zorg hebben, maar er niet zelf om vragen. Onder ouderen lopen met name dementerende ouderen extra risico. Daarnaast vragen depressiviteit en zingeving onder ouderen binnen de (preventieve) geestelijke gezondheidszorg speciale aandacht. De toename van het aantal dak- en thuislozen kan voor een deel verklaard worden uit het feit dat het aantal intramurale plaatsen van psychisch gehandicapten de laatste jaren sterk is afgenomen zonder dat gelijktijdig sprake was van een compensatie van de extramurale begeleidingscapaciteit. Een tweede verklaring voor de stijging is dat als gevolg van een toename van schuldenproblematiek steeds meer mensen op staat komen te staan. Vermaatschappelijking van de zorg Gemeenten hebben op tal van manieren te maken met de psychische problematiek. Ook in de geestelijke gezondheidszorg wordt vanuit het Rijk de ontwikkeling naar vraaggericht werken en vermaatschappelijking van de zorg gestimuleerd. De doelstelling is dat mensen met geestelijke
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
9
gezondheidsproblemen zo lang mogelijk van de samenleving deel uit blijven maken en zorg krijgen op maat en behoefte in de wijk en niet in de instelling. Mede als gevolg van deze ontwikkelingen, worden gemeenten steeds meer geconfronteerd met problemen die liggen op het grensvlak en de verantwoordelijkheid van de specifieke GGZ-voorzieningen. Gemeentelijk OGGZ-beleid Het OGGZ-beleid komt in beginsel tot stand in overleg tussen gemeenten, (zorg)instellingen en verzekeraars, waarbij gemeenten een specifieke rol hebben als regisseur en/of medefinancier. De ontwikkeling en de totstandkoming van OGGZ-beleid stellen hoge eisen aan de gemeenten voor wat betreft kennis van de problematiek in de eigen regio en samenwerking met partners binnen en buiten het zorgcircuit. 1
Specifieke gemeentelijke OGGZ-taken zijn : 1. Het instellen en het instandhouden van een samenwerkingsverband/netwerk/platform van alle bij OGGZ betrokken partijen (politiek/bestuurlijk, uitvoering en financiering) 2. Het initiëren en faciliteren van een meldpunt voor OGGZ (signalen, trends etc.) 3. Het opstellen van een plan van aanpak voor het integraal organiseren en afstemmen van de processen (het regelen van ketenverantwoordelijkheid) 4. Het zorg dragen voor beschikbaarheid van (vangnet)voorzieningen voor bepaalde groepen met psychosociale problemen en/of risico’s 5. Zorgen dat OGGZ-problematiek indien nodig op de politieke agenda komt 6. Zorgen dat integraal OGGZ-beleid of –aanpak totstandkomt dat afgestemd is op andere beleidsterreinen 7. Aansturen van de uitvoering van OGGZ-taken (onder andere preventie- en vangnetactiviteiten) door de GGD, maatschappelijke opvanginstellingen, verslavingszorg en welzijnsinstellingen 8. Het regisseren, stimuleren initiëren, faciliteren en bevorderen van samenwerking en afstemming tussen de bij OGGZ betrokken partijen (ketenverantwoordelijkheid) 9. Het voeren van overleg met zorgkantoren om afwentelingrisico’s te voorkomen alsmede de afstemming van het hulpaanbod. In onderstaand schema staat het basisaanbod OGGZ, zoals dat in het landelijk convenant is opgenomen. In de regio Zaanstreek-Waterland bestaat er op dit moment geen regionaal convenant. Een van de acties kan zijn te onderzoeken op welke wijze de overlegstructuur tussen de verschillende partijen op het terrein van de OGGZ versterkt kan worden. Onderdeel Samenwerkingsverband politiek-bestuurlijk uitvoering financieel Crisisopvang/acute zorg Bemoeizorg Dak- en thuislozenzorg Preventie Sociale kaart Rampenplan Signalering en beleidsadvisering Consultatie tussen OGGZpartners onderling
Doel / inhoud invulling van regionale/lokale (keten)-verantwoordelijkheid coördinatie van hulpverlening en projecten inzet van middelen van GGD, Maatschappelijke Opvang en GGZ voor OGGZ Crisisinterventie en crisisopvang Bereiken van individuen/risicogroepen die zelf niet om hulp vragen Opvang van dak- en thuislozen (bed, brood en bed) bevorderen van uitstroom en beperken van instroom Preventieprogramma’s gericht op beïnvloeding van risicofactoren Inzicht bieden in OGGZ-aaanbieders/activiteiten/adressen/plaatsen Coördinatie, aansturen en uitvoering van OGGZ-activiteiten bij calamiteiten Monitoren van aspecten van OGGZ met behulp van epidemiologie, registratie etc. Op basis hiervan advisering aan overheden Advisering aan OGGZ-uitvoerders
1
Opgesteld door een werkgroep te voorbereiding op het landelijk convenant. In deze werkgroep waren VNG, gemeenten en GGD vertegenwoordigd.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
10
BIJLAGE 6:
Jeugdgezondheidszorg
Het integratietraject van de jeugdgezondheidszorg vindt plaats onder leiding van een ambtelijke projectgroep en een bestuurlijke stuurgroep. Het traject is in drie fasen onderverdeeld. 1. de overgang van de zorg voor 0 tot 4 jarigen naar gemeentelijke regie soepel te laten verlopen; 2. inhoudelijk vorm te geven aan de integratie van beide onderdelen van de JGZ en afstemming met andere partners in de ketenzorg voor jongeren te verbeteren; 3. organisatorisch vorm te geven aan die integratie. Fase 1 De eerste fase, voorbereiding van de overgang van de zorg voor 0 tot 4-jarigen naar gemeentelijke verantwoordelijkheid, bestond eruit dat het produkten- en dienstenpakket van beide organisaties werd opgesteld en gelegd werd naast het basistakenpakket. Ook werd inzichtelijk wat beide organisaties aan ‘maatwerk’ leveren in de regio. Wat de 0 tot 4-jarigenzorg kon geconcludeerd worden dat het aanbod van Evean in overeenstemming is met het landelijke basistakenpakket, zodat aan de gemeenten in de regio aanbevolen kon worden met Evean een overeenkomst aan te gaan. Daarvoor werd een modelovereenkomst opgesteld en werden afspraken gemaakt over hetgeen Evean aan informatie gaat leveren aan gemeenten, zodat de monitoringfunctie van dat deel van de JGZ gewaarborgd werd. Voor de projectgroep was deze fase daarmee afgerond. Fase 2 De tweede fase voorziet in een periode van twee jaar, van 1-1-2003 tot 31-12-2004. In die periode wordt het hele pakket van diensten van beide organisaties onder de loep genomen. Met name wordt aandacht geschonken aan knelpunten in de zorg, zowel wat betreft de kerntaken van de JGZ zelf, als ook wat betreft de ketenzorg voor jeugdigen die samen met andere partijen wordt vormgegeven. Die knelpunten komen naar voren door uitgebreide consultatie van partijen als de zorgstructuren rondom het onderwijs (schoolbegeleiding, zorgplatform, Weer Samen Naar School), welzijnsorganisaties, jeugdzorg, kinderopvang, huisartsen, en anderen. Daartoe zijn deze partijen bijeen gekomen in een klankbordgroep. In november van 2002 is een eerste ronde van bijeenkomsten gehouden die een schat aan inzichten èn ervaren knelpunten opleverde. Waar het gaat om knelpunten die zich specifiek voordoen bij de jeugdgezondheidszorg kan de projectgroep verbetervoorstellen opstellen. Ook worden de implicaties bekeken voor deelaspecten, zoals de huisvesting van de JGZ, de afstemming van het interne opleidingsbeleid van beide organisaties. Daarbij zal een prominente rol zijn weggelegd voor de vraag of uitvoering van één doorgaande zorg voor 0 tot 19-jarigen uitvoerbaar is vanuit twee afzonderlijke organisaties, of dat er toch naar een organisatiemodel toegewerkt moet worden waarbij één uitvoerende partij de verantwoordelijkheid draagt. e
Deze 2 fase moet concrete en specifieke voorstellen opleveren ten aanzien van de gemeenten in de regio. De projectgroep en de stuurgroep streven ernaar om op alle onderdelen waarop gemeenschappelijke afspraken tussen alle gemeenten in de regio en de uitvoerende organisaties nodig zijn, begin 2004 een voorstel klaar te hebben, zodat het besluitvormingstraject kan worden ingezet. Het is uiteraard niet alleen aan de JGZ om met alle knelpunten die op de bijeenkomsten van de klankbordgroep gesignaleerd zijn zelf aan de slag te gaan. In feite levert het project een belangrijke input voor het beter vorm geven van samenhangend jeugdbeleid op gemeenteniveau. De JGZ neemt daarin wel een unieke plaats in vanwege het grote bereik (in de regio bezoekt 97% van de kinderen het consultatiebureau) en de dossieropbouw, de systematische gegevensverzameling over het fysieke en e sociaal emotionele welzijn van kinderen vanaf de eerste levensdag tot het 19 jaar. Omdat het in de ketenzorg veelal gaat om partijen die regionaal werken, moet in deze fase van het project voorbereidend werk gedaan worden met die partijen. Hoe de situatie in iedere gemeente precies ligt en verbeterd kan worden komt niet direct in het kader van het project aan de orde. De projectgroep levert de grotere lijnen en doet suggesties en aanbevelingen. Wat betreft de regionaal werkende partijen kunnen nadere afspraken worden voorbereid. Op gemeenteniveau zal echter de fijnere afstemming en besluitvorming over veranderingen in werkwijzen en accenten plaats moeten vinden. Ook met betrekking tot de verbeteringen in de ketenzorg zal de projectgroep begin 2004 voorstellen afronden, zodat regionale en lokale besluitvorming plaats kan vinden.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
11
Afspraken over maatwerk dat door Evean aan gemeenten wordt geleverd van vóór 1 januari 2003 en dat grotendeels gestart is met gelden uit de Tijdelijke Regeling Vroegsignalering (ingesteld medio 2001) , lopen in deze tweede fase gewoon door. Eventuele wijzigingen in dit maatwerk op regio- en gemeenteniveau komen logischerwijs voort uit de analyse van knelpunten en voorstellen tot accentverschuivingen en/of veranderingen in werkwijzen. Die veranderingen zullen dan vanaf 1-1-2005 doorgevoerd worden. Fase 3: De derde fase betreft de implementatie van de beleidswijzigingen, aanbevelingen en suggesties die door de projectgroep zijn voorbereid en waarover voor 1-1-2005 besluiten zijn genomen. De projectgroep zal in deze fase opgeheven worden. Afhankelijk van het organisatiemodel waarin voortaan de uitvoering van de jeugdgezondheidszorgtaken gestalte zal krijgen, wordt de begeleiding van de uitvoering van de JGZ ingebed in het bestaande bestuurlijke en ambtelijke overleg volksgezondheid in de regio of vorm gegeven in een aparte begeleidingsstructuur.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
12
BIJLAGE 7:
Werkbijeenkomst met verschillende partijen november 2002
Hieronder treft u de samenvatting van de inleidingen en belangrijkste uitkomsten van de werkbijeenkomst.
De lezingen tijdens de ochtend ‘Gezondheid in de 21e eeuw’ - Alies van Lier, researchmanager van onderzoeksbureau Trendbox Door middel van de resultaten van een enquête uit 1999 werd inzicht gegeven in de verwachtingen van burgers over gezondheid in de 21ste eeuw. Zo zei: 49% van de Nederlanders zich extra te willen inzetten om zo gezond mogelijk te blijven. Ze denken dat te doen door: - meer te bewegen en te sporten (58%) - meer gezond eten (39%) - minder te roken of te stoppen (25%). Hoewel deze cijfers alleen achteraf te toetsen zijn, blijkt wel dat mensen belang hechten aan hun gezondheid. Echter zo´n )70% van de mensen verwacht dat minimaal één kwaal zal toenemen en wel door een ongezonde levenswijze in de komende jaren. Nog eens 13% verwacht dat die kwaal toeneemt door een ongezonde levenswijze en geen sluitende behandeling. Als er gevraagd wordt aan mensen waardoor ze denken dat aandoeningen en kwalen zullen afnemen dan zegt: 56% door een meer sluitende behandeling. ± 20% door gezondere levenswijze ± 20% door een gezondere levenswijze in combinatie met een sluitende behandeling. )Conclusie van de redactie: we willen in principe wel een gezondere leefstijl, maar veranderen is niet gemakkelijk.
‘Presentatie van de gezondheidsenquête’ - Ab Klomp, directeur GGD Zaanstreek-Waterland De heer Klomp zet de belangrijkste uitkomsten voor de regio op een rijtje. Eigenlijk scoren we hier redelijk goed met een 7,7 als gemiddeld rapportcijfer, maar sommige zaken vallen op. Achterstandswijken met een grote allochtone populatie en meer lager opgeleiden scoren slechter in de gezondheidsbeleving en het aantal gezondheidsklachten. Er zijn klachten over het binnenmilieu. We bewegen te weinig en ook de voeding kan beter. Wat tot resultaat heeft dat steeds meer mensen lijden aan overgewicht. )De GGD beveelt aan op enkele terreinen nader onderzoek te doen en vraagt extra aandacht voor: roken, drinken, overgewicht, bewegen, groente en fruitconsumptie, ontbijten, binnenmilieu, veiligheid, toegankelijkheid van de zorg en opvoedingsondersteuning. Aanbevelingen voor nader onderzoek liggen op het terrein van psychische klachten, ouderen en gehandicapten, chronisch zieken en bepaalde bevolkingsgroepen in de multiculturele samenleving. Verder zal de GGD de monitorfunctie uitbouwen voor jeugd, ouderen en risicogroepen.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
13
‘Betekenis van Lokaal gezondheidsbeleid’ - Judith Schouten, wethouder Volksgezondheid, gemeente Zaanstad Namens haar collega-wethouders in de regio Zaanstreek-Waterland geeft wethouder Schouten aan dat het belangrijk is dat alle betrokken partijen elkaar kunnen vinden als het gaat om gezondheid. Het is een onderwerp waar veel disciplines bij betrokken zijn en het is daarnaast op verschillende wijzen verbonden met ons leven van alledag: wonen, werken, recreëren, deelname aan het verkeer. Dit heeft steeds invloed op onze gezondheid. ) Daarom zijn er duidelijke raakvlakken met andere beleidsterreinen zoals verkeer en vervoer, ruimtelijke ordening, milieu, veiligheid, volkshuisvesting, werk en inkomen. We hebben elkaar dus nodig om te komen voor een samenhangend gemeentelijk gezondheidsbeleid. Daarnaast is gedragsbeïnvloeding en bewustmaking nodig om te bevorderen dat de mens gezonder wordt, bijvoorbeeld middels voorlichting. Maar als je bijvoorbeeld resultaat wilt behalen bij het ontmoedigen van roken, is dat wel een kwestie van lange adem. Het kost tijd. Aangezien er zo veel is wat aangepakt kan worden, maar niet alles mogelijk is, is het van belang dat er een goed onderbouwde selectie gemaakt wordt. Vandaag spreken we over de vraag waar we ons het best op kunnen richten.
In de vierde versnelling` - Jouke Dantuma, wethouder Volksgezondheid gemeente DantumadeelDe gemeente Dantumadeel heeft in 2002 de Stimuleringsprijs Openbare gezondheidszorg gewonnen voor het project ´In de vierde versnelling´. Het project is ontstaan vanuit het lokaal gezondheidsbeleid. Een onderdeel daarvan is het verkleinen van de sociaal economische gezondheidsverschillen. In de gemeente wonen een groot aantal mensen met een minimuminkomen. Hun gezondheid en levensverwachting lopen achter bij anderen. Kenmerkend is het bovenmatige alcohol- en tabaksgebruik, bewegingsarmoede en overgewicht. Voor deze groep is het project ontwikkeld met als doel beweging te stimuleren en daarmee de participatie in de samenleving. )Vernieuwend en specifiek aan dit plan is de persoonlijke benadering van de doelgroep op het thema bewegen door onder anderen de bijstandsconsulenten. Het project gaat er vanuit dat mensen vaak niet goed weten welke sport zij leuk vinden, wel graag sociale contacten willen, maar omdat zij een drempel over moeten bij voorkeur beginnen met lotgenoten en dat er financiële problemen zijn t.a.v. de kosten. Op al deze aspecten biedt het project antwoorden.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
14
De uitkomsten van de workshops tijdens de middag Roken/alcohol/drugsgebruik neemt toe, met name onder 12-18 jarige neemt alcoholgebruik toe en ook een sterke toename cocaïnegebruik onder jongeren en jongvolwassenen Meeroken is een probleem; er is een noodzaak tot het hebben van een rookbeleid Ouderen met verslavingsproblemen
Leefstijl Geweld – agressie Huiselijk geweld; mishandeling; onderdrukking; verwaarlozing en seksueel misbruik Intimidatiegedrag: hoe vaak voelen mensen zich geïntimideerd? Pestproblematiek op school en werk
Vereenzaming Samenhang tussen eenzaamheid en beleving gezondheid wordt gesignaleerd. Eenzaamheid en de omgeving; het ontbreken van een sociaal netwerk/ sociale contacten een aantal maal als een probleem genoemd. Belangrijk hierbij is ook de sociale binding aan de buurt. Opmerkingen als sociale cohesie, veiligheid en sociale Meer bewegen: weerbaarheid worden in dit verband genoemd Voldoende sporthallen/ gymlokalen/ evenals het wegvallen van sociale verbanden en sportvelden en vrije speelruimten in de wijk, meso-structuren, verenigingsleven, kerken en niet alleen wipkippen en meer parken: de moske omgeving moet uitnodigen tot bewegen Eenzaamheid bij ouderen: buurthuis activiteiten en Voldoende voorlichting, jong beginnen bezuinigingen op buurthuizen welzijn Voldoende goed opgeleide vrijwilligers en Dit alles werkt isolement van de mensen in de hand. kader in sportverenigingen De maatschappij wordt egocentrisch. Bewegen in plaats van rondhangen en TV Voorlichting geven om meer te doen aan de problemen Preventie en voorlichting jong beginnen, vanaf 0 van eenzaamheid. jaar en basisschool wordt vaak genoemd. Jongeren/opvoeding Problematiek van gebroken gezinnen , Inkomen/werk budgetproblemen en gebrek aan gezondheid Te veel stress op werk Taalachterstand van kinderen op moment van Laagdrempelig arbeidsvoorzieningen instroom basisschool: blijvende achterstand Mensen meer betrekken bij arbeidsproces, Opvoedingsproblematiek; opvoedingsondersteuning bijv. als vrijwilliger gericht op groepen. Inkomen van mensen met een handicap komt Meer aandacht in het onderwijs voor de ontwikkeling steeds meer onder druk te staan door allerlei van een positief zelfbeeld eigen bijdrages; WAO Aanspreken jongeren op gedrag: lik op stuk beleid, Achterstandswijken: concentratie sociaal zowel justitieel als opvoedkundig. economisch zwakkere Gezonde voeding: voorlichting over eetgedrag,(meer groente/ fruit en minder calorieën/ voedingsgewoonten; G.V.O. richten op specifieke doelgroepen, allochtonen of op scholen, jong beginnen
Geweld verborgen en huiselijk Graag aandacht voor ‘ verborgen nieuwe problematiek’ en ‘ verborgen problematiek’, zoals bijv. huiselijk geweld.
Psychosociale problemen Opvang: Opvangdaklozen Noodopvang m.n. voor psychiatrische patiënten Opvang / woonplek psychiatrische patiënten Vermaatschappelijking van de zorg; er is onvoldoende bescherming en opvang voor deze mensen Behandeling: Inloopmogelijkheden voor ouderen/ psychiatrische cliënten / specifieke doelgroepen; Mensen meer betrekken bij arbeidsproces, bijv. als vrijwilliger Huisvesting bijzondere doelgroepen, verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten;
-
Ontbreken van voorzieningen dagbesteding en (begeleid) wonen voor drugsverslaafden in Purmerend Toegang gezondheidszorg voor verslaafden Vangnet -regionaal- OGGZ Wat te doen met mensen met multiprobleem: verslaving, psychiatrie, verstandelijke handicap
Achtergrond van de problemen: Psychosomatiek ong. 50% van lichamelijke klachten heeft ook een psychosociale achtergrond Identiteitscrisis die bepaalde allochtonen hebben proberen te helpen. Gevolg: depressie.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
15
Fysieke omgeving Veiligheid, geluids- en verkeersproblematiek Veiligheid in algemene zin, maar ook: Zaangebied: zware industrie & wonen Toename geweld Autoverkeer Geluidsoverlast brommers Onveiligheid
-
Huisvesting Meer vrije speelruimtes in de wijk zodat woonomgeving verbetert Fysieke omgeving moet uitnodigen tot bewegen, zie ook onder leefstijl Te kort aan huisvesting Betaalbare woningen voor starters Betaalbare woningen voor gehandicapten Te kort aan beschutte woonvorm Verantwoord scheiden van zorg en wonen
-
-
Ouderen moeten zo lang mogelijk zelfstandig wonen, maar wat over 10 jaar? Dan weer concentratie in zorghuizen? Betere woningen die bij deze tijd passen Veel sociaal economisch zwakkeren zijn geconcentreerd gevestigd in achterstandswijken Opvang daklozen Huisvesting bijzondere doelgroepen, verstandelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten Concentratie problematiek in achterstandswijken In wijken en kleine kernen moeten voldoende voorzieningen blijven/ zijn waarbij o.a. rekening gehouden wordt met het ouder worden van de bevolking.
Gezondheidszorg Gezondheidszorg is niet goedbereikbaar: 1) Te korte zorg: Huisartsen (denk ook aan uitstroom seniorartsen), Tandartsen, fysio- en oefentherapeuten, Vangnet OGGZ, noodopvang en ambulantisering van de zorg Wachtlijsten gezondheidszorginstellingen 2) Huisvesting gezondheidszorg geeft problemen ruimtelijke verdeling/spreiding, ook in kleine kernen voldoende zorg; rolstoeltoegankelijkheid de gemeente moet/kan een faciliterende rol spelen t.a.v. vestigingsklimaat en eisen en het werken in de zorg promoten. H.O.E.D. vorming – multidisciplinaire gezondheidszorg 3) De zorg en de informatie erover is onoverzichtelijk (door de snel veranderende regelgeving en vele soorten -nieuwe- zorg en zorgaanbieders) Structuur aanbrengen in informatie m.n. voor ouderen en allochtonen Goede -digitale- sociale kaart: graag voortzetting van project Regio commissie weten waar je je hulp haalt en ontschotten van de zorg Roep om één loketfunctie / ketenzorg zonder drempels Ontschotting van zorg, AWBZ/Wvg 4) Financiële onbereikbaarheid voor cliënten, genoemd wordt de op één stapeling van eigen bijdragen die tot problemen leidt; financieel mogelijk maken voor minder draagkrachtigen.
Samenwerking tussen instanties: Zorgkantoor, zorgaanbieders, waarbij de gemeente een regie rol kan vervullen Integrale samenwerking zorgaanbieders Tekort / weinig overleg ketenpartners cq. - Platform (mogelijk naar doelgroep/regio Zorgaanbieders, zorgverzekeraars werken samen met gemeente Netwerk zorgaanbieders; beter contact tussen zorgaanbieders Ontbreken samenhang gezondheidszorg; bevorderen samenhang Afstemming binnen de gemeente, integraal werken Samenwerking rond individuele patiënt Bevorderen samenwerking GGZ/ verslavingszorg / Maatschappelijke Opvang Stroomlijnen van communicatie tussen zorgaanbieders c.q. hulpverleners; i.g.v. complexe problemen Probleem: afstemming + samenwerking in de gezondheidszorg rondom en met de cliënt. Wie doet wat, waar en wanneer en wie heeft de regie. Bevorderen commununity care, reguliere zorg, specialistische zorg Ambulantisering van hulp/zorg
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
16
BIJLAGE 9:
Afkortingen
AGZ
Algemene Gezondheidszorg
AWBZ
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
BJZ
Bureau Jeugdzorg
COC
Nederlandse Vereniging tot integratie van homoseksualiteit
CWI
Centrum Werk en Inkomen
DKTP
Difterie, Kinkhoest, Tetanus, Polio
GGD
Gemeenschappelijke Gezondheids Dienst
GGZ
Geestelijke GezondheidsZorg
GSB
Grote Steden Beleid
GVO
GezondheidsVoorlichting en –Opvoeding
HKZ
Harmonisatie Kwaliteit Zorg
IKA
integraal Kankercentrum Amsterdam
ISW
Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland
JGZ
Jeugdgezondheidszorg
OGGZ
Openbare Geestelijke Gezondheidszorg
RIAGG
Regionaal Instelling Ambulante Geestelijke Gezondheidszorg
RIO
Regionaal Indicatie Orgaan
ROA
Regionaal Overleg Amsterdam
PWZ
Purmerend Wormer Zaanstreek-verzekeringen
SEV
Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting
TRV
Tijdelijke regeling Vroegsignalering
VROM
Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en milieu
VTV
Volksgezondheid Toekomst Verkenningen
VVE
Voor en vroegschoolse educatie
WAO
Wet Arbeidsongeschiktheid
WCPV
Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid
WSNS
Weer Samen Naar School
WVG
Wet Voorzieningen Gehandicapten
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
26
BIJLAGE 10: • • • • • • • • • • • •
Geraadpleegde literatuur
Jansen, J., A.J. Schuit, F. van der Lucht. Tijd voor gezond gedrag. Bevordering van gezond gedrag bij specifieke groepen. Volksgezondheid Toekomst Verkenningen. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven, 2002. Plevier, C. Gezondheidsenquête 18-70 jaar Zaanstreek-Waterland 2001, GGD ZaanstreekWaterland, Zaandam, oktober 2002. Versterking OGGZ-beleid in gemeenten – een gemeentelijk perspectief, VNG uitgeverij b.v. Den Haag, voorjaar 2001. Convenant Openbare Geestelijke Gezondheidszorg (OGGZ) – een handreiking ter opstelling van een lokaal of regionaal convenant (OGGZ) VNG uitgeverij b.v. Den Haag januari 2002 Nationaal Contract Openbare gezondheidszorg, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Ministerie van VWS, VNG, GGD Nederland, februari 2001 Bouwen aan Gezond Beleid, VNG Uitgeverij b.v., Den Haag, 2001 Gezondheid op Koers ? Kernboodschappen van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2002, RIVM, Bilthoven, 2002. Kadernotitie Zorgvisie Almelo, november 2001. Gezond leven in Gezond Utrecht, Beleidsnota Volksgezondheid 1999-2003, gemeente Utrecht, november 1999. Literatuur van NSPH-cursus Nota Gemeentelijk Gezondheidsbeleid, NSPH, Utrecht, voorjaar 2002 Op weg naar een gezond(er) Brielle, lokaal gezondheidsbeleid, meerjaren gezondheidsplan 20012004, Brielle, mei 2001. Beleidsplan Lokaal gezondheidsbeleid 2000-2004 van gemeente Alkmaar, december 2000.
BIJLAGE nota gemeentelijke gezondheidsbeleid in regionale context
27