Rijn Middelburgstraat 1, * 1462 NV Middenbeemster * tel. 0299 - 68 21 21
Verordening Voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster
2003
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
1
INHOUDSOPGAVE
VERORDENING VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN AFDELING I ALGEMEEN HOOFDSTUK 1 Artikel 1.1 Artikel 1.2
Algemene bepalingen 1 Begripsbepalingen ............................................................................................1 Beperkingen ....................................................................................................2
HOOFDSTUK 2 Paragraaf 1 Artikel 2.1
WOONVOORZIENINGEN 3 Algemene omschrijving..................................................................................... 3 Type woonvoorzieningen ..................................................................................3
Paragraaf 2 Artikel 2.2 Artikel 2.3 Artikel 2.4
Het recht op een woonvoorziening .................................................................... 3 Het primaat van de verhuizing ..........................................................................3 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt .......4 Vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming........................................4
Paragraaf 3 Artikel 2.5 Artikel 2.6 Artikel 2.7 Artikel 2.8 Artikel 2.9 Artikel 2.10
Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen ............................................ 4 Hoofdverblijf.....................................................................................................4 Aanvang van de werkzaamheden en inzicht in de woning .................................4 Gereedmelding .................................................................................................4 Vaststellen van de financiële tegemoetkoming...................................................5 Duidelijkheid over financiering van het niet-gesubsidieerde deel van de kosten ..................................................................................................5 Het recht en de frequentie van de woningaanpassing .......................................5
Paragraaf 4 Artikel 2.11 Artikel 2.12
Beperking in de verlening van woonvoorzieningen ......................................... 6 Het verwerven van de grond ........................................................................ 6 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten.................................. 6
Paragraaf 5 Artikel 2.13
Verhuis- en (her)inrichtingskosten ................................................................ 6 Verhuis- en (her)inrichtingskosten, de voorwaarden....................................... 6
Paragraaf 6 Artikel 2.14 Artikel 2.15 Artikel 2.16
Facultatieve woonvoorzieningen ................................................................... 6 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie ................................ 6 Kosten in verband met tijdelijke dubbele woonlasten ..................................... 7 Kosten in verband met huurderving .............................................................. 7
Paragraaf 7 Artikel 2.17
Meerwaarde woning..................................................................................... 7 Restitutie meerwaarde bij verkoop ................................................................ 7
HOOFDSTUK 3 Artikel 3.1 Artikel 3.2 Artikel 3.3
VERVOERSVOORZIENINGEN 9 Algemene omschrijving ................................................................................ 9 Het recht op een vervoersvoorziening ........................................................... 9 Bruikleen, eigendom of financiële tegemoetkoming…………………………………….10
HOOFDSTUK 4 Artikel 4.1 Artikel 4.2 Artikel 4.3
ROLSTOELEN 11 Algemene omschrijving .............................................................................. 11 Het recht op een rolstoel ............................................................................ 11 Bruikleen, eigendom of financiële tegemoetkoming...................................... 11
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
2
HOOFDSTUK 5 Artikel 5.1 Artikel 5.2 Artikel 5.3
FINANCIELE TEGEMOETKOMINGEN 12 Hoogte financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen .... ……………………… 12 Inkomensgrens vervoerskostenvergoedingen en het verstrekken van een bruikleenauto/gesloten buitenwagen…………………… …………………..…… 12 Gemaximeerde financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen……….…..12
AFDELING II PROCEDURES HOOFDSTUK 6 Artikel 6.1 Artikel 6.2 Artikel 6.3
HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING Aanvraagprocedure.................................................................................... 13 Gronden voor weigering ............................................................................. 13 Bijzondere bepalingen betreffende financiële tegemoetkomingen.................. 13
HOOFDSTUK 7
VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN VAN RECHTHEBBENDE EN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Inlichtingen, onderzoek, advies................................................................... 14 Wijzigingen in de situatie............................................................................ 14 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening ........................ 14
Artikel 7.1 Artikel 7.2 Artikel 7.3 Afdeling III
SLOT
HOOFDSTUK 8 Artikel 8.1 Artikel 8.2 Artikel Artikel Artikel Artikel
8.3 8.4 8.5 8.6
SLOTBEPALINGEN Afwijken van bepalingen, hardheidsclausule ................................................ 15 Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de Verordening niet voorziet .............................................................................................. 15 Indexering 15 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling Verordening ............... 15 Overgangsbepalingen................................................................................. 15 Citeertitel, inwerkingtreding........................................................................ 15
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
3
VERORDENING VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN GEMEENTE BEEMSTER Afdeling I
Algemeen
HOOFDSTUK 1 Artikel 1.1
ALGEMENE BEPALINGEN
Begripsbepalingen
In deze Verordening wordt verstaan onder: a. gehandicapte: de persoon als bedoeld in artikel 1 onder a van de wet b.
inkomen: 1. het bruto-inkomen van de gehandicapte, indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten; 2. het gezamenlijk bruto-inkomen van de ouders of pleegouders van de gehandicapte, indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten; 3. het gezamenlijk bruto-inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot, indien de gehandicapte een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten, verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies, met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering.
c.
norminkomen: het netto-inkomen op het voor de gehandicapte relevante niveau volgens de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
d.
woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
e.
standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten.
f.
woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te beoordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen.
g.
ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen.
h.
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een postadres is ingeschreven.
i.
gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken.
j.
AWBZ-instelling: een instelling die ingevolge artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is toegelaten.
k.
woningaanpassing: ingreep van bouwkundige- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte.
l.
wet: de Wet voorzieningen gehandicapten.
m. forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens. n.
gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
4
o.
financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening. De tegemoetkoming kan bestaan uit een forfaitaire of een gemaximeerde vergoeding of uit een al dan niet percentagegewijze vergoeding van de kosten van een voorziening, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens.
p.
voorzieningen in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt.
q.
normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding.
Artikel 1.2 1.
2. 3.
4.
Beperkingen
Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover: a. deze in overwegende mate op het individu is gericht; b. deze langdurig noodzakelijk is om diens belemmeringen op het gebied van het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen; c. deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt. In afwijking op hetgeen in het eerste lid onder a is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a. Geen voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is; b. voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak gemaakt kan worden op de voorziening. c. voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de bouwkundige staat van de woning. d. voor het verwijderen van voorzieningen van bouwkundige- of woontechnische aard. Indien een voorziening mede inhoudt een algemeen gebruikelijke voorziening wordt voor het gedeelte dat als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt een eigen inbreng geheven, alvorens de voorziening wordt verstrekt. Indien deze voorziening in bruikleen is verstrekt en deze bij beëindiging blijkt te zijn verstrekt voor een kortere periode dan de gemiddelde afschrijvingsduur van een dergelijke voorziening (6 jaar), wordt de eigen inbreng naar tijdsgelang gerestitueerd.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
5
HOOFDSTUK 2
WOONVOORZIENINGEN
Paragraaf 1
Algemene omschrijving
Artikel 2.1
Type woonvoorzieningen
1. a. b.
2. 3.
De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van: verhuizing en inrichting; woningaanpassing, voor zover dit de volgende kosten betreft: 1. de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. 2. de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991. Ad 1. en 2. Indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt. 3. het werkelijk overeengekomen en betaalde architectenhonorarium. 4. het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is. 5. de leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening. 6. de verschuldigde en niet-verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting. 7. renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen. 8. de prijs van bouwrijpe grond indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, gemaximeerd aan hetgeen gesteld is in artikel 2.11. 9. de meerkosten, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet waren te voorzien, tot een maximum van 2 % van de aanneemsom. 10. de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing. 11. de kosten van de heraansluiting op de openbare nutsvoorziening. 12. de kosten die de verhuurder in de rol van opdrachtgever maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte bedragen voor zover de kosten onder 1 tot en met 11 meer zijn dan € 1500,00, 2 % van die kosten, met een maximum van € 340,34. 13. de kosten van een onderzoek naar de bodemgesteldheid, indien dit onderzoek noodzakelijk is; c. woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard; d. onderhoud, keuring en reparatie; e. tijdelijke dubbele woonlasten; f. huurderving. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid onder c genoemde voorzieningen ook in natura verstrekken, in bruikleen of in eigendom. Burgemeester en wethouders kunnen in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten voor bepaalde kosten, genoemd in lid 1. maximale bedragen of rekenregels vaststellen.
Paragraaf 2 Artikel 2.2 1. 2.
Het recht op een woonvoorziening Het primaat van de verhuizing
Een gehandicapte kan voor een voorziening als bij artikel 2.1 lid 1 aanhef en onder a genoemd in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare belemmeringen het normale gebruik van de woning beperken of verminderen. Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1 onder 1 sub b genoemd in aanmerking worden gebracht indien verhuizen naar een geschikte woning niet te realiseren is of niet de goedkoopste adequate oplossing is.
Artikel 2.3
Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt
De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en AWBZ-instellingen. Tevens zijn de bepalingen van hoofdstuk 2 niet van toepassing op specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
6
Artikel 2.4 1. 2.
Vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkoming
De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder b, d en f, wordt uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte. De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder a, c en e, wordt uitbetaald aan de geïndiceerde voor de voorziening of aan de leverancier van de voorzieningen.
Paragraaf 3
Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen
Artikel 2.5
Hoofdverblijf
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten, indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt. De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte. Onder het in het vijfde lid genoemde bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan, dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken.
Artikel 2.6
Aanvang van de werkzaamheden en inzicht in de woning
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming, indien: a. niet reeds een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft is gemaakt zonder hun toestemming; b. de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht; c. aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing; d. de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing. Artikel 2.7 1. 2. 3. 4.
Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. De gereedmelding bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. Diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingswijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.
Artikel 2.8 1. 2.
Gereedmelding
Vaststellen van de financiële tegemoetkoming
Indien burgemeester en wethouders instemmen met de aanvraag tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming, stellen zij de financiële tegemoetkoming vast. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de subsidiabele kosten van de voorziening. Burgemeester en wethouders doen degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald hiervan mededeling in de vorm van een beschikking, onder vermelding van de wijze van uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.
Artikel 2.9
Duidelijkheid over financiering van het niet-gesubsidieerde deel van de kosten
1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b en d, indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
7
2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten aan woonwagens indien: - de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is; - de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt; - de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en - de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een woonvergunning als bedoeld in de Woningwet. 3. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien: - de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar is; - het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal vijf jaar op de ligplaats mag blijven liggen. 4. Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedraagt de maximale tegemoetkoming in de aanpassingskosten € 1.000,00. Artikel 2.10 Het recht en de frequentie van de woningaanpassing 1.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1. aanhef onder b, d en e wordt geweigerd, indien: a. de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van ergonomische belemmeringen in het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond, of b. de gehandicapte niet verhuist of is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen meest geschikte woning, tenzij van te voren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders. 2. Lid 1 sub a is niet van toepassing, indien: a. een gehandicapte langer dan 7 jaar woont in een woning die bij of krachtens de Wvg of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten (RGSHG) is aangepast; b. de verhuizing plaatsvindt als gevolg van het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente; c. de verhuizing plaatsvindt als gevolg van naar het oordeel van burgemeester en wethouders zwaarwegende sociale omstandigheden.
Paragraaf 4
Beperking in de verlening van woonvoorzieningen
Artikel 2.11 Het verwerven van grond Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder b, betreft het uitbreiden van bestaande woningen dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeldt in het verstrekkingenboek. Artikel 2.12
Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft.
Paragraaf 5
Verhuis- en (her)inrichtingskosten
Artikel 2.13 Verhuis- en (her)inrichtingskosten, de voorwaarden 1.
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a verstrekken aan: a. de gehandicapte; b. een persoon die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte heeft ontruimd. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
8
2.
3.
4.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onder a, indien in de te verlaten woning belemmeringen in het normaal gebruik van de woning worden ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft, én: a. de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend; b. de verhuizing naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor een persoon als de aanvrager niet in de lijn der levensverwachting ligt en als algemeen gebruikelijk moet worden aangemerkt; c. de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die bestemd en geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden; d. de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-instelling of een verzorgingshuis; Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onder b, indien het een woonruimte betreft, waaraan met toepassing van deze Verordening, dan wel de Beschikking Geldelijke Steun Gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten een aanpassing is verricht waarvan de aanvaarde kosten ten minste € 6.806,70 hebben bedragen. De tegemoetkoming wordt uitgekeerd op het moment dat feitelijk tot de verhuizing is overgegaan. De toekenning is maximaal twee jaar geldig.
Paragraaf 6
Facultatieve woonvoorzieningen
Artikel 2.14 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie 1.
2.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder d, indien: a. de woonvoorziening in het kader van deze Verordening dan wel de Beschikking geldelijke steun huisvesting gehandicapten of de Regeling geldelijke steun huisvesting gehandicapten is verleend; b. de woonvoorziening voorkomt in hoofdstuk 2 van het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten; c. de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en keuring zal het bedrag zoals genoemd in hoofdstuk 2 van het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten niet te boven gaan.
Artikel 2.15
Kosten in verband met tijdelijke dubbele woonlasten
1.a. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke dubbele woonlasten verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van: 1. zijn huidige woonruimte; 2. de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte; b. De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a sub 1 en 2 wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke dubbele woonlasten als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft. 3. Burgemeester en wethouders verlenen maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid. 4. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke dubbele woonlasten als bedoeld in het eerste lid, indien deze kosten gemaakt worden in verband met het: a. tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte, b. tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of c. langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte. 5. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is gebaseerd op de kale huur en servicekosten, doch zal niet meer bedragen dan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van een bedrag gelijk aan de huurprijsgrens ingevolge de Individuele huursubsidiewet of het normbedrag dat geldt bij flankerend beleidopname, ter tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vierde lid onder b. Artikel 2.16 Kosten in verband met huurderving 1.
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.806,70 is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
9
2.
met derving van huurinkomsten van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid is de kale huur van de woonruimte met een maximum van een bedrag gelijk aan de huurprijsgrens ingevolge de Individuele huursubsidiewet.
Paragraaf 7
Meerwaarde woning
Artikel 2.17 Restitutie meerwaarde bij verkoop 1.
2.
3.
4. 5.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze Verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan de gemeente te worden teruggestort. Voor de toepassing van deze Verordening staat de meerwaarde gelijk aan 80 % van de verleende subsidie. In afwijking van het in lid 1 gestelde, behoeft de meerwaarde niet te worden teruggestort indien de verleende subsidie niet meer dan € 6.806,70 heeft bedragen.
De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt: voor het eerste jaar 100 % van de meerwaarde, voor het tweede jaar 80 % van de meerwaarde, voor het derde jaar 60 % van de meerwaarde, voor het vierde jaar 40 % van de meerwaarde en voor het vijfde jaar 20 % van de meerwaarde, in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 3 gestelde, indien de eigenaar-bewoner aantoont dat de meerwaarde niet kon worden gehaald bij de verkoop van de woning. Voorafgaande aan de toepassing van het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders advies vragen.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
10
HOOFDSTUK 3
VERVOERSVOORZIENINGEN
Artikel 3.1
Algemene omschrijving
De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit: a. gebruik van een collectief systeem van aanvullend vervoer (Wvg-vervoer) tegen een klanttarief; b. een voorziening in natura in de vorm van: 1. een al dan niet aangepaste bruikleenauto; 2. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen; 3. een open elektrische buitenwagen en/of aanpassingen daarop; 4. een ander verplaatsingsmiddel. c. een tegemoetkoming in de kosten van: 1. aanpassing van een eigen auto; 2. gebruik van een bruikleenauto; 3. gebruik van een eigen auto 4. gebruik van een (rolstoel)taxi; 5. aanschaf of gebruik van een ander verplaatsingsmiddel. 6. gebruik van individuele ritten binnen het Wvg-vervoer (Wvg-plusritten) binnen de regio Zaanstreek-Waterland. Artikel 3.2 1.
3. 4.
5. 6.
7. 8.
Het recht op een vervoersvoorziening
Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder a vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek: a. het gebruik van het openbaar vervoer of b. het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken. Een gehandicapte kan voor een begeleidersindicatie ten behoeve van een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder a vermeld in aanmerking worden gebracht, wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het zelfstandig gebruik van het Wvg-vervoer niet mogelijk maken. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1 onder c sub 6 vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek een collectieve Wvg-rit van het Wvgvervoer als bedoeld in artikel 3.1. onder a onmogelijk maken. De financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald op declaratiebasis en de hoogte van de tegemoetkoming per zone wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten 2003. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. onder b en c in aanmerking worden gebracht wanneer deze, als gevolg van aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, geen gebruik kan maken van de voorzieningen genoemd in artikel 3.1. onder a. In afwijking van het gestelde in lid 4 geldt voor de bij artikel 3.1 onder b sub 3 en 4 en onder c sub 5 genoemde voorzieningen dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 onder a en onder c sub 6 verstrekt kunnen worden, indien deze laatste voorzieningen niet toereikend zijn voor vervoer op de korte afstand. Voor zover de behoeften van partners niet samenvallen, wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend indien deze voorziening verstrekt wordt middels een financiële tegemoetkoming. a. In aanvulling op het Wvg-vervoer kan op declaratiebasis ook een bijdrage in de kosten van de ritten met het Wvg-vervoer buiten de regio Zaanstreek-Waterland worden verstrekt, voor zover deze ritten vallen onder de zorgplicht van de gemeente; b. De bijdrage per zone buiten de regio wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld in het Besluit financiële tegemoetkomingen, waarbij het gaat om het commerciële tarief van een Wvgritzone (geen Wvgplusrit) verminderd met het bedrag van de Wvg-ritzone binnen de regio; c. Deze financiële tegemoetkoming is een gemaximeerde vergoeding; d. De hoogte van de gemaximeerde vergoeding wordt door burgemeester en wethouders vastgesteld in het Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten.
Artikel 3.3. Bruikleen, eigendom of financiële tegemoetkoming Een voorziening als bedoeld in artikel 3.1. onder b sub 4 wordt in principe in natura in bruikleen verstrekt met uitzondering van een aangepaste fiets ten behoeve van gehandicapten van 18 jaar en ouder. Deze laatstgenoemde voorziening wordt in natura in eigendom verstrekt tenzij door de individuele situatie van de aanvrager verstrekking in bruikleen een geschiktere oplossing geacht wordt. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
11
Voor een voorziening als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 5 wordt een financiële vergoeding verstrekt. Na indiening van het betalingsbewijs, gebaseerd op een vooraf goedgekeurde offerte, wordt (indien relevant na aftrek van de eigen inbreng) tot uitbetaling overgegaan.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
12
HOOFDSTUK 4 Artikel 4.1
ROLSTOELEN
Algemene omschrijving
De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit: a. een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan; b. een sportrolstoel; c. onderhoud, gebruik en reparatie; d. noodzakelijke accessoires. Artikel 4.2 1. 2.
Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en andere hulpmiddelen een onvoldoende oplossing bieden. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking voor een tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel worden gebracht, indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening en verklaart aan sportbeoefening te doen.
Artikel 4.3 1. 2.
Het recht op een rolstoel
Bruikleen, eigendom of financiële tegemoetkoming
Een rolstoel wordt in principe als voorziening in natura in bruikleen verstrekt. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid wordt een sportrolstoel verstrekt in de vorm van een gemaximeerde vergoeding waarmee voor een periode van drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
13
HOOFDSTUK 5 EIGEN BIJDRAGEN, FINANCIELE TEGEMOETKOMINGEN, GEMAXIMEERDE EN FORFAITAIRE VERGOEDINGEN, ALSMEDE KLANTTARIEVEN Artikel 5.1 Hoogte financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen 1. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen - alsmede de klanttarieven behorend bij het Wvg-vervoer - en rolstoelen vast in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten. 2. Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de eigen bijdragen voor voorzieningen in natura vast in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten. 3. Burgemeester en wethouders kunnen de hoogte van de eigen inbreng (besparingsbedrag) als bedoeld in artikel 1.2 onder 4 in het Besluit financiële tegemoetkoming vaststellen. Artikel 5.2 Inkomensgrens vervoerskostenvergoedingen en het verstrekken van een bruikleenauto/gesloten buitenwagen 1.
Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5 x het norminkomen als bedoeld in artikel 1.1 onder c, wordt geen financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2, 3 en 4 verstrekt. 2. Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1. onder b hoger is dan 1,5x het norminkomen, wordt geen vervoersvoorziening in natura verstrekt als bedoeld in artikel 3.1. onder b sub 1 en 2. Artikel 5.3 Gemaximeerde financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen 1.
De financiële tegemoetkomingen als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 2 t/m 4 zijn gemaximeerde vergoedingen die op declaratiebasis verstrekt worden. 2. De financiële tegemoetkoming voor autoaanpassing als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 1 is een gemaximeerde vergoeding indien de voorziening verstrekt wordt in plaats van het gebruik van een collectief vervoersysteem van aanvullend vervoer (Wvg-vervoer) tegen klanttarief. a. De vergoeding wordt niet vaker dan eens per 5 jaar verstrekt en dient tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de voorziening. b. In aanvulling op deze voorziening kan geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoe)taxi als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 3 en 4 worden verstrekt.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
14
Afdeling II
Procedures
HOOFDSTUK 6 Artikel 6.1
HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING
Aanvraagprocedure
Een aanvraag voor een voorziening dient schriftelijk te worden gedaan op een door het RIO Waterland beschikbaar gesteld formulier. Artikel 6.2
Gronden voor weigering
Burgemeester en wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren: a. voor zover de aanvraag een financiële tegemoetkoming betreft in kosten die de aanvrager voor de aanvraagdatum heeft gemaakt; b. indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze Verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen. Artikel 6.3 1. 2.
Bijzondere bepalingen betreffende financiële tegemoetkomingen
Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot vaststelling en uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
15
HOOFDSTUK 7 VERPLICHTINGEN EN BEVOEGDHEDEN VAN RECHTHEBBENDE EN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS Artikel 7.1
Inlichtingen, onderzoek, advies
1.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend, op te roepen in persoon te verschijnen op een nader te bepalen plaats en tijdstip en deze persoon te doen ondervragen of onderzoeken. 2. Burgemeester en wethouders hebben de uitvoering hiervan opgedragen aan het RIO Waterland 3.a De indicatieadviseur van het RIO Waterland dient te beschikken over kennis op de volgende gebieden: a. medische kennis b. sociale kennis c. ergonomische kennis d. technische kennis. 3.b De medische rapportages worden opgesteld door een arts. 4. De gehandicapte is verplicht aan het RIO Waterland die gegevens te (doen) verschaffen: a. die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag b. die noodzakelijk zijn bij de financiële afwikkeling van een voorziening. Artikel 7.2
Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze Verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan burgemeester en wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. Artikel 7.3 1.
2. 3. 4.
Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening
Burgemeester en wethouders kunnen een besluit, genomen op grond van deze Verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien: a. niet is voldaan aan de voorschriften gesteld bij of krachtens deze Verordening; b. op grond van gegevens besloten is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere besluit zou zijn genomen. c. op grond van gegevens is besloten welke zodanig zijn gewijzigd dat inmiddels niet meer wordt voldaan aan de voorschriften gesteld bij de krachtens de wet of deze Verordening; d. aan de gehandicapte onder voorwaarde(n) een tegemoetkoming of vergoeding in het vooruitzicht is gesteld en deze niet binnen 6 maanden na de toekenning heeft voldaan aan de voorwaarden daarbij, tenzij er krachtens deze verordening of in het besluit een andere termijn gesteld is; e. aan de gehandicapte onder voorwaarde(n) een voorziening is verstrekt en binnen een afgesproken termijn niet aan deze voorwaarde(en) voldaan wordt. Een besluit tot vaststelling van een financiële tegemoetkoming, dan wel een gemaximeerde vergoeding, kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor deze was verleend/vastgesteld. Een financiële tegemoetkoming dan wel een gemaximeerde vergoeding zal worden teruggevorderd indien blijkt dat de tegemoetkoming of vergoeding ten onrechte werd betaald; Een besluit tot verlening van een voorziening in natura welke in bruikleen is verstrekt, kan worden ingetrokken indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders door verregaande veronachtzaamheid, verwaarlozing of opzet van de gehandicapte, de voorziening beschadigd is, zoek raakt of anderszins niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor deze werd verstrekt.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
16
Afdeling III
Slot
HOOFDSTUK 8
SLOTBEPALINGEN
Artikel 8.1 1. 2.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen in deze Verordening, indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,02 te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel 1 lid 1 onder k besluiten tot verstrekking van deze voorziening.
Artikel 8.2 1. 2.
Afwijken van bepalingen, hardheidsclausule
Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waarin de Verordening niet voorziet
Het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten maakt onderdeel uit van deze Verordening en heeft dezelfde rechtskracht. In gevallen, de uitvoering van deze Verordening betreffende, waarin deze Verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.
Artikel 8.3
Indexering
Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de in het kader van deze Verordening geldende bedragen en de bedragen vermeld in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke Wvg-normen. Artikel 8.4
Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling Verordening
Het door de gemeente gevoerde beleid wordt periodiek geëvalueerd op doeltreffendheid en de effecten van de Verordening in de praktijk. Indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft, wordt de Verordening aangepast. Artikel 8.5
Overgangsbepalingen
1. Bewoners van AWBZ-instellingen aan wie voor 1 juli 2003 een periodieke tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3.1. sub c onder 1, 3 of 4 van de Verordening voorzieningen gehandicapten Beemster 1999 is toegekend ontvangen over de tweede helft van het jaar 2003 bij wijze van overgang nog één maal een gedeelte van de gemaximeerde vergoeding. 2. De hoogte van de automatische betaling bedoeld onder 1 stellen burgemeester en wethouders vast in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten 2003. Artikel 8.6 1. 2. 3.
Citeertitel, inwerkingtreding
Deze Verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003. Deze Verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2003. Op het in het tweede lid genoemde tijdstip wordt ingetrokken de Verordening voorzieningen gehandicapten Beemster 1999.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
17
BESLUIT FINANCIËLE TEGEMOETKOMING EN EIGEN BIJDRAGEN VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK I ALGEMENE INLEIDING 1.1 Inleiding 1.2 Begripsbepaling - Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten - Verordening - Forfaitaire vergoeding - Gemaximeerde vergoeding - Eigen bijdrage - Eigen betaling - Kernassortiment
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1
HOOFDSTUK 2 WOONVOORZIENINGEN
2
2.1 2.2
Maximale financiële tegemoetkoming van de kosten van onderhoud en keuring van woonvoorzieningen 2 Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen 3
HOOFDSTUK 3 VERVOERSVOORZIENINGEN
4
3.1 3.2 3.3 3.4
4 4 4 5
Collectief systeem van aanvullend vervoer Gemaximeerde vervoerskostenvergoedingen Besparingsbedrag Tegemoetkoming of vergoeding van aanpassing aan de eigen auto
HOOFDSTUK 4 ROLSTOELEN
5
4.1
5
Hoogte financiële tegemoetkoming sportrolstoel
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
5
5.1 5.2 5.3
5 5 5
Indexering Overgangsbepallingen Citeertitel; inwerkingtreding
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
18
HOOFDSTUK 1 1.1
ALGEMENE INLEIDING
INLEIDING
Burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster; gelet op artikel 5 lid 2 t/m 4 en artikel 6 van de Wet voorzieningen gehandicapten en de hierbij behorende nadere regelen en artikel 5.1 van de Verordening voorzieningen gehandicapten Beemster 2003, besluit vast te stellen het volgende: 1.2
BEGRIPSBEPALING Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten
De financiële paragraaf die behoort bij de verordening voorzieningen gehandicapten. Verordening De verordening voorzieningen gehandicapten. Dit is een gemeentelijke verordening die op basis van de wet voorzieningen gehandicapten tot stand is gekomen en die de zorgplicht van de gemeente regelt aangaande voorzieningen voor rolstoelen, vervoer en wonen. Forfaitaire vergoeding Een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens. Gemaximeerde vergoeding Een gemaximeerde vergoeding is een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens. Eigen bijdrage Een eigen bijdrage is een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura betaald moet worden en op welk bedrag de bepalingen van de Regeling inzake financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen Wvg van toepassing zijn. Eigen betaling Onder eigen betaling wordt verstaan het ten eigen laste van de gehandicapte blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend. Kernassortiment Bij de verstrekking van een voorziening wordt uitgegaan van dit assortiment. Dit kernassortiment weerspiegelt een actuele selectie van de meest goedkope adequate producten, welke op dit moment aangeboden worden op de Nederlandse markt en welke in beginsel binnen normtijden leverbaar zijn.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
19
HOOFDSTUK 2 2.1.
WOONVOORZIENINGEN
Maximale financiële tegemoetkoming van de kosten van onderhoud en keuring van woonvoorzieningen
1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten van de hieronder genoemde onderdelen komen tot de hieronder vastgestelde maximumbedragen voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. a. b. c. d. e. f. g. h. i.
Stoelliften Rolstoel- of plateauliften Woonhuisliften Hefplateauliften Balansliften Plafondliften Mechanische inrichting voor het verstellen van keukenblok of wastafel Open- en sluitingsmechanisme voor deuren Toiletten voorzien van onderspoel- en föhn inrichting
2. De maximale vergoeding voor onderhoud en keuringen bedraagt (excl. BTW): Keuring
Startkeuring
Kosten
Periodiek
Kosten
Stoellift
Ja
€ 269,55
1 x per 4 jaar
€ 196,03
Rolstoellift
Ja
€ 269,55
1 x per 4 jaar
€ 196,03
Woonhuislift
*
1 x per 1,5 jaar
€ 239,60
Hefplateaulift
*
1 x per 1,5 jaar
€ 243,23
Balanslift
*
1 x per 1,5 jaar
€ 69,88
f. t/m i.
*
1 x per 2 jaar
Kostprijs
* de prijs van de startkeuring is bij de nieuwprijs inbegrepen ** balansliften worden niet meer gemaakt en er is derhalve geen startkeuring 3. Onderhoudskosten woonvoorzieningen Onderhoud
Frequentie
Stoellift Rolstoellift Woonhuislift Hefplateaulift Balanslift Plafondlift
1 1 2 2 1 1
Kosten onderhoud x x x x x x
per per per per per per
jaar jaar jaar jaar jaar jaar
€ 135,23 € 135,23 € 196,03 € 135,23 € 135,23 kostprijs
Er is een maximale toeslag van 50% op bovenvermelde bedragen als: de installatie buiten de woning is geplaatst, er meer dan 1 verdieping wordt overbrugd en als er elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk wegklapbare raildelen.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
20
2.2. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van woonvoorzieningen 1. De maximale financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing, als bedoeld in artikel 2.1 onder b bedraagt 100% van de aanvaarde kosten. 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting, als bedoeld in artikel 2.13 onder 1 sub a bedraagt maximaal € 2.400,00. 3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting, als bedoeld in artikel 2.13 onder 1 sub a bedraagt maximaal € 3.600,00 indien met de gehandicapte een kind of kinderen onder de 18 jaar gedwongen is/zijn om mee te verhuizen. 4. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting, als bedoeld in artikel 2.13 onder 1 sub b bedraagt € 3.600,00. 5. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woningsanering, als bedoeld in artikel 2.1 onder 1 sub c bedraagt, wanneer het gaat om het vervangen van zachte door harde vloerbedekking, maximaal € 50,00 per strekkende meter. Voor woningsanering gelden de volgende afschrijvingstermijnen: is een artikel nieuwer dan 2 jaar: 100% vergoeding; is een artikel 2-4 jaar oud: 75% vergoeding; is een artikel 4-6 jaar oud: 50% vergoeding; is een artikel 6-8 jaar oud: 25% van de werkelijk gemaakte kosten is een artikel 8 jaar of ouder: geen vergoeding.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
21
HOOFDSTUK 3 Artikel 3.1
VERVOERSVOORZIENINGEN
Collectief systeem van aanvullend vervoer
1. Het klanttarief als bedoeld in artikel 3.1 onder a van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003 is vergelijkbaar met het zonetarief van de blauwe strippenkaart en bedraagt: Voor een Wvg-rit: € 0,40 voor de instapzone en € 0,40 voor elke ritzone. Voor een Wvg-plusrit vraagt de vervoerder een extra bedrag per (opstap)zone van € 0,66. 2. De tegemoetkoming in de kosten van de Wvg-plus-rit, als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 6 bedraagt het verschil tussen het tarief van de Wvg-plusrit en de Wvg-rit zoals genoemd onder 1 en is € 0,66 voor de opstapzone en € 0,66 per gereden zone. Artikel 3.2
Gemaximeerde vervoerskostenvergoedingen
Met inachtneming van hetgeen hiertoe in artikel 3.2, lid 6. van de Verordening voorzieningen gehandicapten is bepaald, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding als bedoeld in artikel 3.1. van de verordening uitgegaan van de volgende normbedragen; a. De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de bruikleenauto op basis van artikel 3.1, onder c sub 2. bedraagt maximaal € 689,61 (zijnde 3000 kilometer x € 0,23) per jaar op declaratiebasis. b. De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto op basis van artikel 3.1 onder c sub 3. bedraagt maximaal € 1.118,57 (zijnde 3000 kilometer x € 0,37) per jaar op declaratiebasis. c. De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi op basis van artikel 3.1 onder c sub 4. bedraagt maximaal € 1.958,66 per jaar op declaratiebasis. d. De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi op basis van artikel 3.1 onder c sub 4. bedraagt maximaal € 1.305,27 per jaar op declaratiebasis. e. De te declareren financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer buiten de regio Zaanstreek-Waterland als bedoeld in artikel 3.2, onder 7 van de verordening bedraagt per jaar maximaal € 340,50 voor een echtpaar en € 226,90 voor een alleenstaande. f. De te declareren financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer buiten de regio Zaanstreek-Waterland als bedoeld in artikel 3.2 onder 7 van de verordening bedraagt voor belanghebbenden die permanent in een rolstoel worden vervoerd en daarom gebruik van een rolstoeltaxi moeten maken maximaal € 568,25 per jaar. g. De bijdrage per zone met Wvg-vervoer buiten de regio Zaanstreek-Waterland als bedoeld in artikel 3.2 onder 7 sub b is gebaseerd op de prijs van het commerciële tarief van een Wvg-ritzone (€ 4,55) verminderd met het bedrag van een Wvg-ritzone binnen de regio (€ 0,40) en bedraagt € 4,15 tot het van toepassing zijnde maximum bedrag als genoemd onder e en f. h. In aanvulling op het gestelde onder g wordt de bijdrage verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 3.1 onder 2 indien de betrokkene recht heeft op de daar bedoelde tegemoetkoming en gebruik maakt van een Wvg-plus-rit. Artikel 3.3
Besparingsbedrag
1. Als een vervoersvoorziening op basis van artikel 3.1 onder b sub 4 of onder c sub 5 verstrekt wordt en het is een voorziening vergelijkbaar met een fiets of een voorziening dat de taak van een fiets overneemt, wordt van de gehandicapte een besparingsbedrag van € 280,00 als eigen inbreng gevraagd. Waarbij geldt dat: a. De eigen inbreng voor vervoersvoorzieningen voor kinderen tot 6 jaar € 70,00 en voor kinderen van 6 tot 18 jaar € 140,00 bedraagt b. De eigen inbreng bedraagt per kind tot 18 jaar nooit meer dan € 280,00.
Artikel 3.4
Tegemoetkoming of vergoeding van aanpassing aan de eigen auto
1. De vergoeding van de aanpassing aan de eigen auto op basis van artikel 3.1, onder c, sub 1 bedraagt de volledige kostprijs. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
22
2. De vergoeding van de aanpassing van de eigen auto bedraagt maximaal € 2.000,00 indien de gehandicapte geïndiceerd is voor het collectief systeem van aanvullend vervoer (Wvg-vervoer) maar niet in aanmerking wil komen voor de collectieve voorziening. Deze autoaanpassing kan alleen verstrekt worden in plaats van het Wvgvervoer als deze voor een periode van minimaal 5 jaar adequaat geacht wordt. 3
Indien op grond van bovenstaande onder 2 een autoaanpassing wordt toegekend kan in aanvulling daarop geen financiële tegemoetkoming in de kosten van gebruik eigen auto of (rolstoel)taxi als bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 3 en 4 worden verstrekt.
4.
Het bedrag genoemd in lid 2 is een gemaximeerde vergoeding en wordt niet vaker dan eens per vijf jaar verstrekt. Het geldt tevens als bijdrage voor het onderhoud en reparatie van de autoaanpassing.
HOOFDSTUK 4 Artikel 4.1 1.
ROLSTOELEN
Hoogte financiële tegemoetkoming sportrolstoel
De hoogte van een door burgemeester en wethouders te verlenen gemaximeerde vergoeding voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 4.2 onder 2 van de Verordening voorzieningen gehandicapten bedraagt € 2.219,36.
HOOFDSTUK 5
SLOTBEPALINGEN
Artikel 5.1
Indexering
1. 2.
De in dit besluit geldende bedragen kunnen jaarlijks door burgemeester en wethouders aangepast worden conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek en de landelijke Wvgnormen. In afwijking van het vorige lid wordt het tarief van de Wvg-rit genoemd in artikel 3.1 aangepast aan de prijsontwikkeling overeenkomstig de OV-tarieven van de blauwe strippenkaart.
Artikel 5.2 1. 2.
Met in achtneming van hetgeen hiertoe in artikel 3.2 onder 6 van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003 is bepaald is de hoogte van de betaling bedoeld in artikel 8.5 van de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003 (nader te bepalen) Het bedrag genoemd onder 1 is voor belanghebbenden die permanent in een rolstoel worden vervoerd en daarom gebruik van een rolstoeltaxi moeten maken (nader te bepalen)
Artikel 5.3 1. 2.
Overgangsbepalingen
Citeertitel; inwerkingtreding
Dit besluit kan worden aangehaald als: ‘Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten Beemster 2003’. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2003. burgemeester en wethouders van Beemster, de waarnemend burgemeester, de secretaris, J. Oelen.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
F. de Jong.
23
Verstrekkingenboek voorziening gehandicapten INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1: INLEIDING, STATUS EN UITGANGSPUNTEN 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
Inleiding ...........................................................................................................................1 Van verzekering naar voorziening ......................................................................................1 Uitgangspunt Wvg.............................................................................................................1 Zorgplicht .........................................................................................................................1 Juridische status Verstrekkingenboek .................................................................................2 Cliëntenparticipatie............................................................................................................2 Algemene uitgangspunten bij beoordeling aanspraken........................................................2 Ziekte of gebrek ..............................................................................................................2 Stoornis, beperking en handicap ......................................................................................2 Individueel gericht...........................................................................................................3 Langdurig noodzakelijk ....................................................................................................3 Goedkoopst adequaat .....................................................................................................4 Niet algemeen gebruikelijk...............................................................................................5 Recht op voorziening ten overstaan van een andere regeling............................................5
HOOFDSTUK 2: INDICERING, ADVISERING EN BESLISSING 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9
1
6
Inleiding ...........................................................................................................................6 Aanvraagprocedure ...........................................................................................................6 Beslistermijn .....................................................................................................................8 Motivering.........................................................................................................................8 Gronden voor weigering ....................................................................................................8 Bezwaar en beroep ...........................................................................................................9 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening ..............................................9 Hardheidsclausule ........................................................................................................... 10 Medische gegevens en Wet bescherming persoonsgegevens …………..…………………..….….10
HOOFDSTUK 3: WOONVOORZIENINGEN
11
3.1 Algemeen ....................................................................................................................... 11 Woon- of verblijfsruimte waar geen woonvoorziening voor wordt verstrekt ..................... 11 3.2 Primaat bij verhuizing...................................................................................................... 12 Afwijken van het verhuisprimaat .................................................................................... 12 Verhuizing.................................................................................................................... 13 Voorraad aangepaste woningen..................................................................................... 13 Verhuiskostenvergoeding............................................................................................... 13 Kosten in verband met tijdelijke dubbele woonlasten...................................................... 14 Tijdelijke woonruimte .................................................................................................... 14 Kosten in verband met huurderving ............................................................................... 14 3.3 Woningaanpassing .......................................................................................................... 15 Frequentie van de woningaanpassing............................................................................. 15 Subsidiabele kosten en meerkosten ............................................................................... 16 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten .................................................. 16 Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen.................................................................... 16 Aard van de materialen ................................................................................................. 16 Sober en doelmatig ....................................................................................................... 17 Kleinere woningaanpassingen ....................................................................................... 17 Instandhoudingskosten woonvoorzieningen.................................................................... 18 Verzekering van de voorzieningen.................................................................................. 18 Onderhoud, keuring en reparatie ................................................................................... 18 Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning .......................................................... 18 Gereedmelding.............................................................................................................. 18 Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
24
Het verwerven van grond .............................................................................................. 19 Restitutie meerwaarde bij verkoop ................................................................................. 20 3.4 Niet-bouwkundige woonvoorzieningen ............................................................................. 20 Hulpmiddelen voor bad,douche en toilet ........................................................................ 20 Verrijdbare sta- of tilliften .............................................................................................. 20 Losse woonvoorzieningen voor de korte duur ................................................................. 20 Woningsanering ............................................................................................................ 21 HOOFDSTUK 4: VERVOERSVOORZIENINGEN 22 4.1 4.2
Inleiding ...................................................................................................................... 22 Collectief aanvullend vervoersysteem (Wvg-vervoer) ...................................................... 23 Begeleiding bij het Wvg-vervoer ............................................................................... 24 Vergoeding op declaratiebasis voor buitenregionaal vervoer ...................................... 24 4.3 Individuele vervoersvoorzieningen ................................................................................. 24 4.3.1 Financiële tegemoetkomingen ....................................................................................... 24 Vergoeding meerkosten Wvg-plusritten van het Wvg-vervoer of een (rolstoel)taxikostenvergoeding: een keuze ................................................................ 25 Gebruikskostenvergoeding eigen/bruikleenauto of (rolstoel)taxi................................. 25 Autoaanpassingen.................................................................................................... 26 Wvg-vervoer of autoaanpassingen: een keuze .......................................................... 27 Autoverzekering....................................................................................................... 27 Rijlessen .................................................................................................................. 27 4.3.2 Vervoersvoorzieningen in natura .................................................................................... 27 Aangepaste fietsen................................................................................................... 27 Tavara-fiets/ fiets met hulpmotor/ elektrische fiets/ snorfiets..................................... 28 Het vijfde wiel/de handbike ...................................................................................... 28 De open elektrische buitenwagen ............................................................................. 28 De gesloten buitenwagen, de brommobiel ................................................................ 28 .............................................................................................................................. De speciale autostoel ............................................................................................... 29 De bruikleenauto...................................................................................................... 29 4.4 Vervoersvoorzieningen bij een echtpaar ......................................................................... 29 HOOFDSTUK 5: ROLSTOELEN
31
5.1 Het recht op een rolstoel............................................................................................... 31 Verstrekking rolstoelen............................................................................................. 31 Levering rolstoelen................................................................................................... 31 Depot .................................................................................................................. 31 Sportrolstoelen......................................................................................................... 31 5.2 Diversen m.b.t. rolstoelen ............................................................................................ 32 Aanpassingen .......................................................................................................... 32 Onderhoudskosten en reparaties van rolstoelen ........................................................ 32 Oplaadkosten elektrische rolstoel.............................................................................. 32 Overgangsregeling rolstoelen ................................................................................... 32 Bijlage I Verstrekkingenoverzicht ………………………………………………………..…………………………..33
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
25
HOOFDSTUK I INLEIDING, STATUS EN UITGANGSPUNTEN 1.1 Inleiding Met de invoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) op 1 april 1994 kregen de gemeenten de plicht zorg te dragen voor de verlening van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan in de gemeente woonachtige gehandicapten (artikel 2 lid 1 Wvg). De verlening van deze voorzieningen dient doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te zijn (artikel 3 Wvg). Bovendien dient de verlening van deze voorzieningen erop gericht te zijn de mogelijkheden van gehandicapten tot maatschappelijke integratie te vergroten (artikel 2 lid 1 Wvg). De Wvg draagt de gemeente op een Verordening samen te stellen ter uitvoering van de Wvg. Het onderhavige Verstrekkingenboek is een nadere uitwerking van de gemeentelijke Verordening voorzieningen gehandicapten en is daarmee onlosmakelijk verbonden. Ook het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten maakt hier onderdeel vanuit. 1.2 Van verzekering naar voorziening Met de invoering van de Wvg werd het verlenen van voorzieningen aan gehandicapten uit de verzekeringssfeer gehaald en ondergebracht in een publiek voorzieningenstelsel. Een voorzieningenstelsel, waarvoor de gemeente de verantwoordelijkheid draagt en dat gefinancierd wordt uit de algemene middelen. In de Wvg is geen recht van de gehandicapte op specifieke voorzieningen vervat. De voormalige Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (verder te noemen AAW) op grond waarvan rolstoelen en vervoersvoorzieningen werden verstrekt was een verzekeringsstelsel. Een ieder die inkomsten had betaalde mee aan de kosten van een verzekering, op grond waarvan individuele vergoedingen werden verstrekt. Met de invoering van de Wvg werd de zorg voor de voorzieningen duidelijk een gemeentelijke verantwoordelijkheid, waarover jaarlijks een politieke discussie gevoerd wordt. Daarin wordt bepaald wat er verstrekt gaat worden en hoeveel geld daarvoor beschikbaar is. Natuurlijk binnen de kaders die de wet aangeeft, maar als duidelijk en herkenbaar onderdeel van het gemeentelijk beleid. Beleid waarin de verantwoordelijkheid, die de wet de gemeente oplegt, tot uitdrukking gebracht wordt. Het gaat dus niet meer uitsluitend om het verstrekken van individuele voorzieningen, maar om een beleid dat erop gericht is dat alle inwoners van de gemeente, dus ook de ouderen en gehandicapten, zo goed mogelijk kunnen functioneren in hun leefomgeving, de gemeente waarin zij wonen. Bij de inwerkingtreding van de Wvg zijn een aantal voorzieningen die voorheen door de AAW vergoed werden overgegaan naar de bijzondere bijstand. Het betreft inkomensondersteunende voorzieningen, die een compensatie geven voor extra kosten verbonden aan op zich normale huishoudelijke uitgaven, waartoe ook de kosten voor ontwikkeling of ontspanning worden gerekend. Het betreft een tegemoetkoming in de hogere kosten, die nauw zijn verbonden met een bepaalde ziekte of gebrek, zoals extra waskosten, extra slijtage van kleding, hogere stookkosten, hogere telefoonkosten of hogere dieetkosten. 1.3 Uitgangspunt Wvg Het algemene uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan de Wvg is dat de gehandicapte zo lang mogelijk zelfstandig moet kunnen functioneren in de maatschappij. 1.4 Zorgplicht De gemeente moet invulling geven aan de zorgplicht uit artikel 2 Wvg. De zorgplicht houdt in dat de gemeente toereikende hulp biedt in verband met de beperkingen van gehandicapten, maar niet dat bij voorbaat aanspraken bestaan op door de aanvrager gewenste voorzieningen. De gemeente dient 'de goedkoopst toereikende voorziening' aan een geïndiceerde gehandicapte aanvrager te verstrekken. De financiële mogelijkheden die de gemeente heeft kunnen daarbij worden betrokken. De gemeente heeft de mogelijkheid het beleid in op- of neerwaartse zin bij te stellen, indien daar om financiële redenen aanleiding toe zou bestaan, mits er sprake blijft van een adequaat voorzieningenniveau. 1.5 Juridische status Verstrekkingenboek In het Verstrekkingenboek wordt aangegeven langs welke richtlijnen het gemeentelijk verstrekkingenbeleid concreet wordt ingevuld. Voor identieke gevallen dient de gemeente een gelijk beleid te voeren. Om dit toetsbaar te maken dienen de regels, volgens welke beslist wordt, kenbaar te zijn. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
26
Omdat cliënten er behoefte aan hebben kennis te (kunnen) nemen van deze gedragslijn, heeft het college van burgemeester en wethouders besloten deze beleidsregels vast te leggen en openbaar te maken overeenkomstig artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Ter motivering van besluiten kan dan gebruik gemaakt worden van verwijzing naar deze beleidsregels in het Verstrekkingenboek. Op grond hiervan is het Verstrekkingenboek een noodzakelijke aanvulling op de Verordening voorzieningen gehandicapten Beemster 2003. Dit Verstrekkingen boek heeft nagenoeg dezelfde status als de gemeentelijke Verordening. 1.6 Cliëntenparticipatie Met ingang van 1 april 2000 zijn gemeentebesturen verplicht om bij Verordening regels vast te stellen inzake cliëntenparticipatie met betrekking tot het integrale gemeentelijke gehandicaptenbeleid. In de regio Zaanstreek-Waterland heeft het Regionaal Patiënten en Consumenten Platform (RPCP) de belangenbehartiging van lichamelijk gehandicapten neergelegd bij haar lidorganisatie het Gehandicapten Beraad Zaanstreek-Waterland (GBZW). In de gemeente Beemster treedt het RPCP in kader van de bovengenoemde wettelijke verplichting op als lokaal platform voor cliëntenparticipatie. Vanuit hun onafhankelijke positie worden zij tijdig betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid met betrekking tot de Wvg. Jaarlijks stellen burgemeester en wethouders financiële middelen ter beschikking zodat zij redelijkerwijs in staat kunnen worden geacht de belangen van de in de regio wonende doelgroep te behartigen. 1.7 Algemene uitgangspunten bij beoordeling aanspraken Ziekte of gebrek Volgens de definitie die de Wvg in artikel 1 onder a. van het begrip "gehandicapte" geeft, dienen de aantoonbare belemmeringen die men ondervindt in het wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen het gevolg te zijn van ziekte of gebrek. Of er sprake is van ziekte of gebrek, zal veelal op grond van een medische diagnose moeten worden vastgesteld. Vervolgens moet op grond van die diagnose en de daaruit voortvloeiende stoornis(sen) kunnen worden aangegeven of de ondervonden beperkingen en de daaruit voortvloeiende belemmeringen een direct gevolg zijn van ziekte of gebrek. Het gegeven dat men oud is, is op zichzelf geen indicatie voor voorzieningen in het kader van de Wvg. Het beeld wordt dan besproken in termen van stoornissen. Wel kunnen gebreken die het gevolg zijn van slijtageprocessen, die onverbrekelijk verbonden zijn aan het ouder worden, aanleiding zijn om in het kader van de Wvg voorzieningen te treffen. Ook kunnen er beperkingen worden geconstateerd zonder dat er sprake is van ziekte of gebrek. Zo kunnen pijnklachten soms een psychische of psychiatrische achtergrond hebben. Bij de beoordeling van beperkingen en belemmeringen wordt uitgegaan van medisch objectiveerbare stoornissen. Stoornis, beperking en handicap De Wvg (en derhalve ook de Verordening voorzieningen gehandicapten Beemster en het Verstrekkingenboek) maakt gebruik van een aantal vaste begrippen. De begrippen stoornis, beperking en handicap zijn de kern van de Internationale Classificatie Stoornissen, Beperkingen en Handicaps (ICIDH) ontwikkeld onder leiding van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). De ICIDH definieert stoornis als een verlies of afwijking van een anatomische structuur of een fysiologische of psychologische functie, gelet op (gezien) de leeftijd van de persoon. (b.v. spierkrachtverlies). De stoornis kan tijdelijk of permanent zijn. Alleen permanente stoornissen zijn relevant in het kader van de Wvg. Een beperking wordt gedefinieerd als een verlies of een vermindering van de mogelijkheid van een persoon om activiteiten te verrichten of een gedrag te vertonen overeenkomstig leeftijd, geslacht, fysieke en sociaal-culturele omgeving (b.v. als volwassene niet meer kunnen traplopen). Een beperking kan ook tijdelijk of permanent zijn. Een handicap wordt gedefinieerd als een nadelige situatie van een persoon als gevolg van een stoornis of beperking welke de normale rolvervulling van betrokkene, gezien leeftijd, geslacht en sociaal-culturele achtergrond, belemmert of verhindert (b.v. de slaapkamer of badkamer niet meer kunnen bereiken omdat men niet kan traplopen). De ICIDH legt een oorzakelijk verband tussen stoornis, beperking en handicap waarbij de handicap het uiteindelijke gevolg is van de stoornis en de daaropvolgende beperking(en). Eenzelfde stoornis kan, afhankelijk van de persoon en de situatie, verschillende beperkingen en handicaps en dus ook verschillende hulpvragen opleveren. Individueel gericht Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
27
Artikel 1.2 lid 1 van de Verordening bepaalt onder a. dat een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel slechts kan worden toegekend voor zover deze in overwegende mate op het individu is gericht. Als uitzondering hierop geldt daarbij het collectief vervoer. Met op het individu gericht zijn wordt bedoeld: 1. Een aanvraag voor een gemeenschappelijke voorziening is niet mogelijk. Meer precies: er moet altijd één individuele aanvrager zijn die de voorziening aanvraagt indien het gaat om een op het individu toegesneden voorziening; de voorziening moet voor deze aanvrager ook noodzakelijk zijn in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten. Bijvoorbeeld: -
Een verzorgingshuis wil bij een blokje aanleunwoningen de eerste verdieping ontsluiten via een lift. Een dergelijke aanvraag zal afgewezen worden. Indien het gaat om een individuele aanvraag, zal eventueel verhuizing aan de orde zijn. Een gehandicapten-sportvereniging wil graag vervoer geregeld hebben naar de wekelijkse training. Een aanvraag in dit kader is niet op het individu gericht en zal afgewezen worden.
2. Een voorziening wordt alleen verstrekt voor zover het de gehandicapte betreft. De gehandicapte die bijvoorbeeld een vervoersvoorziening nodig heeft, kan die voorziening alleen ten eigen nutte aanvragen. Het kan dus niet zo zijn dat een gehandicapte een voorziening aanvraagt (mede) ten behoeve van zijn echtgenoot/partner. Bijvoorbeeld: -
Indien een gehandicapte een kilometervergoeding verstrekt krijgt, zal bij die kilometervergoeding geen rekening gehouden worden met de ritten die de gehandicapte zal moeten maken om zijn echtgenoot te vervoeren. Wel zal steeds een afweging worden gemaakt met betrekking tot de individuele situatie.
Langdurig noodzakelijk Artikel 1.2 lid 1. sub b. van de Verordening luidt: "Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover deze langdurig noodzakelijk is om belemmeringen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;" Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat betrokkene voor langere tijd aangewezen moet zijn op een desbetreffende aanpassing of een desbetreffend hulpmiddel. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk gehandicapt is, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vast staat dat de aard van de handicap van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in het kader van deze Verordening in aanmerking komt. Betrokkene kan in dit geval een beroep doen op het hulpmiddelendepot van de Evean winkel. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig zal van situatie tot situatie verschillen. In dit kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat betrokkene na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag men van kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld, waarbij verbeteringen in de toestand situaties van terugval opvolgen, kan echter uitgegaan worden van een langdurige noodzaak, mits dat wisselend beeld permanent is. Men kan een beroep doen op de Evean winkel voor het lenen van een hulpmiddel voor een termijn van drie maanden, welke termijn eenmaal met nogmaals drie maanden verlengd kan worden. Indien deze regeling en de Wvg op elkaar aan dienen te sluiten, zou 'langdurig' beginnen aan het eind van zes maanden. De gemeente moet bij het verstrekken van voorzieningen bekijken of de verstrekking een definitief (tegenovergestelde van tijdelijk) karakter heeft. Daardoor kan er een leemte ontstaan tussen de maximaal zes maanden leenmogelijkheid van de Evean winkel en het moment dat de tijdelijke voorziening niet meer noodzakelijk is. Indien de periode de wettelijke maximum termijn van zes maanden te boven gaat, kan de termijn worden verlengd. Hierover zijn afspraken gemaakt met de Evean winkel. Langdurig noodzakelijk staat tegenover kortdurend noodzakelijk. De andere afgrenzing geeft de noodzaak aan. Gevraagde voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn, dus niet alleen gewenst of gemakkelijk. Goedkoopst adequaat Een voorziening kan slechts als adequaat worden aangemerkt, indien die voorziening dan wel de combinatie van voorzieningen, de belemmeringen die de gehandicapte op een bepaald gebied ondervindt wegneemt, dan wel vermindert. De Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
28
gehandicapte mag wel verwachten dat zijn belemmeringen door middel van voorzieningen worden verminderd, maar mag niet verlangen dat daartoe voorzieningen worden aangeboden die verder gaan. De ondergrens van de zorgplicht wordt zodoende bepaald door de goedkoopst adequate voorziening. De voorziening moet altijd adequaat zijn. Pas als er meerdere voorzieningen zijn, of andere combinaties mogelijk zijn die de toets van het adequaat zijn kunnen doorstaan, kan de meest goedkope oplossing gezocht worden. Bij relatief kleine verschillen in prijs wordt in beginsel de wens van de aanvrager gerespecteerd. Indien de cliënt voorkeur heeft voor een duurdere voorziening dan de goedkoopste onder de adequate voorzieningen overlegt, als de aanvrager dit wenst, het gemeentebestuur met de aanvrager of deze voorkeur heeft voor een financiële tegemoetkoming. Hierbij zullen afspraken over de besteding en de duur van de voorziening moeten worden vastgelegd. Het beschikbaar te stellen bedrag zal dan dat van het goedkoopst alternatief kunnen zijn dat als adequaat is aangemerkt. De aanvrager wordt daarbij geholpen met advies en informatie. Bij toepassing van deze variant moet overigens worden gewaarborgd dat de noodzakelijke voorziening ook daadwerkelijk kan worden gerealiseerd. Er zijn vier vormen te onderscheiden waarin de gemeente de verlening van voorzieningen aan gehandicapten kan gieten. Vaak zal het om een combinatie van deze mogelijkheden gaan: a. b. c. d.
Het realiseren van voorliggende voorzieningen (met name het collectief aanvullend vervoer). Het verlenen van voorzieningen in natura. Het verlenen van financiële tegemoetkomingen in de kosten van voorzieningen. Het verstrekken van forfaitaire vergoedingen.
Op alle bovengenoemde punten kan de gemeente op diverse wijzen invulling geven aan de zorgplicht die de Wvg haar oplegt. Bovendien zullen individuele omstandigheden in de beoordeling van de aanvragen altijd dienen te worden meegewogen. In de gemeentelijke Verordening is derhalve niet aan te geven onder welke specifieke voorwaarden voorzieningen worden verstrekt. Zo zal bijvoorbeeld steeds in individuele gevallen moeten worden afgewogen of verhuizing dan wel aanpassing van een reeds bewoonde woning de goedkoopst adequate oplossing biedt. Niet algemeen gebruikelijk Artikel 1.2 lid 3 sub a van de Verordening bepaalt: "Geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is". Het begrip algemeen gebruikelijk wordt gerelateerd aan hetgeen niet-gehandicapte personen in vergelijkbare – waaronder financieel vergelijkbare – omstandigheden als regel tot hun aanschaffingspatroon kunnen rekenen. Als voorbeeld hiervan dient het volgende: Een telefoon mag als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Ook de aanwezigheid van centrale verwarming kan als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Het moge duidelijk zijn dat dit soort voorzieningen niet verstrekt worden, juist omdat ze algemeen gebruikelijk zijn. Indien zij aangebracht worden, is sprake van het aanpassen van de woning aan de eisen van de tijd, hetgeen buiten de werkingssfeer van deze Verordening valt. Op vervoergebied kan men als voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen noemen: de fietskar, de Spartamet en, boven een inkomen van 1,5 maal het norminkomen, de auto. Over het begrip 'algemeen gebruikelijk' is inmiddels jurisprudentie gevormd. Een voorziening wordt als algemeen gebruikelijk gezien indien: 1. de voorziening niet specifiek voor gehandicapten is ontwikkeld en/of bedoeld; en 2. de voorziening in de vrije handel verkrijgbaar is; en 3. de voorziening past binnen een normaal bestedingspatroon. Het algemeen gebruikelijke karakter kan aan een algemeen gebruikelijke voorziening ontvallen indien: 1. aantoonbaar sprake is van meer dan geringe meerkosten in verhouding tot het (bijstands)inkomen; of 2. sprake is van een plotselinge onvoorziene noodzaak tot aanschaf van de voorziening; of 3. het aanpassingen betreft aan een algemeen gebruikelijke voorziening die op medische gronden specifiek voor een bepaalde persoon nodig zijn. Recht op voorziening ten overstaan van een andere regeling Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
29
Men kan geen aanspraak op een voorziening maken indien er een andere wettelijke regeling bestaat, op grond waarvan men aanspraak kan maken op deze voorziening. Wanneer men b.v. permanent is opgenomen in een verpleeghuis dient men voor een rolstoel een beroep te doen op de AWBZ en niet op de Wvg.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
30
HOOFDSTUK 2: INDICERING, ADVISERING EN BESLISSING 2.1 Inleiding De gemeente streeft een geïntegreerd ouderen- en gehandicaptenbeleid na. Toegankelijkheid van voorzieningen voor de doelgroep waarop de gemeente invloed kan uitoefenen, moet bevorderd worden. In dit beleid past een integrale beoordeling van aanvragen voor verschillende voorzieningen door één loket, waarbij een afweging gemaakt wordt tussen meerdere voorzieningen. Dit betekent dat op grond van een (soms beperkte of concrete) vraag de medische, ergonomische en sociale situatie van de gehandicapte bekeken wordt. Er is gekozen voor een integrale indicering en advisering door de opzet van het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO) Waterland. Het RIO adviseert voor zowel Wvg- als AWBZ-zorgvoorzieningen. Op de gehele procedure zijn de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Voor de medische advisering is een overeenkomst afgesloten met een externe medisch adviseur, de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) Zaanstreek-Waterland. 2.2 Aanvraagprocedure Aanvragen voor Wvg-voorzieningen kunnen bij het RIO worden ingediend op het daarvoor beschikbare formulier. Naar aanleiding van de aanvraag wordt door een indicatieadviseur een gesprek gevoerd met de cliënt. Dit gesprek kan soms telefonisch plaatsvinden. Meestal zal een huisbezoek worden afgelegd. Aan de hand van de bevindingen en zonodig een medisch advies stelt de indicatieadviseur een advies op. Indien van toepassing wordt door de indicatieadviseur een passing met het te adviseren product geregeld. Het is ook mogelijk om advies in te winnen bij andere instanties, bijvoorbeeld behandelaars van de aanvrager. Vaak dienen deze adviezen om tot een juiste keuze van voorzieningen te komen. Bij voorzieningen voor kinderen kunnen ergotherapeutische behandelaars bijvoorbeeld een belangrijke rol spelen. Het indicatierapport wordt aan de gemeente gestuurd. De cliënt krijgt schriftelijk bericht wanneer het advies door het RIO aan de gemeente is verzonden. Elementen van het advies -
het advies geeft aan of en zo ja van welke beperkingen er sprake is (indicatiestelling); het advies geeft tevens aan of de beperkingen leiden tot het ondervinden van ergonomische belemmeringen (indicatiestelling); het advies legt uit of de geconstateerde beperkingen relevant zijn in het kader van de Wvg en een voorziening in het kader van genoemde wet noodzakelijk is (indicatiestelling); het advies draagt oplossingen aan voor de (bouwkundige) vormgeving en/of type van de (verschillende) voorzieningen; het advies geeft aan welk type voorziening de goedkoopst adequate is en eventuele individuele aanpassingen; het advies wordt integraal of per voorziening gegeven bij een aanvraag van meerdere voorzieningen.
Inhoud van het advies De eisen waaraan een advies inhoudelijk moet voldoen zijn verwoord in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In ieder geval moet het advies (afhankelijk van de reikwijdte) de volgende gegevens bevatten: - datum adviesaanvraag; - registratie/dossiernummer; - persoonsgegevens aanvrager; - gevraagde voorziening(en); - eventueel gebruikte (medische) dossiers; - eventueel nader onderzoek; - medische, ergonomische, sociale, technische en financiële aspecten; - uitspraak over noodzaak voorziening(en); - programma van eisen waaraan voorzieningen moeten voldoen; - selectie soort en type, vorm voorziening. Onder het medische aspect dient verstaan te worden het beoordelen/interpreteren van de medische situatie en de vertaling van ziekte/stoornis naar beperking en belemmering. Onder het sociale aspect wordt begrepen het inzicht in de gevolgen van de afwezigheid van functies (aanwezigheid van beperkingen). De ervaring van de beperking in de leef-, woon- en werksituatie wordt met handicap aangeduid. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
31
De indicatieadviseur moet het vermogen hebben om de beperkingen in de individuele situatie te vertalen naar belemmeringen. Onder het ergonomische aspect wordt het volgende verstaan. Het inzicht hebben in de aanpassingsmogelijkheden van hulpmiddelen aan de mens. Dit vereist kennis over menselijke eigenschappen (anatomie, fysiologie, psychologie) en technische eigenschappen van hulpmiddelen. De technische kennis betekent dat een indicatieadviseur 'weet' moet hebben van onder andere bouwkundige (on)mogelijkheden. De opgesomde lijst van noodzakelijke kennisgebieden hoeft overigens niet geconcentreerd te zijn in één adviesfunctie. Nemen van het besluit en uitvoering De gemeente besluit aan de hand van het indicatierapport, de geldende regelgeving en de eigen beleidsregels of de geïndiceerde voorziening wordt toegewezen en zendt de cliënt de betreffende beschikking. Bij een positief besluit verzorgt de gemeente de effectuering van het besluit. Bij een negatief besluit stuurt de gemeente de aanvrager een gemotiveerde beslissing van de afwijzing. Met een vaste leverancier is een overeenkomst afgesloten voor het verstrekken van hulpmiddelen. De hulpmiddelen worden gekocht of gehuurd door de gemeente en in eigendom of in bruikleen verstrekt aan de cliënt. Bij aflevering van de voorziening wordt indien van toepassing, met de cliënt een bruikleenovereenkomst afgesloten. Na beëindiging van het gebruik van het hulpmiddel wordt het artikel opgehaald bij de cliënt en indien mogelijk opgenomen in depot ten behoeve van mogelijke herverstrekking. Met een aantal woningcorporaties zijn afspraken gemaakt over woningaanpassingen. Evaluatie van de verstrekte voorziening De cliënt ontvangt bij de beschikking van de gemeente een evaluatieformulier. Hierin worden vragen gesteld over de voorziening: of deze voldoet aan de verwachtingen van de cliënt en of de ondervonden belemmeringen worden verminderd/opgeheven met de verstrekte voorziening. Na aflevering van het hulpmiddel of de voorziening wordt de cliënt verzocht een aantal vragen op dit formulier in te vullen en het formulier (in een portvrije) enveloppe te retourneren aan de gemeente. Naar aanleiding van het evaluatieformulier zal de beslisser Wvg indien noodzakelijk, contact opnemen met de cliënt en/of de leverancier van de voorziening. Nadat de woningeigenaar een woningaanpassing gereed heeft gemeld, vindt door de afdeling Bouw en Woninginspectie controle plaats naar de uitvoering. De Wvg ontvangt hierover schriftelijk bericht. Wanneer daartoe aanleiding bestaat, wordt door de beslisser Wvg contact opgenomen met de cliënt ten behoeve van wie de aanpassing is uitgevoerd en/of de uitvoerder van de aanpassing. Klachtenafhandeling Indien de cliënt het niet eens is met de gang van zaken rond de aanvraag, kan een klacht ingediend worden bij het RIO. Het RIO heeft een interne klachtenafhandeling. Men dient zich met klachten te richten tot het hoofd van RIO Waterland. Elke schriftelijke klacht wordt in behandeling genomen. Het RIO rapporteert aan de gemeente aangaande de klachten en de afhandeling hiervan. Klachten over de gang van zaken rond het nemen van het besluit op de aanvraag (wanneer het indicatierapport van het RIO bij de gemeente ligt) of de uitvoering van het besluit kunnen worden ingediend bij het hoofd van de afdeling Wvg van de gemeente of bij de verantwoordelijke wethouder. Bij klachten over de inhoud van een besluit dient men de aangewezen weg van bezwaar en eventueel beroep te volgen. 2.2 Beslistermijn De Awb bepaalt dat de beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn. De Wvg kent een dergelijke termijn niet. Evenmin hebben wij een dergelijke termijn in de Verordening opgenomen. De Awb regelt dan dat, bij gebreke daarvan, dit binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag dient te gebeuren. Dit betekent dat binnen 8 weken na het indienen van de aanvraag, de aanvrager in ieder geval bericht ontvangt. Dat bericht houdt ofwel een besluit in ofwel een kennisgeving van een termijn waarbinnen het beslui kan worden verwacht. Wat een redelijke termijn is, is in het kader van de Wvg in zijn algemeenheid niet aan te geven. Zo zal een ingewikkelde woningaanpassing aanmerkelijk meer tijd vergen dan een betrekkelijk eenvoudige aanvraag voor een vervoersvoorziening. Het is aan de rechter, na een bezwaarschriftenprocedure, om in een concreet geval te bezien of de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
32
redelijke termijn inderdaad reeds verstreken was. De rechter kan dit doen op verzoek van betrokken gehandicapte in twee situaties: 1. wanneer de acht weken verstreken zijn en geen beschikking is afgegeven; 2. wanneer de termijn die burgemeester en wethouders hebben genoemd als redelijke termijn is verstreken, zonder dat beschikt is. Omdat overschrijding van deze termijnen gelijkgesteld is met een uitdrukkelijk besluit, kan de gehandicapte in deze gevallen de hulp inroepen van de rechter door eerst bezwaar te maken en daarna beroep in te stellen tegen het uitblijven van de beslissing. Maakt een gehandicapte gebruik van de mogelijkheden tot bezwaar of beroep, dan behouden burgemeester en wethouders de mogelijkheid - ook na het verstrijken van de beslistermijn - tot het geven van een beschikking. Burgemeester en wethouders zijn hier zelfs toe verplicht. De Awb bepaalt dat de termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop burgemeester en wethouders de aanvrager uitnodigen de aanvraag aan te vullen, welke opschorting voortduurt tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. 2.3 Motivering Ingevolge de Awb dient de beschikking te berusten op een deugdelijke motivering. De motivering dient vermeld te worden bij de bekendmaking van de beschikking. Derhalve zal in de beschikking opgenomen worden het concrete besluit en krachtens welke wettelijke bepaling(en) tot dit besluit gekomen is. Conform het Protocol Wvg opgesteld in 2002 door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de VNG wordt de informatie op een voor de aanvrager toegankelijke vorm aangeboden. Vooral bij afwijzende beschikkingen zal het motiveren veelal ondersteund worden door een telefonische toelichting. Het gesprek biedt de mogelijkheid eventuele nog niet overwogen argumenten te achterhalen. 2.4 Gronden voor weigering In artikel 6.2 geeft de Verordening gronden voor weigering aan. Onder a. wordt gedoeld op de situatie dat de gehandicapte een voorziening aanvraagt nadat deze gerealiseerd is. Omdat de gemeente dan geen mogelijkheden meer heeft de voorziening volgens het vastgestelde beleid te verstrekken, noch invloed heeft op de te verstrekken voorziening, zal in deze situatie de voorziening worden geweigerd. Onder b. wordt gedoeld op de situatie waarin reeds een begin met de werkzaamheden gemaakt is waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, echter zonder verkregen toestemming. Onder c. wordt in dit artikel aangegeven dat de aanvraag geweigerd wordt als het gaat om een vergoeding of verstrekking die reeds eerder heeft plaatsgehad, terwijl het de aanvrager verwijtbaar is dat het middel verloren is gegaan, bijvoorbeeld door roekeloosheid of verwijtbare onachtzaamheid. Het moge duidelijk zijn dat deze regeling niet geldt indien de aanvrager geen schuld treft. Indien een ander aansprakelijk is voor het verloren gaan, dient bekeken te worden of het mogelijk is deze derde door de gehandicapte hiervoor aansprakelijk te doen stellen om zodoende de kosten te kunnen verhalen. Men kan tevens geen aanspraak op een voorziening maken indien er een andere wettelijke regeling bestaat op grond waarvan men aanspraak kan maken op deze voorziening. 2.5 Bezwaar en beroep Artikel 11 Wvg bepaalt dat tegen beschikkingen tot toekenning, weigering of intrekking van een in artikel 2 Wvg bedoelde voorziening voor de gehandicapte beroep openstaat. Dit beroep is mogelijk bij de administratieve kamers van de Arrondissementsrechtbanken; hoger beroep is mogelijk bij de Centrale Raad van Beroep. De Awb bepaalt dat, voordat een beroep gedaan kan worden op de administratieve kamer van de Arrondissementsrechtbank, eerst bezwaar gemaakt dient te worden tegen dit besluit. Dit betekent dat er altijd aan een beroepsprocedure eerst een bezwaarschriftenprocedure vooraf dient te gaan. Laat men de periode om bezwaar te maken ongebruikt passeren, dan verspeelt men daarmee in principe ook de mogelijkheid tot beroep. Beroep op de rechter is dus pas mogelijk nadat via bezwaar het besluit aan een bestuurlijke heroverweging is onderworpen. Een bezwaarschrift moet ingediend worden bij hetzelfde bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen, i.c. burgemeester en wethouders. Men kan een bezwaarschrift indienen na ontvangst van een beschikking en na verstrijken van de redelijke termijn voor de beslissing. Elke beschikking dient de mededeling te bevatten dat tegen het genomen besluit bezwaar c.q. beroep mogelijk is en waar dit mogelijk is. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
33
Het bezwaarschrift moet naam en adres van de indiener bevatten evenals de dagtekening en de omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht. Verder moet het bezwaarschrift de gronden voor het bezwaar bevatten. Daarbij kunnen ook de nieuwste feiten, ook die zich hebben voorgedaan na het nemen van het bestreden besluit, meegenomen worden. De termijn waarbinnen een bezwaarschrift moet worden ingediend bedraagt zes weken (artikel 6.7 Awb) en deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6.8 lid 1 Awb). Wanneer een bezwaarschrift ingediend wordt tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit dan is het bezwaar niet aan een termijn gebonden, met dien verstande dat het niet onredelijk laat ingediend mag worden (bijvoorbeeld enkele jaren nadat het bestuursorgaan in gebreke is gebleven). Burgemeester en wethouders dienen de ontvangst van een bezwaarschrift schriftelijk te bevestigen. Burgemeester en wethouders beslissen binnen zes weken op een bezwaarschrift, tenzij een bezwaarschriftencommissie wordt ingeschakeld; in dat geval dient een beslissing te vallen binnen tien weken. In het kader van de bezwaarschriftprocedure wordt aan de gehandicapte de gelegenheid geboden gehoord te worden. De beslissing betekent dat burgemeester en wethouders ofwel het bezwaar ongegrond achten (hun eerdere beslissing in stand laten) ofwel hun eerdere beslissing herroepen en een nieuwe beslissing nemen. Na een bezwaarschriftenprocedure kan men in beroep gaan bij de administratieve kamer van de Arrondissementsrechtbank. Dit beroep moet ook weer binnen zes weken worden ingesteld. Voor de behandeling van het bezwaar is geen griffierecht verschuldigd is. Daarentegen is bij beroep op de rechtbank wel griffierecht verschuldigd. 2.6 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening Op basis van de Awb kunnen burgemeester en wethouders de voorziening geheel of gedeeltelijk intrekken indien zodanig onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt dat, zo de juiste gegevens bekend waren geweest, burgemeester en wethouders niet tot toekenning zouden zijn overgegaan. Indien er reeds uitbetaald of geleverd (voorziening in natura) is, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen. Er is dan sprake van een civielrechtelijke vordering op grond van onverschuldigde betaling waartoe het Burgerlijk Wetboek, boek 6, artikel 203 e.v., de wettelijke basis biedt. Het ligt voor de hand dat van deze mogelijkheid in ieder geval gebruik wordt gemaakt indien er sprake van verwijtbaarheid is. Wanneer betrokkene dus bewust verkeerde gegevens heeft verstrekt, bijvoorbeeld over zijn inkomen. Ook kan terugvordering van een voorziening in natura aan de orde zijn wanneer de gehandicapte in gebreke blijft zijn eigen bijdrage binnen de gestelde termijn en na aanmaning te voldoen. Wanneer blijkt dat een financiële tegemoetkoming of een gemaximeerde vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze is verleend, kan deze betaling ook worden teruggevorderd. Het gaat hierbij om voorzieningen waarbij de uitbetaling van de tegemoetkoming of de vergoeding van de aanschaf van de voorziening vooraf gaat. Bij woningaanpassingen zal dit in de regel niet voorkomen, omdat de uitbetaling pas dan plaatsvindt nadat de woningaanpassing is uitgevoerd. Het tweede lid van artikel 7.3 is dus niet van toepassing op woningaanpassingen. Voor woningaanpassingen is naar analogie van artikel 7.3 lid 2 in artikel 2.7 lid 1 geregeld dat binnen een periode van 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming de woningaanpassing gereed moet zijn en dat dit aan burgemeester en wethouders gemeld wordt. Indien het inkomen van de gehandicapte boven de gestelde inkomensgrens uitkomt, zal de vervoerskostenvergoeding worden stopgezet. Burgemeester en wethouders nemen daarbij een overgangsregeling in acht. Een half jaar nadat het inkomen boven de inkomensgrens is uitgekomen wordt de vervoerskostenvergoeding stopgezet. De gehandicapte heeft krachtens de verordening Voorzieningen gehandicapten Beemster 2003 artikel 7.2 de plicht aan burgemeester en wethouders te melden, wanneer zijn inkomen en/of de gezinssamenstelling veranderd. De gehandicapte kan ook zelf besluiten de verstrekte voorziening te willen beëindigen. Hij kan hiertoe een intrekkingsformulier invullen waarna een intrekkingsbesluit wordt genomen en de voorziening wordt teruggenomen of stopgezet. Het komt ook voor dat een voorziening onder voorwaarden wordt verstrekt. B.v. een scootmobiel kan worden verstrekt onder voorwaarde dat de professionele lessen die na verstrekking zullen worden gegeven, succesvol zullen verlopen. Indien dit niet het geval blijkt, kan alsnog besloten worden de voorziening terug te nemen. 2.7 Hardheidsclausule Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
34
Artikel 8.1 bepaalt dat burgemeester en wethouders, in bijzondere gevallen, ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar kunnen afwijken van de bepalingen in de Verordening, indien toepassing van de Verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. En dat zij vooraf advies kunnen vragen. Dit artikel vermeldt met nadruk: ‘in bijzondere gevallen’. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Afwijken van de bepalingen in de Verordening kan alleen maar ten gunste van de betrokken gehandicapte of eigenaar van de woonruimte en nooit ten nadele. 2.8 Medische gegevens en Wet bescherming persoonsgegevens Ingevolge de Wet bescherming persoonsgegevens (verder te noemen Wbp) is de arts, i.c. de GGD-arts en/of een medewerker van zijn dienst houder van de medische gegevens. De GGD-registratie is een persoonsregistratie in de zin van de Wbp. Deze gegevens dienen niet in de (voorzieningen) dossiers te worden opgeborgen, tenzij het gegevens betreft die de aanvrager zelf heeft toegezonden ter completering van zijn/haar aanvraag. Alleen een arts kan medische gegevens opvragen bij collega's wanneer hij daartoe gemachtigd is door de aanvrager dan wel diens wettige vertegenwoordiger. Voor de advisering van voorzieningen is een medisch advies nodig. In dit advies wordt de stoornis aangegeven met de daaruit voortkomende beperkingen en of deze leiden tot het ondervinden van een belemmering: indicatiestelling en vertaling van de beperking naar de feitelijke belemmeringen.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
35
HOOFDSTUK 3: WOONVOORZIENINGEN 3.1 Algemeen Indien gehandicapten belemmeringen ondervinden in hun zelfstandige woning kan een bijdrage worden verleend voor een woonvoorziening. De woonvoorziening is gericht op het opheffen of verminderen van deze belemmeringen. Er dient sprake te zijn van aantoonbare belemmeringen met betrekking tot de normale woonfuncties, zoals slapen, eten en lichaamsreiniging. Het treffen van voorzieningen in hobby-, werk- of recreatieruimte valt sinds medio 2002 ook onder de zorgplicht van de Wvg evenals voorzieningen uit oppas- of verzorgingsoogpunt. Het indicatieadvies geeft aan welke noodzakelijke voorzieningen getroffen dienen te worden om de geconstateerde belemmeringen zoveel mogelijk op te heffen. Dit betekent dat de voorzieningen, verwoord in een eisenpakket, als geheel uitgevoerd dienen te worden. Een gedeeltelijke uitvoering is niet mogelijk, omdat de oplossing dan niet als adequaat kan worden aangemerkt. Binnen de Wvg wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds woonvoorzieningen van bouwkundige en woontechnische aard (woningaanpassingen) en voorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard (losse woonvoorzieningen). Daarnaast kan een woonvoorziening bestaan uit het verstrekken van een financiële vergoeding. De -
volgende woonvoorzieningen kunnen worden getroffen: het bemiddelen bij het vinden van een geschikte(re) woning; het verstrekken van een verhuiskostenvergoeding; het aanpassen van de huidige woning; het creëren van een uitraasruimte; een sanering van de woning t.b.v. long/COPD-patiënten; het betrekken van een tijdelijke woning; het verstrekken van losse hulpmiddelen; het vergoeden van dubbele woonlasten in afwachting van een geschikte dan wel nader aan te passen woning; onderhoud, keuring/reparatie van aanpassingen gericht op het instandhouden van voorzieningen in een woning.
De Verordening verwoordt de begripsomschrijvingen, de algemene bepalingen, de bijzondere bepalingen en de bepalingen met betrekking tot de procedure van de onderscheiden woonvoorzieningen. Voor een rechtvaardige en doelmatige besteding van de beschikbare middelen moet gekozen worden voor de goedkoopste adequate woonvoorziening. Door de integrale benadering en behandeling van aanvragen voor wonen en zorg kan optimale afstemming en optimale besteding van beschikbare gelden (Wvg, AWBZ) worden nagestreefd en bewerkstelligd. Voor een goede vervulling van de zorgplicht t.a.v. woonvoorzieningen zal binnen de gemeente (c.q. regio) voldoende passende huisvesting beschikbaar moeten zijn en een juiste verdeling van reeds aangepaste woningen moeten plaatsvinden. Instrumenten hiervoor zijn aanpasbaar bouwen en registratie van aangepaste woningen en het voeren van een gericht toewijzingsbeleid. Woon- of verblijfsruimte waar geen woonvoorziening voor wordt verstrekt Een financiële tegemoetkoming voor het treffen van woonvoorzieningen wordt alleen verstrekt als het woonruimten betreft die in het kader van de Wet individuele huursubsidie als zelfstandige woonruimte aangemerkt worden. In artikel 2 lid 2 van de Wvg is verder vastgelegd dat de zorgplicht van de gemeente niet van toepassing is op gehandicapten die verblijven in een instelling die ingevolge artikel 8 van de AWBZ is erkend. Verzorgingshuizen vallen sinds 1 januari 1997 ook onder het regime van de AWBZ. 3.2 Primaat bij verhuizing De gemeentelijke Verordening legt het primaat bij verhuizing wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren. Primair zal gekeken worden of verhuizing naar een geschikte(re), eventueel aan te passen woning mogelijk en zinvol is. Dat wil zeggen dat een geschikt te maken woning beschikbaar is of waarschijnlijk binnen een half jaar beschikbaar komt. Onder geschikte woning dient hier begrepen te worden een woning die met betrekkelijk lage investeringen volledig aangepast kan worden. Is het niet te verwachten dat er binnen afzienbare tijd een geschikte woning beschikbaar komt, dan kunnen burgemeester en wethouders besluiten een van de andere voorzieningen te Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
36
verstrekken. Overigens kunnen hierbij ook andere factoren een rol spelen, zoals de mogelijkheid van de gehandicapte te verhuizen, opgebouwde mantelzorg, sociale contacten en afstand tot diverse voorzieningen (infrastructuur). Wanneer sprake is van een combinatie van deze factoren, zullen deze moeten worden afgewogen in de besluitvorming. Een woningaanpassing van bouwkundige aard wordt verleend wanneer het verhuizen naar een geschikte(re) of aangepaste woning niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is. Onder niet te realiseren wordt verstaan: -
Er is binnen een jaar na datum aanvraag in de gemeente geen adequate woning beschikbaar; het streven is om binnen zes maanden een aanbod te doen voor een geschikte huurwoning; Het is (medisch en/of sociaal) niet verantwoord dat belanghebbende verhuist; de verhuizing zelf moet dan aantoonbaar leiden tot schade voor de aanvrager en kan redelijkerwijs niet van deze persoon worden gevergd.
Factoren die een rol spelen in de afweging tussen verhuizen of woningaanpassingen zijn: I
kostenafweging: -aanpassingskosten van de huidige woonruimte, bezien vanuit het perspectief van -een adequate voorziening voor nu en voor de komende drie jaren; -verhuiskostenvergoeding voor de gehandicapte; -aanpassingskosten van de nieuwe woning; -kosten inzake huurderving, c.q. tijdelijke huisvesting, aanhouden van woning; -mogelijke stijging van de woonlasten na verhuizing, in relatie tot het grotere wooncomfort.
II sociale omstandigheden - afstand tot diverse voorzieningen (infrastructuur); - verhuisbaarheid / vervangbaarheid mantelzorg/sociale contacten. III Integrale afweging - consequenties voor andere voorzieningen, zoals een vervoersvoorziening. Afwijken van het verhuisprimaat Van het primaat van verhuizen kan worden afgeweken wanneer de kosten van de totale noodzakelijke en adequate woningaanpassing, inclusief een traplift minder dan € 6.806,70 bedragen. Dit betekent in de praktijk een traplift en een aantal kleine woningaanpassingen. Wel moet de betrokkene aan de volgende voorwaarden voldoen: - Er dient te worden vastgesteld dat de voorziening voor langere tijd (minimaal 3 jaar) adequaat is. Een en ander is op basis van het medisch dossier en nader onderzoek vast te stellen. Bij permanente rolstoelgebondenheid is een traplift veelal geen adequate oplossing. - Op korte termijn geen adequate woning beschikbaar is - Er geen indicatie aanwezig of te verkrijgen is voor een aanleunwoning, verzorginghuis of verpleeghuis; - De aanvraag niet het gevolg is van een verhuizing naar een inadequate woning terwijl de ziekte of aandoening reeds bekend was. Verhuizing Wanneer een verhuizing de goedkoopst adequate woonvoorziening is en de belanghebbende in aanmerking komt voor andere woonruimte, dient deze zich te registreren als woningzoekende. De eisen waaraan een andere woning moet voldoen worden door het bureau sociale aangelegenheden aan het bureau woonruimteverdeling van de gemeente aangegeven in een zoekprofiel. Door het bureau sociale aangelegenheden kan een indicatie worden afgegeven voor een rolstoelwoning of verregaand aangepaste woning of een urgentie voor een flat met lift of parterrewoning. Belanghebbenden van buiten de gemeente Beemster kunnen niet in aanmerking komen voor een indicatie, er is immers geen sprake van zorgplicht voor deze niet-Beemsterlingen. Zij kunnen wel geadviseerd worden voor een rolstoelwoning of verregaand aangepaste woning wanneer alle geïndiceerden bemiddeld zijn of geweigerd hebben. Niet-Beemsterlingen kunnen geen urgentie voor geschikte(re) woonruimte krijgen. Periodiek wordt de lijst met de geregistreerde woningzoekenden voor een rolstoelwoning of verregaand aangepaste woning besproken. Na verloop van drie maanden volgt eventueel bespreking in de Woonruimtecommissie.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
37
Het beleid is erop gericht om een aantal geregistreerde woningen uitsluitend voor de doelgroep te reserveren. Geregistreerde woningen zijn rolstoelwoningen of zijn verregaand aangepaste woningen. Zij komen voor op een bij de Verordening behorende lijst. Met de woningbouwverenigingen zijn over de toewijzing hiervan bindende afspraken gemaakt. Een gehandicapte aan wie het verhuisprimaat is opgelegd, komt in principe binnen zes maanden in aanmerking voor andere woonruimte. Hierbij kan voorrang worden verleend boven andere woningzoekenden. Wanneer blijkt dat een rechthebbende langer dan drie maanden heeft gewacht en/of moet wachten op een aanbod van een passende woning, kan besloten worden om in de huidige woning verhuisbare voorzieningen te treffen (zie verder onder niet-bouwkundige woonvoorzieningen) of enige kleine aanpassingen te doen. Indien een woningzoekende urgent is verklaard, is voor een aanbod alleen de kwaliteit van de woning, zoals die past bij het vastgestelde zoekprofiel van belang. Bij weigering door de woningzoekende van een woning vanwege andere elementen, zoals de ligging of de woonwijk, vervalt in principe de urgentie. Er zal zorgvuldig bekeken worden of de weigering al dan niet terecht is. Indien zonder instemming van de gemeente een verhuizing plaatsvindt naar een woning die niet aangepast is of niet eenvoudig aan te passen is, wordt geen verhuiskostenvergoeding verstrekt en wordt een woningaanpassing in principe geweigerd. De gehandicapte draagt door zo’n verhuizing immers niet bij aan het verminderen of opheffen van belemmeringen. Voorraad aangepaste woningen Aangepaste en geregistreerde woningen moeten zo snel mogelijk vrijgemaakt/verlaten worden wanneer de gehandicapte er geen gebruik meer van maakt. In het huurcontract wordt dit tevens vermeld. Het verwijderen van eenmaal aangebrachte voorzieningen moet zoveel mogelijk worden beperkt. Dure investeringen moeten behouden worden en rendabel blijven door exclusief (her)gebruik door de doelgroep. De Verordening reikt voor dit beleid instrumenten aan: -
voor het verwijderen van voorzieningen wordt geen bijdrage verleend; aan de niet-gehandicapte die een aangepaste woning verlaat wordt een bijdrage verleend in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuiskosten. Deze niet-gehandicapte zal tevens met voorrang worden bemiddeld voor andere woonruimte.
Verhuiskostenvergoeding Er kan een tegemoetkoming in de verhuiskosten worden verleend wanneer de huidige woning niet kan worden aangepast of wanneer de geraamde aanpassingskosten van de huidige woning hoger zijn dan de kosten voor de gemeente om de gehandicapte te laten verhuizen naar een andere woning. Deze woning moet voor de gehandicapte geschikt zijn of met relatief eenvoudige middelen geschikt te maken zijn. Wanneer in de huidige woning geen ergonomische belemmeringen worden ondervonden, die de gehandicapte aanleiding geven tot verhuizen naar een andere woning, kan geen bijdrage worden verleend in de verhuiskosten. Er is sprake van een ergonomische belemmering indien de bouwkundige omstandigheden zodanig zijn dat de belanghebbende ten gevolge van fysiek onvermogen geen normaal gebruik van de woning kan maken. Indien de verhuizing voor de aanvrager als algemeen gebruikelijk moet worden beschouwd, wordt geen tegemoetkoming in de verhuiskosten verleend. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de noodzaak tot verhuizen al langere tijd tevoren was te voorzien, zoals bij verhuizing naar een kleinere, meer comfortabele woning, al dan niet met zorg-accomodatie, wanneer men op leeftijd is gekomen. Tevens zal iedere jongere doorgaans eens het ouderlijk huis verlaten. Het gaat in deze gevallen om een verhuizing die ligt in de lijn van de levensverwachting. Er is hier dan sprake van een algemeen gebruikelijke uitgave. Alleen als de noodzaak tot verhuizen het gevolg is van plotseling opgetreden beperkingen ten gevolge van een ziekte of aandoening, welke in redelijkheid niet waren te voorzien, kan een tegemoetkoming worden verstrekt. Verhuizing naar een verzorgingshuis of verpleeghuis kan nooit leiden tot het verlenen van een verhuiskostenvergoeding. Deze vormen van wonen worden niet aangemerkt als zelfstandig wonen en vallen daarom niet onder de werkingssfeer van de Wvg en de gemeentelijke Verordening voorziening gehandicapten. Kosten in verband met tijdelijke dubbele woonlasten In die gevallen waarin de gehandicapte tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden tijdelijk naar een andere woonruimte moet uitwijken, kan voor de periode dat dit noodzakelijk Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
38
is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt. Alleen in die gevallen dat het redelijkerwijs buiten de mogelijkheden van de gehandicapte ligt om te voorkomen dat er dubbele woonlasten opgebracht moeten worden, kan tot vergoeding van extra woonlasten in verband met tijdelijke huisvesting worden overgegaan. Onder woonlasten wordt hier verstaan: de huurprijs voor het enkele gebruik van de nieuw te betrekken woning ('de kale huur') vermeerderd met de servicekosten die op grond van het Besluit individuele huursubsidie subsidiabel zijn. De periode waarover de vergoeding zich uitstrekt wordt individueel bepaald, afhankelijk van de planning gesteld in de offerte van de aannemer, doch bedraagt nooit meer dan zes maanden. Het komt voor dat een gehandicapte het verpleeghuis dient te verlaten, terwijl de aanpassing van zijn woning nog niet gereed is of er nog geen aangepaste woning beschikbaar is. Indien de gehandicapte 65 jaar of ouder is, kan tijdelijke opname in een verzorgingshuis uitkomst bieden. De kosten hiervan kunnen gedurende maximaal zes maanden worden vergoed met het normbedrag dat wordt gehanteerd bij flankerend beleid. Tijdelijke woonruimte Voor het huren van een tijdelijke woning omdat de toegewezen woning nog niet geschikt is voor belanghebbende en deze geschikt gemaakt wordt met subsidie in het kader van de Wvg, kan een gemaximeerd bedrag worden verleend voor ten hoogste 6 maanden. Bij de tijdelijke huisvesting wordt onderscheid gemaakt tussen een zelfstandige woonruimte en een niet-zelfstandige woonruimte, zoals bijvoorbeeld een verblijf in een verzorgingshuis. Kosten in verband met huurderving Voor het vrijhouden van een aangepaste woning c.q. het niet kunnen verhuren van de woning omdat de woning nog niet is aangepast, kan een bijdrage aan verhuurder worden verleend ter hoogte van de gederfde huurkosten voor een periode van 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt. Het gaat dan om een bedrag van de netto huur (i.e. zonder servicekosten en/of verzekeringen). Huurderving kan niet berekend worden indien reeds een bijdrage wordt verleend voor het aanhouden van de niet geschikt te maken woning en omgekeerd. Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen, kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor gehandicapten. In de exploitatie van een woning wordt rekening gehouden met een bepaald percentage huurderving. Om deze reden is het te verantwoorden dat de verhuurder het normale risico van leegstand loopt. De eerste maand dat de woning leeg staat mag dit als normaal beschouwd worden. Het is daarentegen niet onredelijk dat de gemeente enigszins tegemoet komt in de extra risico's die een verhuurder loopt als gevolg van het feit dat er sprake van een aangepaste woning is. Door het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van huurderving deelt de gemeente in de risico's van de verhuurder. Het zou niet redelijk zijn als een van beide partijen het risico voor de volle 100 % zou moeten lopen. Beide partijen hebben er belang bij dat de woning op zo'n kort mogelijke termijn weer verhuurd kan worden. De in dit artikel genoemde mogelijkheid tot subsidiëring is bedoeld als stimulans om de bereidheid van de woningeigenaar te vergroten zijn medewerking aan het aanpassen van de woonruimte te verlenen. De maximale huur is gesteld op de maximale huur die geldt wanneer een woning nog tot het regime van de Individuele Huursubsidie behoort. 3.3 Woningaanpassing Bij een woningaanpassing gaat het verstrekken van subsidie voor het aanbrengen van nagelvaste voorzieningen die het zelfstandig bewonen van de woning door de gehandicapte mogelijk of beter mogelijk maken. Het uitvoeringsniveau dient sober en doelmatig te zijn. Te denken valt aan het aanbrengen van een douchezit, verhoogd toilet, beugels, drempelhulpen, aangepaste keuken, traplift, etc. Sinds 1 april 2000 wordt onder de woonvoorziening ook een uitraaskamer gerekend. Hieronder wordt verstaan een verblijfsruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen. Ook vallen sinds 1 april 2000 woningaanpassingen tussen € 20.420,11 en € 45.378,02 onder de zorgplicht van gemeente. Woonvoorzieningen waarvan de kosten gelijk zijn aan of meer bedragen dan € 45,378,02 worden behoudens bijzondere gevallen (hardheidsclausule) niet verleend. Gezien het feit dat de gemeente het primaat heeft gelegd bij verhuizing naar een geschikte(re) woning, zal een dergelijke grote woningaanpassing slechts in zeer uitzonderlijke situaties worden verstrekt. In de fase van indicatiestelling en advies spelen hierbij een aantal raakvlakken tussen de Wvg en de AWBZ. In principe is een financiële tegemoetkoming voor een woningaanpassing alleen mogelijk indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen. Een uitzondering kan gemaakt worden als Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
39
de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting en regelmatig een bepaalde woning bezoekt. Het is dan mogelijk dat eenmalig een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt ten behoeve van het aanpassen van één woonruimte waar de gehandicapte vaak verblijft, uiteraard met toestemming van de eigenaar van die woonruimte. De financiële tegemoetkoming beperkt zich slechts tot het bezoekbaar maken van die woning, omdat de gehandicapte daar slechts geringe tijd verblijft. Uit doelmatigheidsoverwegingen is het daarom redelijk dat geen volledige maar een gedeeltelijke aanpassing van de woning plaatsvindt. Onder het bezoekbaar maken van de woning wordt in deze Verordening verstaan dat de gehandicapte in ieder geval de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken/gebruiken. Het toegankelijk maken van een slaapkamer of badkamer kan slechts voor vergoeding in aanmerking komen indien dit op goedkope, eenvoudige wijze kan worden gerealiseerd. De aanvraag moet worden ingediend in de gemeente waar de bezoekbaar te maken woning staat. Deze bepaling wordt opgenomen omdat de gehandicapte anders in de gemeente waar hij zijn hoofdverblijf heeft de aanvraag zou indienen. Frequentie van de woningaanpassing Uitgangspunt is dat een gehandicapte 7 jaar nadat zijn woning met overheidssubsidie is aangepast, de mogelijkheid heeft naar een nieuwe woning te verhuizen zonder dat dit noodzakelijk is op grond van ergonomische belemmeringen. In dat geval kan een gehandicapte weer een aanvraag voor een woningaanpassing. Wil een gehandicapte binnen de termijn van 7 jaar verhuizen, dan is hij uiteraard vrij om dit te doen. Op dat moment bestaat echter geen recht op een tegemoetkoming in de aanpassingskosten van de nieuwe woning. Deze termijn geldt niet indien de noodzaak tot verhuizen is ontstaan als gevolg van belangrijke veranderingen in de sociale situatie van de gehandicapte. Te denken valt hierbij aan gezinsuitbreiding, scheiding, verlies van werk, o.i.d. Subsidiabele kosten en meerkosten Indien de aanpassing in zelfwerkzaamheid wordt getroffen en/of de aanvrager zelf een gedeelte van het architectenwerk (bijvoorbeeld voorbereidings- en ontwikkelingswerkzaamheden) verricht, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt. In dit geval zal de gemeente wel extra toezicht houden om voldoende garanties voor de oplevering en de kwaliteit daarvan te waarborgen. Indien de werkelijke kosten van de voorzieningen na gereedmelding hoger zijn dan de destijds door de gemeente goedgekeurde geraamde kosten, zal voor die hogere kosten geen vergoeding worden toegekend. Als meerkosten kunnen alleen die kosten worden opgevoerd, die het gevolg zijn van omstandigheden, die bij een zorgvuldige voorbereiding van het bouwplan niet waren te voorzien. Zijn de werkelijke kosten daarentegen lager, dan zal de vergoeding zich tot die lagere kosten beperken. Voor een duurdere uitvoering dan de standaarduitvoering qua kleur of type voor een woningaanpassing bijdrage verleend. De meerprijs van een gewenste uitvoering is voor rekening van de aanvrager.
wordt geen
Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten De woningcorporaties hebben zelf een eigen verantwoordelijkheid voor het ook voor gehandicapten toegankelijk maken van de ruimten langs welke bewoners de woningen moeten bereiken. Tot het verstrekken van een tegemoetkoming voor het aanpassen van gemeenschappelijke ruimten kan door burgemeester en wethouders worden besloten indien uitsluitend door middel van het realiseren van deze woningaanpassing de woning bereikbaar wordt voor de gehandicapte. De gemeenschappelijke ruimten zullen voornamelijk entrees en portieken van woongebouwen betreffen. Het aanpassen van gemeenschappelijke hobby- en recreatieruimten komen niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming, tenzij uitsluitend via deze ruimten(n) de woning bereikt kan worden. Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen Voor eenvoudige aanpassingen en aanpassingen, die behoren tot normale/standaard voorzieningen van een huis en beschouwd worden als algemeen gebruikelijk, wordt geen bijdrage verstrekt. Geen bijdrage wordt verleend voor de volgende, niet limitatieve opsomming van zaken, welke in de huidige tijd beschouwd worden als algemeen gebruikelijke voorzieningen: Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
40
-
De aanleg van een centrale verwarming; De aanschaf of verandering van een kookbron; De aanschaf van een afzuigkap; De aanleg van een douche; Het verwijderen van een lavet en dientengevolge voor het aanbrengen van een douche en wastafel. Een schuur c.q. berging
Aard van de materialen Vocht en tocht komen in iedere woning voor. Het wegnemen hiervan valt niet onder de zorgplicht, zoals genoemd in de wet. Ook het opheffen van allergene factoren of andere problemen die hun oorzaak vinden in de aard van de in of aan de woonruimte gebruikte materialen valt niet onder de werking van de Verordening. Hier gaat het om, zoals eerder beschreven, het aanpassen van een woning aan de eisen van deze tijd. Dit is een zaak van de woningeigenaar. Sober en doelmatig Geen bijdrage wordt verleend voor de volgende zaken, omdat deze niet als sober en doelmatig worden beschouwd (niet limitatief): -
De aanleg of verwijdering van een ligbad; De aanleg van zonwering (uitzondering zie "zonwering"); Het aanpassen van een tweede toiletruimte, tenzij medisch noodzakelijk en een losse toiletstoel niet adequaat is; Het elektrisch bedienbaar maken van garagedeuren, de bouw of aanpassing van een garage. (Indien geen schuur bij het huis aanwezig is en de garage tevens als schuur dient, kan wel een bijdrage worden verleend voor aanpassing van de garage).
Keuken Voor een aangepaste, onderrijdbare keuken wordt een financiële tegemoetkoming verleend voor de goedkoopste, adequate voorziening. Dit houdt in: 1 spoelbak, ten hoogste 3 bovenkasten, 2 onderkasten, meestal ladenkasten met diepe laden voor b.v. pannen en een verhoging voor de koelkast. De kookbron en afzuigkap zijn niet subsidiabel. Warmwatertoestel Voor een geiser en/of boiler (warmwatertoestel) wordt in principe geen financiële tegemoetkoming verleend, tenzij de aanschaf en aanleg hiervan gezien kunnen worden als direct gevolg van een aanpassing. Zonwering Hoewel een zonwering niet behoort tot het woningwetniveau, kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor de aanschaf en het aanbrengen hiervan, alsmede voor het elektrisch bedienbaar maken, indien daartoe een medische noodzaak bestaat. Bedoeld wordt een zonwering aan de buitenkant van een raam. Het verstrekken van speciale zonwering kan geïndiceerd zijn, indien de gehandicapte op grond van een medische stoornis, geen zonlicht kan verdragen en dit resulteert in ergonomische belemmering wat betreft het normale gebruik van de woning. Indien het voor het normale gebruik van een woning noodzakelijk geacht wordt, dat de woning voorzien is van een buitenzonwering, kan er een bijdrage verleend worden voor het elektrisch bedienbaar maken van deze zonwering indien de gehandicapte op grond van ergonomische beperkingen de bestaande zonwering niet kan bedienen. Kleinere woningaanpassingen Met de woningcorporaties zijn afspraken gemaakt over het aanbrengen van voorzieningen die voorkomen op de zogenaamde verkorte lijst woningaanpassingen. Het gaat hier om een aantal veelvoorkomende aanpassingen zoals verhoogd toilet, douchezitje en beugels die tegen een afgesproken tarief na afgifte van de beschikking binnen 10 werkdagen zullen worden gerealiseerd. Instandhoudingskosten woonvoorzieningen Er kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor kosten inzake onderhoud, keuringen, reparaties aan voorzieningen die op grond van de Wvg zijn aangebracht. Het gaat om een gelimiteerde lijst van voorzieningen opgenomen in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten Beemster 2003. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
41
Verzekering van de voorzieningen Indien in een woning een traplift, een verstelbare keuken of een andere dure voorziening is aangebracht, heeft dit gevolgen voor de te verzekeren waarde van de opstal. Dit risico dient in de opstalverzekering gedekt te worden. Indien bijvoorbeeld bij brand blijkt dat de woning onvoldoende verzekerd is, dan kan op dat moment geen beroep op deze Verordening worden gedaan.
Onderhoud, keuring en reparatie Alleen van bepaalde voorzieningen (genoemd in het Besluit financiële tegemoetkoming voorzieningen gehandicapten) komen de kosten van onderhoud, keuring en reparatie in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. De maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming voor onderhoud en keuring staat vermeld in het dit Besluit. Aanvang werkzaamheden en inzicht in de woning Behoudens voorafgaande toestemming mag niet eerder dan nadat burgemeester en wethouders een beslissing op de aanvraag hebben genomen, een aanvang worden gemaakt met de werkzaamheden. Pas op dat moment hebben burgemeester en wethouders alle op de aanvraag betrekking hebbende gegevens beoordeeld en op grond hiervan een besluit genomen over de te treffen voorziening. Door deze regeling wordt voorkomen dat een voorziening, waarmee vroegtijdig is begonnen, uiteindelijk niet overeenstemt met hetgeen burgemeester en wethouders als goedkoopst adequate voorziening beschouwen. Burgemeester en wethouders kunnen immers ook factoren mee laten wegen die buiten de woonruimte van de gehandicapte gelegen zijn, zoals een beschikbare aangepaste woning elders, waardoor een woningaanpassing niet noodzakelijk is. Gereedmelding De woningaanpassing moet uiterlijk 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming worden gereed gemeld. De gereedmelding vindt plaats door degene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald, over het algemeen de eigenaar van de woning. Hiervoor is gekozen omdat degene die de financiële tegemoetkoming ontvangt niet altijd de gehandicapte is. Zou dat het geval zijn, dan heeft de gehandicapte of zijn gemachtigde geen belang bij de gereedmelding en zou de begunstigde de dupe kunnen worden. De gereedmelding dient binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming plaats te vinden, om te voorkomen dat het treffen van de voorziening te lang op zich laat wachten. Een andere reden voor het opnemen van een gereedmeldingstermijn is om te voorkomen dat er een voorziening wordt aangebracht die door het verstrijken van de tijd al niet meer adequaat is. De gemeente controleert of aan de voorwaarden bij het verlenen van de subsidie is voldaan. Op grond van deze gegevens kan de financiële tegemoetkoming worden uitbetaald. De termijn bedoeld in het vierde lid van artikel 2.9 is gesteld op vijf jaar. Deze termijn sluit aan op de normaal geldende verjaringstermijn; binnen vijf jaar is het mogelijk om subsidies, belastingen etc. terug te vorderen.
Het verwerven van grond Ingevolge artikel 2.12 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek, indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Uiteraard wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt indien de extra te verwerven grond als tuin of iets dergelijks wordt benut. Alleen de grond die noodzakelijk is voor de woningaanpassing zelf kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming, waarbij een maximum aantal m2 wordt gehanteerd voor de verschillende vertrekken. 1a. Aantal m² waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming kan worden verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek soort vertrek
aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
42
woonkamer keuken eenpers. slaapkamer tweepers. slaapkamer uitraaskamer toiletruimte badkamer: - wastafelruimte - doucheruimte
30 10 10 18 7 2
6 4 4 4 4 1
2 3
1 2
aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek
aantal m² waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek
vervolg soort vertrek: éénpers. zit/slaapkamer entree/gang/hal berging
18 5 6
8 2 4
1b. Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m². 1c. Het aantal vierkante meters verharding ten behoeve van de aanleg van een terras, dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte, dat ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 6 m².
Restitutie meerwaarde bij verkoop In geval dat een eigen woning wordt aangepast en door deze aanpassing de waarde van het huis stijgt, bijvoorbeeld door het realiseren van een aanbouw, wordt door middel van het antispeculatiebeding van artikel 2.18 in de Verordening voorkomen dat de meerwaarde die het huis door de aanpassing heeft verkregen bij verkoop ten goede komt aan de gehandicapte. Als de gehandicapte binnen vijf jaar nadat de woning is aangepast de woning verkoopt, moet de extraopbrengst (deels) aan de gemeente worden teruggestort. Het bepalen van de meerwaarde van de woning, die als gevolg van het realiseren van een woningaanpassing op kan treden, is niet eenvoudig. Om te voorkomen dat eindeloze discussies ontstaan over de hoogte van de toename van de waarde van de woning, is bepaald dat de meerwaarde gelijk staat aan 80 % van de verleende subsidie. Er is voor gekozen om de meerwaarde te laten bepalen door een deel van het subsidiebedrag, omdat bij de aanpassing een aantal voorzieningen zal zitten waarvoor de opvolgend eigenaar geen vergoeding zal willen geven. Om kleine aanpassingen buiten de regeling te laten, is een drempel van € 6.806,70 ingebouwd. Het kan voorkomen dat een woning beneden de waarde (inclusief meerwaarde) wordt verkocht. Indien de eigenaar aantoont dat de meerwaarde niet kon worden gehaald, kunnen burgemeester en wethouders de restitutie op een lager percentage vaststellen of bepalen dat in het geheel geen restitutie behoeft plaats te vinden. 3.4 Niet-bouwkundige woonvoorzieningen Hulpmiddelen voor bad, douche en toilet Deze losse woonvoorzieningen worden geleverd door de vaste leverancier waarmee een standaard assortiment is afgesproken. De hulpmiddelen worden in bruikleen verstrekt. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
43
Voor levering van een aantal eenvoudige hulpmiddelen is een verkorte procedure afgesproken met de vaste leverancier. Deze hulpmiddelen worden in eigendom verstrekt omdat de kosten van herinname, depotopname en heruitgifte hoger zijn dan de prijs van het hulpmiddel zelf. Indien gewenst is ook een financiële tegemoetkoming mogelijk. Deze tegemoetkoming wordt verstrekt na overlegging van een betalingsbewijs waaruit blijkt dat de voorziening is aangeschaft. Wanneer men een duurdere voorziening wenst dan de goedkoopst adequate, zijn de meerkosten voor rekening van de geïndiceerde voor de voorziening. Verrijdbare sta- of tilliften en transferhulpmiddelen Verrijdbare sta-of tilliften kunnen via de Wvg worden vergoed. Sta- of tilliften zijn erop gericht betrokkene te verplaatsen van de ene in de andere voorziening (b.v. van bed in stoel). Afhankelijk van de individuele situatie zal moeten worden bezien of een sta- of tillift aangewezen is, of dat de verstrekking van een transferbed in combinatie met het gebruik van een rolstoel uitkomst biedt. Hiervoor is overleg met de zorgverzekeraar noodzakelijk, aangezien een transferbed wordt verstrekt vanuit de AWBZ. Onder transferhulpmiddelen worden onder andere verstaan glijplanken (b.v. voor het overschuiven van de rolstoel naar een stoel) en bedbeugels (om zelfstandig vanuit bed in b.v. de rolstoel te komen). Losse woonvoorzieningen voor de korte duur Hulpmiddelen voor een kortdurende/tijdelijke periode vallen niet onder de Wvg. Voor kortdurende verstrekkingen (wanneer het gaat om de belemmeringen t.g.v. een tijdelijke beperking) kan een beroep gedaan worden op de leverancier. Gedurende een termijn van drie maanden met een mogelijkheid tot verlenging van 3 maanden (totaal 6 maanden) kan de Evean winkel op grond van de AWBZ een bepaald zorgpakket (behorend tot het uitleenpakket) leveren. In ieder geval vallen hieronder: -
hulpmiddelen bij baden en douchen, zoals een douchestoel; hulpmiddelen bij toiletgebruik, zoals een toiletstoel en een toiletverhoger; hulpmiddelen voor verzorging en verpleging, zoals een tillift.
Wanneer er sprake is van een voorziening die niet als permanent kan worden aangemerkt, maar wel de uitleenperiode van ten hoogste 6 maanden overschrijdt, kunnen voor deze periode afspraken worden gemaakt met de Evean Winkel. Woningsanering Voor woningsanering kan een bijdrage worden verleend voor het treffen van voorzieningen, indien de ondervonden belemmeringen aantoonbaar voortvloeien uit COPD of een allergie, zolang de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of uit de bouwtechnische staat van de woning. Voor het aanbrengen van een harde vloerbedekking in de woonkamer en slaapkamer kan in die situatie een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dezelfde regeling wordt toegepast bij de verstrekking van een rolstoeltapijt. Indien de gehandicapte in de woning gebruik maakt van een werkstoel kan dit onder de volgende voorwaarden gelijkgesteld worden met het gebruik van een rolstoel: De werkstoel wordt door de gehandicapte als rolstoel gebruikt en de loopfunctie van de gehandicapte is zeer gering. Indien gewenst zou de gehandicapte voor een rolstoel geïndiceerd kunnen worden. Het gebruik van de werkstoel veroorzaakt daadwerkelijke schade aan de vloerbedekking. Vastgesteld dient te worden in welke ruimte de gehandicapte de werkstoel gebruikt. In de meeste gevallen zal het voorzieningen betreffen die als algemeen gebruikelijk kunnen worden aangeduid. Alleen in die gevallen dat de artikelen nog niet zijn afgeschreven en het medisch gezien dringend noodzakelijk is dat deze direct vervangen worden kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. In vrijwel alle gevallen is er geen prijsverschil tussen harde-, zachte- en kortpolige vloerbedekking. Bij het betrekken van een andere woning is er geen sprake van meerkosten die door de handicap worden veroorzaakt. Eenieder die verhuist staat immers voor dergelijke uitgaven. Er wordt in een dergelijk geval geen tegemoetkoming verstrekt. Voor woningsanering en zonwering gelden de navolgende afschrijvingstermijnen: Is een artikel nieuwer dan 2 jaar
vergoeding 100 %;
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
44
van 2 - 4 jaar van 4 - 6 jaar van 6 - 8 jaar 8 jaar en ouder
vergoeding 75 %; vergoeding 50 %; vergoeding 25 % van de werkelijk gemaakte kosten; geen vergoeding.
Bedrag voor vergoeding van vloerbedekking is gemaximeerd per strekkende meter, inclusief eventueel ondertapijt, egaliseren, legkosten etc. Voor beddengoed kan een aanvraag gedaan worden op grond van de AWBZ, zoals een antiallergie matras/hoes.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
45
HOOFDSTUK 4: VERVOERSVOORZIENINGEN 4.1 Inleiding Wanneer iemand ten gevolge van een stoornis in zijn vermogen om zich te verplaatsen is beperkt,wordt zijn mobiliteit kleiner. Aangezien mobiliteit een belangrijke voorwaarde is voor het participeren in de samenleving, is er sprake van een probleem. Hoe ernstig dit probleem voor de individuele belanghebbende is, hangt af van de balans in zijn verplaatsingsbehoefte en de reële verplaatsingsmogelijkheden. De mobiliteitsbeperkingen van een belanghebbende kunnen worden verminderd door verstrekking van een vervoersvoorziening. Uitgangspunt is dat iedereen vervoerkosten heeft. Gehandicapten, die door hun beperkingen niet met de bus of de trein kunnen reizen, kunnen een deel van hun meerkosten vergoed krijgen in de vorm van een vervoersvoorziening. Een van de mogelijkheden die de Wvg biedt, is de collectieve aanpak. Het Wvg-vervoer is een goed voorbeeld van wat in het kader van de Wvg mogelijk is op collectief gebied. Door het treffen van vervoersvoorzieningen wordt getracht de gehandicapte zoveel mogelijk de mate van bewegingsvrijheid (terug) te geven die de niet-gehandicapte heeft in een vergelijkbare situatie, zij het onder een juiste afweging van de te organiseren voorziening. Niet alle bij de gehandicapte levende wensen komen voor vervulling in aanmerking. De gemeentelijke zorgplicht op het gebied van vervoersvoorzieningen houdt in dat de gemeente aan een gehandicapte op de eerste plaats de mogelijkheid biedt in de directe woon- en leefomgeving in aanvaardbare mate sociale contacten te onderhouden en deel te nemen aan het leven van alledag. Daarnaast moeten een aantal basisvoorzieningen zoals een ziekenhuis, een NS-station met dienstverlening, een sporthal, een zwembad en grote winkelketens voor de gehandicapte bereikbaar zijn. Vervoer naar medische of therapeutische doeleinden en vervoer ten behoeve van woon-werkverkeer valt niet onder de zorgplicht van de Wvg. In het Protocol Wvg dat medio 2002 door de minister is gepresenteerd, worden gemeenten geadviseerd de zorgplicht uit te breiden naar 5 Openbaar Vervoerzones vanaf het woonadres van de geïndiceerde. In uitzonderingsgevallen valt ook een nog grotere buitenregionale vervoersbehoefte onder de zorgplicht van de gemeente. Hiervan is bijvoorbeeld sprake in een situatie van dreigende vereenzaming doordat de gehandicapte binnen de eigen regio geen sociale contacten heeft kunnen opbouwen en de door de gehandicapte te bezoeken buitenregionale contacten niet op bezoek kunnen komen bij de gehandicapte, noch dat het contact op een andere manier kan worden onderhouden, b.v. per telefoon, post of e-mail. Ten einde te kunnen bepalen of er sprake van dreigende vereenzaming kan zijn, kan een medisch en sociaal onderzoek plaatsvinden naar de concrete sociale contacten van de gehandicapte binnen zijn woon- en leefomgeving. Juist bij vervoersvoorzieningen mag in redelijkheid inspanning en inzet van de hulpvrager verwacht worden. Er zijn keuzemomenten aan te wijzen, die ook voor mensen zonder vergelijkbare beperkingen een belangrijke rol spelen. Regeling Sociaal Vervoer AWBZ-instellingen De Wvg heeft sinds 1 januari 1996 in het kader van de Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen zorgplicht voor het verstekken van vervoersvoorzieningen aan mensen die permanent in een AWBZ-instelling verblijven. Het gaat om instellingen voor verstandelijk gehandicapten, verpleeghuizen, afdelingen psychiatrie van een algemeen ziekenhuis (PAAZ) en instellingen voor auditief of visueel gehandicapten. In Beemster gaat het om de Raphaëlstichting Breidablick in Middenbeemster. In de meeste gevallen zal het gaan om het Wvg-vervoer. Met dit collectief vervoersysteem kunnen bewoners van een instelling contacten onderhouden buiten de instelling. Met het Wvg-vervoer wordt men in staat gesteld om in aanvaardbare mate deel te nemen aan het leven van alledag, ook buiten de instelling. Vervoer voor alleen weekendbezoek (naar bv. Ouders van bewoners van Breidablick) valt niet onder de zorgplicht van de gemeente. Ook vervoer naar medische of therapeutische doeleinden en vervoer ten behoeve van woon-werkverkeer hoort niet bij de Wvg. Wanneer een bewoner in staat is om met het normale openbaar vervoer met begeleiding te reizen, wordt de aanvraag in principe afgewezen. Het bieden van begeleiding door de instelling blijkt in de praktijk echter moeilijk te realiseren. Er is derhalve voor gekozen om bewoners die met het normale openbaar vervoer met begeleiding kunnen reizen, maar in het Wvg-vervoer zonder begeleiding kunnen reizen, toch voor het Wvg-vervoer in aanmerking te laten komen. Dit om de bewoners toch zoveel mogelijk deel te laten nemen aan het maatschappelijk leven. Om in aanmerking te kunnen komen voor een vervoersvoorziening in natura dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan: - er moet sprake zijn van een substantiële en zelfstandige vervoersbehoefte; Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
46
-
het moet gaan om vervoer in het kader van het leven van alledag; het vervoer moet een duidelijk doel hebben, bv. bij iemand op bezoek gaan, naar de kapper gaan, naar de winkel gaan; er mag geen sprake zijn van therapeutisch of louter recreatief vervoer; vervoer dient plaats te vinden vanuit en naar de instelling, dus niet vanaf een weekend- of logeeradres; het mag niet gaan om vervoer op het instellingsterrein; het mag niet gaan om woon-werkverkeer.
4.2 Collectief aanvullend vervoersysteem (Wvg-vervoer) Bij het toekennen van vervoersvoorzieningen is in de Verordening het primaat gelegd bij het collectief aanvullend vervoersysteem, Wvg-vervoer genaamd. Het Wvg-vervoer verzorgt vervoer van deur-tot-deur met behulp van taxi's en (rolstoel)busjes in de regio Zaanstreek en Waterland en tussen de gemeenten Zaanstad, Landsmeer, Wormerland, Oostzaan, Waterland, Purmerend, EdamVolendam, Beemster en Zeevang. Het vervoersysteem wordt door deze 9 gemeenten gesubsidieerd. Produktspecificaties van het Wvg-vervoer: - alleen toegankelijk voor Wvg-vervoer geïndiceerden. Het is een gesloten systeem; - vervoer binnen de regio Zaanstreek-Waterland; - vervoer van deur-tot-deur; - rolstoeltoegankelijk en comfortabel vervoer; - hulp van de chauffeur bij in- en uitstappen; - ruimte voor hulpmiddelen; - beschikbaar van 7.30 uur tot 24.00 uur; - korte vooraanmeldingstijden, minimaal één uur; - een keuze tussen een vertrek- of aankomsttijdstip waarbij de marge voor de vertrektijd maximaal 30 minuten later en de marge voor de aankomsttijd maximaal 30 minuten eerder is; - een keuze tussen een Wvg-rit (collectief) en een Wvg-plusrit (individueel); - een tarief voor een Wvg-rit dat vergelijkbaar is met het blauwe strippenkaarttarief (zie folder Wvgvervoer), voor een Wvg-plusrit geldt een hoger tarief; - een medereiziger vanaf 12 jaar (maximaal 1) betaalt hetzelfde tarief als de klant; - er mogen maximaal 2 eigen kinderen meereizen; - voor een geïndiceerde begeleider van de Wvg-geïndiceerde hoeft niet betaald te worden; - voor ritten buiten de regio geldt een tarief dat vergelijkbaar is met een commercieel taxitarief. Bij de beoordeling of het collectief vervoerssysteem adequaat is voor de gehandicapte, wordt in beginsel slechts rekening gehouden met vervoer in eigen gemeente en regio. Als uitgangspunt geldt het leven van alledag en het onderhouden van contacten in de directe woon- en leefomgeving van de gehandicapte. Dit betekent dat bezoek of deelname aan elders wonende sociale contacten in beginsel buiten beschouwing kan blijven. Het collectief vervoerssysteem zal over het algemeen niet voorzien in vervoersmogelijkheden rond de eigen woning (korte afstand) en dientengevolge zal voor een aantal gehandicapten, naast de mogelijkheden die het collectief vervoerssysteem hen biedt, wellicht een aanvullende voorziening voor het vervoer voor de korte afstand moeten worden getroffen, zoals een scootmobiel. De Verordening gaat ervan uit dat, wanneer het collectief vervoerssysteem voor een gehandicapte niet adequaat is, andere voorzieningen mogelijk zijn. Het kan hier gaan om financiële tegemoetkomingen, voorzieningen in natura of een combinatie hiervan. Begeleiding bij het Wvg-vervoer Per 1 maart 2002 wordt het Wvg-vervoer uitgevoerd door Connexxion. Als een Wvg-vervoer -geïndiceerde om medische reden een begeleider nodig heeft, kan de betrokkene in aanmerking gebracht worden voor een begeleidingsindicatie. Hiermee mag de Wvg-geïndiceerde de begeleider zonder meerkosten meenemen in het Wvg-vervoer. Een Wvggeïndiceerde kan geen gratis begeleider zijn. Als een persoon om sociale redenen mee reist met de Wvg-geïndiceerde, medereiziger genaamd, betaalt hij/zij hetzelfde tarief als de Wvg-geïndiceerde.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
47
Vergoeding op declaratiebasis voor buitenregionaal vervoer Aan voor het Wvg-vervoer geïndiceerden kan op declaratiebasis een bijdrage in de vervoerkosten buiten de regio Zaanstreek-Waterland verstrekt worden. Deze tegemoetkoming is een gemaximeerde vergoeding. Voor vergoeding komen slechts die kosten in aanmerking die bestaan uit de meerkosten die een gehandicapte moet maken in vergelijking met de normale kosten van het openbaar vervoer. De gemeente betaalt binnen de regio een x bedrag per gereden zone aan de vervoerder. Buiten de regio subsidieert de gemeente de vervoerder niet. De klant moet daarom buiten de regio een hogere prijs per zone aan de vervoerder betalen, een commercieel taxitarief. De gemeente biedt echter wel de mogelijkheid deze extra kosten bij haar te declareren, tot een maximumbedrag. De gemeente betaalt per zone aan de klant het verschil terug tussen het commerciële taxitarief en de Wvg-rit (vergelijkbaar met de blauwe strippenkaart van het Openbaar Vervoer). Op deze wijze voldoet de gemeente aan de zorgplicht over 5 OV-zones. Waarbij uitgegaan wordt van de prijs voor gewone Wvg-ritten en niet van de ritprijs van de Wvg-plusritten. Uitgezonderd wanneer iemand in aanmerking is gebracht voor de voorziening bedoeld in artikel 3.1 onder c sub 6 op grond van artikel 3.2 onder 3. Deze belanghebbenden krijgen het verschil tussen het betaalde zone tarief voor de Wvg-plusrit en de prijs die geldt als de zones binnen de regio met gewoon collectief Wvg-vervoer gereden zouden zijn. De vervoerder van het Wvg-vervoer geeft op verzoek van de klant een bon waaruit blijkt dat de buitenregionale rit is gemaakt. Deze bonnen kunnen aan het einde van elk kwartaal worden ingeleverd bij het bureau sociale aangelegenheden waarna de tegemoetkoming op rekening van de Wvg-geïndiceerde wordt overgemaakt. Alleen de door de vervoerder van het Wvg-vervoer verstrekte bonnen kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. 4.3 Individuele vervoersvoorzieningen Wanneer het collectief vervoersysteem voor een gehandicapte niet adequaat is of de vervoersbehoefte niet dekt, kan als alternatief of als aanvulling een individuele vervoersvoorziening verstrekt worden. Het kan hierbij gaan om een financiële tegemoetkoming, een voorziening in natura of een combinatie hiervan. 4.3.1 Financiële vergoedingen Voorzieningen kunnen worden verstrekt door middel van een tegemoetkoming in de kosten voor: -
vergoeding meerkosten Wvg-plusritten van het Wvg-vervoer gebruik van een eigen auto; gebruik van een bruikleenauto; gebruik van een (rolstoel) taxi ; autoaanpassingen; verzekering van de autoaanpassingen; rijlessen
Vergoeding meerkosten Wvg-plusritten of een (rolstoel)taxikostenvergoeding: een keuze Op verzoek van de gehandicapte kan, wanneer het Wvg-vervoer niet adequaat geacht wordt, gekozen worden voor een vergoeding van de meerkosten Wvg-plusritten óf voor een (rolstoel)taxikostenvergoeding. Het voordeel van de Wvgplusritten is dat men onbeperkt gebruik kan maken van het Wvg-vervoer terwijl de (rolstoel)taxikostenvergoeding na verloop van tijd opgesoupeerd is. Het voordeel van een (rolstoel)taxikostenvergoeding is dat men zelf een taxibedrijf of derde kan kiezen voor het vervoer. Vanwege de aard van de problematiek is alleen een individuele rit, direct van A naar B, een geschikte oplossing. Dit kan zich b.v. voordoen in situaties van onvermijdelijke overlast ten gevolge van de handicap. Het moet voor de gehandicapte wel mogelijk zijn de rit minimaal een uur van tevoren te bestellen. Wanneer dit niet het geval is, voldoet alleen een individuele (rolstoel)taxikostenvergoeding. De meerkosten van de Wvg-plusritten ten opzichte van de Wvg-ritten (collectieve) kunnen per kwartaal op declaratiebasis worden vergoed. Hiertoe dienen bonnen van de vervoerder te worden overlegd. Gebruikskostenvergoeding eigen auto/bruikleenauto of (rolstoel)taxi In de rechtspraak is gesteld dat een vergoeding voor gehandicapten die zich uitsluitend met een auto kunnen vervoeren, adequaat is wanneer er een vergoeding van minimaal 1500 autokilometers verstrekt wordt. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
48
In principe worden autokostenvergoedingen slechts bij hoge uitzondering verleend. Het Wvg-vervoer, zowel in de vorm van Wvg-ritten als van Wvg-plusritten dient om medische reden niet geschikt te zijn. Dit kan het geval zijn wanneer iemand b.v. een zeer zwakke gezondheid heeft. Dit ter beoordelng van de medisch adviseur. Voor degenen die al een autokostenvergoeding hadden (meestal nog in 1994 van de bedrijfsvereniging overgenomen), is bepaald dat alleen zij die nog bestuurder zijn van hun eigen of bruikleenauto, in aanmerking komen voor een autokostenvergoeding. Ook vervalt de vergoeding wanneer de auto aan vervanging toe is. Zodra zij geen bestuurder meer zijn of de auto aan vervanging toe is, vervalt de vergoeding en kan de cliënt worden geïndiceerd voor het Wvgvervoer. Ter controle dient periodiek een heronderzoek plaats te vinden. Dit kan plaatsvinden door overlegging van een kopie van het rijbewijs en het kentekenbewijs. Boven 1,5 x het norminkomen wordt geen financiële vergoeding verstrekt voor het gebruik van een (bruikleen)auto of (rolstoel)taxi. Boven deze inkomensgrens wordt men geacht de kosten van een auto of taxi zelf te kunnen dragen. De vervoerskostenvergoeding wordt verleend in de vorm van een gemaximeerde vergoeding op declaratiebasis (per kwartaal achteraf). Indien de tegemoetkoming voor een deel van het kalenderjaar is toegekend, is de maximale hoogte van de tegemoetkoming een evenredig deel van het normbedrag. Indien gedurende het kalenderjaar de tegemoetkoming stopgezet wordt is de maximale hoogte van het bedrag dat gedeclareerd kan worden een evenredig deel van het normbedrag. De vraag kan zich voordoen of op verzoek van een gehandicapte, ook in de situatie dat een regionaal collectief vervoersysteem aanwezig is, toch niet een vergoeding voor gebruik van de eigen auto toegekend kan worden met het argument dat de auto meer mogelijkheden geeft omdat dan het gezin mee kan reizen. Een dergelijk verzoek wordt op de volgende gronden afgewezen: Er is een collectief systeem aanwezig dat geldt als voorliggende voorziening. Om die reden dient iedereen, los van het gegeven of men niet liever iets anders wil, indien dit mogelijk is, van dit systeem gebruik te maken; De Wvg heeft zorgplicht ten aanzien van de gehandicapte en niet ten aanzien van de gezinsleden van gehandicapte. Als zodanig mogen de belangen van gezinsleden dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Doordat de gemeente gekozen heeft voor het primaat van het collectieve systeem, wordt slechts in uitzonderlijke gevallen van dit primaat afgeweken. Dit kan b.v. het geval zijn bij een gezin met jonge kinderen waarvan een van de ouders gehandicapt is. Het Wvg-vervoer wordt gezien als adequate voorziening voor gehandicapten. Ook voor gehandicapten die wel in het bezit van een auto zijn zal het Wvg-vervoer als adequate voorziening gelden. Autoaanpassingen Autoaanpassingen zijn erop gericht het gebruik van een auto voor de gehandicapte, die op de auto aangewezen is voor het vervoer buitenshuis, mogelijk te maken. De beantwoording van de vraag of dit de goedkoopst adequate oplossing wordt, is in ieder geval afhankelijk van a.
De aanwezigheid van het aanvullend vervoersysteem (Wvg-vervoer), de bereikbaarheid daarvan en de mogelijkheid tot het gebruik van dat systeem;
Het Wvg-vervoer wordt gezien als adequate vervoersvoorziening voor gehandicapten, ook voor gehandicapten die in het bezit zijn van een auto. b.
De aard van de handicap
Indien de gehandicapte gezien de aard van zijn handicap noch van het Wvg-vervoer noch van een taxi gebruik kan maken en zich wel in de eigen of bruikleenauto kan verplaatsen, kunnen aan de (bruikleen)auto aanpassingen noodzakelijk zijn. De groep gehandicapten voor wie het gebruik van een collectief systeem of een taxi absoluut ontoegankelijk is, zal echter een beperkte omvang hebben. c.
Inkomenspositie van de gehandicapte
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
49
Boven de inkomensgrens is het bezit van een auto algemeen gebruikelijk. Omdat een autoaanpassing, evenals een rolstoel, niet algemeen gebruikelijk is, kan deze dus ook boven de inkomensgrens voor verstrekking in aanmerking kan komen. Tot een vergoeding voor het aanbrengen van aanpassingen, kan worden overgegaan indien er geen adequaat alternatief voor de eigen auto is. Ook kunnen relatief eenvoudige en goedkope aanpassingen worden verstrekt als daarmee de volledige vervoersbehoefte van de gehandicapte binnen de regio Zaanstreek-Waterland wordt gedekt, en deze aanpassing in vergelijking met de kosten van het collectief vervoer aanmerkelijk goedkoper is. De gebruiksduur van autoaanpassingen varieert van 5 tot 7 jaar. Voor een relatief dure aanpassing moet de aan te passen auto van een recent bouwjaar zijn, of dient het aantoonbaar te zijn dat de te verwachten levensduur van de auto nog zeker 5 jaar is. De gemeente onderscheidt met betrekking tot autoaanpassingen: Autofaciliteiten; Dit zijn niet specifiek voor gehandicapten ontwikkelde voorzieningen, die ook door valide personen worden aangeschaft. Specifieke auto-aanpassingen; Dit zijn specifiek voor gehandicapten ontwikkelde voorzieningen. Autofaciliteiten zijn vaak al standaard ingebouwd (of kunnen dit zijn), zonder dat dit van bepalende invloed is op de prijs van het voertuig. Vrijwel alle autofaciliteiten zijn leverbaar in autouitvoeringen met een aanschafprijs van een "referentieauto" (ongeveer € 15.885,00). Als dit het geval is, zal van vergoeding geen sprake kunnen zijn. Is de aanschaf van een autofaciliteit noodzakelijk en niet mogelijk binnen de prijs van de "referentieauto", dan kan het prijsverschil als voorziening verstrekt worden. De volgende autofaciliteiten kunnen functioneel noodzakelijk zijn voor het gebruik van een auto door mensen met een handicap, maar worden niet vergoed, omdat ze als algemeen gebruikelijk gelden voor een auto (in ieder geval en niet limitatief): automatische transmissie; warmtewerend glas; verstelbaar stuurwiel; rembekrachtiging; stuurbekrachtiging; airconditioning elektrisch bedienbare ramen vóór Bij de uitvoering van de Verordening voorzieningen gehandicapten verleent de gemeente in principe uitsluitend een bijdrage in de kosten van een geïndiceerde specifieke autoaanpassing. Wvg-vervoer of autoaanpassingen: een keuze Indien het Wvg-vervoer een adequate voorziening is maar de gehandicapte de voorkeur geeft aan vervoer met de eigen auto, kan een tegemoetkoming worden gegeven voor de noodzakelijke autoaanpassing tot een vastgesteld maximum. Een dergelijke tegemoetkoming wordt maximaal één keer per vijf jaar verstrekt. De aan te passen auto moet de investering nog waard zijn. Door deze keuzevrijheid ontstaat niet het recht op een andere individuele vervoersvoorziening. Betrokkene komt dus niet in aanmerking voor een gebruikskostenvergoeding voor de eigen auto of vervanging van de auto. Autoverzekering Als de verzekerde som van de auto moet worden aangepast ten gevolge van verstrekte aanpassingen aan de auto, kan de premieverhoging die daarvan het gevolg is worden vergoed. Rijlessen Onder de inkomensgrens van artikel 5.2 onder 2 kan men stellen dat, indien een auto aangewezen is voor het vervoer van de gehandicapte, het rijbewijs hier onlosmakelijk mee verbonden is. Doordat de kosten van het halen van het rijbewijs normaal gesproken niet bij deze inkomens tot algemeen gebruikelijke kosten behoren, kunnen deze via de Wvg vergoed worden tot een maximum van 40 lessen en eenmaal het examengeld. Voorwaarde is dat besloten is tot de verstrekking van een auto. Hiervan zal slechts in hoge uitzonderingsgevallen sprake zijn. Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
50
4.3.2
Vervoersvoorzieningen in natura
Aangepaste fietsen Aangepaste fietsen zijn speciaal ontworpen en bestemd voor mensen met een handicap. Driewielfietsen of vierwielfietsen worden gebruikt door gehandicapten met een slecht evenwicht. Ook andere groepen gehandicapten kunnen gebaat zijn bij een driewielfiets, zoals verstandelijk gehandicapten of mensen met een gestoorde motoriek. De tandem of duofiets is een fiets voor personen die zonder hulp van een bestuurder niet zelfstandig tot fietsen in staat zijn. Hierbij kan gedacht worden aan visueel gehandicapten of aan sommige groepen motorisch of verstandelijk gehandicapten. Een variant op bovengenoemde fietsen is de handaangedreven ligfiets. Een aangepaste fiets wordt of in natura verstrekt of er wordt een financiële vergoeding gegeven. Hierbij dient een eigen inbreng te worden gedaan ter hoogte van de prijs van een normale fiets (besparingsbedrag). Tot een leeftijd van 18 jaar zal de eigen inbreng niet vaker gevraagd worden dan dat per kind maximaal € 280,- betaald is (bedrag genoemd in artikel 3.3.onder 1 en 2 van het Besluit financiële tegemoetkomingen gehandicapten). Als de fiets in natura wordt verstrekt, wordt van de gehandicapte gevraagd het besparingsbedrag (eigen inbreng) aan de gemeente te voldoen. Indien een financiële tegemoetkoming wordt gegeven, wordt hierop het besparingsbedrag (de eigen inbreng) in mindering gebracht. Aan volwassenen wordt de aangepaste fiets in eigendom verstrekt. Men wordt geacht zelf zorg te dragen voor het onderhoud. Aan kinderen en verstandelijk gehandicapten wordt de aangepaste fiets in bruikleen verstrekt. Onderhoud van de fiets gebeurt in dit geval door de vaste leverancier. Tavara-fiets/fiets met hulpmotor/elektrische fiets/snorfiets Een Tavara-fiets (met lage instap), een fiets met hulpmotor, een elektrische fiets of snorfiets is niet speciaal ontworpen en bestemd voor mensen met een handicap en wordt derhalve gezien als algemeen gebruikelijke voorziening, ook al zijn de aanschafkosten hoger dan die van een gewone fiets. Soms kan het algemeen gebruikelijke karakter aan deze algemeen gebruikelijke voorziening ontvallen. Dit doet zich voor wanneer sprake is van een plotselinge onvoorziene noodzaak tot aanschaf van deze voorziening, b.v. bij iemand van middelbare leeftijd die ten gevolge van een ongeval met blijvend letsel, plotseling geen gebruik meer kan maken van een gewone fiets. Deze persoon heeft zich niet kunnen voorbereiden op de aanschaf van een andere, duurdere fiets. Ook wanneer aanschaf van de voorziening meer dan geringe meerkosten ten opzichte van het inkomen met zich meebrengt, kan het algemeen gebruikelijke karakter aan de voorziening ontvallen, b.v. bij iemand met een bijstandsuitkering. Aangetoond dient te worden dat met de extra uitgave het inkomen onder de bijstandsnorm komt. Het vijfde wiel/de handbike Het vijfde wiel is een voorziening die gekoppeld kan worden aan een rolstoel. Het vijfde wiel vergroot de actieradius voor de gehandicapte die zich in een rolstoel voortbeweegt. Verstrekking van elektrisch buitenvervoer voor de korte en middellange afstand is hierdoor overbodig. Elektrisch buitenvervoer en vijfde wiel zijn, afhankelijk van de handicap en de wens van de gehandicapte, inwisselbaar. De open elektrische buitenwagen De open elektrische buitenwagen is beter bekend als de scootmobiel. Een scootmobiel kan geïndiceerd zijn indien er een substantiële vervoersbehoefte is in de directe omgeving van de woning. Dat kan wanneer de gehandicapte bijvoorbeeld binnen een straal van 1 tot 1,5 kilometer met een scootmobiel zelf familie kan bezoeken, boodschappen kan doen en andere vormen van vrijetijdsbesteding beschikbaar heeft. Voor deze verplaatsingen is het immers over het algemeen niet logisch of zelfs onmogelijk om gebruik te maken van het Wvg-vervoer of om een taxi te laten komen. Een scootmobiel kan bij een substantiële vervoersbehoefte worden verstrekt als aanvulling op de mogelijkheid gebruik te maken van een collectief systeem of een (gedeeltelijke) vergoeding voor kosten van gebruik van een voertuig.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
51
De gesloten buitenwagen, de brommobiel Dit is een specifiek gehandicaptenvoertuig. Het is omschreven in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens en moet aan bepaalde eisen voldoen. Gesloten buitenwagens worden slechts in uitzonderlijke situaties verstrekt. Ook eventuele lessen kunnen voor vergoeding in aanmerking komen. Voorwaarden: Wvg-vervoer of taxikostenvergoeding (of de individuele Wvg-plusritten) is niet adequaat voor de aanvrager; de vervoersbehoeften van gehandicapte betreffen vooral de korte en de iets langere afstanden; de open elektrische buitenwagen (scootmobiel) voldoet niet om medische redenen. Voor een buitenwagen met benzinemotor kan een vergoeding voor het gebruik verleend worden. De buitenwagen wordt in dit verband beschouwd als een (bruikleen)auto. De vervoersmogelijkheden van de gesloten buitenwagen zijn beperkter dan de mogelijkheden van de auto. Met name zal de buitenwagen niet snel gebruikt worden voor verplaatsingen ver buiten de gemeentegrens. De speciale autostoel Voor de verlening van vervoersvoorzieningen in de vorm van een tegemoetkoming in de kosten van een speciale autostoel geldt dezelfde benadering als die bij autofaciliteiten wordt gevolgd. In feite is de speciale autostoel ook een bepaald soort autofaciliteit, gericht op meer comfort. In bijzondere gevallen kan een specifiek op de handicap gerichte aanpassing worden vergoed. De bruikleenauto De (aangepaste) bruikleenauto of bus vormt in het gemeentelijk verstrekkingenbeleid voorzieningen gehandicapten het sluitstuk van de te verstrekken voorzieningen. In vrijwel alle gevallen zal het verstrekken van een bruikleenauto in de afweging goedkoopst/adequaat, de duurste oplossing zijn. Deze optie kan dus alleen aan de orde komen als er geen andere adequate oplossingen te bieden zijn. De bruikleenauto is een vervoersmogelijkheid voor zowel de korte als de lange afstand. Indien zowel voor de korte als voor de lange afstand een voorziening dient te worden getroffen, zal de afweging gemaakt moeten worden of de bruikleenauto goedkoper is dan een combinatie van twee of meer adequate voorzieningen (bijvoorbeeld taxikostenvergoeding plus een vervoermiddel voor de korte afstand). Bij deze afweging kan de gezinssituatie van de cliënt een rol spelen, zoals meerdere aanvragen binnen een gezin. De groep gehandicapten die na het verstrijken van hun bruikleenovereenkomst bij de AAW bij de gemeente een aanvraag voor een vervoersvoorziening indienen, zullen gefaseerd instromen. Deze groep zal wellicht een soortgelijke voorziening wensen. Aan hen zal duidelijk moeten worden gemaakt dat op grond van het gemeentelijk beleid andere keuzen kunnen worden gemaakt. Het spreekt voor zich dat tegenover deze aanvragers de motivering van een beslissing van de gemeente (indien geen bruikleenauto meer wordt verstrekt), extra aandacht behoeft. Een bruikleenauto kan volgens de Verordening alleen verstrekt worden bij een inkomen lager dan 1,5 x het norminkomen. In de eerste plaats dient bepaald te worden of het Wvg-vervoer een adequate voorziening is. Er wordt een onderzoek naar de beperkingen en belemmeringen uitgevoerd. Tevens vindt er een sociaal onderzoek plaats, om de concrete sociale contacten van betrokkene binnen diens woon- en leefmilieu in kaart te brengen. Vastgesteld moet worden dat de aanvrager voor iedere verplaatsing op een auto is aangewezen. Deze situatie zal zich slechts zelden voordoen. Een bus waarin men in de rolstoel gezeten zelf kan rijden, zal in het kader van de Wvg nimmer verstrekt worden. Bij de afweging van verschillende pakketten die een adequaat alternatieve oplossing bieden, zal deze voorziening nooit het goedkoopst adequaat zijn. Anders ligt het met een aangepast busje, waarbij de gehandicapte in de rolstoel achterin wordt vervoerd. Bijvoorbeeld bij kinderen met een spierziekte, die aangewezen zijn op een elektrische rolstoel, kan een dergelijk busje de enige mogelijkheid zijn om deze kinderen te verplaatsen. Afgewogen moet worden of gebruik van het Wvg-vervoer of een individuele rolstoeltaxikostenvergoeding een adequate oplossing biedt. Zijn die oplossingen er, dan verstrekt de gemeente geen busje.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
52
4.4
Vervoersvoorzieningen bij een echtpaar
Volgens de Verordening wordt aan een echtpaar niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend. In het geval de vervoersbehoeften van de echtgenoten samenvallen wordt slechts een enkele vervoersvoorziening toegekend. Er zijn enkele situaties te onderscheiden. a. b.
c.
Voor beide echtgenoten is het Wvg-vervoer een adequate vervoersvoorziening en het inkomen van het echtpaar is lager dan 1,5 maal het norminkomen voor een gezin. Beide echtgenoten worden dan geïndiceerd voor het Wvgvervoer; Voor een van de echtgenoten is het Wvg-vervoer geen adequate vervoersvoorziening en voor de andere wel. Het echtpaar komt in aanmerking voor een individuele vervoerskostenvergoeding. De hoogte van deze vergoeding is afhankelijk van de vraag of de vervoersbehoeften samenvallen. Is er sprake van een situatie dat de echtgenoten een verschillend vervoerspatroon hebben, dan kan aan de echtgenoot waarvoor het collectief systeem adequaat is, Wvgvervoer toegekend worden. De andere echtgenoot krijgt dan een individuele vervoerskostenvergoeding. Indien het vervoerspatroon samenvalt krijgt men samen eenmaal de individuele vervoersvoorziening. Voor beide echtgenoten is het Wvg-vervoer geen adequate vervoersvoorziening.Het echtpaar komt in aanmerking voor een individuele vervoerskostenvergoeding. De hoogte is afhankelijk van de vraag of de vervoersbehoeften samenvallen.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
53
HOOFDSTUK 5: ROLSTOELEN 5.1 Het recht op een rolstoel Volgens artikel 4.2 van de Verordening Wvg komt iemand in aanmerking voor een rolstoel wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de AWBZ een onvoldoende oplossing bieden. Door indicatie wordt bepaald wat in een individueel geval de goedkoopst adequate voorziening is. Indien blijkt dat dit een loophulpmiddel is, is afstemming noodzakelijk met de zorgverzekeraar waar iemand is verzekerd. Een uitzondering op deze bepaling vormen de sportrolstoelen: hiervoor kan iemand in aanmerking komen die in het dagelijks leven van loophulpmiddelen gebruik kan maken, maar zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening. Verstrekking rolstoelen Alle rolstoelen, behalve sportrolstoelen, worden in principe verstrekt in natura. Indien de cliënt dit wenst kan, onder voorwaarden, ook een financiële vergoeding verstrekt worden waarmee zelf een rolstoel kan worden aangeschaft. Voorwaarden: - de rolstoel moet voldoen aan het plan van eisen dat is opgesteld door het RIO Waterland; - de rolstoel dient aan alle keuringseisen te voldoen; - de rolstoel dient te worden aangeschaft bij een erkend leverancier. Levering rolstoelen Op regionaal niveau is besloten om alle verstrekkingen in de vorm van hulpmiddelen af te nemen bij/te laten verzorgen door een vaste leverancier. Afgesproken is dat het leveringsaanbod dient te bestaan uit een kernassortiment, liefst modulair opgebouwd, zodat gemakkelijk tot herverstrekking kan worden overgegaan. De gemeente heeft afgesproken de hulpmiddelen in beginsel te huren en in bruikleen te verstrekken aan cliënten. Depot De hulpmiddelen die terugkomen van een gebruiker worden in depot gehouden en herverstrekt. Het depot is regionaal. Gemeenten kunnen hulpmiddelen ten behoeve van herverstrekking van elkaar over nemen indien een andere gemeente eigenaar is. De Wet spreekt van een goedkope doch adequate voorziening. Dit houdt concreet in dat niet in eerste instantie sprake is van de toekenning van een nieuwe voorziening. Zoveel mogelijk wordt altijd eerst gekeken of in het depot een geschikte rolstoel staat. Indien het een rolstoel is van een andere gemeente, kan deze tegen een prijs volgens een afschrijvingspercentage, op advies van de vaste leverancier, worden gekocht door de aanvragende gemeente. Sportrolstoelen Voor de verstrekking van een sportrolstoel wordt conform de Verordening een forfaitair bedrag verstrekt inclusief een bijdrage voor onderhoud en reparatie. Het verstrekken van een forfaitair bedrag wil, overeenkomstig de definitie zoals gegeven in de verordening Voorzieningen gehandicapten zeggen dat het een bijdrage ineens is die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van de voorziening wordt verstrekt. Deze verstrekking vindt maximaal een maal per drie jaar plaats. Een criterium tot verstrekking is dat de rolstoel voor recreatiesport zal worden gebruikt en niet voor topsport. Topsport valt niet onder het leefpatroon van alle dag. 5.2 Diversen m.b.t. rolstoelen Aanpassingen Aanpassingen aan rolstoelen worden volledig vergoed, mits noodzakelijk. Niet-noodzakelijke aanpassingen komen voor rekening van de aanvrager. Accessoires aan rolstoelen worden niet vergoed, met uitzondering van een zogenaamd schootskleed. Anti-decubituskussens worden regelmatig toegepast bij rolstoelen om doorzitten te voorkomen. Losse anti-decubituskussens die in een stoel worden gebruikt, kunnen via de Regeling hulpmiddelen AWBZ vergoed worden. Anti-decubituskussens, die Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
54
uitsluitend gebruikt worden in een rolstoel, vast of los, vallen onder de Wvg en moeten dus door de gemeente worden betaald. Onderhoudskosten en reparaties van rolstoelen De onderhoudskosten van rolstoelen komen voor rekening van de gemeente. De gemeente is daartoe standaard onderhoudscontracten aangegaan met de leverancier. De gebruiker is verplicht mee te werken aan de uitvoering van het contract en dient zich te houden aan de instructies die in deze door de leverancier worden gegeven. Kleine zaken, zoals het repareren van een lekke band, maar ook grote reparaties vallen binnen het contract. Reparaties als gevolg van een onzorgvuldige behandeling van de voorziening worden niet vergoed. Een en ander ligt vast in de bruikleenovereenkomst, die de gemeente aangaat met de gebruiker. Oplaadkosten elektrische rolstoel De accu's van elektrische rolstoelen dienen regelmatig te worden opgeladen. De elektriciteitskosten bedragen jaarlijks gemiddeld minder dan € 75,00 per jaar, afhankelijk van de afstanden die gereden worden en het aantal accu's in een rolstoel. Gezien het lage bedrag per jaar worden oplaadkosten niet vergoed. Overgangsregeling rolstoelen In de overgangsregeling met betrekking tot overdracht van AAW-voorzieningen naar de gemeenten is bepaald dat, zolang het verstrekte gebruiksmiddel door het GAK, het ABP, of het militair pensioenfonds niet is afgeschreven, alle kosten betrekking hebbende op die voorziening voor rekening zal blijven van de betreffende instantie. De gemeenten betalen dus alleen de kosten van de door henzelf verstrekte voorzieningen. Dit kan anders zijn wanneer de rolstoel wel door de eerdere verstrekker is afgeschreven, maar in de praktijk nog in gebruik is.
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
55
BIJLAGEN VERSTREKKINGENOVERZICHT Voorziening
Financiering
Verstrekker
Aanpassingen aan auto Aanpassingen aan rolstoel Aankleedtafel kinderen, aangepast Abonnementskosten teksttelefoon ADL-clusters ADL-assistentie Afzuigkap Alarmeringssystemen (medische indicatie) Anti-decubituskussens Autostoel, aangepast Autostoeltjes, aangepast voor kinderen Autoverzekering bruikleenauto Balanslift Bladomslagapparatuur Box, aangepast voor kinderen Bruikleenauto (leefvoorz.) Bruikleenauto (werkvoorz.) Buggies, aangepast Buitenwagen, gesloten Buitenwagen, open Cassetterecorders Centrale verwarming Collectief vervoersysteem Computers + programmatuur Dieetpreparaten (drink- en sondevoeding) Dieetprodukten (chemisch van samenstelling veranderd) Douchebrancard Douchestoel, evt. op wielen Douchetafel Driewielfiets Duwwandelwagen Elektromagnetisch openingsen sluitingsmechanisme van deuren Elektrische rolstoel Fiets (aangepaste) Garage aanpassen
Wvg/REA Wvg Wvg AWBZ
Gemeente/UWV. Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar
AWBZ AWBZ cliënt AWBZ
Ziekenfondsraad Ziekenfondsraad geen Zorgverzekeraar
Wvg/AWBZ Wvg Wvg Wvg Wvg AWBZ Wvg Wvg REA Wvg Wvg Wvg AWBZ cliënt Wvg AWBZ AWBZ
Gemeente/ZorgverGemeente Gemeente Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar Gemeente Gemeente UWV Gemeente Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar geen Gemeente Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar
Abw
Gemeente
Wvg Wvg Wvg Wvg Wvg
Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente
Wvg Wvg Wvg Wvg
Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente, alleen indien garage dient als schuur
Geiser aanbrengen
Wvg
Handbike Hefplateaulift Hoog-laagbed Huishoudelijke hulp Huurderving t.b.v. WBV Incidenteel te gebruiken hulpmiddelen (b.v. rolstoelen
Wvg Wvg AWBZ AWBZ Wvg cliënt
Gemeente, indien als gevolg van overige aanpassing Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar Ziekenfondsraad Gemeente Evean winkel
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
zekeraar
56
voor een dagje uit) Inkomensondersteunende voorzieningen Gehandicaptenparkeerkaart Gehandicaptenparkeerplaats Keuken, aangepast Kinderrolstoel Kinderwandelwagen Kookbron Kortdurende verstrekkingen Kruipsteunen Kruipwagens/kruiphulpmiddelen kinderen Krukken Kussenhoezen (stofdicht) Langdurige verstrekkingen (langer dan 6 maanden) Lavet verwijderen Leefkilometervergoeding i.v.m. eigen auto Ligbad verwijderen Loopfiets Loophulpmiddelen met 3, 4 of 5 poten Looprekjes Loopwagens Matrashoezen (stofdicht) Mechanische inrichting om woonvoorzieningen in hoogte te verstellen Memorecorders Orthesen (los, indicatie nadat rolstoel is verstrekt) Orthesen (vast, tegelijk met verstrekking rolstoel) Patiëntenlift Plafondlift Rekenmachines Rollators Rolstoelen (leefvoorziening) Rolstoelen (werkvoorziening) Rolstoelonderhoud en -reparatie Rolstoelplateaulift Rolstoeltapijt Rolstoeltaxivergoeding Rijlessen aangepaste auto Serveerwagens Signaleringsapparatuur Slaaphulpmiddelen Sportrolstoelen Spraakvervangende middelen Staplateaulift Stoelen Stoelen op wielen Stoellift Tafels Tandem Taxikostenvergoeding (leef) Taxikostenvergoeding (werk)
Abw cliënt/gemeente cliënt Wvg Wvg Wvg cliënt Thuiszorg AWBZ Wvg AWBZ AWBZ Wvg
Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente geen Evean winkel Zorgverzekeraar Gemeente Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Gemeente
woningeigenaar
geen
Wvg woningeigenaar Wvg/AWBZ AWBZ
Gemeente geen Gemeente/Zorgverz. Zorgverzekeraar
AWBZ AWBZ AWBZ
Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar
Wvg AWBZ AWBZ
Gemeente Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar
Wvg
Gemeente
Wvg Wvg AWBZ AWBZ Wvg REA
Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Gemeente UWV
Wvg
Gemeente
Wvg Wvg Wvg Wvg AWBZ AWBZ AWBZ Wvg AWBZ Wvg AWBZ AWBZ Wvg AWBZ Wvg Wvg REA
Gemeente Gemeente Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Gemeente Zorgverzekeraar Gemeente Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Gemeente Zorgverzekeraar Gemeente Gemeente UWV
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
57
Teksttelefoon Telefoneerhulpmiddelen Tillift Transferplank t.b.v. rolstoel Traplift Toiletpot, verhoogd Toilet met onderspoel- en fohninrichting Toiletstoel Toiletverhoger Transferbed Trippelstoelen Uitraaskamer Verhuiskostenvergoeding Vervoersvoorzieningen (als leefvoorziening) Vervoersvoorzieningen (als werkvoorziening) Vervoersvoorziening naar school Verzekering rolstoelen Vijfde wiel Wandelstokken Werkvoorzieningen Woonhuislift Woningaanpassingen tot € 45.378 Woningsanering i.v.m. CARA Zitondersteuningselementen voor kinderrolstoelen, autozitjes en fietszitjes Zonwering, evt. elektrisch bedienbaar
AWBZ AWBZ Wvg/werkgever Wvg Wvg Wvg
Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Gemeente/werkgever Gemeente Gemeente Gemeente
Wvg Wvg Wvg AWBZ AWBZ Wvg Wvg Wvg
Gemeente Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar Zorgverzekeraar Gemeente Gemeente Gemeente
REA
UWV
Leerlingenvervoer Wvg Wvg AWBZ REA Wvg Wvg Wvg
Gemeente Gemeente Gemeente Zorgverzekeraar UWV Gemeente Gemeente Gemeente
Wvg Wvg
Gemeente Gemeente
Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Beemster 2003
58