Gezondheid, Welzijn & Technologie
Kenniscentrum
Wmo-werkplaats Twente
Praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe competenties ‘Voorheen genaamd: Netwerkregisseur: een aparte en nieuwe functie?’ Onderzoeksapportage
september 2010 – juli 2011
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Wmo-werkplaats Twente ‘De Wmo-professional: nieuwe competenties’ Onderzoeksrapportage van deelproject vijf.
Rapportage Saxion Enschede Kenniscentrum Gezondheid, Welzijn en Technologie Programmalijn Community Care and Youth Wmo-werkplaats Twente
Drs. Mariska Jacobs-Ooink (Saxion) Lydia Haverkort (Carint Reggeland Groep)
Drs. Marleen Bratti-van der Werf (Saxion) Dr. Margriet Braun (Saxion) Drs. Sandra van Dieren (Saxion) Dr. Geralien Holsbrink-Engels (Saxion) Ria Jaspers MA (Saxion)
2
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Voorwoord In opdracht van de Wmo-werkplaats Twente is deze onderzoeksrapportage van project 5 gemaakt. Project 5 is het laatste project en daarmee tevens het sluitstuk van de Wmo-werkplaats Twente. Deze rapportage is tot stand gekomen op basis van documentenanalyse en dataverzameling door middel van focusgroepen. In de periode september 2010 tot en met juni 2011 heeft de onderzoeksperiode en de
verslaglegging ervan plaatsgevonden onder supervisie van lector dr. Geralien Holsbrink-Engels
van
Kenniscentrum
Gezondheid,
(programmalijn Community Care and Youth).
Welzijn
&
Technologie
De inhoudelijke en randvoorwaardelijke zaken rondom dit onderzoek zijn besproken
en afgestemd in een stuurgroep bestaande uit Geralien Holsbrink-Engels, Astrid Donderwinkel, Eric Eekhout, Willem Marcelis, Kleis Pit, Liselot Reversma, Beatrijs van
Riessen, Paul Roessen (tot januari 2011) en Frank Wermers. Vanaf de start van het project heeft Lydia Haverkort (CarintReggeland) als kernpartner vanuit de praktijk
een belangrijke rol gespeeld in de totstandkoming van het kader van dit project.
Daarnaast heeft zij samen met schilpartner Hans Kuipers (MEE Twente) een van de focusgroepen geleid. Albert Fransen (Gemeente Enschede), tevens schilpartner, heeft eveneens samen met de projectleider vanuit Saxion een focusgroep geleid.
Daarnaast hebben hiervoor genoemde partners samen met Marian Everink (SCALA/
Stichting Welzijn en Cultuur Twente), Martine Veneman (Gemeente Enschede), Esther van Unen (Alifa), Rita Stekelenburg (tot februari 2011) en Marieke van den Berg
(Gemeente Hengelo) een waardevolle bijdrage geleverd aan de totstandkoming van
dit rapport door hun feedback. Een woord van dank aan de kern- en schilpartners van dit project is hier op zijn plaats.
Leeswijzer Dit rapport bevat vijf hoofdstukken en start met een samenvatting. In het eerste hoofdstuk wordt de aanleiding van het onderzoek beschreven, evenals de
doelstellingen en de daaruit voortkomende centrale vraagstelling. Het onderzoek is
opgesplitst in twee deelonderzoeken. In het tweede hoofdstuk worden bevindingen ten aanzien van het eerste deelonderzoek, de documentenanalyse, beschreven. In hoofdstuk drie worden de bevindingen van het tweede deelonderzoek, het
praktijkonderzoek, weergegeven. Het vierde hoofdstuk geeft de conclusie op de centrale vraagstelling en de daaruit voortkomende aanbevelingen. Het laatste hoofdstuk, hoofdstuk vijf, geeft de eerste opzet van de scholing van dit project weer.
3
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Samenvatting Dit rapport beschrijft een onderzoek in opdracht van de Wmo-werkplaats Twente
naar de competenties van de nieuwe professional. De vraagstelling van het onderzoek luidt: ‘Welke competenties heeft de professional nodig om te kunnen voldoen aan de veranderende eisen binnen het sociaal agogische domein?’
In het sociaal agogische domein hebben professionals met veranderingen te maken,
mede als gevolg van de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo). Professionals worden gezien als de belangrijkste actoren in de praktische uitvoering van de Wmo. Uit diverse publicaties is op te maken dat de Wmo om een
meer generalistische professional vraagt (Kwekkeboom & Jager-Vreugdenhil, 2009;
Van der Lans, 2010; Scholte, 2010). Professionals dienen de burger te kunnen ondersteunen vanuit een breder domein en dit vraagt van opleidingen en het werkveld dat huidige en toekomstige professionals de benodigde competenties kunnen
verwerven.
Dit
onderzoek
bestaat
uit
twee
deelonderzoeken:
een
documentenanalyse en een praktijkonderzoek. De documentenanalyse gaat in op
landelijke trends en ontwikkelingen ten aanzien van vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein. Het praktijkonderzoek brengt in kaart welke ontwikkelingen ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het
sociaal agogische domein, worden ervaren in de praktijk. De data is verzameld aan
de hand van drie focusgroepen met professionals (N=12), leidinggevenden (N=5) en P&O/Staf/Beleidsmedewerkers (N=4). De topiclijst is opgebouwd uit drie thema’s:
‘huidige situatie’, ‘mening over ontwikkelingen’ en ‘toekomst’. Op basis van de
documentenanalyse en het praktijkonderzoek kan worden geconcludeerd dat de kern van
de
gevraagde
verandering
van
de
professional
een
bewustzijns-
en
attitudeverandering is die als gevolg heeft dat professionals burgers meer benaderen
vanuit de eigen verantwoordelijkheid en binnen hun context. Professionals in het
werkveld blijken aan het begin te staan van deze attitudeomslag. Scholing, ontwikkelingsmogelijkheden en duurzame samenwerking tussen professionals kunnen eraan bijdragen dat de professional over zijn eigen domein leert kijken en de burger in zijn context ondersteunt en activeert.
4
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Inhoud Wmo-werkplaats Twente........................................................................................ 1 Wmo-werkplaats Twente........................................................................................ 2 ‘De Wmo-professional: nieuwe competenties’ ........................................................ 2 Voorwoord ............................................................................................................ 3
Samenvatting ........................................................................................................ 4 Hoofdstuk 2 2.1 2.2
Veranderende eisen aan professional ........................................... 8
Methode van onderzoek ........................................................................... 8
Bevindingen documentenanalyse .............................................................. 8
2.2.1
Trends en ontwikkelingen ................................................................. 8
2.2.3
Gevolgen voor professional ............................................................. 12
2.2.2
Visies over de nieuwe professional .................................................. 11
2.3
Conclusie ............................................................................................... 15
3.1
Methode van onderzoek ......................................................................... 17
Hoofdstuk 3
Praktijkonderzoek...................................................................... 17
3.1.1.
Onderzoeksopzet............................................................................ 17
3.1.3
Instrument ...................................................................................... 18
3.1.2
Respondenten................................................................................. 17
3.1.4
Procedure ....................................................................................... 18
3.1.5
3.2
Data-analyse .................................................................................. 19
Bevindingen professionals ...................................................................... 19
3.2.1
Huidige situatie............................................................................... 19
3.2.3
Toekomst ....................................................................................... 22
3.2.2 3.3
Mening over ontwikkelingen ........................................................... 21
Bevindingen leidinggevenden ................................................................. 23
3.3.1
Huidige situatie............................................................................... 23
3.3.3
Toekomst ....................................................................................... 26
3.3.2 3.4
Mening over ontwikkelingen ........................................................... 24
Bevindingen medewerkers ...................................................................... 27
3.4.1
Huidige situatie............................................................................... 27
3.4.3
Toekomst ....................................................................................... 29
3.4.2 3.5
Mening over ontwikkelingen ........................................................... 28
Conclusie ............................................................................................... 30
3.5.1
Conclusie professionals .................................................................. 30
3.5.3
Conclusie medewerkers .................................................................. 31
3.5.2
Conclusie leidinggevenden.............................................................. 30
3.5.4
Hoofdstuk 4 4.1 4.2
Conclusie vraagstelling ................................................................... 32 Conclusies en aanbevelingen...................................................... 34
Conclusie centrale vraagstelling.............................................................. 34 Aanbevelingen........................................................................................ 36
Hoofdstuk 5
Eerste opzet scholing................................................................. 38
Bijlage I
Uitnodigingsbrief professionals ......................................................... 41
Bijlage III
Uitnodigingsbrief HRM/P&O medewerkers ......................................... 47
Bijlage II
Uitnodigingsbrief leidinggevenden..................................................... 44
5
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Bijlage IV
Topiclijst focusgroepen ..................................................................... 50
Hoofdstuk 1
Inleiding
De komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) in 2007 heeft de overgang van Nederland als verzorgingsstaat naar participatiemaatschappij versterkt
(Holsbrink-Engels, Engelbertink & Schaap, 2010). Centraal in de Wmo staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger. De burger heeft een eigen verantwoordelijkheid om mee te doen, maar is ook verantwoordelijk voor deelname van anderen en voor
de inrichting van de maatschappij. De eigen omgeving van burgers wordt voorop gesteld door de Wmo-filosofie (Lunenburg, 2010).
Het is de bedoeling dat burgers zelf meer een rol gaan spelen in het vormgeven van een zodanig stevige en sociale infrastructuur aan voorzieningen, dat deze het eerste aanbod vormt waar burgers een beroep op moeten doen. Het professionele aanbod
dient op de tweede plaats te komen. Dit vraagt van burgers dat het door hen gevormde eerste aanbod volledig, preventief, toegankelijk en aantrekkelijk moet
zijn. Professionals kunnen hierin een ondersteunende rol hebben. De nadruk op de toenemende
verantwoordelijkheid
terugtrekkende
van
verantwoordelijkheid
de
van
burger
de
hangt
overheid.
samen
De
met
de
toenemende
verantwoordelijkheid van de burger brengt een verschuiving met zich mee ten aanzien van de rol en taken van de professionals in het sociaal agogische domein. Zij dienen de burger indien nodig te ondersteunen en zullen zich niet (alleen) meer
moeten richten op de hulpvragen van individuele burgers, maar meer oog moeten hebben voor de sociale omgeving van burgers (Holsbrink-Engels et al., 2010).
Aangezien de verhouding tussen burger en gemeente aan het veranderen is, zal de professional ook in moeten kunnen spelen op deze veranderde verhouding tussen
gemeente en burger en de nieuwe rol van de burger (Kwekkeboom & JagerVreugdenhil, 2009).
Professionals in het sociaal agogische domein krijgen te maken met veranderende eisen vanuit de praktijk die aanvullende of andere competenties van hen kunnen vergen. Professionals kunnen worden gezien als de belangrijkste actoren in de praktische uitvoering van de Wmo. In diverse publicaties is op te maken dat de Wmo
om een meer generalistische professional vraagt (Kwekkeboom & Jager-Vreugdenhil,
2009; Van der Lans, 2010; Scholte, 2010). Competenties als ondernemerschap, marketing- en acquisitiemethoden, netwerken en profilering worden veelvuldig
genoemd. Professionals dienen hun werk in de markt te kunnen zetten en een generalist te zijn in plaats van een specialist, zodat zij beter in staat zijn om de
burger te kunnen ondersteunen vanuit een breder domein. Dit vraagt van opleidingen en het werkveld dat huidige en toekomstige professionals de benodigde competenties kunnen verwerven. Movisie
(2010)
biedt
met
de
Wmo-leergangen
‘Professionaliteit
verankerd’,
voortkomend uit het programma ‘Beter in meedoen’ van het ministerie van
Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) de mogelijkheid aan huidige professionals
om aanvullende competenties te verwerven. De gevolgen voor de initiële en postinitiële opleidingen in de sociaal agogische sector dienen echter nog verder
6
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
uitgekristalliseerd te worden. Daarnaast zijn in opdracht van VWS zes Wmo-
werkplaatsen opgezet, verbonden aan lectoraten van hogescholen, die zich van 2009
tot 2012 bezig houden met het vormgeven op lokaal en regionaal niveau van de noodzakelijke vernieuwingen op het terrein van zorg en welzijn. Meer specifiek is de
taak van deze Wmo-werkplaatsen om zorg- en dienstverlening in en door de gemeenschap (community care) zichtbaar te maken (Holsbrink-Engels, 2010).
Wmo-werkplaats Twente omvat vijf projecten met als overkoepelend thema netwerkregie. Het laatste project, het sluitstuk, heeft tot doel om de kern van de
gevraagde verandering van de nieuwe (Wmo)-professional te schetsen in het kader van netwerkregie. Het doel van dit project is om landelijk een bijdrage te leveren aan
de invulling van de rol en het profiel van de nieuwe professional binnen het sociaal
agogische domein. De centrale vraagstelling van dit rapport is dan ook: ‘Welke
competenties heeft de professional nodig om te kunnen voldoen aan de veranderende eisen binnen het sociaal agogische domein?’
In de onderzoeksfase van dit project zal ten eerste een documentenanalyse plaatsvinden naar landelijke trends en ontwikkelingen ten aanzien van vereiste
competenties van beroepen in het sociaal agogische domein. Vervolgens zal middels
praktijkonderzoek in kaart worden gebracht welke ontwikkelingen ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein, worden
ervaren in de praktijk. Tot slot zal op basis van de documentenanalyse en het praktijkonderzoek worden beschreven welke competenties de professional in het
sociaal agogische domein nodig heeft om te kunnen voldoen aan de veranderende eisen voortkomend uit trends en ontwikkelingen.
De centrale vraagstelling wordt beantwoord aan de hand van twee deelonderzoeken met bijbehorende vraagstellingen. Deelonderzoek
A:
Welke
landelijke
trends
en
ontwikkelingen
zijn
er
te
onderscheiden, op basis van documentenanalyse, ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein?
Deelonderzoek B: Welke ontwikkelingen ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein, worden ervaren in de praktijk?
In dit rapport zullen de bevindingen van de onderzoeksfase van dit project beschreven worden. Vervolgens zal op basis van de conclusies en aanbevelingen een scholing worden opgezet, de tweede fase van het project.
In het volgende hoofdstuk zal nader in worden gegaan op de onderzoeksmethode en
de bevindingen van deelonderzoek A. Vervolgens zullen in hoofdstuk drie de onderzoeksmethode en bevindingen van deelonderzoek B worden weergegeven en zal in hoofdstuk vier de centrale vraagstelling worden beantwoord. Het vijfde en laatste hoofdstuk geeft een eerste opzet voor de scholing weer.
7
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Hoofdstuk 2
Veranderende eisen aan professional
In dit hoofdstuk komt de vraagstelling van deelonderzoek A aan bod, te weten ‘Welke landelijke trends en ontwikkelingen zijn er te onderscheiden, op basis van
documentenanalyse, ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein?’ In de eerste paragraaf wordt de methode van dit
deelonderzoek beschreven. De daaropvolgende paragraaf geeft de bevindingen uit de documentenanalyse weer. Dit resulteert in een conclusie van deelonderzoek A die in paragraaf drie beschreven wordt. 2.1
Methode van onderzoek
Ter beantwoording van de vraagstelling van deelonderzoek A is gekozen voor
documentenanalyse. Aan de hand van zoeksystemen zijn trends, ontwikkelingen en veranderende eisen en competenties van professionals in het sociaal agogische
domein gezocht. Er is gebruik gemaakt van zoekmachines en databanken,
waaronder Scholar Google, Google, Picarta en SpringerLink. De volgende trefwoorden
zijn gehanteerd: Wmo, professional, trends social work, ontwikkelingen social work, sociaal agogische domein, Wmo-competenties, veranderingen zorg en welzijn en nieuwe professional.
In de volgende paragraaf zullen de bevindingen van de documentenanalyse weergegeven worden aan de hand van trends en ontwikkelingen en de relatie met de Wmo. Daarna is er aandacht voor de competenties die een professional nodig heeft om goed te kunnen functioneren in het veranderende sociaal agogische domein. 2.2
Bevindingen documentenanalyse
Deze
paragraaf
geeft
de
bevindingen
uit
de
documentenanalyse
weer.
Achtereenvolgens worden verschillende trends en ontwikkelingen, visies over de nieuwe professional en daaruit vloeiende gevolgen voor professionals ten aanzien van veranderende eisen en competenties beschreven.
2.2.1 Trends en ontwikkelingen In de maatschappij, en daarmee ook in het sociaal agogische domein, zijn er sinds
een aantal decennia verschillende ontwikkelingen gaande als gevolg van de steeds
verder terugtredende overheid. Nederland als verzorgingsstaat heeft zijn grenzen bereikt en alleen door het anders vormgeven van collectieve hulp- en dienstverlening kan gegarandeerd worden dat burgers over twintig jaar nog kwalitatief goede
ondersteuning en zorg kunnen krijgen. Het beleid in Nederland is erop gericht om de zorg te vermaatschappelijken, te de-institutionaliseren en te decentraliseren. Het
uitgangspunt is dat hulp zo dichtbij mogelijk, zo kortdurend mogelijk, zo licht als
verantwoord en zo snel mogelijk hoort te zijn. Dit zo-zo-zo beleid deed tien jaar
terug zijn intrede. Al voor de invoering van de Wmo zijn er verschillende ontwikkelingen in gang gezet, waaronder decentralisering van sociaal beleid naar lokale overheden. De Wmo sluit aan bij deze ontwikkelingen en heeft als doel om de
kanteling van de maatschappij te bewerkstelligen (Linders, Bouma & Steyaert, 2008).
8
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
De volgende alinea’s gaan in op de ontwikkelingen die in de praktijk hebben plaatsgevonden of aan het plaatsvinden zijn.
Van aanbodgericht naar vraaggericht
Een van de ontwikkelingen is de verschuiving binnen het sociaal agogische domein van aanbodgericht naar vraaggericht, vraaggestuurd of dialooggestuurd werken.
Instanties en professionals bieden niet langer alleen aan burgers wat zij in huis hebben, maar kijken meer naar de vraag van burgers en proberen daar het aanbod
zo goed mogelijk op te laten aansluiten. Daarmee verandert ook het karakter van de
professionele hulp- en dienstverlening. De hulpverlening krijgt meer het karakter van dienstverlening, waarin het aansluiten bij de vraag van burgers, door ze zelf de hulpvraag en de gewenste invulling van de hulp te laten formuleren, centraal staan.
Er wordt aangenomen dat commitment hierdoor verhoogd wordt en daarmee het succes van de hulp. Van de professional in de huidige hulpverlening wordt verwacht
dat hij burgers ondersteunt in het zoeken naar oplossingen. Het is steeds minder vanzelfsprekend
dat
de
professional
hierin
het
initiatief
neemt.
Deze
verantwoordelijkheid komt meer bij de burger te liggen. Aan deze vraaggerichte
benadering van werken zijn werkwijzen verbonden die in de huidige beroepspraktijk veelvuldig voorkomen. Voorbeelden van deze werkwijzen zijn: Oplossingsgericht
werken, presentiebenadering, rehabilitatie, eigen kracht conferenties en mediation. Een overeenkomend kenmerk van deze werkwijzen is dat de eigen kennis en ervaringen van de burger centraal staan. Van de professionals in het sociaal
agogische domein vragen deze werkwijzen dat ze uitgaan van de betekenis die burgers toekennen aan hun situatie. De professional draagt geen kant en klare oplossingen aan voor de burger, maar neemt een ondersteunende, coachende en
faciliterende rol aan (Ravelli, Van Doorn & Wilken, 2009). De benadering van burgers door professionals is dus door de jaren heen aan het veranderen.
Ethische beginselen van huidige benaderingen en werkwijzen in sociale sector
Scholte en Sprinkhuize (2009 in: Scholte, 2010) onderscheiden verschillende
ethische beginselen die ten grondslag liggen aan huidige benaderingen en werkwijzen in de sociale sector. Deze ethische beginselen kunnen tevens gekoppeld
worden aan de ontwikkeling van vraaggericht naar aanbodgericht, zoals beschreven
in de vorige alinea. De volgende ethische beginselen en de daarbij horende benaderingen waardigheid
worden
onderscheiden:
(kortdurend
Het
respecteren
oplossingsgerichte
van
de
hulpverlening);
menselijke vanuit
verantwoordelijkheidsgevoel ingrijpen in situaties van ontreddering waarbij de cliënt
niet zelf een hulpvraag heeft (outreachend werken); versterken van autonomie en bevorderen van participatie en zelfredzaamheid (eigen regie, zelfbepaling) van de
burger (sociale activering, al dan niet met zorg); hulpverlening gericht op versterken
van mogelijkheden van het netwerk (ouders, familieleden, vrienden) bij het oplossen
van problemen (Eigen Kracht-conferentie); vanuit een positieve basishouding mensen in armoede beter helpen en eigen krachten van mensen vergroten en
versterking van verbinding met maatschappij (Bind-Kracht); zelfredzaamheid en autonomie van cliëntsysteem vergroten (Thuisbegeleiding); werken aan integratie
9
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
met
respect
voor
eigen
achtergrond
en
zelforganiserend vermogen (inburgeringsmethode).
bewustwording
en
versterken
Scholte en Sprinkhuize (2009 in: Scholte, 2010) noemen bij de verschillende huidige
benaderingen de volgende achterliggende theorieën en visies: werken vanuit een oplossingsgericht paradigma, proactieve benadering en attitude van professionals om
zorgmijders
en
zorgmissers
te
bereiken
en
bedienen,
empowerment,
gedragsmodificatie (motiverende gespreksvoering van Miller en Rollnick, 2005),
leertheorieën, oplossen van probleemsituaties in gemeenschap, presentiebenadering en systeembenadering. De ethische beginselen en de achterliggende theorieën en
visies zijn van invloed op de wijze waarop professionals met burgers omgaan en zijn bepalend voor wat van de professional verwacht wordt.
Generalistisch werken
Een andere ontwikkeling die merkbaar is in het sociaal agogische domein en die
aansluit bij het de-institutionaliseren van hulp, is het generalistisch werken. Professionals dienen in de basis breed opgeleid te zijn en van vele markten thuis te
zijn. Dit vereist van de professional dat hij over de grenzen van het eigen domein
kan kijken en samenwerkt met professionals uit andere disciplines (Kwekkeboom & Steyaert,
2009).
Deze
manier
van
werken
is
terug
te
zien
in
samenwerkingsverbanden van professionals op wijkniveau, zoals wijkteams waarin
verschillende instanties en disciplines samenwerken en wijkcoaches die in de wijk aanwezig zijn en mandaten van verschillende organisaties hebben (Bratti-van der Werf, Holsbrink-Engels, Braun, Jacobs-Ooink, Jaspers & Van Dieren, 2011).
Acht bakens
Om de ontwikkelingen in het sociaal agogische domein goed in te kunnen bedden en
de Wmo in de volle breedte uit te voeren in een veranderende maatschappij, zijn er verschillende onderzoeksprogramma’s (Beter in meedoen, Wmo-werkplaatsen, de
Kanteling) opgezet die gefinancierd worden door de overheid. Er wordt op dit moment al veel gerealiseerd ten aanzien van de doelen van de Wmo, zoals de maatschappelijke
ondersteuning (hulp-
en
dienstverlening) anders
en beter
organiseren zodat het beter beantwoordt aan de vraag, meer gericht is op het
behalen van resultaten en efficiënter is in de aanpak. Op het gebied van welzijn liggen verschillende mogelijkheden om de Wmo volledig tot uitvoering te brengen (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2011).
Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat de (sturings)relatie tussen gemeenten en welzijnsinstellingen en de verbetering van de kwaliteit en
professionaliteit van het welzijnswerk een extra impuls kunnen gebruiken. Daartoe is
het programma Welzijn Nieuwe Stijl (WNS) gestart (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2011). Het programma hanteert acht bakens waarin de hierboven
genoemde ontwikkelingen en verschuivingen in het sociaal agogische domein te herkennen zijn. De acht bakens van Welzijn Nieuwe Stijl zijn: Gericht op de vraag
achter de vraag, gebaseerd op de eigen kracht van de burger, direct er op af, formeel en informeel in optimale verhouding, doordachte balans van collectief en individueel,
integraal werken, niet vrijblijvend maar resultaatgericht en gebaseerd op ruimte voor
10
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
de professional.
In de volgende subparagraaf zal nader in worden gegaan op visies over de nieuwe professional die samenhangen met de beschreven ontwikkelingen.
2.2.2 Visies over de nieuwe professional De ontwikkelingen en verschuivingen in het sociaal agogische domein hangen samen met verschillende nationale en internationale visies ten aanzien van de rol, positie en
taken van de professional. Van Ewijk (2010) noemt in zijn oratie een aantal bewegingen en uitgangspunten. Bussemaker (VWS) en Van der Lans behoren volgens
Van Ewijk tot een groep die de sociale basisprofessional wil herwaarderen, profileren en centraler in wil zetten. Deze professional komt regelmatig bij mensen over de
vloer en is altijd aanspreekbaar, zoals vroeger de huisarts, predikant en onderwijzer. In de huidige tijd zou deze basisprofessional de buurt moeten kennen en gekend
worden. In Zweden is door cliënten in een onderzoek aangegeven dat zij juist
behoefte hebben aan een ‘professional friend’ (Berggren, 2010 in: Van Ewijk, 2010).
Dit is een professional die deskundig en vertrouwd is. Deze professional helpt de burger om zicht te krijgen op de complexiteit en helpt om uit de systemen en
instituties te krijgen wat nodig is. In Engeland heeft de overheid de ‘lead professional’ ingesteld als een professional die samen met de burger ervoor zorgt dat hulp in gang wordt gezet, dat hulp geboden wordt die nodig is en die overlap
voorkomt. De professional blijft als betrouwbare en trouwe partner naast de hulpvrager staan (Dfes, 2005 in: Van Ewijk, 2010). Overeenkomsten tussen deze Zweedse en Engelse professional is dat hij met name probeert de omgeving en het aanbod van de hulp en zorg goed te laten verlopen en niet zozeer individueel hulp
verleent. De sociale basisprofessional in Nederland zou tevens vanuit deze uitgangspunten te werk moeten gaan.
Benamingen nieuwe professional
In Nederland komen verschillende benamingen van professionals in het sociaal agogische domein naar voren. In de zorg wordt gesproken over kwartiermakers, de
openbare gezondheidszorg over levensloopbegeleiders, Scholte (2010) spreekt over de generalist-specialist, Van der Lans (2010) over de er-op-af-professional en Baart
(2001) spreekt van de presentiebenadering, ook wel presentiewerker te noemen. De methode ‘presentie’ is door Baart (2006, in: Ravelli, Van Doorn en Wilken, 2009)
uitgewerkt en bij deze methode wordt het belang van aandacht benadrukt. In alle hiervoor genoemde benamingen van professionals komen elementen van ‘presentie’
terug. Het gaat hierbij om aandacht in de vorm van denken aan iemand. De
presentiebenadering kan, evenals oplossingsgericht werken, als een grondhouding worden gezien. Voor beide methoden geldt dat de mens centraal wordt gesteld en niet de kwaal of het probleem. De presentiebenadering is volgens Holsbrink-Engels,
Engelbertink & Schaap (2010) zeer geschikt voor cliënten met meervoudige problemen waar problemen zich opstapelen. Presentiewerkers kunnen deze mensen
ondersteunen. Zij zijn in staat om zich goed te positioneren in het netwerk van de reguliere zorg en het welzijnswerk en kunnen daardoor een goed doorgeefluik of
bruggenhoofd vormen naar de reguliere hulpverlening (Hacquebord, 2009 in:
11
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Holsbrink-Engels et al., 2010). De presentiewerker is volgens Holsbrink-Engels et al. (2010) te vergelijken met de netwerkregisseur. De netwerkregisseur kan worden gezien als spil binnen samenwerkingsverbanden die in staat is verbindingen te leggen en boven het proces te staan.
De essentie ten aanzien van de nieuwe professional is volgens Van Ewijk (2010) dat de complexiteit van problemen van burgers niet wordt teruggebracht tot een oorzaak of stoornis, dat de oplossing niet in een methode of professional gezocht
wordt, maar dat juist aan de complexiteit recht wordt gedaan door het geheel te mobiliseren en tegelijk bij elkaar te houden, te activeren en in te bedden. Dit
betekent volgens Van Ewijk (2010) dat professionals in het sociaal agogische domein
veelal nodig zullen zijn in de frontlinie als generalisten, maar dat de expertise van specialisten en behandelaars niet gemist kunnen worden. Hierop voortbordurend
kunnen gevolgen voor professionals worden vastgesteld, gericht op de competenties die zij nodig hebben om aan de veranderende eisen van de maatschappij tegemoet
te kunnen komen. In de volgende subparagraaf zullen deze gevolgen voor professionals worden weergegeven.
2.2.3 Gevolgen voor professional Uit
voorgaande
subparagrafen
kan
worden
opgemaakt
dat
in
de
huidige
maatschappij verschillende ontwikkelingen gaande zijn, die leiden tot verschillende ideeën over de invulling van de rol van de nieuwe professional. De invoering van de
Wmo heeft de ontwikkelingen niet zozeer in gang gezet, maar meer versneld. De Wmo kan gezien worden als aanjager voor de ontwikkelingen binnen het sociaal
agogische domein (Van der Lans, 2010). Uit verschillende publicaties kan worden opgemaakt dat
de Wmo om een meer generalistische professional vraagt
(Kwekkeboom & Jager-Vreugdenhil, 2009; Van der Lans, 2010; Holsbrink-Engels, 2010; Scholte, 2010). Er kan worden geconcludeerd dat het sociaal agogische
domein andere eisen aan de professional stelt. Dit heeft geleid tot een veranderingsproces ten aanzien van de invulling van sociaal agogische beroepen waar Nederland op dit moment midden in zit. In deze subparagraaf worden de
gevolgen geschetst voor de professional als het gaat om de invulling van competenties.
Opdrachten vanuit de Wmo
Van Ewijk (2010) ziet de Wmo als een wet die past in de ontwikkeling naar een activeringsstaat, een afgeslankte variant van de klassieke welvaartsstaat. Hij noemt drie globale opdrachten die uit de wet voortvloeien: “maatschappelijk opvoeden:
zorgen dat kinderen onder redelijke omstandigheden groot kunnen worden; zorgen dat kwetsbare burgers volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving en sociale cohesie: zorgen voor samenhang in de samenleving en de boel bij elkaar houden” (p. 24). De opdrachten hebben direct invloed op wat van de professional verwacht mag worden.
12
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Kwaliteitskenmerken van dienstverlening in de Wmo Movisie
(2011)
Maatschappelijke
heeft
in
opdracht
Ontwikkeling
de
van
het
handreiking
ministerie
van
VWS,
Professioneel
directie
Ondersteunen
ontwikkeld als een van de drie onderdelen van het project Professionaliteit
Verankerd. Dit project maakt deel uit van het programma Beter in Meedoen. De handreiking beschrijft kwaliteitskenmerken van dienstverlening in de Wmo en is
ontwikkeld om tegemoet te komen aan de vraag vanuit het werkveld naar kwaliteitskenmerken voor de uitvoering van de sociaal agogische dienstverlening op de
prestatievelden
van
de
Wmo.
Tot
voor
kort
ontbrak
het
aan
deze
gemeenschappelijke kwaliteitskenmerken. Movisie (2011) geeft aan dat burgers
moeten weten op welke ondersteuning zij kunnen rekenen en wat de kwaliteit van deze ondersteuning is. Tegelijkertijd zoeken professionals ijkpunten waarmee zij kunnen beoordelen of zij voldoende ruimte en faciliteiten hebben om kwaliteit te
kunnen bieden aan alle burgers. Instellingen willen tegenover hun financiers kunnen aantonen
welke
kwaliteit
zij
wensen
te
bieden
en
tot
slot
blijven
de
beroepsopleidingen zoeken naar criteria waar aankomende professionals aan
moeten voldoen en waar bij- en nascholing wenselijk is. De vijf belangrijkste kwaliteitskenmerken die aan zorg-, hulp-, en dienstverlening gesteld kunnen
worden zijn: Respectvol bejegenen, eigen regie versterken, integraal benaderen,
ontwikkelingsgericht ondersteunen en resultaatgericht ondersteunen (Movisie, 2011). Deze kwaliteitskenmerken zijn gelinkt aan de eerdere genoemde acht bakens
van WNS. De kwaliteitskenmerken in de Handreiking Professioneel ondersteunen bieden een gemeenschappelijke taal die nodig is om tot overeenstemming te komen over de kwaliteit van professioneel handelen in de Wmo.
De kwaliteitskenmerken bieden aanknopingspunten voor het sociaal agogische domein om invulling te geven aan (nieuwe) beroepsprofielen voor professionals. Daartoe heeft Movisie een reflectietool ontwikkeld om professionals en hun
organisaties meer inzicht te geven in het professionele handelen binnen de Wmo en Welzijn Nieuwe Stijl. Het doel van deze reflectietool is bewustwording over de ontwikkeling naar een professioneel handelend beroepskracht in de Wmo. Daarnaast
is de tool bedoeld om kwaliteiten en sterke punten nog verder te versterken en uitdagingen te bespreken en/of te ontwikkelen.
De kwaliteitskenmerken komen tegemoet aan de ontwikkelingen binnen het sociaal agogische
domein.
Daarnaast
kunnen
een
aantal
aanvullende
competenties
beschreven worden.
Aanvullende competenties
Om tegemoet te kunnen komen aan de inventarisatie van aanvullende competenties
van de professional in het sociaal agogische domein, is het van belang om meer
specifiek te kijken naar competenties die samenhangen met kwaliteitseisen en naar aanvullende competenties voor professionals binnen het kader van de Wmo.
Naast de vijf kwaliteitskenmerken (Movisie, 2011) moeten professionals over de grenzen van hun eigen instelling kijken en nieuwe kennisactiviteiten ontwikkelen om
de dienstverlening te verbeteren (Holsbrink-Engels, 2010). In de toekomst zal het handelen van hbo-professionals meer moeten voldoen aan de volgende kenmerken:
13
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Vraaggericht,
probleemgericht,
kansgericht,
contextgericht,
gebiedsgericht,
integraal, maatschappelijk gericht, resultaatgericht en transparant zijn (Van Vliet,
Boonstra & Rijkschroeff, 2007 in: Holsbrink-Engels et al., 2010). Bij deze verschillende kenmerken horen bepaalde competenties. In Tabel 2.1 worden de kenmerken en mogelijke competenties weergegeven.
Tabel 2.1. Kenmerken professionals en mogelijke competenties (overgenomen uit Holsbrink-Engels, Engelbertink & Schaap, 2010)
Kenmerk Vraaggericht
Mogelijke competenties Signaleren en analyseren van de expliciete vraag en de impliciete behoeften, inleven, vertalen naar aanbod, doelen stellen en realiseren
Probleemgericht
Signaleren en analyseren van problemen en hulpbehoefte, inleven, handelend optreden, legitimeren
Kansgericht
Signaleren en analyseren van kansen en mogelijkheden, stimuleren en ondersteunen van initiatieven, netwerkvorming
Contextgericht
Breed perspectief, inclusief denken, reflectie op cliënt in zijn omgeving,
Gebiedsgericht
Outreachend werken, sensitief, vertrouwensrelatie opbouwen, zichtbaar
visievorming
zijn, presentiebenadering Integraal
Ruimte bieden aan andere perspectieven, samenwerken en sensitief voor andere perspectieven
Maatschappelijk
Keuzes maken (urgentie en belang), reflectie, visievorming, schakelen
gericht
(praktijk, beleid, onderzoek, ontwikkeling), omgaan met spanning
Resultaatgericht
tussen verschillende aspecten van het handelen
Concrete doelen stellen, projectmanagement (plannen, begroten,
organiseren etc.), kostenbewustzijn, concrete resultaten laten zien
Transparant (naar
Verantwoording afleggen aan verschillende partijen, reflectie op eigen
buiten gericht)
handelen, schakelen/vertalen tussen niveaus en perspectieven (kinderen/ouders/eigen beroepsgroep/andere
professionals/managers/opdrachtgevers), verschillende ‘talen’ spreken, eigen handelingsruimte bewaken, competentieontwikkeling
Op basis van de hierboven geschetste kenmerken, de bijbehorende competenties van professionals en de vijf kwaliteitskenmerken van professioneel ondersteunen (Movisie, 2011), kan worden geconcludeerd dat de Wmo een aanzienlijke gedrags-
en attitudeverandering van professionals vraagt. De veranderingen worden door Holsbrink-Engels (2010) gezien als “een paradigmawisseling beïnvloed door
beleidsontwikkelingen als verzakelijking, vraaggerichtheid, territoriale aanpak,
integraal werken en vermaatschappelijking van zorg” (p.21). Deze veranderingen hebben grote consequenties voor de manier van werken en voor het opleiden van huidige en toekomstige professionals.
In de volgende paragraaf zal op basis van de geschetste ontwikkelingen worden geconcludeerd welke veranderende eisen, in de vorm van competenties, aan de professional worden gesteld.
14
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
2.3
Conclusie
In dit hoofdstuk is aan de hand van documentenanalyse beschreven welke landelijke
trends en ontwikkelingen er zijn te onderscheiden in het sociaal agogische domein
en daaruit voortvloeiend welke veranderende eisen aan de professional worden
gesteld. In deze paragraaf zal antwoord worden gegeven op de vraagstelling van deelonderzoek
A
‘Welke
landelijke
trends
en
ontwikkelingen
zijn
er
te
onderscheiden, op basis van documentenanalyse, ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein?’
Doordat in Nederland de grenzen van de verzorgingsstaat zijn bereikt, dient de
hulp- en dienstverlening (maatschappelijke ondersteuning) anders vormgegeven te worden.
Nederland
bevindt
zich
momenteel
in
de
overgang
naar
participatiemaatschappij. Er kunnen een aantal ontwikkelingen voor beroepen in het
sociaal agogische domein worden vastgesteld, die verband houden met de invoering van de Wmo en die doorwerken in de veranderende eisen aan professionals. De
ontwikkelingen zijn gelegen op het gebied van aanbodgericht naar vraaggericht, meer generalistisch werken, meer eropaf en in samenwerking met de burger en de burger
ondersteunen
bij
het
meer
autonoom
worden.
Competenties
die
samenhangen met deze ontwikkelingen kunnen gelinkt worden aan de vijf
kwaliteitskenmerken van professioneel ondersteunen: respectvol bejegenen, eigen regie
versterken,
integraal
benaderen,
resultaatgericht ondersteunen (Movisie, 2011).
ontwikkelingsgericht
ondersteunen,
Op basis van de documentenanalyse kan geconcludeerd worden dat de kern van de
gevraagde verandering van de professional op een drietal niveaus is gelegen. De professional in het sociaal agogische domein dient in staat te zijn te kunnen signaleren,
analyseren,
inleven,
(outreachend)
handelen,
legitimeren
en
verantwoorden, stimuleren, vertalen, schakelen en verbinden op microniveau (in
samenwerking met en in ondersteuning van de burger), op mesoniveau (in samenwerking
met
andere
professionals,
instanties
en
vrijwilligers)
en
op
macroniveau (domein overstijgend en over eigen grenzen heen). Meer dan voorheen
het geval was, dient de professional niet alleen naar de burger met zijn deelprobleem te kijken, maar naar de burger in zijn gehele context. Dit werken vanuit de context geldt ook voor de wijze waarop de professional in formele en
informele netwerken samenwerkt. De professional dient in te kunnen schatten in welke situatie de burger het op eigen kracht, op eigen initiatieven en met eigen regie kan redden en in welke situaties dit niet het geval is. Voor zijn eigen handelen geldt dat de professional daarbij ondersteuning van andere professionals moet kunnen
inschakelen. Uitgangspunt moet zijn dat de professional samen met de burger lichte ondersteuning
(vanuit
eigen
netwerk
van
de
burger
en
daarna
vanuit
vrijwilligersnetwerken) nastreeft. Wanneer de burger meer ondersteuning nodig
heeft, dient de professional met de burger te kijken naar een zo licht mogelijke, zo dichtbij mogelijke en zo kort mogelijke vorm van professionele ondersteuning door professionals.
In dit hoofdstuk is aan de hand van documentenanalyse geschetst welke
verschillende trends en ontwikkelingen samenhangen met veranderende eisen aan professionals in het sociaal agogische domein. Het volgende hoofdstuk gaat in op
15
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
hoe er in de praktijk tegen ontwikkelingen, ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein, wordt aangekeken.
16
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Hoofdstuk 3
Praktijkonderzoek
Deelonderzoek B, het praktijkonderzoek, staat centraal in dit hoofdstuk. De vraagstelling van het deelonderzoek luidt: Welke ontwikkelingen ten aanzien van de
vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein, worden ervaren in de praktijk?
In de eerste paragraaf wordt de methode van onderzoek beschreven. Vervolgens
worden de bevindingen uit het praktijkonderzoek beschreven in de tweede, derde en vierde paragraaf. Het hoofdstuk sluit af met de conclusie op de vraagstelling van het praktijkonderzoek in de vijfde paragraaf. 3.1
Methode van onderzoek
In deze paragraaf worden achtereenvolgens de onderzoeksopzet, de respondenten, het instrument, de procedure en de data-analyse van dit onderzoek beschreven.
3.1.1. Onderzoeksopzet In dit onderzoek gaat het erom in kaart te brengen hoe de praktijk aankijkt tegen de
veranderingen in het sociale domein. Om ervaringen in kaart te brengen zijn kwalitatieve onderzoeksmethoden het meest geschikt. Voor de beantwoording van
de vraagstelling is dan ook gekozen voor het houden van focusgroepen, een kwalitatieve onderzoeksmethode. Een focusgroep is een groepsinterview onder
leiding van een gespreksleider. Antwoorden van deelnemers kunnen worden
verhelderd in het groepsgesprek en kunnen als uitgangspunt fungeren voor ideeën en reacties van andere deelnemers in de focusgroep. Hierdoor is de informatie vaak
rijker dan wanneer individuele interviews zouden zijn afgenomen (Maso & Smaling, 1998).
In het huidige onderzoek zijn de focusgroepen samengesteld op basis van de rollen
in de praktijk; er zijn drie groepen gevormd. De drie groepen bestaan uit professionals, leidinggevenden en P&O/HRM/staf/beleidsmedewerkers. Er is voor deze groepen gekozen omdat zij vanuit hun verschillende rol waarschijnlijk anders aankijken tegen de ontwikkelingen in het sociale domein. Het gescheiden houden
van deze drie groepen heeft als reden dat deelnemers zich op hun gemak moeten voelen om vrijelijk te spreken. Wanneer deelnemers overeenkomende kenmerken
hebben zullen ze eerlijker antwoorden en hierdoor ontstaat er een bredere range aan
respons (Krueger, 1994; Rabiee, 2004). Naast de uitgesproken informatie worden non-verbale reacties ook vastgelegd en betrokken in de analyse. Een focusgroep
bestaat doorgaans uit zes tot twaalf deelnemers. Een grootte van boven de tien wordt echter door een aantal deskundigen afgewezen (Morgan, 1998).
3.1.2 Respondenten Het
onderzoek
is
gehouden
onder
professionals,
leidinggevenden
en
P&O/HRM/staf/beleidsmedewerkers (voortaan medewerkers genoemd) van negen organisaties verbonden aan de Wmo-werkplaats Twente. In totaal hebben 21 respondenten meegedaan.
17
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Professionals
Er zijn in totaal zeventien professionals uitgenodigd voor de eerste focusgroep,
waarvan er twaalf hebben deelgenomen. Twee professionals konden in verband met andere verplichtingen een uur bij het interview aanwezig zijn. Vijf professionals
hebben zich afgemeld, waarvan er vier uit het domein welzijn afkomstig waren. Welzijn was daardoor ondervertegenwoordigd in de focusgroep.
Leidinggevenden
In totaal zijn dertien leidinggevenden uitgenodigd voor de tweede focusgroep, waarvan er vijf hebben deelgenomen aan het interview. Een zesde leidinggevende werd voor aanvang van het interview weggeroepen en kon daardoor niet deelnemen.
Medewerkers
Voor de focusgroep met P&O/HRM/staf/beleidsmedewerkers zijn zeven personen vanuit verschillende organisaties uitgenodigd. Aan dit focusgroepinterview hebben uiteindelijk vier medewerkers deelgenomen.
3.1.3 Instrument Er is een topiclijst opgesteld aan de hand van de centrale vraagstelling, de vraagstelling van deelonderzoek B en de geschetste ontwikkelingen in het sociaal agogische domein ten aanzien van de vereiste competenties van de professional in
het sociaal agogische domein. De topiclijst is opgebouwd uit drie thema’s, te weten ‘huidige situatie’, ‘mening over ontwikkelingen’ en ‘toekomst’. In bijlage IV is de
topiclijst opgenomen. Onder elk topic zijn open vragen opgenomen die gesteld kunnen worden om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de meningen,
ervaringen en ideeën van de deelnemers. Aangezien een focusgroep een sociale
gebeurtenis is, zijn vragen in gewone taal van belang om een informele sfeer te
creëren. Om te zorgen dat de vragen effectief zijn, zijn de vragen zodanig opgesteld dat ze duidelijk, beknopt en vrij van jargon zijn (Krueger, 1998).
De focusgroep is gestart met een voorstelronde en de vraag op welke wijze
deelnemers betrokken zijn bij de Wmo. Onder het thema ‘huidige situatie’ is aan de deelnemers gevraagd welke ontwikkelingen en veranderingen zij opmerken kijkend naar de huidige werkzaamheden en rol in vergelijking met vijf jaar terug. Daarnaast is gevraagd in hoeverre zij deze veranderingen toeschrijven aan de Wmo. Ten
aanzien van het thema ‘mening over ontwikkelingen’ is onder andere gevraagd hoe deelnemers aankijken tegen de ontwikkelingen en aan te geven wat in de praktijk
goed gaat en wat nog beter kan. Onder het thema ‘toekomst’ is gevraagd aan deelnemers hoe het ideaalbeeld van de toekomst eruit ziet en hoe er wordt aangekeken tegen de veranderingen voor de professional ten aanzien van rol,
functie, taken en competenties. Tevens is aan deelnemers gevraagd wat er nodig is om aan het ideaalbeeld te kunnen voldoen.
3.1.4 Procedure Het onderzoek is voorbereid door een werkgroep die bestaat uit kern- en
schilpartners. De focusgroepinterviews zijn georganiseerd door de gehele werkgroep en uitgevoerd door twee kernpartners en twee schilpartners.
De werkgroep heeft in november 2010 de data, tijdstippen en locatie van de drie
18
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
focusgroepen vastgesteld. Binnen de eigen organisatie hebben de kern- en schilpartners sleutelfiguren benaderd voor de drie focusgroepinterviews. Vervolgens
zijn in januari 2011 de lijsten met genodigden vastgesteld door de werkgroep. Twee
weken voorafgaand aan de betreffende focusgroep, hebben de genodigden een officiële uitnodigingsbrief ontvangen (bijlagen I, II, III).
De drie focusgroepinterviews zijn uitgevoerd in februari en maart 2011 in een
rustige en aparte ruimte in Saxion. De duur van de focusgroepinterviews was ongeveer anderhalf uur. Het eerste focusgroepinterview is geleid door de
projectleider van Saxion en een schilpartner. Het tweede interview is geleid door de projectleider van de praktijk (kernpartner) en een schilpartner. Het derde interview is
geleid door de projectleider van Saxion. De focusgroepinterviews zijn op video en
voicerecorder vastgelegd, zodat de interviews volledig in transcripten uitgeschreven konden worden en er aanvullende aantekeningen van belangrijke momenten,
uitspraken en gedragingen zijn gemaakt. Vervolgens zijn de transcripten kwalitatief
geanalyseerd. De deelnemers zullen de analyses van de projectleider van Saxion ontvangen om eventuele aanvullingen te kunnen doen, zodat bijstellingen in de bevindingen kunnen worden opgenomen. Tevens is besloten om aan genodigden die niet aanwezig konden zijn bij het focusgroepinterview de betreffende analyse toe te sturen, opdat zij een reactie kunnen geven.
3.1.5 Data-analyse De analyse van de interviews heeft plaatsgevonden aan de hand van de framework analyse en de daaruitvloeiende interpretatiestappen die Krueger (1994) en Rabiee
(2004) beschrijven. De vijf fasen binnen de framework analyse zijn: vertrouwd raken met de data, een framework met thema’s vaststellen, sorteren, categoriseren en
interpreteren. Tijdens de interpretatie van de data is gebruik gemaakt van de volgende interpretatiestappen: woorden, context, interne consistentie, frequentie, intensiteit uitspraken, specificiteit van respons en overkoepelend gedachtegoed
(Krueger, 1994 in: Rabiee, 2004). Deze stappen helpen bij het inzichtelijk maken van
de relatie tussen citaten. Non-verbale reacties als knikken en hummen zijn meegenomen in de analyse om uitspraken te kunnen doen over gedeelde meningen.
Aangezien de topiclijst uit drie vaste thema’s (huidige situatie, mening over ontwikkelingen en toekomst) bestond, is ervoor gekozen deze thema’s als framework voor de analyse te hanteren. De drie focusgroepen zijn afzonderlijk van elkaar geanalyseerd en worden in de volgende drie paragrafen gerapporteerd. 3.2
Bevindingen professionals
Het focusgroepinterview is gehouden met in totaal twaalf professionals (N=12). Achtereenvolgens zullen de bevindingen weergegeven worden aan de hand van de
kernthema’s uit de topiclijst, te weten huidige situatie, mening over ontwikkelingen en toekomst.
3.2.1 Huidige situatie Aan de professionals is gevraagd welke ontwikkelingen en veranderingen zij zien
wanneer ze kijken naar hun huidige werkzaamheden en rol in vergelijking met een
19
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
aantal jaren geleden. Professionals geven aan dat zij een aantal jaar geleden vooral vanuit hun eigen vakgebied of domein werkzaam waren en dat tegenwoordig meer
buiten het eigen vakgebied en buiten de eigen organisatie wordt gekeken. Deze verandering is een verandering op organisatorisch vlak. Wanneer een professional niet voldoende kennis heeft over bepaalde gebieden zoeken zij deze expertise bij andere
organisaties
en
professionals.
Op
die
manier
ontstaan
er
samenwerkingsrelaties binnen wijk(zorg)teams. De professionals dragen in deze samenwerkingsverbanden
gezamenlijke
verantwoordelijkheid,
soms
onder
aansturing van een casemanager. Een professional geeft bij deze ontwikkeling aan:
“Ik vind het wel een duidelijke verbetering dat er iemand zegt van: ‘en nu moeten we
het met z’n allen aanpakken’ en tot nu toe wezen we teveel naar mekaar met het vingertje.”
Een grote valkuil genoemd door professionals is dat ondanks het vele samenwerken
toch teveel langs elkaar heen gewerkt wordt. Professionals geven aan dat zij lang
niet altijd van elkaar weten wat ze doen. Daarnaast geven een aantal professionals aan dat de eigen creativiteit en ruimte van de professional wel eens wordt gemist. Wanneer een professional in een lastige situatie komt, is de verwachting dat hij of zij dit meldt bij een wijk(zorg)team. Door deze procedure verdwijnt een stukje vrijheid om zelf te zoeken naar mogelijke oplossingen.
Een aantal respondenten is wijkcoach in Enschede. Zij geven aan dat een belangrijke verandering ten opzichte van een aantal jaar geleden is dat zij als professional meer generalistisch kunnen werken en daardoor meer kunnen betekenen voor de burger.
Een wijkcoach geeft aan: “Voordat ik wijkcoach was, was ik maatschappelijk werker
bij een woningcorporatie. Op dat moment was ik als professional gebonden aan mijn organisatie, gebonden aan wetten, regels en kaders. Binnen het gebied wonen kon ik heel veel, kon ik heel creatief zijn, maar wat ik nu kan als wijkcoach, doordat wij heel goede afspraken hebben gemaakt met al die organisaties, kan ik op elk leefgebied wat betekenen voor mijn klant. En wat dat dus met jou als persoon, als professional doet, is dat je nu zo’n generalist geworden bent. Ik vind het lastig om onder woorden te brengen wat dat betekent, maar het is een enorm verschil met voorheen.” Ten aanzien van veranderingen in het contact met de burger wordt door alle professionals beaamd dat er een verandering heeft plaatsgevonden van het
pamperen van de burger in het verleden naar het meer activeren van de burger en het ontwikkelen van eigen kracht van de burger. Een professional zegt hierover:
“Vroeger keek je naar de beperkingen van de burger en nu kijk je naar de
mogelijkheden.” Ook geven de professionals aan dat ze veel meer op de burger afgaan in plaats van dat de burger naar de professionals toe moet komen. Een professional zegt hierover: “Vroeger kon je je verschuilen achter de cliënt die niet
gemotiveerd was, maar kreeg je wel verschillende signalen. En nu is het veel meer eropaf en speelt veel meer bemoeizorg. Dat is wel een enorme verandering en ook een verbetering.” Professionals geven ook aan dat het achterhalen van de vraag
achter de vraag een belangrijk uitgangspunt is geworden ten opzichte van een aantal
jaren geleden. Professionals in de functie van Wmo-consulenten geven aan dat zij een enorme verandering zien ten aanzien van de omslag in het voorzieningen
20
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
denken, naar het meedenken met de burger naar oplossingen voor een bepaald probleem.
De basis voor de genoemde veranderingen voor de professionals ligt in nieuwe visies en veranderende opvattingen vanuit overheid en gemeenten. Deze zijn volgens de professionals
leidend
geweest
voor
ontwikkelingen
en
veranderingen
van
werkzaamheden in de praktijk, zoals het ontstaan van nieuwe functies (wijkcoach, Wmo-consulent)
en
nieuwe
werkwijzen
in
netwerken
(wijkzorgteams,
afstemmingsoverleggen). Een aantal professionals noemt expliciet dat de Wmo een en ander versneld heeft, met name als het gaat om andere werkwijzen.
3.2.2 Mening over ontwikkelingen Professionals
zijn
daaruitvloeiende
over
het
veranderingen.
algemeen Zij
zien
positief
kansen
over
en
ontwikkelingen
mogelijkheden
om
en
als
professional daadwerkelijk iets voor burgers te kunnen betekenen. Daarentegen zien zij ook valkuilen. Een eerste valkuil is dat er niet zomaar van uitgegaan mag worden dat alle burgers op eigen kracht kunnen participeren aan de maatschappij. De groep
LVG-ers (licht verstandelijk gehandicapten) is een groep die buiten de boot dreigt te vallen, als niet goed wordt gekeken welke ondersteuningsbehoefte deze burgers
hebben. Deze groep burgers kan volgens de professionals met ondersteuning wel
enige regie over eigen leven houden door goed gebruik te maken van het netwerk van de burger met een beperking. Voor een ander deel geldt dat zij het niet redden zonder ondersteuning van professionals. Een professional geeft aan: “Bij deze
doelgroep moet je gewoon de vinger aan de pols houden”. Daarnaast bestaat het
gevaar dat door uit te gaan van het IQ van burgers als criterium voor voorzieningen,
voorbij wordt gegaan aan het maatwerk-principe. Een aantal professionals geven aan
geen hulp op maat te kunnen bieden wanneer zij zich strikt aan criteria moeten houden. Zij signaleren dit als knelpunt in de huidige praktijk.
Professionals ervaren het werken in een wijk(zorg)team (Hengelo, Haaksbergen) en het werken als wijkcoach (Enschede) als een vruchtbare werkwijze om gebruik te kunnen maken van elkaars expertise ten dienste van de burger. Een professional geeft hierover aan: “Welke kwaliteiten heb ik zelf en welke kan ik bij een ander
vinden. Je moet bereid zijn om expertise van anderen te vragen, maar je moet ook kennis hebben van het netwerk waar je gebruik van kunt maken. Zelf actief samenwerking zoeken en over eigen grenzen heen kijken, zodat je ook zorgmijders in het vizier krijgt. Dan kun je nieuwe mogelijkheden ontdekken als je als professionals meer kijkt naar wat je met elkaar kunt bereiken.” Professionals zijn positief over het dichtbij de burger staan en ervaren het als een
succes wanneer kleine stapjes vooruit worden geboekt. Professionals in de functie van wijkcoach geven aan het prettig te vinden veel te kunnen betekenen voor de
burger vanuit hun alles-in-een-rol. Het (samen)werken in wijk(zorg)teams wordt steeds verder doorontwikkeld en dat is een goede zet is. De professionals die in een
wijk(zorg)team in de opstartfase zitten, geven aan dat het nog aftasten is en dat
iedereen nog zijn weg moet vinden. Een professional merkt op dat steeds meer
wordt toegewerkt naar wijkgericht werken met een frontlijnsturing waarin allerlei
verschillende disciplines vertegenwoordigd zijn. Dit kan worden gezien als een
21
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
samenvoeging van wijkzorgteams en wijkcoaches. De professionals zien dit als een goede ontwikkeling. Het wordt door alle wijkcoaches als prettig en positief ervaren
dat er geluisterd wordt naar hun ervaringen in de praktijk. Door een aantal
professionals wordt aangegeven dat het van belang is dat niet vanuit de concurrentie
moet worden gehandeld, maar vanuit de gedachte dat met elkaar meer te bereiken is voor de burger. Een professional geeft aan: “De regeltjes die er zijn, zoals dit valt
onder AWBZ en dit valt onder Wmo en daar moet weer iemand anders voor komen, daar kunnen we dan gezamenlijk oplossingen voor zoeken. We vinden elkaar daar wel in, maar je moet elkaar wel leren kennen.’
Professionals geven aan te maken te hebben met verschillende bakens van Welzijn Nieuwe Stijl, waaronder gericht op de vraag achter de vraag, gebaseerd op de eigen kracht van de burger, direct er op af, integraal werken, niet vrijblijvend, maar
resultaatgericht en gebaseerd op ruimte voor de professional. De twee bakens
formeel en informeel in optimale verhouding en doordachte balans van collectief en
individueel komen niet terug in het gesprek. De link van professionals met de bakens lijkt afhankelijk te zijn van de functie van de professional. Een wijkcoach
vertegenwoordigt expliciet een aantal bakens als direct er op af en niet vrijblijvend, maar resultaatgericht, terwijl in een wijk(zorg)team meer de integrale samenwerking duidelijker wordt.
3.2.3 Toekomst Professionals geven verschillende wensen en ontwikkelingen aan voor de toekomst.
Er is aangegeven dat er steeds meer wijkgericht gewerkt gaat worden. Professionals
dienen steeds meer naast de burger te staan en een rol te spelen in het activeren van de burger en het laten participeren aan de maatschappij. Centraal komt steeds meer
de eigen kracht van de burger te staan en professionals dienen hier steeds meer naar te kijken. De professionals zien dit als een goede ontwikkeling, maar zien als valkuil de veronderstelling dat elke burger dat maar zou moeten kunnen. Door als
professionals naast de kwetsbare burger te staan, kan de burger ondersteund
worden binnen zijn eigen mogelijkheden. Een professional geeft aan dat het van belang is dat ontwikkelingen ten aanzien van wijkcoaches en het wijkgericht werken verankerd dient te worden, opdat het over een tijdje niet ineens ophoudt te bestaan,
zoals vaker bij pilots. Inbedding van huidige ontwikkelingen binnen organisaties of structuren kan worden gezien als een vereiste.
Ten aanzien van de rol van de professional wordt aangegeven dat het in de toekomst zo zal blijven dat een professional nooit overal even goed in is en dat het eigen
specialisme behouden wordt. Het houden van scherpte rondom het specialisme is een uitdaging, aangezien dit specialisme ook onderhevig is aan veranderingen. De professional van de toekomst, de nieuwe werker, is volgens de professional vooral
een netwerker. Hij weet mensen te vinden, schakelt mensen op het juiste moment in en schat in op welk moment wat van belang is. Deze professional heeft een zekere mate van regie, zodat het overzicht wordt bewaard. En als regiehouder moet de
professional in staat zijn om vanuit een andere, bredere context te werken. Professionals geven aan dat men nu te vaak niet van elkaar weet wat men doet. Een professional geeft aan: “Als regiehouder bekijk je in een situatie of gezin welk
22
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
specialisme kan eruit, wat kan ik zelf doen en waar heb ik hulp bij nodig van een andere professional.“
De professionals vinden dat de politiek een grote rol speelt in toekomstige
ontwikkelingen. Ze hebben het gevoel dat ontwikkelingen die nu zijn ingezet kunnen over een paar jaar ineens weer omgedraaid zijn als gevolg van bezuinigingen. Op lokaal
niveau
vindt
er
echter
veel
uitwisseling
plaats
tussen
gemeenten,
professionals en instanties. Opmerkelijk is dat deze uitwisseling vooral plaatsvindt
binnen een gemeente en niet zozeer tussen gemeentes. Professionals geven aan
onvoldoende op de hoogte te zijn wat er in andere gemeenten speelt ten aanzien van nieuwe werkwijzen. Door een professional wordt de wens uitgesproken dat er een plan komt dat voor de komende twintig jaar geldt en dat helemaal goed neergezet wordt zodat kans van slagen heeft.
Ten aanzien van de benodigdheden voor de toekomst geven professionals uiteenlopende
aspecten
aan.
Als
eerste
wordt
aangegeven
dat
trends
en
ontwikkelingen meer uitgewisseld dienen te worden met professionals. Een
professional geeft aan: “De ontwikkelingen gaan vaak in sneltreinvaart en blijven
veelal boven in de organisatie hangen. Als professional kun je van onderuit ook essentiële zaken aandragen en beleid maken. Daarin is nog wat te doen.”
Professionals zien het tevens als hun taak om burgers bewust te maken en op de hoogte te brengen van veranderingen onder invloed van de Wmo waar zij mee van
doen hebben. Om dat te kunnen moeten zij goed op de hoogte te zijn van de
achtergrond van de Wmo. Om als professionals met burgers met verschillende
beperkingen te kunnen werken is kennis hebben van en het kunnen omgaan met specifieke doelgroepen van belang. Deze deskundigheidsbevordering zou volgens
professionals vanuit organisaties opgezet kunnen worden. Coaching van huidige en toekomstige professionals wordt daarbij van belang geacht.
De scholing van toekomstige professionals zou zich moeten richten op outreachend
werken en bijbehorende gespreksvaardigheden waarbij wordt gekeken naar de
daadwerkelijke vraag van de burger. Dit vereist daarnaast een open, neutrale en daadkrachtige basishouding van de professional die in staat is om over de grenzen van zijn eigen vakgebied of domein te kunnen kijken en de burger in zijn gehele context, sociale netwerken en vanuit een wijkgerichte aanpak, te benaderen. 3.3
Bevindingen leidinggevenden
Het focusgroepinterview is gehouden met in totaal vijf leidinggevenden/managers (N=5). De bevindingen van deze focusgroep zullen eveneens weergegeven worden aan de hand van de kernthema’s uit de topiclijst in de volgende subparagrafen.
3.3.1 Huidige situatie Leidinggevenden is eveneens gevraagd welke ontwikkelingen en veranderingen zij opmerken wanneer gekeken wordt naar de huidige werkzaamheden en rol van
professionals in vergelijking met een aantal jaren geleden. Leidinggevenden geven aan een belangrijke verschuiving te zien van het aanbodgericht werken naar het
meer vraaggericht werken. Hier zit volgens hen ook een grens aan, aangezien het niet altijd mogelijk is om als organisatie het aanbod volledig af te stemmen op de
23
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
vraag. Een andere belangrijke ontwikkeling is het meer empoweren van de burger,
de regie bij de burger houden en meer gebruik maken van het netwerk. Daarnaast
wordt aangegeven dat er tegenwoordig veel meer wordt gesproken in termen van diensten en dienstverlening in plaats van hulpverlening. Dit zorgt ervoor dat
professionals al bewuster dienen te zijn van wat de vraag van de burger is om te kunnen kijken welke dienst hierbij past. Een ontwikkeling die de afgelopen decennia
heeft plaatsgevonden volgens leidinggevenden is dat men is doorgeschoten in het overnemen van de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Op dit moment zien
leidinggevenden dat de verantwoordelijkheid weer meer bij de burger komt te liggen en acht men het resultaatgericht en doelgericht werken meer van belang.
Volgens de leidinggevenden zijn relaties te leggen met de Wmo, maar zijn een aantal ontwikkelingen, waaronder meer vraaggericht werken en vraagverduidelijking, al in
gang gezet voor de invoering van de Wmo, mede op basis van financiering. De invoering van de Wmo, bezuinigingen en het zoeken naar andere werkwijzen hangen volgens leidinggevenden met elkaar samen. Een leidinggevende geeft aan: “De
financiële middelen worden kleiner en je wordt daardoor gedwongen om meer te kijken naar het netwerk en netwerk meer te betrekken en te activeren.”
Leidinggevenden constateren nieuwe werkwijzen als gevolg van en samenhangend
met de ontwikkelingen. Zo worden het wijkgericht werken in wijk(zorg)teams genoemd en de nieuw ontstane functies als die van wijkcoach (Gemeente Enschede) en de wijkverpleegkundige als ‘zichtbare schakel’ in de wijk. De ontwikkelingen
hebben geleid tot het werken in netwerken of samenwerkingsverbanden die uiteindelijk ten goede moeten komen aan een meer eenvoudige werkwijze voor professionals in samenwerking met andere professionals, vrijwilligers en (kwetsbare)
burgers. Een leidinggevende geeft aan dat in de afgelopen jaren de ontwikkeling ten aanzien van het meer aanspreken op eigen verantwoordelijkheden van burgers heeft
geleid tot meer dan 1100 vrijwilligers binnen de organisatie. Door allen wordt
aangegeven dat het meer beroep doen op het sociale systeem een goede ontwikkeling is.
Elkaar weten te vinden, als organisaties en als professionals, en met elkaar afstemmen zien leidinggevenden als belangrijke voorwaarden om slagkracht te kunnen ontwikkelen in samenwerkingsverbanden.
3.3.2 Mening over ontwikkelingen De leidinggevenden staan over het algemeen positief tegenover de veranderingen, omdat gezocht dient te worden naar een andere werkwijze onder invloed van bezuinigingen. Zij zien veelal kansen en uitdagingen voor professionals, maar er
worden ook een aantal knelpunten gezien ten aanzien van het inbedden van de veranderingen
in
nieuwe
of
herziene
structuren
en
organisatievormen.
De
ontwikkelingen in het werkveld komen voort uit bezuinigingen door de overheid en
veranderend beleid. Hier staan leidinggevenden niet negatief tegenover. Er worden kansen gezien en mogelijkheden om ondersteuning aan burgers door professionals met minder middelen anders te organiseren, maar er wordt ook tegen knelpunten
aangelopen. Er wordt aangegeven dat er een groep burgers bestaat die het zonder
enige vorm van ondersteuning niet redt in de maatschappij. Daar dient professionele
24
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
ondersteuning voor mogelijk te zijn. Het is volgens een aantal leidinggevenden lastig om hier handen en voeten aan te geven. Een leidinggevende geeft aan: “Eigen regie
van de burger kun je alleen maar voorstaan, maar in de gehandicaptenzorg bijvoorbeeld is het pamperen van cliënten lange tijd aan de orde geweest. Deze groep cliënten, met name die groep die aan de ondergrens zit, is niet in staat zijn netwerk te activeren en als professional blijf je binnen je mogelijkheden beperkt. Je hebt dan nog steeds een batterij aan hulp nodig. Deze burgers redden het niet met alleen ondersteuning.” Een andere leidinggevende geeft aan: “Er blijft een groep burgers bestaan die door de ondergrens zakt, mede door het verlagen van het IQ van 80 naar 70. Voor deze groep is het als organisatie en als professional zoeken naar hoe je hen toch voldoende kunt blijven ondersteunen.”
Leidinggevenden zijn vooral bezig hoe zij de denkwijze van professionals en
kanteling binnen de organisatie voor elkaar kunnen krijgen. In een aantal gevallen
gaat dit vanzelf (professionals hebben ‘het’ in zich) en in een aantal gevallen is scholing
gewenst
omdat
huidige
professionals
niet
over
die
competenties
beschikken om aan de veranderende eisen van de praktijk te kunnen voldoen.
Competenties die genoemd worden zijn: Ondernemerschap, coaching vaardigheden, een meer open, neutrale attitude naar burgers en meer in samenwerking met netwerken ondersteuning aan burgers bieden.
Het samenwerken in wijk(zorg)teams en netwerken wordt gezien als een goede insteek om als professional dichtbij de burger te kunnen staan en de burger op die
manier te kunnen ondersteunen bij het vinden van zijn eigen kracht. Een aantal keer wordt door verschillende leidinggevenden benoemd dat de professional in staat
moet zijn “de burger in zijn kracht te zetten” of “te empoweren.” Professionals moeten echter ook zelf ‘in hun kracht staan’ en daar is ook een rol voor de
leidinggevende weggelegd. Een leidinggevende noemt hierover: “Je kunt niet de
cliënt empoweren als je niet empowerde medewerkers hebt. Je dient als leidinggevende ook in staat te zijn om professionals in hun kracht te zetten. Dit betekent dat je als leidinggevende goed moet weten wat de professional doet, maar ook moet durven loslaten. Het moet soms een keer misgaan voordat het tussen de oren komt.”
Aspecten van de acht bakens van WNS komen steeds meer terug in de praktijk,
waaronder gericht op de vraag achter de vraag, gebaseerd op de eigen kracht van de burger, direct er op af en integraal werken. Een deel van de professionals beschikt
volgens de leidinggevenden over competenties die aansluiten bij de acht bakens van WNS en sluiten aan bij wat van hen gevraagd wordt binnen de Wmo. Een andere
groep professionals heeft volgens de leidinggevenden training of scholing nodig om
burgers op een andere manier te benaderen en het gesprek aan te gaan. De leidinggevenden benoemen dat niet verwacht mag worden van professionals dat zij
van de ene op de andere dag volledig volgens de acht bakens werken. Een leidinggevende geeft aan: “Van iemand die twintig jaar lang opbouwwerker is
geweest mag je niet ineens verwachten dat hij zomaar ineens heel andere, generalistische dingen gaat doen. Je moet wel goed kijken naar wat er mogelijk is en haalbaar en ook aansluiten bij wat die professional goed kan. Waarom zou je dat wat goed gaat veranderen? Het is belangrijk dat goed af te stemmen met elkaar.”
25
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Voor professionals binnen het welzijnswerk is het mogelijk om deel te nemen aan
scholingsprogramma’s vanuit de overheid die afgestemd zijn op de specifieke vraag van de welzijnsorganisatie. Een zorgorganisatie is Enschede is gestart om haar
medewerkers te trainen in gespreksvaardigheden, opdat ze voldoende toegerust zijn om op een andere wijze de burger te benaderen.
Aan de ene kant beamen leidinggevenden dat professionals een start hebben gemaakt met ‘de kanteling’ in de vorm van het werken volgens de bakens van WNS.
Aan de andere kant geven leidinggevenden aan dat de vrije, discretionaire ruimte en
de handelingsvrijheid van de professional in het gedrang komt als het handelen van
de professional teveel wordt geprotocolliseerd. Professionals dienen de ruimte en mogelijkheden te hebben om keuzes te maken, mits ze deze maar kunnen verantwoorden.
3.3.3 Toekomst Volgens de leidinggevenden vragen de ontwikkelingen in de praktijk om een
kanteling in denken en doen van zowel burgers, professionals en organisaties. In verschillende organisaties is men bezig om de kanteling bij de professional in gang
te zetten door middel van een scholingstraject. De kanteling bij de burger is volgens
de leidinggevenden ook een taak voor de professional. Deze moet kunnen omgaan
met mogelijke, veronderstelde weerstanden van de burger. De burger wordt immers ineens aangesproken op zijn eigen verantwoordelijkheden door de overheid, daar
waar hij dat niet gewend was en dit kan leiden tot weerstand. Een leidinggevende
geeft aan: “Je moet een professional voldoende handvatten geven, zodat hij de cliënt
op een andere manier gaat benaderen. Maar ook dat hij weet hoe hij met weerstand kan omgaan.”
Leidinggevenden geven aan dat op organisatieniveau professionals elkaar nog beter
moeten gaan vinden en meer in samenwerking met elkaar kunnen bereiken voor de
burger. Deze samenwerkingsvormen zijn op dit moment volop in gang gezet in de gemeenten Hengelo en Enschede, door onder andere het sleutelteam (Hengelo) en wijkgerichte
teams
als
wijkzorgteams
en
wijkcoaches
(Enschede).
Huidige
professionals moeten een kanteling gaan maken, met name in denken en doen vanuit
de
Wmo-kaders.
Deze
gedragsverandering
vraagt
ten
eerste
om
bewustwording van de veranderende rol en positie van de professional. Scholing van huidige professionals op het gebied van gedrags- en attitudeverandering speelt hierin
een
belangrijke
rol.
Met
deze
attitudeverandering
hangen
de
houdingsaspecten als stevig in de schoenen staan, positie innemen en overstijgend
kunnen kijken, samen. De professional dient veel meer ‘open’ of ‘blanco’ een situatie
in te kunnen gaan om daadwerkelijk te kijken wat er speelt bij de burger en wat zijn
echte vraag is. Dit betekent dat de professional tevens in staat moet zijn om andere
gesprekstechnieken toe te kunnen passen en meer achterover dient te leunen en de
burger te stimuleren om zelf actief te worden in plaats van oplossingen aandragen voor de burger en alles over te nemen.
26
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
3.4
Bevindingen medewerkers
Het focusgroepinterview is gehouden met vier P&O/HRM/staf/beleidsmedewerkers (N=4), hierna te noemen medewerkers. Achtereenvolgens zullen de bevindingen
weergegeven worden aan de hand van de kernthema’s in de volgende drie subparagrafen.
3.4.1 Huidige situatie Door de medewerkers worden een aantal veranderingen onderscheiden. De meest dominante verandering die genoemd wordt, en die andere veranderingen in het
werkveld tot gevolg heeft, is de terugtrekkende overheid. Dit heeft directe consequenties voor de financiering van het werk. Concreet houdt dit in dat
organisaties niet meer die diensten of producten kunnen leveren die ze een aantal
jaar geleden nog wel konden leveren. Er worden een drietal veranderingsslagen geschetst door een medewerker die beaamd worden door de andere medewerkers.
Ten eerste zullen professionals zich verder moeten terugtrekken uit de uitvoering. Het gat dat ontstaat dient te worden opgevuld door vrijwilligers, waarmee de rol van de professional veel meer komt te liggen op het goed kunnen coachen, vinden en
binden van vrijwilligers. Ten tweede zullen de specialistische functies van professionals meer in een teamverband georganiseerd worden binnen wijken. Op die wijze wordt toegewerkt naar generalisten die ieder een eigen expertise behouden.
Binnen het samenwerkingsverband op wijkniveau dient dan integraal gekeken te worden naar wat er in de wijk speelt. De voorheen individuele professionals zullen veel meer onderdeel gaan uitmaken van een team van professionals. De derde belangrijke verandering die wordt aangegeven is het sociaal makelaarschap, waarbij
professionals steeds meer de rol moeten ontwikkelen om te kunnen pendelen tussen vragen en problemen van mensen, mogelijkheden om dit zelf op te lossen of het
netwerk in te schakelen. De professional dient daarin te kunnen organiseren en te verbinden en dient niet alleen naar de burger te kijken, maar naar de burger in zijn
gehele context. Een medewerker noemt hierover: “Het is nu steeds meer ‘zorgen dat’
in plaats van ‘zorgen voor’ zoals het jarenlang was. Een professional dient veel meer een bredere manier van kijken te hebben en meer de gehele context van de burger mee te nemen in de ondersteuning.”
Volgens de medewerkers heeft de Wmo de veranderingen niet zozeer in gang gezet, maar meer versnelt. Bezuinigingen worden door de medewerkers gezien als directe consequentie van de uitvoering van de Wmo.
Door de medewerkers wordt aangegeven dat men in de verschillende organisaties
bezig is met de ontwikkeling van nieuwe functieprofielen, omdat de bestaande functieprofielen niet meer voldoen, doordat taken, werkzaamheden en rollen van verschillende professionals andere competenties vereisen. Een medewerker zegt hierover: “De ontwikkeling is dat steeds meer een beroep wordt gedaan op het
zelfoplossend vermogen, eigen kracht van de groep mensen die een beroep op je doet. Dat vergt weer een andere vorm van professionele ondersteuning van die hulpverlener, dus vraagt dat een andere competentie van je medewerker.” Een andere medewerker geeft aan: “De traditionele hulpverlener die verdwijnt, omdat je steeds nadrukkelijker mensen krijgt die een organiserende en coachende rol krijgen
27
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
om netwerken en sociale netwerken in een wijk te activeren.” Een ontwikkeling die een belangrijke rol speelt in deze veranderingen in beroepen en functies is de meer
wijkgerichte aanpak waarin professionals samenwerken met andere professionals en vrijwilligers ten behoeve van de burger.
3.4.2 Mening over ontwikkelingen Over het algemeen geven medewerkers aan redelijk positief over ontwikkelingen in
de praktijk te zijn en de daaruitvloeiende veranderingen. Maar het brengt ook spanningen en knelpunten met zich mee, aangezien enerzijds bezuinigingen en inkrimpen op de agenda staan en anderzijds invulling gegeven moet worden aan de
veranderende eisen. Dit staat volgens de medewerkers soms lijnrecht tegenover elkaar.
Een
medewerker
geeft
aan
sceptisch
tegenover
de
verschillende
ontwikkelingen te staan, omdat een door verandering van kabinet ineens heel andere
besluiten kunnen worden genomen en ingezette veranderingen niet duurzaam
kunnen zijn. Alle medewerkers beamen dat nog teveel vanuit de korte termijn gedacht wordt en onvoldoende rekening wordt gehouden met structurele inbedding
van nieuwe werkvormen in organisaties en financieringsstromen. Een medewerker noemt als voorbeeld het door subsidie mogelijk gemaakte project ‘de zichtbare schakel’ en het korte termijn denken dat bij deze financieringsvorm hoort. De
medewerker geeft aan: “Nu met deze financieringsstroom en de projectstatus hoeft
er geen indicatie te zijn, maar hoe geven we straks die handen en voeten aan het stellen van indicaties, want het moet wel vorm worden gegeven binnen de organisatie. Je loopt dus tegen financiële grenzen, eigen instellingsgrenzen en grenzen ten aanzien van de doelgroep aan.” Een andere medewerker geeft hierover aan: “Er zitten nu grenzen aan bepaalde werkzaamheden omdat er schotten zijn. En die schotten zijn domein, of doelgroep of financiering, maar er zitten schotten. En het is heel ingewikkeld om dat uit elkaar te halen.” Daarnaast wordt als knelpunt genoemd dat ontwikkelingen in de praktijk en eisen vanuit de overheid door elkaar lopen en elkaar soms kunnen bijten. Door de marktwerking in de zorg komen
organisaties soms in de knel te zitten. Professionals weten elkaar wel te vinden, maar op managementniveau bijt dat elkaar omdat er belangenverstrengeling is. Een medewerker geeft hierover aan: “In het kader van Wmo zit een aantal partijen vooraf
bij elkaar. En ik zie in Twente openheid en bereidheid om met elkaar dingen aan te pakken en goed neer te zetten. Een aantal partijen pakt dat wel goed op. Maar het is jammer dat bepaalde dingen aan hun eigen succes ten onder gaan, zoals een project rondom inburgeren nieuwe stijl waar onder andere financiële ondersteuning wordt geboden. Doordat er teveel vraag is en het budget is tot zover en dan houdt het op en mag ik weer reorganiseren.”
Door de medewerkers wordt het als een uitdaging gezien om organisaties en daarmee de professionals te laten ‘kantelen’. Dit is een proces waar men nu midden
in zit door stimuleringsprogramma’s vanuit de overheid, zoals Welzijn Nieuwe Stijl (WNS). Door te ‘kantelen’ ontstaan er kansen voor professionals om dichterbij de
burger te gaan staan. Aspecten van de acht bakens WNS worden door medewerkers teruggezien in de praktijk. De mate waarin de professional ermee te maken heeft
hangt af van zijn rol en werkzaamheden. Daarnaast is de veranderingsslag bij
28
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
professionals niet mogelijk op korte termijn, maar is een ontwikkeling waar men nu in de praktijk mee bezig is. Bovendien geven medewerkers aan dat er een groep
professionals zal blijven die niet zomaar verandert. Een medewerker geeft hierover
aan: “Van iemand die jarenlang jongerenwerker is geweest, mag je niet ineens
verwachten dat hij van de ene op de andere dag de burger, dus ouderen, kinderen etc. als doelgroep ziet en vanuit een integrale benadering te werk gaat. Dat moet je goed afstemmen met elkaar en je moet mensen ook laten doen waar ze goed in zijn. Dus ze mogen ook hun eigen specialisatie houden, maar wel leren om niet meer als individu te werk te gaan, maar vanuit de samenwerking in die wijkgerichte benadering.” 3.4.3 Toekomst Verschillende medewerkers geven aan dat de huidige en toekomstige ontwikkelingen
in het werkveld vragen om een goede inbedding in structuren van organisatie(s) en
afstemming tussen organisaties. De totstandkoming van wijkteams is hiervan een voorbeeld. Er dient voor gewaakt te worden dat er duidelijke en korte lijnen zijn
tussen professionals onderling, tussen professionals en burgers en tussen betrokken instanties. Alleen dan kan de maatschappelijke ondersteuning volledig tot zijn recht komen binnen het kader van de Wmo.
Daarnaast dienen organisaties verdere invulling te geven aan functieprofielen van beroepen in het werkveld, het sociaal agogische domein. Er worden andere eisen aan
professionals gesteld die inhouden dat huidige professionals bij- en nageschoold dienen te worden, maar ook dat toekomstige professionals toegerust worden met de
benodigde competenties. Het gaat niet zozeer om totaal andere werkwijzen volgens de medewerkers, maar meer om een andere zienswijze en daarmee samenhangend
een andere attitude en manier van benaderen van burgers. Medewerkers geven aan
dat scholing met name dient te liggen op het meer integraler leren werken vanuit een bredere context en als professional enerzijds naast iemand kunnen staan en de
eigen regie van de burger nastreven en anderzijds voor iemand gaan staan en waar
nodig dwang en drang kunnen toepassen. Hierbij horen (oplossingsgerichte)
gespreksvaardigheden, waarbij aandacht is voor vraagverheldering van burgers en het denken met de burger in plaats van voor de burger. Dit vergt tegelijkertijd van
professionals dat zij een andere attitude aannemen, een meer open houding en gericht op mogelijkheden in plaats van beperkingen. Deze omslag is volgens
medewerkers niet direct te maken door scholing, maar dient ingebed te zijn in alle aspecten
van
de
nascholingstrajecten)
verschillende
in
het
sociaal
opleidingen
agogische
(MBO,
domein.
HBO Het
en
vergt
bij-
en
namelijk
gedragsverandering die alleen kan plaatsvinden als huidige en toekomstige professionals bewust zijn van ontwikkelingen en de veranderde eisen die dit aan hen stelt.
29
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
3.5
Conclusie
In deze paragraaf worden de conclusies geformuleerd ten aanzien van het
praktijkonderzoek. In de volgende drie subparagrafen worden achtereenvolgens
conclusies geformuleerd voortkomend uit de bevindingen van de drie focusgroepen,
waarbij zal worden ingegaan op de ervaren ontwikkelingen in de praktijk ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische domein.
3.5.1 Conclusie professionals Er kan worden geconcludeerd dat professionals ontwikkelingen ervaren op het
gebied van organisatorische veranderingen die direct veranderingen tot gevolg
hebben ten aanzien van hun werkzaamheden. De meest opvallende ontwikkeling, voortkomend
uit
veranderingen
in
visies
en
daarmee
samenhangende
beleidsveranderingen op lokaal niveau, is het steeds meer wijkgericht werken waarbij verschillende disciplines (professionals) samen in een samenwerkingsverband of
netwerk de maatschappelijke ondersteuning van de burger in de wijk neerzetten. De relatie van de ontwikkelingen met de Wmo wordt door professionals niet expliciet aangegeven, wat mogelijk kan duiden op het zich niet bewust zijn van de gevolgen die de Wmo voor de veranderende eisen aan de professional heeft. Professionals
verwachten dat het wijkgerichte werken verder zal worden doorontwikkeld en dat zij
te maken zullen krijgen met meer frontlijnsturing. Professionals dienen steeds meer
in staat te zijn om als een generalist in een bredere context rondom de burger te
werken, met behoud van eigen specialisatie. De ontwikkelingen vragen daarnaast van professionals dat zij kennis hebben van verschillende doelgroepen, trends en
ontwikkelingen en op de hoogte zijn van de Wmo. Daarnaast vragen de
ontwikkelingen dat professionals over de volgende vaardigheden beschikken: outreachend werken, kunnen netwerken, kunnen werken vanuit een brede context, de burger activeren en een actieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van beleid.
Voor de attitude van professionals houden bovenstaande aspecten in dat zij in hun
benadering de burger vanuit zijn eigen kracht benaderen, rekening houdend met de gehele context van de burger. Dit vraagt van de scholing van professionals dat zij over de grenzen van hun eigen domein moeten leren te kijken.
3.5.2 Conclusie leidinggevenden Leidinggevenden relateren de ontwikkelingen in het werkveld niet zozeer aan de
komst van de Wmo, maar meer aan reeds voor de Wmo ingezette veranderingen ten aanzien
van
financieringsstructuren.
Ontwikkelingen
vinden
volgens
de
leidinggevenden met name plaats rondom organisaties en gemeenten en hebben directe gevolgen voor de inzet van professionals, maar ook voor de eisen die aan
professionals worden gesteld. Leidinggevenden zien als belangrijkste taak van professionals dat zij in staat zijn om de burger ‘in zijn kracht te zetten’. De
professional moet het initiatief meer bij burgers laten, maar tegelijkertijd de burger ondersteunen bij het nemen van meer eigen verantwoordelijkheid en regie. Daarvoor is nodig dat ook de professional ‘in zijn kracht staat’, oftewel autonoom is, en dat dit
binnen de organisaties nagestreefd wordt. Volgens leidinggevenden zijn niet alle
30
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
huidige professionals binnen de organisaties op dit moment competent om te kunnen voldoen aan de veranderende eisen die aan de professional worden gesteld,
zoals het versterken van eigen kracht van de burger, de vraag achter de vraag
duidelijk krijgen en het eropaf gaan. Voor deze groep professionals is scholing en
coaching gewenst, met name op het gebied van gedrags- en attitudeverandering en daarmee samenhangend ook (gespreks)vaardigheden en kennis ten aanzien van een
breder domein. Opvallend is dat leidinggevenden aangeven dat ook een deel van de
professionals in het werkveld reeds beschikt over benodigde competenties om te
kunnen functioneren in het veranderende werkveld. Leidinggevenden geven aan dat van de professional verwacht wordt dat hij steeds meer in netwerksamenwerkingen
kan afstemmen met anderen (professionals en vrijwilligers) en resultaat- en doelgericht
verschillende
kan werken. Professionals dienen volgens vaardigheden
te
beschikken:
vrijwilligers
leidinggevenden
kunnen
activeren
over
en
motiveren, eigen handelen kunnen verantwoorden, aansluiten bij de vraag van de
burger, coachingsvaardigheden, gespreksvaardigheden, om kunnen gaan met weerstanden, overstijgend kunnen denken, kunnen ondernemen en regie durven delen. Dit vraagt ten aanzien van de attitude van professionals dat zij creatief zijn, open en neutraal zijn, generalist zijn en dat zij eigen krachten en valkuilen kennen. Professionals hebben vanuit organisaties vrije, discretionaire ruimte nodig om hun
werk in een veranderend werkveld goed te kunnen doen. Er kan worden gesteld dat
professionals de regels moeten kennen, maar tegelijkertijd moeten kijken hoe ze hier flexibel en creatief invulling aan geven.
3.5.3 Conclusie medewerkers Er
kan
worden
geconcludeerd
dat
medewerkers
(P&O,
HRM,
staf-
en
beleidsmedewerkers) de huidige ontwikkelingen in het werkveld toeschrijven aan een steeds meer terugtredende overheid, waardoor financieringsstructuren anders vormgegeven worden en de maatschappelijke ondersteuning aan burgers anders
moet worden georganiseerd. Dit leidt tot veranderingen die directe gevolgen hebben voor professionals. Zij zullen zich steeds verder moeten terugtrekken uit de
uitvoering en samenwerkingsrelaties aan te gaan met vrijwilligersnetwerken om het
ontstane gat op te vullen. Daarnaast is het organiseren van specialistische functies in een teamverband in wijken een ontwikkeling die op dit moment plaatsvindt. Professionals behouden ieder hun expertise, maar werken meer integraal en
wijkgericht samen, waardoor een generalistische aanpak ontstaat. Het sociaal makelaarschap waarin de professional de linking pin is en zaken rondom de burger met elkaar verbindt is eveneens een belangrijke ontwikkeling die wordt ervaren door
medewerkers. Als gevolg van deze ontwikkelingen zijn organisaties bezig met het vormgeven
van
nieuwe
functieprofielen
van
professionals.
De
benodigde
competenties van professionals zijn gelegen in gespreksvaardigheden, de gehele
context van de burger kunnen bekijken, vrijwilligers kunnen werven, coachen en binden, eigen kracht van de burger kunnen stimuleren en coachen, drang en dwang toe kunnen passen en pro-actief kunnen handelen. Dit vraagt van de professional
een attitudeverandering waarin hij meer gaat kijken naar mogelijkheden in plaats van
beperkingen. Voorwaarde voor deze verandering is dat de professional eigen
31
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
kwaliteiten en valkuilen moet kennen, zodat hij weet wanneer hij zelf een rol van betekenis kan spelen in de ondersteuning aan de burger of wanneer hij de expertise
bij iemand anders moet halen. Knelpunten die zich op dit moment voordoen in de
praktijk hebben te maken met (financiële) randvoorwaarden en schotten in en tussen organisaties.
Daardoor
zijn
er
belangenverstrengelingen
binnen
netwerksamenwerkingen. Voor de toekomst is het van belang dat met elkaar meer naar de lange termijn wordt gekeken om een zo goed mogelijke inbedding van werkwijzen, functies en financieringsstromen in organisaties plaats te laten vinden.
3.5.4 Conclusie vraagstelling Op basis van de voorgaande conclusies kan in deze laatste subparagraaf worden
geconcludeerd dat er verschillende ontwikkelingen in het werkveld worden ervaren ten aanzien van de vereiste competenties van beroepen in het sociaal agogische
domein. Deze geschetste ontwikkelingen komen grotendeels overeen met dat wat in de documentenanalyse naar voren is gekomen.
Professionals, leidinggevenden en medewerkers van verschillende organisaties betrokken bij de Wmo-werkplaats Twente ervaren ontwikkelingen en veranderingen op het gebied van nieuwe samenwerkingsstructuren, als het meer wijkgericht werken
en de sturing van maatschappelijke ondersteuning vanuit wijk(zorg)teams. Daarnaast ervaren zij de hiermee samenhangende veranderende rol van de professional. Professionals
worden
steeds
meer
ingezet
vanuit
hun
expertise
in
een
generalistische rol. Deze generalistische rol houdt in dat de professional niet alleen naar de individuele burger kijkt, maar de gehele context van de burger meeneemt. In
de basis dienen professionals op dezelfde wijze te werken, maar wordt verwacht dat
zij zelf kunnen inschatten wanneer hun eigen expertise niet meer voldoet en zij buiten hun eigen kaders dienen te kijken en de expertise van anderen in te
schakelen. Dit vergt competenties van professionals op het gebied van het
daadkrachtig kunnen signaleren en analyseren van vragen van burgers, burgers te ondersteunen in het ontwikkelen van hun eigen kracht, vanuit een integrale aanpak te werk te gaan en buiten de eigen kaders van de organisatie te kunnen kijken.
Competenties die professionals, leidinggevenden en medewerkers noemen komen in essentie grotendeels met elkaar overeen. Opvallend is dat professionals zelf niet
aangeven dat het werven en samenwerken met vrijwilligers van belang is, terwijl
leidinggevenden en medewerkers (P&O, HRM, staf- en beleidsmedewerkers) wel aangeven dit als belangrijke competentie te zien van professionals binnen de Wmo.
Het is de vraag in hoeverre professionals hier al daadwerkelijk mee geconfronteerd zijn. In ieder geval kan het worden gezien op basis van de bevindingen als een belangrijk aandachtspunt voor de competentieontwikkeling van professionals.
Een aangegeven zorg door de deelnemers aan de focusgroepen, die niet uit de
documentenanalyse naar voren is gekomen, is dat niet alle burgers het zonder ondersteuning van professionals kunnen redden. Het verdient aanbeveling om hier
goed naar te kijken. Een ander knelpunt ligt op het gebied van de financiële belangenverstrengelingen
van
verschillende
organisaties
in
samenwerkings-
verbanden. Meer oog voor de lange termijn en duidelijke afstemming tussen organisaties is van belang om nieuwe werkwijzen en benaderingen te bestendigen.
32
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
In dit hoofdstuk zijn de bevindingen en conclusies van het praktijkonderzoek geschetst. In het volgende hoofdstuk zal de conclusie op de centrale vraagstelling van het onderzoek worden geformuleerd en zullen aanbevelingen gegeven worden
ten aanzien van de invulling van de rol van de nieuwe professional in het sociaal agogische domein.
33
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Hoofdstuk 4
Conclusies en aanbevelingen
In dit hoofdstuk zal in de eerste paragraaf de conclusie ten aanzien van de centrale vraagstelling van het onderzoek worden weergegeven. Deze vraagstelling luidt: Welke competenties heeft de professional in het sociaal agogische domein nodig om
te kunnen voldoen aan de veranderende eisen voortkomend uit trends en
ontwikkelingen? Vervolgens zullen in paragraaf twee aanbevelingen worden gegeven ten behoeve van de invulling van de rol van de nieuwe professional binnen het
sociaal agogische domein. Meer specifiek richten deze aanbevelingen op het vormgeven van het scholingstraject in de tweede en volgende fase van dit project. 4.1
Conclusie centrale vraagstelling
De geschetste ontwikkelingen en veranderingen in het werkveld komen grotendeels De geschetste ontwikkelingen en veranderingen in het werkveld komen grotendeels overeen
met
de
geschetste
ontwikkelingen
in
de
documentenanalyse.
De
overeenkomsten zijn gelegen in een meer generalistische en integrale aanpak binnen samenwerkingsverbanden
waar
diverse
disciplines
vertegenwoordigd
door
professionals. Bakens van Welzijn Nieuwe Stijl worden teruggezien in het werkveld en op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat er een veranderingsslag in het
werkveld plaatsvindt als gevolg van de ontwikkelingen. Deze omslag, ook wel
kanteling genoemd, bevindt zich in de beginfase. De kanteling dient door
verschillende partijen (burgers, professionals en organisaties) gemaakt te worden. Dit vraagt van de professional dat hij zich flexibel en creatief moet kunnen bewegen tussen
veranderende
verwachtingen
en
eisen
van
burgers,
organisaties
en
gemeenten. De kern is dat de professional oog moet hebben voor de gehele context, zowel die van de burger als van samenwerkingsverbanden waar hij deel van uit
maakt. Het vraagt meer dan voorheen van de professional dat hij domeinoverstijgend
kan kijken en handelen. Op organisatieniveau is de kanteling zichtbaar in de vorming
en doorontwikkeling van wijk(zorg)teams, met daarbij een ontwikkeling naar een frontlijnsturing. Er is een begin gemaakt binnen gemeenten en organisaties ten
aanzien van de omslag in het denken, de attitude en het handelen van professionals door
onder
andere
scholingstrajecten
binnen
organisaties.
Parallel
aan
de
kantelingen van organisaties en professionals loopt de kanteling van burgers. Professionals hebben een rol van betekenis om de kanteling onder burgers plaats te laten vinden.
Van de huidige en toekomstige professional wordt verwacht dat hij over het
algemeen dient te kijken naar wat de burger en zijn omgeving zelf kan en uit te gaan van de kracht van de burger. Dit houdt in dat de professional problemen van burgers
niet hoeft over te nemen, zoals in het verleden meer het geval was, maar gaat kijken
samen met de burger welke ondersteuning hij zou kunnen gebruiken om zoveel
mogelijk de eigen verantwoordelijkheid te kunnen nemen en regie te kunnen houden over het eigen leven. In de kern gaat het om enerzijds naast de burger staan en iemand ondersteunen in zijn eigen regie, anderzijds dient de professional ook voor de burger te kunnen staan en daar waar nodig dwang en drang te kunnen toepassen. Er kan worden geconcludeerd dat de focus van de professional veranderd is, doordat
34
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
de professional niet vanuit het aanbod of de specifieke vraag van de burger kijkt, maar meer naar het probleem in de gehele context.
Uit de praktijk is naar voren gekomen dat niet alle burgers de regie zelf kunnen
houden. Er blijft een groep burgers bestaan die professionele hulp en ondersteuning van de professional (al dan niet in samenwerking met vrijwilliger) nodig blijft
houden. Professionals en organisaties dienen te kijken en met elkaar af te stemmen hoe zij deze groep burgers hulp en ondersteuning kunnen blijven bieden.
De samenwerking tussen professionals en vrijwilligers zal er anders uit komen te zien, waarbij de vrijwilliger meer verantwoordelijkheden krijgt en de professional
moet leren verantwoordelijkheden los te laten. De professional dient te kijken waar vrijwilligers ingezet kunnen worden, actief vrijwilligers te werven en te coachen.
Organisaties dienen professionals en vrijwilligers mogelijkheden te bieden om duurzaam met elkaar te kunnen samenwerken. Tussen
organisaties
en
professionals
kunnen
in
samenwerkingsverbanden
belangenverstrengelingen ontstaan op het gebied van financiën, indicaties en overlap tussen hulpaanbod. Meer oog voor de lange termijn en duidelijke afstemming
tussen
organisaties
is
van
belang
om
nieuwe
werkwijzen
en
benaderingen verder vorm te kunnen geven en in te kunnen bedden in organisaties.
Enerzijds zou een sturende rol van de subsidieverstrekker hieraan tegemoet kunnen komen. Anderzijds dient afgestemd te worden in hoeverre de subsidieverstrekker inhoudelijk de hulp en ondersteuning aan burgers kan bepalen.
Op basis van de documentenanalyse en het praktijkonderzoek kan worden
geconcludeerd dat de kern van de gevraagde verandering van de professional met name een verandering van houding en benadering naar de burger is. Het gaat hierbij dan om een open, neutrale basishouding waarin de professional alleen
ingrijpt als dit nodig is. Dit betekent met meer terughoudendheid professioneel ingrijpen en waar mogelijk eerst ondersteuning van het netwerk van de burger of
vrijwilligers stimuleren en activeren. Samenhangend met deze veranderende attitude zijn specifieke competenties op het gebied van kennis van een breder domein,
gespreksvaardigheden en vaardigheden om over de grenzen van het eigen domein heen te kunnen kijken. Professionals in het werkveld blijken aan het begin te staan
van deze attitudeomslag. Zij kunnen huidige competenties zo inzetten dat zij een bredere focus hebben en daardoor de burger in zijn context benaderen. Daardoor
zullen zij in staat zijn om in samenwerking met netwerken van burgers, vrijwilligers en professionals in een breder domein ondersteuning te kunnen bieden. Scholing,
ontwikkelingsmogelijkheden en duurzame samenwerking tussen professionals kunnen eraan bijdragen dat de professional over zijn eigen domein leert kijken en de burger in zijn context ondersteunt en activeert.
De competenties van professionals kunnen op drie niveaus weergegeven worden, te weten op microniveau (in samenwerking met en ondersteuning van de burger), op
mesoniveau (in samenwerking met andere professionals, organisaties en vrijwilligers) en op macroniveau (domein overstijgend en over eigen grenzen heen).
In Tabel 4.1 zijn de competenties uiteengezet op basis van de conclusies.
35
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Tabel 4.1. Competenties professionals op micro-meso-macroniveau
Competenties professional
Niveau Micro
Meso
Macro
x
x
x
Contextbenadering (brede focus)
x
x
x
Open en neutrale houding
x
x
Samenwerken met vrijwilligers
x
x
Signaleren, analyseren, inleven, (outreachend) handelen, legitimeren en verantwoorden, stimuleren, vertalen,
schakelen en verbinden (Holsbrink-Engels, Engelbertink & Schaap, 2010)
Afstemmen
x
x
x
Creatief en flexibel zijn (discretionaire
x
x
x
Uitgaan van eigen kracht
x
x
ruimte gebruiken)
Domeinoverstijgend kijken en handelen
x
x
x
Genoemde competenties kunnen worden gezien als generieke competenties, die huidige en toekomstige professionals nodig hebben binnen het veranderend
werkveld. De kern van de competenties is dat de professional de burger en zijn gehele context als uitgangspunt neemt en in staat is om creatief naar oplossingen te zoeken
met
burgers,
vrijwilligers
samenwerkingsverbanden. 4.2 Op
en
andere
professionals
binnen
aanbevelingen
worden
Aanbevelingen basis
van
de
conclusies
kunnen
verschillende
geformuleerd die een bijdrage kunnen leveren aan de verdere invulling van de rol van de Wmo-professional.
- Om huidige professionals in het sociaal agogische domein voldoende bekwaam te laten worden, dient scholing aan professionals zich met name te richten op bewustwording
van
de
veranderende
rol
en
de
daaruit
voortkomende
competenties. In de scholing dient aandacht geschonken te worden aan hoe professionals huidige competenties in een nieuwe, bredere context kunnen plaatsen.
Daardoor
zal
de
professional
een
bredere
focus
krijgen,
domeinoverstijgend kunnen kijken en de burger en zijn omgeving als uitgangspunt nemen.
- Het is van belang dat professionals zich bewust zijn van het gedachtegoed van de Wmo (acht bakens Welzijn Nieuwe Stijl) en Wmo-kaders binnen organisaties. Om een attitudeverandering bij professionals na te kunnen streven, dienen zij
zich bewust te zijn van de veranderende visies. Daarnaast dienen zij geactiveerd
te worden binnen hun organisaties om actief competenties te ontwikkelen.
- Toekomstige professionals dienen in initiële opleidingen in aanraking te komen
met de competenties die het werkveld van hen vraagt. Opleidingen in het sociaal agogische
domein
leveren
beginnende
beroepsbeoefenaren
af
en
deze
beginnende professionals dienen zich in het werkveld verder te kunnen
36
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
ontwikkelen en bekwamen. Het is wenselijk dat de opleidingen en het werkveld
samen gaan onderzoeken hoe zij deskundigheidsbevordering in de vorm van
‘learning on the job’ kunnen vormgeven. De initiële opleidingen dienen toekomstige professionals de houding en contextgerichtheid van de Wmoprofessional bij te brengen, zodat zij als beginnend professional voldoende
competent zijn. Daartoe is het van belang dat ook docenten binnen de initiële opleidingen voldoende kennis hebben over hoe de Wmo in de praktijk
- Verschillende organisaties zijn bezig met de vormgeving en invulling van functieprofielen in het sociaal agogische domein. Het is aan te bevelen dat
organisaties in samenwerking met elkaar afstemming en samenhang creëren in functieprofielen, zodat de veelheid aan functies wordt teruggebracht en duidelijk is wat onder de functieprofielen verstaan wordt.
- Professionals hebben discretionaire ruimte nodig om binnen de kaders, maar
vooral ook domeinoverstijgend te werken. Deze discretionaire ruimte maakt het
handelen van de professional effectiever en efficiënter. Daardoor zal ook
bureaucratie verminderen. Van organisaties vraagt dit dat zij de professional ruimte bieden en toezien op outcome; het maatschappelijk effect van de geboden ondersteuning.
- Op dit moment worden knelpunten in samenwerkingsverbanden in de praktijk gesignaleerd
die
te
maken
hebben
belangenverstrengelingen
tussen
professionals/organisaties onderling. Deze knelpunten hebben te maken met
schotten in en tussen organisaties en (financiële) randvoorwaarden. Afstemming op dit gebied tussen organisaties en professionals is nodig om optimale en duurzame ondersteuning aan de burger te kunnen bieden, maar ook om nieuwe
werkwijzen en benaderingen verder vorm te kunnen geven en in te kunnen bedden in organisaties. Er zou gekeken kunnen worden hoe financiering gedeeld kan worden tussen organisaties binnen een samenwerkingsverband. Daarnaast
dient gekeken te worden in hoeverre de subsidieverstrekker een sturende (regie)
rol dient te hebben ten aanzien van deze afstemming en inbedding enerzijds en de concrete invulling van de hulp en ondersteuning anderzijds.
37
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Hoofdstuk 5
Eerste opzet scholing
In dit hoofdstuk wordt een eerste opzet van de scholing weergegeven. Deze wordt, in samenwerking met kern- en schilpartners, verder uitgewerkt en gegeven in november/december 2011.
Opzet scholing Wmo-professional Doel
Uitvoerders/professionals van uiteenlopende
Groepsgrootte
Tien tot vijftien deelnemers
Duur
Twee dagdelen van elk ongeveer drie à vier uur
Doel
Professionals kunnen domeinoverstijgend handelen en
Toetsing
Presentatie aan collega-professionals en middenkader
organisaties binnen het domein zorg en welzijn
de burger vanuit zijn context benaderen
van organisaties over veranderingen in huidige handelingswijzen en nieuwe benaderingen van professionals
Inhoud
-
Informeren over nieuwe werkvormen (adhv
video-opnamen: een kijkje in de keuken van verschillende professionals) en de
veranderingen die dit voor de professional -
-
inhoudt.
Professionals vullen reflectietool (adhv
Handreiking Professioneel Ondersteunen) in en wisselen benodigde competenties uit.
Professionals oefenen aan de hand van
casuïstiek uit hun eigen praktijk met andere
benaderingswijzen en de daarvoor benodigde competenties. De casuïstiek dient geschikt te zijn om de burger in zijn brede context te kunnen benaderen. -
In een presentatie aan collega-professionals en het personen uit het middenkader van organisaties in zorg en welzijn zetten professionals uiteen hoe zij nieuwe
benaderingswijzen inbedden in de bredere context van de burger.
38
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Literatuur Aa, A. van der & Konijn, T. (2001). Ketens, netwerkregisseurs en ketenontwikkeling. Utrecht: Lemma
Bratti-van der Werf, M., Holsbrink-Engels, G., Braun, M., Jacobs-Ooink, M., Jaspers, R. & Dieren, S. van (2011). Duurzaam samenwerken. Een onderzoek naar de
succesfactoren en valkuilen van netwerksamenwerking in de regio Twente.
Enschede: Saxion, Wmo-werkplaats Twente Netwerkregie
Ewijk, H. van (2010). Maatschappelijk werk in een sociaal gevoelige tijd. [Elektronische versie]. Verkregen op 18 januari 2010 via
http://www.uvh.nl/uploadeddocumenten/850191%20Maatschappelijk%20werk %20BW(1).pdf
Holsbrink-Engels, G.A., Engelbertink, M. & Schaap, I. (2010). Zorgnetwerken voor
cliënten met meervoudige problemen. Werken binnen de kaders van de Wmo en AWBZ. Den Haag: Boom Lemma uitgevers
Holsbrink-Engels, G.A. (2010). Wmo-professionals in wording. Sociaal bestek, 10, 20-23
Kwekkeboom, R. & Steyaert, J. (2009). Een generalist die durft te ondernemen. WMO vraagt om andere professionals. SoziO, 89, 42-45
Lans, J. van der (2010). Eropaf! De start van het nieuwe sociaal werk. AmsterdamAntwerpen: Uitgeverij Augustus
Linders, L., Bouma, I. & Steyaert, J. (2008). Nieuw beleid, nieuwe professionals.
Implicaties van de Wmo voor hulpverleners. [Elektronische versie]. Verkregen op 15 februari 2010 via http://hbo-
kennisbank.uvt.nl/cgi/fontys/show.cgi?fid=3111 Lunenburg, I. (2010). De Wmo-consulent is een multitalent. Sociaal bestek, 10, 1519
Maso, I. & Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2011). Welzijn Nieuwe Stijl. Den Haag: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Movisie (2011). Handreiking Professioneel Ondersteunen. Kwaliteitskenmerken van
dienstverlening in de Wmo. Versie 2.0. Utrecht: Movisie
39
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Movisie (2010). Versterk uw competenties met de Wmo-leergang. [On-line]. Beschikbaar via
http://www.movisie.nl/onderwerpen/.../201009%20folder%20Wmoleergang.pdf [2010, 14 december]
Morgan, D.L. (1998). The focus group guidebook. Londen: Sage. Rabiee, F. (2004). Focus-group interview and data analysis. Proceedings of the
Nutrition Society, 63, pp 655-660. [Elektronische versie]. Verkregen op 1 februari 2011, via
http://journals.cambridge.org/download.php?file=%2FPNS%2FPNS63_04%2FS0 029665104000874a.pdf&code=dd519a08deb3a753559d97c60a9e146d Ravelli, A.J., Doorn, L. van & Wilken, J.P. (2009). Werk(en) met betekenis.
Dialooggestuurde hulp- en dienstverlening. Bussum: Coutinho
Scholte, M. (2010). Oude waarden in nieuwe tijden. Over de kracht van
maatschappelijk werk in de 21e eeuw. Haarlem: Hogeschool INHolland
40
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Bijlage I
Uitnodigingsbrief professionals
Enschede, 1 februari 2011 Beste medewerker, In december/januari jl. ben je benaderd met de vraag om deel te nemen aan een
focusgroepinterview met als thema ‘de nieuwe professional: ontwikkelingen onder invloed van de Wmo’. Via deze brief willen we je officieel vragen om deel te nemen en wordt er een korte achtergrondschets gegeven van het thema, zodat je goed
voorbereid het gesprek in kunt gaan. Het gesprek zal plaatsvinden op dinsdag 15 februari 2011 van 13.30-15.30 uur te Saxion Hogeschool, M.H.Tromplaan 28 te
Enschede. De gespreksleiders zijn Lydia Haverkort (CarintReggeland), Hans Kuipers (Logeerhuis Twente/MEE) en Mariska Jacobs-Ooink (Saxion). De deelnemers aan de
focusgroep zijn verschillende professionals/uitvoerenden werkzaam bij negen zorg-
en welzijnsorganisaties (en gemeenten), verbonden aan de Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente. Een focusgroepinterview is een gesprek met een groep
mensen over een specifiek onderwerp met als doel het uitwisselen van ervaringen en standpunten.
Wmo-werkplaatsen
In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd met als
belangrijkste doelstelling meedoen, deel uitmaken van de samenleving. Alle betrokkenen
bij
de
Wmo
hebben
met
elkaar
afgesproken
gezamenlijk
de
verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van de dienstverlening en de
beroepsuitoefening en hebben dat uitgewerkt in het programma ‘Beter in meedoen’, dat gestart is in 2008.
Het ministerie van VWS heeft in de begroting van de Wmo extra geld opgenomen om vernieuwingen in zorg en welzijn te realiseren en om professionals, die zich met de
Wmo bezighouden, (verder) te scholen. Om dit uit te voeren is een aantal lectoren zorg
&
welzijn
uitgenodigd
om
samen
met
instellingen,
beroepskrachten,
vrijwilligers en gemeenten in hun regio een programma te ontwikkelen dat zich richt
op beleidsvernieuwing en kwaliteitsverbetering. Via zes Wmo-werkplaatsen (met elk
een ander centraal thema) wordt op lokaal en regionaal niveau gewerkt aan het deel uitmaken van de samenleving. De Wmo-werkplaatsen zijn in 2009 gestart en hebben een looptijd tot 2012. Informatie over de verschillende werkplaatsen is te vinden op: http://www.wmowerkplaatsen.nl
Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente
De Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente is actief in Overijssel, meer specifiek in
Enschede, Hengelo en Haaksbergen en richt zich op de ontwikkeling, start en
oprichting van een Twents kennisnetwerk dat zich bezighoudt met het thema netwerkregie.
In deze Wmo-werkplaats wordt onderzoek gedaan naar de inzet van netwerkregie
41
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
ten
aanzien
van
het
samenspel
tussen
formele
en
informele
zorg-
en
welzijnsactiviteiten die samen een bijdrage kunnen leveren aan de vergroting van
sociale competenties en deelname van burgers aan de samenleving. Het programma bestaat uit vijf projecten:
1. Methodiek voor het coachen van vrijwilligers Dit project richt zich op het gestalte geven van een goede samenwerking tussen burgers, vrijwilligers en professionals.
2. Empowerment methodiek voor ouderen
Dit project richt zich op het vormgeven van een meer oplossingsgerichte manier van samenwerken
met
professionals,
door
het
ontwikkelen
van
een
empowermentmethodiek met als doel een andere en meer effectieve vorm van samenwerking tussen ouderen, mantelzorgers, vrijwilligers en professionals. 3. Methodiek signalering binnen een netwerk
Dit project richt zich op de signalering van burgers en de samenwerking hierin met
professionals. Professionals zijn in hun werk sterk afhankelijk van de signalen die ze van anderen krijgen. Het is belangrijk dat signalen van burgers die in de knel dreigen te komen door tijdig binnen het netwerk worden herkend, zodat kan worden vastgesteld of en wanneer er ingegrepen dient te worden. 4. Duurzaam samenwerken
Dit project richt zich op het mesoniveau van netwerkregie: Professionals werken samen in gedeeld partnerschap. Hoe verloopt dat in de praktijk? In dit project
worden drie velden onderscheiden waarop netwerkregie ontwikkeld moet zijn, wil deze duurzaam productief zijn:
a) ontwikkelen van netwerk-denken bij alle partners, b) netwerkafspraken maken, c) trajectbeheer.
5. Netwerkregisseur: een aparte en nieuwe functie?
Dit project is het laatste project en daarmee het sluitstuk van de Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente. Door middel van je deelname aan de focusgroep, lever je een
bijdrage aan dit project. In dit project staat ‘de nieuwe professional’ centraal. Professionals werken voor burgers met een beperking samen (in netwerken) op
gemeentelijk en regionaal niveau. In het kader van dit project zal middels
verschillende focusgroepinterviews geïnventariseerd worden welke ontwikkelingen (onder invloed van de Wmo) door professionals, leidinggevenden en P&O/HRM functionarissen van diverse zorg- en welzijnsinstanties ervaren worden. Veranderingen binnen zorg en welzijn
Door veranderende opvattingen kantelen het denken en doen, werkwijzen en jargon
in het domein zorg en welzijn. Er zijn verschillende trends en ontwikkelingen (mede onder invloed van de Wmo) te onderscheiden binnen deze sector: van hulpverlening
naar meer dienstverlening, van aanbod- naar vraaggericht werken, de professional
als generalist (despecialiseren), presentiebenadering (hulpverlener beweegt naar de burger toe), outreachend werken, empoweren van de burger en zijn netwerk (eigen
kracht versterken), afstemming en samenwerking tussen informele en formele zorgen welzijnsactiviteiten binnen netwerken.
42
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
In het kader van de Wmo dienen zorg- en welzijnsprofessionals zelfredzaamheid en
participatie van burgers te bevorderen en dit vraagt om een andere houding. Burgers dienen steeds meer de eigen verantwoordelijkheid te nemen en mee te doen aan de maatschappij.
Professionals dienen daarbij steeds flexibeler in te spelen op vragen van burgers. Dit betekent dat zorg- en welzijnsprofessionals afstand dienen te nemen van vertrouwde methodische uitgangspunten en de manier van werken binnen de eigen instelling. Het vraagt om professionals die bereid zijn te zoeken naar andere perspectieven.
Focusgroepinterview
Door middel van het focusgroepinterview met professionals/uitvoerenden op 15
februari 2011 zal in kaart gebracht worden welke ontwikkelingen (onder invloed van de Wmo) gezien worden binnen de organisaties, hoe zij hier tegen aan kijken en op
welke wijze dit vorm dient te krijgen ten aanzien van de nieuwe professional. Dit zal leiden tot een of meerdere standpunten waarover discussie kan ontstaan. Het succes en de kwaliteit van het gesprek is mede afhankelijk van de bijdrage van de deelnemers. Jouw actieve deelname zal helpen de inventarisatie te doen slagen. Om
de gegevens van het focusgroepinterview te kunnen verwerken zullen opnamen worden gemaakt. Alle opmerkingen zullen volstrekt vertrouwelijk behandeld worden.
Graag zouden we een bevestiging van je deelname willen ontvangen vóór donderdag
10 februari via emailadres:
[email protected]. De definitieve samenstelling van de focusgroep zal vrijdag 11 februari worden vastgesteld. Hierover ontvang je diezelfde dag bericht.
Voor vragen omtrent het focusgroepinterview kun je contact opnemen met Mariska Jacobs-Ooink, bereikbaar op bovengenoemd e-mailadres of telefonisch: 0534871771.
Alvast hartelijk dank voor je medewerking! Werkgroep project 5:
Lydia Haverkort (CarintReggeland) Hans Kuipers (Logeerhuis Twente/MEE) Rita Stekelenburg (Gemeente Hengelo) Albert Fransen (Gemeente Enschede)
Marian Everink (SCALA/ Stichting Welzijn en Cultuur Twente) Martine Veneman (Gemeente Enschede) Sandra Aarnink (Alifa) Mariska Jacobs-Ooink (Saxion)
43
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Bijlage II Uitnodigingsbrief leidinggevenden Enschede, januari 2011 Beste medewerker, In december/januari jl. ben je benaderd met de vraag om deel te nemen aan een
focusgroepinterview met als thema ‘de nieuwe professional: ontwikkelingen onder invloed van de Wmo’. Via deze brief willen we je officieel vragen om deel te nemen en wordt er een korte achtergrondschets gegeven van het thema, zodat je goed
voorbereid het gesprek in kunt gaan. Het gesprek zal plaatsvinden op dinsdag 8 februari 2011 van 13.30-15.30 uur te Saxion Hogeschool, M.H.Tromplaan 28 te
Enschede. De gespreksleiders zijn Albert Fransen (Gemeente Enschede) en Mariska
Jacobs-Ooink (Saxion). De deelnemers aan de focusgroep zijn verschillende leidinggevenden/managers werkzaam bij negen zorg- en welzijnsorganisaties,
verbonden aan de Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente. Een focusgroepinterview is een gesprek met een groep mensen over een specifiek onderwerp met als doel het uitwisselen van ervaringen en standpunten. Wmo-werkplaatsen
In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd met als
belangrijkste doelstelling meedoen, deel uitmaken van de samenleving. Alle betrokkenen
bij
de
Wmo
hebben
met
elkaar
afgesproken
gezamenlijk
de
verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van de dienstverlening en de
beroepsuitoefening en hebben dat uitgewerkt in het programma ‘Beter in meedoen’, dat gestart is in 2008.
Het ministerie van VWS heeft in de begroting van de Wmo extra geld opgenomen om vernieuwingen in zorg en welzijn te realiseren en om professionals, die zich met de
Wmo bezighouden, (verder) te scholen. Om dit uit te voeren is een aantal lectoren zorg
&
welzijn
uitgenodigd
om
samen
met
instellingen,
beroepskrachten,
vrijwilligers en gemeenten in hun regio een programma te ontwikkelen dat zich richt
op beleidsvernieuwing en kwaliteitsverbetering. Via zes Wmo-werkplaatsen (met elk
een ander centraal thema) wordt op lokaal en regionaal niveau gewerkt aan het deel uitmaken van de samenleving. De Wmo-werkplaatsen zijn in 2009 gestart en hebben een looptijd tot 2012. Informatie over de verschillende werkplaatsen is te vinden op: http://www.wmowerkplaatsen.nl
Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente
De Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente is actief in Overijssel, meer specifiek in Enschede, Hengelo en Haaksbergen en richt zich op de ontwikkeling, start en
oprichting van een Twents kennisnetwerk dat zich bezighoudt met het thema netwerkregie.
In deze Wmo-werkplaats wordt onderzoek gedaan naar de inzet van netwerkregie ten
aanzien
van
het
samenspel
tussen
formele
en
informele
zorg-
en
44
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
welzijnsactiviteiten die samen een bijdrage kunnen leveren aan de vergroting van
sociale competenties en deelname van burgers aan de samenleving. Het programma bestaat uit vijf projecten:
1. Methodiek voor het coachen van vrijwilligers
Dit project richt zich op het gestalte geven van een goede samenwerking tussen burgers, vrijwilligers en professionals.
2. Empowerment methodiek voor ouderen
Dit project richt zich op het vormgeven van een meer oplossingsgerichte manier van samenwerken
met
professionals,
door
het
ontwikkelen
van
een
empowermentmethodiek met als doel een andere en meer effectieve vorm van samenwerking tussen ouderen, mantelzorgers, vrijwilligers en professionals. 3. Methodiek signalering binnen een netwerk
Dit project richt zich op de signalering van burgers en de samenwerking hierin met
professionals. Professionals zijn in hun werk sterk afhankelijk van de signalen die ze
van anderen krijgen. Het is belangrijk dat signalen van burgers die in de knel dreigen te komen door tijdig binnen het netwerk worden herkend, zodat kan worden vastgesteld of en wanneer er ingegrepen dient te worden. 4. Duurzaam samenwerken
Dit project richt zich op het mesoniveau van netwerkregie: Professionals werken samen in gedeeld partnerschap. Hoe verloopt dat in de praktijk? In dit project
worden drie velden onderscheiden waarop netwerkregie ontwikkeld moet zijn, wil deze duurzaam productief zijn:
a) ontwikkelen van netwerk-denken bij alle partners, b) netwerkafspraken maken, c) trajectbeheer.
5. Netwerkregisseur: een aparte en nieuwe functie?
Dit project is het laatste project en daarmee het sluitstuk van de Wmo-werkplaats
Netwerkregie Twente. Door middel van je deelname aan de focusgroep, lever je een
bijdrage aan dit project. In dit project staat ‘de nieuwe professional’ centraal. Professionals werken voor burgers met een beperking samen (in netwerken) op
gemeentelijk en regionaal niveau. In het kader van dit project zal middels
verschillende focusgroepinterviews geïnventariseerd worden welke ontwikkelingen (onder invloed van de Wmo) door professionals, leidinggevenden en P&O/HRM functionarissen van diverse zorg- en welzijnsinstanties ervaren worden. Veranderingen binnen zorg en welzijn
Door veranderende opvattingen kantelen het denken en doen, werkwijzen en jargon
in het domein zorg en welzijn. Er zijn verschillende trends en ontwikkelingen (mede onder invloed van de Wmo) te onderscheiden binnen deze sector: van hulpverlening
naar meer dienstverlening, van aanbod- naar vraaggericht werken, de professional
als generalist (despecialiseren), presentiebenadering (hulpverlener beweegt naar de burger toe), outreachend werken, empoweren van de burger en zijn netwerk (eigen kracht versterken), afstemming en samenwerking tussen informele en formele binnen netwerken.
In het kader van de Wmo dienen zorg- en welzijnsprofessionals zelfredzaamheid en
45
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
participatie van burgers te bevorderen en dit vraagt om een andere houding. Burgers dienen steeds meer de eigen verantwoordelijkheid te nemen en mee te doen aan de maatschappij.
Professionals dienen daarbij steeds flexibeler in te spelen op vragen van burgers. Dit
betekent dat zorg- en welzijnsprofessionals afstand dienen te nemen van vertrouwde methodische uitgangspunten en de manier van werken binnen de eigen instelling. Het vraagt om professionals die bereid zijn te zoeken naar andere perspectieven.
Focusgroepinterview
Door middel van het focusgroepinterview met leidinggevenden/managers op 8
februari 2011 zal in kaart gebracht worden welke ontwikkelingen (onder invloed van de Wmo) gezien worden binnen de organisaties, hoe zij hier tegen aan kijken en op
welke wijze dit vorm dient te krijgen ten aanzien van de nieuwe professional. Dit zal leiden tot een of meerdere standpunten waarover discussie kan ontstaan. Het succes
en de kwaliteit van het gesprek is mede afhankelijk van de bijdrage van de deelnemers. Jouw actieve deelname zal helpen de inventarisatie te doen slagen. Om
de gegevens van het focusgroepinterview te kunnen verwerken zullen opnamen worden gemaakt. Alle opmerkingen zullen volstrekt vertrouwelijk behandeld worden.
Graag zouden we een bevestiging van je deelname willen ontvangen voor vrijdag 4
februari via email:
[email protected]. De definitieve samenstelling van de focusgroep zal dan worden vastgesteld. Hierover ontvang je 5 februari bericht.
Voor vragen omtrent het focusgroepinterview kun je contact opnemen met Mariska Jacobs-Ooink, bereikbaar op bovengenoemd emailadres of telefonisch: 0534871771. Alvast hartelijk dank voor je medewerking! Werkgroep project 5:
Lydia Haverkort (CarintReggeland) Hans Kuipers (Logeerhuis Twente/MEE) Rita Stekelenburg (Gemeente Hengelo) Albert Fransen (Gemeente Enschede)
Marian Everink (SCALA/ Stichting Welzijn en Cultuur Twente) Martine Veneman (Gemeente Enschede) Sandra Aarnink (Alifa)
Mariska Jacobs-Ooink (Saxion)
46
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Bijlage III Uitnodigingsbrief HRM/P&O medewerkers Enschede, 4 februari 2011 Beste medewerker, In december/januari jl. ben je benaderd met de vraag om deel te nemen aan een
focusgroepinterview met als thema ‘de nieuwe professional: ontwikkelingen onder invloed van de Wmo’. Via deze brief willen we je officieel vragen om deel te nemen en wordt er een korte achtergrondschets gegeven van het thema, zodat je goed
voorbereid het gesprek in kunt gaan. Het gesprek zal plaatsvinden op dinsdag 1 maart 2011 van 13.30-15.30 uur te Saxion Hogeschool, M.H. Tromplaan 28 te
Enschede. De gespreksleider is Mariska Jacobs-Ooink (Saxion). De deelnemers aan de
focusgroep
zijn
verschillende
P&O/HRM
functionarissen
en
staf/beleidsmedewerkers werkzaam bij negen zorg- en welzijnsorganisaties (en gemeenten),
verbonden
aan
de
Wmo-werkplaats
Netwerkregie
Twente.
Een
focusgroepinterview is een gesprek met een groep mensen over een specifiek onderwerp met als doel het uitwisselen van ervaringen en standpunten. Wmo-werkplaatsen
In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd met als
belangrijkste doelstelling meedoen, deel uitmaken van de samenleving. Alle betrokkenen
bij
de
Wmo
hebben
met
elkaar
afgesproken
gezamenlijk
de
verantwoordelijkheid te nemen voor de kwaliteit van de dienstverlening en de
beroepsuitoefening en hebben dat uitgewerkt in het programma ‘Beter in meedoen’, dat gestart is in 2008.
Het ministerie van VWS heeft in de begroting van de Wmo extra geld opgenomen om vernieuwingen in zorg en welzijn te realiseren en om professionals, die zich met de
Wmo bezighouden, (verder) te scholen. Om dit uit te voeren is een aantal lectoren zorg
&
welzijn
uitgenodigd
om
samen
met
instellingen,
beroepskrachten,
vrijwilligers en gemeenten in hun regio een programma te ontwikkelen dat zich richt
op beleidsvernieuwing en kwaliteitsverbetering. Via zes Wmo-werkplaatsen (met elk
een ander centraal thema) wordt op lokaal en regionaal niveau gewerkt aan het deel uitmaken van de samenleving. De Wmo-werkplaatsen zijn in 2009 gestart en hebben een looptijd tot 2012. Informatie over de verschillende werkplaatsen is te vinden op: http://www.wmowerkplaatsen.nl
Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente
De Wmo-werkplaats Netwerkregie Twente is actief in Overijssel, meer specifiek in
Enschede, Hengelo en Haaksbergen en richt zich op de ontwikkeling, start en
oprichting van een Twents kennisnetwerk dat zich bezighoudt met het thema netwerkregie.
In deze Wmo-werkplaats wordt onderzoek gedaan naar de inzet van netwerkregie ten
aanzien
van
het
samenspel
tussen
formele
en
informele
zorg-
en
47
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
welzijnsactiviteiten die samen een bijdrage kunnen leveren aan de vergroting van
sociale competenties en deelname van burgers aan de samenleving. Het programma bestaat uit vijf projecten:
1. Methodiek voor het coachen van vrijwilligers
Dit project richt zich op het gestalte geven van een goede samenwerking tussen burgers, vrijwilligers en professionals.
2. Empowerment methodiek voor ouderen
Dit project richt zich op het vormgeven van een meer oplossingsgerichte manier van samenwerken
met
professionals,
door
het
ontwikkelen
van
een
empowermentmethodiek met als doel een andere en meer effectieve vorm van samenwerking tussen ouderen, mantelzorgers, vrijwilligers en professionals. 3. Methodiek signalering binnen een netwerk
Dit project richt zich op de signalering van burgers en de samenwerking hierin met
professionals. Professionals zijn in hun werk sterk afhankelijk van de signalen die ze
van anderen krijgen. Het is belangrijk dat signalen van burgers die in de knel dreigen te komen door tijdig binnen het netwerk worden herkend, zodat kan worden vastgesteld of en wanneer er ingegrepen dient te worden. 4. Duurzaam samenwerken
Dit project richt zich op het mesoniveau van netwerkregie: Professionals werken samen in gedeeld partnerschap. Hoe verloopt dat in de praktijk? In dit project
worden drie velden onderscheiden waarop netwerkregie ontwikkeld moet zijn, wil deze duurzaam productief zijn:
a) ontwikkelen van netwerk-denken bij alle partners, b) netwerkafspraken maken, c) trajectbeheer.
5. Netwerkregisseur: een aparte en nieuwe functie?
Dit project is het laatste project en daarmee het sluitstuk van de Wmo-werkplaats
Netwerkregie Twente. Door middel van je deelname aan de focusgroep, lever je een
bijdrage aan dit project. In dit project staat ‘de nieuwe professional’ centraal. Professionals werken voor burgers met een beperking samen (in netwerken) op
gemeentelijk en regionaal niveau. In het kader van dit project zal middels
verschillende focusgroepinterviews geïnventariseerd worden welke ontwikkelingen (onder invloed van de Wmo) door professionals, leidinggevenden en P&O/HRM functionarissen van diverse zorg- en welzijnsinstanties ervaren worden. Veranderingen binnen zorg en welzijn
Door veranderende opvattingen kantelen het denken en doen, werkwijzen en jargon
in het domein zorg en welzijn. Er zijn verschillende trends en ontwikkelingen (mede onder invloed van de Wmo) te onderscheiden binnen deze sector: van hulpverlening
naar meer dienstverlening, van aanbod- naar vraaggericht werken, de professional
als generalist (despecialiseren), presentiebenadering (hulpverlener beweegt naar de burger toe), outreachend werken, empoweren van de burger en zijn netwerk (eigen
kracht versterken), afstemming en samenwerking tussen informele en formele zorgen welzijnsactiviteiten binnen netwerken.
In het kader van de Wmo dienen zorg- en welzijnsprofessionals zelfredzaamheid en
48
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
participatie van burgers te bevorderen en dit vraagt om een andere houding. Burgers dienen steeds meer de eigen verantwoordelijkheid te nemen en mee te doen aan de maatschappij.
Professionals dienen daarbij steeds flexibeler in te spelen op vragen van burgers. Dit
betekent dat zorg- en welzijnsprofessionals afstand dienen te nemen van vertrouwde methodische uitgangspunten en de manier van werken binnen de eigen instelling. Het vraagt om professionals die bereid zijn te zoeken naar andere perspectieven.
Focusgroepinterview
Door middel van het focusgroepinterview met P&O/HRM functionarissen en
staf/beleidsmedewerkers op 1 maart 2011 zal in kaart gebracht worden welke ontwikkelingen (onder invloed van de Wmo) gezien worden binnen de organisaties, hoe zij hier tegen aan kijken en op welke wijze dit vorm dient te krijgen ten aanzien
van de nieuwe professional. Dit zal leiden tot een of meerdere standpunten waarover discussie kan ontstaan. Het succes en de kwaliteit van het gesprek is mede afhankelijk van de bijdrage van de deelnemers. Jouw actieve deelname zal helpen de
inventarisatie te doen slagen. Om de gegevens van het focusgroepinterview te kunnen verwerken zullen opnamen worden gemaakt. Alle opmerkingen zullen volstrekt vertrouwelijk behandeld worden.
Graag zouden we een bevestiging van je deelname willen ontvangen vóór donderdag
17 februari via emailadres:
[email protected]. De definitieve samenstelling van de focusgroep zal vrijdag 18 februari worden vastgesteld. Hierover ontvang je diezelfde dag bericht.
Voor vragen omtrent het focusgroepinterview kun je contact opnemen met Mariska Jacobs-Ooink, bereikbaar op bovengenoemd e-mailadres of telefonisch: 0534871771.
Alvast hartelijk dank voor je medewerking! Werkgroep project 5:
Lydia Haverkort (CarintReggeland)
Hans Kuipers (Logeerhuis Twente/MEE) Rita Stekelenburg (Gemeente Hengelo) Albert Fransen (Gemeente Enschede)
Marian Everink (SCALA/ Stichting Welzijn en Cultuur Twente) Martine Veneman (Gemeente Enschede) Sandra Aarnink (Alifa)
Geralien Holsbrink-Engels (Saxion) Mariska Jacobs-Ooink (Saxion)
49
Rapportage Wmo-werkplaats Twente, praktijk 5: De Wmo-professional: nieuwe
competenties
Bijlage IV Topiclijst focusgroepen Welkom
Inleiden en werkwijze focusgroep verduidelijken Voorstellen: Wie ben je, voor welke organisatie werk je en wat is je functie? Wat is je betrokkenheid bij de uitvoering van de Wmo? Huidige situatie -
Welke ontwikkelingen en veranderingen merken jullie op als je kijkt naar de huidige
-
In hoeverre is dit aan de Wmo toe te schrijven?
werkzaamheden en rol van de professional en de werkzaamheden en rol 5 jaar terug?
Mening over ontwikkelingen -
Wat is jullie mening over de ontwikkelingen?
Æ Acht bakens WNS: 1. Gericht op de vraag achter de vraag; 2. Gebaseerd op de eigen kracht van de burger; 3. Direct er op af;
4. Formeel en informeel in optimale verhouding (samenwerking met vrijwilligers)
5. Doordachte balans van collectief en individueel; 6. Integraal werken; 7. Niet vrijblijvend, maar resultaatgericht; 8. Gebaseerd op ruimte voor de professional -
Waarom deze mening?
-
Wat gaat hierin goed?
-
Wat gaat hierin niet zo goed? Wat kan beter?
-
Wat is er nodig?
Toekomst -
Hoe ziet jullie ideaalbeeld van de toekomst eruit? Wat zouden jullie willen veranderen? Sluit dit ideaalbeeld aan bij wat collega’s als ideaalbeeld zien? (draagvlak vanuit organisatie)
-
Hoe kijken jullie aan tegen de veranderende functie(s) (rol, positie, competenties en taken) van de professional?
-
Wat is er voor nodig om aan het ideaalbeeld te kunnen voldoen in een veranderende maatschappij? o
t.a.v. professional (rol, positie, competenties en taken Æ functieprofiel)
o
t.a.v. inhoudelijke en organisatorische condities
Binnen eigen organisatie
T.a.v. integrale samenwerking tussen organisaties en tussen organisaties en burger/vrijwilliger
Overige opmerkingen/ aanvullingen Afsluiting
50