eit
Geschiedenis als dialoog fictie Josine Blok Bij het nieuwe boek van Natalie Zemon Davis
Place: Thoughtland Time: October 1994, Heshvan 5755
Persons: Four women past sixty. Three of them
stand near a well-thumbed manuscript, sometimes addressing each other, sometimes
musing to themselves. The fourth listens for a time from the shadows.
N.Z. Davis, Women on the margins,
'Prologue'
FEIT & FICTIE, III
(lente 1997) 2
68
HISTORICI BESCHRHVEN HUN OMGANG MET HET VERLEDEN vaak in metafo-
ren die zijn ontleend aan de wereld van de zintuigen. Sommige termen zijn zo gangbaar geworden dat ze nauwelijks meer worden ervaren als uitspraken over de vorm van historische kennis. Dat geldt met name voor de termen die ontleend zijn aan het gezicht, zoals visie, beeld en perspectief. Toch ligt ook hierin
zo'n uitspraak besloten: elke optiek op het verleden vraagt om een zekere afstand van de beschouwer. Recent is er behoefte ontstaan aan een directer contact met de geschiedenis, en is de tastzin verdedigd als het instrument van historische kennis.
In het werk van Natalie Zemon Davis overheerst het gehoor. Haar weergave van het verleden is vol geluiden: zingen en muziek bij optochten, roddel en geruchten in kleine gemeenschappen, mondeling onderricht, woordenwisselingen, gesprekken en verhalen. Wie haar werk leest, krijgt de indruk de stemmen van het verleden te horen. Maar soms neemt Davis geen genoegen met een passieve rol van de historische actoren, die moeten afwachten of de
historicus hen hoort en begrijpt.
N.Z. Davis, 'Proverbial wisdom and popular errors', in idem, Society and culture in early modern France. Eight essays, Stanford 1975 (hierna SCEMF), 227-270, aldaar 266. a
Let us not imagine )ust that we are watching our subjects with their differences in symbols, social intercourse, and technical apparatus. Let us imagine that they are in some sense equivalent to us, in some kind of exchange with us while we look them over, able to answer us back if we should go astray.
Met deze woorden betrekt ze in haar artikel 'Proverbial wisdom and popular errors' de lezer direct in het gesprek, om vervolgens een polemische discussie te
houden met de zestiende-eeuwse geleerde Laurent Joubert. Als ze hem verwijt met zijn geschriften macht te hebben willen uitoefenen, spreekt hij haar te-
genDavis' oordeel is te N.Z. Davis, Women on the margins. Three seventeenth-century lives, Cambridge Mass. 1995, 2-4. 2
ndief.
Ook haar nieuwste boek Women on the margins opent met een fictieve discussie, waarvan de enscenering hierboven is aangehaald.1 De drie hoofdfiguren uit de zeventiende eeuwGlikl bas Judah Leib, Marie de l'Incarnation en Maria Sibylla Merianmaken bezwaar tegen hun gezamenlijke aanwezigheid in een boek, omdat zij elkaars godsdienst en levenswijze sterk afkeuren. Dan voegt zich een vierde vrouw bij het gesprek:
Natalie Zemon Davis (stepping forward from the shadows): I'm the author. Let me explain. The Other Three Women: You have a lot of explaining to do. Dat doet de auteur dan ook. Ze legt uit dat ze zich weliswaar bewust is van de verschillen tussen de drie vrouwen, maar toch ook zoveel verwantschap tussen hen ziet dat zij hun levens naast elkaar heeft beschreven. Alledrie trokken zij weg uit hun geboortestreek en vestigden zich in den vreemde. Alledrie lieten zij
Josine Blok
Geschiedenis als dialoog
69
geschriften na waarin zij van hun opvattingen en werk getuigden. Zo boden zij Davis de gelegenheid te onderzoeken hoe de verschillende religies hun !evens vormgaven, en hoe de vrouwen reageerden op de gender-hierarchie waarin zij verkeerden.
The Other Three Women (indignantly): Gender hierarchies? What are gender hierarchies? Ze wijzen de verklaringen van de auteur in hun eigen termen zo scherp van de
hand, dat Davis hen verzoekt om desondanks haar verhaal nog een kans te gevenhaar verhaal als historicus. Deze dialogen met de geschiedenis en gesprekken met de lezer zijn een
even origineel als consequent gevolg van Davis' opvatting van het vak. De gebruikelijke stijI van een verantwoording is zakelijk, de tekst richt zich alleen
tot de moderne lezer en wel zo dat deze op een afstand van het verleden wordt geplaatst. Davis is zich er juist in hoge mate van bewust dat zij als verteller de schakel vormt tussen het verleden en het heden. Geschiedschrijving vereist dat de historicus in de historische materie orde en betekenis aanbrengt die voor de lezers zinvol zijn. Maar eveneens heeft de historicus de verantwoordelijkheid recht te doen aan de belevingswereld van historische personen. In principe kan de zingeving van de moderne lezer op gespannen voet staan met die van de
historische figuren. In dit opzicht is de historicus een onderhandelaar, een vertaler die de termen van de ene cultuur begrijpelijk en relevant maakt voor de andere. Dit besef, dat de meeste historici wel min of meer eigen is, ervaart Davis
niet als een probleem dat theoretisch overwonnen dan wel terzijde gelegd moet
worden, maar als een opdracht. Ze beleeft haar vak als een roeping, alsof ze inderdaad naar iemand luistert en in opdracht van anderen spreekt. Die anderen zijn zowel haar tijdgenoten als de mensen uit het verleden. De fictieve polyloog
in Women on the margins betrekt de drie personages, de auteur en de lezer in het proces van de historische vertaling. Davis' werk berust op de overtuiging dat
het heden zich in het verleden leert kennenniet vanwege een continuiteit tussen verleden en heden, maar door herkenning van de condition humaine in de historische actoren. Hoezeer ze ook het ambachtelijke onderzoek, waaraan zijzelf steeds de hoogste eisen stelt, waardeert, het zijn de actuele vraagstellingen waaraan de geschiedschrijving haar betekenis ontleent. Deze overtuiging, en de manieren waarop zij daaraan gestalte geeft, zijn ten nauwste verweven met haar eigen leven en politieke engagement.
70
Politiek engagement en cultuurgeschiedenis 3 Deze gegevens zijn
ontleend aan een biografisch en bibliografische overzicht dat Natalie Davis mij heeft
verstrekt en waarvan ik hier dankbaar gebruik maak; en aan interviews met Davis, met name 'Natalie Zemon Davis', in H. Abe love e.a. (red.) Visions of history, New York 1983, 99-122.
4 De stem van Chandler Davis is in vrijwel alle boeken van Natalie Davis te horen: zijn gedicht 'Envoi' in SCEMF spreekt over haar
rol als degene die luistert naar de stemmen van vroeger; opdrachten aan hem zijn te vinden in Martin Guerre en Women on the margins; hun discussies kregen een plaats
in Fiction in the archives.
Natalie Zemon is geboren in 1928 in Detroit.) Als een van de weinige joodse kinderen werd ze toegelaten tot een eersterangs high-school, waar ze besefte in een exclusieve omgeving getolereerd te worden op grond van haar individuele prestaties. De tradities in haar familie bleken de voedingsbodem te zijn voor een directe en intense liefde voor de geschiedenis, met name die van Europa; Frankrijk is in het Amerikaanse curriculum een veelgekozen specialisme. Tijdens haar studie, eerst aan Smith College, werd ze een eigenzinnige, politiek-bewuste student. Door haar onconventionele huwelijk, in 1947, met Chandler Davis, een wiskundige met communistische sympathieen afkomstig uit een 'Pilgrimfather'-geslacht, raakte ze nog meer bij de linkse politiek betrokken.4 De Koude Oorlog raakte haar en de haren hard. Chandler, die de loyaliteitsverklaring aan de anti-communistische politiek niet wilde tekenen, kwam op de zwarte lijst, zodat een formele functie onmogelijk werd, en hij werd
zelfs enige tijd gevangen gezet. Dit hield in dat er in deze jaren voortdurend verhuisd werd (Natalie voltooide haar studie aan Radcliffe in 1950, haar proef schrift in Michigan in 1959), dat zij onder moeilijke omstandigheden alleen de zorg had voor de drie kinderen, en zij hun beider paspoorten kwijtraakten, zodat
Natalie vanaf het midden van de jaren vijftig niet meer naar Frankrijk konze heeft lang moeten teren op het archiefwerk dat ze net voordien had kunnen doen.
Haar belangstelling voor de zestiende eeuw komt direct uit deze ervaringen voort. De identiteit van intellectuelen, hun positie tussen kritische marge en traditionele verbanden was een actueel vraagstuk dat haar aandacht vestigde op deze periode, waarin zij dit type intellectualisme voor het eerst in de geschiede-
nis zag verschijnen. In de competitie tussen intellectuelen, hun hang naar individuele roem afgezet tegen de politieke betekenis van het humanisme in de sociale en religieuze verhoudingen van die tijd, zag ze een overeenkomst met haar ervaringen van haar middelbare schooltijd en tijdens de Koude-Oorlogsjaren. De verwevenheid van de godsdienst met het dagelijkse leven was niet alleen een kenmerk van de vroeg-moderne mentaliteit, maar was ook bepalend voor de joodse traditie waarin zij opgroeide en die zij altijd in ere heeft gehouden. Door haar sociale betrokkenheid is haar voorkeur vooral uitgegaan naar de geschiede-
nis van het menu peuple, en is zij
geinteresseerd geraakt in methoden en benaderingen die een geschiedschrijving mogelijk maken van mensen, wier stem maar zelden direct in de bronnen te horen is.
Toch is het niet zozeer de onderwerpskeuze die Davis' werk van dat van anderen onderscheidt, maar de inzet waarmee zij deze onderwerpen behandelt.
Haar omvangrijke en veelzijdige werk blijkt een oeuvre te zijn dat door een aantal principes en vraagstellingen een duidelijke samenhang bezit. Het laat
Josine Blok
Geschiedenis als dialoog
71
bovenal zien hoe maatschappelijk engagement en historisch besef elkaar kunnen inspireren zonder hun eigen karakter te verliezen. Davis is dan ook geinteresseerd in conceptuele vernieuwing en historiografie om de creativiteit van de
historicus te vergroten. Deze creativiteit staat ten dienste van zijn of haar professionele verantwoordelijkheid. Met de brede belangstelling voor de verhouding tussen politiek en cultuur in de Franse zestiende eeuw die zij in haar studietijd ontwikkelde, zocht Davis naar
5 Henri Hauser, 'The French Reformation and the French people in the 16th century', in American historical review 4 (1899), 217-227; en idem, Ouvriers du temps passé, Parijs 1899.
een plaats waar alle aspecten van deze werkelijkheid zich concreet en in hun samenhang lieten traceren. De keuze viel op Lyon door de vraag naar het verband tussen Reformatie en sociale verandering. De visie op dit thema was sterk beinvloed door het werk van Henri Hauser, die de verspreiding van de Reformatie verklaarde uit het klasseconflict dat het vroeg-moderne kapitalisme met zich meebracht. Ook de groep historici rond de Anna les legde de nadruk op
economische patronen bij de interpretatie van een veranderende mentaliteit. De
weerkerende opstandigheid van de bevolking van Lyon, zoals bij het graanoproer van 1529, leek ook in die richting te wijzen. Davis' grondige archiefwerk in
Lyon in de vroege jaren vijftig legde de basis voor haar werk over het zestiende6 De verzamelde en herziene artikelen waarin
dit onderzoek uitmondde, zijn gepubliceerd in SCEMF; over Lyon in het bijzonder ook 'Religion in
the neighborhood: the stones of Ste. Croix' (oorspr. 1979); 'The sacred and the body social in sixteenthcentury Lyon' (oorspr. 1981); 'Misrule at the HOtel-Dieu (Lyon 15371543)' (oorspr. 1984), in
Duitse vertaling opgenomen in N.Z. Davis, Frauen und Gesellschaft am Beginn der Neuzeit. Studien über Familie, Religion, und die Wandlungsfahigkeit des socialen Körpers, Berlijn 1986; en zie de bibliografische gegevens in de volgende noten. 7 N.Z. Davis, 'The protestant printing workers of Lyons in 1551', in G. Berthoud e.a. (red.) Aspects de la propagande religieuse, Geneve 1957 (Travaux
eeuwse Frankrijk, en leidde bovendien tot een geheel andere interpretatie.6 Davis' eerste artikel over deze kwestie bevat veel van de ingredienten die kenmerkend zijn voor haar hele werk.7 Ze beschrij ft het optreden in 1551 van
twee soorten protestanten, een luidruchtige, activistische en een stille, contem-
platieve groepering. Het ontstaan van deze onderscheiden groepen ging al aan het succes van het protestantisme vooraf. Bij de eerstgenoemde groepering waren vooral gezellen en leerlingen betrokken uit het drukkersvak en de zijdeindustrie, nieuwe beroepen die nog geen gevestigde organisatievorm kenden.8
De werknemers in beide branches waren mensen zonder een vaste Sitz im Leben, veelal buitenstaanders die van de ene plaats naar de andere trokken, alsook wezen uit Lyon zelf. Klasseconflict was dus een element in de behoefte d'humanisme et renaissance XXVIII), 247-257; enkele
thema's al beknopt in N.Z. Davis, 'On the protestantism of Benoit Rigaud', in
Bibliotheque d'humanisme et renaissance, 17 (1955), 246-251.
8 Over drukkers/uitgevers en de relatie van hun vak tot de veranderende religieuze opvattingen, onder meer N.Z. Davis, 'On the protestantism of Benoit
Rigaud'; 'Holbein's Pictures of death and the Reformation at Lyons', in Studies in
SCEMF, 189-226; idem,
(1964), 188-222; idem,
'Proverbial wisdom and popular errors', ibidem, 227-270; idem, 'The 1592 edition of Estienne's 'Apologie pour Hérodote", in Berthoud, Aspects de la propagande, 373-376; idem, 'Publisher Guillaume Rouill6, businessman and humanist', in R.J. Schoeck (red.), Editing sixteenthcentury texts, Toronto 1966,
'Printing and the people', in
72-112.
the Renaissance 3 (1956),
97-130; idem, 'Sixteenthcentury French arithmetics on the business life', in Journal of the history of ideas 21 (1960), 18-48; idem, 'Peletier and Beza Part Company', in Studies in the Renaissance 11
72
aan een eigen identiteit en groepscultuur. De activistische groep manifesteerde
zich door het luidkeels zingen van liederen, met name psalmen, tot grote ergernis van de groep die stilte en geheimhouding voorstond. De meeste zangers waren analfabeet; de liederen schiepen niet alleen een onderlinge band, maar konden ook het nieuwe geloof propageren zonder gebruik te maken van geschreven teksten. Davis traceerde deze groepsvorming in de organisatie van de traditionele festiviteiten. In de bijbehorende optochten liepen de meeste mensen gegroepeerd naar woonwijk mee, terwijl uitsluitend de genoemde nieuwkomers zich naar beroep groepeerden. En alleen in de zijde-
industrie en in de drukkerij namen de vrouwen, die zich onder de zangers 9 Davis, 'The protestant printing workers', 254. Over vrouwen en hun werk in de zestiende eeuw onder meer, idem, 'City women and religious change in sixteenth-century France', in SCEMF, 65-97 (oorspr. 1973); idem, 'Women on top', ibidem, 124-151; idem, 'Women in the crafts in sixteenth-century Lyon', in Barbara A. Hanawalt (red.), Women and work in preindustrial Europe, Bloomington 1986, 167-197 (oorspr. 1980); en in brede zin G. Duby & M. Perrot (red.), De geschiedenis van
de vrouw, vol. 3, N.Z. Davis & A. Farge (red.), Van de
Renaissance tot de moderne tijd, Amsterdam 1992 (oorspr. It.; Rome 1991). 10 Abelove, Visions of history, 110.
bevonden, een belangrijke plaats in.9 Het inzicht waarop de interpretatie in dit artikel berust, vat Davis elders in algemene termen samen: Not only does the consciousness of a group have to be made, but the way it's made will be very different depending on the literacy and communications system of the society. What's important is not just what group or class you're in or whether the links to others are close or distant, but how you know and recognize your links. Deze woorden geven een korte indicatie van de betekenis die zij in haar oeuvre
aan cultuur geeft. Daaronder verstaat zij alle manieren waarop mensen hun leven vormgeven, reagerend op de maatschappelijke en ideele structuren die hen omringen. Identiteit vergt zowel saamhorigheid als onderscheid, en in gecompliceerde culturen is de verscheidenheid aan visies en orientatiepunten groot. Behalve de metaforiek van het gehoor valt in Davis' werk dan ook het gebruik op van woorden die veelvuldigheid aanduiden. Aan het slot van het opstel over 'Proverbial wisdom and popular errors' beschrijft ze de problemen van het onderzoek naar de 'multiple voices of the people'. Het adjectief 'multiple', juist ook in combinatie met 'voices' of 'stories', keert vanaf deze publikatie opmerkelijk vaak terug. Deze termen geven niet alleen de constatering van een
feit aande wereld is nu eenmaal rijk geschakeerdmaar houden opnieuw een opdracht in. Een historicus moet een open oog en oor hebben voor de verschillen
tussen mensen en voor de veelheid aan mogelijkheden die zij scheppen of benutten in de zingeving van hun leven.
Antropologie, psychologie, /1 Zie ook haar reflecties in N.Z. Davis, 'Anthropology and history in the 1980's: the possibilities of the past', in Journal of interdisciplinary history 12 (1981), 267-275.
literatuurwetenschap Om de opdracht die zij aan zichzelf heeft gesteld te verwezenlijken, benut Davis vaak inzichten die in andere disciplines ontwikkeld zijn. In de eerste
plaats gebruikt ze concepten en modellen uit de antropologie om een samenhang te vinden in ogenschijnlijk incidentele verschijnselen Tijdens haar hoog-
Josine Blok
N.Z. Davis, 'The reasons of misrule: youth-groups and charivaris in sixteenthcentury France', in SCEMF, 12
97-123 (oorspr. 1971); idem,
'The rites of violence: religious riot in sixteenthcentury France', in SCEMF, 152-188 (oorspr. 1973); en
daaruit gedestilleerd het specifieke thema 'Women on top', in SCEMF, 124151; idem, 'Charivari, honor, and community in seventeenth-century Lyon and Geneva', in John A. MacAloon (red.), Rite, drama, festival, spectacle: rehearsals toward a theory of cultural performance, Philadelphia 1984, 42-57 (oorspr. Frans, 1981).
13 N.Z. Davis, 'Beyond the market: books as gifts in sixteenth-century France', in Transactions of the Royal Historical Society, ser. V, 33 (1983), 69-88; idem, 'A
Renaissance text to the
Geschiedenis als dialoog
73
leraarschap in Berkeley (1971-1977) voltrokken zich de heftige studentenoproeren die haar interesse wekten voor vergelijkbare vormen van opstandigheid in het verleden. In haar opstellen over dit thema beschrijft ze de reacties van adolescenten in zestiende-eeuwse gemeenschappen op de gevestigde gezagsverhoudingen tussen ouderen en jongeren, mannen en vrouwen.1 Leeftijd als sociaal-culturele categorie staat in deze artikelen centraal, evenals het zoge-
naamde omkeringsritueel dat in principe maatschappij-inherente conflicten in banen leidt, maar niet zelden ook ontspoort in vormloos geweld. Meer in het algemeen gaat het haar om de voorwaarden tot groepsvorming. Zo brengen rituelen demarcaties aan tussen degenen die wel en die niet deelnemen, zoals in religieuze rituelen, of tussen degenen die het subject en hen die het object van het ritueel zijn, zoals in charivari's. 'Gift-giving' is juist een even vreedzame als effectieve rituele handeling die relaties schept en onderhoudt.i3 Concepten als ritueel en leeftijdsklasse hebben hier een ambigue functie: ze bevinden zich op de grens tussen de wereld van de historicus en die van de historische actoren. Ook al hanteert Davis deze in de antropologie ontwikkelde modellen, het is bovenal de houding van de veld-antropoloog die haar werk met deze discipline verbindt. Zij benadert het verleden met een participerende observatie, alsof ze met levende mensen spreekt, en tracht hun belevingswereld weer te geven in
termen die hun cultuur eigen is. Haar doel is niet de adstructie van grote historische begrippen als staat of religie, maar omgekeerd: het conceptuele instrumentarium staat ten dienste van een gedetailleerde reconstructie. Haar wetenschapsbeoefening is niet gericht op het scheppen van theorie, maar op begrip van het incident. Deze voorkeur verklaart misschien waaromen hoe zij haar maatschappelijke engagement realiseert in de geschiedenis, en niet in de psychologie, sociologie of literatuurwetenschap. Davis' aanpak is verwant met
de 'thick description' van Clifford Geertz, met wiens werk haar benadering ook
historian's eye: the gifts of Montaigne', in idem, Frauen und Gesellschaft am Beginn der Neuzeit,
andere aspecten gemeen heeft. Godsdienst is niet zozeer een kwestie van theolo-
108-117 (oorspr. Engels,
religie zich niet van andere traditionele cultuurvormen zoals standsbesef, regels
1985).
als tijdens haar hoogleraarschap in Princeton (19781995); in Browns pu-
van scholing en beroep, sekseverschil en erecodes, die dan ook alle met elkaar verband houden. De samenhang tussen deze cultuurvormen, die Davis met name in haar bundel Society and culture in early modern France thematisch heeft beschreven, komt tot leven in The return of Martin Guerre (1983), waarschijnlijk haar bekendste boek. De geschiedenis van de man die zich voor een ander uitgaf en er
blikaties is het antropologische instrumentarium echter minder uitdrukkelijk aanwezig. De overeenkomsten tussen Davis' oeuvre
en het vroege werk van Carlo Ginzburg, De Benandanti. Hekserij en vruchtbaarheidsriten in de
14 In dit opzicht is Davis'
werk ook verwant met dat van Peter Brown, haar collega zowel in Berkeley
gie en dogma, hoe belangrijk deze in het christendom ook zijn, maar van levensstijl, voorkeuren, herkenning van tekens.14 In dit opzicht onderscheidt
the en 17e eeuw, Amsterdam 1986 (oorspr. It., 1966), en De kaas en de wormen. Het wereldbeeld
van een zestiende-eeuwse molenaar, Amsterdam 1981 (oorspr. It., 1976), zijn
welbekend.
74
jaren in slaagde deze rol te spelen in een Franse boerengemeenschap, trof haar allereerst als een zo prachtig verhaal dat het geschikt leek voor een film'een 15 N.Z. Davis, The return of Martin Guerre, Cambridge Mass. 1983; hier aangehaald in de Ned. vertaling, De terugkeer van Martin
Guerre. Historische reconstructie van een legende, 1548-1560, Amsterdam/Brussel 1985, 7.
16 Le retour de Martin
Guerre, scenario JeanClaude Carrierre, regie Daniel Vigne (1983).
17 Over de achtergronden van Martin Guerre, N.Z. Davis, "Any resemblance to persons living or dead': film
and the challenge of authenticity', in The Yale review, 76 (1987), 457-482; vert. in Rainer Rother (red.), Bilder schreiben Geschichte: Der Historiker im Kino, Berlijn 1991, 37-64.
18 N.Z. Davis, Fiction in the
archives. Pardon tales and their tellers in sixteenth century France, Stanford 1987.
geheel andere manier om over het verleden te vertellen'.'5 Zo raakte ze betrokken bij het maken van de gelijknamige fiIm,6 maar merkte ze eveneens dat een historicus toch iets anders wil dan een regisseur., Meer dan de film dat heeft kunnen doen, situeert Davis de merkwaardige zaak-Martin Guerre (1548-1560) in de opvattingen en de levensstijl van het dorp Artigat, en in de veranderende
normen onder de groeiende invloed van het protestantisme. Juist op dit microniveau begrijpt de lezer wat macro-verschijnselen als de traditionele agrarische economie en de confrontatie van de geletterde staatsmacht met de volkscultuur
betekenen en hoe zij op elkaar inwerken. Anders dan de regisseurswant anders dan de meeste historici die over de zaak hebben geschrevenbeschouwt Davis niet de bedrieger, maar twee andere figuren als de meest interessante personages in het drama. Bertrande, de vrouw van 'Martin Guerre', moet vanaf de eerste nacht hebben geweten dat deze man niet haar verdwenen echtgenoot was, en speelde tot kort voor het vonnis met hem onder een hoedje. De rechter Jean de Coras schreef na het vonnis een traktaat waarin hij zijn protestantse, juridisch geschoolde visie gaf op allerlei aspecten van deze zaak, zoals het huwelijk, aanvaardbare vormen van bewijsvoering, en het volksgeloof in misleiding door de duivel. Bovendien blijkt, volgens Davis, in dit geschrift een zekere sympathie voor de verdachte, omdat Coras enigszins zijn eigen preoccupaties herkende in de noodzaak een nieuwe identiteit te scheppen en in het zelfgemaakte huwelijk van het duo, dat op protestantse opvattingen zou wijzen. Er loopt een directe lijn van Martin Guerre naar Fiction in the archives (1987)." Wie in het zestiende-eeuwse Frankrijk ter dood was veroordeeld wegens moord, kon een verzoek om gratie richten tot de koning. Sommige situaties en motieven golden als verzachtende omstandigheid: grove aantasting van de eer en getroffen worden door een woedeaanval maakten doodslag door een man excusabel, een vrouw kon gratie vragen indien zij ernstig mishandeld was of haar kinderen verdedigde. In het algemeen zouden wij nu deze gronden typeren als extreme provocatie, maar de leer van de humores, die verklaarde waarom mannen door de hitte van de drift overweldigd konden worden en vrouwen niet, speelde een even belangrijke rol. Het gratie-verzoek was niet zonder risico, omdat het nu eenmaal erkenning van schuld aan de doodslag inhield. Het verzoek werd opgesteld door een jurist, die de zaak beschreef als door de aanvrager zelf verwoord, maar die precies wist op welke gronden de zaak
voor gratie in aanmerking zou kunnen komen. De verzoekschriften bevatten derhalve een plausibel verhaal, waarin de klank van authenticiteit zo veel mogelijk is bewaard, maar dat evenzeer gemodelleerd is naar de jurisprudentie inzake gratie. Davis noemt deze teksten 'life-saving stories'; ze ontwikkelden zich tot een verhaal-genre (in plaats van een zakelijke uiteenzetting over ie-
ti.:thit:o.t.!acali ;
,r1g1
''
,g
1.4
-17:02ik
DAS LAUBERHUTTEN FEST
Johann Christoph Georg Bodenschatz, Kirchliche Verfassung der heutigen Juden, sonderlich derer in Deutschland, in IV Haupttheile abgefasset aus ihren eigenen und andern Schriften, vol. I, Erlang 1748, Fig. IX.
Collectie Universiteitsbibliotheek Groningen
76
19 N.Z. Davis, 'Life-saving
stories', in Denis Hollier (red.), A new history of French literature, Cambridge Mass. 1989, 139-145.
mands omstandigheden en reputatie) omdat van de koning een persoonlijke reactie werd verwachthet toekennen van gratie was zijn eigen beslissing, die blijk gaf van zijn wijsheid en compassie.9 Feit en fictie lopen in deze teksten in elkaar over: de verzoekschriften bevatten een grote rijkdom aan gegevens over het leven van het menu peuple, over de subjectieve ervaring van dagelijkse omstandigheden, terwijl de verteller natuurlijk wel zichzelf in een gunstig daglicht plaatst. Deze gegevens speelden al
zo Davis, Martin Guerre, vooral 11-15.
21 N.Z. Davis, 'Boundaries and the sense of self in early
modern France', in Thomas C. Heller e.a. (red.), Reconstructing individualism. Autonomy, individuality, and the self in western thought, Stanford 1986, 53-63 (vert. in Davis, Frauen und Gesellschaft, 7-18); idem, 'Ghosts, kin and progeny: some features of family life in aarly modern Europe', (vert. in ibidem, 19-51; oorspr.
1977); N.Z. Davis & R.
een belangrijke rol in de contekst van Martin Guerre,.' maar in Fiction in the archives is de stilering van het verhaal het centrale thema. Stijl in de brede zin des woords, de manier waarop het leven gemodelleerd wordt aan de hand van hoofd- en bijzaken, en de rangschikking van expliciete en verzwegen standpunten, beschouwt Davis als een van de belangrijkste gegevens voor de historicus die een cultuur wil leren kennen. Subjectiviteit wordt beleefd en weergegeven in cultureel gegeven vormen, en de autobiografie verenigt de stilering van het leven en van de herinnering in een tekst. En zo hebben psychologie en literatuurwetenschap ook een belangrijke ondersteunende functie in Davis' werk.z. Opnieuw hanteert zij deze theorievorming als instrument ter verfijning van specifieke historische interpretaties: ' [A]n examination of ideas of the self must not be universalizing, but rather must be located within a precise culture." Die cultuur reikt velerlei vormen aan om het zelf te ervaren en te duiden, en hierin zijn verschillen in religie, stand en sekse maatgevend. Het opstel 'Fame and secrecy: Leon Modena's life as an early modern autobiography is de eerste publikatie waarin Davis systematisch aandacht schenkt aan het joodse cultuurgoed naast de dominante christelijke sferen van het vroeg-moderne Europa. 'Identification as a Jew was concrete and omnipresent, filtering experience as ghetto gates filtered people and the laws of kashrut separated food.'24 Net als christelijke autobiografen benutte Modena bestaande verhaalvormen en ordeningen bij het schrijven van zijn levensverhaal, maar het waren andere dan die onder goyim gebruikelijk waren. Het innerlijk als contrast met de buitenwereld was niet alleen een individuele ruimte zoals christenen die ervoeren, maar hield ook de positie van de hele joodse gemeenschap ten opzichte van de omringende christelijke wereld in. Vooral het traditionele joodse 'ethische testament' stimuleerde het vellen van een oordeel
Starn (red.), Memory and countermemory (themanummer Representations, lente 1989). 22 Davis, 'Boundaries', 63. 23 N.Z. Davis, 'Fame and secrecy: Leon Modena's life as an early modern autobiography', in Mark Cohen (tr. & ed.), The autobiography of a seventeenthcentury Venetian Rabbi: Leon Modena's 'Life of Judah', Princeton 1988,
nageslacht. In dit opstel verwijst Davis al herhaaldelijk naar de memoires van Glikl von Hameln, een van de drie hoofdrolspeelsters in Women on the margins. Terwijl Modena zijn verhaal doorvlocht met beschouwingen over het
50-70.
kansspelde zonde waarvan hij zich niet wist te bevrijdenwerkte Glikl haar
24 Davis, 'Fame% 53.
'ethisch testament' uit met sprookjes en parabels, die ze had opgepikt uit allerlei
25 Davis, Women on the
margins, 'Arguing with God', passim.
over zichzelf en de contemplatie over eigen ervaringen ter lering van het
geschriften en mondelinge bronnen, en had aangepast aan de les die zij haar kinderen wilde leren.5
pr,,er,/,,,frzwzg,
9
x-,7entr-
4.
s
Viodt.1
...1.1,iL..,..
i'.'''
'-.1;' -if
a
, 'I. 411, -..1
v.
.4v ,." 4,
I
..*:
: ".:"--'
1,1
''IrgriA-.
.
A -
-
0
r,S4'
1
.
_
: Tti
E7-'067. _7
VON DER REINIGUNG DER KINDBETTERINEN
Johann Christoph Georg Bodenschatz, Kirchliche Verfassung der heutigen Juden, sonderlich derer in Deutschland, in IV Haupttheile abgefasset aus ihren eigenen und andern Schriften, vol. II, Frankfurt/Leipzig 1749, Fig. VII.
Collectie Universiteitsbibliotheek Groningen
78
Kritische historiografie Davis' besef van stijl in de even stringente als brede betekenis die ik zojuist daaraan heb gegeven, ligt ook ten grondslag aan haar historiografische werk. Al is geschiedschrijving tot op zekere hoogte een ambacht, de relatie van
historici tot het heden en het verleden komt tot uitdrukking in stijlen van
26 N.Z. Davis, 'Censorship, silence and resistance: the Anna les during the German occupation of France', in Literaria Pragensia: studies in literature and culture r (1991), 13-23; idem, 'Women and the world of
the Anna les', in History workshop 33 (1992), 121-137. Binnen de Annales-groep heeft Davis onmiskenbaar meer affiniteit met Marc Bloch, niet alleen joods zoals zijzelf, maar vooral als de auteur van Les rois thaumaturges (1924), dan met Emmanuel Le Roy Ladurie. De laatste gebruikt in Montaillou (1975) beschrijvende termen, die niet passen bij de categorieen die
vraagstelling en vertellen. De vormen die zij hanteren bevatten keuzen tussen hoofd- en bijzaken in hun visie op het verleden, die zij overdragen op elkaar en op de lezers. Hoewel het onderscheid enigszins kunstmatig is, kan Davis' historiografische oeuvre worden verdeeld in historiserend-beschouwende opstellen en in kritisch-programmatische artikelen. In de eerste categorie horen opstellen thuis waarin zij verschillende stijlen van geschiedschrijving bespreekt. Haar interesse gaat met name uit naar de Annales-groep, die vooral tijdens de Duitse bezetting geconfronteerd werd met het soon vraagstukken van politick engagement en beroepsuitoefening dat haar zo bezighoudt, en met wie ze ondanks enkele markante verschillen in benadering de belangstelling voor het menu peuple van het Franse ancien régime deelt.'6 Ook aan de relatie van vrouwelijke historici tot de geschiedschrijving, waarvan vele beroepscodes zo lang door mannen zijn bepaald, heeft ze een aantal artikelen gewijd met een deels sociaalbiografische, deels historiografische inslag.27 De kritisch-programmatische stukken gaan veel uitdrukkelijker uit van de opdracht die zij aan historici gesteld ziet. Met name inzake volkscultuur en volksgeloof als voorwerp van historisch onderzoek is ze soms zeer streng jegens vakgenoten die geneigd zijn tot een snel oordeel, en die blijk geven van vooropgezette denkbeelden omtrent de aard, motivatie en betekenis van gelooP Davis is perfectionistisch tot het uiterste, en verlangt van anderen dezelfde, totale toewijding. Het uit 1974 daterende 'Some tasks and themes in the study of
popular religion' is niet alleen een van de meest geschikte teksten om de werkwijze van Davis zelf te leren kennen, maar eigenlijk ook een schriftelijke 28 N.Z. Davis, 'The historian and popular culture', in
of the European past, New York 1980, 153-182; idem, 'History's two bodies', in American historical review
'Women's history: multiple stories', in Mirjarn de Baar e.a. (red.), In de 1,11 van het verhaal. Jaarboek voor vrouwengeschiedenis 11, Nijmegen 1990, 98-106; het vraagstuk van etniciteit bovendien in idem, 'Iroquois women, European women', in Margo Hendricks & Patricia Parker (red.), Women, 'race', and writing in the early modern period, Londen/New York
93 (1988), 1-3o; idem,
1994, 243-258-
1982, 321-341.
studies 3 (1976), 83-93
de boeren van Montaillou zelf hanteerden, en laat in
(Ned. vert. in Josine Blok
Le carnaval de Romans
voor vrouwengeschiedenis, Nijmegen 1981, 236-263);
(1979) economische
motieven zwaarder wegen dan de culturele identiteit, zodat volgens Davis de
betekenis van de opstandig-
heid tijdens het carnaval onderbelicht blijft; zie ook Visions of history, 112-113. 27 N.Z. Davis, 'Women's history in transition: the European case', in Feminist
e.a. (red.), Tweede jaarboek
idem, 'Gender and genre: women as historical writers, 1400-1820', in Patricia H. Labalme (red.), Beyond their sex. Learned women
Jacques Beauroy, Marc Bertrand & Edward T.
Gargan (red.), The wolf and the lamb. Popular culture in
France from the old regime to the twentieth century, Saratoga 1977, 9-16; idem,
'From 'popular religion' to 'religious cultures", in Steven Ozment (red.), Reformation Europe. A guide to research, St. Louis
Josine Blok
Geschiedenis als dialoog
79
29 N.Z. Davis, 'Some tasks
leerschool in historische analyse als zodanig.9 Van ieder aspect van volksgeloof
and themes in the study of popular religion', in Charles Trinkaus & Heiko Obermann (red.), The pursuit of holiness in late medieval and renaissance religion. Papers from the University of Michigan conference,
als volkscultuur onderzoekt ze tot in detail hoe het zich verhoudt tot andere, en bespreekt ze waarom de ene historische vraag meer inzicht biedt dan de andere,
Leiden 1974, 484-514.
30 Davis, 'Some tasks', 512.
(..) so as not to fragment those rites, practices, symbols, beliefs and institutions which to villagers or citydwellers constitute a whole (..) how all of these may provide groups and individuals some sense of ordering of their world, some explanation for baffling events or injustice, and some notion of who and where they are (..) what feelings, moods and motives they encourage or try to repress (..) to see what means are offered to move people through the stages of their lives, to prepare for their future, and to cope with suffering or catastrophe.). Toch is inderdaad het onderscheid dat ik zojuist maakte enigszins kunstmatig. Want natuurlijk blij ft de taak die Davis aan historici gesteld ziet de graadmeter waarmee ze ieders werk beoordeelt. Welk segment van de geschiedenis een historicus ook kiest, hij of zij is verplicht recht te doen aan de veelvuldigheid van de historische werkelijkheid en de ervaringswereld van de historische actoren zelf. Dat vrouwen een geintegreerd onderdeel uitmaken van die historische werkelijkheid, is voor haar zo vanzelfsprekend, dat zij altijd voor een samenhangende 'gender'-benadering heeft gepleit, zowel in kringen van vrouwengeschiedenis als onder historici, die hun blik tot de rol van mannen beperken. Dit standpunt sluit ook het besef in dat mannen- en vrouwenlevens veelal sterk verschillend zijn geweest. Haar kritiek op de neiging van historici om het detail al snel te transponeren tot de generalisatie, en die generalisatie vervolgens aan te zien voor het geheel, weerspiegelt bovendien haar betrokkenheid bij diegenen, aan wie dan geen betekenis zou worden gehecht. Wie werkelijk in het historische leven is geInteresseerd, ziet onmiddellijk de cruciale rol die vrouwen speelden in alle aspecten van cultuur en samenleving. Vrouwen waren veelal bemiddelaars tussen maatschappelijke structu-
ren die door mannen waren opgebouwd en door mannen werden beheerd: gilden en andere beroepsorganisaties, patriarchale families, generaties waarin het gezag langs de mannelijke lijn liep, zelfs vormen van koloniaal beheer over een inheemse bevolking. Deze bemiddelende rol verliep natuurlijk niet altijd zonder conflicten. Vrouwen bouwden bovendien hun eigen wereld van contacten op, met hun eigen verhalen, rituelen en taken. Een bijzonder aspect van deze rol is de tweetaligheid van vrouwen: zij hebben hun eigen, subjectieve uitdrukkingsvormen, en zij kennen het dominante, mannelijke verhaal over de wereld en over henzelf. Een zelfde tweetaligheid ontwikkelden de joden in christelijk
West-Europa; niet alleen de letterlijke meertaligheid door het gebruik van Hebreeuws, Jiddisch en Ladino, maar ook de taal van onderhandeling tussen de
eigen cultuurgemeenschap en die van het dominante christendom. Deze cultu-
So
rele en letterlijke meertaligheid is ook een van de kwaliteiten die de drie 'women
on the margins' verbindt, eerst in hun onderhandelingen met de tradionele centra van hun gemeenschap, vervolgens wanneer zij emigreren om hun roeping en werk te realiseren. In al deze opzichten zijn de drie vrouwen uit Davis' gelijknamige boek haar eigen alter ego.
Verbeelding en historisch begrip
3/ Robert Finlay, 'The refashioning of Martin Guerre', in American
historical review 93 (1988), 553-571.
32 N.Z. Davis, 'On the lame', in American historical review 93 (1988), 507-603.
Davis wil in haar reconstructies meer bereiken dan de meeste historici: zij wil alle nuances in de ervaringen van de historische actoren achterhalen, al hun twijfels en mogelijkheden begrijpen. Ze doet dan ook meer en uitdrukkelijker dan de meeste historici een beroep op de verbeeldingskracht. In haar teksten komen frasen als 'misschien vond ze dit nu de beste keuze', en 'waarschijnlijk kon hij dit niet aanvaarden', veelvuldig voor, uitspraken waarmee zij zichzelf, en de lezer met haar, in de gedachtenwereld van de personages verplaatst. Speelt de fantasie zo een grotere rol in haar werk dan een wetenschappelijk onderzoeker past? Loopt Davis niet het risico haar eigen preoccupaties aan het historisch materiaal op te leggen? De Renaissancist Robert Finlay heeft tijdens een forum, dat de American Historical Association aan Martin Guerre wijdde, betoogd dat dit inderdaad het geval is:3 Volgens Finlay is de Bertrande die Davis heeft geschetst, een feministe avant-la-lettre naar Davis' eigen smaak, is de bedrieger Arnaud du Tilh gemodelleerd naar moderne ideeen over het ontwerpen van een levensstijl, en is Davis' lezing van Coras' tekst een voorbeeld
van modieuze literatuuranalyse. Davis' antwoord op deze kritiek is bijzonder instructief: ze bespreekt zowel haar werkwijze in het onderzoek en bij het schrijven, als haar politieke motivatie.3 Ze toont aan dat alle overwegingen en keuzemogelijkheden, die ze haar personages meegeeft, gebaseerd zijn op onderzoek naar de mentaliteit en de praktijken van de betreffende plaats en tijd. De verbeeldingskracht behelst de toepassing van deze kennis door empathie met de figuren, terwijl termen als 'misschien' aangeven dat er geen uitdrukkelijke uitspraak in een bron is die bewijst dat de figuur ook werkelijk deze gedachte koesterde. Zo houdt bovendien
33
Robert Finlay, Politics in
Renaissance Venice, New Brunswick 1980.
de lezer de mogelijkheid om Davis' interpretatie te aanvaarden dan wel af te wijzen. Ook de dubbelzinnigheden die zij in Coras' tekst aantreft, worden bevestigd door citaten uit tal van andere bronnen, die met Coras' origineel verband houden en die Davis in haar voetnoten alle vermeldt; Finlay heeft zijn werk eenvoudigweg niet grondig genoeg gedaan. Haar betoog wordt fel als ze beschrijft hoe Finlay de benadering van de personen in Martin Guerre bekritiseert, die hij voor zijn eigen werk wel relevant vindt.33 Zijn onderzoek betreft echter de elite van Venetie, terwijI hij bij voorbaat uitsluit dat de boeren van Artigat evenzeer begiftigd kunnen zijn met een veelzijdig psychisch leven
Josine Blok
Geschiedenis als dialoog
81
en met de vaardigheid hun voordeel te doen met verschillende mogelijkheden. De discussie illustreert opnieuw hoe Davis' maatschappelijk engagement haar historisch besef stimuleert. Davis' liefde voor het detail is enerzijds een kracht: pas in de beschrijving
van de historische belevingswereld blijkt wat de staat of de godsdienst werkelijk
betekenen. Anderzijds houdt deze liefde een beperking in: het micro-niveau is zelden geschikt om licht te werpen op het macro-niveau, en nog minder om dit
wezenlijk anders dan voorheen te interpreteren. Ik zeg met opzet 'zelden': Davis' case-studies houden wel degelijk een andere visie in op de inhoud en samenhang van grootschalige verschijnselen. Maar die visie is meestal opgenomen in de beschrijving van het evenement, en behelst in hoofdzaak een impliciete correctie op gangbare generalisaties. Het zou mogelijk zijn om uit al haar geschriften de relevante passages te selecteren en die te verwerken tot een monografie over de betekenis van godsdienst in het vroeg-moderne Europa, in de stij1 van Weber of Burckhardt. Davis zelf zou dat echter nooit doen; ook haar historiografische opstellen laten zien dat zij de nadelen van grootschaligheid niet vindt opwegen tegen de voordelen die deze biedt met betrekking tot historisch inzicht. Omdat Davis de brede contekst zo onnadrukkelijk beschrijft, lijken haar
onderwerpen soms te zweven, alsof ze het contact met de tijdsdimensie hebben verloren. Dat is naar mijn smaak het sterkst het geval in Women on the margins. Ook al laat Davis zorgvuldig zien hoe de levens van haar protagonisten door tijd 34 Davis, Women on the margins, 30. Tkhines zijn
en plaats bepaald werden, de drie vrouwen zelf krijgen uiteindelijk een haast tijdloos karakter. Of zou dat de bedoeling zijn geweest?
gebeden in het jiddisch, veelal in speciaal voor
vrouwen uitgegeven kleine devotie-boeken verzameld. Het lichamelijke leven van joodse vrouwen was bij uitstek 'bound by time', door de rituelen die de reinheid en onreinheid van menstruatie en geboorte bepaalden.
Perhaps Glikl's reading was, like the tkhines, not 'bound by time.' (..) when she began to write her book, as we have heard her saying to her children, (..) its composition allowed her not merely to weave a thickly textured life history full of telling anecdote, but also eventually to resolve in her mind the tension between the old generation and the young. Further, the combination of personal and story narratives helped her to struggle with the moral significance of disappointment and sorrow and to take on an independent religious voice (..).34