GEO-INFO 1 Vakblad van Geo-Informatie Nederland
2013 - jaargang 10
pagina 4
Red de originele hulpkaarten! pagina 10
Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerking pagina 14
Levendige slotdag 3D Pilot NL
Een baken (baak) in zee
Franz Leander Neubauer, Topographischer Punkt (ALPINMUSEUM KEMPTEN)
Dit schilderij hangt in het in 2012 bezochte Alpinmuseum in Kempten tussen veel fraaie bergkartografie. Heel aantrekkelijk voor landmeetkundig geschoolde mensen, ga maar eens kijken. Een beetje verontrustend ook. Erg onwaarschijnlijk dat dit een vast punt is. Misschien een houvast biedend
drijvend baken om met een ijsbreker de weg te vinden? Gericht op de toekomst dus (ik gebruikte het plaatje in een nieuwjaarskaart). Maar wat is hier het verleden? Het beeld voldoet niet aan de schollentektoniek, want de schollen passen niet in elkaar. De waarnemer heeft de breuk niet veroorzaakt. Een nieuw ijsveld
is tegen het oude aangedreven, en daar zit zo te zien geen beweging in. Resultaten behaald in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst. Kan dit wel goed aflopen? René van der Schans
Inhoudsopgave
Het Kadaster ruimtelijk in stand gehouden 4
Interview - Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerking 10
Verslag - Donateursdag De Hollandse Cirkel 21
Verslag - Eind 2012: dvd Recueil Méthodique 1812 gelanceerd 25
Levendige slotdag 3D Pilot NL 14
Colofon2 Redactioneel - Blijft het plakken? 3 Het Kadaster ruimtelijk in stand gehouden 4 Interview - Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerking 10 Levendige slotdag 3D Pilot NL 14 Boekbespreking - DHC-publicatiereeks “Geodetisch-Historische Monografieën” 19 Open Kaart - Compensatie Zuiderzeelijn 20 Verslag - Donateursdag De Hollandse Cirkel 21
Boekbespreking - Schatkamers van Nederland 23 Column - Dit ontwerp is zó zeroes! 24 Verslag - Eind 2012: dvd Recueil Méthodique 1812 gelanceerd 25 Column - Ver-app’en 27 Verslag - Reis om de wereld in elf delen: Blaeus atlassen opengelegd 28 Reactie - Reactie op ‘parel’ 29 Verslag - SPAR Europe 30 Informatie31
Geo-Info 2013-1 1
Partners Geo-Informatie Nederland
Agenda GIN Bijeenkomst Regio Noord
Bijeenkomst Regio West
GIN Congres
Onderwerp:
Onderwerp:
tijdens Overheid & ICT
Toepassen van Geo-Informatie
Geo-Informatie buiten het vakgebied
Datum: 23-25 april 2013
Datum: 4 februari 2013
Datum: 31 januari 2013
Locatie: Jaarbeurs Utrecht
Tijd: 17.00-20.00 uur
Tijd: 16.30-20.00 uur
Informatie: www.geo-info.nl
Locatie: Oranjewoud, Heerenveen
Locatie: Amsterdam
Informatie: www.overheid-en-ict.nl
Meer info: www.geo-info.nl/regio
Meer info: www.geo-info.nl/regio UvA; Zaal F.0.02
Geoweek
www.geo-info.nl
Oudemanhuispoort 4-6
Datum: 22 t/m 26 april 2013
[email protected]
1012 CN Amsterdam
Informatie: www.geoweek.nl
Foto omslag: 3D-montage van kadastrale hulpkaarten 1840-1933 van het Grotekerkplein in Rotterdam.
Colofon Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geo-info.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Redactie Geo-Info Hoofdredacteur: Roelof Keppel Redacteuren Adri den Boer Klaas van der Hoek Bart Huijbers Milo van der Linden Edward Mac Gillavry Ad van der Meer Ferjan Ormeling Frans Rip Bladmanagement Motivation Office Support bv, Nijkerk
2 Geo-Info 2013-1
Inzenden kopij Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie. Zie ook www.geo-info.nl onder ‘Geo-Info’. Advertentie-exploitatie Motivation Office Support Jan van de Vis Telefoon: 033 – 247 34 00 E-mail:
[email protected] Algemen e-mail:
[email protected] Advertentietarieven op aanvraag Vormgeving en druk VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl Abonnementen / inlichtingen Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail:
[email protected] Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail. Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap
wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal drie maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd. Abonnementsprijzen per jaar voor 2013 Persoonlijk lidmaatschap: € 59 incl. 6% btw Abonnement op Geo-Info: € 107 incl. 6% btw Organisatielidmaatschap: € 240 incl. 6% btw Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 33 (excl. 21% btw) en buiten Europa € 57 per jaar (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geo-info.nl Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2 per jaar. © 2013. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van redactie en auteur. ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online)
Redactioneel
Frans Rip
Blijft het plakken? Dit gaat niet over behang. Half december had ons lab[1] een dagje op de hei. Niet letterlijk natuurlijk, dat zou te koud zijn in die tijd van het jaar. Voor onze buitenlandse promovendi werd het aangeduid als “retreat”, en inderdaad, we trokken ons even terug. ’s Ochtends ging het over onderzoek en was de voertaal Engels, zodat de promovendi mee konden praten. Het middag programma was gewijd aan onderwijs met als voertaal Nederlands. Later was er eten en muziek. In het onderzoekdeel zat een programmapunt dat ook relevant is voor dit redactioneel, namelijk een presentatie over Stick Factors. Misschien kent u dat: zes kenmerken die een gebeurtenis of een product moet hebben om onthouden te worden, bijvoorbeeld door een klant. Na de presentatie moest er direct mee geoefend worden. Een spoedcursus, zodat het onderwerp beter bleef plakken. Het leek me aardig om te eens te kijken in hoeverre dit nummer van Geo-Info die kenmerken heeft. De uitkomst is vast interessant voor adverteerders, want wie wil adverteren in een blad met een lage plakfactor? En natuurlijk ook voor auteurs, want iedereen wil toch dat z’n stuk onthouden wordt? De zes plakfactoren zijn: Simple (houd het eenvoudig) Unexpected (zorg voor iets onverwachts, verrassends) Concrete (maak abstracte dingen concreet) Credible (wees geloofwaardig, toon bewijsmateriaal) Emotional (probeer een emotionele snaar te raken) Story (zorg voor een verhaal: over emotionele groei, het aangaan van een uitdaging)
schappen!) langs deze simpele SUCCES-meetlat leggen. (Had u het acronym gezien?) De uitkomst is precies noch nauwkeurig, maar je wordt je er als auteur wel beter van bewust hoe het met de plakfactor van je stuk is. En als hoofdredacteur kijk je natuurlijk naar de plakfactor van je blad als geheel. Waarom werd op die ochtend in december eigenlijk een presentatie over Stick Factors gehouden? De aanleiding was het eindrapport van de onderwijsvisitatie commissie over het MSconderwijsprogramma Geo-Information Science van Wageningen Universiteit. Dat programma werd zeer gunstig beoordeeld en daarmee opnieuw voor zes jaar geaccrediteerd. Wel gaf de commissie aan om meer aan branding en marketing te doen. Vandaar de cursus voor docenten en onderzoekers: zorg dat je resultaten blijven plakken door de STICK factoren te gebruiken! Voor dit blad en voor het hele vakgebied geldt eigenlijk hetzelfde. 1. Wageningen University, Laboratory of Geo-information Science and Remote Sensing. Het is beleid om Engelse namen te gebruiken. 2. Presentatie door Anton Vanhoucke (Fabrique) en Yno Papen (WUR/ Papen & Klei).
Vallen deze zes kenmerken te verbinden met onderdelen van dit nummer van Geo-Info? Ik doe een poging. Het stuk over de 3D Pilot slotdag scoort naar mijn smaak op de meeste punten. Er zit zelfs een beetje emotie in, alleen de verrassing ontbreekt. Doorgaans zit dat onverwachte wel in de rubrieken Open Kaart en In Beeld: mooie of rare kaarten, verrassende loopbaanontwikkelingen. Die rubrieken bieden ook concrete elementen, waar een verhaal bij hoort. Historische onderwerpen, zoals deze keer hulpkaarten van het Kadaster, hebben volgens mij onder meer een aanzienlijke emotionele lading: liefde voor het verleden of wat daar nog van over is. Enzovoort. U kunt het beter zelf doen. Je kan in principe elke tekst of film (denk aan reclamebood-
MIJNGIN Via MIJNGIN wordt de GIN-ledendatabase up-to-date gehouden. We zijn er met z’n allen in geslaagd om van onze leden betere gegevens in deze database te plaatsen. Op basis van de nu beschikbare informatie starten we binnenkort een lezerspanel. De bevindingen en ideeën uit deze groep zullen we onder deze rubriek opnemen en publiceren. Meer informatie over MIJNGIN en hoe daar gegevens aan te vullen en te verbeteren vind je op www.geo-info.nl.
Geo-Info 2013-1 3
Het Kadaster ruimtelijk in stand gehouden René van der Schans,
[email protected]
Over de ontwikkeling van de bijhouding van het Kadaster, vroeger instandhouding genoemd, is weinig geschreven. Voor het ruimtelijke aspect daarvan waren de hulpkaarten, die de veranderingen vastlegden, en de bijbladen, die de actuele toestand weergaven, van het grootste belang. Nu de toekomst van de hulpkaarten op het spel staat, kan het zeker geen kwaad om over de innige relatie tussen die twee typen kaarten een en ander uit de doeken te doen. Informatie in hulpkaarten geborgd door bijbladen? Op advies van een medewerker van het Nationaal Archief, die wel zo verstandig was nog een slag om de arm te houden, voerde het Kadaster bij zijn aanvraag van 3 augustus 2009 tot digitale vervanging en vernietiging van de sinds ongeveer 1835 bijgehouden collectie hulpkaarten, het volgende argument aan: ‘De hulpkaarten zijn weliswaar B-materiaal [d.w.z. waarvan de inhoud bewaard moet blijven, vdS], maar de informatie hieruit is ook aanwezig in afgeleide producten, als de bijbladen en de minuutplans, die zijn/ worden overgedragen aan het Nationaal Archief en de Regionale Historische Centra, waardoor de informatie ook op een ander niveau/document geborgd is.’ Er door enkelen op gewezen zijnde, dat deze wel zeer stellige uitspraak, noch feitelijk (er is maar een heel klein aantal oude bijbladen bewaard gebleven, zie de inventarissen van de RHC’s) noch theoretisch kon kloppen (op de bijbladen werden vervallen percelen weggekrast), reageerde een door het Kadaster ingeschakelde advocaat in een verweerschrift van 18 april 2012, als volgt: ‘5.3.10 Onder verwijzing naar een passage uit de aanvraag tot de machtiging van 3 augustus 2009 stellen eisers dat het Kadaster zich op het standpunt stelt dat de inhoud van hulpkaarten wordt gewaarborgd door minuutplans en bijbladen. Dit is onjuist. Het Kadaster wijst erop dat 4 Geo-Info 2013-1
Circulaire bijbladen der plans (Kadastermuseum cat.nr. 2997).
Deze reeks gereconstrueerde bijbladen toont voor elk perceel wat er in de loop van de tijd mee gebeurde.
de passage, op pagina 2 van de aanvraag, onderdeel is van een schets van de aard van hulpkaarten. Hoewel het op zichzelf juist is dat (een goed deel van) de inhoud van hulpkaarten tevens tot uitdrukking komt in de minuutplans en bijbladen, stelt het Kadaster niet dat, om die reden, de hulpkaarten kunnen worden vervangen. Evenmin stelt het Kadaster dat de minuutplans en de bijbladen als vervangers van de hulpkaarten zullen fungeren, zodra laatstgenoemde documenten zijn vernietigd. De inhoud van de hulpkaarten wordt volledig en juist weergegeven door de te vervaardigen digitale reproducties, die de oorspronkelijke documenten zullen vervangen. Nogmaals: van de oorspronkelijke informatie gaat niets verloren.’ Op deze verhullende en zelfs onwaarachtige wijze wordt, tegen een flink uurtarief
naar ik aanneem, de pijnlijke onkunde van een of meer voor de digitale vervanging verantwoordelijke medewerkers van het Kadaster goedgepraat. Informatie uit de hulpkaarten werd inderdaad in de bijbladen overgenomen, maar dat wil nog niet zeggen dat daarmee die informatie geborgd is, dat wil zeggen uit die bijbladen te reconstrueren valt, zeker wanneer vervallen percelen op de bijbladen werden weggekrast en daardoor versleten bijbladen werden weggegooid. Het argument zou alleen waar zijn, wanneer een al in 1844 afgeschaft systeem tot heden zou zijn voortgezet, en alle daarin vervaardigde bijbladen zorgvuldig bewaard zouden zijn gebleven. Maar van die bijbladen, voor zover gemaakt, is er bij mijn weten (helaas) geen een meer over. Toen was dat echter een hele opluchting.
Hoe vond de bijhouding van ruimtelijke veranderingen plaats? In 1844 werd een werkwijze vastgesteld, die ik nog rond 1962 in Delft van lector Haasbroek en de heer Breemans, zowel theoretisch als praktisch, onderwezen kreeg: vastlegging van de veranderingen op hulpkaarten, en vastlegging van de gewijzigde toestand op een enig bijblad, door middel van ‘uitschrapping en in-deplaatsstelling’. Een paardentand speelde daarin een belangrijke rol, kan ik mij herinneren. Van een van mijn onderzoeksgebieden, het Grotekerkplein in Rotterdam, is in de archieven geen enkel zo gemaakt bijblad bewaard gebleven, maar er viel nog wel een overeenkomstig, zo te zien tot 1940 bijgehouden, plan voor de grondbelasting te Geo-Info 2013-1 5
geplaatst naar een nieuw volgnommer van dat stuk, onder hetwelk de aanwijzingen, uit de veranderingen voortspruitende, worden aangeteekend. Ingeval van latere veranderingen, betrekking hebbende tot hetzelfde stuk gronds, gaat men op gelijke wijze te werk, door namelijk nieuwe suppletoire plans op te maken, en op de suppletoire aanwijzende tafel nieuwe volgnommers te openen; waarbij evenwel al wat in de oorspronkelijke stukken, of in de reeds bestaande suppletoire stukken gevonden wordt, leesbaar wordt gelaten, ten einde men te allen tijde, wanneer zulks noodig is, al de veranderingen doorgaande, welke opvolgelijk hebben plaatsgehad, terug kunnen komen op den stand van zaken, zoo als die op het oogenblik van het afsluiten der oorspronkelijke stukken, of op ieder ander later en bepaald tijdstip, was, of geacht werd te zijn.’
Kaart gebruikt bij de grondbelasting (bron: Nationaal Archief NL-HaNA_4.Kador-GB_137C.07).
vinden, waarop door kleurverschillen goed te zien is hoe die bijhouding plaats vond. Maar welke percelen verdwenen er nu (in het dienstjaar 1933) precies op de plaats van een nieuwe vishal? Daarvoor heb je toch een hulpkaart nodig. Alle vijftien, de oudste van 1840, zijn bewaard gebleven. Op de volgende bladzijde een fragment uit de laatste hulpkaart van voor het bombardement in 1940.
spronkelijk Aanwijzende Tafels en leggers. Maar in 1832 kwamen er de ‘Verordeningen ter instandhouding van het kadaster van het Koninkrijk der Nederlanden’ [1], met onder meer de volgende bepaling:
‘Art. 17. Wanneer het blijkt, dat een perceel, met betrekking tot hetwelk van de suppletoire stukken reeds is gebruik gemaakt, of ten aanzien van deszelfs plaatselijke gesteldheid, of alleen ten aanzien van de eigenEen deel van de vervallen percelen is nog domsregten, eene nieuwe verandering uit de tijd van het minuutplan, maar voor heeft ondergaan, dan wordt aan deze het ontstaan van de percelen 1789, 1790, nieuwe verandering, op dezelfde wijze als 1794, 2409, 2441 en 2585 en het vergaan voor de eerste, overeenkomstig de in art. van hun voorgangers, moeten we toch 12, 13 en 15 gegevene voorschriften, gevolg ècht de oudere hulpkaarten raadplegen, gegeven; dat is, men stelt (wanneer de iets anders is er niet. Al in 1844 werd dat verandering aanleiding geeft om aan de vastgesteld, maar het Kadaster is dat ken- plans iets te doen) door onderhaling, met nelijk vergeten, of wil het niet weten. rooden inkt, van het nommer des veranderden perceels, op het eerst opgemaakte suppletoire plan, een verwijzingsteeken Maar hoe was het tot 1844? In de Recueil naar een tweede suppletoir plan, waarop Méthodique ofwel Méthodique Verzameling de nieuwe grenzen worden afgebeeld; van 1811/1812 was omtrent de bijhouding van de kadastrale plans niets geregeld; men terwijl de omschrijving van het perceel in de suppletoire aanwijzende tafel doorgehad tot 1832 ongetwijfeld de handen al vol haald, en nevens dezelve, in de daartoe aan het goed vastleggen van de begintoebestemde kolom, eene verwijzing wordt stand in onder meer minuutplans, Oor6 Geo-Info 2013-1
Arme landmeter of tekenaar die dit moeizame proza, laat staan de werkwijze, moest begrijpen. Dan toonden onze zuiderburen, waarmee we kort voordien nog ‘samen’ waren opgetrokken, iets meer inzicht in wat het menselijk brein aankan. Er zijn ook (hier weggelaten) verwijzingen naar een Modellenboek; voor Nederland is mij zoiets onbekend.
‘Verordening voor de bijhouding van het Kadaster van het Koninkrijk België’ Brussel, 1835 [2] [hier door mij vertaald uit het Frans, vdS] TITEL II. Wijze van mutatieverwerking op de plans en andere kadastrale stukken EERSTE HOOFDSTUK Oorspronkelijke en supplementaire plans 8. De mutaties zullen niet plaatsvinden op de oorspronkelijke plans, maar op supplementaire plans. 9. De supplementaire plans dienen ertoe alle veranderingen in de figuratie aan te wijzen die het terrein ondergaat. Zij worden getekend op vellen papier Grand-Aigle waarop de ruiten van de oorspronkelijke plans exact zijn gereproduceerd. De percelen die wijzigingen ondergaan
in hun grenzen worden, volgens hun nieuwe configuratie, overgenomen op deze supplementaire plans, en ten opzichte van de ruiten, in dezelfde positie als op het oorspronkelijke plan, aangebracht. 10. De percelen die een eerste verandering in de grenzen ondergaan worden, op de wijze als aangegeven in het voorgaande artikel, op een eerste supplementair blad aangebracht. 11. De percelen die, na een eerste verandering te hebben ondergaan, een tweede overkomt, of een derde, enz., worden aangebracht op een tweede, derde, enz. supplementair blad. 12. De nummers van de percelen die op een eerste supplementair blad zijn overgebracht worden op het oorspronkelijk plan met rode inkt onderstreept. Men onderstreept op dezelfde wijze op het eerste supplementaire blad de nummers van de percelen die naar het tweede supplementaire blad overgaan. Op de daaropvolgende supplementaire bladen gaat men op gelijke wijze te werk. 13. Wanneer een perceel, dat nog geen verandering heeft ondergaan, wordt verenigd of gecombineerd met een perceel dat veranderd is, kopieert men eerst het eerste perceel op het eerste supplementaire blad, en vervolgens brengt men het, gecombineerd met het andere perceel, over op het tweede supplementaire blad. In dit geval zet men met rode inkt een cirkel om het nummer van het perceel dat op het eerste supplementaire blad is gekopieerd. In het algemeen, en vanaf de invoering van de huidige Verordening, zal men geen perceel van het primitieve plan of van een supplementair blad doen overgaan naar een van de volgende bladen, zonder dit van te voren op de hiervoor aangegeven wijze te hebben gekopieerd naar alle tussengelegen bladen. 14. Indien paden, wegen, kanalen, aanwassen, enz. belastbaar worden, moeten de nieuwe percelen die daaruit voortkomen op het eerste supplementaire blad worden getekend en genummerd.’ Dit is werkelijk een geniaal systeem, want je kunt op de genoemde supplementaire
plans ofwel bijbladen, alle percelen die ooit bestaan hebben, terugvinden. Er wordt niets weggekrast, er wordt alleen maar bijgetekend, waar een nog maagdelijke plek is voor een nieuw ontstaan perceel. Wel worden vervallen perceelnummers steeds doorgehaald, om aan te geven dat je op een vervolgblad moet kijken. Ongelooflijk knap bedacht, logisch perfect, maar volkomen onwerkbaar, door de hoeveelheid papier die het vroeg, maar waarschijnlijk eerder, doordat het personeel erdoor in razernij moest geraken. ARBO-regelgeving was er toen nog niet, en er werd toentertijd écht veel van de mensen in administratieve functies gevraagd, maar dit kon gewoon niet. Er is in 1863 mooi over geschreven door dr. G.A. Venema, onder meer landmeter en later burgemeester van Winschoten:
sel ten grondslag om de minuteplans, den nette- en zakatlas, aan de bewaring aanwezig, onveranderd te laten, welke wisselingen ook in de grenzen der perceelen ontstaan. Art. 12 stelde vast, dat ieder perceel, hetwelk in zijne grenzen verandering onderging, of door het stichten van gebouwen, het splitsen of vereenigen van perceelen, het in cultuur brengen van woeste gronden, werd gevormd, op een bijblad moest worden overgebracht, waarop het een nieuw nummer moest ontvangen. Het nummer op het oorspronkelijke plan moest met rooden inkt worden onderstreept, ten bewijze dat het veranderd op het bijblad was te vinden. Iedere eerste verandering van een perceel diende op het eerste bijblad voor te komen, Veranderde zoodanig perceel door splitsing, ontginning of op eene andere wijze, dan ging het op een tweede bijblad over. (…) G.A. Venema: Beoordeelende beschouwing Wanneer hiervan het resultaat was van de voorschriften gegeven en van den geweest, dat den kadasterarbeid daardoor arbeid verricht bij de samenstelling en ware verzekerd geworden eene doelmatige bijhouding der kadastrale stukken (1863) [3] inrichting bij eenig gemak in het gebruik, dan zou men dat allerwenschelijkst hebben [p. 26] In het voorschrift, waarbij de wijze moeten noemen, maar een tegenovergebepaald wordt, hoe de veranderingen, die stelde uitkomst werd verkregen. er onophoudelijk in de verdeeling van den Het vermeerderd getal kaarten gaf veel bodem voorvallen op de plans moeten last bij hare raadpleging; het geven van worden aangeduid, ten einde die gewich- extracten werd bemoeielijkt; en wie tige stukken steeds aan den tegenwoorde toekomst raadpleegde, kwam tot digen toestand te doen beantwoorden, de overtuiging, dat bij behoud van dat heeft men echter gedwaald en eerst laat, voorschrift, het kadaster eens onbruikbaar en met opoffering van tijd en uitgaven is zou worden. men tot de overtuiging gekomen, dat de Gereedelijk zal dit worden toegestemd, bij dat voorschrift aangewezen weg moest als men, om eene keuze te doen, bedenkt, worden verlaten. hoe groot het getal bijbladen moest klimmen bij verkoop van stukjes grond In de verordeningen tot instandhouding voor den opbouw van huizen. Bij den van het kadaster van 1832 ligt het begin-
Rotterdam Sectie K Hulpkaart 351 (1933).
Geo-Info 2013-1 7
Een bijhoudingsexperiment op het Grotekerkplein in Rotterdam De bijbladen-oude-stijl van voor 1844 zijn vermoedelijk allemaal vernietigd of op een of andere manier hergebruikt (papier was duur!). Maar ze zijn, met niet al te veel moeite, redelijk goed uit de gelukkig wel bewaarde hulpkaarten te reconstrueren. Hun informatie is geborgd, om een uitspraak van het Kadaster vrij te citeren, nu in zijn omkering. Voor het Grotekerkplein in Rotterdam, waarop ik deze analyses heb uitgevoerd, blijkt tot het bombardement van 1940 met slechts vier bijbladen-oudestijl volstaan te kunnen worden. Dit gebied was kennelijk niet zo dynamisch. Maar in de buurt van de huidige Kunsthal (rond de voormalige villa Dijkzigt, nu Natuurhistorisch Museum) zou je wegens de dynamiek van het terrein in 1852 al zeven bijbladen nodig hebben gehad, met vermoedelijk, later, nog veel meer.
Kadastermuseum cat.nr 2997. Zie GIN website voor meer informatie.
eersten verkoop van een stukje grond voor een groot perceel werden beide perceelen op het eerste bijblad gebragt; bij verkoop in een volgend jaar van nog een stukje grond werden beide deelen op het tweede bijblad geteekend; en als de bezitter van dat grootere perceel ieder jaar, 20 jaren lang, een stukje een anderen eigenaar verschafte, dan moest men die stukjes op 20 verschillende bijbladen zoeken. Voor een richtige administratie, die een snel overzicht vordert, was het duurzaam volgen van dit voorschrift onhoudbaar.(…) [p. 30] In dat stelsel van bijbladen, zoo onhoudbaar voor eene verre toekomst, is het kadaster ingekleed geweest tot in 1844. Toen werd bij Ministerieel besluit van den 6den Augustus 1844, No. 727 voorgeschreven, dat bij elk blad van het minutenplan een eenig bijblad zou worden aangehouden, voorstellende den laatsten stand der perceelen; dat op dit blad zouden worden gebracht al de veranderingen in de grenzen der perceelen, en wel door uitschrapping en inplaatsstelling. Overigens bepaalde dat besluit, dat de in gebruik zijnde bijbladen zouden worden afgeschaft, dewijl uit de perceelkaarten, die vroeger schetsen, of schetsteekeningen [en uiteindelijk Hulpkaarten, vdS] werden 8 Geo-Info 2013-1
genoemd, de opvolgende gesteldheid der perceelen kon worden nagegaan. De nette atlassen ten kantore van hypotheken en kadaster voorhanden, werden alzoo van het stel bijbladen, dat haar in 1839 werd toegevoegd ontdaan en al de daarop voorkomende nieuwe perceelen werden door uitschrapping en inplaatsstelling op de plans zelve overgebracht. Op die wijze worden thans nog deze plans bijgehouden. Ik geloof, dat de misgreep, waaraan men zich schuldig maakte, om de terreins-veranderingen op bijbladen te teekenen, heeft veroorzaakt het geheel nutteloos aanleggen van ten minste 60,000 tot 70,000 kaartbladen, waarvan wel is waar het materieel niet geheel verloren is gegaan, maar waarbij men toch in rekening moet brengen den tijd die verspild is om op de kaarten de quarrées en de schilden te teekenen en om de nieuwe perceelen daarop over te brengen. Eene reeks van verkeerde maatregelen, ten gevolge van een zeer onpractisch besluit genomen, heeft bij het zeer laat vinden van het eenige bruikbare middel dat voor de instandhouding van het kadaster in toepassing moest worden gebracht, veroorzaakt nuttelooze uitgaven, te veel omslag, last bij het gebruik en vergeefschen arbeid.’
Het Grotekerkplein is nu een nogal vormloze ruimte, wel vereerd met het (originele, hoewel na zijn val in 1996 gedigitaliseerde) standbeeld van Erasmus uit 1622 en recentelijk met een bank voor de filosoof Pierre Bayle. Voor het bombardement was het een huizenblok met oeroude wortels. Ik heb er alle eigendomsgegevens vanaf 1538 van verzameld, inclusief de kadastrale. Van 1832 tot aan het bombardement blijken er vijftien hulpkaarten van gemaakt. Met scans daarvan ben ik aan de slag gegaan, en daar heb ik, ‘uit hobbymatige interesse’ (zo spreekt het Kadaster daarover!), de hiervoor al getoonde kaarten uit geconstrueerd. Het meest recente is een 3D-model (in SketchUp), waar de (digitaal uitgeknipte) nieuw ontstane percelen langs de verticale as in de tijd zijn geplaatst. Wanneer je het vanuit het oneindige van boven bekijkt, zie je het eerder getoonde ‘bijblad’ van de grondbelasting. Uit de hulpkaart fragmenten vallen, wat minder bewerkelijk, ook alle stadia van vroegere (niet meer bestaande) bijbladennieuwe-stijl te reconstrueren. De interpretatie daarvan kost ons geen enkele moeite. Maar wat, wanneer het systeem van voor 1844 was voortgezet? Door nauwkeurige analyse van de geschiedenis van elk perceel blijkt, dat de percelen die ontstaan zijn tussen 1832 (het minuutplan) en 1941 (het jaar waarin alle percelen in
de Rotterdamse binnenstad werden onteigend en tot grote ledige erven werden verenigd), alle in slechts vier bijbladen-oudestijl kunnen worden afgebeeld. In deze reconstructies heb ik de voorgeschreven rode doorhalingen van vervallen perceelnummers maar achterwege gelaten; ook zonder die voorzieningen vallen deze niet al te volle kaartfragmenten goed te vergelijken. Maar een beeld van de toestand in 1933 of eerder is er werkelijk onmogelijk uit op te maken. Wiskundig
klopt het perfect, maar (arbeids-)psychologisch is het een ramp. Dit type bijbladen is dus volkomen terecht al snel afgeschaft.
den. ’s Gravenhage, 1832. Kadastermuseum cat. nr. 3151. 2. Règlement pour la conservation du cadastre du royaume de la Belgique, avec
Conclusie
l’atlas comprenant les modèles arrêtés par
De inhoud van de hulpkaarten is geborgd door de originele hulpkaarten zelve, en niet door al dan niet verdwenen bijbladen. 3. Vernietig ze dus niet.
l’administration et les plans figuratifs lithographiés. Bruxelles,1835. Compleet aanwezig op Google Books. In: O. Gleuns (red.), Archief voor het Kadaster. Groningen: Wolters, 1875, p. 6-36.
Bronnen
Koninklijke Bibliotheek aanvraagnummer
1. Verordeningen ter instandhouding van het
379 F 9.
kadaster van het Koninkrijk der Nederlan-
Reconstructies van in de tijd voortgezette bijbladen-oude-stijl.
Geo-Info 2013-1 9
Interview
Een ragfijn spel: maatwerk in marktwerking Hieronder treft u de weergave aan van het dubbelinterview[1] dat op 18 december 2012 gehouden werd met vertegenwoordigers van enerzijds GeoBusiness Nederland (Tonie Speelman, voorzitter commissie Marktwerking bij GeoBusiness Nederland en in dagelijks leven verantwoordelijk voor beheer en geoinformatie bij ingenieursbureau Oranjewoud) en anderzijds met het Samenwerkingsverband van Bronhouders Basisregistratie Grootschalige Topografie (SVB-BGT), Ernst Koperdraat, waarnemend directeur). Inzet was duidelijkheid te verkrijgen over de rollen van de marktpartijen, verenigd in GeoBusiness Nederland, en het SVB-BGT omtrent de positie van beide organisaties in het spel rond de invoering van de BGT. Voor alle betrokken partijen in het BGT proces is dit niet altijd even helder geweest en GeoBusiness Nederland en het SVB-BGT willen gezamenlijk hier duidelijkheid in scheppen. Onduidelijke rollen? In zijn inleiding gaf Tonie Speelman aan dat er sinds eind 2011 regelmatig contact is tussen GeoBusiness Nederland en het SVB-BGT. Het is erg belangrijk om elkaar met enige regelmaat te ontmoeten om de onderlinge afhankelijkheden en keuzen
Ernst Koperdraat en Tonie Speelman.
10 Geo-Info 2013-1
met elkaar af te stemmen. In april 2012 is er een gezamenlijk communiqué uitgegeven waarin de onderlinge posities uiteen zijn gezet. Eigenlijk staat daarin goed omschreven hoe er in gezamenlijkheid gewerkt gaat worden. De markt adviseert en voert uit, het SVB assembleert en kan
de regie voeren. Waarom bestaat er dan nu behoefte om dat voor twee vakbladredacties nog eens te herhalen? Ernst Koperdraat geeft aan waar het volgens hem om draait: wij zijn een nieuwe facilitaire organisatie die in de plaats gaat treden van de bestaande GBKN-organisaties.
woordigen. Bronhouders kunnen die We zien daarentegen wel een toegenoNiet een voortzetting, we hebben naast taken bij ons neerleggen. Door de grotere men drang naar autonomie bij bronhoude facilitaire rol ook een zelfstandige rol; werkpakketten die gezamenlijk optreden ders en dat zij zelf de regie willen voeren middels de assemblage komen tot een logischerwijs met zich brengt, zullen wij in over de processen. Zij willen niet alleen landsdekkende BGT zonder overlap en zelfregistrerend, maar vooral ook zelfrewitte vlekken. Ten aanzien van die facilite- staat blijken de diensten veel goedkoper gisserend zijn. Bronhouders zien dat de rende rol blijkt af en toe onduidelijkheid te te kunnen inkopen in de markt. Daar zit veranderingen die ten gevolge van de bestaan bij zowel het bedrijfsleven als ook onze toegevoegde waarde. Wij kunnen de bronhouders die nu aan de vooravond omdat we namens de zeven bronhouders komst van de BGT op hen afkomen, hen opereren - deze pakketen ook gedifferen- ertoe aanzetten om de keteninformatie van de transitieperiode staan. Wat gaat tieerder wegzetten en dat heeft zo zijn op orde te brengen. Deze optimalisatie in het SVB-BGT nu wel doen en wat per se marktvoordelen. Je moet je realiseren dat de keten zal dan onherroepelijk leiden tot niet? We hebben het dan vooral om de het SVB-BGT naast de communitytaken reductie van kosten in deze keten. Wij pleiontzorgingstaken. Er bestaat daarover ook het facilityten daarnaast ook voor een gezonde onzekerheid en die onzekerheid Wij standaardiseren op het deel kan regelen, marktwerking. Te grote kavels, waarbij indien daar vanuit slechts één of twee partijen in de prijzen willen we in dit niveau van lego blokjes bronhouders vallen, zijn uiteindelijk slecht voor een interview graag behoefte aan is. goede marktwerking, waarbij kwaliteit wegnemen. Dit is een mooie gelegenheid eens terug te blik- Dat vertaalt zich dan in een standaardbe- toch één van de pijlers is. We zien daar stek waarop aan bronhouders naar belieeen belangrijke rol weggelegd voor een ken en de bestaande afspraken nog eens ven een surplus kan worden geboden overheid die als regisseur de spelregels opnieuw te bevestigen. Wij voelen dat er (maatwerk). Bovenop de standaard dus bepaalt, de normen vaststelt en deze behoefte aan duidelijkheid is ten aanzien iets extra’s. Wij komen daarmee als SVBlangdurig vasthoudt. Laat het bedrijfslevan onze samenwerking. Wij willen in het BGT dan in een gedelegeerde opdrachtven vervolgens inspelen op de taken die facility-deel van het SVB-BGT bronhougeversrol. Hiermee kunnen we grote volwassen regievoerende overheidsinders die dat wensen, ontzorgen in hun werkpakketten op de markt zetten. We stanties niet zelf kunnen uitvoeren (door productietaken. Men denkt dan al heel denken daarbij aan een gezamenlijkheid bijvoorbeeld capaciteitstekort) en op de snel dat wij dan ook daadwerkelijk die per transitieregio. Hoe groter de pakketmarkt zetten. In een open dialoog. Geoproductietaken gaan uitvoeren. Ons doel ten, hoe groter het te behalen voordeel. Business Nederland zorgt momenteel voor als SVB-BGT is echter de productietaken regelmatige afstemming op alle niveaus: door de markt te laten uitvoeren. Wij zijn er wordt gesproken met het Kwaliteitsindaarbij dan opdrachtgever namens de Procesverbetering in de keten stituut Nederlandse Gemeenten (KING), bronhouders die dat wensen. Tonie Speelman: wij zien dat steeds meer met Geonovum en met alle andere voor Tonie Speelman vult aan: wij merken bronhouders tot het inzicht komen dat vanuit de achterban van GeoBusiness men liever niet meer spreekt van BGT maar het geo-speelveld belangrijke spelers. Er Nederland dat geluiden worden opgepikt van de transitie naar een objectenbestand zal voortdurend spanning zitten op het leveren van de standaard en het daarenuit de kring van bronhouders: ook bij hen dat ingrijpt op de bedrijfsprocessen van boven te leveren maatwerk. We zien dat bestaat er onduidelijkheid omtrent de rol deze bronhouder. En dat is goed, want wij er een toename in bewustwording is bij die het SVB-BGT voor zichzelf ziet. willen het bredere gebruik van Geo-Inforde gebruikers van een objectenbestand. Ernst Koperdraat ziet een faciliterende rol matie stimuleren bij onze afnemers en wij Vreemd genoeg brak dat bewustzijn soms voor het SVB-BGT in de transitiefase weg- zien dat zij ook steeds meer tot het inzicht eerder door bij de gelegd en daarbij constateert hij dat een komen dat een IMGeoflink aantal bronhouders onvoldoende in objectenbestand veel Bestuurlijke aandacht afnemers en gebruikers (BOR-beheerders) staat is haar transitie te organiseren. Men meer bijdrage levert hard nodig! van ruimtelijke zegt soms heel stellig: ‘We gaan het zelf aan de verbetering informatie dan bij doen’ terwijl men de kennis ervoor niet van de informatiebede hardcore geo-afdelingen. Toch zullen of slechts in beperkte mate in huis heeft. hoefte en daarmee dieper ingrijpt op de zij elkaar in dit project moeten vinden Mijn inschatting is dat degenen die zich bedrijfsvoering dan de huidige GBKN. Dat nu laten ontzorgen door de Stichtingen betekent dat er meer in maatwerkoplossin- en elkaar versterken. Het bedrijfsleven is heel goed in staat om als verbinder op te GBKN, dat straks ook door SVB-BGT zullen gen per individuele bronhouder gedacht treden op dit speelveld. laten doen. We moeten nog maar zien of zal gaan worden. Niet langer het ‘platte‘ de ingezette trend om zelfregistrerend kaartje, maar een betekenisvolle objectenbronhouder te worden doorzet. Juist op kaart, ondersteunend aan de bedrijfsproMenukeuze bepaalt het vlak van gezamenlijke inkoop en de cessen bij de bronhouders. Daarbij kan een mate marktwerking directievoering bij uitvoering (facility) centraal gestuurde regie- en directievoeErnst Koperdraat: in een standaardbestek zien wij een belangrijke rol weggelegd ring een voordeel opleveren waarbij wij kan het SVB-BGT de gevreesde wildgroei voor het SVB-BGT. Denk daarbij met name overigens uitdrukkelijk willen voorkomen van 415 beheerderstandaards onderbrenaan de rol van centrale inkoper namens dat door centrale inkoop en prijsdruk de gen als onderdeel van de facility. We kunde overheidsinstanties die wij vertegenkwaliteit daaronder gaat lijden. nen ze allemaal separaat ondersteunen. Geo-Info 2013-1 11
We willen daarmee voorkomen dat we - zoals in de huidige praktijk - Nederland anderhalf keer inmeten, verwerken en produceren. Bronhouders die dat wensen kunnen zich tot en met het informatiemodel geografie (IMGeo) laten ontzorgen. Onze inspanningen leiden tot een kwalitatief goede opbouw van een objectenbestand in al zijn specifieke lokale uitingsvormen, waar ook de bv Nederland mee gediend is. Wij bieden vanuit de facility de diensten zodanig aan dat een gemeentelijk bronhouder verschillende rollen in zijn beheergebied kan innemen. Hij kan bijvoorbeeld zelfregistrerend bronhouder (ZRB) zijn in de bebouwde kom en gefaciliteerd bronhouder (GB) in het buitengebied. Een bewuste keuze om, bij de tweede optie, taken bij het SVB-BGTfacilitydeel te plaatsen. En in de gekozen strategie rond aanbestedingen zullen wij ervoor zorgen dat de regionale bestekken Koperdraat en Speelman. zullen aanzetten en inspireren tot innovaging van de Stichting GBKN, stelt Ernst tie vanuit het bedrijfsleven. Er zijn zoveel dat zich gaat ontwikkelen. Hoe gaat het Koperdraat onomwonden: de huidige nieuwe technieken die dat mogelijk SVB-BGT daarin acteren? maken. Wij kiezen voor het beste bestand organisatie wordt opgeheven omdat met Ernst Koperdraat: In de transitieregio’s tegen de laagste kosten. Die twee gaan in de komst van de BGT de GBKN overbodig worden onder regie van het SVB-BGT tranis. Ook zijn de producenten van de huidige sitieplannen opgesteld. Bij de totstandeen optimale situatie samen. Overigens kan er, afhankelijk wat men ons vanuit de GBKN niet tevens de bronhouders van de koming van die plannen proberen wij zo BGT. Als gevolg bronhouders zal zoveel mogelijk de onderlinge - inderdaad daarvan zullen vragen, ook op wisselende - snelheden van de bronhouRust in de kaart ook de financiële ders op elkaar af te stemmen. Het is evengrotere schaal niet langer de mantra stromen sterk aanbesteed wel realistisch om te veronderstellen dat wijzigen wanneer de opbouw van de BGT niet in een traject gaan worden. een belangrijke producent/financier - de Ten aanzien van de door Tonie Speelman voor de gehele regio zal worden opgegezamenlijke netbeheerders - niet meer genoemde toegenomen hang naar autobouwd. Daarom zijn wij bezig om hiervoor hun 75% bijdrage levert aan de totstandnomie, biedt het SVB-BGT diensten aan een monitoringstool op te zetten. Daarvolgens een cafetariamodel. Bronhouders koming van de grootschalige topografie. mee krijgen wij in registratieve zin inzicht kunnen zelf kiezen in welke mate men zich De netbeheerders ontvangen straks als hoe de voortgang per bronhouder zich gebruiker nog wel het BGT-product en wil- ontwikkelt. Met dat inzicht zullen wij de wil laten ontzorgen en houden daarmee altijd zelf de regie in eigen hand. SVB-BGT len dat dan naast de standaardlevering als transitieactiviteiten van de bronhouders objectenbestand ook nog als traditioneel op elkaar proberen af te stemmen. We zulhandelt immers uitsluitend in opdracht lijnenbestand aangeleverd krijgen. van de bronhouder. De bronhouder blijft len echter niet als politieagent optreden. zelf verantwoordelijk. In de komende tijd De feitelijke inspectie en handhaving van zullen GeoBusiness Nederland en SVB-BGT Fasering: wie is op tijd? de wettelijk voorgeschreven termijnen ligt in hun gezamenlijk overleg de aanbestebij ministerie van I&M. Als gevolg van de Tonie Speelman ziet nog wel een bedreidingsstrategie van de SVB-BGT bespreken. ging in de fasering van het project: wisselende snelheden zullen wij om die We zijn daarover gelukkig in goed overleg wat gebeurt er wanneer de regionale reden ook tussenassemblages uitvoeren en dat zal de komende tijd ook nog zeker transitieteams wanneer in noodzakelijk zijn. De door SVB-BGT te gaan wachten GBN: wij stimuleren gebruik van een afgebaontwikkelen aanbestedingsstrategie zal kend gebied op de laatste geo-informatie in de keten niet haaks komen te staan op de belangen die gereed bijvoorbeeld van GeoBusiness Nederland. de gemeenten, is, dat kan waterschappen en het ministerie van een gemeente zijn maar ook één van de Gevraagd naar de noodzaak een nieuwe landelijk bronhouders? De traagste wordt EZ gereed zijn. Wat met het voorlopig organisatie (SVB-BGT) op te tuigen naast tussenresultaat dan gaat gebeuren is nog daarmee de zwakste schakel in de keten de bestaande en op termijn ter vervanvan de transitiefase. We zijn benieuwd hoe onderwerp van overleg. Wanneer andere 12 Geo-Info 2013-1
mantra. Wij standaardiseren op het niveau den, over de rollen van bronhouders, over bronhouders later gereed zijn, zal in een van lego blokjes. Die moeten op elkaar de relatie met bedrijfsprocessen en over eindassemblage de gebiedsdekkende passen. Het is aan bronhouders te bepalen de posities die beide organisaties gaan kaart gemaakt moeten worden. We gaan wat daarmee vervolgens te doen en het innemen wanneer het spel eenmaal op niet zitten wachten op elkaar. Wel is detailniveau in te vullen. de wagen staat. Misschien hebben we ons inzicht en zo mogelijk afstemming in daarbij teveel gericht op het geo-werkveld elkaars snelheden en voortgang noodzaen zouden we ons meer moeten richten kelijk. Daarom is het ook zo belangrijk om ICT-infrastructuur SVB-BGT regionaal alle betrokkenen aan boord te Ten aanzien van de eigen informatie-infra- op bestuurders. Een suggestie zou kunnen zijn om ook andere media - buiten het krijgen en te houden en bestuurlijk draag- structuur heeft het SVB-BGT zojuist een geo-werkveld - te betrekken in de inforvlak voor deze samenwerking te creëren. marktverkenning afgerond op basis van We willen de een functionele matierondes die in 2013 gaan komen, juist omdat samenwerken op velerlei terreinen problematiek beschrijving Het beste product uit de technivan de noodza- (interbestuurlijk, regionaal en tussen het voor de laagste prijs! bedrijfsleven) op dit moment een bestuursche wereld kelijke applicaweghalen tiearchitectuur. lijke issue is. We moeten op een aantal daar is het al in goede handen - en vooral Leidend principe daarbij is dat het SVB-BGT punten nog verdere afspraken maken met onder de aandacht brengen van beleidniet zelf het ICT-beheer op zich wil nemen: elkaar. Binnenkort kunnen bronhouders smakers. We hopen echter niet dat er per men wil nu eens zelf ontzorgd worden door die dat wensen keuzes maken vanaf de menukaart. transitie-regio mini-SVB’tjes ontstaan. een aanbieder uit het geo-werkveld. De Tot slot gaf Ernst Koperdraat aan beide We zullen de bestaande terughoudendassemblagesoftware zal in de cloud gaan redacteuren nog een nieuwtje mee. heid bij gemeentelijke bronhouders - voor opereren en men mikt op een werkende een deel te verklaren vanuit de ervarinoplossing rond april. Dat is snel, weet Ernst Hij stopt binnenkort als waarnemend directeur van het SVB-BGT. Jan Bruijn, nu nog gen met de recente afwikkeling van de Koperdraat. Toch wil hij de vaart erin houwerkzaam bij de provincie Overijssel, zal BAG - dan ook graag willen doorbreken. den om met het SVB-BGT zo snel mogelijk hem per 1 februari Uiteindelijk bestaat er straks ook voor op vlieghoogte te 2013 opvolgen als deze basisregistratie een wettelijke plicht. zijn. De bronhouAssembleren= directeur van het Een extra stok achter de deur. Tegen bron- der kan zich op dit harmoniseren en polderen SVB-BGT. Een stuk houders die de neiging hebben om te moment al bij het wijzer geworden gaan wachten, zeggen we als GeoBusiness SVB-BGT melden Nederland en SVB-BGT gezamenlijk: Dat is als men gefaciliteerd wenst te worden. Ook en verrijkt met een nieuwe ervaring – bijna niet nodig: men kan aan de slag. En wij kan men kennisnemen van de websites van de eerste coproductie van de “Geopers” helpen hen graag daarbij. Daarbij hebben zowel GeoBusiness Nederland en SVB-BGT reden beide hoofdredacteuren gezamenlijk we oog voor de regierol die een bronhou- en de daar uitgesproken intenties. Commu- huiswaarts. U weet vast waarover het ook der wil voeren. Datzelfde geldt overigens nicatie over de taken en taakverdeling van ging op de weg terug. voor andere initiatieven, zoals samenwer- beide organisaties nu en in de toekomst kingsverbanden op het gebied van ICT zal een belangrijke succesfactor zijn; zowel Referentie (SSC) en in veiligheidsregio’s. Ons doel is vanuit GeoBusiness Nederland als vanuit 1. Dubbel omdat zowel Geo-Info als GIS bronhouders te ondersteunen en uiteinSVB-BGT is de afgelopen maanden al veel Magazine hiervoor werden uitgenodigd en delijk te assembleren op objectgrenzen. energie gestoken in het verschaffen van beiden dit als een opmaat zien naar eventu‘Rust in de kaart’ is ook niet meer ons informatie over de BGT. Over de standaarele toekomstige samenwerking.
Bij de start van jaargang 10 ‘We willen het tijdschrift aantrekkelijk zijn om het uit het plastic te halen en maken door afwisseling: lange artikelen, door te bladeren om de interessante korte artikelen, verslagen, columns, dingen eruit te pikken. Het tijdschrift is boekbesprekingen, een goede berichoverigens niet het enige communicatieAssembleren= harmoniseren ten- en personaliarubriek en van tijd kanaal van GIN: ook www.geo-info.nl is en polderen tot tijd ‘aparte’ dingen, bijvoorbeeld inmiddels in de lucht. We gaan gebruikeen kaartbijlage zoals het KT die maken van de sterke punten van beide meestuurde. Kortom: Geo-Info moet media door het tijdschrift en de website voor elke lezer aantrekkelijk genoeg op elkaar af te stemmen, waardoor ze
elkaar versterken en meer voor de vereniging kunnen betekenen. Inmiddels is een aparte webredactie gevormd, die hard aan het werk is om de website verder vorm en inhoud te geven.’ Hoofdredacteur Ad van der Meer in Geo-Info 2004-1
Geo-Info 2013-1 13
Levendige slotdag 3D Pilot NL Aan de slag met de derde dimensie van de BGT Kadaster & Geonovum & Technische Universiteit Delft
[email protected]
De slotdag van de 3D Pilot NL vond plaats op 20 november 2012 in het Noord-Brabantse Provinciehuis in Den Bosch. De 3D Pilot NL is een initiatief van Geonovum, Kadaster, de Nederlandse Commissie voor Geodesie (NCG) en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. In 2010 is deze pilot gestart om meer richting te geven aan 3D ontwikkelingen in Nederland. De activiteiten van de 3D Pilot hebben geleid tot een omvangrijke community van actieve deelnemers en belangstellenden. Op deze slotdag werden 200 aanwezigen, afkomstig van gebiedsbeheerders, kennisinstellingen en bedrijven, geïnformeerd over de resultaten van de pilot. Opzet 3D Pilot NL Als leider van de 3D Pilot had ik de eer om de dag te openen met een korte uitleg over 3D Pilot NL. De 3D Pilot kende twee fasen. De eerste fase liep van maart 2010 tot juni 2011 en de tweede fase van juni 2011 tot december 2012. De eerste fase was van belang bij het vaststellen van
Figuur 1a - 3D Den Haag.
14 Geo-Info 2013-1
een nationale 3D standaard. De tweede fase was gericht op de ontwikkeling van concrete tools om organisaties te helpen zelf met 3D aan de slag te kunnen. Nationale 3D standaard De nationale 3D standaard is gerealiseerd door het Informatie Model Geografie
(IMGeo), dat ook de Basisregistratie Grootschalige Topografie (BGT) definieert, en te modelleren als uitbreiding op CityGML. CityGML is de 3D standaard van het Open Geospatial Consortium, vastgesteld in 2008. De naam is in de loop der tijd te beperkt geworden: CityGML gaat inmiddels over veel meer dan ‘cities’. Daarnaast
van 3D IMGeo-CityGML” van de 3D Pilot. Dit document is mede gebaseerd op de ervaringen van zowel gemeente Den Haag als gemeente Rotterdam. (tk)Van 2D BGT naar 3D in 4 stappen Na deze inspirerende presentatie vanuit de praktijk gaf het 3D Pilot projectteam een toelichting op de vier stappen die nodig zijn om van 2D BGT een 3D IMGeo dataset te bouwen. Daarbij werden de tools en documenten gepresenteerd die de 3D Pilot community het afgelopen jaar heeft ontwikkeld om deze stappen te ondersteunen.
Figuur 1b - 3D Den Haag.
wordt het ook veel gebruikt als informatiemodel en niet alleen als uitwisselingsformaat (GML). CityGML modelleert de geometrie en semantiek van thematische gebieden (gebouwen, vegetatie, water, terrein, etc.) en maakt daarbij, per object, onderscheid in verschillende detailniveaus. Het hoogteniveau op maaiveld wordt weergegeven in Level of Detail O (LOD O). Volumeobjecten zoals gebouwen en kunstwerken kunnen vervolgens op verschillende detailniveaus worden opgetrokken in 3D. Dat kan als een eenvoudig blokmodel (LOD1), desgewenst met dakvormen (LOD2). Het gaat verder met ramen, deuren en andere exterieurkenmerken (LOD3), tot een volledig uitgewerkt interieurmodel (LOD4). De uitbreiding van IMGeo op CityGML is gerealiseerd door alle IMGeo klassen te modelleren als extensies van CityGML klassen. De 3D uitbreidingen zijn daarbij optioneel en geen onderdeel van de verplichte BGT. Toolkit 3D BGT Maar met het vaststellen van deze 3D standaard is er nog geen 3D IMGeo data. Want hoeveel mensen begrijpen de CityGML specificaties? Hoe kan een gemeente data (laten) inwinnen volgens deze standaard? Hoe ziet de 3D data eruit? Welke eisen moet je stellen als je het opbouwen van 3D IMGeo-data uitbesteedt? En kan data uit de ontwerp- en constructiefase van bouwwerken gebruikt worden voor de opbouw van 3D IMGeo data? De tweede fase van de 3D Pilot
Stap 1: Keuzes maken Stap 1 is het maken van keuzes voor de implementatie van 3D IMGeo. Deze keuzes hebben hun consequenties, wat uiterst was gericht op beantwoording van deze belangrijk is om te beseffen als je 3D vragen en op concrete tools om zelf met IMGeo data gaat of laat opbouwen. Onder 3D IMGeo aan het werk te gaan. Dit werd het motto “bezint eer gij begint”, liet in het ochtendprogramma behandeld. George Vosselman (Universiteit Twente) een groot aantal van dit soort keuzes de 3D aanpak van de revue passeren en lichtte hij de gevolgen Gemeente Den Haag ervan toe. De keuzes, zoals: “welke LOD Om de behandeling van de 3D toolkit in wil je voor welke BGT klasse?” en hun een concreet kader te plaatsen, gaf Friso consequenties zijn in detail uitgelegd in Penninga van de Gemeente Den Haag het al door Friso genoemde document een aftrap. Den Haag heeft in 2011 een met technische specificaties. LOD2 model voor zijn grondgebied laten Een ander voorbeeld van zo’n keuze is of opbouwen. Dat was voor de gemeente je wilt aansluiten op 2D BGT footprints van geen luxe, maar noodzaak. Weliswaar gebouwen. Als je dakvormen wilt ondervraagt niemand binnen de gemeente scheiden, kan het namelijk gebeuren dat om een 3D model, maar wel is er vraag de laserpunten van bijvoorbeeld AHN2 naar goot- en nokhoogten voor bestemniet geheel mingsplanaansluiten nen, bezon3D-geometrie-validatie op deze ningsstudies, kan het verschil maken tussen footprints. geschikte shittyGML en CityGML Het gevolg daken voor kan dan zijn zonnepanelen en gevelhoogten voor EU-geluidsmodelle- dat een dakgoot in het 3D model niet horizontaal loopt of een rare knik maakt (zie ring. Bovendien, zo liet Friso weten, heeft figuur 2). Veelal zal dit te maken hebben de gemeente alleen al met de besparing met een (klein) kwaliteitsprobleem van de bij bezonningstudies de kosten voor footprint, waardoor het in 3D gewenst zou het 3D model terugverdiend. Die kosten waren lager dan de prijs van menige auto zijn om AHN2 te volgen. De ervaring van de gemeenten Den Haag en Rotterdam die hij die ochtend op de parkeerplaats is echter dat het uiterst gewenst is de 2D van het Provinciehuis had zien staan. footprint in de BGT ongemoeid te laten. Voor aanhakende gemeentes is het interessant om te weten wat Den Haag als Het is wel mogelijk met de 3D informatie de 2D (bron)dataset te verbeteren. Ook de pionierende gemeente achteraf anders zou hebben gedaan. Wat kunnen we leren keuze of je wel of niet de BAG geometrie gebruikt (die van bovenaf gezien de maxivan de ervaringen van Den Haag? Friso male omtrek van een gebouw represenverwees daarvoor naar het document “Technische specificaties voor de opbouw teert en niet de footprint) bij het opbouGeo-Info 2013-1 15
data zijn weer andere partijen aan de slag gegaan om voor de BGT objecten voor de verschillende Levels of Detail de 3D geometrieën op te bouwen (zie tabel 2). Enkele resultaten zijn te zien in figuur 4.
Figuur 2 - Niet matchen van AHN2 en footprint.
3D brondata sets van de 3D Pilot Een brug met veel detail in AutoCAD door Coenradie Orthofoto’s, stereofoto’s en BAG panden door de gemeente Den Bosch Een terrestrische puntenwolk met zeer hoge resolutie, gemaakt vanaf een quad, door Cobra Figuur 3 - BAG/BGT/3D.
wen in 3D heeft gevolgen, zie figuur 3. In het opgeleverde document met implementatieregels worden dit soort keuzes toegelicht en worden er aanbevelingen gedaan voor specifieke keuzes in specifieke situaties.
3D stereofoto’s door Imagem Ondergrondse voxels door TNO AHN2 door Het Waterschapshuis TOP10NL data door het Kadaster Geo-obliek foto’s door Slagboom en Peeters
Ortho foto’s door Cyclomedia Stap 2: 3D IMGeo voorbeelddata Hoe de 3D IMGeo data er uiteindelijk Tabel 1 - Beschikbaar gestelde 3D brondata uitziet als de regels worden toegepast, liet Marcel Reuvers (Geonovum) zien in stap 2. Vervaardigde 3D geometrieën Het opbouwen van 3D IMGeo voorbeeldLOD2 bomen door Wageningen UR data binnen de 3D Pilot diende meerdere Alterra doelen. Deze voorbeelddata zijn gemaakt LOD3 brug door Coenradie om zowel de 3D IMGeo standaard als de implementatieregels (stap 1) voor buitenLOD0 terrein staanders en nieuwkomers te verhelderen. LOD1 gebouwen, beide door Organic Vectory Daarnaast kan de data dienen als check op juiste interpretatie van de standaard en als LOD0 terrein testdata voor softwareontwikkelaars. LOD1 gebouwen LOD2 gebouwen, allen door UniversiAan het begin van de 3D Pilot leverde teit Twente gemeente Den Bosch 2D BGT voorbeelddata aan. Andere partijen leverden 3D LOD0 terrein brondata sets aan van hetzelfde gebied, LOD1 gebouwen, beide door Vicrea die beschikbaar zijn gesteld binnen de pilot (zie tabel 1). Op basis van deze bron- Tabel 2 - BGT objecten in 3D 16 Geo-Info 2013-1
Marcel concludeerde dat we in Nederland veel hoogwaardige brondata sets hebben die als basis kunnen dienen voor 3D IMGeo, maar ook dat er veel kennis beschikbaar is over deze data. Echter echte algoritmen om van 2D IMGeo-CityGML data de 3D IMGeo-CityGML bestanden te maken zijn er nauwelijks, evenmin als Nederlandse bedrijven die dit kunnen. Om nieuwkomers op weg te helpen, is er ook gewerkt aan een FME workbench. Hiermee wordt, op basis van AHN2 (of andere hoge resolutie hoogtepunten), BGT en BAG, een deel van de workflow voor het generen van 3D IMGeo data volgens de vastgestelde implementatieregels automatisch uitgevoerd. De workbench maakt gebruik van automatische reconstructiealgoritmen ontwikkeld door de Universiteit Twente (Oude Elberink, 2010). Stap 3: 3D Validatie In de volgende stap liet Paul Janssen (Geonovum) zien hoe je kunt checken of de 3D IMGeo data voldoet aan de standaard. Immers, 3D data werkt alleen als de geometrie klopt (is het volume gesloten; zijn er geen loshangende onderdelen). Onder het motto “3D-geometrie-validatie kan het verschil maken tussen shittyGML en CityGML”, lichtte Paul de 3D validator toe die met behulp van onderzoekers van de Sectie GIS, TU Delft was ontwikkeld (Ledoux et al, 2009). Deze validator is beschikbaar als open source. Daarnaast is de functionaliteit door Safe geïmplementeerd in FME als standaardfunctionaliteit. De 3D validator checkt 3D geometrie volgens de standaarden ISO19107 en GML en is verbeterd door de 3D Pilot experimenten op de 3D IMGeo voorbeelddata. Stap 4: Beheer 3D IMGeo data Tot slot ging Friso Penninga in op mogelijkheden om een eenmaal opgebouwde 3D dataset actueel te houden. Friso presenteerde één open source en twee commerciële oplossingen voor de opslag van 3D IMGeo data in een database, zoals Oracle en PostGIS. Om tools voor
mooi alternatief kunnen zijn voor het afleiden van hoge resolutie hoogtepunten. Dit vraagt wellicht om een aanpassing van de specificaties van het beeldmateriaal.
Gebruik en meerwaarde van 3D
Figuur 4a - Voorbeeld data 3D IMGeo.
Figuur 4b - Voorbeeld data 3D IMGeo.
bijhouding te testen, had Friso binnen de 3D Pilot eerder een “challenge” georganiseerd waarin Bentley, CPA systems, M.O.S.S., Safe Software, StrateGis groep en Toposcopie hadden laten zien dat zij goed in staat waren de CityGML data van Den Haag te bewerken en weg te schrijven. Nu liet Friso de resultaten zien van de 3D IMGeo CityGML estafette, waarin Bentley, CPA systems, M.O.S.S. en Safe Software een aantal bewerkingen uitvoerden op de recent gereed gekomen 3D IMGeo CityGML data. Ieder bedrijf had daartoe een film aangeleverd, waarbij een door 3D Pilot gedefinieerd draaiboek werd afgelopen. Friso liet de gecompileerde versie zien van de films. Deze gaf een mooi overzicht van de beschikbare oplossingen om 3D IMGeo CityGML data te bewerken en als zodanig op te slaan. Uiteraard werd
De demomarkt tijdens de lunch bood gelegenheid om kennis te maken met ruim 20 producten en diensten die 3D IMGeo kunnen ondersteunen. Na de lunchpauze was er een inspiratiesessie waarin zes toepassingen werden gepresenteerd die de meerwaarde van 3D lieten zien: • In 3D ontwerpen van windturbineparken, door Rik Olde Loohuis, ROM3D; • 3D modelleren (hollingen en bollingen van wegen, stoeprandjes) ten behoeve van stedelijk water management , door Mark Kroon, NEO B.V.; • Modelleren van bomen uit AHN2, door Henk Kramer, Wageningen UR - Alterra; • Inwinnen en beheren van 3D IMGeo met dg DIALOG BGT, door Bart van der Lely, Grontmij; • Verschillende toepassingen in het stedelijk gebied, door Johannes Smits, Bentley; • 3D IMGeo bijwerken met behulp van stereobeelden, door Dirk Voets, Imagem. Rick Klooster (Oranjewoud) presenteerde daarna de, onder zijn verantwoordelijkheid, ontworpen 3D Pilot ‘killer apps’ website. Deze website verzamelt en demonstreert bestaande 3D applicaties ter inspiratie voor nieuwkomers.
door middel van validatie gecheckt of de data na de bewerkingen nog steeds Als laatste inhoudelijke bijdrage werden voldeed aan de IMGeo standaard. we getrakteerd op een snelcursus “BIM Tenslotte betoogde Friso, dat voor een voor beginners” door Jakob Beetz (TU gemeente een hybride aanpak voor 3D beheer goed zou kunnen werken. Bijvoor- Eindhoven). Jakob heeft, als BIM kenner, binnen de beeld periodiek geautoGIS richt zich op grotere gebieden pilot actief gewerkt aan matiseerde en BIM richt zich op de details. betere afstemupdates Ergens raken ze elkaar ming tussen gecombiBIM (met de neerd met IFC standaard) en GIS (met de CityGML incidenteel handmatige updates in standaard). Hij gaf een mooi overzicht specifieke gebieden. Voor de periodiek van de situatie. Dat is samen te vatten als: geautomatiseerde updates zijn, naast 2D BGT/BAG data, 3D brondata nodig die een GIS richt zich op grotere gebieden en BIM richt zich op de details. Ergens halverwege gemeente veelal in huis heeft. Dan denk raken ze elkaar en is afstemming nodig je het eerst aan AHN, maar dat heeft een om van elkaars gegevens gebruik te kunlage inwinfrequentie. Actuele luchtfoto’s met voldoende overlap (60%) zouden een nen maken.
Geo-Info 2013-1 17
En nu? Rob van de Velde (directeur Geonovum), Ruud van Rossem (Ministerie van IenM en programmamanager BGT) en AartJan Klijnjan (Kadaster) namen ons als afsluiting mee in de plannen van deze drie organisaties voor Nederland 3D. Rob noemde daarbij het beheer en verder ontwikkelen van de 3D IMGeo standaard en het bijbehorende instrumentarium, alsmede het onderzoeken van 3D uitbreidingen in andere domeinen en verdere afstemming met de bouwwereld. AartJan liet weten dat het Kadaster in 2013 gaat werken aan 3D TOP10NL. Ruud presenteerde de plannen voor een onderzoek om 3D IMGeo te ondersteunen binnen de Landelijke Voorziening BGT. Het is immers de bedoeling dat de landelijke voorziening ook het optionele deel van IMGeo gaat ondersteunen en 3D is één van de optionele onderdelen in IMGeo. Ruud verwachtte dat de implementatie van een innovatieve ontwikkeling als 3D IMGeo een grote vlucht kan nemen als één partij de stap heeft gezet. Hij vergeleek 3D met DigiD voor en na de toepassing ervan door de belastingdienst. Het gebruik van 3D IMGeo kan een vergelijkbare ontwikkeling doormaken. De 3D Pilot activiteiten zullen worden gecontinueerd in een 3D Special Interest Group, welke weer een gezamenlijk initiatief zal zijn van Geonovum, Kadaster, Ministerie van IenM en de NCG. Binnen deze 3D SIG zal, samen met het werkveld, (verder) gezocht worden naar oplossingen voor nog openstaande 3D-issues. Denk hierbij aan de verdere afstemming tussen BIM en GIS, afstemming tussen boven- en ondergrondse informatie en 3D-extensies binnen specifieke domeinen
zoals ruimtelijke ordening. Ook zal de implementatie van 3D IMGeo via de 3D SIG verder ondersteund worden, mede in overleg met OGC. Hiervoor wordt een intentieverklaring opgesteld voor nauwere samenwerking met de internationale 3D SIG. De kick-off bijeenkomst van de Nederlandse 3D SIG vindt plaats in het
CityGML-IMGeo estafette-films, is te vinden op http://www.geonovum.nl/3D/toolkit. Op www.geonovum.nl/3d zijn ook nog de eindrapporten en use cases van de eerste fase van de 3D Pilot beschikbaar, alsmede de presentaties van alle kennissessies van de 3D Pilot van de afgelopen 3 jaar. Dit materiaal zal u helpen meer te weten te komen over 3D geo-informatie, het nut en de noodzaak ervan en van recente www.geonovum.nl/3D/toolkit technische ontwikkelingen rond 3D. eerste kwartaal van 2013, waarbij de eerste In de nabije toekomst zullen we in een ervaringen met 3D IMGeo zullen worden aantal vervolgartikelen inhoudelijk ingaan gerapporteerd. op de documenten en tools die de pilot Aan het einde van de dag werd de 3D Pilot heeft opgeleverd. community bedankt door het 3D Pilot project team. De 3D Pilot is het resultaat Meedenken? van heel veel enthousiaste, gedreven Wilt u betrokken blijven bij de 3D SIG, als en bedreven mensen die vol inspiratie toehoorder of als bijdrager, meld u dan bij hebben gedragen aan de discussies aan bij de 3D Pilot NL LinkedIn groep (per en activiteiten van de 3D Pilot zonder 1 januari 2013 heet deze “3D SIG NL”) of bij dat hier directe compensatie tegenover
[email protected] . stond. Al deze bijdragen hebben ervoor gezorgd dat 3D niet langer omhuld is door Referenties onzekerheden, maar dat 3D in Nederland • Ledoux H, Verbree E, Si H (2009) richting heeft gekregen. Als 3D Pilot Geomatric validation of GML solids with project team hebben we het samenwerthe constrained Delaunay tetrahedralization. ken met en het leren van deze kundige In: De Maeyer, Neutens, De Rijck (eds) Promensen beleefd als een unieke ervaring. ceedings of the 4th international workshop on 3D-Geo- Information, Ghent, pp 143–148
Waar zijn de resultaten te vinden? Het 3D Pilot project team nodigt iedereen uit met de tools en bevindingen van de 3D Pilot aan de slag te gaan en te gaan experimenteren met de derde dimensie van de BGT. De “Toolkit voor 3D IMGeo”, inclusief de 3D IMGeo voorbeelddata, de technische implementatieregels, de 3D validator, de FME workbench, de killer apps website en de
• Oude Elberink SJ (2010) Acquisition of 3D topography: automated 3D road and building reconstruction using airborne laser scanner data and topographic maps. Enschede, University of Twente, Faculty of geo-information science and earth observation ITC dissertation 167, p 171. ISBN: 978-90-6164-288-6
Kadaster maakt excuses en leent hamer Klachtenbemiddelaar Hans Flaman herinnert zich een kwestie waarbij een landmeter zich nogal onhandig had gedragen: “De landmeter was zonder aankondiging een tuin ingestapt en had wat groen afgeknipt dat zijn zicht belemmerde. De ijzeren buizen waar-
18 Geo-Info 2013-1
mee hij de grens had aangegeven had hij daarna veel te ver boven de grond laten uitsteken. Ik heb ter plekke verteld wat de landmeter daar had gedaan en waarom hij zo had gehandeld. Vanzelfsprekend heb ik namens het Kadaster excuses aangeboden voor zijn gedrag.
En nadat ik met een geleende hamer de buizen dieper in de grond had geslagen, was de kous af.” (Relatiemagazine Terzake van het Kadaster, 2012-4)
Boekbespreking
DHC-publicatiereeks “Geodetisch-Historische Monografieën” De intra-universitaire samenwerking in Delft (DEOS) en de geowetenschappelijke inbedding (Nederland) komen aan de orde, waarbij ook aandacht is voor de financiering van dit zuiver-wetenschappelijke gebeuren. Het werk omvat 106 pagina’s en is rijk geïllustreerd met foto’s en technische tekeningen. Aardooms publicatie is gesponsord door Facto Geo Meetdienst.
Nummer 2
Na zijn afscheid als voorzitter van de stichting De Hollandse Cirkel in 2004 lanceerde Leen Aardoom het idee naast het tijdschrift ook een publicatiereeks te starten, waarin uitvoeriger en diepgaander onderwerpen worden behandeld dan in een tijdschriftartikel. Deze serie is op 1 augustus 2012 gestart door het uitgeven van twee publicaties, en draagt de naam “Geodetisch-Historische Monografieën”. Ingeval het een publicatie betreft over de wetenschappelijke of technische ontwikkeling van het vakgebied wordt de subtitel “Ontwikkeling van het vakgebied sedert de Franse tijd” toegevoegd. In de serie kunnen daarnaast ook loopbaanbeschrijvingen, biografieën, bedrijfsgeschiedenissen e.d. worden opgenomen. De serie opent met als nr. 1 een publicatie van initiatiefnemer prof. dr.ir. Leen Aardoom; tegelijkertijd verscheen ook nr. 2: een autobiografische loopbaanbeschrijving van prof. dr.ir. M. J. M. Bogaerts. Van beide publicaties is mevr. Elfriede M. Fendel van TU Delft de redacteur, die ook de lay out van deze geprinte publicaties verzorgde.
Nummer 1 Aardooms boek heeft als titel “Satellietgeodesie in Nederland 1960-2000 - opstap naar en partner in Delfts aardgericht ruimteonderzoek”. Het behandelt de satellietgeodesie vanaf het begin van de ruimtevaart en gaat uitvoerig in op zowel de internationale doelstelling en organisatie van de satellietgeodesie, als op de concrete toepassing in Nederland. Rode draad hierbij zijn de optische waarnemingstechnieken en inrichting van de achtereenvolgende satellietobservatoria Delft-Wippolder, Ypenburg en Kootwijk.
Bogaerts carrière is het onderwerp van “De loopbaan van een zondagskind 46 jaar in de Delftse geodesie”. Het loopt van zijn studententijd tot zijn emeritaat, als decaan van de faculteit Geodesie, aan TU Delft (1956-2002). Naast een autobiografie is dit werk tevens een kroniek van ‘Geodesie-Delft’, waarin naast de ontwikkeling van Bogaerts’ eigen werk en de ontwikkeling van zijn sectie, ook de geschiedenis van de gehele faculteit, alsmede de wetgeving op het universiteitsbestuur uitvoerig worden behandeld. De auteur geeft nog aan dat de instroom van studenten in de loop van de jaren 90 structureel te laag was voor het voortbestaan van een zelfstandige voltijdsopleiding, maar behandelt niet de opheffing en splitsing van de Afdeling Geodesie in 2003. Ook deze publicatie, 149 pagina’s, is fraai geïllustreerd. Zij bevat twee addenda van de hand van Elfriede Fendel: een register van alle hoogleraren en lectoren aan de afdeling sinds Schermerhorn en een lijst van alle afstudeerders van Bogaerts.
Bestelling Niet-donateurs van de stichting kunnen deze publicaties verkrijgen tegen € 12,50 incl. verzendkosten. Bestelling geschiedt door overmaking van € 12,50 (per publicatie) naar 51.70.15.757 t.n.v. stichting De Hollandse Cirkel te Pijnacker, o.v.v. ‘Aardoom’ of ‘Bogaerts’. Donateurs: idem, maar prijs € 4,-(verzendkosten). Aardoom werd bij afscheid in 2004 ere-voorzitter.
Herman Quee Geo-Info 2013-1 19
Open Kaart
Compensatie Zuiderzeelijn Op 6 december 2012 is de Hanzelijn tussen Lelystad en Zwolle in gebruik genomen om hiermee de noordelijke provincies beter te ontsluiten. De Zuiderzeelijn, een ander spoorproject dat bedoeld was om Amsterdam via de Flevopolder met Groningen te verbinden, is al in 2007 afgeblazen. De noordelijke provincies ontvingen een deel van het gereserveerde budget om alsnog de regionale infrastructuur te verbeteren. Helpt de kaart (Trouw, 7-12-2012) ons om te achterhalen waar deze investeringen naartoe zijn gegaan? Maarten Boddaert (kartograaf en ontwikkelaar geografische, educatieve producten): Het is voor mij een boeiende kaart om naar te kijken. Het bevat veel informatie die ik als geschreven tekst waarschijnlijk zou overslaan. Een kaart zegt hier meer dan duizend woorden en heeft zijn doel dus bereikt. Toch is er wel het nodige op aan te merken. De keuze groen voor een lijn die niet door gaat en rood voor een lijn die net is voltooid is niet logisch. De pictogrammen voor de treinen wijken sterk af van de pictogrammen voor de auto(snel)wegen. De treintjes lijken zo via “Google afbeeldingen” van het web te zijn geplukt. Voor de vaarwegen is geen pictogram gekozen. Ook mis ik een duidelijke hiërarchie in de kaart. Vooral de sporen, snelwegen en waterwegen strijden met elkaar om wat het belangrijkst is, terwijl de provinciegrenzen weer helemaal wegvallen. Dat is opmerkelijk, want de kartograaf beschikte over full colour en had daar gebruik van moeten maken. Edward Mac Gillavry (adviseur kartografie en geo-ICT): De titel van het artikel, waarbij deze kaart is geplaatst, is “Zuiderzeelijngeld gaat vooral naar asfalt”. Wil je deze boodschap ook uit de kaart aflezen, dan moet je eerst alle teksten lezen en de genoemde bedragen bij elkaar optellen. Je kunt namelijk alleen bepalen, wat de situatie op een bepaald punt is. Kortom: de kaart blijft hangen op het laagste beeldniveau. Om de boodschap te ondersteunen, wil je echter een kaart met een gemiddeld beeldniveau, waarbij je onderscheid kan maken, niet alleen in grootte van de investering (aantal miljoenen), maar ook in het doel van de investering (wegvervoer, spoorvervoer, scheepvaart). Het eerste kan je
20 Geo-Info 2013-1
realiseren, door proportionele symbolen te gebruiken. Het tweede kan je realiseren, door verschillende kleuren per type transport te gebruiken in plaats van verschillende iconen. Dan was de legenda-eenheid “meest opvallende projecten” niet nodig geweest, omdat dit gegeven meteen duidelijk was geworden door de grootte van de symbolen!
definitie het argument om een tabel onverkort als kaart te presenteren. Er lijkt zelfs extra moeite gedaan om de zo ontstane ‘clutter’ te vergroten. Projecten die niet doorgaan staan op de kaart, schaduwrandjes zijn dan weer wel, dan weer niet aanwezig en de symbolen voor de wegen zijn inconsistent en in grijs toegepast.
Tjeerd Nijeholt (adviseur geo-informatie en auteur ‘Handboek Geo-visualisatie’): Edward Tufte zegt in Envisioning Information: “Clutter is a failure of design, not an attribute of information”. Ik zie in deze kaart eerst en vooral ‘clutter’, chaos. Vreemd eigenlijk. Elke kaartmaker kent dat moment waarop het eerste concept nog niet overzichtelijk is. Er zijn dan legio oplossingen: minder objecten, minder attributen, kleinere symbolen, andere uitsnede, minder labels, minder classificaties, betere visuele hiërarchie, thematisch in plaats van beschrijvend, choropleet in plaats van punten. Bij deze kaart lijkt dat moment van besef overgeslagen. Een tabel – en niet een kaart - is hét middel bij uitstek om een lijst gegevens met allerlei informatie (soort, bedragen, namen, provincie, status) overzichtelijk weer te geven, per categorie of provincie en netjes opgeteld. Dat zo’n lijst toevallig óók objecten bevat met een locatie, is niet per
Frédérik Ruys (information designer en organisator jaarlijks Infographics Congres): Zo uitgesproken als het artikel is, zo flets is de bijbehorende kaart: een nietszeggende titel met volstrekt nutteloze onderkop, geen opbouw, geen hiërarchie, geen duiding. De kleuren zijn neutraal en de typografie is nergens onderscheidend. Je kunt je inderdaad afvragen of een kaart wel de meest effectieve manier is om deze droge opsomming van projecten te presenteren. De kaart fungeert enkel als ‘behang’: de genoemde projecten zijn niet eens ingetekend, hooguit globaal aangegeven. Er is niet eens visueel onderscheid aangebracht in de omvang van de plannen (terwijl het duurste project € 624 miljoen bedraagt en de goedkoopste slechts € 28 miljoen). Dat een irrelevante vermelding als ‘Afsluitdijk’ op de kaart is blijven staan, toont aan dat er over deze visua lisatie nauwelijks is nagedacht.
Verslag
Donateursdag De Hollandse Cirkel Donderdag 11 oktober 2012 woonden 50 begunstigers de 14de Donateursdag van de stichting De Hollandse Cirkel bij. De gastheer was deze keer ing. IJsbrand van der Bent, eigenaar en algemeen directeur van ingenieursbureau Passe-Partout in Gouda. Leidse hoogleraar wiskunde
Leidse Universiteit. Bij het in 2002 vernoemen van het gebouw van het MatheVervolgens sprak prof.dr. Gerrit van Dijk, matisch Instituut naar Snellius, was ter emeritus hoogleraar wiskunde aan de overtuiging van anderen ook van belang Leidse Universiteit, desgevraagd over zijn dat er zoveel in de stad nog aan hem herinboek ‘Leidse hoogleraren wiskunde 1575nerde: kwadrant in Museum Boerhaave, 1975’. Het is in nummer 2012-7 van dit blad besproken. (Van Dijk: ‘Veel dank daarvoor!’) Snellius-plaquette in de Doezastraat, grafsteen en epitaaf in de Pieterskerk. De mondelinge presentatie mét achterDe laatste is er slecht aan toe, zoals ook grondinformatie had ook een humoristial eerder in dit blad sche meerwaarde. is getoond. Van Dijk “Een voorwaarde van Wie sponsort voerde een pleidooi de Universiteit was, epitaaf Snellius? voor sponsoring van dat de personen die ik een restauratie en hij beschreef overleden wist dat die ongeveer een ton zou kosten moesten zijn en vandaar ook 1575-1975”, (‘Als ú nog iemand weet...’). Boeiend was was zijn eerste zin al! Bij zijn jarenlange ook zijn wedervaren om aan portretten van werk bleek dat historisch onderzoek de 42 hoogleraren te komen. Het lukte bij 30 van hen. Een ‘mooie map op zolder’ bij Jaaroverzicht de Koninklijke Hollandsche Maatschappij De jaarlijkse terugblik van de stichtingsder Wetenschappen (KHMW) in Haarlem voorzitter leerde weer dat het aantal was een verrassende bron. De wiskundige persoonsdonateurs langzaam groeit Pieter Zeeman Gzn bleek nogal eens te (2011: 141 en 2012: 142). De meeste gemeworden verward met zijn neef de Nobelmoreerde wapenfeiten van het afgelopen prijswinnaar, maar ook voor zijn portret jaar zijn in dit blad aan de orde geweest, bracht de KHMW van 1752 uitkomst. Van maar werd eerder een publicatiereeks 12 hoogleraren waren dus geen portretten nog slechts aangekondigd, nu zijn de te vinden. Zij mankeren ook in de portreteerste twee delen in de reeks Geodetischtengalerij in het gebouw Snellius, waarvan Historische Monografieën verschenen! bezichtigen allen werd aanbevolen! Een nieuwtje was, dat Jan Ebbinge na (Vanaf Leiden CS bus 57 richting Lisse, halte acht jaar echt stopt als coördinator en Snellius!) Op www.math.leidenuniv.nl staat wordt opgevolgd door Sieb Dijkstra. het boek ‘Leidse hoogleraren wiskunde Stoppen door herpositioneringen was 1575-1975’ van 70 pagina’s in pdf. ook aan de orde bij twee deelnemers in de stichting: de Nederlandse Commissie Professor Van Dijk over zijn voorganger Snellius. voor Geodesie en de Vereniging GeobusiPasse-Partout ness Nederland (VGN). Quee had hoge moeilijker en tijdrovender is dan wiskundig Van der Bent gaf een inleiding over het verwachtingen van het resultaat van de onderzoek, omdat men te veel overschrijft bedrijf Passe-Partout. Het werd in 1975 alternatieve inspanningen van de VGN en foute beweringen daardoor een te lang opgericht door geodeet Han Knol en in om haar leden aan te sporen deelnemer leven krijgen. “Petrus van Schoten heet 2011 na een faillissement herstart onder of minstens bedrijfsdonateur te worden! ontelbaar keren de zoon van Frans van Van der Bent als nieuwe eigenaar, die er Nog open bleek het resultaat van het Schoten, maar het was zijn broer. Goed, dat vanaf begin 2011 werkte. De website geeft gesprek met de HID van RWS-DID over je wiskundige bent, want vergelijking van nog 70 medewerkers, maar dat was zo te een nieuw bestuurslid, in plaats van de leeftijden leert dat”, aldus een voorbeeld. horen intussen minder. Vanouds kent dit vertrokken Wim van Beusekom die deze Op een selectie van zijn voorgangers werd ingenieursbureau vooral andere bedrijven rol ook na zijn pensionering nog jaren ingegaan, met als prominent Willebrord als opdrachtgever en is men vooral bezig mocht vervullen. Snellius (1580-1626), het sieraad van de in de uitvoeringsfase van werken (monVan der Bent zei in zijn welkomstwoord dat hun kantoor te klein was, ‘omdat tal van onze mensen altijd op locatie aan het werk zijn’. De alternatieve locatie, de speeltuin ‘De Korte Akkeren’ op het sluiseiland, was hem goed bekend vanwege de jaarlijkse personeelsbarbecue. Bovendien is die plek ook bij het bouwterrein van de tweede Julianasluis, waar Passe-Partout vooral deformaties meet. (De Julianasluis in het Gouwekanaal, beide van de provincie en van circa 1935, verbindt de Gouwe met de nog getijrijke Hollandsche IJssel.) Stichtingsvoorzitter Herman Quee bedankte Van der Bent en memoreerde dat hij de eerste gastheer uit het bedrijfsleven was.
Geo-Info 2013-1 21
Multicopter van i2i...
De nieuwe coördinator Sieb Dijkstra, de rondleider en de oud coördinator Jan Ebbinge.
diaal, maar ook bij de herinrichting van Madurodam). Bij fraaie voorbeelden van scannen en fotogrammetrie, ook op internet, kon Van der Bent het niet laten om te zeggen: “Die instrumenten zijn eigenlijk niet zo belangrijk meer jongens, die koop je en gooi je over drie jaar weer weg”. Bij zijn plaatjes waren het meest gewild die met op de Julianasluisbreedte gebouwde superjachten van scheepsbouwer Van Lent uit Kaag. De aanwezigen kregen in drie groepen nog meer van hemzelf te horen, een fotodemonstratie met een multicopter met zes rotorbladen, camera en GPS van het bedrijfje i2i (image2info) en een rondleiding over de bouwplaats van de tweede sluis. Dat laatste deed Jan den Braber van Passe-Partout. Alles beweegt daar in de
slappe grond. Het deed dat ook al dagelijks bij vullen en legen van de eerste sluis, en bij deze bouw wordt het bewegen meer gemeten dan ooit. Bij een glaasje en een hapje in de speeltuin praatten de meeste donateurs nog graag wat na. Men vond het uniek dat in deze jaren een miljoenenjachtenbouwer van verderop bij overeenkomst aan de provincie 2,5 miljoen euro gaf om de tweede Julianasluis in Gouda 14 meter breed te maken in plaats van 12 meter, zoals de eerste kolk is en blijft. (Geodetische suggesties over de geldbronnen van op hun beurt de opdrachtgevers van de jachten worden maar niet doorgegeven.) Het hele werk kost trouwens 35 miljoen euro en ...boven de speeltuin... moet in 2014 klaar zijn. Adri den Boer
Deformatie-meetkruis tot op de markering op een fietspad toe.
22 Geo-Info 2013-1
...aan het fotograferen.
Boekbespreking
Schatkamers van Nederland Schatkamers van Nederland. Historisch kaartwerk van Nederland, bestaand uit 24 verkleinde facsimile’s van oude kaarten (2 per provincie, 30x42cm) en een begeleidende gids (‘naslagwerk’) van 176 pagina’s, 184 afbeeldingen in kleur, formaat 21x15cm, samen ondergebracht in een kartonnen doos. Uitgegeven door de ANWB i.s.m. de RegionaalHistorische Centra en het Nationaal Archief. ISBN 978 901 803 4863, prijs € 32,95. De bedoeling van deze publicatie is het publiek te tonen wat je met de oude kaarten in de Nederlandse archieven kunt doen. Daartoe zijn per provincie twee kaarten uitgezocht en in facsimile gereproduceerd. In de begeleidende gids is de historische context van die kaarten beschreven, is aangegeven wat voor informatie je aan de kaarten kunt ontlenen, en is bovendien een wandel-/fiets- of autoroute beschreven door het op de oude kaart aangegeven gebied aan de hand van een moderne routebeschrijving. Het is een geweldig idee, er is leuk en interessant kaartmateriaal bijeengebracht, er zijn uitstekende en boeiende historische toelichtingen geschreven, en het is allemaal fraai vorm gegeven. Tot zo ver dus niets dan goeds. Helaas is het leggen van een link naar het kaartgebruik mislukt: door te grote verkleining is het kaartmateriaal vaak onleesbaar, er is sprake van onvolledig of helemaal niet gedocumenteerde kaarten en soms ontbreken legenda’s, waardoor je weinig met de kaarten kunt doen. Zelfs de routebeschrijvingen van de ANWB hebben een te kleine schaal en missen een legenda. De auteur heeft niet veel idee van de kartografie (‘Krayenhoff maakte een topografische kaart van Nederland’, ‘Blaeu baseerde zijn kaarten niet op eigen opmeting, maar op de vele handelscontacten in de stad Amsterdam’, ‘Bij nadere beschouwing wordt overigens duidelijk dat kartografen bij de vervaardiging van hun kaarten veelal uitgingen van oudere kaarten’); hij heeft het over kadastrale kaarten waar hij topografische bedoelt en de overzichtskaart van Witkamp van Limburg uit 1866 wordt een militaire kaart genoemd. Er is sprake van een aantal ongefundeerde claims (‘driehoeksmeting veroorzaakte grote sprong in de ontwikkeling van zeekaarten’, ‘de topografische dienst verstrekte om militaire redenen geen plattegronden aan toeristen’, ’de kaart is speciaal gemaakt … voor verzamelaars van kaarten’); en er is ook weinig besef van de historische kartografie (‘Toen de werkgelegenheid in de oorlogskartografie afnam, gingen kaartenmakers historieprenten maken en hoogheemraadschappen karteren’). De fraaie foto’s dienen eigenlijk voornamelijk als sfeerbeeld voor de betreffende provincies, omdat er alleen bij uitzondering wordt aangegeven wat ze afbeelden. De facsimile-kaarten zijn keurig genummerd en die nummers had men ook in de tekst in de begeleidende gids kunnen gebruiken voor verwijzingen bij de van die kaarten in de toelichtende tekst, afgebeelde details. Van de vierentwintig uitgekozen kaarten worden auteur en schaal niet altijd vermeld. Daarnaast staan er nog veel andere kaarten verkleind opgenomen in de gids, zonder vermelding van titel, auteur of jaartal, of zonder dat duidelijk wordt gemaakt
waarom ze er staan. “Uiteraard zijn alle kaarten voorzien van uitgebreide kartografische achtergrondinformatie” wordt er geclaimd op de ANWB-website! Er zijn veel mogelijke verwijzingen van de tekst naar de opgenomen kaartdetails gemist. Het gekozen materiaal is afwisselend, zowel qua afgebeeld gebied als qua periode: provinciekaarten (Groningen, Friesland, Drenthe, Noord-Holland, Zeeland en Limburg), stadsplattegronden (Lochem, Vollenhoven, IJmuiden/Velzen, Den Haag en Willemstad), streekkaarten (Masterveld, Vecht, Austerlitz, Midden Noord-Brabant, en Midden-Limburg), kadastrale kaarten (Schokland, Scheveningen), planologische kaarten (IJsselmeer) en kaarten van de infrastructuur (wegenkaart Noord-Nederland en kanalen, spoor- en tramwegen in Drenthe). De oudste kaart is die van Midden-Limburg door Jacob van Deventer uit 1550, de nieuwste is de Russische topografische kaart van IJmuiden/ Velzen uit 1977 en daartussenin is elke periode goed vertegenwoordigd. Omdat het in principe zo’n leuke formule is, die veel mensen warm kan maken voor het bestuderen van oude kaarten, hoop ik van harte dat er snel een verbeterde tweede uitgave komt, met captions bij de illustraties in de gids, betere verwijzingen in de tekst, zonder illustraties die zó klein zijn afgedrukt dat je ze toch niet kunt lezen en met verwijzingen naar websites waar de bijgevoegde losse kaarten in groter details kunnen worden bekeken, want die zijn er, onder andere bij de meewerkende Regionaal-Historische Centra. Ferjan Ormeling Geo-Info 2013-1 23
Column
Marjan Bevelander
Dit ontwerp is zó zeroes! Dat was het antwoord dat ik ontving van een collega die ik gevraagd had even te kijken naar het ontwerp voor een publieksgerichte kaart op het Portaal Natuur en Landschap. Het ontwerp was gebaseerd op een bestaande atlas op een provinciesite en in mijn ogen was het precies goed. Daar dacht mijn collega anders over, want het antwoord ging nog verder: “Dit ontwerp is zó zeroes en een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet. Het is een kaart die aansluit bij de belevingswereld van GIS’ers maar dat is niet de doelgroep. Ik vind het een poging om een ArcGIS na te bouwen in een web-page en dat moet je volgens mij echt niet willen. De vormgeving is ronduit rommelig, lelijk en gebruiksonvriendelijk. Bijvoorbeeld: dat kaartje naast de grote kaart om te navigeren, begrijpen gebruikers niet. Dat moet er ook echt uit”. Stof tot nadenken dus. Eerst maar eens opzoeken wat bedoeld wordt met ‘zo zeroes’. Na wat googlen, begreep ik dat verwezen wordt naar de eerste jaren van deze eeuw als jaren van overvloed en overdaad. Nu, in de tens, gaat het alleen nog om de essentie, we doen alleen nog die dingen die echt moeten. Geen franje, geen toeters en bellen. Terugvertaald naar mijn kaart: haal die knoppen er maar af, geen transparantieschuif, geen overzichtskaartje, geen uitgebreide zoekmogelijkheden: alleen maar een kaart waarop je kunt in- en uitzoomen. Want dat is wat men wil. Even wennen. Uiteindelijk heb ik gekozen voor de middenweg: een iets kalere kaart met zo hier en daar toch nog wat toeters en bellen. Maar het geeft te denken. En zoals dat vaker gaat met veranderende principes: in de weken erna kwam ik eenzelfde redenering ook tegen bij andere projecten. Overal moet de franje af: “Maak maar een minimumvariant”. Dat lijkt op het eerste gezicht logisch, vooral bezien vanuit de opdrachtgevers die allemaal kampen met krimpende budgetten. En zolang het over knoppen op een kaart gaat kan het inderdaad een verbetering zijn. Anders is het, als de minimumvariant zo minimaal dreigt te worden, dat kwaliteitsbewaking en gebruik van standaarden samen met het badwater weggegooid dreigen te worden. En over water gesproken; deze week nog, sprak ik iemand uit de watersector over de bouw van een landelijke centrale website waar het publiek geïnformeerd wordt over zwemwaterkwaliteit. Hij zei: “Ach, zo’n website bouw ik zelf in een dag, dat kan nooit veel geld kosten”. Niet wetende dat er een complexe wereld achter die eenvoudige website schuilgaat. Om de gegevens goed op de kaart te zetten zijn tientallen mensen betrokken bij 38 verschillende organisaties. De website moet aan zeer hoge eisen van toegankelijkheid en beschikbaarheid voldoen en Europa eist gestandaardiseerde rapportages. 24 Geo-Info 2013-1
Ook hier, zou je kunnen zeggen, is er sprake van het achter ons laten van de ‘zeroes’. We hebben straks een hele simpele website en na de verbouwing zal ook het achterliggende proces een stuk eenvoudiger en efficiënter zijn. Echter, zover is het nog niet en de weg ernaartoe is vol uitdagingen. Het is een misverstand om te denken dat het bereiken van eenvoud en het komen tot de essentie snel kan en goedkoop is. Kortom, om de ‘zeroes’ echt achter ons te laten, hebben we opdrachtgevers met lef en visie nodig die bereid zijn te investeren. Het ontrafelen van de bestaande spaghetti aan websites en bijbehorende processen kan niet plaatsvinden zonder afdoende budgetten. Dat zou leiden tot mooie, simpele websites met kaarten waarvan niemand weet of het klopt wat erop staat. Marjan Bevelander Coördinator Geo-projecten Interprovinciaal Overleg (IPO)
[email protected]
Verslag
Eind 2012: dvd Recueil Méthodique 1812 gelanceerd Op woensdag 19 december 2012 werd in het Kadastermuseum in Arnhem een dvd met en over de Nederlandse Recueil Méthodique (RM) van 1812 gelanceerd. Op de dvd staan facsimilé’s van het tekst- en modellenboek, een doorzoekbare pdf-versie van het tekstboek en diverse publicaties. De bewerking van het tekstboek is van de ZBO, dat echter zelf weer een beeldmerk hand van een elftal vrijwilligers, die zoveel met een kleine K heeft. (‘Bescheidenheid’, mogelijk present waren. Conservator Zacha- zo wist Klaasse.) Zelfs het beginplaatje van rias Klaasse heette hen en anderen welkom, Rhonald Blommestijn uit NRC Weekend van maar meldde naar het leek gemeend de 15-11-2012 zou het doorgeven al waard zijn. minister van Financiën als verhinderd af. De spreker illustreerde met het voorlezen Het beletsel van een vertegenwoordiger van van het octrooi voor het Stadsprotocol het het Belastingmuseum leek toch serieuzer, Rotterdamse kadaster van 1622. (Zie bijlage maar de positionering van de RM werd met A in: René van der Schans, Geodetische beide meldingen wel helder. Initiator René archeologie onder Robeco en Fortis, in van der Schans las De Hollandse Cirkel trots een bedankbrief Monnikenwerk naar idee 2005-2, p. 48-50) Op een voor het ‘heuglijk feit’ kadastraal minuutplan Statenbijbelproject voor van de Raad van rond 1830 van het van Bestuur van Grote Kerkplein had hij het Kadaster. Die vermeldde ook dat naast nu zelf de protocolnummers, zeg perceelKlaasse Richard Wittmer de verhinderde nummers, weergegeven en dat was interesleden van die raad vertegenwoordigde. sant. Men verdiepte zich ook in een protocol uit de 18de eeuw. ‘Toen kwam Napoleon en kregen we een RM opgelegd, en we hadden Kadaster met een kleine in Nederland al een eigendomsregistratie! en een grote K Van der Schans hield een inleiding onder de Dat aspect komt in het RM als handboek voor titel ‘Kadaster met een kleine en een grote K’. belastingheffing heel niet voor’, aldus Van der Onder het eerste verstond hij het type instel- Schans. Ook de bijhouding was hoogstens ling en onder het tweede het tegenwoordige een ondergeschoven kindje.
Dvd-uitleg
Van der Schans achter de papieren bronnen.
Van de heruitgegeven ‘Verzameling der Wetten enz. betrekkelijk het Cadaster van het Fransche Rijk’ werden de drie pagina’s met keuzemenu’s getoond. Na het voorwoord is de ook vertaalde bijdrage ‘De Recueil Méthodique van 1811’ van Pierre Clergeot uit 2008 bijzonder. (De Franse versie is een jaar ouder en naar de Duitse wordt nog gezocht.) Van der Schans mailde met de auteur en dat over meer dan de toestemming voor publicatie. De thuis, door de initiator in 400 dpi, gescande RM was een exemplaar van het Kadastermuseum en het overtypen van de 1144 artikelen werd dus over ‘elven’ verdeeld. Op deze scans is ook tekstherkenning toegepast ter eventuele voorbereiding van de bewerking tot een foutloos bestand, maar door de vaak
Eén van de uitwisselingen tussen Van der Schans en Klaasse.
slechte drukkwaliteit was rechttoe-rechtaan overtypen (in de originele regelval) toch vaak handiger. Het modellenboek in groter formaat (gescand door M&R uit Kampen) ontbreekt niet en completeert het schitterende tijdsbeeld van een complex proces. In de RM hebben de titels met het grootste aantal artikelen betrekking op: • het landmeten: 253 artikelen, • de taxatie: 273 artikelen, • het principe van de begrotingen: 94 artikelen, • de uitgaven en de financiële verantwoording: 97 artikelen (die alle betrekking hebben op de betaling van het personeel). De toegevoegde keuze van elf aanvullende documenten op de dvd is royaal. Het oudste is het genoemde Octrooi voor een stadsprotocol van 1622, het nieuwste, een publicatie van Van der Schans zelf in De Hollandse Cirkel 2012-1 (‘Het kadaster binnen en over de grenzen, een literatuurverkenning’). Van daartussen worden hier genoemd ‘Ons Kadaster voor oningewijden geschetst’ van E. Molema uit 1895 en de Kadastergids van F. Keverling Buisman & F. Muller uit 1979. Professor Keverling Buisman was zelf present. Van Molema Geo-Info 2013-1 25
Aanleiding voor deze publicatie was het 200jarig bestaan van de Nederlandse versie van gaf Van der Schans zijn eigen origineel de in kadasterkringen overbekende Receuil aan het Kadastermuseum ter vervanging Méthodique. Een oproep, eind 2011, in de van een gefotokopieerd exemplaar aldaar. tijdschriften De Hollandse Cirkel en GeoZelf was hij met zijn scan tevreden. Klaasse Info om mee te werken aan de heruitgave kon het niet laten: ‘Het origineel wordt door (naar analogie van een zeer succesvol niet vernietigd nu de digitale versie er is, gebleken Statenbijbelproject) elk een stuk het is geen Hulpkaart!’ Hoogtepunt was de van het ongeveer vierhonderd pagina’s uitreiking van de dvd door Van der Schans tellende boekwerk over te typen, leidde aan de aanwezigen (en nóg eentje voor tot de inzet van in totaal elf enthousiaste Klaasse als conservator van het Kadasteren zorgvuldige vrijwilligers, in alfabemuseum). In het uitwisselingsgebeuren tische volgorde: Ben Draaijers, Hans Giesbertz, was ook opmerkelijk de aanbieding van Wim Kamphorst, Zacharias Klaasse, Ad van der Meer, Maarten Moolenaar, Herman de ‘tweede RM’ van Klaasse zelf uit 1979 Quee, René van der Schans, Theo Scheele, Harry Uitermark en Jenneke Zijlstra. aan Van der Schans. Zonder zich op één lijn te stellen met Napoleon herinnerde Klaasse er wel aan toen de aanzet te hebben gegeven tot de vervolmaking van het vergeten de 20% wegen en wateren Slot kadaster van Nederland. Gezien het fiscale kadastraal in te delen en daar was later Richard Wittmer mocht namens de doel waren Napoleon en zijn dienstbaren ook nog nooit van gekomen. Raad van Bestuur van het Kadaster een slotwoord spreken en aan Van der Schans een boekenbon overhandigen. (Het was alsof hij zelf in de Raad zat!) Vóór de uitdeling van de hapjes en de drankjes werd het Kadastermuseum - al dan niet opnieuw - bewonderd. Klaasse liet onder meer zien hoe men in Brabant in 1824 een voorbedrukt Frans stuk in het Nederlands invulde: ‘contenant Twee honderd feuillets’, zo kwam er te staan. Verspreiding van de nieuwe dvd vindt minstens plaats naar de regionaalhistorische centra in de provincies en het Nationaal Archief en naar plan ook via het Kadaster. Voor gewenste aanschaf kan contact worden opgenomen met
[email protected]. Klaasse en Herman Quee (DHC) laten zien hoe mooi een originele Hulpkaart kan zijn (Rotterdam 1941).
Jenneke Zijlstra krijgt de dvd en Hans Giesbertz legt dat vast.
26 Geo-Info 2013-1
Adri den Boer
Voorbedrukt Frans stuk met Nederlandse invulling.
Column
Jeroen van Winden
Ver-app’en Drie jaar geleden hadden we nog geen tablets zoals iPads of Samsung Tabs. Het dichtstbij kwam een laptop zonder toetsenbord met een pen waarop we dezelfde software probeerden te draaien als op gewone laptops en desktop computers. Nu is het de gewoonste zaak van de wereld dat je altijd een tablet of smartphone bij je hebt. Je gebruikt hem thuis, maar neemt hem ook mee naar het werk. Steeds meer organisaties ondersteunen het bring-your-own-device-principe.
maat toe te passen functionaliteit. Het gaat meestal alleen maar om het bevragen van informatie, bijvoorbeeld bij een klantbezoek. Om het aanpassen van een beetje informatie, zoals bij een inspectie. Of het plaatsen van informatie bij een locatie, bijvoorbeeld bij een toepassing voor meldingen. Steeds een kleine toepassing van onderliggende GIS functionaliteit. De applicatie die wordt gebruikt, is gefocust op deze ene functie. Ook hiervoor moeten we GIS gaan ver-app’en!
Binnen een paar jaar is daarmee een software-revolutie ontstaan. Op laptops en desktop computers gebruiken we vaak grote softwarepakketten waarmee we alles kunnen doen. Op een tablet staan geen grote softwarepakketen. Op een tablet staan apps, kleine applicaties. Deze apps zijn vaak maar geschikt voor één taak, maar zijn daar handig en zeer gebruikersvriendelijk in. Er is meestal geen gebruiksaanwijzing nodig en een helpsysteem ontbreekt in alle gevallen. We zijn in korte tijd erg gewend geraakt aan dit nieuwe paradigma. GIS zal daarom ook als app beschikbaar moeten komen. We moeten GIS gaan ver-app’en!
Kortom, nu we binnen veel organisaties onze geo-informatie infrastructuren op orde hebben, zijn we klaar voor de volgende stap. We gaan ervoor zorgen dat iedereen, op ieder device, in elk proces, tijdens het werk en thuis de kracht van GIS gaat ervaren, in op maat gesneden kleine gebruikersvriendelijke toepassingen. Architecten, ontwerpers en ontwikkelaars moeten zich opnieuw gaan uitvinden. We gaan naar een tijd toe waar we veel flexibeler, wendbaarder op een bestaande infrastructuur nieuwe dingetjes gaan doen. Hiermee kunnen we sneller inspelen op nieuwe technologie en op nieuwe vragen uit hoeken van de organisatie waar we tot nu toe nooit vragen van kregen. Er komen gebruikers die tot nu toe nooit gebruiker waren. Om deze nieuwe stap in de GISevolutie te kunnen maken, moeten we GIS gaan ver-app’en!
Nog een reden voor een andere aanpak is de levensduur van tablets. De technologie achter tablets en smartphones verandert snel. Nieuwe modellen volgen elkaar snel op. De besturingssytemen buitelen over elkaar heen. Met de komst van Windows 8 is er weer een heel nieuw platform waarop GIS moet kunnen draaien. Om de verandering in deze wereld beheersbaar te houden, moeten we GIS geschikt maken voor dit soort veranderingen. Kleine apps, die hun GIS-functionaliteit van een server in de cloud halen en volledig zijn aangepast aan de tablet en de besturingssytemen waar ze op draaien, worden een must. We moeten GIS gaan ver-app’en!
Jeroen van Winden Chief Technology Officer Esri Nederland
[email protected]
Nu we onze tablets mee naar het werk nemen, willen we voor ons werk ook graag apps gebruiken. Maar voor veel systemen, ook GIS systemen, denken we nog in het oude paradigma. We denken aan grote monolithische softwarepakketten, waarmee we alles kunnen doen dat we misschien ooit nodig hebben voor ons werk. Oplossingen hebben tientallen knoppenbalken, honderden knoppen, dropdown-menu’s en een duizenden pagina’s tellend helpsysteem. Als we maatwerkoplossingen nodig hebben, dan zijn daarvoor vaak grote ontwerpen en bouwprojecten nodig. Deze aanpak werkt niet meer als we echt dingen willen kunnen doen op een tablet. We moeten in kleinere, snel te bouwen of te configureren apps gaan denken. Vaak zijn dit meerdere apps die kleine dingen oplossen. Dit geldt ook voor de toepassing van GIS op tablets. We moeten GIS gaan ver-app’en! Geo-informatie wordt steeds breder ingezet. Vaak is men niet op zoek naar een zware GIS-toepassing, maar eerder naar een op
Geo-Info 2013-1 27
Verslag
Reis om de wereld in elf delen: Blaeus atlassen opengelegd Vrijdag 14 december 2012 werd onder auspiciën van de GIN-werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie (geïnitieerd en plaatselijk georganiseerd door conservator Bijzondere collecties (kaarten en gedrukte werken) Marco Van Egmond) in de Universiteitsbibliotheek Utrecht een symposium gehouden gewijd aan de Blaeu’s. Aanleiding was het gereedkomen van het digitaliseren van een Nederlandstalige uitgave van Blaeu’s Atlas Maior (1664), gerealiseerd met hulp van het K.F. Hein Fonds (350 jaar na het gereedkomen van de typografische productie). Dat materiaal is nu toegankelijk via de website (http://bc.library.uu.nl/nl/node/665 ) van de UBU. De bijeenkomst was tevens toegankelijk voor donateurs van het Utrechts Universiteitsfonds, waardoor er meer belangstelling was dan gebruikelijk. In de Boothzaal van de UBU moesten zelfs nog stoelen worden bijgezet. Het programma werd geopend door de directeur van de UBU, Anja Smit, die Dick Blonk in het zonnetje zette, vanwege diens schenking aan de UBU van meer dan 250 oude kaarten van Holland, Utrecht en Zeeland. Werkgroep voorzitter Marc Hameleers introduceerde vervolgens Djoeke van Netten, pas gepromoveerd op Willem Janszoon Blaeu en docent geschiedenis bij de UvA, die de beide Blaeu’s tegenover elkaar zette. Ze gaf aan dat, waar Willem Janszoon met zijn zeemansgidsen, wetenschappelijke en culturele uitgaven midden in de maatschappij stond, zijn zoon Joan zich met zijn dure, prestigi-
euze boeken meer richtte op de elite. Vooral de banden van Willem Janszoon met de Muiderkring (als achterneef van P.C. Hooft) waren hierbij voor velen een eye-opener.
atlassen, wat - door het opnemen van materiaal dat toevallig op hun weg kwam - dan culmineerde in enerzijds de 11-delige Atlas Maior en anderzijds de 11-delige Atlas Novus Absolutissimus. Azië neemt in de Peter van der Krogt behandelde de conAtlas Maior evenveel ruimte in als Ierland currentiestrijd tussen de Blaeu’s en Jansso- en Schotland samen. Van zowel Schotland nius die elkaar aanzetten tot het uitgeven als China kwam het kaartmateriaal eigenvan de almaar uitgebreider wordende lijk door toeval bij Blaeu terecht. Na de pauze bracht de zelfstandige restaurator Cor Knops verslag uit van de restauratie van de Atlas Maior en dat was vooral in de vorm van een verantwoording van de vele keuzes die men als restaurator moet maken. Prachtig geïllustreerd en gedocumenteerd zoals het past in de huidige visie op dit werk: alle ingrepen moeten reversibel zijn, het gaat vooral meer om conservatie (behoud) dan herstel of restauratie.
Blaeu kaart Holland.
28 Geo-Info 2013-1
Tenslotte gaf Marco van Egmond een overzicht van analoge en online beschikbare reproducties en facsimile-uitgaven die in de loop van de tijd van Blaeu’s Atlas Maior gemaakt zijn. Een aantal van de analoge facsimile-uitgaven was geëxposeerd in de vitrines in de Boothzaal. Ook presenteerde Van Egmond de gedigitaliseerde versie van de Atlas Maior en het bijbehorende Toonneel der steden. Deze online editie, opgenomen binnen de digitale Bijzondere Collecties van de UBU, heeft het voordeel van digitale
beschikbaarheid: de tekst is ook – per atlaspagina - als (ongecorrigeerde) OCR-versie beschikbaar. We moeten nog even wachten op een doorzoekbare versie van de hele tekst, maar die zal er ongetwijfeld komen. De toon op deze academische bijeenkomst had wat mij betreft wat kritischer mogen zijn. Daar is enerzijds het nogal willekeurige karakter van de opname van Blaeu in de geschiedenis-canon van Nederland, i.t.t. Janssonius. Die was even
kundig en bracht een wellicht ook wat evenwichtiger atlas uit; doordat hij niet in het Amsterdams regentendom was opgenomen, sprak hij echter minder tot de verbeelding. Daarnaast is er het feit dat voor onze 21e-eeuwse ogen de Atlas Maior qua structuur een onding is, en zowel qua compilatiewerk als beschrifting een achteruitgang betekende vergeleken met Mercator. Daarnaast had ik graag gehoord van de aanwezige historisch-kartografen in hoeverre deze atlas – nu zo uitnodigend
opengelegd op de UBU-website - nu ook een object van onderzoek is. De Latijnse uitgave van de Atlas Maior werd in elf delen uitgebracht. De elf delen, waarvan in de titel sprake is, slaan op de 9-delige Nederlandse uitgave van de Atlas Maior waar gewoonlijk de tweedelige uitgave van de stedenatlas aan was toegevoegd. Ferjan Ormeling
Reactie
Reactie op ‘parel’ Op bladzijde 27 van Geo-Info 2012-8 staat een foto afgebeeld van een land meter op een rotonde in Dawson Creek. (...’lijkt een alternatief voor het Nederlandse verpatsen van de aankleding van rotondes aan tuincentra en wegenbouwers. Of zou dat laatste ook daar het geval zijn?’) Het begeleidende stukje doet volgens mij niet geheel recht aan dit beeld en de geschiedenis van Dawson Creek. In de beginjaren van de tweede wereldoorlog ontstond er in de Verenigde Staten behoefte aan een (goede) verbinding met Alaska. Hier is, ik neem aan na overleg met Canada, in 1942 aan begonnen. Binnen het jaar zou deze verbinding
klaar zijn (zie bijgevoegde foto van een kaart van het gehele traject). Deze kaart bevindt zich in Dawson Creek in een museum dat geheel gewijd is aan deze gebeurtenis. Bezichtiging van dit museum geeft een goed beeld van het vele werk dat de militairen hebben moeten verzetten en van de geleden ontberingen. Op verschillende plekken in Dawson Creek staan herinneringen aan de militairen die zijn begonnen aan “hun” Highway naar Alaska. De landmeter bezet dus geen plaats die aan een tuincentrum of wegenbouwer is verpatst! P.C. Stalenburg
Geo-Info 2013-1 29
Verslag
SPAR Europe SPAR Europe (3D-scanning) in Den Haag op 12 t/m 14 november jl. was een kleine internationale conferentie met ca. dertig exposanten, inclusief enkele internationale universiteiten. Naast veel presentaties waren er ook enkele live demonstraties, o.a. van 3D scanning van een crime scène waarbij de resultaten openlijk werden besproken. Op woensdag 14 november was ook Geo-Info aanwezig. gemaakt van de machine data, zoals de werkelijke positie, stamdiameter en aantal zaagsneden. (www.treemetrics.com).
Bomendetectie met behulp van laserscanning.
Wij hebben gesproken met enkele exposanten en drie lezingen bijgewoond. Eén lezing ging over het inscannen van bossen. Het ging daarbij niet alleen om de hoogte van de bomen en de bodemhoogte, maar het ingescande bos liet meteen de kwaliteit van de bomen zien, zodat de bedrijven
die de bomen kopen op een beeldscherm hun bomen kunnen kiezen. De machinist zorgt ervoor dat de juiste bomen bij de zagerij komen te liggen. Hierdoor worden de bomen gebruikt waar ze voor bedoeld zijn (kwaliteitshout en pulp kunnen goed gescheiden worden). Ook wordt gebruik
Bij een presentatie over het 3D inscannen van een olie platform, was een wensenlijst toegevoegd voor een volgende keer: minder data opslag, de resultaten direct uit te lezen in de gebruikte teken software, geen gebruik meer hoeven te maken van een interface om de point cloud uit te lezen en te presenteren, werken met kleuren. 3D laserscanning wordt inmiddels voor veel toepassingen gebruikt. Volgend jaar november is er weer een SPAR conference in Nederland. De link van de website is: www.sparpointgroup.com/europe Esther de Bruijn
‘...cursus landmeten gehad’ De campagne Vogelvrije Vrouwen wil dit onderwerp letterlijk op de kaart zetten en komt daarom met het spectaculaire kunstwerk. Thomas van der Sluijs, in het dagelijks leven timmerman, is één van de vrijwilligers die eraan meewerkt. Hij heeft een cursus landmeten gehad en moet na de sneeuwstorm van vrijdagochtend stokjes in de aarde steken. Om die stokjes heen komt een lijn, die gevuld wordt met donkere aarde, zodat het contrasteert met de omgeving. Dit gebeurt op basis van een plattegrond in de computer. Via gps is heel precies aangegeven waar de stokjes moeten komen. Zo ontstaat een
30 Geo-Info 2013-1
grafisch portret van zo’n 125 bij 170 meter. Een kunstwerk dat dus eigenlijk alleen vanuit de lucht goed is te zien.
(www.parool.nl, 8-12-2012 en afbeelding http://osocio.org)
Informatie Politie Australië waarschuwt voor ‘levensgevaarlijke’ kaarten Apple SYDNEY - De fouten in de kaarten van Apple op de iPhone en iPad kunnen dodelijk zijn, waarschuwt de Australische politie maandag. De politie moest al verschillende automobilisten redden die verdwaald waren in de wildernis van het binnenland van Australië. De plaats Mildura staat in de kaart-app van Apple 70 kilometer verder naar het zuiden dan de daadwerkelijke locatie. Automobilisten komen daardoor midden in het nationaal park Murray Sunset terecht. Daar is geen water en de temperatuur kan oplopen tot 46 graden. Sommige bestuurders zaten al 24 uur zonder eten of water vast in het park voor de politie hen kwam redden.
Er is al eerder kritiek geuit op de kaartdienst van Apple. Sinds iOS 6 gebruikt het bedrijf een eigen app in plaats van Google Maps. Echter er ontbreken nog een aantal functionaliteiten en sommige informatie klopt niet. Apple heeft al excuses aangeboden en belooft beterschap.
Raad voor Cultuur over kadastrale Hulpkaarten De Raad voor Cultuur zond op 3 december 2012 een brief aan de minister van OCW over ‘digitale vervanging’. Daarin komt ook de kadastrale Hulpkaartenkwestie aan de orde: ‘...recent kreeg de raad een signaal over de digitale vervanging van de zogeheten hulpkaarten van het Kadaster. Gewezen werd op de cultuurhistorische waarde van de originele kaarten, die als gevolg van digitale vervanging voor vernietiging in aanmerking komen. De informatie blijft weliswaar – digitaal – behouden, maar de cultuurhistorische waarde van het origineel gaat verloren. De raad realiseert zich terdege dat in de praktijk al langer digitale vervanging met een daarop volgende vernietiging van het origineel plaatsvindt. Het gaat in deze brief niet om nieuwe inzichten van de raad, maar om leidraden, kennis en inzichten, die in de praktijk zijn ontwikkeld: de hiervoor bedoelde criteria. De nieuwe regeling ter ondersteuning van het vervangingsproces biedt een unieke gelegenheid die praktijk te verstevigen en bestendigen. De criteria betreffen niet de digitale reproductie van archiefbescheiden in de dynamische fase van archiefbeheer, maar de vervanging achteraf van een al gevormd compleet archief zoals van de hiervoor genoemde hulpkaarten van het Kadaster.
Het betreft dan ook bescheiden die, naast informatie als object, vaak ook een zelfstandige (“intrinsieke”) betekenis hebben. Ten overvloede merkt de raad op dat hij digitalisering toejuicht als middel voor ontsluiting en ruime toegang tot delen van een archief. De vraag of vervolgens het origineel ook daadwerkelijk kan worden vervangen (lees vernietigd) vraagt een aparte en kenbare afweging. (...) Het zal u duidelijk zijn: de raad beschouwt digitale vervanging van te bewaren bescheiden met daaropvolgende vernietiging als een zware beslissing. Terughoudendheid is op zijn plaats. We doen er goed aan ons te realiseren dat de technologie van scanning nog jong is en vernietiging voor eeuwig. Dat geldt ook voor de praktijk van digitaal bewaren: blijft het digitale document door de eeuwen heen toegankelijk zoals nu de middeleeuwse oorkonden? Bovendien is het de vraag of in de toekomst de huidige digitale technologie niet vervangen wordt door een compleet nieuwe, nu nog onbekende; zoals ook de digitale technologie de analoge is opgevolgd. Mocht dan een nieuwe, betere reproductie nodig en mogelijk zijn, is het vernietigde origineel niet meer voorhanden’. (www.cultuur.nl)
Teunissen ‘Professor Honoris Causa’ in China Prof.dr.ir. Peter Teunissen (TU Delft) is benoemd tot ‘Professor Honoris Causa’ van het Geodesie en Geofysica Instituut van de Chinese Academie van Wetenschappen (CAS). Deze titel is hem toegekend vanwege zijn bijdragen aan de Mathematische Geodesie. Met het CAS doet Teunissen o.a. onderzoek naar het in ontwikkeling zijnde Chinese satellietnavigatiesysteem. Het Chinese systeem Beidou/COM-PASS is nagenoeg operationeel voor de AsiaPacificregio en zal, met een geplande uitbreiding naar 35 satellieten, naar verwachting in 2020 volledig operationeel zijn. (Nieuwsbrief NCG 2012-3, december)
Bingo met kaarten en atlassen ‘Bij Henri Godts was het op 16 oktober jongstleden bingo met de kaarten en atlassen. Niet alles ging weg, maar een paar verkopen maakten dat dubbel en dwars goed. Een atlas van Jean (m.z. Joan, red.) Blaeu uit 1663, met daarin opgenomen een paar extreem zeldzame kaarten op het gebied van de astronomie, bracht niet de verwachte 20.000 euro op, maar schoot door tot maar liefst 110.000, en een Italiaans stedenboek van dezelfde maker, in 1704 uitgegeven door de Amsterdammer Pieter Mortier, deed 35.000 euro.’ (Caspar Wechgelaer in: tijdschrift Boekenpost nr 123 jan./febr. 2013)
Informaticus claimt GI en landmeten De informaticus Prof. Dr.Ing. Frank Boochs van de Fachhochschule Mainz verwierf eind november de Akademiepreis des Landes Rheinland-Pfalz. Hij presenteerde daarbij een voordracht uit zijn vakgebied met als titel „Geoinformatik und Vermessung. Ingenieurswissenschaften mit Tradition – innovativ, interdisziplinär und zukunftsweisend“. (www.vdv-online.de) Geo-Info 2013-1 31
NCG-publicaties Bij de NCG zijn de volgende publicaties verschenen: • A Domain Model for Land Administration, Christiaan Lemmen, Publications on Geodesy 78. Delft, 2012. 244 pagina’s. ISBN: 978 90 6132 336 5. Pdf (12,4 mb). Alleen verkrijgbaar als pdf. • Development Methodology for an Integrated Legal Cadastre. Deriving Portugal Country Model from the Land Administration Domain Model, João Paulo Hespanha, Publications on Geodesy 79. Delft, 2012. 363 pagina’s. ISBN: 978 90 6132 337 2. Pdf (9,9 mb). Alleen verkrijgbaar als pdf.
GIN-regiobijeenkomt West “Geo en de media” op 31 januari 2013 Inmiddels gebruikt iedereen Google Maps en TomTom. Infographics en kaarten zijn niet meer weg te denken uit de nieuwsverslaggeving en vormen een belangrijk instrument in de onderzoeksjournalistiek. Tijdens de bijeenkomst wordt verteld hoe, buiten ons vakgebied, geo-informatie wordt gebruikt om een breed publiek te bedienen! Programma: 16.30-17.00 ontvangst 17.00-17.10 aftrap 17.10-17.40 Frédérik Ruys: infographics redacteur van o.a. Nederland van Boven 17.45-18.15 Anke Vellenga: Informatiespecialist DocuMedia Nieuws bij de NOS 18.15-18.45 Broodje (netwerken) 18.45-19.15 Jerry Vermanen: datajournalist bij NU.nl 19.15-19.30 Laatste vragen uit de zaal en afsluiting 19.30-20.00 Drankje
(www.ncg.knaw.nl) Locatie: Amsterdam (houd de website in de gaten!) Aanmelden online: http://ginregiowest.eventbrite.nl/
Enthousiaste GeoProfs gezocht! Het KNAG en de organisatie van GeoWeek zijn op zoek naar bedrijven/instellingen die in de GeoWeek (22 t/m 26 april) een expeditie willen organiseren! Dus bent u een professional in de geosector (bodem, water, geo-informatie)? Of heeft u kennissen/collega’s in het geowerkveld? Ga naar www.geoweek.nl voor meer informatie en het inschrijfformulier of mail naar
[email protected]. Deelname is gratis. Tijdens de GeoWeek gaan leerlingen van 10 tot 15 jaar op expeditie met GeoProfs die vooral werken met de technische kant van aardrijkskunde. De GeoProfs bezoeken de leerlingen in de klas, gaan met de leerlingen op veldwerk of nodigen ze uit bij hun bedrijf. Leerlingen in deze leeftijdsgroep zijn volop aan het ontdekken waar hun interesses liggen: een mooie gelegenheid voor de geosector om zich juist in deze levensfase onder de aandacht te brengen. De GeoWeek wordt mogelijk gemaakt door Expertise Bodem en Ondergrond (ENBO). Annelies Beek
32 Geo-Info 2013-1
Unieke koperplaat van Amsterdam ontdekt Een koperplaat waarmee rond 1660 een plattegrond van Amsterdam gedrukt werd, is het pronkstuk van een verrassende vondst in de voormalige Stadsdrukkerij. De ets toont Amsterdam op het hoogtepunt van de Gouden Eeuw. Op 18 december nam Marens Engelhard, directeur van het Stadsarchief Amsterdam, deze opmerkelijke verzameling drukkersmaterialen in ontvangst van directeur Mickey Gude van drukkerij SDA Print+Media. De verzameling zal worden beheerd door de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Het absolute topstuk is de koperplaat die gegraveerd werd door de bekende kaartuitgever Nicolaes Visscher (1618–1679) met de plattegrond van Amsterdam omstreeks 1660. De gravure toont de stad op het hoogtepunt van de Gouden Eeuw, met een oningevulde strook voor de beoogde stadsuitbreiding aan de oostkant. ‘Het is prachtig om de originele koperplaat te zien waarop de ambitie van Amsterdam zo duidelijk tot uiting komt in het doortrekken van de grachten,’ zegt Garrelt Verhoeven, hoofdconservator van de Bijzondere Collecties van de UvA. ‘Er zijn maar heel weinig
koperplaten uit de zeventiende eeuw bewaard; ze werden meestal hergebruikt, totdat ze helemaal versleten waren en werden dan versmolten. Koper was een dure grondstof, ook toen al.’ Van de geëtste koperplaat zijn twee versies (‘staten’) bekend, waarvan diverse exemplaren in het Stadsarchief en bij de Bijzondere Collecties van de UvA worden bewaard. Van 15 februari t/m 26 mei maken deze en andere koperplaten deel uit van de tentoonstelling Booming Amsterdam. De groei van Amsterdam in de Gouden Eeuw in het Stadsarchief Amsterdam, Vijzelstraat 32. (http://www.bijzonderecollecties.uva.nl)
www.overheid-en-ict.nl 23 t/m 25 april 2013 Jaarbeurs Utrecht
Overheid & ICT is hét platform voor ICT-toepassingen en -diensten voor de overheid
In f o r als s matie leute l vo o een slimm r e ov e r h eid
Alles weten over GEO-informatie? Ga naar het GIN Congres op Overheid & ICT #oict13
Vraag nu gratis uw toegangsbadge aan via overheid-en-ict.nl MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR
BRANCHEORGANISATIES
HOOFDMEDIAPARTNERS
KENNISPARTNER
MEDIAPARTNERS
30
6 2 m / t 22
-*
32
14
3 1 0 2 l i apr ! e e m Doe
Tijdens de GeoWeek kunnen leerlingen van 10 tot en met 15 jaar in hun eigen omgeving ontdekken wat er door bedrijven, wetenschappers, instellingen en overheden wordt gedaan met geo. De GeoWeek is van 22 tot en met 26 april. Schrijf u op www.geoweek.nl in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte. Geef uw expedities op! Bedrijven en organisaties kunnen hun expedities opgeven door het formulier te downloaden van de website. Deelname aan de GeoWeek is gratis. Doe mee! Scholen kunnen zich in de eerste maanden van 2013 inschrijven voor de expedities via de website. Ook voor scholen is deelname gratis. Reserveer alvast ruimte in uw lesprogramma voor de GeoWeek! Voor vragen kunt u mailen naar
[email protected] of bellen naar 030 7115116
30 30- -* *32 3214 14
Check:
www.geoweek.nl