GENDERDIALOOG Rapport van de eerste genderbeleidsdialoog tussen NGO’s en Overheid gehouden op 25 maart 2011
Mathoeralaan 32, Paramaribo Tel. 439925/ 439924 Email:
[email protected]
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
I NHOUDSOPGAVE 1.
Inleiding .......................................................................................................................................... 3
2.
Presentatie elementen nationaal genderbeleid............................................................................. 4
3.
De dialoog ....................................................................................................................................... 6
4.
Afspraken en Aandachtspunten ................................................................................................... 11
5.
Follow - up .................................................................................................................................... 12
6.
Slot ................................................................................................................................................ 12
annex Elementen voor een Nationaal Genderbeleid .......................................................................... 17 annex 2. Aanbevelingen en Conclusies mapping study........................................................................ 18
2
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
I NLEIDING Projekta lanceerde in het kader van de 100ste herdenking van de Internationale Dag van de Vrouw de eerste “Maart van de Vrouw”, waarin een maandlang speciale aandacht werd gevraagd voor de maatschappelijke positie van vrouwen in Suriname. Het belangrijkste beleidsinstrument in het streven naar volledige maatschappelijke gelijkheid van vrouwen en mannen is het Nationaal Genderbeleid. Het beleid kan echter pas nationaal genoemd worden als alle stakeholders betrokken zijn (en zich betrokken voelen) bij de planning en implementatie daarvan. Op 25 maart 2011 kwamen ruim 40 vertegenwoordigers van NGO’s, andere maatschappelijke actoren, en het Gendermanagement systeem (Nationaal Bureau Genderbeleid en Gender Focal Points) bijeen voor een eerste gedachtewisseling over het Nationaal Genderbeleid met de Minister van Binnenlandse zaken, Drs. S. Moestadja. Tijdens deze eerste “Genderdialoog” presenteerden NGO’s hun opvattingen over prioriteitsgebieden voor het Genderbeleid. Deze prioriteitsgebieden voor genderbeleid werden geïdentificeerd tijdens een workshop op 17 maart 2011, waarvoor vertegenwoordigers van NGO’s en andere actoren binnen Civil Society waren uitgenodigd. De resultaten van de workshop werden verwerkt tot een document “Elementen voor een Nationaal Genderbeleid”, welke diende als basis voor de presentatie tijdens de Genderdialoog. Het volgende is een verslag van de hoogtepunten uit de dialoog van de Minister van Binnenlandse Zaken en beleidsmedewerkers van ministeries, medewerkers van het Nationaal Bureau Genderbeleid (NBG), NGO’s, en Gender Focal Points (GFP’s). Het document “Elementen voor een Nationaal Genderbeleid, het resultaat van de Genderbeleidworkshop, is als bijlage toegevoegd.
3
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
PRESENTATIE ELEMENTEN NATIONAAL GENDERBELEID
De Genderdialoog startte met een presentatie van de belangrijkste aanbevelingen van de NGO’s t.a.v. het Genderbeleid, gebaseerd op de uitkomsten van de eerder gehouden workshop. De belangrijkste punten hieruit: De structuur van het Genderbeleid moet dringend herzien worden: het huidige IGAP is niet strategisch en niet uitvoerbaar Het GendermManagementsysteem (GMS) functioneert niet ondanks de vele investeringen. Capaciteitsversterking zoals tot nu toe is aangepakt, heeft geen structurele verbetering gebracht. Er is weinig tot geen afstemming tussen NBG en NGO’s Het Genderbeleid is sterk gericht op Paramaribo; en wordt gezien als zaak van vrouwenorganisaties, niet van andere maatschappelijke organisaties en actoren. De NGO’s pleiten ervoor dat er de komende jaren veel meer aandacht is voor het voldoen aan de randvoorwaarden voor goed genderbeleid, zoals: Beschikbaarheid van sekse specifieke data en analyses op basis daarvan (inclusief een elke 5 jaar geupdate Situatieanalyse van vrouwen) Continu herinvestering in maatschappelijk bewustzijn ( want alleen als er maatschappelijk draagvlak is, zal het beleid beïnvloed kunnen worden) Meer beleidsrelevant onderzoek en het opzetten van een gender onderzoeksunit, met deskundigen die beleidsvraagstukken identificeren en op basis daarvan beleid uitstippelen. Daarnaast moet worden geïnvesteerd in de institutionele organisatie van het genderbeleid. De organisatiestructuur en de bevoegdheden van zowel het NBG als de GFP’s moeten duidelijk aangegeven worden. Er moeten genderspecialisten aan het NBG worden toegevoegd (fulltime of parttime), zodat de afhankelijkheid van externe deskundigen wordt verminderd. Het Genderbeleid moet veel doelgerichter zijn: De bevindingen van alle internationale commissies aan wie gerapporteerd wordt (zoals CEDAW), moeten centraal staan bij de uitvoering van beleid: zij kunnen dienen als doelen/targets. De aanbevelingen van de mapping study zijn nog even geldig als 3 jaar geleden, en kunnen als basis dienen voor het uit te zetten beleid. Gender moet gemainstreamd zijn in het nationaal beleid. Ook bij nieuwe beleidsplannen moet er genderanalyse gepleegd zijn en moet beleid worden getoetst op de bijdrage aan het opheffen van genderongelijkheid. Er moet een mechanisme zijn om dit te kunnen uitvoeren (bijv. een gender expert team)
4
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
De NGO’s pleiten voor een beperking van het aantal sectorale focusgebieden, en stellen de volgende voor: werkgelegenheid en inkomen creëren. onderwijs Besluitvorming /Zeggenschap Resultaat bereik je alleen door structurele samenwerking. De samenwerking dient geformaliseerd te worden in een partnerdocument, waarin de intentie en de spelregels van het overlegmechanisme zijn opgenomen. De samenwerking tussen alle actoren moet zijn gebaseerd op principes van gelijkwaardigheid, wederzijdse verantwoording, participatie, transparantie en resultaatgericht werken. Er moet veel aandacht zijn voor het creëren van zowel maatschappelijk als politiek draagvlak. Na de presentatie van de “Elementen voor een Nationaal Genderbeleid” volgde een korte samenvatting uit de “Mapping Study” door Annette Tjon Sie Fat. De Mapping Study , welke in 2008 werd uitgevoerd is een onderzoek naar de integratie van gendergelijkheid in het nationaal beleid en de financiële en inhoudelijke rol van donoren bij het bevorderen van gendergelijkheid in Suriname. Deze “mapping study” was deel van de “EC/UN Partnership on Gender Equality for Development and Peace”, en werd in Suriname door Unifem (nu UNWOMEN) uitgevoerd. De samenvatting van de belangrijkste conclusies en aanbevelingen zijn als bijlage opgenomen.
5
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
DE DIALOOG Na de presentaties reageerde de Minister van Binnenlandse Zaken, Drs. S. Moestadja, hierop waarna meteen een levendige en rijke discussie ontspon tussen de aanwezigen. Hieronder volgen de belangrijkste punten van zowel de initiële reactie van de Minister als de discussie. HERORIËNTATIE TAAKSTELLING MINISTERIE BINNENLANDSE ZAKEN Minister Moestadja trad op 13 augustus 2010 aan als Minister van Binnenlandse zaken, waar hij als minister primair verantwoordelijk is voor het coördineren van het Genderbeleid. Bovendien dient hij erop toe te zien dat Suriname haar internationale verplichtingen naleeft m.b.t. gendergelijkheid. Sinds zijn aantreden is het ministerie onderworpen aan een quickscan en een bespreking van alle dienstonderdelen. Deze acties moeten leiden tot het herstellen van de taakstelling en het organigram van het Ministerie. De transformatie is volgens de bewindsman noodzakelijk om de door de regering gedane toezeggingen te realiseren. Het is de bedoeling dat de transformatie ook in het beleid terug te zien zal zijn. De verschuiving van de beleidsfocus van vrouwen naar gender in eind jaren negentig, ging niet gepaard met een fundamentele correctie van de taakstelling. Zo zullen de taakstellingen “Optimale participatie vrouwen in beleid”, en “Emancipatorisch vrouwenbeleid” van het Ministerie, naar concrete acties moeten worden vertaald. Hoewel het ministerie geen traditie heeft van hearings met samenwerkende organisaties, zal zij bij de transformatie een beroep doen op de deskundigheid van de ngo’s. Dialoog over het opstellen van beleid is zeer gewenst. De minister rekent op gevraagd en ongevraagd commentaar van de NGO’s. De NGO’s zegden hun medewerking toe, in het bijzonder voor de lobby en advocacy naar de ministerraad en het parlement toe. De transformatie van beleid zal echter pas in 2012 te merken zijn, volgens de minister. De behandeling van de begroting van 2012 is volgens de minister een belangrijk toetsmoment. De vertaalslag naar het nieuwe MOP en het nieuwe budget is echter een uitdaging. Allereerst zal het uitgestippeld beleid met de leden van het parlement moeten worden besproken. De politieke wil zal op grond van verantwoorde studie op het gebied van gender moeten worden geëist. Deze dialoog gaat heel gauw van start. Daarnaast moeten de Gender Focal Points hun ministers over de huidige genderdialoog informeren.
6
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
NIEUWE AANPAK Het huidig GenderManagement systeem (GMS), inclusief de Gender Focal Points (GFP’s), heeft niet gewerkt, is ook de mening van de Minister. De intentie was dat de GFP’s het ministerieel Genderbeleid zouden helpen uitzetten en uitvoeren. Uit de quickscans blijkt dat zij echter niet over de capaciteit beschikken om dit te doen. Men gaf aan niet te weten welke richting op te gaan, omdat men onder andere niet weet hoe de structuur in elkaar zit. Ook is het Integraal Gender Actie Plan (IGAP) niet concreet genoeg. Volgens de Minister zegt deze alles en zegt het tegelijkertijd niets. Volgens Minister Moestadja zullen de prioriteiten voor het Nationaal Genderbeleid moeten voortvloeien uit analyses, of onderzoek. Daarom zal onderzoek, in het bijzonder genderanalyses, een belangrijke(re) plek innemen in het nieuwe beleid van het ministerie. Met deze mededeling is voldaan aan het verzoek van de ngo’s om regelmatige genderanalyses, het liefst om de 5 jaar. Het is de bedoeling dat de genderanalyses worden vertaald in de nieuwe planning van de regering. Dit voornemen zal in april door de minister tijdens de behandeling van de begroting voor 2011, worden aangekondigd. Hij heeft alvast een bondgenoot in de voorzitter van de assemblee die de begrotingsbehandeling ook anders wenst aan te pakken. Zij meldde tijdens de discussieavond over het Structureel Verbeteringsprogramma op 22 maart (deel van Projekta’s Maart van de Vrouw activiteiten), dat deskundigen zijn gevraagd om een voorbereidende analyse op de begroting te doen. Onder de deskundigen bevindt zich ook een genderexpert. Op deze manier zal de discussie rond de begroting op basis van feiten kunnen worden gevoerd. In Suriname zijn genderexperts niet in grote getallen aanwezig. Om deze reden werd in de Unifem mapping study voorgesteld om expertise in te huren. Het Nationaal Genderbeleid moet echter haar Surinaams karakter blijven behouden. Programma’s die uit het Nationaal Genderbeleid voortvloeien zullen door Suriname zelf moeten worden gefinancierd. Bij het ontwerpen en invullen van het Nationaal Genderbeleid zullen ook de regionale en internationale committeringen moeten worden meegenomen. Allereerst zal er een inventarisatie moeten komen van alle verdragen op het gebied van gender waaraan Suriname zich heeft gecommitteerd. De belangrijkste en bekendste verdragen op dit gebied zijn het CEDAW en Belem do Para verdrag. Behalve deze verdragen zijn er ook andere verdragen getekend die niet specifiek betrekking hebben op gender, maar wel 1 artikel/alinea bevatten die over gender gaat. De informatiestroom vanuit de betrokken ministeries over aangegane committeringen is echter heel gebrekkig. Bovendien vindt er nauwelijks follow – up plaats, omdat een beperkt aantal mensen kennis hebben van de gemaakte afspraken en er geen overzicht is van de committeringen. Vanuit het Ministerie van Handel en Industrie werd speciale aandacht gevraagd voor de committeringen binnen de Caricom. Speciale aandacht is nodig aangezien Suriname binnen de Caricom portefeuillehouder is van Gender, Youth and Culture, en onderzoek heeft uitgewezen dat sommige acties niet in lijn waren/zijn met de commitments. Anderzijds was men van mening dat
7
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
Suriname prioriteiten moet stellen bij het aangaan van internationale committeringen. Met andere woorden, zich alleen committeert aan verdragen die belangrijk zijn voor het land. Binnenkort is de President van Suriname portefeuillehouder van ‘ Gender policy in the Caribbean’. Dit vormt een goede gelegenheid om het genderbeleid beter dan voorheen te ontwikkelen en te programmeren. Belangrijk is dat projecten in lijn zijn met het beleid van de regering op dat moment. SAMENWERKING Een ieder was het er over eens dat het Nationaal Genderbeleid niet de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Binnenlandse Zaken alleen is. Met de nieuwe opzet wordt ernaar gestreefd het ministerie de rol van een Gender Authority te laten vervullen. Volgens de minister zou de Gender Authority moeten uitstijgen boven alle ministeries. Hiervoor zal politieke goedkeuring van de President moeten worden aangevraagd. De uitvoering van het Genderbeleid zal door de ministeries en het maatschappelijk middenveld geschieden. Het samenbrengen van de planning en activiteiten van ngo’s met die van de overheid, zonder verlies van onafhankelijkheid door de ngo’s, is echter een uitdaging. Wederzijdse verantwoording en gezamenlijke planning zijn daarbij kernwoorden. In het meest ideale geval zullen de bevindingen van de interne evaluatie na de Genderdialoog worden vergeleken met de gepresenteerde elementen voor het Genderbeleid. Ook de ngo’s zullen zichzelf moeten evalueren, aangezien geen van beide partijen over voldoende openheid en capaciteit om op langtermijn te plannen beschikt. De samenwerking heeft slechts kans van slagen als deze constant continu wordt geëvalueerd en vernieuwd. Een manier om dit aan te pakken is door regelmatige bijeenkomsten, en updates van de stakeholders, in het bijzonder de GFP’s, over hun werkzaamheden. De volgende stap is gezamenlijke planning, uitvoering en het positioneren van gender op de begroting. De minister geeft prioriteit aan het opzetten van de structuren voor samenwerking. Hiervoor werden de stappen uitgezet. Om te beginnen zal een gezamenlijke visie moeten worden ontwikkeld. Wat kunnen we met z’n allen samen doen? Vervolgens zullen er prioriteiten moeten worden gesteld. Ten slotte kunnen de werkzaamheden/activiteiten worden verdeeld.
8
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
REPRESENTATIE Een aandachtspunt bij het opzetten van de structuren voor samenwerking was de representativiteit. Het is voor de minister, of welke andere counterpart, niet mogelijk om met alle NGO’s aan tafel te zitten. Daarbij is het in Suriname nog onduidelijk wie tot een NGO kan worden gerekend. Het Nationaal Genderbeleid is bovendien voor een belangrijk deel beperkt gebleven tot Paramaribo. Men staat nu voor de uitdaging om te bepalen wie betrokken zal moeten worden. Er rijzen verschillende vragen, zoals: Moet er gewacht worden tot iedereen kan meedoen, of moet er gekeken worden naar wie zich in de afgelopen decennia heeft bewezen en een rol heeft gespeeld? Of toch anderen meenemen die (nog) niet zijn georganiseerd? De kwestie van representativiteit is echter overal een probleem. Zelf de Nationale Assemblee of de overheid is niet in staat volledige representativiteit tot stand te brengen. Om deze reden zal er een werkbare oplossing moeten worden bedacht. Te beginnen bij het identificeren van de belangrijkste betrokkenen. Een andere oplossing is om een ieder de gelegenheid te geven aan het proces deel te nemen. In dat geval worden de betrokkenen geselecteerd op basis van natuurlijke selectie: degenen die overblijven. Besloten werd om het vraagstuk van representativiteit onder de NGO’s op een ander moment in de diepte te bespreken. PUBLIEK BEWUSTZIJN Een vraagstuk dat dringender aandacht verdient, is het groot wanbegrip over gender binnen de samenleving. Het komt vaak voor dat activiteiten over gender worden geschuwd. In Nickererie, bijvoorbeeld, worden activiteiten die maken hebben met gender met enige minachting beschouwd als iets voor de vrouwenclub. De vertegenwoordigers van Sari, een vrouwenorganisatie in Nickerie, melden dat zij met betrekking tot het begrip gender aan zelfstudie hebben moeten doen. Maar ook jongeren zijn zich niet helemaal bewust van de verworvenheden van de vorige generaties. Het wanbegrip doet zich echter op alle niveaus voor. Zo vaardigen ministers vaker alleen vrouwen af naar bijeenkomsten met het thema gender. Als gevolg hiervan nemen nauwelijks personen met mandaat deel aan strategische bijeenkomsten. Zowel de NGO’s als de vertegenwoordigers van de overheid menen dat organisatie van meer en doorlopende bewustwordingsactiviteiten over gender de enige oplossing hiervoor is. CAPACITEIT Hiernaast is het belangrijk dat alle betrokkenen kennis hebben van de inhoud van de internationale verdragen waaraan Suriname zich heeft gecommitteerd. Afgesproken werd dat het NBG de verdragen Cedaw en Belem do Para, en de recente commissie bevindingen, naar alle aanwezigen doorstuurt. Projekta zal het NBG ondersteunen door de contactinformatie te sturen, en documenten naar andere belanghebbenden door te sturen. De minister is gevraagd de overige verdragen waarin artikelen over gender zijn opgenomen, bij zijn collega ministers op te vragen. Naast een gebrek aan kennis, zijn de instituten die het Nationaal Genderbeleid moeten maken, ook inadequaat ingevuld qua menskracht.
9
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
DECENTRALISATIE Behalve een kantoor van het Nationaal Bureau Genderbeleid in Nickerie, is het Genderbeleid beperkt gebleven tot Paramaribo. Vertegenwoordigers van NGO’s uit de districten maken hoge kosten om bijeenkomsten in Paramaribo bij te wonen. Zij stelden daarom voor om ook bijeenkomsten in de districten te organiseren. De organisatie van dergelijke bijeenkomsten in het district kunnen bovendien bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de districtsbewoners bij activiteiten of processen rond gender. Nog belangrijker is het om gender in het decentralisatieproces van de districten mee te nemen. Burgerparticipatie commissies en het Burgerinformatie Centrum kunnen een belangrijke rol hierin vervullen. Deze zullen echter eerst getraind moeten worden. Ook de lokale volksvertegenwoordigers, vooral de ressortraad – en districtraadsleden, moeten worden ingezet.
10
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
A FSPRAKEN EN A ANDACHTSPUNTEN De dialoog werd afgerond door het vastleggen van de onderlinge afspraken. Naast de afspraken zijn ook enkele punten ter overdenking aan zowel de minister als de NGO’s meegegeven.
DRINGENDE AFSPRAKEN: 1. Het opzetten van structuren voor samenwerking: regelmatig dialoog, evt. convenant 2. De distributie van de Situatieanalyse 2002 – 2009 door het Nationaal Bureau Genderbeleid (NBG) 3. Distributie van de internationale verdragen door NBG. Het NBG vraagt aan collega’s andere verdragen met de partners te delen
BELANGRIJKE AANDACHTSPUNTEN: Internationale en regionale committeringen met Surinaamse prioriteiten opnemen in het Nationaal Genderbeleid. Het genderbeleid wordt geformuleerd op basis van onderzoek en evaluatie. Het beleid wordt meetbaar gemaakt, en in een tijdspad uitgezet. Inventarisatie van programma’s en initiatieven van ngo’s en overheid. De lijst wordt voor correctie e/o aanvullingen doorgestuurd naar iedereen. Vaststellen van meetmomenten: wanneer / hoe vaak komen we bij elkaar? Communicatie over gender moet worden aangepakt, want dit geeft politiek draagvlak en algemene awareness Betrokkenheid districten: niet slechts als informatiestroom, maar voor echte participatie. Dit kan via het decentralisatieproces. Ook een taak weggelegd voor de RR en DR leden. Vereiste is dat zij in het onderwerp worden getraind (weten wat gender is). Districten kunnen voor hun activiteiten gebruik maken van de nucleus centra. Na overleg met de minister mag hierin vergaderd worden.
PUNTEN TER OVERDENKING: Aanpak Gendermainstreaming: eerst sectoraal of juist niet? Ministerie BIZA heeft de leiding en is verantwoordelijk voor de coördinatie, formulering, planning. Hiervoor is expertise nodig. Gendermainstreaming is strategisch beleid: Moet in lijn zijn met internationale en regionale committeringen. Deze moeten dan ook goed in beeld worden gebracht. Opzet Gender Authority: Overleg tussen overheid en NGO’s moet leiden tot herinrichting van huidig GMS Uitstippelen Nationaal Genderbeleid. Proces: wie doet mee? Hoe verloopt de samenwerking (structuur)? Hierover zal verder worden gebrainstormd.
11
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
F OLLOW - UP De Genderdialoog zal worden vervolgd door 2 processen die tegelijkertijd plaatsvinden: 1) de structurele dialoog tussen NGO’s en de Minister van BIZA, en 2) het gezamenlijk ontwerpen van het Nationaal Genderbeleid. Voor beide processen zal een traject worden uitgezet. Voor het voortzetten van de structurele dialoog zullen er onderlinge afspraken worden gemaakt. Er wordt gezamenlijk (door het Ministerie en de NGO’s) een voorstel gedaan voor het proces om te komen tot het Nationaal Genderbeleid. Verwacht wordt dat in de 1e fase intensieve brainstorm sessies zullen plaatsvinden.
S LOT Deze Genderdialoog werd door alle aanwezigen gezien als de start voor structurele dialoog t.a.v. het Nationaal Genderbeleid. De structurele samenwerking tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de NGO’s zal in een samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd. De Minister gaf aan voldoende vertrouwen in de NGO’s te hebben, en leverde het bewijs door voor te stellen dat de NGO’s een concept samenwerkingsovereenkomst opstellen. De samenwerking tussen de Minister en NGO’s is echter al zonder ondertekening van deze overeenkomst van kracht.
12
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
Bijlage 1.
ELEMENTEN VOOR EEN NATIONAAL GENDERBELEID PRIORITEITEN EN VOORSTELLEN VAN DE NGO’S
I NLEIDING Het streven naar gendergelijkheid dient één van de leidende principes te zijn van al ons nationaal beleid en ons handelen. Gendergelijkheid is niet alleen een op zichzelf staand doel, maar is ook een voorwaarde voor duurzame menselijke ontwikkeling en goed bestuur. Het Integraal Gender Actieplan (IGAP) is de laatste 10-15 jaar het voornaamste uitgangspunt geweest voor het Nationaal Genderbeleid. Beleid kan echter pas nationaal genoemd worden als alle stakeholders daarbij betrokken zijn, bij zowel de planning, de uitvoering en de monitoring. Betrokkenheid van stakeholders wordt echter te vaak geïnterpreteerd als eenmalige consultatie met als doel het legitimeren van reeds tevoren opgestelde plannen. Op 17 maart 2011 kwamen vertegenwoordigers van een aantal NGO’s bijeen om met elkaar van gedachten te wisselen over de invulling van het genderbeleid. Die bijeenkomst was georganiseerd door Projekta, in het kader van de eerste “Maart van de Vrouw”.1 De bevindingen van die workshop zijn vervolgens met een grotere groep personen en organisaties gedeeld, en hun commentaren zijn verwerkt in dit document. Hierin presenteren wij de belangrijkste elementen voor het genderbeleid en doen voorstellen voor een nauwere samenwerking tussen Overheid en het maatschappelijk middenveld.
HET MOET ANDERS Er is een brede consensus dat het genderbeleid drastisch anders moet worden aangepakt: vanaf de planning, tot de uitvoering en monitoring. Maar ook een grondige reorganisatie is nodig wil het genderbeleid effectief worden. EVALUATIE Het nieuwe genderbeleid moet gestoeld zijn op lessen geleerd uit het verleden. Een gedegen evaluatie- op een werkelijk participatorische wijze- van het genderbeleid van de afgelopen 10 -15 jaren is dringend gewenst. Hierbij moet niet alleen gefocust worden op het wel of niet hebben uitgevoerd van een ‘actie”, maar vooral op de impact daarvan. De lessen die uit de evaluatie worden gehaald zullen het nieuw genderbeleid moeten informeren. De evaluatie kan dus niet als onderdeel van het beleid worden opgenomen, maar dient eraan vooraf te gaan. Het functioneren van het Gender Management Systeem( en het NBG) moet daarbij ook geëvalueerd worden: de interne structuur, het mandaat, en de plaats van het NBG binnen het Ministerie; en van de GFP’s op de diverse ministeries.
1
Ter gelegenheid van de 100ste herdenking van de Internationale Dag van de Vrouw lanceerde Projekta de “Maart van de Vrouw”, een maand van speciale aandacht voor de maatschappelijke positie van vrouwen in Suriname. Het is de bedoeling dat de “Maart van de Vrouw” een jaarlijks karakter krijgt.
13
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
ANDERE AANPAK Zelfs zonder dat er een gedegen evaluatie heeft plaatsgevonden kunnen een aantal conclusies worden getrokken m.b.t. het tot op heden gevoerde genderbeleid. 1. Het Genderbeleidsplan (het IGAP of anderszins genoemd) is in zijn huidige vorm geen strategisch, uitvoerbaar en meetbaar document. Dit kan het wel worden door een beperking van het aantal prioriteitsgebieden; strategische keuzes van acties (zodat het document geen wensenlijst wordt; geen opsomming van niet doordachte en onsamenhangende acties) 2. De huidige opzet van het Gender Management systeem (GMS) is aan herziening toe. 3. Beleid moet gebaseerd zijn op feiten: de situatieanalyse van vrouwen dient de basis daartoe te zijn. 4. De totnutoe gevolgde wijze van capaciteitsversterking van het NBG en het GMS heeft geen duurzame resultaten opgeleverd. Losse trainingen zijn onvoldoende om capaciteit duurzaam te versterken. Er moet een genderdeskundige verbonden zijn aan het NBG. 5. De NGO’s opereren los van het NBG. Sommige NGO’s hebben wel goede werkrelaties met andere ministeries, maar het contact met het NBG, dat een coördinerende rol zou moeten spelen, is miniem. 6. Organisaties uit de districten zijn te weinig betrokken. 7. De voortgangsrapportage voor de diverse verdragen, met name de CEDAW rapportage, kan alleen op een juiste wijze plaatsvinden als er een continue monitoring van de implementatie plaatsvindt. 8. Gendergelijkheid is niet alleen van belang voor vrouwen en “vrouwenorganisaties”, maar voor iedereen. Ook niet vrouwenorganisaties moeten betrokken worden.
P RIORITEITSGEBIEDEN / INRICHTING GENDERBELEID Hoewel er binnen alle thema’s en sectoren belangrijk werk te verrichten is voor gendergelijkheid, pleiten de NGO’s voor gedegen systemische investeringen naast thematische acties, om het bovenstaande aan te pakken. Het creëren van de randvoorwaarden en herziening van de structurele inrichting van het genderbeleid zijn de basis voor een succesvolle implementatie. RANDVOORWAARDEN 1) 2) 3) 4)
Update Situatie Analyse Vrouwen in Suriname. Beschikbaarheid van sekse specifieke data en analyse, en van analyses van die data Brede maatschappelijke bewustwording over gendergelijkheid en vrouwenrechten Een 'structuur/systeem' voor onderzoek, waarbinnen gericht wordt gewerkt aan beleidsrelevant onderzoek (bv via het instellen van een Genderonderzoeksunit bestaande uit een aantal “vaste freelancers”.)
INSTITUTIONEEL 1) Het Gendermanagement systeem herzien: de plaatsing en het mandaat van GFP’s op de ministeries (een voorstel is het instellen van een Gender Autoriteit)
14
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
2) Monitoringsmechanisme: een participatorisch monitoringsmechanisme voor implementatie van het genderbeleid (welke ook verantwoordelijk kan worden gesteld voor bijv CEDAW rapportage) 3) Capaciteitsversterking: voor Overheid, en NGO’s. een meerjaren geïntegreerd capaciteitsversterkingstraject gericht op het transformeren naar “lerende organisaties”: organisaties die in staat zijn om in hun eigen leerbehoeften te voorzien. Versterking van zowel management capaciteit, als inhoudelijke capaciteit. 4) Districtsprogramma’s: juist omdat genderongelijkheid contextgebonden is, zijn districtspecifieke programma’s noodzakelijk. DOELGERICHT WERKEN 1) De bevindingen van de CEDAW commissie kunnen als leidraad dienen voor het genderbeleid. Zij geven heldere meetpunten waaraan het beleid van Suriname getoetst zal worden. Hetzelfde geldt voor andere verdragen zoals Belem do Para en de ILO verdragen. 2) In 2006 werd in opdracht van Unifem (binnen de EC/UN Partnership for Gender Equality and Peace) een Mapping study verricht in het kader van het project “Financing for Gender Equality”. De conclusies en aanbevelingen van die Mapping study blijven onverkort geldig. (zie de annex) HET GENDERBELEID BINNEN DE NATIONALE PLANNING 1) Gendermainstreaming van het hele overheidsbeleid, inclusief MOP, jaarplannen en districtsplannen; en ook de begrotingen. 2) Genderanalyse op beleidsvoornemens SECTORALE PRIORITEITEN 1) Onderwijs: inzetten als instrument voor genderbewustwording (herzien curriculum, scholing voor pedagogische instituten), onderzoek naar de werkelijke oorzaken voor drop out jongens, 2) Armoedebestrijding/ ( economic empowerment/Inkomen: ondernemerschap, creëren werkgelegenheid, gendergevoelige sociale vangnetten zoals Conditional Cash Transfers, microfinanciering. 3) Besluitvorming: protocollen voor gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, coaching voor vrouwen met leiderschapspotentie (in alle sectoren)
SAMENWERKING Om werkelijk nationaal genoemd te worden, is het noodzakelijk dat een ieder wordt betrokken bij het genderbeleid. De samenwerking kan volgens een aantal lijnen worden uitgezet: 1) Het vastleggen van de samenwerking in een partnerdocument 2) Het instellen van een geïnstitutionaliseerd overleg voor gendergelijkheid: de Genderdialoog 3) Het instellen van een multistakeholder Monitoringsmechanisme 4) Het instellen van een coördinatiesysteem voor financiering van gendergelijkheid, ook voor gemeenschappelijke financiering van activiteiten tussen overheid, NGO’s en bedrijfsleven en vakbeweging
15
Maart van de Vrouw 2011
Rapport Genderdialoog
5) Gendergelijkheid is niet alleen voor vrouwenorganisaties: er dient een bredere basis te zijn van organisaties betrokken bij de samenwerkingsverbanden.
VOORWAARDEN VOOR SAMENWERKING Samenwerking tussen stakeholders zal alleen zinvol zijn als die gestoeld is op een aantal gedeelde principes en voorwaarden: 1. Gelijkwaardigheid als uitgangspunt 2. Echte participatie: niet slechts consultatie, maar actieve deelname, en medezeggenschap. 3. Resultaatgericht werken op basis van gestelde doelen 4. Transparantie van alle partijen in hun doelen en werkwijzen; en het wederzijds afleggen van verantwoording naar elkaar toe, maar ook naar de rest van de samenleving 5. Mandaat NBG moet voorzien in het zelfstandig kunnen aangaan van relaties DRAAGVLAK VOOR GENDERGELIJKHEID 1) Politieke wil: Het genderbeleid op ministeries wordt tot nu toe overgelaten aan Gender Focal Points die niet of nauwelijks invloed hebben op het beleid. Het creëren van de politieke wil om genderongelijkheid op de regeeragenda te plaatsen is een taak waar de verantwoordelijke Minister in zal moeten investeren. 2) Awareness : een brede, continue investering in genderawareness voor alle lagen van de bevolking, maar vooral ook voor beleidsmakers en uitvoerders.
16
Maart van de Vrouw 2011
ANNEX
Rapport Genderdialoog
C ONCLUSIES M APPING S TUDY
17
Maart van de Vrouw 2011
ANNEX
Rapport Genderdialoog
2. AANBEVELINGEN MAPPING STUDY
Aan dit document werkten mee: Projekta, VPF, Prohealth, NVB, IHHJB, Lobi, Sari, st. Rachab, IPF, BFN, Vrouwenorganisatie Para, C-47 Vrouwen, Moiwana. Het document wordt ter discussie gesteld bij de Genderdialoog op 25 maart 2011. De Genderdialoog is een initiatief van Projekta in het kader van de “Maart van de Vrouw-2011”
Link genderbeleid aan nationale planning
Er is geen verband tussen MOP en IGAP. Stem ze op elkaar af.
Versterk het Gendermanagement systeem
GMS lijdt onder afgezwakte coördinatie van het NBG en een gebrek aan analytische capaciteit. Rol, plaats en functioneren NBG moet worden geëvalueerd en aangepast Duidelijke taakomschrijving voor GFP is vereist, gelinked aan nationale planningsmechanismen
Nieuwe kijk op Capaciteitsversterking
Investeringen in gendertrainingen hebben geen duurzaam resultaat. Zoek naar andere manieren om capaciteit voor gender en gendermainstream te versterken en duurzaam te garanderen
Pilot genderbugettering
pilotprojecten in een of twee sectoren kunnen helpen om bekendheid te vergroten en het nut aan te tonen
Investeer in bewustwording over gender
Breed en langdurig proces nodig voor beleidsmakers, donoren, NGO’s en alle andere betrokkenen. Ook het publiek!
18