CRIV 53 F011
1
14/10/2013
COMMISSION PARLEMENTAIRE MIXTE CHARGÉE DE LA RÉFORME FISCALE
GEMENGDE PARLEMENTAIRE COMMISSIE BELAST MET DE FISCALE HERVORMING
du
van
LUNDI 14 OCTOBRE 2013
MAANDAG 14 OKTOBER 2013
Après-midi
Namiddag
______
______
La séance est ouverte à 14.05 heures et présidée par M. Carl Devlies et par Mme Marie Arena. De vergadering wordt geopend om 14.05 uur en voorgezeten door de heer Carl Devlies en door mevrouw Marie Arena. Audition de M. Bert Brys, Senior Tax Economist, OCDE. Hoorzitting met de heer Bert Brys, Senior Tax Economist, OESO. De voorzitter: Beste collega’s, ik stel voor dat wij onze activiteiten aanvatten. Onze eerste gast vandaag is de heer Bert Brys, Senior Tax Economist van de OESO. Ik geef hem graag onmiddellijk het woord voor zijn toelichting. Bert Brys: Goedemiddag iedereen. Hartelijk dank dat u de OESO uitnodigt om een presentatie te geven over het Belgisch belastingstelsel en de hervormingen die volgens ons nodig zijn. Het is een hele eer voor ons. Het is uiteraard ook voor mij, als Belg die al heel wat jaren voor de OESO werkt, een hele eer hier uitgenodigd te worden. Ik zal meteen ter zake komen. Het doel van mijn presentatie is het Belgisch belastingstelsel te vergelijken met de belastingstelsels in andere OESO-landen en een algemeen overzicht te geven van de richting waarin de hervormingen zouden moeten gaan. U zult zien dat mijn presentatie heel wat data bevat. Ik zal tijdens de presentatie ook vele aanbevelingen doen voor belastinghervormingen. Er is inderdaad nood aan een grondige hervorming, dus het debat dat u aan het voeren bent is meer dan welkom, en wij juichen het enorm toe. Voor ik op de belastingen zelf inga, wil ik even stilstaan bij een aantal uitdagingen voor België.
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
Als ik af en toe een beetje onhandig ben en naar mijn woorden zoek, dan komt dat omdat ik meestal in het Engels over belastingen praat. Ik moet soms gewoon nadenken over specifieke woorden of belastingtermen in het Nederlands. Dat is niet altijd eenvoudig. Ik hoop dat u mij dat vergeeft. Het is voor iedereen duidelijk dat België zijn competitiviteit moet versterken en een attractiever bedrijfs- en investeringsklimaat moet proberen te creëren. Het stimuleren van de economische groei is uiteraard heel belangrijk. Daarnaast zijn ook een goed innovatiebeleid en het aantrekken van buitenlandse investeringen zeer belangrijk. België is daar altijd sterk in geweest, maar de laatste jaren staat het onder druk. Het stimuleren van economische groei is uitermate belangrijk, ook om de schulden onder controle te houden of, nog beter, onder controle te krijgen. Het derde punt is dan ook een van de grote uitdagingen, met name het schuldniveau, op zijn minst ten opzichte van het bbp, onder controle houden. Het is niet alleen een kwestie van belastingen, maar ook van het verhogen van de efficiëntie van de overheid zelf. België staat voor heel wat uitdagingen met betrekking tot de vergrijzing van de bevolking en aanverwante kosten als pensioenen en gezondheidszorg. Daarbij is het heel belangrijk dat er, als deel van de belastinghervorming, niet enkel wordt gekeken naar de financiering die het land vandaag nodig heeft, maar dat er ook duidelijk wordt gekeken naar de financieringsbehoeften op langere termijn. De financiering op lange termijn is immers direct gerelateerd aan het type belastingstelsel en de ontvangsten die dat belastingstelsel op termijn moet kunnen opbrengen.
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
2
CRIV 53 F011
14/10/2013
Het is een moeilijke uitdaging — ik kom daarmee tot het volgende punt — maar het is onvermijdelijk dat de activering en de arbeidsparticipatie van de bevolking omhoog moeten. Daarin doet België het uitermate slecht. Om de kosten van de vergrijzing onder controle te houden, is het gewoon onvermijdelijk dat meer mensen aan het werk gaan en blijven. Een daaraan gerelateerd onderwerp is de vraag of de bevolking de juiste talenten, de skills, heeft. Een van de boodschappen van dit verhaal, ook qua belastingen, is dat het altijd het beste is om problemen aan de bron aan te pakken. Ik weet dat u niet direct bevoegd bent voor onderwijs, maar een aantal uitdagingen qua innovatiebeleid, bijvoorbeeld, heeft heel veel te maken met de instroom van het type werknemers in de maatschappij. Een focus op entrepreneurship en de voldoende beschikbaarheid van ingenieurs kan het beste via de bron, via de instroom en goede diploma’s in het onderwijssysteem worden verwezenlijkt, in plaats van die nadien te corrigeren. Een laatste punt dat zeer belangrijker wordt, naarmate er meer bevoegdheden naar de regio’s worden overgeheveld, is de coherentie van het beleid van de verschillende niveaus. Wij zullen dat later nog zien met betrekking tot de prikkels op arbeid, om harder te werken en de belastingdruk op arbeid. Het kindergeld, bijvoorbeeld, speelt een belangrijke rol in de prikkel om al dan niet te werken. Het overhevelen van bepaalde bevoegdheden creëert natuurlijk het risico dat er negatieve prikkels worden gecreëerd die een effect hebben op het algemeen functioneren van het belastingstelsel. Er zijn heel wat uitdagingen. Wij verkondigen al jaren de boodschap dat België nood heeft aan een fundamentele belastinghervorming. Men zou feitelijk kunnen zeggen dat België vastzit in een high rate, narrow base equilibrium. België zit gevangen in een onevenwicht van hoge statutaire tarieven met een heel smalle belastingbasis.Dat geldt zowel voor de btw als voor de personen- en vennootschapsbelasting. Het is dus belangrijk – en deze boodschappen zijn uiteraard allemaal gekend – dat er in de belastingmix – de verschillende soorten belastingen die geheven worden – een verschuiving komt weg van de belasting op arbeid naar andere belastingen die minder slecht of minder nefast zijn voor de economische groei.
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
Dat is zeer sterkt gerelateerd aan een belastingen groeistudie die wij een aantal jaren geleden hebben gedaan. Daaruit kwam duidelijk naar voren dat de vennootschapsbelasting de belasting is die de meeste schade aanricht aan de economische groei. Vervolgens zijn het de personenbelasting en de btw. Feitelijk zijn belastingen op onroerend goed, met name de wederkerende belastingen of de onroerende voorheffing het minst negatief voor de economische groei. Een verschuiving van de belastingdruk van arbeid naar milieu, consumptie en gedeeltelijk ook zoals ik zal uitleggen naar kapitaal zou naar onze mening zeer nuttig zijn. Ik wil nogmaals benadrukken dat het met betrekking tot belastinghervormingen zeer belangrijk is om niet enkel naar de korte termijn te kijken maar dat ook de lange termijn altijd in het oog moet worden gehouden. Als maatregelen die op korte termijn kunnen werken op lange termijn nefast zijn, zijn die maatregelen volgens ons geen goede maatregelen en kunnen ze beter niet worden genomen. Zoals gezegd moeten de problemen liefst aan de bron worden aangepakt. Een volgend punt is meer technisch. Bij het hervormen van de belastingen moet er altijd naar gekeken worden – in de literatuur wordt dat de tax incidence genoemd – dat degene die de belasting betaalt niet noodzakelijkerwijze de persoon is die de belasting draagt. Een ander belangrijk punt is dat het beter is om het slechte te belasten in plaats van het goede te subsidiëren. Dat heeft heel veel te maken met milieubelastingen maar dikwijls ook met btw. In de personenbelasting gebruikt België het belastingstelsel heel sterk om te sturen. Verschillende goede dingen, ook dingen vanuit rechtvaardigheidsoogpunt, worden in België typisch via het belastingstelsel gestimuleerd. Gegeven de noodzaak aan de enorme hoeveelheid belastinggeld die moet worden geheven, is het feitelijk veel beter om de nefaste dingen rechtstreeks aan de bron te belasten. Coherentie van beleid is zeer belangrijk, zoals ik al zei. Sta me toe om nu over te gaan tot de data. Het is alom bekend dat België een enorm hoge belastingdruk heeft. De cijfers die ik toon, komen uit een publicatie die wij jaarlijks uitgeven. De recentste cijfers komen uit 2010. Toen zat België op 43,5 %. Over 2011 gaat het om provisionele
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
cijfers volgens dewelke de belastingdruk gestegen zou zijn tot 44 %. Volgende maand komt het nieuwe boek uit. De cijfers die daarin staan, mag ik nu nog niet bekendmaken en dat zal ik dus ook niet doen, maar spijtig genoeg moet ik melden dat de belastingdruk nog verder gestegen is, zelfs aanzienlijk gestegen tot boven de 45 %. België staat nu niet meer derde op de ranglijst van de OESO, maar wel tweede in de lijst met de hoogste belastingdruk. Ik ben mij er natuurlijk heel goed van bewust dat onroerendgoedbelastingen een bevoegdheid van de regio’s zijn, maar toch, met het oog op het coherent beleid en het gedeeltelijk verschuiven van de belastingdruk van arbeid naar kapitaal en de financieringsbehoeften van de regio’s, wil ik toch wel benadrukken dat de regio’s de belasting waarvan wij vinden dat ze best of het minst schadelijk is voor de economische groei, met name de onroerende voorheffing, in België het minst wordt gebruikt. Dat is toch een boodschap die enorm belangrijk is, ook al besef ik heel goed dat het voor u enorm moeilijk is om dat te veranderen, maar vanuit het oogpunt van coherentie wil ik deze boodschap toch meegeven. Zoals u ziet heeft België heel wat belastingen op bezit, maar spijtig genoeg heeft België de verkeerde belastingen. België heft heel veel transactiebelastingen. De registratierechten op onroerend goed zijn zeer hoog, maar de wederkerende belastingen, de onroerende voorheffing, zijn relatief laag. Transactiebelastingen zijn de meest verstorende belastingen die er zijn. Wij raden elk land dan ook aan om die zo min mogelijk te heffen. Het probleem is natuurlijk dat men die mix van belastingen, eens men ze heeft, moeilijk kan veranderen. Een van de problemen in België is dat de waardering van huizen licht dramatisch is, en dat is nog een understatement. Er is een enorme nood aan de herwaardering van onroerend goed. Dat is een voorwaarde voor het heffen van meer belastingen, maar ook van het heffen van meer rechtvaardige belastingen op onroerend goed. Met de huidige waardering is België niet meer in staat om een efficiënte noch rechtvaardige belasting op onroerend goed te heffen. Vaak wordt het argument gebruikt dat een
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
3
14/10/2013
53E LEGISLATURE
2013
onroerendgoedbelasting zoals de onroerende voorheffing, niet rechtvaardig is omdat het de armeren hard raakt. Niemand heeft echter ooit gezegd dat een gedeelte van de waarde van het huis, de basisbehoefte van een dak boven uw hoofd, van belasting vrijgesteld zou kunnen zijn. Zoals u zegt, is het heel moeilijk om de mix van onroerendgoedbelastingen te heffen. Ik heb destijds meegewerkt aan het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen en de ervaring heeft mij geleerd dat het heel moeilijk is om de mix te veranderen. Een paar jaar geleden heeft Vlaanderen de registratierechten verlaagd en de meeneembaarheid ingevoerd. Dat is op zich een heel speciale belasting waarover we een hele tijd zouden kunnen discussiëren, maar het probleem met die belasting is vooral dat ze op het verkeerde moment werd ingevoerd, namelijk op het moment dat de huisprijzen opwaarts enorm onder druk stonden. Feitelijk heeft die belastingverlaging ervoor gezorgd dat de huizen nog verder in prijs zijn gestegen. In plaats van de doelstelling te bereiken, met name dat het voor nieuwkomers op de huismarkt goedkoper werd om een huis te kopen, is het gewoon een kapitaaltransfer geweest van de overheid naar degenen die op dat moment al een huis bezaten. Die hervorming, die verlaging van de registratierechten, is haar doel volledig voorbijgeschoten. Dat is een belangrijke les om te leren. Als de regio’s de mix zouden willen veranderen, dan kan die tool het best worden gebruikt wanneer de huisprijzen neerwaarts onder druk staan, zoals bijvoorbeeld nu het geval is in Nederland. Als de prijzen van huizen enorm in waarde zakken, is dat enorm verstorend voor de economie. Dat is volgens mij een van de grote redenen waarom Nederland het op dit ogenblik zo slecht doet. Het vertrouwen is weg omdat de waarde van de huizen voor de ogen van hun eigenaars wegsmelt. Dat is natuurlijk het moment om de mix van onroerend goed te veranderen, omdat een verlaging van de registratierechten de prijzen van huizen opwaarts stuwt en als compensatie voor een negatieve markt kan dienen, indien de prijzen op de markt dalen. Nu kom ik even tot de btw. Het tarief in België is 21 %, wat net iets boven het OESO-gemiddelde en net op het gemiddelde van de Europese Unie ligt. Een dergelijk btw-tarief geeft dus ruimte om,
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
4
CRIV 53 F011
14/10/2013
indien er een verschuiving van de belastingmix moet komen, het te verhogen, zij het met 1 of 2 %, ook omdat de btw heel wat ontvangsten met zich brengt. Een keerpunt ter zake is het volgende. Wanneer wij kijken naar wat vele landen tijdens de crisis hebben gedaan, dan merken wij dat zij hun btwtarief hebben verhoogd omdat een btw-verhoging een onmiddellijk effect op de ontvangsten heeft. Het houden van het tarief op het niveau dat het is, is in voormeld opzicht goed. Het geeft België immers enige marge, indien er ooit nog een heel zware crisis komt, om alsnog het btw-tarief te verhogen. Als het btw-tarief nu naar 23 % zou worden gebracht, geeft u de marge die u hebt, al uit handen. Natuurlijk stijgt in een geglobaliseerde wereld de kans op grote crisissen. Een dergelijke verhoogde kans kan niet worden uitgeschakeld. Dus lijkt in dit opzicht het houden van enige marge belangrijk. Wij wijzen er altijd op dat een van de succespunten waarom België zo goed uit de crisis is gekomen, is dat het vertrouwen van de consument is gebleven doordat er niet heel veel maatregelen zoals een onmiddellijke verhoging van de belastingdruk zijn getroffen. Zulks is een heel sterk punt waardoor het voor België niet noodzakelijk is geweest om de btw al onmiddellijk te verhogen. In plaats van het mogelijkerwijze licht te verhogen, zit het probleem bij de btw voornamelijk in de hele lage efficiëntie van het btw-stelsel. Dat wordt weergegeven door wat wij de VAT efficiency ratio noemen. Die is in België beduidend lager dan het OESO-gemiddelde, namelijk 48 %. Dat wil dus zeggen dat 52 %, meer dan de helft, van de potentiële consumptie in België niet wordt belast. In feite zou men kunnen zeggen – het is een beetje een overdrijving – dat het effectieve btwtarief niet 21 % is, maar 10 %. Ik kan u de lijst voorlezen, maar zal dat niet doen. België heeft een enorm uitgebreide lijst met gereduceerde tarieven van 0 %, 6 % en 12 %, die echter slaan op heel brede categorieën van goederen en diensten. Ik besef ook dat het bijna niet mogelijk is om het tarief naar honderd procent te brengen zoals in Nieuw-Zeeland. Mocht de efficiëntie van de btw in België naar het OESO-gemiddelde worden gebracht, zou dat aanzienlijke extra ontvangsten met zich meebrengen. Dat lijkt een heel, heel interessante maatregel. Een heel belangrijk punt daarin is het volgende.
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
Alle hervormingen en aanbevelingen die maken, worden niet enkel gedaan vanuit oogpunt om de efficiëntie te verhogen, maar vanuit wat ik noem, een inclusive growth, vanuit een rechtvaardigheidsbeginsel.
wij het ook dus
Wij, als OESO, krijgen dikwijls de kritiek dat wij enkel staan voor neoklassiek en enkel voor de rijken. Dat is natuurlijk totaal fout. Wij staan voor een beleid dat én efficiënt is én rechtvaardig. Daar is het heel belangrijk om aan te geven dat verlaagde btw-tarieven dikwijls verantwoord worden met het argument dat dit is om de armen te ondersteunen en te begunstigen. Dat is gedeeltelijk ook zo, omdat bepaalde goederen als een percentage van het inkomen door minder rijke gezinnen meer worden geconsumeerd. Het grootste voordeel in absolute getallen van lagere btw-tarieven wordt genoten door de rijkeren. Degenen die meer hebben, genieten meer van gereduceerde btw-tarieven dan armeren. Daarom zeggen wij altijd dat, om een rechtvaardig beleid te voeren, het veel beter is een heel brede btw-basis te hebben en compensaties in te voeren aan de bron, via meer benefits als kindergeld, reducties allerhande op personenbelasting enzovoort, en de belastingdruk op arbeid, inkomensbelasting, om heel lage tarieven op lage inkomens te hebben. Door direct daar te compenseren richt men zich veel meer op degenen die minder inkomen hebben. Dat duidt direct aan dat in de shift van belastingen op arbeid naar kapitaal, waar ik nog op kom, naar consumptie, waar ik net heb aangeduid dat er heel wat mogelijkheden zijn, en uiteraard ook naar milieu. Hier ziet u de ontvangsten van milieubelastingen als percentage van het bruto binnenlands product. U ziet uiteraard dat België ook daar onder het Europees gemiddelde zit: België heft iets meer dan 2 % op het bnp in milieubelastingen. Het zijn vooral de belastingen op energie en transport, benzine en diesel, waarop België heel laag scoort. Er is heel wat mogelijkheid om een zekere verschuiving te krijgen naar belastingen op milieu, en heel specifiek op professionele diesel, huisbrandolie die amper wordt belast, en op brandstoffen voor industriële en commerciële toepassingen. Met betrekking tot belastingstijgingen en alles dat te maken heeft met transport kan men zeggen dat de huidige tarieven op diesel en benzine mooi in overeenstemming zijn met de externe effecten
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
gerelateerd aan de klimaatverandering. De grote problemen en uitdagingen liggen eerder bij de verkeersopstoppingen en luchtvervuiling. Die worden idealiter opgelost via een efficiënte manier van rekeningrijden. Als men als land rekeningrijden zou kunnen invoeren, menen wij niet dat er een noodzaak is om de belastingen op benzine te verhogen. Uiteraard is er wel een belastingstijging nodig op diesel. Diesel is veel vervuilender dan benzine. België is het land waar het verschil in belastingdruk tussen benzine en diesel het hoogste is. Op dat vlak hebben wij het minst efficiënte belastingstelsel van de OESO. Het verhogen van de belasting op diesel zodat de belasting hoger wordt dan de belasting op benzine is dan ook een zeer belangrijke aanbeveling. Inzake de belasting op diesel, rekeningrijden, de belasting op professionele diesel en huisbrandolie, alsook ook het bezit en het gebruik van de bedrijfswagen heeft België een zeer gunstige regeling. Het invoeren van belastingen op alles wat met auto’s te maken heeft, roept dikwijls heel veel weerstand op en dan vooral bij mensen die net een auto hebben gekocht. Plots worden zij dan voor de volgende tien jaar geconfronteerd met een veel hogere belasting op diesel. Idealiter worden zulke belastingen ruimschoots op tijd aangekondigd zodat mensen tijd hebben om hun gedrag aan te passen. Dan kom ik aan de belasting op arbeid. Daar is het beeld natuurlijk niet zo rooskleurig. Ik heb heel wat grafieken bij uit onze studie Belastingdruk op Arbeid, die wij jaarlijks produceren. Het is belangrijk om aan te duiden dat wij niet alleen de statutaire tarieven meerekenen maar ook alle kortingen op de socialezekerheidsbijdragen van werknemers en werkgevers. Ook de vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing is meegerekend in deze cijfers. Hier volgt het mooiste bewijs dat België vastzit in dat onevenwicht van hoge tarieven en een heel smalle belastingbasis. Een alleenstaande in België zonder kinderen, die niet aan pensioensparen doet en geen huis heeft, heeft een fantastisch hoge belastingdruk. Dat is hier duidelijk te zien. In België betaalt de hoogste belastinggroep tot 56 %. Die cijfers geven de belastingdruk weer voor een gemiddelde werknemer die een gemiddeld loon heeft in de privésector. Iemand in de privésector met een gemiddeld loon betaalt 56 % van dat loon aan belastingen, zij het aan inkomensbelastingen of socialezekerheidsbijdragen van werknemer en werkgever.
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
5
14/10/2013
53E LEGISLATURE
2013
Dat is heel hoog. Sinds ik bij de OESO werk, heeft België steeds het hoogste tarief gehad. Het verschil is echter dat sinds enkele jaren de landen die een even hoge belastingdruk hadden enorm veel moeite hebben gedaan om de belastingdruk te verlagen. Dat is in België niet gebeurd en nu is België heel duidelijk de koploper op het vlak van belastingdruk. Op de volgende slide ziet u dat dit, hoewel iets minder, ook geldt voor gezinnen met één of twee kostwinners met kinderen. Daar is de belastingdruk lager, maar ook daar is België bij de koplopers. Niet enkel wat de belastingdruk betreft, maar ook wat de totale arbeidskosten voor de werkgever betreft, is België sinds een aantal jaren van heel de OESO het land waar de totale kosten voor de werkgever het hoogst zijn. Wanneer men in de privésector een werknemer aanneemt die het gemiddelde loon verdient, is dat nergens zo duur als in België. Hier gaat het om de gemiddelde tarieven, de belastingwig op het gemiddelde inkomen. Deze grafiek toont aan wat de werkgever betaalt. De horizontale as duidt aan wat het inkomen van de werknemer is; 80 wil bijvoorbeeld zeggen dat iemand 80 % van het gemiddelde loon verdient. Als de werkgever deze werknemer 1 euro bruto opslag geeft, geeft het tarief op de verticale as weer wat er afgeroomd wordt door de overheid. U ziet dat dit 67 % is. Van een stijging van de arbeidskosten van 1 euro voor de werkgever komt uiteindelijk slechts 33 cent in de portemonnee van de werknemer. De andere 67 cent gaat naar de overheid. Daarin zitten zowel de werknemers- en werkgeversbijdrage als de socialezekerheidsbijdrage en de inkomensbelasting. Die 67 % stijgt verder tot 69 %. Als ik presentaties op verplaatsing geef, dan wijs ik erop dat België eigenlijk een land is met een soort vlaktaks, maar spijtig genoeg aan een enorm hoog tarief, een heel verstorend tarief. Het volgende voorbeeld is hetzelfde, maar voor een eenverdiener, in een getrouwd koppel, met twee kinderen. U merkt dat de tarieven misschien iets lager zijn, maar toch nog altijd zeer hoog blijven. U ziet daarbij iets meer de werking van de progressiviteit van de personenbelasting, die in de vorige grafiek volledig afwezig was. Laat mij toe om een aantal mogelijkheden voor
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
6
CRIV 53 F011
14/10/2013
een hervorming aan te reiken. Een zekere verschuiving van de belastingdruk is namelijk echt wel nodig. Ten eerste, een mogelijkheid is om opnieuw te kijken naar de mix tussen de socialezekerheidsbijdrage en de personenbelasting. Een aantal van de bijdragen die nu in de sociale zekerheid zitten, zouden eventueel in de personenbelasting ingebracht kunnen worden, waardoor ook de progressiviteit van de personenbelasting sterker zou spelen. Ten tweede, België heeft zoals gezegd een enorm smalle belastingbasis. Het verbreden van de grondslag lijkt mij dan ook onvermijdelijk. Ik verwijs naar woonbonussen, pensioensparen, groene auto’s en allerhande types cheques op alle niveaus. Tegenwoordig, als u mij toelaat om die opmerking te maken, zijn er cheques voor bijna alles. De grondslag is dus enorm smal. Dat gebeurt met nobele bedoelingen, met name om te sturen, maar het houdt natuurlijk enorme efficiëntiekosten en kosten in de ontvangsten in. Er is een enorme uitholling van de belastingbasis, die tegelijkertijd ook de rechtvaardigheid van het stelsel uitholt, want degenen die van die mogelijkheden geen gebruik maken, worden met een heel hoge belastingdruk geconfronteerd, zoals op de grafieken wordt aangegeven. Een andere mogelijkheid is om terug te kijken naar de progressiviteit van de personenbelasting. Alle OESO-landen hebben in de laatste twintig jaar een trend van dalende marginale tarieven en een minder progressief belastingstelsel. Misschien is het mogelijk om in het belastingstelsel niet terug te gaan naar de hoge tarieven uit de jaren ’70 die natuurlijk enorm verstorend waren, maar toch terug een iets progressiever tarief in te voeren.
ook alles te maken met de belastingdruk op kapitaal waar ik nu even op wil focussen. Ik wil niet enkel kommer en kwel verkondigen en kritische noten uiten, maar ook een heel belangrijk kenmerk van het Belgisch belastingstelsel aanhalen, met name het herverdelend kenmerk van het stelsel. Op de grafiek geeft de blauwe kleur de mate van herverdeling aan. 1 betekent dat er geen herverdeling is en 0 zou betekenen dat iedereen hetzelfde inkomen heeft na belastingen. Op vlak van herverdeling doet België het uitermate goed. Het Belgisch belastingstelsel is zeer herverdelend en dat is op zich een mooi kenmerk. Nu kom ik tot een aantal observaties over belastingdruk op kapitaal, die leiden tot een aantal aanbevelingen. De grafiek toont het statutair tarief van de vennootschapsbelasting, namelijk 33,99 %, zoals u uiteraard weet. België behoort op dat vlak uiteraard bij de top. Het gemiddeld tarief in de OESO bedraagt 25 %. Als ik het gemiddelde bereken van de kleine OESO-landen, waartoe België behoort, dan zit dat veeleer rond de 20 %. Het tarief in België is dus uitermate hoog. Natuurlijk kent België wel de notionele intrestaftrek, die het effectief tarief gemiddeld gezien wel een pak verlaagt. De notioneleintrestaftrek is een heel interessante belasting. Vanuit de OESO hebben wij daar altijd heel gunstig tegenover gestaan. De notionele intrestaftrek heeft een aantal mooie verdiensten. Voornamelijk kmo’s waren ondergekapitaliseerd, omdat intresten aftrekbaar zijn van de vennootschapsbelasting, maar aandelenfinanciering niet. Die verstoring wordt opgevangen door de notionele intrestaftrek, waardoor er een grotere prikkel is om te financieren met eigen vermogen.
Een grote waarschuwing daarbij natuurlijk. Het Verenigd Koninkrijk heeft in de crisis zijn tarief verhoogd met 5 procentpunten, het toptarief. Een of twee jaar later moesten zij daar al onmiddellijk van terugkomen omdat dit bijna geen extra ontvangsten met zich meebracht omdat de rijkeren gewoon hun inkomsten shiften van arbeid naar kapitaal.
Dat is waarschijnlijk ook een van de redenen waarom België zo goed uit de crisis komt. De ondernemingen behouden hun kracht omdat ze minder afhankelijk zijn van schuldfinanciering. Dat is dus een mooie maatregel en de doelstellingen zijn bereikt. Een van de doelstellingen was om in opvang te voorzien voor de coördinatiecentra die moesten worden afgeschaft. Ook daar heeft de maatregel toe bijgedragen.
Bij het corrigeren van de belastingdruk op arbeid moet men er tegelijk voor zorgen dat de mogelijkheden van taksarbitrage, van het shiften van de belastingdruk tussen verschillende vormen van bezoldiging, verminderen, dus dat die mogelijkheden worden verlaagd. Dat heeft dan
Belangrijk bij de notionele intrestaftrek is natuurlijk ook dat niet elk jaar die aftrek ter discussie wordt gesteld, maar dat is natuurlijk wel gebeurd. Duidelijkheid voor het internationale bedrijfsleven of men van die maatregel kan gebruikmaken, is heel nuttig voor de internationale bedrijfswereld,
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
voornamelijk om buitenlandse investeringen aan te trekken. Als een deel van een fundamentele hervorming is het natuurlijk belangrijk om toch even na te denken of die notionele intrestaftrek op lange termijn moet worden behouden en of het misschien niet nuttiger zou zijn– dat zijn vragen waarop ik niet direct het antwoord heb –, voornamelijk omdat de notionele intrestaftrek in de kostprijs de belastingbasis enorm versmalt wat ten koste gaat van het statutaire tarief, om in de plaats van een notionele intrestaftrek te evolueren naar een heel wat lager statutair tarief van de vennootschapsbelasting van bijvoorbeeld 22 of 23 %. Dat is beduidend lager dan het gemiddelde, en ligt eerder in het gemiddelde van de kleine lidstaten van de OESO en heeft niet de bedoeling verdere belastingconcurrentie en -competitie met de lidstaten aan te zwengelen. Ook Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben de laatste jaren hun tarief aanzienlijk verlaagd. Wat kapitaal betreft, is de boodschap ook dat België aan de ene kant een enorm hoge belastingdruk op arbeid heeft, maar aan de andere kant een vrij gunstige benadering van belastingen op kapitaal heeft. Dat heeft niet enkel te maken met de notioneleintrestaftrek. Ook al wat te maken heeft met royalty income – het inkomen van patenten – wordt voor 80% vrijgesteld. Dat is een heel gunstige behandeling, die de effectieve belastingdruk voor veel bedrijven enorm verlaagt. Het heeft ook te maken met het gebruik van de dochter-moederdirectives van de Europese Unie, met het feit dat er heel wat belastingverdragen zijn en dat de belastingdruk, de tarieven op het gezinsniveau op kapitaal, vrij gunstig zijn. Deze vrij moeilijk uit te leggen grafiek combineert de notionele intrestaftrek en de statutaire tarieven op de vennootschapsbelasting met de belastingdruk op dividenden op het gezinsniveau. Die is algemeen 25 %, maar het effectieve tarief wordt feitelijk een concave functie omdat het effect van de notionele intrestaftrek vermindert hoe meer winst de bedrijven maken. Het zijn echter niet enkel de dividenden die gunstig worden belast. Ook de belastingen op gezinsniveau van alles met intrestbetalingen zijn laag. Dat brengt mij tot vier mogelijke aanbevelingen.
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
7
14/10/2013
53E LEGISLATURE
2013
Een eerste is, zoals ik al heb gezegd, een aanzienlijke verlaging van het statutaire tarief in de marge van 22 tot 24 %, ook omdat dit heel gunstig zou zijn voor kleine en middelgrote bedrijven, die iets minder gebruikmaken van de notionele intrestaftrek. Op internationaal vlak is er ook een tendens om de aftrek van intresten bij bedrijven minder gunstig te maken, bijvoorbeeld voor bedrijven die lenen om participaties te kopen bij buitenlandse bedrijven. Heel wat landen hebben maatregelen of zijn bezig om maatregelen te treffen teneinde dergelijke praktijken te beperken. De OESO heeft het BEPS-project, dat bekijkt op welke manier de intrestbetalingen op een efficiënte manier kunnen worden verhinderd. Een derde aanbeveling heeft betrekking op vermogenswinstbelasting of capital gains tax. Uiteraard is dat geen vermogensbelasting. Vermogensbelastingen zijn immers enorm verstorend. Zij zijn de slechtste belastingen die er zijn. Uiteraard raden wij jullie niet aan een vermogensbelasting in te voeren. Echter, om de belastingdruk op kapitaal meer in evenwicht te brengen en om voldoende extra geld te kunnen binnenbrengen teneinde de belastingdruk op arbeid aanzienlijk te kunnen verlagen, zijn wij van mening dat het invoeren van een vermogenswinstbelasting duidelijk moet worden overwogen. Natuurlijk is de invoering van een vermogenswinstbelasting niet zonder gevaar. Zoals u allen immers weet, hebben veel ondernemers die een eigen bedrijf hebben veel geld binnen hun bedrijf geaccumuleerd. Nadien, wanneer zij op pensioen gaan, willen zij aldus hun bedrijf verkopen en hun geaccumuleerde winsten, in plaats van ze uit te keren en dividendbelasting te betalen, belastingvrij realiseren, omdat België geen vermogenswinstbelasting heeft. Het invoeren van dergelijke belasting kan op zich verstorend zijn. Een geleidelijke, voorzichtige invoering van zulke belasting zou uiteraard interessant zijn of noodzakelijk zijn. Een laatste aanbeveling waarnaar gekeken kan worden, heeft betrekking op de vrijstelling van intrest en dividenden. U zou die kunnen afschaffen, maar ik besef dat dit bij de bevolking niet op veel enthousiasme kan rekenen. Een heel interessante piste die onlangs werd geopperd, lijkt me om de belastingvrijstelling te verbreden naar andere soorten van inkomen op kapitaal.
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
8
CRIV 53 F011
14/10/2013
Ik zou feitelijk nog een stap verder durven gaan in de aanbeveling die u zeker zou moeten meenemen in het verdere werk dat u doet. Dat is om die nog verder te hervormen naar een soort van notionele aftrek, maar dan niet op het bedrijfsniveau, wel op het gezinsniveau zoals het systeem in Noorwegen. Dat lijkt me wel interessant, want dan kunt u feitelijk de notionele aftrek afschaffen op het bedrijfsniveau en vervangen door een heel competitief vennootschapsbelastingtarief. Zo kan alsnog de normale return op kapitaal, die op dit moment wordt vrijgesteld op bedrijfsniveau, niet meer worden vrijgesteld op bedrijfsniveau, maar wel op het gezinsniveau. De notionele intrestaftrek wordt in het Engels allowance for corporate equity genoemd. Als men dat transporteert naar het gezinsniveau, wordt dat allowance for shareholder equity. Men krijgt dus vrijstelling op gezinsniveau van de belastingen op aandelen, ruimer dus dan het voorstel dat onlangs werd gedaan. Ik denk dat dit een heel interessante piste is die een verschuiving van belastingdruk toelaat, die competitiviteit toelaat en dus efficiëntiebevorderend is, maar tegelijkertijd ook een rechtvaardigheidsprincipe of een wezenlijk kenmerk van de huidige belastingen op kapitaal behoudt. Bijgevolg wordt de kans op succes bij het invoeren van zo’n belasting vergroot. Ik heb nog een aantal laatste punten die te maken hebben met de belastingadministratie zelf. Hier ziet u de kosten van het heffen van belastingen. Ook al heeft België wel efficiëntie gerealiseerd tijdens de laatste jaren, toch kunt u vaststellen dat het in België relatief veel kost ten opzichte van andere landen om belastingen te heffen. Het efficiënter maken van de belastingadministratie is dus een mogelijkheid. Een mooi voorbeeld daarvan zijn voor mijzelf altijd de registratierechten. Op het moment dat de registratierechten overgeheveld zijn naar de Gewesten is enkel de bevoegdheid van de tariefzetting overgeheveld. Heel het administratief gegeven is echter federaal gebleven, met alle nadelen van dien. Een voorbeeld hiervan is de meeneembaarheid die door Vlaanderen werd ingevoerd, een maatregel die op zich wel interessant is, maar die natuurlijk wel geld kost aan de administratie, want het is een complexe maatregel om te implementeren als een belastingdienst. Die kosten worden echter gedragen door het federale niveau en niet door het Vlaamse niveau. De Gewesten kunnen dus belastingen heffen, terwijl de kosten van de
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
administratie afgewimpeld kunnen worden op een ander niveau. Daar zijn dus natuurlijk mogelijkheden om de efficiëntie te verhogen. Mijn volgende punt is gelinkt met de intresten en dividenden die momenteel zijn vrijgesteld op gezinsniveau. U weet natuurlijk ook dat dit in België amper wordt gecontroleerd. Vandaar heeft elke Belg al zijn kapitaal verspreid over zoveel mogelijk bankboekjes, in plaats van op een, om toch maar geaccumuleerd al die vrijstellingen te kunnen genieten. Het beter controleren van die vrijstelling is uiteraard een mogelijkheid. Dat kan natuurlijk op verschillende manieren. Mijn voorkeur gaat ernaar uit om dat via de belastingaangifte te doen, de jaarlijkse afrekening, om het niet te complex te maken en de druk op de belastingdienst niet al te sterk te verhogen. De belastingdienst staat immers voor enorme uitdagingen met betrekking tot de uitwisseling van belastinggegevens in de internationale context. U weet dat de automatic exchange of information de nieuwe norm is binnen de G20. In België lijkt men op dit moment niet klaar om heel die stroom van gegevens over inwoners die resideren in België en dus verplicht zijn om hier belastingen aan te geven of over Belgen die een rekening hebben in het buitenland, te verwerken en er eventueel belastingen op te heffen. De Belgische belastingadministratie staat daar voor enorme uitdagingen en het zal heel wat tijd kosten om dat efficiënt te organiseren. Ter afronding het volgende. Er staan heel interessante, boeiende tijden voor de deur. Ik ben bijna een beetje jaloers. Efficiëntie van de overheid. Belastingen worden dikwijls vermeden, maar het huishouden van de overheid zelf moet natuurlijk zo efficiënt mogelijk worden georganiseerd. Dit moet natuurlijk het uitgangspunt zijn in plaats van te kijken of er nieuwe belastingen kunnen worden geheven. Het lijkt echter onvermijdelijk om de belastingdruk te verplaatsen van arbeid naar onroerend goed, een verbreding van de btw-grondslag, meer milieubelastingen en ook meer belastingen op kapitaalinkomsten. Ik weet dat het moeilijk is, maar ik raad u toch aan om, in plaats van gewoon het btw-tarief te verhogen, te proberen de grondslagen beduidend te verbreden zodat België kan evolueren naar een brede belastingbasis met relatief lage tarieven.
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
Zoals reeds gezegd moet België zich klaarstomen voor de automatische gegevensuitwisseling in een internationale context. Uiteraard kan heel het project van base erosion en profit shifting, dat potentieel consequenties zal hebben, samen met een aantal gunstige maatregelen, niet worden genegeerd in uw hervorming. Bovendien moet de compliance en de belastingadministratie worden verbeterd. Rik Daems, senator (Open Vld): Mijnheer de voorzitter, mijnheer Brys, bedankt voor uw interessante uiteenzetting. U zegt dat u een beetje jaloers bent op ons. Wel, ik ben een beetje jaloers op u, want als ik een aantal van de stellingen die u poneert naar voren breng, word ik een beetje als wereldvreemd bekeken en ik heb de indruk dat dit niet het geval is bij u. Het gaat dan meer bepaald over de stelling dat de notionele intrestaftrek een goede zaak is en misschien getransformeerd zou moeten worden in een verlaging van de vennootschapsbelasting of een verbreding van de vrijstelling op spaarboekjes en over de stelling om zelfs te gaan tot een private notionele intrestaftrek. Dat was vloeken in de kerk, bij deze is dat, hoop ik, minstens een piste die verstandig kan worden nagegaan. Ik heb één specifieke vraag aan u. U bent er niet in detail op ingegaan – omdat dit vandaag ook niet kon, maar mocht u daarover informatie hebben dan is het ook goed dat u die ons schriftelijk bezorgt – maar u zei dat het niet onverstandig zou zijn om delen van de parafiscaliteit te combineren met de fiscaliteit, al was het maar omdat de structuur van ons uitgavenpatroon inzake sociale zekerheid eigenlijk niet meer het verschil maakt tussen repartitie- en verzekeringssysteem. Hebt u bepaalde gegevens over welke onderdelen van de parafiscaliteit dan desgevallend in de fiscaliteit zouden kunnen terechtkomen? Gaat het over het aspect werknemersbijdragen, dat eventueel in de fiscaliteit, in de personenbelasting zou kunnen terechtkomen? Of gaat het over andere onderdelen? Het interesseert mij of er op dat vlak literatuur en informatie bestaat, met betrekking tot België of het buitenland. U heeft het Noorse voorbeeld aangehaald. Kunt u ons daarover wat meer informatie geven? Onze parafiscaliteit functioneert inderdaad als een soort van flattax-ratesysteem, terwijl de progressiviteit in onze personenbelasting nu ook
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
9
14/10/2013
53E LEGISLATURE
2013
niet altijd, gegeven de vrijstellingen, het toonbeeld van progressiviteit blijkt te zijn in de realiteit. Mijnheer Brys, u mag dat antwoord desgevallend schriftelijk bezorgen, omdat ik ook besef dat u niet alles in uw aktetas of computer kunt bij hebben. Etienne Schouppe, senator (CD&V): Mijnheer de voorzitter, ik wil de heer Brys graag een vraag stellen over een idee dat recentelijk in de politieke actualiteit kwam, en dat uitging van de uitvoerende macht, meer bepaald van de federale regering, en dat verband houdt met de fiscaliteit inzake het elektriciteitsverbruik. Mijnheer Brys, Ik neem aan dat de discussie u niet vreemd is. De vraag is wat het effect is van een eventuele vermindering van de btw-aanslagvoet op elektriciteit van 21 % naar 6 %. Het bedrijfsleven, neem ik aan, recupereert die betaalde btw in zekere zin, maar de btw wordt toch gezien als een element dat vanuit macroeconomisch oogpunt niet onbelangrijk is om het concurrentievermogen van onze bedrijven te verbeteren. Een vermindering zou namelijk een positief effect hebben op de evolutie van het indexcijfer. Het zou derhalve mee verantwoordelijk kunnen zijn voor het uitsmeren in de tijd van eventuele indexaanpassingen. Kunt u dit idee bekijken in het ruimere verband van de hervorming van de fiscaliteit en van de fiscale vereenvoudiging. Zijn er, macroeconomisch gezien, positieve punten aan verbonden? Is dit macro-economisch positief voor het wel en wee in dit land? Wat zijn de consequenties ervan op het budget van de federale regering? Er is over dit idee kennelijk geen akkoord bereikt. Wellicht zal het opnieuw ter sprake komen in de zeer nabije toekomst, wanneer de prijzenhandicap van ons land tegenover andere landen aan bod zal komen. Dirk Van der Maelen (sp.a): Mijnheer de voorzitter, eerst en vooral dank ik de heer Brys voor zijn komst. Ik heb een aantal zaken gehoord die ik in de oren knoop. In tegenstelling tot wat de heer Dewolf hier een paar weken geleden heeft gezegd, blijkt uit de statistieken van de OESO dat wij in België wel degelijk een heel progressief systeem hebben. Ik zou zeggen dat de inkomensverdeling na belasting in België tot de rechtvaardigste behoort. Dat is trouwens een van de belangrijke redenen — en dat zou ook kunnen blijken uit andere statistieken die de OESO kan meebrengen — waarom de ongelijkheid in België
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
10
CRIV 53 F011
14/10/2013
minder snel is gestegen dan in vele andere ons omringende landen. Voorts stel ik met genoegen vast dat de OESO, net als het IMF dat een paar dagen geleden een studie heeft uitgebracht, van oordeel is dat het noodzakelijk is dat er ook naar kapitaal wordt gekeken, wil men een shift krijgen en een meer rechtvaardige mix van belastingdruk. U hebt een statistiek getoond waar België eigenlijk nog behoorlijk uitkomt. Ik had het voorrecht om in februari van dit jaar, naar aanleiding van een bezoek met een delegatie, met u te spreken. Toen toonde u een andere statistiek: low overall top tax burden on capital income. Ik wil die tonen. Dat is eigenlijk het spiegelbeeld van de belastingdruk op arbeid in de statistieken die u daarnet hebt getoond. Daar staan wij links, op nummer 2 of 3. Welnu, op de top tax burden on capital income staan wij op twee na laatste. Alleen Estonia en Slowakije, als ik de afkortingen goed kan lezen, zitten lager dan wij. Ik meen dat er dus heel veel ruimte is om de belasting op kapitaal ernstig te verhogen om dan even ernstig de druk op arbeid te verlagen. Ik heb dan enkele vragen om verduidelijking, meer bepaald over drie punten. Ten eerste, de notionele intrestaftrek. U hebt gezegd dat de notionele intrestaftrek een goede invloed heeft op de kapitaalvorming bij kmo’s. hebt u cijfers in dat verband? Immers, uit de cijfers waarover ik beschik blijkt dat niet het geval te zijn. De verdeling van de kost van de notioneleintrestaftrek is er een waarbij in België tussen 90 en 94 % naar de grote en middelgrote ondernemingen gaat en slechts 5 tot 6 % naar de kmo’s. Van de gegevens met betrekking tot het eigen kapitaal van kmo’s vindt men sinds de invoering van de notionele intrestaftrek niet veel terug, tenzij u andere informatie hebt waarover ik niet beschik. U pleit voor een verlaging van de vennootschapsbelasting naar 22 tot 24 %, maar als ik goed heb geluisterd, vermeldde u alleen de notionele intrestaftrek. Welnu, volgens onze becijfering kan men nooit tot 22 of 24 % zakken als men alleen de notionele intrestaftrek afschaft. U hebt het over zakken tot een bepaald percentage. Bedoelt u daarmee dat wij niet alleen de notionele intrestaftrek moeten afschaffen, die ook de basis versmalt, maar ook andere maatregelen moeten afschaffen die in België bestaan en waarvan er verschillende niet in andere landen bestaan, om tot die brede basis en
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
een lager tarief te komen? Als u dus pleit voor een tarief van 22 tot 24 %, is er dan meer nodig dan alleen de notionele intrestaftrek op te heffen? Zijn er ook andere basisversmallende maatregelen die ongedaan moeten worden gemaakt? Ten tweede, waaraan ik mij al jarenlang heb geërgerd, is het gebrek aan efficiënte werking van de FOD Financiën. Links van mij zit een staatssecretaris die het lijdend voorwerp is geweest van veel kritiek en veel vragen van mij hierover. Ik ben echt ongerust over wat u hebt gezegd. Waarop baseert u zich, mijnheer Brys, wanneer u zegt dat België niet voorbereid is op de automatic exchange of information, die vanaf 2015 of ten laatste vanaf 2016 op ons zal afkomen? Als wat u zei klopt — en ik vrees dat u gelijk hebt want de ervaring uit het verleden heeft mij geleerd dat de informatiseringoperaties geleid door gewezen minister van Financiën Reynders niet ver dragen bij de FOD Financiên — dan lopen wij bakken aan nieuwe inkomsten mis die wij zouden kunnen generen. Tot slot heb ik nog een laatste vraag over BEPS, waarop u vandaag niet moet antwoorden maar waarop u mij misschien een schriftelijk antwoord kunt bezorgen. De voorbije weken en maanden, maar voor experts is dit al jaren het geval, heeft veel van de ontwijking/fraude in het bedrijfsleven te maken met het internationaal georganiseerd zijn van bepaalde grote bedrijven. De OESO heeft ter zake een actieplan voorgesteld. Kunt u mij, met uw kennis van het Belgisch systeem, laten weten op welke punten België zijn wetgeving zou moeten veranderen, om uitvoering te geven aan het actieplan dat nu door de OESO is voorgesteld? Ik vrees dat ook dat een hele lange lijst dreigt te worden. In het verleden heeft België immers niet uitgeblonken in het opvolgen van de aanbevelingen van de OESO ter zake. Ik zou echter heel graag met uw steun willen vernemen op welke punten de OESO van oordeel is dat België zijn wetgeving moet aanpassen. Mochten wij dergelijke aanpassingen kennen, dan zouden wij ook daar een nieuwe bron van inkomsten kunnen aanboren. Ik ben immers quasi zeker dat zowel België als alle andere lidstaten van de Europese Unie, pakken geld mislopen
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
wegens de internationaal georganiseerde ontwijking, vooral door grote en middelgrote bedrijven in Europa. Bernard Clerfayt (FDF): Monsieur Brys, la dernière remarque de M. Van der Maelen m'amène à vous poser une autre question. En effet, globalement, vous n'avez pas parlé de fraude. Or, la fraude fiscale est connue de beaucoup en Belgique. Quelles sont parmi vos recommandations celles qui pourraient nous aider à concevoir un système fiscal moins propice à une série de phénomènes d'évasion ou de fraude fiscale? La conception du système fiscal a-t-elle ou non un lien avec la fraude? Pour ce qui concerne la TVA, vos graphiques sont éclairants. Parmi ces derniers, figure celui sur l'efficience de la perception des recettes TVA. Vous nous avez également montré un graphique sur le taux moyen de TVA. Si on croise les deux tableaux, on s'aperçoit que pratiquement tous les pays, à l'exception du Luxembourg, qui ont un taux d'efficience de la perception de la TVA qui approche les 100 % sont ceux qui ont les taux les plus faibles. La corrélation peut être faite dans les dix pays concernés. Cette situation est assez étonnante. Il n'y a que la Hongrie qui est un des pays qui a les taux les plus élevés qui parvient à avoir un taux d'efficience supérieur à celui de la Belgique. En conclusion vous avez plaidé pour des shifts fiscaux (beaucoup moins de pression fiscale sur le travail), ce sur quoi nous sommes tous d'accord, ainsi que pour beaucoup plus de pression fiscale sur d'autres bases comme l'environnement, ce sur quoi nous sommes en principe d'accord, même si les choses deviennent un peu plus délicates dès que l'on entre dans les détails. Mais il est également question des revenus du capital et de la propriété. Or, il ressort du premier tableau que vous nous avez montré que la pression fiscale globale sur les revenus de la propriété classe la Belgique dans le haut du panier. Vous avez alors indiqué qu'il serait souhaitable de transférer les charges qui pèsent sur les transactions vers les charges qui pèsent davantage sur les revenus, tout cela sans une pression globale supérieure. Or dans vos conclusions, vous indiquez qu'on pourrait réaliser un chiffre fiscal en ayant plus de recettes sur la propriété. J'ai enfin une dernière remarque sur le tableau sur l'efficience de l'administration. Il y a eu une question provocatrice de M. Van der Maelen à ce
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
11
14/10/2013
53E LEGISLATURE
2013
sujet tout à l'heure. Dans votre tableau qui compare 2006 et 2011, on voit qu'il y a une série de pays qui auraient eu une perte d'efficience entre 2005 et 2011. C'est frappant. C'est le cas de l'Allemagne, des PaysBas, du Luxembourg et de l'Angleterre. Est-ce la manière dont le tableau est construit? Ces pays ont surtout perdu des recettes sans avoir rien changé au coût de l'administration: est-ce cela qui donne le sentiment d'avoir une moins bonne efficacité ou d'autres éléments expliquent-ils ces mauvais exemples à ne pas suivre? Vanessa Matz, sénatrice (cdH): Monsieur le président, monsieur Brys, je vous remercie pour votre exposé. Si mes collègues Van der Maelen et Daems se retrouvent dans certaines de vos propositions, moi aussi. Il est rare de réconcilier la gauche, la droite et le centre, vous imaginez, dans un seul exposé. En ce qui concerne les intérêts notionnels, vous avez émis cette remarque comme une hypothèse de travail, je ne dirais donc pas qu'il s'agit d'une recommandation de votre part. Vous disiez que ce système profitait à un certain nombre d'entreprises et vous demandiez s'il ne serait pas plus clair pour l'avenir qu'on consacre cet argent à abaisser le taux. Vous dites vous-même qu'au sein de l'Union européenne un certain nombre d'États ont procédé à des diminutions de taux. Ma question va un peu plus loin. Travaillez-vous, réfléchissez-vous à cette concurrence fiscale par des pistes comme celle appliquée en Irlande où le taux des sociétés est très bas? Ne serait-il pas judicieux de pousser un peu plus l'harmonisation fiscale? Nous en avons parlé avec d'autres experts. Quels seraient les moyens coercitifs pour essayer d'arriver à cette harmonisation? L'Union européenne a largement aidé l'Irlande récemment. N'y a-t-il pas là une piste de conditionnalité en disant qu'on peut les aider mais qu'il faut que tout le monde joue le jeu, notamment au niveau de l'harmonisation fiscale? En ce qui concerne la progressivité, on a entendu différents experts dire qu'il n'y en avait plus assez, d'autres ont dit qu'il y en avait trop. Les exposés étaient contradictoires. Disposez-vous de chiffres quant à la répartition des taux? Vous avez mentionné la taxation moyenne d'un travailleur moyen en disant qu'il serait taxé à plus de 50 %. Avez-vous des pourcentages au niveau de la catégorie de la population pour que nous
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
12
CRIV 53 F011
14/10/2013
puissions nous faire progressivité de l'IPP?
une
idée
de
cette
Ahmed Laaouej, sénateur (PS): Monsieur le président, je remercie notre orateur pour toutes les informations qu'il nous a données. Monsieur Brys, je voudrais savoir si, au niveau de l'OCDE, quand vous faites une rétrospective sur une vingtaine d'années, il vous arrive de revoir certaines analyses voire de remettre en cause les orientations que vous préconisez. En effet, selon moi, il peut arriver à l'OCDE, de temps en temps, de se tromper d'analyse. Je me souviens en particulier du rapport consacré à la Belgique en 2007: dans ses conclusions, il indiquait qu'un des principaux problèmes de la Belgique, qui expliquait finalement le manque de dynamisme de son économie, était d'avoir une législation beaucoup trop rigide sur la consommation et sur le crédit à la consommation; elle avait beaucoup trop de normes et le crédit à la consommation faisait l'objet d'un encadrement trop strict. Un an plus tard, c'est la crise des subprimes au États-Unis; elle était justement le résultat d'une dérégulation trop importante du secteur de l'accès du crédit à la consommation, du crédit hypothécaire. Je me demande donc si, parfois, l'OCDE se donne suffisamment le temps de faire une introspective, une autocritique des analyses faites dans tous les domaines, en particulier aussi dans le domaine de la politique fiscale. Deuxième point. Je suis toujours un peu étonné de voir ces tableaux de l'OCDE sur la comparaison internationale des taux de prélèvements obligatoires, fiscaux et parafiscaux. Finalement, on voit la Belgique être mise en parallèle avec une série d'autres pays qui lui ressemblent un peu, comme les pays scandinaves, et des pays qui ne lui ressemblent pas du tout, comme la Bulgarie, la Roumanie et d'autres.
mettent en lumière la "charge fiscale et parafiscale" qui peut reposer sur un contribuable, ne faudrait-il pas voir ce qu'en moyenne, un contribuable reçoit aussi en matière de services publics et de protection sociale? Des études existent au Canada, par exemple, et montrent qu'en moyenne, un ménage canadien recueille plus de la moitié de son revenu disponible en services publics et en protection sociale, en soins de santé notamment. Alors que l'on procède à des comparaisons internationales en matière de prélèvements obligatoires, je trouverais aussi intéressant de faire des comparaisons internationales en matière de niveau de vie et de bien-être mais aussi de redistribution, que ce soit par les services publics ou par les protections sociales. L'OCDE travaille-telle sur ce genre de comparaisons? C'est une question que je me pose. Troisième point. J'en viens au coût du travail, qui a été évoqué. Il a été dit que le coût du travail en Belgique est très élevé et qu'il est l'un des plus élevés par rapport aux autres pays. L'OCDE tientelle compte des subsides salariaux qui sont alloués aux entreprises? Nous avons en Belgique un certain nombre de dispositions que, personnellement, je ne remets pas en cause. Certaines ont toute leur utilité, en matière d'exonération de précompte professionnel dans certains secteurs, par exemple. Il y a aussi les réductions de cotisations patronales. Tous ces éléments permettent de passer d'une lecture faciale des comparaisons, des pourcentages, à une lecture réelle de ce que l'on appelle le coût du travail dans le langage de l'OCDE ou de toute une série d'autres officines. Le quatrième point émet l'idée de recycler les intérêts notionnels en réduction du taux nominal de l'impôt des sociétés. N'est-ce pas commettre une deuxième fois la même erreur qui consisterait finalement à avoir des réductions linéaires de taux d'impôt des sociétés qui, d'ailleurs proportionnellement, en rapport au bénéfice imposable, profiteraient davantage aux grandes entreprises qu'aux petites entreprises?
Aux tableaux qui mettent en lumière les prélèvements obligatoires en rapport avec le PIB, ne devrait-il pas y avoir un tableau en parallèle qui montre le niveau de protection sociale, le niveau de service public financé par ces prélèvements obligatoires?
Ne devrait-on pas, au contraire, faire de l'impôt des sociétés un outil de politique économique? Ciblé, par exemple, sur l'investissement dans la recherche et le développement; ciblé sur les investissements productifs; ciblé sur la capacité des entreprises à stabiliser, voire augmenter leur masse salariale?
Et même, à partir du moment où certains tableaux
Autrement dit, ne doit-on pas sortir de la logique
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
d'une politique fiscale linéaire, qui d'ailleurs peut se transformer en effet d'aubaine pour toute une série de grandes entreprises, pour aller vers une politique fiscale plus ciblée, et qui soit vraiment un outil de relance économique? Cela fait-il partie des réflexions de l'OCDE? Enfin, je souhaiterais savoir – je rejoins quelques considérations émises par certains collègues – où on en est au niveau de l'OCDE en matière d'identification et de recommandations vis-à-vis des pratiques fiscales dommageables. Je sais que l'OCDE avait marqué un certain nombre d'avancées. Où en est-on concrètement? Quelles suites va-t-on donner? Vous me direz que c'est peut-être davantage le job de la Commission, mais l'OCDE par le passé et encore aujourd'hui prend des initiatives en réunissant des groupes de travail, en établissant des points de contact entre les administrations fiscales, notamment en matière de planification fiscale des grands groupes de sociétés. On se rend bien compte qu'aujourd'hui encore, à l'intérieur même de l'Europe, à l'intérieur même de l'OCDE, les grandes entreprises multinationales font du shopping fiscal, ce qui induit nécessairement une concurrence fiscale, subie et non voulue par les différents États. Je vous remercie. Meyrem Almaci (Ecolo-Groen): Mijnheer de voorzitter, ik dank de heer Brys voor zijn uitgebreide uiteenzetting. Mijnheer Brys, ik zal de vragen van mijn collega’s niet herhalen. Het volgende is mij bijzonder bijgebleven. In juli 2013 heeft de OECD een groot plan ter aanpak van tax avoidance en tax evasion voorgesteld. Een van de speerpunten daarvan was het debat over de automatische gegevensuitwisseling en de voorstellen die de OECD daar heeft gedaan. Mijn vraag is heel specifiek, ook aansluitend bij wat een aantal collega’s voor mij heeft gezegd. Welke elementen van het plan dat de OECD recent heeft voorgesteld, zijn direct bruikbaar voor België? Is er een mogelijkheid om te weten te komen waar wij achterop hinken? Een onderdeel van de analyses die u maakt — de shift from labour towards property, btw en groene fiscaliteit —, is een belangrijk element in het debat dat steeds terugkomt over de tax evasion, dus over het feit dat die vermogens het land zullen
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
13
14/10/2013
53E LEGISLATURE
2013
verlaten. Als wij die shift doen, wat is het risico dan? Kunt u vergelijkend materiaal geven? Zijn er manieren waarop wij ons daartegen kunnen beschermen? En vooral, als die manieren waarop wij ons kunnen beschermen voornamelijk liggen in het automatisch uitwisselen van gegevens, hoe kunnen wij dan een tandje bijsteken? Bert Brys: Mijnheer de voorzitter, ik heb een lijst boeiende en interessante vragen met een breed spectrum. Ik zal proberen vraag na vraag te beantwoorden en af en toe enkele vragen te combineren. Een heel belangrijk aandachtspunt — waardoor het in België volgens mij af en toe fout loopt — is dat er veel te vaak kleine maatregelen worden genomen waarbij het ruim algemeen kader wordt vergeten. Daarom is het moment nu aangebroken om echt een fundamentele hervorming door te voeren en naar heel wat verschillende aspecten van het belastingstelsel te kijken, waarbij ook de mogelijkheid bestaat om een aantal compensatiemaatregelen in te voeren ingevolge de genomen maatregelen. Over de shift van socialezekerheidsbijdragen naar personenbelasting kan ik het volgende zeggen. Ik ben onvoldoende expert om op enkele van de gestelde vragen te antwoorden. Op dit moment hebben wij daaromtrent nog maar weinig studiewerk verricht. Zelf werk ik rond meer inclusieve en meer duurzame economische groei. Een van de elementen is inderdaad een verschuiving van sociale zekerheid naar personenbelasting. Elementen zoals werkloosheid, pensioen en arbeidsongeschiktheid blijven wel in de sociale zekerheid behouden, al kan de vraag worden gesteld of kinderbijslag en gezondheidszorg noodzakelijkerwijze volledig gefinancierd moeten worden via socialezekerheidsbijdragen. Dit is immers zeer herverdelend en de vraag is of deze elementen niet beter via de personenbelasting kunnen worden meegenomen of erin kunnen worden opgenomen. De discussie over het elektriciteitsverbruik en de vermindering van de btw van 21 % naar 6 % is inderdaad een zeer boeiende discussie die ik met veel aandacht heb gevolgd. Daar zitten heel wat interessante dimensies aan. Het toont natuurlijk dat België inderdaad een heel complex land is. Het is precies door de automatische indexering, waarvan u weet dat de OESO geen grote voorstander is, dat maatregelen die tegen de intuïtie ingaan, blijkbaar — wij hebben de cijfers en modellen van het Planbureau niet gezien, maar
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
14
CRIV 53 F011
14/10/2013
ik weet dat de mensen van het Planbureau zeer competent zijn en wil zeker en vast hun resultaten niet in twijfel trekken — op korte termijn misschien wel gunstig zijn, maar die wij u niet aanraden. Zelfs als die maatregel op korte termijn werkt, is dat een maatregel die op lange termijn niet goed is. Een dergelijke maatregel gaat tegen de stroom in van de hervormingen waar u naartoe moet en dat is meer milieubelastingen en een verbreding van de grondslag van de btw. Mijn eerste argument is dat een dergelijke maatregel tegen de richting ingaat. Nog belangrijker is dat het duidelijk is voor iedereen dat er idealerwijze een grondige verschuiving van de belastingdruk zal komen van arbeid naar elders. Als u op dit moment een btwverlaging op elektriciteit invoert, gaat dit werken alsof u een obstakel op uw pad van belastinghervorming plaatst. Dat zal een enorme impact hebben op de fundamentele hervorming die u zult introduceren. Hoe gaat men nadien de btw-grondslag kunnen verbreden als men deze het jaar ervoor net versmald heeft? Dat krijgt men aan niemand uitgelegd, dat is ook niet uitlegbaar. Een grondige verbreding van de btw-basis die nodig is en minder verstorend is dan het doen stijgen van het nominale tarief, is de algemene richting die men moet uitgaan. Als men dat op dit moment zou doen, zelfs indien het op korte termijn efficiënt zou zijn en zou werken, dan is dat op lange termijn nefast en het creëert een groot obstakel voor de hervorming die u net wilt doen. Dus neen, ik denk niet dat dit een goede hervorming is. Ik raad u helemaal niet aan om in die richting te gaan. Er werd nog een aantal andere hervormingen gesuggereerd, waarvan ik inderdaad ook geen grote voorstander ben. Ik neem de maaltijdcheques als voorbeeld. Er is slechts één sector die daarvan profiteert en dat zijn de bedrijven die de maaltijdcheques produceren, niemand anders, noch de overheid, noch de bedrijfswereld, want het kost enorm veel geld aan administratie, noch het individu, want het kan gecompenseerd worden door lagere personenbelasting. Het idee dat gesuggereerd werd om dan een gedeelte van het inkomen belastingvrij uit te keren, is in mijn opzicht natuurlijk een richting waar men niet heen wilt, want voor men het weet heeft men twee soorten inkomen, namelijk een inkomen dat enorm hoog wordt belast en een klein gedeelte van het inkomen dat vrijgesteld is van alle belasting, waardoor binnen het jaar elke
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
werknemer in België dat gedeelde inkomen zal hebben. Men krijgt dus twee sporen en dat is net het tegenovergestelde van hetgeen u moet doen. U moet naar een grondige verbreding van de belastingbasis en een verlaging van het tarief gaan. En dus moet er gewoon komaf worden gemaakt met al die cheques. Met betrekking tot het kapitaalinkomen hangt het er een beetje vanaf hoe de toptarieven worden berekend, want in het geval van dividenden die gerelateerd zijn aan een lage return, waardoor de notionele intrestaftrek volledig speelt, is er geen vennootschapsbelasting en geldt enkel het tarief op het gezinsniveau, wat heel laag is. Er is inderdaad mogelijkheid tot een verschuiving en potentieel voor een lichte stijging. Het verbaast mij altijd, maar de communicatie over de notionele intrestaftrek is nooit echt optimaal verlopen. Nog altijd is er de visie dat het een soort gunstmaatregel is en dat men bij wijze van spreken een halve fraudeur is als men profiteert van de notionele intrestaftrek als kmo. Dat is natuurlijk niet waar. Die maatregel heeft puur economisch heel veel voordelen. Het verschil in behandeling van schuld en eigen vermogen wordt daardoor neutraal behandeld. Het is opmerkelijk dat vele kleine en middelgrote bedrijven geen gebruik maken van de maatregel. Die maatregel is er voor iedereen. Ik heb de berekeningen echter ook gehoord. Wij krijgen niet noodzakelijkerwijze die gegevens, maar er wordt gesuggereerd dat, als de notionele intrestaftrek wordt afgeschaft, het tarief naar 26 % kan. Het verder verlagen van het tarief zou een verdere verbreding van de vennootschapsbelasting en de basis met zich meebrengen. Ook de intrestaftrek zou inderdaad kunnen worden opgenomen. Het is dan de taak van het ministerie van Financiën en zijn studiedienst om u de cijfers over de opbrengst te geven. Over de automatische uitwisseling van belastinggegevens wil ik gewoon zeggen dat niemand daar op dit moment klaar voor is. Dit is een maatregel die onlangs als norm werd afgesproken. Het gaat om uitdagingen voor iedereen. Ik denk dat er op dit moment geen enkel OESO-land perfect klaar is om daarmee om te gaan. Dit wil zeggen dat er tijdig moet worden geïnvesteerd zodat men tijdig klaar kan zijn. Geen kritiek over mijn lippen over de belastingdiensten op dat vlak. Het BEPS-plan (Base Erosion and Profit Shifting)
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
15
14/10/2013
is relatief prematuur. Het actieplan is heel ambitieus, maar op dit moment beperkt het zich tot dit afgesproken actieplan. Onze juristen zijn zich klaar aan het maken om hieraan te beginnen werken. De richting is uitgezet. Op dit moment is het echter nog niet duidelijk welke maatregelen er uiteindelijk zullen worden genomen en waarheen al dat werk zal leiden.
de neiging van de beleidsmakers doet verhogen om de btw te gebruiken, teneinde gereduceerde tarieven voor bepaalde doeleinden te geven. België gebruikt heel vaak het belastingstelsel om sturend op te treden.
Wat wel duidelijk is, is dat alles wat te maken heeft met oneerlijke belastingconcurrentie binnen het kader van de OESO en de G20 onder vuur zal komen te liggen. Er is echter niets verkeerd met winsten die gerelateerd zijn aan substantieel economische activiteiten in het eigen land. Vandaar ook dat een verlaagd tarief in een bepaald land – Ierland werd ter zake vernoemd – volgens mij – ik ben een econoom en geen jurist wat maakt dat ik voorzichtig moet zijn – nooit ter discussie zal worden gesteld. Het zijn wel alle uitzonderingsmaatregelen, en de regelgevingen die de bedoeling hebben om de belastbare grondslag van andere landen aan te trekken en niet meteen gerelateerd zijn aan enige economische activiteit, die steeds meer onder vuur zullen komen te liggen.
Qua onroerend goed is, zoals vermeld, de 3 % die België hanteert, relatief hoog. Het tarief kan echter een pak hoger. De mix is inderdaad verkeerd, zoals ik heb opgemerkt. Het punt is voornamelijk dat het onroerend goed niet mag worden losgemaakt. Het betreft immers een kapitaal zoals andere vormen van kapitaal. Indien dus de belastingdruk op sparen, de belastingbasis zou verbreden en de belastingdruk op kapitaal – dividenden en intresten – zou worden verhoogd maar het onroerend goed relatief rustig belast blijft, zoals nu het geval is, dan wordt de verstoring, zijnde het verschil tussen belastingdruk op huizen en andere spaarvormen, nog groter, waardoor Belgen nog meer in onroerend goed zullen investeren. Bijgevolg zullen zij de prijzen nog sterker opwaarts doen stijgen, wat net het tegenovergestelde is van wat nodig is. Dat is derhalve een van de redenen om op dat vlak een geïntegreerd beleid te voeren.
Dat is natuurlijk een moeilijke kwestie, en één van de redenen waarom grote bedrijven minder belasting betalen. Neem bijvoorbeeld het gebruik profits te shiften die gerelateerd zijn aan royalties. Ik geef het voorbeeld van Starbucks, dat in het Verenigd Koninkrijk tot heel wat ophef heeft geleid. Het feit dat de merken van Starbucks in een belastingparadijs geregistreerd staan, in Ierland of in Zwitserland, en dat elke lokale Starbucks een premie, een royalty payment, betaalt aan het hoofdbedrijf, is puur legaal. Het zal moeilijk zijn die regelgeving te veranderen. Het is ook niet duidelijk hoe en of die veranderd zal worden. Daar moet u rekening mee houden bij uw hervorming. U zult moeten evalueren in hoeverre maatregelen die te maken hebben met het aantrekken van de belastbare grondslag van andere landen, en die te maken hebben met oneerlijke belastingconcurrentie, onder vuur zullen komen te liggen. Het is nu echter nog te vroeg om hier meer duidelijkheid over te hebben. Wat de vraag over de fiscale fraude betreft, moet ik u het antwoord schuldig blijven. Ik kan niet onmiddellijk aanbevelingen aanreiken om de fiscale fraude te verminderen. Een andere vraag handelde over de btwefficiency. Het is inderdaad het hogere tarief dat
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
Het gaat om tendensen waaraan zoveel moet worden weerstaan.
Ik probeer niet de moeilijke vragen uit de weg te gaan. Wat echter juist de efficiencyveranderingen op termijn bij de belastingadministratie heeft teweeggebracht, is een vraag waarop ik niet onmiddellijk een antwoord kan geven. De mensen die bij ons op de belastingadministratie werken, hebben een jaarlijkse publicatie. Een van onze publicaties kijkt naar de werking van de belastingdiensten. Waarschijnlijk zal het antwoord wel in die publicatie te vinden zijn. Ook over de vragen met betrekking tot de specifieke herverdelingskracht van de progressiviteit en van bepaalde tarieven heb ik niet direct een antwoord. Dat zijn zeer specifieke vragen waarop het ministerie van Financiën u waarschijnlijk een antwoord zal kunnen geven. Het kritische gehalte van de vragen is naar omhoog gegaan. Er was een heel interessante vraag, namelijk of wij onze aanbevelingen in vraag stellen. Ik kan niet spreken voor de hele organisatie, want wij zijn met heel veel, maar voor mijzelf probeer ik dat in elk geval wel te doen. Kennis is niet absoluut en er is zoiets als
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
16
CRIV 53 F011
14/10/2013
voortschrijdend inzicht. Het is inderdaad waar dat de crisis duidelijk getoond heeft – hier moet ik zeer voorzichtig zijn want ik blijf mij zeer sterk bewust van de grote nadelen die een automatische indexering heeft, wij zijn daar in het verleden heel kritisch over geweest en het economisch departement is dat nog altijd – dat er een aantal voordelen zijn. Het feit dat België relatief goed uit de crisis komt, komt omdat het vertrouwen van de consumenten tijdens de crisis relatief hoog is gebleven, net vanwege onder meer die automatische indexering. Dus ja, de crisis heeft toch wel tot kritische reflectie geleid. Ik denk dat dit ook bij ons wel een impact heeft op de hervormingen die wij aanbevelen. Zoals ik daarnet heb aangegeven in verband met alles wat met rechtvaardigheid te maken heeft, is er een mooie link tussen efficiëntie en rechtvaardigheid. Tot nog toe werd dat heel weinig meegenomen, maar in de typische economische literatuur zijn efficiëntie en rechtvaardigheid zaken die duidelijk van elkaar gescheiden zijn. Er wordt een afweging gemaakt. Ofwel heeft men meer efficiëntie, ofwel heeft men meer rechtvaardigheid. Meer en meer komen economen en belastingeconomen tot het inzicht dat er daar niet altijd een tegenstelling is, dat meer rechtvaardigheid uiteindelijk ook tot meer groei kan leiden, bijvoorbeeld door het vertrouwen via consumptie en de impact die de belastingstelsels daarop hebben. Men moet inderdaad heel voorzichtig zijn met het louter vergelijken van Tax-to-GDP ratio. Dat wil immers niet zeggen dat omdat men aan de top is, men daarom helemaal aan de andere kant moet eindigen. Het feit dat er veel uitgaven zijn, wil ook zeggen dat er veel inkomsten en veel uitgaven zijn die heel nuttig zijn. Dat is een keuze die is gemaakt. Er bestaat niet zoiets als een optimale belastingdruk. Een belastingdruk hangt af van de uitgaven die een overheid wil financieren. Wat wel belangrijk is, is dat de overheid de taken die ze op zich neemt, zo efficiënt mogelijk probeert te vervullen. Wat de reële arbeidskosten betreft, neemt onze publicatie die op en we doen die berekeningen. Ook al hebben we de gegevens niet opgenomen, wij vergelijken in absolute waarden door alle arbeidskosten om te zetten in Amerikaanse dollars en dan te corrigeren voor koopkracht. Zoals aangegeven in mijn betoog, staat België ook
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
daar al aan de top. Kan de vennootschapsbelasting steeds meer gebruikt worden als instrument? Voor een deel gebeurt dat al. Dat intellectual property and royalty zo gunstig wordt behandeld, is bedoeld om aan bedrijven een heel grote prikkel te geven om meer innovatief te investeren. We moeten er wel heel voorzichtig mee zijn – zelf zou ik die richting niet uitgaan – om een verlaging van de vennootschapsbelasting te relateren aan bijvoorbeeld het creëren van extra werkgelegenheid of aan meer investeringen in R&D. Van die benadering kan België beter afstappen. Net een grondige verbreding van de belastingbasis en een verlaging van het tarief zijn nuttig. Als overheid is het heel moeilijk om sturend op te treden en om te kiezen wat al dan niet goed is. Wel kan een heel gunstig ondernemingsklimaat gecreëerd worden door een laag tarief. De werkgelegenheid volgt dan automatisch. De overheid hoeft zelf niet meteen voorwaarden vast te koppelen aan een verlaging. Hoever staan we met het BEPS-actieplan? Welnu, dat werk begint nog. Alles wat te maken heeft met harmful tax competition, zal gegarandeerd onder vuur komen te liggen. Elke benadering die gerelateerd is aan de reële economische activiteit in België, zal zeer waarschijnlijk geen probleem vormen. Ik weet dat het ministerie van Financiën er zeer nauwgezet op toekijkt hoe heel dat werk bij ons verloopt. Dan is er de automatic exhange of information. Ik denk niet dat België daar achterop hinkt. Dat is een proces dat net begonnen is. Men moet daarvan gewoon goed op de hoogte zijn en moet ervoor zorgen dat de belastingadministratie op tijd klaar is daarvoor. Dan was er de vraag of vermogenden het land verlaten. Dat is voornamelijk een probleem bij vermogensbelasting. Er zijn nog maar weinig OESO-landen die een vermogensbelasting hebben. De landen die er een hebben, zijn deze aan het afbouwen. De landen die er toch aan vasthouden, hebben heel veel problemen om hun rijken te behouden. Zoals u weet is Frankrijk een van de weinige landen die daaraan vasthouden. Wij zijn daarvan geen voorstander. Een vermogenswinstbelasting die kapitaal op gezinsniveau meer neutraal behandelt, is wel mogelijk. Maar natuurlijk wil dat niet zeggen dat het moet eindigen in extreme toestanden zoals nu bij de belastingdruk op arbeid. Ook daar moet men natuurlijk beseffen dat kapitaal mobieler is
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE
CRIV 53 F011
17
14/10/2013
dan arbeid. Arbeid kan dus zwaarder belast worden dan kapitaal. Op dit moment wordt kapitaal in België relatief gunstig belast, wat natuurlijk ook een van de krachten is van het belastingstelsel in België, want dat stimuleert het ondernemerschap. Een gedeeltelijke verschuiving is waarschijnlijk toch wel mogelijk. Ik hoop dat alle vragen min of meer beantwoord werden. De voorzitter: Mijnheer Brys, indien u eventueel nog bepaalde zaken schriftelijk zou willen bezorgen, zijn we graag bereid om dit te verspreiden onder de leden van de commissie. Dan sluit ik deze vergadering en wij gaan zo dadelijk verder met de hoorzitting met de heer Kermode. De vergadering wordt gesloten om 15.42 uur. La séance est levée à 15.42 heures.
CHAMBRE-5E SESSION DE LA
53E LEGISLATURE
2013
2014
KAMER-5E ZITTING VAN DE 53E ZITTINGSPERIODE