GEMEENTEWATER
Onderzoek zorgplichten Amersfoorts grond-, hemel- en afvalwater Rekenkamercommissie Gemeente Amersfoort
Pagina 1
COLOFON
Titel
Gemeentewater: Onderzoek zorgplichten Amersfoorts grond-, hemel- en afvalwater Rekenkamercommissie Gemeente Amersfoort
Uitgavedatum
september 2012
Omslagfoto
Das Parkhotel (www.dasparkhotel.net )
Rekenkamercie Amersfoort Postbus 4000 3800 EA Amersfoort Telefoon Fax E-mail Internet Twitter
(033) 469 43 12 (033) 469 54 54
[email protected] www.amersfoort.nl/rekenkamer @rekenkamerfoort
Pagina 2
INHOUDSOPGAVE COLOFON ............................................................................................................................ 2 INHOUDSOPGAVE............................................................................................................... 3 1. INLEIDING..................................................................................................................... 4 1.1 Onderzoeksvraag ............................................................................................................................. 4 1.2 Aanleiding en Overwegingen......................................................................................................... 4 1.3 Normenkader ..................................................................................................................................... 4 1.4 Tijdsvak ............................................................................................................................................... 5 1.5 Aanpak en organisatie .................................................................................................................... 5 1.6 Samenvatting ..................................................................................................................................... 5 1.7 Leeswijzer ........................................................................................................................................... 5 2. WET- EN REGELGEVING EN LOKAAL BELEID................................................................ 6 2.1 Inleiding............................................................................................................................................... 6 2.2 Waterwet (Wtw)............................................................................................................................... 6 2.3 Wet Milieubeheer (Wm).................................................................................................................. 8 2.4 Bestuursakkoord Water ................................................................................................................ 10 2.5 Lokaal beleid: de Amersfoortse kaders .................................................................................... 12 2.6 Oppervlaktewater ......................................................................................................................... 12 3. AMERSFOORTSCH PEIL .............................................................................................. 13 3.1 Inleiding............................................................................................................................................ 13 3.2 Invulling uitvoering en grip ........................................................................................................... 13 3.2.1 Grondwater .............................................................................................................................. 13 3.2.2 Hemelwater............................................................................................................................... 16 3.2.3 Afvalwater ................................................................................................................................ 17 3.2.4 Oppervlaktewater................................................................................................................... 23 3.2.5 Algemene zaken ...................................................................................................................... 24 3.3 Overige partijen en relatie onderling ....................................................................................... 28 3.3.1 Waterschap .............................................................................................................................. 28 3.3.2 Provincie .................................................................................................................................... 32 3.4 Informatie aan de raad ................................................................................................................ 32 3.4.1 Raadsinformatiebrieven, jaarstukken en overige rapportages ..................................... 32 3.4.2 Raadsinstrumenten ................................................................................................................... 33 4. ANTWOORD OP DE VRAAG, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................ 34 4.1 Antwoord op de onderzoeksvraag ............................................................................................ 34 4.2 Conclusies ......................................................................................................................................... 34 4.3 Aanbevelingen ................................................................................................................................ 43 LITERATUURLIJST / GEBRUIKTE STUKKEN / GEÏNTERVIEWDEN / ETC .............................. 44 AFKORTINGENLIJST .......................................................................................................... 47 BIJLAGE RELEVANTE TEKSTEN UIT WET- EN REGELGEVING ............................................. 48
Pagina 3
1. INLEIDING In dit inleidende hoofdstuk wordt de achtergrond van het onderzoek kort uiteengezet. De onderzoeksvraag en deelvragen worden gegeven, en daarnaast de aanleiding en overwegingen, het normenkader, het tijdsvak, de aanpak, de organisatie en de leeswijzer.
1.1 Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag van dit rekenkameronderzoek luidt als volgt: “In hoeverre voldoet de gemeente Amersfoort aan de wettelijke zorgplichten met betrekking tot grond-, hemel- en afvalwater?” Ter beantwoording heeft de Rekenkamercommissie de volgende deelvragen opgesteld: Welke zorgplichten vloeien voort uit de wet- en regelgeving? Hoe vult de gemeente Amersfoort de uitvoering van deze plichten in? Hoe houdt de gemeente Amersfoort grip op deze uitvoering? Welke partijen hebben ook taken en verantwoordelijkheden in het kader van water in Amersfoort en hoe is de relatie van de gemeente met deze partijen vormgegeven? Hoe is de informatievoorziening richting de gemeenteraad?
1.2 Aanleiding en Overwegingen Er was geen directe aanleiding om de waterzorgplichten te onderzoeken. Een oriëntatie op het rioolbeheer is in het verleden al eens onderdeel geweest van de onderzoeksplanning van de Rekenkamercommissie1. Door het rekenkameronderzoek naar de afvalstoffenheffing welke destijds ad hoc2 is ingepland, is deze oriëntatie voor onbepaalde tijd doorgeschoven. Naast rioolbeheer stond ook waterbeheer op de groslijst van de Rekenkamercommissie. Met de nieuwe Waterwet (’09) en het Bestuursakkoord Water (’11) is het onderwerp weer actueel. Daarom heeft de Rekenkamercommissie besloten een waterbreed onderzoek naar de gemeentelijke zorgplichten uit te voeren, dit past ook goed bij de huidige situatie waarin de drie typen water samen in één (verbreed) gemeentelijk plan worden opgenomen. Het onderzoek past binnen de taakopdracht en de bevoegdheden van de Rekenkamercommissie en dient een duidelijk maatschappelijk belang.
1.3 Normenkader De normen bij dit onderzoek zijn de gemeentelijke taken in de landelijke wet- en regelgeving en de Amersfoortse kaders. Deze laatstgenoemde lokale kaders zijn op hun beurt tegelijkertijd ook object van onderzoek daar zij aan de wettelijke normen dienen te voldoen.
1
Jaarplan 2008 Dit betrof een onderzoek welke is uitgevoerd op basis van een door de Rekenkamercommissie gehonoreerd raadsverzoek (d.d. 24 januari 2008). 2
Pagina 4
1.4 Tijdsvak Het voor dit onderzoek van toepassing zijnde tijdsvak betreft de jaren 2010 en 2011. Hiermee is de onderzoeksperiode actueel en wordt ook de nieuwste wet- en regelgeving als maatstaf genomen.
1.5 Aanpak en organisatie De Rekenkamercommissie heeft zich een beeld gevormd middels de volgende onderzoeksstappen3: een inventarisatie van wet- en regelgeving en beschikbare documentatie het bijwonen van diverse landelijke bijeenkomsten het afnemen van een zestal interviews een inventarisatie van bij deze interviews aangeboden en opgevraagde stukken het doornemen van raadsinformatie het doornemen van 41 claims en 1.742 meldingen Het concept onderzoeksrapport is voor technisch wederhoor aangeboden aan alle betrokkenen. Vervolgens is een definitief rapport opgesteld, deze is voor een bestuurlijke reactie aan het college aangeboden. Het onderzoek is in eigen beheer uitgevoerd. De ambtelijk secretaris, mevr. drs. M.P. van den Nieuwendijk RA, heeft het onderzoek uitgevoerd. Als lidrapporteur van het onderzoek is opgetreden mevr. drs. I.N. Hento, extern lid van de Rekenkamercommissie.
1.6 Samenvatting De Rekenkamercommissie kiest uitdrukkelijk om een samenvatting achterwege te laten omdat zij van opvatting is dat de samensteller de inhoud daarvan bepaalt en zij elke lezer de gelegenheid wil bieden de informatie in het rapport op eigen wijze tot zich te nemen. Wel heeft zij getracht het laatste hoofdstuk een zelfstandig leesbaar stuk te laten zijn.
1.7 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt de geldende wet- en regelgeving behandeld (eerste deelvraag). In hoofdstuk 3 wordt vervolgens de Amersfoortse invulling behandeld (overige deelvragen). In hoofdstuk 4 wordt de toetsing hiervan aan het normenkader beschreven, in dit laatste hoofdstuk geeft de Rekenkamercommissie haar conclusies en de aanbevelingen.
In 2011 meet Amersfoort een totale lengte van 1.000km riolering. De 1 miljoenste meter ligt in de Hobbemastraat. Bron: concept vGRP4 2012-2021
3 Een overzicht van de stukken, bijeenkomsten en interviews is achterin dit rapport opgenomen.
Pagina 5
2. WET- EN REGELGEVING EN LOKAAL BELEID 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de volgende deelvraag: “Welke zorgplichten vloeien voort uit de wet- en regelgeving?”. In de volgende paragrafen zijn de eisen uit de wet- en regelgeving beknopt weergegeven, het totaal hiervan vormt het normenkader. Allereerst de landelijke wet- en regelgeving (2.2 tot en met 2.4) en vervolgens de lokaal gestelde kaders (2.5). Tot slot worden de raakvlakken met oppervlaktewater uiteengezet (2.6).
2.2 Waterwet (Wtw) Van de Waterwet4 zijn artikel 3.5, 3.6 en 3.8 van toepassing voor dit rekenkameronderzoek. In de bijlage van dit rapport zijn de teksten van de genoemde artikelen opgenomen. Hemelwaterzorgplicht In artikel 3.5 Wtw is de gemeentelijke hemelwaterzorgplicht geregeld. Eigenaren zijn verantwoordelijk voor het eigen perceel. De gemeentelijke plicht omvat in beginsel niet meer dan het door de gemeente aanbieden van een voorziening, waarin het hemelwater kan worden geloosd. Beleidsmatig bestaat er een voorkeur dat dit een van het rioolstelsel gescheiden voorziening is, maar ook een gemengd riool is mogelijk. Het ingezamelde hemelwater zal vervolgens doelmatig moeten worden verwerkt. Verder is het van belang, zoals ook uit het begrip doelmatig blijkt, dat de gemeentelijke taak het karakter heeft van een inspanningsverplichting. Er is dus een plicht tot inspannen en niet tot het behalen van een bepaald resultaat. Bij het invullen van haar taak heeft de gemeente beleidsvrijheid om, afgestemd op de lokale problematiek, een integrale afweging te maken hoe om te gaan met het afvloeiende hemelwater. De reden hiervoor is dat elk gebied uniek is en hierop dus een eigen aanpak van toepassing is. Grondwaterzorgplicht In artikel 3.6 Wtw is de gemeentelijke grondwaterzorgplicht geregeld. Veel stedelijke gebieden worden geconfronteerd met grondwaterproblematiek als gevolg van een voor de gebruiksfunctie te hoge of te lage grondwaterstand. Een nieuwe taak (sinds 2008) voor gemeenten behelst een zorgplicht om grondwaterproblemen aan te pakken: de taak om voor zover doelmatig, maatregelen te treffen waarmee daar waar de grondwaterstand structureel nadelige gevolgen heeft voor de bestemming van een gebied, die gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt. Wat structureel is verschilt per gemeente, dit hangt samen met de bodem en het grondwatersysteem. De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied, dit zou namelijk een resultaatverplichting zijn.
4 Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet: Wet
op de waterhuishouding, Wet verontreiniging oppervlaktewateren, Wet verontreiniging zeewater, Grondwaterwet, Wet droogmakerijen en indijkingen, Wet op de waterkering, Wet beheer rijkswaterstaatswerken (de 'natte' delen daarvan), Waterstaatswet 1900 (het 'natte' gedeelte ervan). Daarnaast is vanuit de Wet bodembescherming de regeling voor waterbodems ondergebracht bij de Waterwet. Ook de Wet verankering en bekostiging van gemeentelijke watertaken is in de Waterwet opgegaan, dit betrof een wijzigingswet die in 2008 de taken van gemeenten ten aanzien van de afvoer van regenwater en grondwater regelde.
Pagina 6
De wetgeving geeft ook aan dat de burger met grondwateroverlast bij de gemeente met zijn probleem terecht moet kunnen. De gemeente is het eerste aanspreekpunt voor de burger en dient door middel van probleemanalyse als regisseur richting een oplossing te werken. Grondwater is, de naam zegt het al, water onder het grondoppervlak (maaiveld). Normaal gesproken is het dus niet zichtbaar en het houdt zich niet aan gemeentegrenzen. Het is zelf lastig te beïnvloeden. Terwijl het wel grote invloed kan hebben op de functies van de grond. Bij een te lage of te hoge stand kan er last optreden. Denk hierbij aan water in de kruipruimte, vochtige muren, verzakkingen of verdroogde natuur. Afhankelijk van het probleem ligt de oplossing bij de perceeleigenaar, de gemeente, het waterschap of de provincie. In eerste instantie zijn perceeleigenaren verantwoordelijk voor bouwtechnische oplossingen. Problemen die percelen te buiten gaan zijn voor de overheid. Gezien vanuit het totale veld van grondwater is de taak van de gemeente relatief klein. Het waterschap is de beheerder van het hele watersysteem, inclusief oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. Zie figuur a voor de taakverdeling.
Figuur a: taakverdeling grondwaterbeheer
Interbestuurlijke samenwerking In artikel 3.8 Wtw wordt aangegeven dat waterschappen en gemeenten zorgdragen voor de, met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer, benodigde afstemming van taken en bevoegdheden, waaronder het zelfstandige beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater. Zie hiervoor ook paragraaf 2.3.
Pagina 7
2.3 Wet Milieubeheer (Wm) Van de Wet Milieubeheer (Wm) zijn artikel 4.22, 4.23, 4.24, 10.32a en 10.33 van toepassing voor dit rekenkameronderzoek. In de bijlage van dit rapport zijn de teksten van de artikelen opgenomen. Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) In artikel 4.22 Wm wordt de taak van de gemeenteraad beschreven, voor een daarbij vast te stellen periode, een gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen. Dit plan omvat minimaal de onderstaand opgesomde zaken. Uiterlijk per 1 januari 2013 dient iedere gemeente een verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) vast te hebben gesteld. een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, alsmede de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater en de maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken en een aanduiding van het tijdstip waarop de bovengenoemde voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn; een overzicht van aan te leggen of te vervangen voorzieningen in de door het plan bestreken periode; de wijze van beheer van bovengenoemde voorzieningen; de gevolgen voor het milieu van de aanwezige bovengenoemde voorzieningen en van de in het plan aangekondigde activiteiten; een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten. Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt de gemeenteraad met dat plan rekening bij het vaststellen van een gemeentelijk rioleringsplan. Verder stelt deze Wet dat de minister gemeenten de plicht kan opleggen tot prestatievergelijking t.a.v. de drie zorgplichten. In artikel 4.23 Wm staat dat burgemeester en wethouders het gemeentelijk rioleringsplan voorbereiden. Hierbij betrekken zij in elk geval de provincie en het waterschap5. Als het plan is vastgesteld moet het college hiervan mededeling doen aan beide instanties en de minister door toezending van het plan. De vaststelling van het plan dient bekend gemaakt te worden in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden, onder vermelding van de wijze waarop kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan. In artikel 4.24 Wm staat dat gedeputeerde staten (nadat burgemeester en wethouders in de gelegenheid gesteld zijn hun zienswijze te geven) aan de gemeenteraad aanwijzingen geven omtrent de inhoud van het plan. Bij een aanwijzing wordt een termijn gesteld binnen welk het plan in overeenstemming met de aanwijzing moet zijn gebracht. Bij de aanwijzing houden gedeputeerde staten rekening met het geldende provinciale milieubeleidsplan en het geldende regionale waterplan. Het Bestuursakkoord Water (zie paragraaf 2.4) geeft overigens aan dat bij de Tweede kamer een wetsvoorstel aanhangig is om het specifieke toezicht door de provincies op het Gemeentelijk Rioleringsplan te laten vervallen.
5
De oorspronkelijke tekst (met daarbij de instantie die voor Amersfoort van toepassing is): [1] gedeputeerde staten, [2] de beheerders van de zuiveringstechnische werken waarnaar het ingezamelde afvalwater wordt getransporteerd (i.c. het waterschap) en [3] de beheerders van de oppervlaktewateren waarop het ingezamelde water wordt geloosd (i.c. het waterschap).
Pagina 8
Verordeningsbevoegdheid In artikel 10.32a Wm heeft de gemeente een verordeningsbevoegdheid gekregen voor de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater, als extra instrument om het beleid volgens het GRP tot uitvoering te brengen door het stellen van aanvullende eisen6. Dit kan bijvoorbeeld gebruikt worden als de riolering in een bepaald gebied een capaciteitsbeperking heeft, er hoeven dan niet telkens individuele maatwerkvoorschriften gesteld te worden. Afvalwaterzorgplicht In artikel 10.33 Wm tot slot geeft de wetgever de gemeenteraad of burgemeester en wethouder de zorgplicht voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied gelegen percelen. Dit door middel van een openbaar vuilwaterriool naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap. Een alternatief kan zijn een afzonderlijk systeem of ander passend systeem, mits hiermee eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt. De gemeente is derhalve beheerder van de riolering7. Gedeputeerde staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen voor de zorgplicht. Dit voor grondgebied buiten de bebouwde kom en bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd. Deze ontheffing kan ingetrokken worden als gebiedsontwikkelingen hiertoe aanleiding geven. Voor de grenzen van deze zorgplicht zie figuur b.
Waterschaps verantwoordelijkheid
Afvalwaterketen
Gemeentelijke verantwoordelijkheid
Figuur b: taken in afvalwaterketen
6
Bij lozingen van afvloeiend hemelwater en grondwater bestaat een beleidsmatige voorkeur voor het, zo mogelijk, lokaal in het milieu terugbrengen daarvan. Uitgangspunt hierbij is dat deze waterstromen geen of zodanig geringe verontreinigingen bevatten, dat ze zonder maatregelen direct in het milieu kunnen worden geloosd. Voor deze lozingen zijn over het algemeen geen individuele vergunningen of ontheffingen nodig; ze worden toegestaan bij algemene regels. Wanneer een gemeente aanvullende eisen wil stellen aan de lozingen van afvloeiend hemelwater en grondwater kan ze, naast maatwerkvoorschriften in individuele gevallen op grond van de besluiten, gebruik maken van de genoemde verordeningsbevoegdheid. De bevoegdheid beperkt zich tot de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater. Andere soorten afvalwater (huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, etc.) kunnen niet met dit instrument gereguleerd worden. De verordeningsbevoegdheid omvat twee onderdelen: [1] het stellen van voorwaarden aan het lozen van afvloeiend hemelwater of van grondwater op of in de bodem of in een riool, en [2] het beëindigen van lozingen van afvloeiend hemelwater of van grondwater in een vuilwaterriool (afkoppelen). Afkoppelen is het scheiden van twee waterstromen: ‘schoon’ hemelwater en ‘vuil’ afvalwater. 7 Indien het aantoonbaar doelmatiger is mag ook de gemeente een zuiveringsinstallatie voor zijn rekening nemen en het beheer hierover uitoefenen, dit is opgenomen in artikel 3.4 Wtw, het feit dat de wetgever dit nadrukkelijk clausuleert geeft aan dat dit niet de voorkeur heeft, in de praktijk is er tot dusver ook geen gebruik van gemaakt. Het waterschap kan de feitelijke exploitatie van de installatie uitbesteden aan een andere rechtspersoon, zoals bijvoorbeeld de rioolwaterzuiveringsinstallatie Harnaschpolder in de gemeente Midden-Delfland welke is ondergebracht in een PPS met het bouwconsortium Delfluent.
Pagina 9
2.4 Bestuursakkoord Water Ontstaan akkoord In de voorjaarsnota van 2009 heeft het vorige kabinet aangekondigd besluitvorming voor te bereiden om te komen tot een doelmatiger organisatie, bestuur en uitvoering van het waterbeheer in Nederland. Achtergrond hierbij is “droge voeten en schoon water”. Tegelijk zijn minder middelen beschikbaar. Onderdeel van de besluitvorming was het vinden van een besparing op de rijksbegroting van 100 miljoen euro structureel vanaf 2011. De waterschappen hebben een aantal maatregelen voorgesteld om invulling te kunnen geven aan deze besparing. Het toenmalige kabinet heeft een standpunt ingenomen over doelmatig waterbeheer en dit gemeld aan de Tweede Kamer. Omdat het kabinet kort daarop demissionair werd en het onderwerp doelmatig waterbeheer door de Tweede Kamer controversieel werd verklaard, is het niet verder behandeld. Wel heeft het toenmalige kabinet in dit kader besloten om met ingang van 2011 de rijksbegroting met 100 miljoen euro te verlichten8. In het regeerakkoord van het huidige (ook demissionair) kabinet staat dat het rijk met de betrokken overheden wil komen tot een doelmatiger waterbeheer. Het regeerakkoord stelt verder dat de vergroting van de waterveiligheid van onze delta een kerntaak van de overheid blijft en nodig is om te kunnen blijven voldoen aan geldende normen. Het regeerakkoord geeft aan dat een deel van de rijkstaken op het terrein van water wordt overgedragen aan de waterschappen9. Ook de verbetering van de kwaliteit van oppervlaktewater is opgenomen als prioriteit in het regeerakkoord, met name in stedelijke gebieden. Om te komen tot een doelmatiger waterbeheer en zo in samenhangend verband invulling te geven aan de taakstellingen, heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aangekondigd te willen komen tot een Bestuursakkoord Water. De Tweede Kamer heeft dit voornemen onderschreven met een aangenomen motie. Provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven hebben aangegeven partij te willen zijn en hier een constructieve bijdrage aan te willen leveren. Het Bestuursakkoord Water is op 23 mei 2011 ondertekend. Met de implementatie van het akkoord is begonnen. Het Bestuursakkoord Water maakt deel uit van het Bestuursafspraken 2011 - 2015 van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. In het bestuursakkoord is nadrukkelijk gemarkeerd dat de uitdaging ligt bij onder andere gemeenten en waterschappen om de gemaakte afspraken regionaal uit te werken en vorm te geven. Gemeenten en waterschappen hebben dus zelf de ruimte gekregen om richting te geven aan de regionale uitwerking van de afspraken. Voor het geval dat de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord Water over de waterketen onvoldoende resultaat en voortgang blijkt te kennen is wetgeving in voorbereiding. Deze wetgeving wordt uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht. Als de resultaten wel tijdig worden bereikt, kan inwerkingtreding van die wetgeving achterwege blijven. Omdat het bestuursakkoord daarmee te typeren is als een soort van aspirant wetgeving, is het akkoord bij dit rekenkameronderzoek betrokken. Afspraken akkoord Van de gemaakte afspraken in het bestuursakkoord zijn de volgende van toepassing op gemeenten: De afspraken in de afvalwaterketen hebben als doel de doelmatigheid te verhogen, de kwaliteit van het beheer te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Om dit te bereiken zullen gemeenten onderling en samen met de waterschappen kennis en capaciteit bundelen. De VNG en de Unie van Waterschappen stimuleren dat in de regio een vertaling plaatsvindt van de 8
De zgn. Spoedwet 100 miljoen. Hiervoor is in aanvulling op de 100 miljoen euro een taakstelling opgenomen van 50 miljoen euro in 2014 oplopend tot 100 miljoen euro in 2015 en verder.
9
Pagina 10
bevindingen uit het feitenonderzoek en de resultaten van benchmarks van drinkwaterbedrijven, gemeenten en waterschappen. Hierbij worden de kennis en ervaring van drinkwaterbedrijven op gebieden als assetmanagement, planvorming, klantcontacten en operationele taken zo goed mogelijk benut en wordt de investeringsprogrammering op elkaar afgestemd. De doelmatigheid wordt verder vergroot door het bundelen van kennis van en capaciteit op het gebied van investeringsprogrammering. Dit betreft niet alleen de initiële kosten maar ook de beheerkosten om voorzieningen in stand te houden. Bij de investeringsprogrammering zullen we (ergo de partijen uit het akkoord) een goede balans moeten vinden tussen optimalisatie in de afvalwaterketen en optimalisatie van de inrichting van de openbare ruimte en de riolering. De kosteneffectiviteit van investeringsbeslissingen staat hierbij centraal. De gezamenlijke investeringsprogrammering van gemeenten en waterschappen op de schaal van zuiveringskringen vormt de basis voor de eigen plannen van gemeenten en waterschappen. In 2011 wordt nut en noodzaak van het aanpassen van de bestaande voorschriften voor het Gemeentelijk Rioleringsplan verkent. Bij uitvoering van operationele taken wordt het beheer verder geprofessionaliseerd en schaalvoordelen benut. Hiermee worden efficiëntiewinst en kwaliteitsverbetering bereikt. Het betreft werkprocessen zoals inspectie en onderhoud van voorzieningen, het doen van metingen, gegevensbeheer, sturing/gemalenbeheer en storingsdienst. Mijlpalen: Per zuiveringskring hebben de deelnemende gemeenten en het waterschap in 2010 een duo van bestuurlijke of ambtelijke trekkers benoemd om het regionale uitwerkingsproces te starten en te leiden. Op 31 december 2011 zijn voor de kringen of werkeenheden bindende afspraken gemaakt over de juridische vormgeving van de samenwerking in de afvalwaterketen tussen gemeenten onderling en met waterschappen. Op 31 december 2012 wordt in meer dan 75% van de kringen of werkeenheden effectief en doelmatig samengewerkt. Kennis intensiveren: Om tot de juiste afwegingen te komen bij het nemen van concrete investerings- en beheerbeslissingen, moet beschikbare kennis lokaal toepasbaar worden gemaakt. Die beslissingen vragen een diepgaand inzicht in het functioneren van het systeem en betrokkenheid van topdeskundigen (‘kenniscoaches’) bij het lokaal afwegen van maatregelen en investeringen. Het rijk zal de inzet van deze kenniscoaches mede financieren. In 2011 wordt samen met de kennisinstellingen Stichting Rioned, Stowa en KWR een kennisagenda uitgewerkt. De kosten voor realisatie van de kennisagenda worden gedekt door bestaande budgetten. De kennisinstituten komen op basis hiervan tot een gezamenlijke kennisprogrammering voor de waterketen en het stedelijk waterbeheer, waar nodig met andere kennisinstituten. Dit is inclusief de benodigde regionale doorwerking van de kennis ten behoeve van gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. De benchmarks binnen de waterketen leveren ook een bron aan informatie voor de kennisagenda en worden actief betrokken.
Pagina 11
2.5 Lokaal beleid: de Amersfoortse kaders Totale waterkaders De gemeente heeft een brede visie en ambities over water vastgelegd in een waterplan (i.s.m. het waterschap en het drinkwaterbedrijf Vitens). Belangrijke hoofdstructuren voor groen en water zijn vastgelegd in de Groenblauwe Structuur welke leidend is geweest voor het waterplan. Als uitwerking van het waterplan zijn een baggerplan (i.s.m. het waterschap) en een grondwaterplan opgesteld. Verder heeft de gemeente een gemeentelijk rioleringsplan. Kaders rekenkameronderzoek Voor dit rekenkameronderzoek zijn het gemeentelijk rioleringsplan GRP3 2007-2011 en het grondwaterplan 2006-2015 van toepassing. Het GRP is verlopen en omdat er sprake is van nieuwe wettelijke vereisten, zoals in voorgaande paragrafen uiteengezet is, zal het nieuwe GRP een verbreed plan zijn. Hierbij gaat het plan samen met het grondwaterplan en dit mondt uit in het vGRP4 20122021. Daarom zijn niet alleen de twee huidige kaders maar ook het toekomstige kader betrokken bij dit rekenkameronderzoek. Daartoe heeft de Rekenkamercommissie een conceptversie van het vGRP4 20122021 ter beschikking gesteld gekregen. Dit plan zal op termijn in de Amersfoortse gemeenteraad behandeld worden.
2.6 Oppervlaktewater Oppervlaktewater is niet direct een apart type water, niet gezien de gemeentelijke zorgplichten die zich op grond-, hemel- en afvalwater richten. De gemeente is onderhoudsplichtig voor tertiaire watergangen10 maar het waterschap heeft het verantwoordelijk bevoegd gezag11. Oppervlaktewater valt niet onder de drie zorgplichten die in dit rekenkameronderzoek onder de loep worden genomen, maar de onderzochte typen water raken natuurlijk wel het oppervlaktewater, uiteindelijk komt al het water uit op het oppervlaktewater. In dit onderzoek is niet verder ingegaan op oppervlaktewater dan de wetgeving en lokale kaders in het kader van de drie zorgplichten strekken (zie paragraaf 3.2.4). Het verband tussen vuilafvoer en volksgezondheid werd al rond 1850 vastgesteld, echter zonder politieke reactie. Volksgezondheid werd niet als verantwoordelijkheid van de rijksoverheid gezien. Rond 1900 wordt besloten dat alles via het riool de steden uit moet. Bron: Polderen met vuil, prof.dr. A. van der Woud (em. RUG)
10
Watergangen worden naar hun belang voor beheersing van het watersysteem onderscheiden in primaire, secundaire en tertiaire watergangen. Tertiaire watergangen zijn de watergangen die maar een beperkte rol spelen in de afvoer van het water. Onderhoud van de primaire en secundaire watergangen wordt uitgevoerd door het waterschap. 11 In 2011 is in opdracht van het waterschap een onderzoek uitgevoerd naar de doeltreffendheid van het stedelijk waterbeheer door het waterschap. De aanleiding was dat het waterschap dit beheer in 2002 van 14 van de 22 gemeenten binnen haar grenzen heeft overgenomen. Onder stedelijk waterbeheer wordt in dit onderzoek primair het beheer van het oppervlaktewater binnen de grenzen van de bebouwde gebieden (stadsgrachten, sloten en vijvers) verstaan. Het betrof derhalve een onderzoek naar taken van het waterschap, met in de verdieping van het onderzoek echter ook een blik naar gemeenten. Ook Amersfoort was hierbij betrokken en om vast te stellen of uit het onderzoek zaken naar voren gekomen zijn die ook dit rekenkameronderzoek zouden kunnen raken is het rapport doorgenomen, dit bleek niet het geval.
Pagina 12
3.
AMERSFOORTSCH PEIL
3.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het antwoord gegeven op de volgende deelvragen: Hoe vult de gemeente Amersfoort de uitvoering van deze plichten in? Hoe houdt de gemeente Amersfoort grip op deze uitvoering? Welke partijen hebben ook taken en verantwoordelijkheden in het kader van water in Amersfoort en hoe is de relatie van de gemeente met deze partijen vormgegeven? Hoe is de informatievoorziening richting de gemeenteraad?
3.2 Invulling uitvoering en grip In deze paragraaf worden de deelvragen “Hoe vult de gemeente Amersfoort de uitvoering van deze plichten in?” en “Hoe houdt de gemeente Amersfoort grip op deze uitvoering?” behandeld. Hiertoe wordt de Amersfoortse invulling van de zorgplichten grondwater, hemelwater en afvalwater besproken. Vervolgens worden algemene zaken uiteengezet die met de drie typen water te maken hebben. De keuze de algemene zaken als laatste aan te halen is gemaakt omdat deze al lezende voortborduren op voorgaande subparagrafen. De bronnen voor deze paragrafen zijn diverse geraadpleegde stukken en de voor onderzoek gehouden interviews (zie hiervoor ook de lijst achterin dit rapport). 3.2.1 Grondwater Zoals uiteengezet in paragraaf 2.2 heeft de gemeente de taak om voor zover doelmatig, maatregelen te treffen waarmee daar waar de grondwaterstand structureel nadelige gevolgen heeft voor de bestemming van een gebied, die gevolgen moeten zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt. Ook is de gemeente het eerste aanspreekpunt voor de burger en dient bij grondwaterproblemen door middel van probleemanalyse als regisseur richting een oplossing te werken. In het Grondwaterplan 2006-2015 wordt de zorgplicht conform de wet omschreven. In die tijd dus vooruitlopend op nieuwe wetgeving, de gemeentelijke zorgplicht is zoals eerder aangegeven namelijk pas sinds 2008 van kracht. Tot die tijd was het beheer van grondwater nog niet eenduidig in wet- en regelgeving vastgelegd. Ten tijde van het opstellen van het Grondwaterplan was er wel de verwachting dat deze vastlegging zou gaan plaatsvinden. In de alinea’s hieronder wordt de uitvoering van de zorgplicht uiteengezet aan de hand van delen van het Grondwaterplan die van toepassing zijn op dit onderzoek. Dit betreffen het voorkomen van toekomstige overlast, het aanpakken van bestaande overlast, de loketfunctie en monitoring. Voorkomen van toekomstige overlast Het voorkomen van grondwateroverlast staat voorop in het gemeentelijke beleid, men wil bestaande grondwaterstanden zo weinig mogelijk beïnvloeden. Het instrument hiervoor is de zgn. watertoets. In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken. Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Daarom wordt tegenwoordig bij ruimtelijke plannen rekening gehouden met deze ontwikkelingen, dit is de watertoets. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige Pagina 13
doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor de waterhuishouding. Sinds 1 november 2003 is het wettelijk verplicht een wateradvies aan het waterschap te vragen voor elk ruimtelijk plan. Het waterschap adviseert dan of op die plek gebouwd kan worden en onder welke voorwaarden, cq. welke maatregelen12 nodig zijn. Bij het watertoetsproces wordt gelet op alle wateraspecten. Doorgaans krijgen het voorkomen van wateroverlast en de zorg voor veiligheid de meeste aandacht. Maar het gaat ook om het tegengaan van tekort aan water en om de kwaliteit van het water. Gezien de breedte van de toets is deze ook van toepassing voor hemelwater (zie 3.2.2). De afspraak tussen het waterschap en de gemeente is dat advies wordt gevraagd bij een toename van verhard oppervlak >1.000m² (dit i.v.m. waterberging13 compensatie) of bij een andere grote invloed. Een voorbeeld is de locatie van het nieuwe ziekenhuis. Dit gebied ligt vrij laag en daarom is besloten een parkeerkelder aan te leggen en daarboven het ziekenhuis zodat het ziekenhuis zelf geen last zal hebben bij overstromingen. Een ander voorbeeld is Orion (nieuwbouwproject in de wijk Koppel). Hier ontstaat 2.200m² dak, de ontwikkelaar moet dit compenseren. De stelregel is dat 10% waterberging terug moet komen. Voor dit rekenkameronderzoek is ook gesproken met het waterschap. Naar mening van het waterschap verloopt het proces rond de watertoets goed en wordt advies gevraagd bij van toepassing zijnde plannen. In 2011 heeft de gemeente een onderzoek door Broks-Messelaar Consultancy uit laten voeren naar de grondwaterstand in relatie tot de klimaatontwikkeling. Basis voor het onderzoek waren scenario’s klimaatverandering van het KNMI14. Ook is hierbij gekeken naar de invloed van een mogelijke stopzetting van de huidige drinkwaterwinning in De Berg. De gemiddelde hoogste grondwaterstand is op een aantal plaatsen nu al hoog maar wordt dan hoger. Deze uitkomsten worden ook gebruikt bij de structuurvisie en de watertoets (zie hierboven, de toets bij nieuwe ontwikkelingen). Ook kan op basis van de verkregen informatie volgens het doelmatigheidsbeginsel nu al drainage15 worden neergelegd waar dat gewenst is. Aanpakken van bestaande overlast Tijdens de gehouden interviews is nagevraagd wat in Amersfoort aan overlast voorkomt. Hierbij is aangegeven dat in grote delen van Amersfoort de grondwaterstand relatief hoog is. Dit is met name het geval in de lager gelegen wijken waardoor daar soms ook grondwateroverlast voor komt. Het betreft hier vooral de zuidelijke wijken, zoals Randenbroek-Schuilenburg, maar ook het Leusderkwartier kent knelpunten. Op de Berg is de grondwaterstand juist weer erg laag. In 2002 is ten gevolge van de reductie van de drinkwaterwinning in Amersfoort in een aantal wijken de grondwaterstand gestegen. Vanuit de provincie zijn toen compenserende maatregelen getroffen, zoals gemalen16, pompen etc. Voorbeeld hiervan is een pomp in Liendert (die overigens nog niet ingezet hoefde te worden). Om voor dit rekenkameronderzoek een beeld te krijgen van de werking van het aanpakken van bestaande overlast wordt verwezen naar de volgende alinea’s over de loketfunctie alsmede naar paragraaf 3.2.5.
12
Bijvoorbeeld door kruipruimteloos te bouwen, waterdicht tot aan het maaiveld (grondoppervlak) te bouwen of op te hogen. Zo wordt overlast in de toekomst voorkomen. 13 De definitie van de Unie van Waterschappen: ‘Bergen [..] betekent dat het water via het stelsel van watergangen naar een gebied geleid wordt en dat het daar wordt geborgen. Dit is van korte duur (enkele dagen tot enkele weken) en is bedoeld om overbelasting van het afvoersysteem te voorkomen.’ 14 De belangrijkste voorspellingen van het KNMI voor Nederland zijn: winters worden natter, kort durende neerslagperioden nemen in hoeveelheid toe en zomers worden droger. 15 Drainage of ontwatering is het afvoeren van water uit de bodem over en door de grond, met als gevolg het verlagen van het grondwaterpeil. 16 Een gemaal is een inrichting om water van een lager naar een hoger niveau te brengen. Het brengt of houdt water in een peilgebied op een bepaald peil. Naast gemalen voor watersystemen zijn er ook rioolgemalen.
Pagina 14
Loketfunctie De loketfunctie loopt via het Meldpunt Woonomgeving (onderdeel van het KCC17). Via dit meldpunt kunnen de burgers en bedrijven18 hun klachten/meldingen aan de gemeente kenbaar maken. En via de website van de gemeente is informatie te krijgen. Zoals aangegeven is de gemeente het eerste aanspreekpunt voor de burger en dient de gemeente als regisseur op te treden bij grondwaterproblemen onder andere door middel van probleemanalyse. Hoofdstuk 5 van het Grondwaterplan 2006-2015 geeft de invulling van de loketfunctie weer. Hieruit blijkt dat de gemeente zich er destijds bewust van was dat de burger gediend was met duidelijkheid. Hierover zijn afspraken gemaakt met de overige waterinstanties, zou het Meldpunt woonomgeving waar nodig verbeterd worden en informatie op de website aangeboden worden. En tegenwoordig is deze functie dus onderdeel van de wet. De opzet van de loketfunctie is daarmee grotendeels gebaseerd op enerzijds het meldpunt en anderzijds de informatie op de website. Het meldpunt is in 2008 door de rekenkamercommissie met een quick scan onderzocht en in 2012 zal een doorwerkingsonderzoek plaatsvinden. Hierbij zal beoordeeld gaan worden in hoeverre de conclusies en aanbevelingen van de quick scan door het college zijn doorgevoerd. De website informatie is te vinden op www.amersfoort.nl < woonomgeving < water. Deze informatie is voor dit rekenkameronderzoek geraadpleegd, hierbij zijn geen bijzonderheden geconstateerd. De informatie is bondig en helder geformuleerd en de burger kan doorklikken naar meer uitgebreide informatie. Om voor dit rekenkameronderzoek de werking van de loketfunctie te kunnen beoordelen zijn 2 sporen gevolgd. Allereerst zijn de meldingen en claims van de onderzochte jaren onder de loep genomen, zie hiervoor paragraaf 3.2.5. En vervolgens is dit onderwerp ook besproken in gesprekken met het waterschap en de provincie. Het waterschap heeft aangegeven geen bijzonderheden te weten over de loketfunctie van de gemeente. Meldingen die voor het waterschap van toepassing zijn worden achter de schermen naar de desbetreffende instantie doorverwezen en hierover vindt onderling terugkoppeling plaats. Dit proces verloopt naar tevredenheid. Dit is overigens ook de beleving van de gemeente voor wat betreft meldingen die bij het waterschap binnenkomen en betrekking hebben op de gemeentelijke taken. De provincie heeft aangegeven geen signalen te hebben dat informatie uit de loketfunctie wordt gemist (meldingen of iets dergelijks). De uitleg hierbij is dat meldingen of niet van toepassing zijn voor de provincie of dat deze niet als vanuit de loketfunctie gecommuniceerd worden, maar op projectbasis. Zoals direct overleg voor een project als de grondwaterbescherming van de Berg in het kader van de grondwaterwinning19, de provincie heeft hiervoor via een gebiedscoördinator contact met de gemeente. Monitoring Wat betreft monitoring peilt de gemeente op ongeveer 200 plaatsen in de stad elke twee weken de grondwaterstand. Hoofdstuk 6 van het Grondwaterplan 2006-2015 geeft het monitoringbeleid weer. Ook het waterschap, de provincie en het waterleidingbedrijf peilen in de gemeente voor monitoring van 17
KCC = Klant Contact Centrum Hierna als in het algemeen aangehaald als: de burger(s). 19 Voor de gemeente geldt hier een terughoudend strooibeleid en het bestrijdingsmiddelen vrije werken (zie voor dit laatste ook verderop in deze paragraaf). 18
Pagina 15
hun taken. Voorheen was geen sprake van uitwisseling van informatie. In het grondwaterplan is beschreven dat er plannen waren dit aan te passen, met voor iedere instantie met behoud van het beheer van zijn eigen net. Op deze manier wilde men efficiënter ingerichte en beheerde meetnetten, de wijze van meten gelijkschakelen en efficiënter registreren, opslaan en uitwisselen. Zo kunnen de instanties beschikken over elkaars gegevens, wordt voorkomen dat onnodige peilbuizen worden geplaatst en is sneller en meer informatie beschikbaar. De huidige status van deze plannen is dat de gemeente hiertoe zijn meetnet uitgebreid en verbeterd heeft. De gemeente heeft een database met locaties van peilbuizen en meetgegevens, ook van andere partijen. De informatie van de peilingen van de genoemde instanties gaat op vrijwillige basis naar het DINO-loket20 en wordt door de gemeente gebruikt om problemen met grondwateroverlast te kunnen traceren en om inzicht te krijgen in standen ten behoeve van (grond)werkzaamheden, etc21. De provincie heeft een eigen meetnetwerk en heeft een aantal meetpunten in Amersfoort. Deze informatie is ook zoals aangegeven via het DINO-loket beschikbaar. Dit geldt ook voor het waterschap. Voor meer informatie over meten en monitoren zie ook paragraaf 3.3.1. Wat verder nog interessant is in relatie tot de zorgplicht grondwater, is dat de provincie een screening op de kwaliteit van ondiep grondwater heeft uitgevoerd. Deze screening was gericht op bestrijdingsmiddelen, hierbij zijn ook Amersfoortse meetpunten meegenomen. De resultaten voor Amersfoort waren goed (“schoon”). Uiteraard is er wel altijd invloed van wat de burger aan bestrijdingsmiddelen gebruikt, zo zijn er veelal gebruikspieken in net opgeleverde wijken. Sinds ca. 20 jaar vindt onkruidbestrijding in Amersfoort in plantvakken plaats zonder chemische bestrijdingsmiddelen en op de verhardingen is dit het geval vanaf 2006. Dit houdt in dat bij het wijkonderhoud rekening gehouden wordt met het milieu. Door de zandgrond is het gebied kwetsbaar. Verordeningsbevoegdheid De gemeente Amersfoort maakt geen gebruik van de verordeningsbevoegdheid voor de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater, als extra instrument om het beleid volgens het GRP tot uitvoering te brengen door het stellen van aanvullende eisen. Navraag binnen de gemeentelijke organisatie leerde dat de gemeente geen gebruik maakt van dit extra instrument te maken heeft met het stellen van minder regels/verordeningen en met het ontbreken van een noodzaak tot een dergelijke verordening. Volgens het bouwbesluit moet elke nieuwbouwwoning voor wat betreft riolering de waterstromen scheiden, waarna de gemeente het perceel apart aansluit op het vuilwaterriool en regenwaterriool. Ook als in de desbetreffende straat geen gescheiden maar een gemengd systeem ligt, zal het (nieuwbouw-)perceel de waterstromen moeten scheiden, meer informatie over dit scheiden volgt in paragraaf 3.2.3. 3.2.2 Hemelwater Zoals uiteengezet in paragraaf 2.2 heeft de gemeente de taak om, voor zover doelmatig, een voorziening aan te aanbieden waarin hemelwater kan worden geloosd. Bij voorkeur in een van het rioolstelsel gescheiden voorziening, maar ook een gemengd riool is mogelijk. Het ingezamelde hemelwater dient vervolgens te worden verwerkt. Bij het invullen van de taak heeft de gemeente beleidsvrijheid om, afgestemd op de lokale problematiek, een integrale afweging te maken hoe om te gaan met het afvloeiende hemelwater. Hemelwater is een verzamelnaam voor alle verschillende soorten neerslag. In Nederland is dat hoofdzakelijk regen, maar soms ook hagel of sneeuw. Bij het ontwerpen van nieuwe riolering en watersystemen wordt, zoals eerder in dit hoofdstuk is aangegeven, in Amersfoort rekening gehouden met klimaatsveranderingen. Er wordt meer ruimte gemaakt voor water door het rioolontwerp en het maken
20 DINO-Loket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO) van TNO. 21 De gemeente heeft eenmalig het gehele bestand gekregen van Vitens en de provincie. Deze worden niet meer geactualiseerd,
omdat nu via DINO de informatie beschikbaar is.
Pagina 16
van overloopgebiedjes, bijvoorbeeld plantsoenen, bermen, wadi’s22, etc. Hiermee wordt het water vastgehouden en belast het ook niet het gebied stroomafwaarts. Om het risico van overlast bij zeer zware regenval vanuit de Gelderse Vallei te beperken, heeft het waterschap gezorgd voor overloopgebieden ten zuid-oosten van de stad (o.a. Schammer). In het kader van hemelwater wordt overigens ook terugverwezen naar de eerdergenoemde watertoets bij grondwater. De gemeente heeft het beleid om zoveel mogelijk regenwater schoon te houden en niet naar de rioolwaterzuivering te brengen (het zgn. afkoppelen). In Amersfoort wordt ook bij nieuwe projecten afgekoppeld. Amersfoort heeft een rioolstelsel dat grotendeels gescheiden is. In een aantal gevallen gaat het regenwater geheel of gedeeltelijk via de riolering naar de rioolwaterzuivering (dus via het gemengde stelsel). Een groot deel gaat echter via regenwaterriolering naar het oppervlaktewater of zakt het in de bodem. In enkele situaties filtreert het regenwater rechtstreeks in de bodem, bijvoorbeeld in wadi’s of open verharding e.d.. Het hoofdwatersysteem wordt dus ontlast. Het feit dat Amersfoortse bodem van zand is speelt hier ook mee. Regenwater gaat met een zandbodem veel sneller de grond in dan met een bodem van veen of klei. Een zandbodem is relatief dus goed waterdoorlatend. Ook op de Amersfoortse Berg heeft afkoppeling plaatsgevonden, ter oplossing van een van de knelpunten van de stad. Hemelwater van bovenop de Berg wordt afgevangen om te voorkomen dat het onderaan de Berg een probleem wordt. Overige knelpunten zijn de Leliewoningen in Kattenbroek, zie hiervoor paragraaf 3.4.1. In de wijk Nieuwland zijn problemen geweest met verlaagde garages, deze zijn opgelost. Verder is er wel eens hinder na flinke neerslag, maar dit komt niet vaak in woningen terecht en als dat wel het geval is hangt dit veelal samen met de verantwoordelijkheden van de perceeleigenaar. Het gebied tussen Kersenbaan/Julianaplein ligt in een kom en er ontstaat bij hevige neerslag wateroverlast, hier zijn al maatregelen op genomen en zal ook een retentiebassin23 aangelegd worden om overtollig water op te vangen. Hiervoor wacht men de ontwikkeling van de Kersenbaan af. Het beoordelen van de werking van het beleid ligt ook hier weer bij de meldingen en claims van burgers, zie hiervoor paragraaf 3.2.5. Zoals eerder aangegeven maakt de gemeente geen gebruik van de verordeningsbevoegdheid voor de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater. 3.2.3 Afvalwater Gemeentelijk rioleringsplan Zoals uiteengezet in paragraaf 2.3 stelt de wetgeving diverse vereisten aan de inhoud en het te doorlopen proces voor het GRP. In de volgende tabel zijn deze in totaal 7 vereisten weergegeven met in de kolommen daarnaast de beoordeling of de gemeentelijke plannen (GRP3 2007-2011 en vGRP4 2012-2021) en de processen voorafgaand aan de totstandkoming van deze plannen aan deze vereisten voldoen. Hiertoe zijn de plannen, processen en diverse bijbehorende stukken doorgenomen. Ook is het voldoen aan de wettelijke vereisten onderwerp geweest bij het gesprek welke voor dit rekenkameronderzoek gehouden is met de provincie. Naast de 7 vereisten heeft de Rekenkamercommissie ook vastgesteld dat GRP3 destijds ter inzage heeft gelegen, van vGRP4 is vastgesteld dat het ten tijde van de afronding van dit rekenkameronderzoek ter inzage is gelegd. De conclusie van het toetsen van de plannen en procedures aan de wettelijke vereisten is dat het GRP3 aan alle vereisten heeft voldaan (waarbij de laatste vereiste uiteraard destijds niet van toepassing was). Voor het aankomende nieuwe GRP, vGRP4, heeft de Rekenkamercommissie vast kunnen stellen dat deze voldoet aan de vereisten 1 t/m 3. Het voldoen aan de vereisten 4 t/m 6 kan nog niet beoordeeld 22 Een wadi is een laagte waarin het regenwater zich kan verzamelen en in de bodem kan infiltreren. Meestal is een wadi beplant met gras of biezen. De naam verwijst naar de Arabische naam voor een vaak droogstaand rivierdal. 23 Dit is een bassin welke dient om het regenwater op te vangen, te bergen en in de bodem te laten infiltreren.
Pagina 17
worden want deze zijn pas op het einde van de nog lopende procedure van toepassing24. En het voldoen aan de laatste vereiste, het feit dat uiterlijk per 1 januari 2013 een verbreed gemeentelijk rioleringsplan vastgesteld dient te worden, lijkt de Rekenkamercommissie gezien het huidige verloop van het proces haalbaar. Het vGRP4 zal overigens voor 10 jaar gaan gelden i.p.v. de 5 jaar van het huidige GRP3, dit is toegestaan vanuit de wetgeving. Wettelijke vereisten 1
Het GRP omvat minimaal de onderstaand opgesomde zaken.
GRP3
vGRP4
√
√
een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater, alsmede de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater en de maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken en een aanduiding van het tijdstip waarop de bovengenoemde voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn; een overzicht van aan te leggen of te vervangen voorzieningen in de door het plan bestreken periode; de wijze van beheer van bovengenoemde voorzieningen; de gevolgen voor het milieu van de aanwezige bovengenoemde voorzieningen en van de in het plan aangekondigde activiteiten; een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten. 2
Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt de gemeenteraad met dat plan rekening bij het vaststellen van een gemeentelijk rioleringsplan.
√
√
3
Burgemeester en wethouders bereiden het gemeentelijk rioleringsplan voor. Hierbij betrekken zij in elk geval de provincie en het waterschap.
√
√
4
Als het plan is vastgesteld moet het college hiervan mededeling doen aan beide instanties en de minister door toezending van het plan.
√
n.n.t.b.
5
De vaststelling van het plan dient bekend gemaakt te worden in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden, onder vermelding van de wijze waarop kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan.
√
n.n.t.b.
6
Gedeputeerde staten geven (nadat burgemeester en wethouders in de gelegenheid gesteld zijn hun zienswijze te geven) aan de gemeenteraad aanwijzingen omtrent de inhoud van het plan. Bij een aanwijzing wordt een termijn gesteld binnen welk het plan in overeenstemming met de aanwijzing moet zijn gebracht25.
√
n.n.t.b.
7
Uiterlijk per 1 januari 2013 dient iedere gemeente een verbreed gemeentelijk rioleringsplan (vGRP) vast te hebben gesteld.
n.v.t.
haalbaar
tabel 1: vereisten wetgeving versus GRP3 en vGRP4
24
In de tabel aangegeven als n.n.t.b. (nog niet te beoordelen). Hier wordt ook gesteld dat gedeputeerde staten bij de aanwijzing rekening houden met het geldende provinciale milieubeleidsplan en het geldende regionale waterplan. Omdat dit geen gemeentelijke taak betreft is hier in het kader van dit rekenkameronderzoek verder geen aandacht aan besteed.
25
Pagina 18
Beheer Zoals uiteengezet in paragraaf 2.3 is de gemeente de beheerder van de riolering. De gemeente heeft de taak om afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied gelegen percelen in te zamelen en te transporteren, door middel van een openbaar vuilwaterriool, naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap. Een alternatief kan zijn een afzonderlijk systeem of ander passend systeem, mits hiermee eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt. Gedeputeerde staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen voor de zorgplicht. Dit voor grondgebied buiten de bebouwde kom en bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd. Tot 1948 had Amersfoort alleen een gemengd systeem, sindsdien (en nog steeds) koppelt men af waar mogelijk, door de aanleg van gescheiden riolering. Tegenwoordig heeft Amersfoort een grotendeels gescheiden systeem. Voor een visualisatie van een deze stelsels zie figuur c. Buizen gaan 50 tot 100 jaar mee, afhankelijk van de periode van aanleg en (dus) de kwaliteit. Dit rekenkameronderzoek gaat niet over kosten maar om een beeld te geven kost een meter riolering afhankelijk van diepte en of al dan niet aangelegd met werk-met-werk zo’n 900€/m nieuw en 250€/m renovatie. De gemalen26 zijn eigendom van de gemeente, de zuiveringsinstallatie en de persleidingen vanuit Bunschoten en Leusden van het waterschap.
Figuur c: visualisatie gemengd en gescheiden stelsel
Het doel in Amersfoort is dat elk perceel een eigen rioolaansluiting heeft. De gehele stad is tot aan de grens op het riool aangesloten27. Vijf locaties hebben een eigen systeem: locatie Smink aan de Lindeboomseweg 17, Shell-tankstation ‘Neerduist’ (aan de Rijksweg A1), Shell-station ‘de Slaagh’ (ook A1), Esso Hooglanderveen (A28) en Esso “de Hoogekamp” (Bunschoterstraat). Deze zijn middels een pomp en persleiding aangesloten op het rioolsysteem van Amersfoort. Deze systemen zijn aangelegd door en in beheer van de gemeente en gefinancierd door genoemde partijen (destijds een investering van ca. 100K EUR per stuk). Een bijzonderheid is dat het afvalwater van Smink direct afgevoerd wordt op het rioolgemaal Calveen, welke het direct doorvoert naar de rioolwaterzuivering; dit heeft te maken met de samenstelling van het afvalwater. Voor wat betreft “de afzonderlijke dan wel andere passende 26
Een rioolgemaal wordt gebruikt in een rioolstelsel om afvalwater naar een hoger peil te brengen of over langere afstand te transporteren. Rioolgemalen zijn vaak kleiner dan poldergemalen omdat ze een kleiner gebied bedienen en alleen afvalwater en slechts een deel van het regenwater te verwerken krijgen. Rioolgemalen bestaan doorgaans uit een ontvangstkelder en een besturingsgebouwtje of besturingskast. De pompen worden nagenoeg altijd elektrisch aangedreven. 27 Voor de efficiency is het beheer van de riolering bij golfclub Leusden in handen van de gemeente Amersfoort en wordt een deel van oost Amersfoort (Emelaarseweg/Vinselaarseweg) door de gemeente Leusden beheerd en de riolering ten noorden van de Laak door de gemeente Nijkerk.
Pagina 19
systemen” moet gedacht worden aan een speciaal zuiveringtechnisch werk, zoals een IBA-II28. De gemeente Amersfoort heeft destijds in de jaren ’80/’90 van de vorige eeuw zoveel mogelijk percelen (voornamelijk in het buitengebied zoals Hoogland en Hooglanderveen) aangesloten op de gemeentelijke riolering met drukriolering. De toen bekende IBA-systemen waren niet gecertificeerd en zijn daarom ook niet toegepast. De certificering van IBA’s is pas eind jaren negentig rondgekomen. Begin 2000 zijn de laatste percelen in het buitengebied Stoutenburg/Nijkerkerstraat op de riolering aangesloten, ook met drukriolering, terwijl voor 1 perceel een IBA in beeld kwam. In overleg met het waterschap en de onduidelijkheid over wie de IBA zou gaan beheren (gemeente, waterschap of particulier) is ook dit perceel aangesloten met drukriolering. Kortom, van de in de alinea hierboven genoemde ontheffing en afzonderlijke dan wel andere passende systemen is derhalve geen sprake. In Amersfoort is het bijleggen van riolering een lopend proces, hiervan is sprake bij het afkoppelen en natuurlijk bij nieuwbouw. De oudste rioolbuis in Amersfoort die nog in gebruik is dateert uit 1918. In de stabiele zanderige ondergrond gaan de buizen relatief lang mee. Bijkomend voordeel van deze ondergrond is dat als in Amersfoort een buis gescheurd is, dat een groot verschil kan geven in gevolgen in vergelijking met bijvoorbeeld Almere met een veen ondergrond. Een groot deel van het beheer is de rioolreiniging en -inspectie. De uitvoerder is het bedrijf Kanalservice Lohmann. Zij zijn in 2009 aangesteld met een contract voor 4 jaar, het contract mag drie maal met een jaar verlengd worden. De uitvoering van het beheer is aanbesteed via een Europese aanbesteding, daarmee is het langs de afdeling inkoop gegaan die het op de aanbestedingskalender plaatste29. De keuze voor Lohmann is gemaakt op basis van aanpak en prijs. Deze Duitse onderneming reinigt en inspecteert voor een tiental Nederlandse gemeenten. Er zijn diverse normen en standaarden verbonden aan reiniging en inspectie30. Dit is besproken tijdens de voor dit onderzoek gehouden interviews. Daarin is aangegeven dat de normen en standaarden ook door dit bedrijf in acht genomen worden en dat op basis van informatie van een instituut31 is vastgesteld dat de Duitse BRL32 verder gaan dan de Nederlandse BRL. Reiniging en inspectie kost in Amersfoort zo’n 1.600 euro per km, tijdens de interviews is aangegeven dat dit relatief laag is. Zoals eerder opgemerkt gaat dit rekenkameronderzoek niet over kosten maar om een beeld te geven kwam de reiniging en inspectie voor bijvoorbeeld 2011 voor 75 km riolering op 150K euro, voor 2012 zal dit voor riolering en 15 gemalen op 180K euro komen. Overigens wil de gemeente in de toekomst samen met Leusden en Bunschoten aanbesteden. Dit past ook in het kader van het bestuursakkoord. Om dit rekenkamerrapport niet al te technisch te maken wordt in het kort het proces beschreven, opgesteld met een blik vanuit het idee hoe de gemeente grip houdt op de reiniging en inspectie (door 28
Een Individuele Behandeling van Afvalwater, kortweg IBA, is een systeem dat het huishoudelijk afvalwater van één perceel zuivert. Er zijn vier klassen IBA's: klasse 1 is een septische put, terwijl IBA's van klasse 2, 3A en 3B voldoen aan certificatie-eisen die een bepaalde mate van (aanvullend) zuiveringsrendement weergeven. Een klasse 2 IBA verwijdert met name zwevende stoffen, een klasse 3A IBA verwijdert ook stikstof en een klasse 3B IBA verwijdert daarnaast ook fosfaat. Een IBA klasse 1 is een bijzondere septische put, met een inhoud van minimaal 6 m³ verdeeld in 3 compartimenten in een verhouding van 2:1:1. Een IBA klasse 2 of 3 kan bestaan uit twee of drie tanks of compartimenten. Te weten, een voorbezinktank waar de zwaardere (niet-organische) delen bezinken, een actief-slibtank met beluchtingsinstallatie, gevolgd door een nabezinktank waar de vaste stoffen en bacterievlokken bezinken. 29 Derhalve is voor dit rekenkameronderzoek verder niet naar het offerteproces gekeken, de check op bijvoorbeeld RAW (bestek standaard) e.d. is dan namelijk via de inkoopafdeling gemaakt. (De RAW bestekssystematiek is een stelsel juridische, administratieve en technische voorwaarden voor de uitvoering van werken.) 30 Bron: Handleiding rioolreiniging, Aanbesteding, uitvoering en verrekening, door: prof.dr.ir. F.H.L.R. Clemens en drs.ing. C. Snaterse MMC, i.s.m. de Vereniging Afvalbedrijven, ISBN 978 90 73645 31 8 31 Het Nederlands Normalisatie-instituut (NEN) in Delft, i.c. de Nederlandse Normcommissie Afvalwatertechniek, onder voorzitterschap van dhr. C. Snaterse MMC. NEN is een beschrijving van de standaardmanier waarop regelmatig herhaalde activiteiten moeten worden uitgevoerd, vaak inclusief beschouwende achtergronden en een statistische onderbouwing. De NEN-normen zijn opgesteld door het genoemde instituut. 32 Beoordelingsrichtlijnen beschrijven de manier waarop certificatie-instellingen toetsen of een organisatie voldoet aan de technische eisen voor het behalen of behouden van een certificaat. Een veel gebruikte afkorting voor het woord beoordelingsrichtlijn is BRL. In de BRL wordt beschreven aan welke technische en organisatorische eisen een organisatie / product moet voldoen om in aanmerking te komen voor een certificaat. Deze beschrijvingen worden uitgewerkt in protocollen. Indien beschikbaar wordt daarbij gebruik gemaakt van NEN's. Iedere BRL heeft een nummer (bv BRL 2000).
Pagina 20
een externe partij). De aanpak voor de reiniging en inspectie is om in 8 á 9 jaar de stad rond te gaan. Men is in 2005 gestart op de Berg. Hiervoor wordt een inspectieplan opgesteld voor riool en gemalen op basis van wijken en systemen (zo’n 80km/jr). De gemeente stelt de burger via de krant op de hoogte van rioolreinigingswerkzaamheden en Lohmann informeert de burger per straat. Een en ander wordt ook afgestemd met wegonderhoud. Gemengde riolen worden twee maal zo vaak gereinigd (bijvoorbeeld Ringweg Kruiskamp, namelijk eens in de 4 jaar). De werkzaamheden leiden tot diverse bevindingen na reiniging en inspectie. Bij hoge vervuilingsgraad (25% en hoger) wordt de opzichter erbij gehaald. De schadebeelden worden ingedeeld in categorie 15. De reinigingsinspectiedata worden ingelezen, op basis van deze data worden besluiten genomen (geen actie, vervangen, relinen33, vaker inspecteren, etc). De gemeente monitort de informatie op redelijkheid. De monitoring van de werkzaamheden vindt ook plaats o.b.v. aanlevering van de data. Hieruit blijkt bijvoorbeeld of ze de standaarden volgen. De fouten die tot nu ontdekt zijn waren bijvoorbeeld ontstaan door onbekende putnummers. Een ander deel is de zogenaamde strategische reiniging, naast bovengenoemde werkzaamheden zijn er werkzaamheden om het gemeentelijke rioolsysteem gangbaar te houden, denk hierbij aan (het voorkomen van) verstoppingen. Dit wordt uitgevoerd door de ROVA. Er is een dienstverleningsovereenkomst (DVO) met de ROVA, in deel 3 hiervan is het “gangbaar houden van riolen” opgenomen. Uit de DVO blijkt dat de planning wordt gemaakt op basis van een overzicht van inspectiepunten (opgesteld door beide partijen) en op basis van binnengekomen klachten en meldingen. Ook is de afgrenzing van de werkzaamheden vastgelegd (wat niet door de ROVA wordt gedaan en dat de ROVA geen rioolinspecties uitvoert). Het gangbaar houden van het riool bestaat uit diverse werkzaamheden. Zo worden de zinkers elke week gecheckt. Een zinker is een rioolleiding die plaatselijk dieper moet liggen om een bepaald object te kruisen. In Amersfoort is dit het geval bij de grachten, er lopen 6 á 7 zinkers onderlangs. Zinkers kunnen snel verstoppen, door met name vet, maar ook doekjes afkomstig vanuit de horeca en huishoudens. Hierbij wordt door de gemeente samengewerkt met het Servicebureau dat in gevallen waarbij grote hoeveelheden vet worden aangetroffen gecontacteerd wordt. Het bureau kan dan de vetafscheiders controleren en handelend optreden conform het nieuwe Activiteitenbesluit. Daarnaast worden de stuwgaten elk kwartaal gereinigd. Een stuwgat heeft als doel het water in het rioolstelsel op te stuwen. Hierdoor wordt de berging beter/volledig benut. Dit betreft in Amersfoort gaten in de putten van de stuwriolen, bij Bokkeduinen. Ook een retentiebassin zoals op de Daam Fockemalaan net voor het spoor naar de Amsterdamseweg wordt extra gereinigd34. Ook vervanging is een deel van het beheer. Het uitgangspunt is het werken met integrale projecten, ofwel de werk-met-werk methode, inhoudende samenwerken met wegen en/of verkeer. Op initiatief van riool gingen wegen, bomen etc mee bij rioolwerkzaamheden. Maar bij bijvoorbeeld uitstel (zoals de Hogeweg) vangt men dit op met onderhoud van binnenuit of extra inspecties. Integrale herinrichting projecten zijn on hold gezet door de bezuinigingen. De wegen worden plaatselijk gerepareerd i.p.v. gehele aanpak weglaag, dit gebeurt nog wel als dit noodzakelijk is (zoals de Outputweg). De taakstelling in het kader van de bezuinigingen op “wegen” maakt dat integrale herinrichting niet meer automatisch voor de hand ligt. Daarom wordt in de toekomst vaker een riolering gerelined. Relinen is een innovatieve techniek waarbij de rioolbuis wordt voorzien van een nieuwe kunststoflaag. Deze techniek wordt al langere tijd op kleinere schaal toegepast. De ervaringen hebben bewezen dat deze techniek betrouwbaar is. De rioolbuizen kunnen nadat ze gerelined zijn weer 40 tot 60 jaar mee. 33
Relinen houdt bijvoorbeeld in dat reparatie wordt uitgevoerd met een “kous” (dit is als het leggen van een buis in een buis, zoals bij de Utrechtseweg). Men repareert op deze manier dus zonder het riool op te graven, bij dit bekleden wordt de weg niet meegenomen zoals bij vervangen. 34 Dit is een bassin welke dient om het regenwater van een gedeelte van de Berg op te vangen, te bergen en in de bodem te laten infiltreren. Naar gebleken loopt de infiltratiesnelheid in de loop van de tijd (behoorlijk) terug, door voornamelijk bladval, waarbij de bodem van het bassin ‘afgesloten’ wordt. Vandaar dat periodiek de bodem van blad ontdaan wordt en de infiltratieriolen dan ook gelijktijdig gereinigd worden.
Pagina 21
Benchmark De wetgeving stelt dat de minister gemeenten de plicht kan opleggen tot prestatievergelijking t.a.v. de drie zorgplichten. De benchmark rioleringszorg is de landelijke vergelijking om een landelijk dekkend beeld te verkrijgen van de staat van het beheer van het gemeentelijk stedelijk waterbeheer en de riolering. Gemeenten kunnen de uitkomsten gebruiken om hun rioleringszorg aan andere gemeenten te ijken en zo te verbeteren. Met de benchmark wordt ook invulling gegeven aan de afspraken over het doelmatig beheer van de waterketen in het bestuursakkoord water. De resultaten zijn voor gemeenten belangrijke bouwstenen bij het monitoren van de voortgang van de regionale samenwerking. In het jaar 201035 heeft de eerste benchmark plaatsgevonden, alle 430 gemeenten namen hieraan deel. In 2013 wordt de tweede benchmark uitgevoerd. De uitkomsten van de benchmark zijn tot op Amersfoortse details in te zien. Voor de gemeentelijke organisatie is het handig te kijken hoe de stad scoort, zowel regionaal als landelijk gezien. Al is de situatie niet altijd vergelijkbaar, bijvoorbeeld bij kostenvergelijking (mist her en der wat duidelijkheid wat onder termen wordt verstaan). Het platform Water (nadere informatie over het platform volgt in paragraaf 3.3) werkt ook met de uitkomsten van de benchmark, bijvoorbeeld voor het bekijken van combinatie van uitvoering. Voor dit rekenkameronderzoek is de benchmark ook interessant. Uiteraard zijn andere gemeenten niet de norm waaraan de Amersfoortse aanpak getoetst moet worden, maar het geeft een beeld hoe Amersfoort er voor staat op rioleringsvlak36. Amersfoort wordt in het gemeenterapport van de benchmark getypeerd als een zeer grote, sterk stedelijke gemeente, voornamelijk gelegen op goede grond (zand). Amersfoort heeft vrij veel vrijvervalriolering37, maar dit ligt per huishouden op landelijk en regionaal vergelijkbaar niveau. Er ligt relatief veel gescheiden en relatief weinig mechanische riolering38. Op het vlak van stelselkenmerken en organisatie geeft de benchmark aan dat de gemeente gemiddeld reinigt, relatief veel inspecties uitvoert en ook op het vlak van onderzoek naar het functioneren van de riolering door middel van meten goed scoort ten opzicht van de rest van Nederland. Ook op het vlak van planvorming (GRP, etc) en het maken van afspraken met het waterschap over optimalisatie van de afvalwaterketen scoort Amersfoort positief. Wat betreft personeel hebben de binnendienst (incl. vaste inhuur) en de buitendienst relatief een relatief kleine formatie39. Op het vlak van kwaliteit en functioneren scoort Amersfoort goed op technisch functioneren (storingen, verstoppingen en reparaties), heeft relatief minder vervangen en omgebouwd (dit is logisch gezien de leeftijd van de riolering), heeft haar emissieafspraken gerealiseerd en heeft weinig tot geen overstorten met negatief effect op de waterkwaliteit gehad. Verder blijkt dat Amersfoort een gangbare hoeveelheid riolering heeft die in de toekomst toe is aan vervanging en renovatie en dat de planning hierbij achter blijft. In het provincierapport van de benchmark zijn wat meer details te vinden over kwaliteit en functioneren, wat in het kader van dit rekenkameronderzoek interessante informatie is. De uitvalsduur40 is vrijwel nihil in de provincie, Amersfoort heeft de uitvalsduur niet aangeleverd omdat deze 35
Over de periode 2006-2009. De benchmark vergelijkt ook financiën, deze uitkomsten zijn niet van toepassing voor dit onderzoek. Maar voor de volledigheid worden ze hier aangehaald en uitgelegd. Zo is de rioolheffing relatief laag (maar hierbij is geen rekening gehouden met kostendekkendheid en de lange termijnontwikkeling), de investering zijn relatief laag (echter uitgedrukt per km buis vrijvalriool en daar heeft Amersfoort relatief veel van liggen, de beheerkosten per km buis zijn laag (dit betreft echter al snel een rekbaar begrip) en de totale kosten wijken slechts beperkt af van het landelijke gemiddelde). 37 Vrijvervalriolering maakt gebruik van de zwaartekracht om het water naar de plaats van bestemming te laten lopen. De rioolbuizen worden onder een kleine helling aangelegd, waardoor het regen- en afvalwater via natuurlijke stroming de juiste kant op gaat (vrij verval). 38 Mechanische riolering: is een riolering met natuurlijk verval niet mogelijk of onpraktisch of ondoelmatig, dan wordt vaak mechanische riolering toegepast. Mechanische riolering wordt vaak in het buitengebied toegepast om het afvalwater van verspreid liggende boerderijen en andere percelen naar een rioolwaterzuiveringinrichting te vervoeren. 39 Zowel in vergelijking met gemeenten > 100.000 inwoners en met gemeenten met een vergelijkbare bodem, als ook in de totale landelijke vergelijking. 40 Uitvalsduur houdt in de seconden dat de aansluitingen niet beschikbaar zijn voor afvoer. 36
Pagina 22
niet geregistreerd wordt. Bij de meldingen die voor dit rekenkameronderzoek opgevraagd zijn is overigens ook niets onder de noemer uitval teruggezien (paragraaf 3.2.5). Bij gemengde stelsels (zoals eerder aangegeven is dat relatief een klein deel in Amersfoort) stroomt bij hevige buien het overtollige water via overstorten41 weg. Deze emissie via overstorten heeft meestal een negatieve invloed op de waterkwaliteit van het oppervlaktewater, gemeenten nemen vaak met de waterbeheerder maatregelen om dat in de toekomst te voorkomen. De benchmark geeft aan dat in Amersfoort overstorten geen negatieve effecten hebben op het ontvangende oppervlaktewater. De gemeentelijke organisatie heeft echter aangegeven dat de verwachting is dat de overstorten wel een negatieve invloed hebben op de waterkwaliteit. Dat wordt afgeleid uit het ontstaan van verontreinigd baggerslib, stroomafwaarts vanuit de Binnenstad, in de Eemhaven. Dit wordt nog nader onderzocht door de afdeling. In de loop van de komende jaren zal de werking van deze riooloverstorten afnemen, doordat bij rioolrenovaties de gemengde stelsels worden omgebouwd naar gescheiden stelsels. Hiermee neemt het probleem naar de toekomst toe af. Het aantal rioolverstoppingen in Amersfoort is relatief laag. Dit aantal ligt tussen de 3 en 6 per 100 km vrijvervalbuis per jaar, landelijk is dit gemiddeld 11,3. De benchmark geeft aan dat dit kansen biedt voor ervaringsuitwisseling en prestatieverbetering. Voor wat betreft het aantal gemaalstoringen behoort Amersfoort tot de groep met het laagste aantal per 100 km vrijvervalbuis per jaar. De benchmark kijkt ook naar het aantal meldingen en klachten die gemeenten over de riolering ontvangen en het aantal ingediende schadeclaims. Het landelijk gemiddelde is 1 melding/klacht per km stelsel en 66,3 per 10.000 inwoners. In de benchmark valt Amersfoort wat betreft meldingen en klachten in de groep met het laagste aantal. Bij schadeclaims bevindt Amersfoort zich in de groep van gelijk aan of meer dan 4 per 10.000 inwoners per jaar, hierbij is 4 overigens het gemiddelde aantal. 3.2.4 Oppervlaktewater In deze paragraaf wordt zoals aangegeven in paragraaf 2.6 kort het oppervlaktewater aangehaald. Zoals eerder uiteengezet is de gemeente onderhoudsplichtig voor tertiaire watergangen maar het waterschap heeft het verantwoordelijk bevoegd gezag en gaat de Rekenkamercommissie in dit onderzoek niet verder in op oppervlaktewater dan de wetgeving en lokale kaders in het kader van de drie zorgplichten gaan. Er moet echter wel gerealiseerd worden dat al het water van deze zorgplichten uiteindelijk het oppervlaktewater raakt. Voor dit onderzoek is naast de onderstaande punten niet verder ingezoomd op oppervlaktewater. In 2008 heeft de gemeente door Grontmij een onderzoek laten doen naar de waterkwaliteit, i.s.m. het waterschap. Voor dit rekenkameronderzoek is kennis genomen van de samenvatting van dat onderzoek en dan met name de conclusies van het onderzoek. Met het onderzoek is geconstateerd dat de oorzaken lastig zijn aan te pakken en daarom is voor symptoombestrijding gekozen. Dit komt neer op goed onderhoud en vooral de doorstroming te stimuleren, door bijvoorbeeld vaker duikers42 te reinigen. Tevens is de aanpak om bij nieuwe ontwikkelingen geen kleine watergangen meer te ontwerpen maar ruimere goed doorstroombare watergangen. De kwaliteit van het oppervlaktewater van tertiaire watergangen is namelijk een issue in Amersfoort, denk hierbij aan blauwalgen en eendenkroos. Het water wordt hiermee afgedicht en dit leidt tot vissterfte en stankoverlast. Hoe kleiner een watergang, hoe groter dit probleem. Daarom wordt tegenwoordig dieper gebaggerd. Ook tijdens het gesprek met het waterschap is aangegeven dat tegenwoordig bij het ontwerp van wijken wat betreft de waterkwaliteit van tertiaire watergangen rekening wordt gehouden met de doorstroom. Het waterschap
41
In tijden van hevige of langdurige regenval vult een gemengd rioolstelsel zich met het gevallen regenwater. Als de afvoer kleiner is dan het aanbod, dan moet het water op een andere manier afgevoerd worden om wateroverlast (water op straat) te voorkomen. Via een overstortput wordt het overtollige water dan op oppervlaktewater geloosd. 42 Een duiker is een kokervormige constructie die is bedoeld om wateren met elkaar te verbinden.
Pagina 23
ziet bij nieuwe ontwerpen dat nieuwe inzichten en klimaatveranderingen (overstort en hogere temperaturen) worden meegenomen. Het waterschap meet de chemische kwaliteit van het oppervlaktewater. Sinds 2007 heeft dit geen grote issues meer opgeleverd voor Amersfoort43. Het waterschap heeft tijdens het gesprek voor dit rekenkameronderzoek aangegeven geen grote issues te hebben op het moment. In 2012 zal het waterschap weer een ecoscan uitvoeren in het kader van de kwaliteit van oppervlaktewater. Met een ecoscan wordt de ecologische kwaliteit van het oppervlaktewater en de oevers gemeten. 3.2.5 Algemene zaken Monitoring en denkwijze Om een idee te krijgen van hoe de gemeente zelf bewust grip houdt op de zorgplichten is tijdens interviews de vraag gesteld hoe de gemeente zelf weet of wordt voldaan aan de wettelijke zorgplichten. De gemeente houdt grip door te meten en monitoren. Middelen hierbij zijn kwaliteitstoetsingen van het waterschap, het peilen van de grondwaterstand, het doen van rioolinspecties (en zoals eerder in paragraaf 3.2.3 aangegeven de afstand/dubbele check op de uitvoerder) en het collectief handelen naar signalen vanuit de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Van dit laatste middel is het zgn. discrepantie onderzoek een mooi voorbeeld. De gemeten vuilvracht in het aangeleverde afvalwater was hoog ten opzichte van de heffingsomvang. Uit dit onderzoek bleek dat het afvalwater uit Bunschoten een erg hoog vetgehalte had en hier is ook naar opgetreden door het waterschap. Tijdens interviews binnen de gemeentelijke organisatie is aangegeven dat de uitvoering van de zorgplichten een vorm is van operationeel beheer. Derhalve is geen sprake van beleidsevaluatie zoals bij een beleidsafdeling met uit te voeren maatregelen. Het gaat om beheersmatig bezig zijn, waarbij als iets niet goed gaat wordt bijgestuurd. En men heeft de houding alle zaken die langskomen aan te grijpen. Uit het concept vGRP4 blijkt dat de bereikte effecten worden weergegeven in een evaluatie. Deze effecten worden kort en bondig weergegeven, met onderbouwing van de mate van realisatie. Binnen de organisatie is het besef aanwezig dat als een incident vaak voorkomt niet meer gezegd kan worden dat het watersysteem het niet aan kan, hiermee worden dus structurele problemen voorkomen. Piepsysteem Het is al een aantal keren aangehaald in dit rekenkamerrapport. Dé manier om vast te stellen of de gemeente grip heeft op de uitvoering van haar zorgplichten is het kennis nemen van meldingen en van zaken waarbij burgers de gemeente aansprakelijk hebben gesteld (claims). Hieruit kan immers opgemaakt worden hoe het gesteld is met de werking van het beleid ten aanzien van de zorgplichten. Voor het onderwerp water is dit ook een betrouwbaar middel, bij overlast zal de neiging om een melding te maken groot zijn. Meldingen De loketfunctie is eerder in dit rapport uiteengezet. Voor dit onderzoek zijn de meldingen van 2010 en 2011, met de voor dit rekenkameronderzoek van toepassing zijnde rubriceringen, uit het meldingensysteem MORE opgevraagd bij de afdeling automatisering44. Hieruit zijn vervolgens
43
In 2006/2007 in Liendert, vuilwater bleek op regenwater aangesloten, dit resulteerde in een bestuurlijke waarschuwing voor het lozen van afvalwater op een vijver, de gemeente kreeg 6 maanden om een plan van aanpak op te stellen en 6 maanden om dit uit te voeren. 44 Meer specifiek: meldingen met rubricering “grondwater”, “water”, “riolering”, “hoofdriool”, “kolkaansluiting”, “huisaansluiting” en “drainage”.
Pagina 24
handmatig de meldingen geselecteerd die van toepassing zijn op de drie zorgplichten45. Dit geeft het volgende overzicht:
Rubriek
Aantal meldingen (na selectie als bovenstaand omschreven) (resp. voor de jaren 2010 en 2011)
Grondwater
8
10
Water
9
3
Riolering
115
100
Hoofdriool
18
22
Kolkaansluiting
527
500
Huisaansluiting
16
21
Drainage
9
0
Totaal
702
791 tabel 2: meldingen 2010 en 2011
De Rekenkamercommissie heeft alle bovenstaande meldingen doorlopen, hierbij is het volgende geconstateerd: De rubrieken geven geen typisch andersoortige meldingen weer. Over het algemeen is een tweedeling te maken tussen grondwater (de eerste twee rubrieken) en afval- en hemelwater (riool gerelateerd, de overige rubrieken). De strekking van de meldingen verdeeld over de hierboven gemaakte tweedeling geeft de volgende achtergronden van de meldingen: o Grondwater: voornamelijk het opvragen van grondwaterstand en meldingen bestemd voor het waterschap of Vitens (hiervan is in de vastlegging de doormelding aangegeven). o Afval- en hemelwater (riolering): meldingen over verstoppingen van het riool (al dan niet geconstateerd n.a.v. inspectie door riool/ontstoppingsbedrijf, meldingen over water op straat na hevige regenval (bijvoorbeeld een fikse buienperiode van een aantal dagen in juli 2010 gaf zo’n 100 meldingen van water op straat en een flinke regenbui op een dag in augustus 2010 gaf die dag zo’n 60 meldingen) en (in mindere mate overigens) meldingen over (vermoedelijke) rioolbeschadigingen door boomwortels. De vastlegging geeft in zo’n 95% van de gevallen een duidelijke opvolging van de meldingen weer. Zoals bijvoorbeeld een duidelijke vastlegging van het contact met de desbetreffende burger en de, indien van toepassing, uitgevoerde werkzaamheden/acties van de gemeente. Opvallend hierbij is dat een melding van overlast aan een bepaalde straat vaker voorkomt. De opvolgingsinformatie hierbij geeft aan dat dit een probleemstukje riool betreft dat op termijn vervangen wordt, tot die tijd wordt de ROVA in gezet om het riool daar gangbaar te houden.
45
Bijvoorbeeld meldingen over blauwalg vallen buiten dit onderzoek.
Pagina 25
De vastlegging van de meldingen geeft in zo’n 5% van de gevallen niet duidelijk aan wat de opvolging van deze meldingen is geweest. In deze gevallen is de enige informatie veelal de vastlegging van de oorspronkelijke melding. In een aantal gevallen wordt er wel (ten dele) opvolgingsinformatie gegeven, maar zonder afrondende informatie, waardoor uiteindelijk niet op te maken is hoe de melding in zijn geheel is afgedaan. Een beoordeling op spreiding over wijken/straten geeft geen specifieke bijzonderheden. Meldingen geven daarmee dus geen grotere “probleemgebieden” weer. Er zijn geen noemenswaardige herhalingsmeldingen geconstateerd. Zoals eerder in dit rapport is aangegeven geeft de landelijke benchmark het volgende aan: het landelijk jaarlijkse gemiddelde is 1 melding/klacht per km stelsel en 66,3 per 10.000 inwoners. Omgerekend naar het gemiddelde zou Amersfoort resp. naar km stelsel 1000 klachten hebben46 en naar inwoneraantal 972 klachten47. Het gemiddelde kan uiteraard niet als norm of meetlat beschouwd worden, maar het geeft een indicatie. En zoals de strekking van de meldingen al aangeeft kan een buienperiode het aantal meldingen al snel omhoog voeren. Claims Voor wat betreft gemeentelijke aansprakelijkheid bij wateroverlast is de basis dat iedereen zijn eigen schade draagt, tenzij de wet anders bepaalt. Er zijn hierbij 2 soorten aansprakelijkheid, schuld- en risicoaansprakelijkheid. Deze worden hierna uiteengezet. Voor wat betreft de soorten schade kan gedacht worden aan wateroverlast in gebouwen, op straat (bijvoorbeeld omzetderving winkels), grondverzakkingen, omhoogkomende putdeksels, funderingsschade, waardedaling woning als gevolg van (structurele) wateroverlast. Bij schuldaansprakelijkheid is de basisvraag of er sprake is van een onrechtmatige daad (6:162 BW). In een versimpeling aan te geven als de volgende vragentrap: is er sprake van een fout, is er schuld, is er schade en is er verband tussen de fout en de schade. Er is nog amper sprake van jurisprudentie. De centrale vraag is: heeft de gemeente aan haar zorgplicht voldaan, zo nee, is de schade gevolg hiervan? Er is echter sprake van beleidsvrijheid en van een inspanningsverplichting (dus geen resultaatverplichting) en daarnaast van een beperkte capaciteit in middelen en geld, van eigen verantwoordelijkheid van de perceelseigenaar en vooral van belang is dat de gemeente bij klachten adequaat moet reageren. Een rechter zal niet snel een gemeente veroordelen door de beleidsvrijheid. Bij risicoaansprakelijkheid is de verwijtbaarheid geen vereiste. De kern hierbij is of de riolering voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. Zo niet en is er sprake van schade dan is de gemeente aansprakelijk. De vraag hierbij is welke maatregelen kon de beheerder redelijkerwijs treffen op basis van de stand van de wetenschap en de financiële middelen in relatie tot het risico. Je kunt als gemeente nooit zeggen dat je niet wist van een mankement. Er zijn geen wettelijke normen, er zijn wel leidraden en richtlijnen van Rioned en deze zijn richtinggevend, afwijken mag mits gemotiveerd. In Amersfoort worden ze in principe gevolgd, als een gemeengoed. Tijdens een gesprek met de provincie welke voor dit rekenkameronderzoek gehouden is, is aangegeven dat de gemeente Amersfoort de richtinggeving van Rioned volgt en zelfs breder/verder gaat dan dat.
46
Rekenend met 1.000km riolering.
47 Rekenend met het inwoneraantal op het midden van het tijdsvak van dit rekenkameronderzoek. Op 1 januari 2011 telde
Amersfoort 146.599 inwoners.
Pagina 26
Voor dit onderzoek zijn alle in 2010 en 2011 ingediende claims48 rond wateroverlast (ongeacht de huidige status) opgevraagd bij de afdeling juridische zaken. In totaal zijn er 41 claims ingediend bij de gemeente voor een totaalbedrag van 148K euro, hiervan zijn 5 claims toegewezen en hiervoor is 2K euro uitgekeerd. Claims zijn onderverdeeld in twee categorieën: regen/rioolwater en putdekselschades. De Rekenkamercommissie heeft de claims per categorie en per status ingedeeld in de volgende tabel, voorzien van totaal bedragen per status en het bedrag van de grootste claim per status.
Ingediende claims
Status claims
Totaal bedrag
Bedrag grootste claim
9 afgewezen
73K
55K
9 afwikkeling andere sector
55K
6K (9 stuks identiek)
4 niet voor gemeente
nihil
nihil
3 geen reactie claimant
2K
2K
1 schade geregistreerd
8K
8K
4 toegewezen
1K
0,4K
1 geen schade opgegeven
n.v.t.
n.v.t.
7 afgewezen
5K
2K
1 coulancebetaling
0,6K betaald
n.v.t.
2 geen reactie claimant
0
n.v.t.
(resp. 2010 en 2011) Regen en rioolwater 22
9
Putdekselschades 2
8
tabel 3: claims 2010 en 2011
Van bovenstaande claims zijn een aantal nader besproken voor dit rekenkameronderzoek. Dit betroffen de grote afgewezen claim ad 55K en de 9 identieke stuks onder de status “afwikkeling andere sector”. De eerstgenoemde claim betreft een appartementencomplex Verseau in de wijk Vathorst, het complex heeft last van opkomend water waarvan gebleken is dat deze onder het maaiveld is gebouwd. De oorzaak ligt bij de ontwikkelaar en niet bij de gemeente. OBV Vathorst coördineert het zoeken naar een oplossing, hierbij zijn OBV Vathorst, DURA Vermeer, Amerstaete en BAM betrokken. Een nadere beoordeling van deze afgewezen claim in dit rekenkameronderzoek is derhalve niet van toepassing. De 9 identieke claims betreffen claims van burgers aan de Wellensiekerf, waar vochtproblemen ontstaan waren aan bergingen. Dit betreffen bergingen die de gemeente verhuurd i.c.m. grond op een woonwagenkamplocatie. Deze bergingen hebben een opslag- en badkamerfunctie. De huidige status is dat de acute klachten zijn opgelost en de gemeente met bewoners en de Alliantie in gesprek is voor een complete oplossing rond de bergingen. De huidige status van de claims maakt een nadere beoordeling in dit rekenkameronderzoek niet van toepassing.
48 Een langer lopend probleem doet zich voor bij de Leliewoningen. Voor meer informatie wordt hier verwezen naar paragraaf 3.4.
Pagina 27
Personeel De personeelsbezetting is een kwetsbaarheid. Dit sluit aan bij de landelijke tendens, personeelsbezetting is een lastig punt in het waterbeheer. Er is sprake van een lage instroom bij de van toepassing zijnde opleidingen. Om de kwetsbaarheid in Amersfoort te verkleinen en om de bredere aanpak van de waterketen mogelijk te maken is volgens de desbetreffende afdeling uitbreiding van de formatie met ca. 1 fte noodzakelijk. Ook tijdens het gesprek met het waterschap kwam naar voren dat personeel een kwetsbaarheid is. In het platform Water werken de regiogemeenten samen. Met deze samenwerking wordt bereikt, dat kennis en kunde worden uitgewisseld en aanbestedingsvoordelen worden behaald. Bij (grote) calamiteiten kunnen werkzaamheden voor elkaar worden opgepakt. Vanuit de rioleringsbenchmark heeft het platform Water de kwetsbaarheid in kaart gebracht voor de regio, hieruit bleek dat 40% kampt met een personeelstekort. Actualiteit De gemeente heeft goed oog voor de actualiteit. Dit blijkt uit bijvoorbeeld het platform Water, maar ook tijdens bijvoorbeeld de interviews is gebleken dat de actuele wetgeving leeft op de afdeling. Tijdens de gesprekken met het waterschap en de provincie is ook niet gebleken dat Amersfoort hierop achter zou lopen. vGRP4 In dit rapport is het toekomstige verbrede gemeentelijke rioleringsplan (vGRP4) al diverse malen aangehaald en ook in paragraaf 3.3 zal het nog aan de orde komen. In het algemeen kan als toevoeging op de elders aangehaalde zaken nog gezegd worden dat het concept vGRP4 helder in opzet is, duidelijke doelen stelt en ook wat betreft evaluatie helder is met argumentatie. De nieuwe wetgeving is meegenomen in het plan en daarin ook expliciet besproken. De lezer wordt duidelijk meegenomen in de gemeentelijke watertaken en de uitvoering daarvan.
3.3 Overige partijen en relatie onderling In deze paragraaf wordt de deelvraag “Welke partijen hebben ook taken en verantwoordelijkheden in het kader van water in Amersfoort en hoe is de relatie van de gemeente met deze partijen vormgegeven?” beantwoord. Waterbeheer is een gezamenlijk domein van rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. Voor dit rekenkameronderzoek zijn het waterschap en de provincie van toepassing. 3.3.1 Waterschap Zoals al eerder aangegeven is voor dit rekenkameronderzoek gesproken met het waterschap. De uitkomsten van dit gesprek zijn door het rapport heen verwerkt. In deze paragraaf worden nog een aantal punten apart aangehaald. Zoals in paragraaf 2.2 aangegeven dienen waterschappen en gemeenten vanuit de waterwet zorg te dragen voor de, met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer, benodigde afstemming van taken en bevoegdheden waaronder het zelfstandige beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater. Ook ligt zoals in paragraaf 2.4 uiteengezet vanuit het Bestuursakkoord de uitdaging bij onder andere gemeenten en waterschappen om de gemaakte afspraken regionaal uit te werken en vorm te geven. Daarom is voor dit rapport gekozen de stand van zaken van het bestuursakkoord op te nemen in deze paragraaf over het waterschap.
Pagina 28
Relatie en overleggen De relatie met het waterschap wordt door de gemeente als goed ervaren. Ook vanuit het waterschap is aangegeven dat de relatie tussen het waterschap en de gemeente over het algemeen goed gaat, ondanks het feit dat het (uiteraard) twee aparte instanties betreffen met eigen belangen. Er zijn twee sporen van overleg met het waterschap: bestuurlijk en ambtelijk. Ambtelijk worden diverse typen overleg gevoerd49. Het waterschap is vanaf het begin betrokken is geweest bij vGRP4 en ook formeel bij de beoordeling. Ook het platform Water draagt bij in relatiebeheer. Het platform dient ook het nakomen van de afspraken vanuit het Bestuursakkoord en wordt daarom behandeld onder het volgende kopje. Bestuursakkoord Water Uit een eerste (en meest actuele) landelijke inventarisatie over de voortgang van de regionale uitwerking van de aanpak van de afvalwaterketen, die in mei 2011 is uitgevoerd, blijkt dat vrijwel overal in het land bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over het regionale uitwerkingsproces. Ook zijn er inmiddels her en der concrete stappen gezet in de gezamenlijke uitvoering van (onderdelen) van de beheertaken. Dit gebeurt echter nog niet op grote schaal. Met name concrete stappen op het gebied van beleidsafstemming en investeringsprogrammering zijn nodig om de potentiële besparingen in het beheer van de afvalwaterketen te realiseren. Het uitwerkingsproces van de aanpak voor de afvalwaterketen is in gang gezet, maar het is nu aan gemeenten en waterschappen om verder richting te geven aan de samenwerking en concrete stappen te zetten om de beoogde resultaten te behalen. Voor dit rekenkameronderzoek is ook ingezoomd op de voortgang in de Amersfoortse regio. De samenwerking komt tot uiting in het platform Water. Het bijzondere is dat deze samenwerking van onderaf ontstaan is, dus vanuit ambtelijke functies50. Voorheen was sprake van waterambassadeurs. Dit begrip is in 2007/2008 geïntroduceerd tijdens het proces van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW)51. Per regio is toen een waterambassadeur aangesteld, die tot taak had de gemeenten te stimuleren mee te doen in het proces. De ambassadeurs werden gefinancierd door het (toen) ministerie van V&W. Eind 2009 zijn de KRW-stroomgebiedsplannen van de KRW vastgesteld en was deze rol niet meer nodig. Voor de regio waren er toen twee ambassadeurs, ambtenaren van Ede en van Amersfoort. Zij hebben ingezet op de oprichting en ontwikkeling van een samenwerkingsverband tussen de omliggende gemeenten en het waterschap, het genoemde platform Water Vallei en Eem. Vanaf 2009 werd landelijk gewerkt aan het Nationaal Bestuursakkoord Water. Om gemeenten en waterschappen te stimuleren tot samenwerking in de waterketen en de uitvoering van het “Nationaal Bestuursakkoord Water” zijn toen opnieuw (vaak dezelfde) waterambassadeurs aangesteld, nu gefinancierd door het ministerie van VROM. De ambassadeurs zijn aangesteld voor een periode van 2 jaar (2010 en 2011) en dit is per 1 januari 2012 beëindigd. Het platform Water bestaat uit de gemeenten Eemnes, Baarn, Soest, Nijkerk, Amersfoort, Putten (deels), Utrechtse Heuvelrug (deels), Zeist (klein deel), Barneveld, Bunschoten Spakenburg, Ede, Veenendaal, Wageningen, Renkum, Renswoude, Scherpenzeel, Woudenberg en Leusden, het waterschap Vallei &
49
Bijvoorbeeld bij het GRP neemt het waterschap deel in de projectgroep en worden de verslagen bij dat dossier bewaard. Afspraken over het afsluiten van stuwen ter bevordering van de ijsgang worden telefonisch gemaakt of via een melding in het meldpunt van het waterschap. Overleg en afspraken over water in bestemmingsplannen gaan vaak bilateraal en gaan via de e-mail of telefonisch en ook overleg over oppervlaktewaterbeheer gaat voor een groot deel mondeling, via de e-mail en telefonisch. 50 En dus niet van bovenaf zoals bij bijvoorbeeld Stichtse Rijnlanden, het waterschap voor Midden-Nederland (het zuidelijke deel van de provincie Utrecht en een klein deel van Zuid-Holland). 51 De Kaderrichtlijn Water is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de waterkwaliteit van de Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen.
Pagina 29
Eem52, de provincies Utrecht en Gelderland en het waterleidingbedrijf Vitens53. De voorzitter van het ambtelijke platform is het et afdelingshoofd stedelijk beheer van Amersfoort, bestuurlijk is dit de wethouder van Ede. Het platform is zoals hierboven uiteengezet vanuit medewerkers ontstaan en opgezet. De leden betalen contributie, het voorzitterschap is bezoldigd.
Figuur d: organisatieoverzicht org platform water
Voor dit rekenkameronderzoek zijn alle verslagen van de bestuurlijke overleggen van het platform binnen het tijdsvak van het rekenkameronderzoek54 opgevraagd en ingekeken, hierbij zijn geen bijzonderheden geconstateerd. Ook de verslagen van de overleggen in 2010 en 201155 van het ambtelijk kernteam (dat de bestuurlijke en de ambtelijke overleggen voorbereid) zijn opgevraagd en ingekeken. Ook hierbij zijn geen bijzonderheden geconstateerd. De ledenbrief van de VNG over de voortgang voortgang over de samenwerking in de afvalwaterketen56, maakt een heldere indeling in vier vragen en visualiseert de stand van zaken in Nederland met landkaarten. Deze vragen en kaarten zijn voor dit rekenkameronderzoek besproken met de gemeentelijke organisatie. e. Op alle vragen scoort Amersfoort goed, de stad heeft een trekkersrol in het geheel. De eerste vraag is of er in het gebied ambtelijke/bestuurlijke aanjagers zijn. Landelijk gezien hebben alle regio’s volgens de landkaart een aanjager. Amersfoort is zo’n zo’n aanjager, via het platform Water, waar de wethouder zitting heeft in het bestuur en zoals aangegeven Amersfoort ook de voorzitter levert. De tweede vraag is of er bestuurlijke afspraken zijn gemaakt over het regionale uitwerkingsproces. Volgens de kaart zijn in vrijwel het hele land deze bestuurlijke afspraken gemaakt en is dit slechts in een klein aantal gebieden niet het geval. Ook in Amersfoort is dit geregeld. Wat hierbij opvalt, is dat de regio ten zuiden van de Amersfoortse regio nog geen
52
Het platform zal blijven zoals het nu is, omdat de huidige omvang behapbaar is als netwerkorganisatie, er is dus geen impact van de fusie van waterschappen Vallei & Eem en Veluwe op de bezetting van het platform. 53 Vitens is lid van het platform, rm, bestuurlijk (gemeente, provincie, waterschap en vitens), ambtelijk niet (alleen agendalid). Vitens krijgt informatie over werken, zodat ze mee kunnen liften bij vervangingen (dit geldt ook voor de overige nutsbedrijven). 54 i.c. 19 februari 2010, 23 junii 2010, 13 oktober 2010, 23 juni 2011 en 24 november 2011 55 i.c. 29 januari 2010, 8 april 2010, 25 mei 2010, 14 september 2010, 9 november 2010, 8 december 2010, 20 januari 2011, 15 februari 2011, 15 april 2011, 12 mei 2011, 16 augustus 2011 en 6 oktober 2011 2 56 okt 2011 lbr 11/063
Pagina 30
afspraken heeft gemaakt, dit heeft echter geen impact want de zuiveringskringen57 vallen binnen de regio’s en hierbinnen zijn dus afspraken gemaakt. De derde vraag betreft de vraag of er concrete stappen gezet zijn in de gezamenlijke investeringsprogrammering. De score bij deze vraag is erg laag landelijk gezien, slechts een drietal regio’s heeft hier bevestigend op geantwoord. Het meten en monitoren en de aanleg en monitoring van een grondwatermeetnet is gezamenlijk aanbesteed, dit is een project binnen het platform, hiervoor is 1 FTE aangetrokken. Deze functie heeft overigens ook als taak individuele vragen van gemeenten te beantwoorden en een rondje langs de gemeenten te doen. De plannen voor de toekomst zijn ook om het opstellen van GRP’s gezamenlijk op te pakken. De vierde en laatste vraag gaat over of er concrete stappen gezet zijn in de gezamenlijke uitvoering van operationele taken. Landelijk is het wat dit betreft verdeeld, tussen niet, beperkt en omvangrijk. Binnen het platform Water zijn enkele gemeenten die gezamenlijk operationele taken uitvoeren. Amersfoort doet dit bijvoorbeeld met het relinen van riolen samen met Bunschoten en Leusden. Eind 2012 zal Amersfoort, samen met Bunschoten en Leusden het rioolreinigen en –inspectie gezamenlijk aanbesteden voor een periode van 4 jaar. De gemeente heeft de verwachting dat het akkoord succesvol zal zijn, het idee leeft dat Amersfoort het wel zal redden gezien de huidige samenwerking. Daarnaast is aangegeven dat de gemeente al gewend was aan de regie-instelling en dat er al vanuit een behouden insteek gewerkt werd (kritisch bekijken wat wel en niet doen). De gemeente verwacht geen problemen voor Amersfoort. De netwerkorganisatie werkt goed en er is sprake van vertrouwen op zowel bestuurlijk en ambtelijk vlak. Ook tijdens het gesprek met de provincie is besproken hoe de gemeente zich profileert in het kader van samenwerking in de afvalwaterketen. Hierbij zijn geen bijzonderheden aangegeven. Zoals aangegeven in paragraaf 2.4 zijn een aantal afspraken uit het bestuursakkoord van toepassing op gemeenten. Deze afspraken aflopende geeft het volgende beeld. Wat betreft het bundelen van kennis en capaciteit van gemeenten onderling en samen met de waterschappen op de diverse in het bestuursakkoord genoemde vlakken en de vier eerder behandelde vragen is Amersfoort (met onder andere dus het platform Water) op de goede weg. Een van mijlpalen die van toepassing is, “per zuiveringskring hebben de deelnemende gemeenten en het waterschap in 2010 een duo van bestuurlijke of ambtelijke trekkers benoemd om het regionale uitwerkingsproces te starten en te leiden”, is in Amersfoort breder ingevuld. In het gebied waar Amersfoort toe behoort is geen sprake van een duo per zuiveringskring, maar voor het gehele gebied van het platform Water. Het betreft hier ook geen duo maar een heel team, namelijk de Regiegroep van het platform. Deze groep bestaat uit de bestuurlijke voorzitter van het platform, de dijkgraaf en de wethouders van de gemeenten Bunschoten en Barneveld. Een laatste voor gemeenten van toepassing zijnde afspraak uit het akkoord betreft het intensiveren van kennis. Dit slaat met name op kenniscoaches. Om de samenwerkende partijen in de regio te ondersteunen zijn er kenniscoaches in het leven geroepen. Kenniscoaches zijn onafhankelijke deskundigen met hoogwaardige kennis en procesvaardigheden. Zij zijn in te schakelen om een extra impuls te geven aan de regionale uitwerking van de afspraken over de waterketen in het Bestuursakkoord Water. Ze werken bij een gemeente, waterschap, drinkwaterbedrijf of de rijksoverheid. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu vergoedt de helft van de kosten, de andere helft betaalt de regio zelf. Ondersteuning wordt alleen gegeven aan samenwerkingsverbanden en niet aan individuele gemeenten. Het platform Water heeft op dit moment geen behoefte aan de inzet 57
De inzameling, het transport en de behandeling van afvalwater noemen we de afvalwaterketen. Deze keten bestaat uit [1] rioolstelsels met huisaansluitingen, leidingen, putten, pompen, riooloverstorten, meet- en regeltechnieken, [2] transportsystemen met gemalen en persleidingen en [3] een rioolwaterzuiveringsinstallatie met een effluentlozing op oppervlaktewater. De onderdelen zijn fysiek met elkaar verbonden en vormen met elkaar een zogenoemde zuiveringskring.
Pagina 31
van (ofwel vraag naar) een kenniscoach. Het argument is de voorlopende positie van de regio. Door de diverse instanties die voor dit rekenkameronderzoek geconsulteerd zijn is aangegeven dat in het platform een kritische houding heerst en de voorzitter is overigens ook actief bij het VNG op het vlak van water. 3.3.2 Provincie Zoals al eerder aangegeven is voor dit rekenkameronderzoek ook gesproken met de provincie Utrecht. De uitkomsten van dit gesprek zijn door het rapport heen verwerkt. In deze paragraaf worden nog een aantal punten apart aangehaald. In lijn met het Bestuursakkoord Water wordt de rol van de provincie bij stedelijk waterbeheer afgebouwd (in de sfeer van “je gaat er wel over of je gaat er niet over”). In het bestuursakkoord is de rol van de provincie niet meer opgenomen. Het betreft hier het verlenen van ontheffing rioleringsplicht en het geven van advies bij en het beoordelen van het GRP. In de wet is dit nog niet aangepast dus vooruitlopend daarop speelt de provincie nu al geen actieve rol meer bij het GRP. Voor wat betreft het vGRP4 van Amersfoort was de provincie vanaf het begin op de hoogte en heeft de provincie meegedacht. De provincie heeft de concepten beoordeeld door deze naast een checklist met vereisten uit de wet en eigen beleid van de provincie te leggen. Hierbij zijn geen bijzonderheden geconstateerd, er is akkoord gegeven voor vGRP4. De provinciale rol rond het verlenen van ontheffing van rioleringsplicht wordt nog wel actief uitgevoerd maar deze ontheffingen komen tegenwoordig weinig voor. Een dergelijke ontheffing is in de provincie Utrecht een noodoplossing i.p.v. een optie. Gemeenten sluiten woningen en bedrijfspanden aan op de riolering of iets soortgelijks en als dat echt niet kan wordt pas ontheffing verleend, dit is overigens niet in alle provincies zomaar het geval. De rol van de provincie heeft dus op het moment een terugtrekkend karakter. Het beeld van de provincie over de gemeente Amersfoort is positief. De verstandhouding in het platform wordt als goed ervaren. Dit geldt ook voor de relatie tussen provincie en gemeente Amersfoort. Tijdens het gesprek met de provincie is ook besproken wat opvalt aan Amersfoort in relatie tot (de zorgplichten op het vlak van) waterbeheer. Hierbij is aangegeven dat het betrekken van energie in het vGRP4 uniek is vergeleken bij andere gemeenten in de provincie. Ook vallen voor Amersfoort de vernieuwingen in de waterketen op (hierbij denkende aan nieuwe vormen van sanitatie, het hergebruiken van water, het terugwinnen van grondstoffen. Ook het duidelijke meenemen van milieuthema’s valt op. Evenals de integrale blik op het onderwerp (te denken valt aan ruimtelijke ordening en milieu, als voorbeeld: het installeren van neerslagmeters en het sturen met de informatie uit deze meters in een link met ruimtelijke ordening, om zo bij teveel aan hemelwater overstort te voorkomen).
3.4 Informatie aan de raad In deze paragraaf wordt de deelvraag “Hoe is de informatievoorziening richting de gemeenteraad?” beantwoord. Naast dat de raad het GRP e.d. vaststelt, zijn voor dit onderzoek diverse invalshoeken bekeken teneinde deze deelvraag te beantwoorden. 3.4.1 Raadsinformatiebrieven, jaarstukken en overige rapportages Raadsinformatiebrieven In 2010 zijn geen raadsinformatiebrieven die het onderzoeksonderwerp raken aan de raad verzonden, in 2011 is RIB 2011-49 (31 mei 2011) uitgegaan, dit betrof “Opheffen wateroverlast Leliewoningen Kattenbroek”. Deze RIB is richting de raad gegaan na een jarenlang spelende (dreiging van) wateroverlast in situaties met zware neerslag in de wijk Kattenbroek. Het gaat om 13 woningen, de zogenaamde Leliewoningen. In samenwerking met het waterschap en de bewoners is een businesscase Pagina 32
opgezet waaruit een bouwkundige oplossing als meest geschikt is gebleken. De zaak is op het moment nog lopende. Een definitieve oplossing is nog niet rond. De status is dat er momenteel een voorstel van de gemeente bij de bewoners ligt. De Rekenkamercommissie kan derhalve geen beoordeling van deze zaak geven. Begroting en jaarverslag In de begroting 2010-2013 en 2011-2014 wordt in de paragraaf “onderhoud van kapitaalgoederen” onder de kopjes riolering en water beknopte en heldere informatie op een vrij algemeen niveau gegeven. In de paragraaf “onderhoud van kapitaalgoederen” van het jaarverslag over 2010 en over 2011 is de informatie beknopt en helder zoals bij de begrotingen. Bij het jaarverslag over 2011 wordt echter bij riolering niets uiteengezet over relinen en de impact daarvan op wegenprojecten. En de tekst bij water over de stand van zaken is niet goed te volgen58. Rapportages aan de raad In 2007 is de nota “Beheer buiten beter” aan de gemeenteraad aangeboden59. In de begroting van 2011 staat vermeld dat medio 2010 de nota “investeren in beheren” uit zou komen. Dit is echter tot dusver nog niet gebeurd. Tijdens het rekenkameronderzoek is vernomen dat deze nota binnenkort uit moet komen en informatie geeft over status, bezuinigingen, financiële informatie en prognoses. 3.4.2 Raadsinstrumenten Schriftelijke vragen De gemeentelijke organisatie heeft aangegeven dat raadsleden niet veel vragen stellen over het onderwerp water. Als er vragen zijn gaan deze over wateroverlast, water op straat en over verantwoordelijkheid van riolering in achterpaden. In het tijdsvak van dit rekenkameronderzoek (2010 en 2011) zijn twee schriftelijke vragen ingediend, namelijk 2010-79 “Wateroverlast Kattenbroek” door de SP en 2010-83 “Aanpak wateroverlast in Kattenbroek” door de PvdA. In paragraaf 3.4.1 is hier al nader op ingegaan naar aanleiding van een op een later moment uitgekomen RIB, zie aldaar. Moties, amendementen en toezeggingen Om een beeld te krijgen of en hoe het onderzoeksonderwerp verder nog speelt in de raad zijn de moties, amendementen en toezeggingen van het tijdsvak van het onderzoek geraadpleegd60. In de jaren 2010 en 2011 zijn geen moties ingediend die de drie onderzochte zorgplichten raken, niet tijdens reguliere raadsvergaderingen en niet tijdens de begrotingsbehandelingen. Ook tijdens de behandeling van nota bezuinigingen in 2011 zijn de zorgplichten niet geraakt in moties en amendementen. Ook wat betreft toezeggingen komt het onderwerp niet voor in 2010 en 2011.
Soorten watergangen: rivier, strang, hank, nevengeul, beek, spreng, kanaal, hoofdwatergang, tocht, wetering, vaart, vliet, priel, sloot, greppel, levada, gang, waterloop, etc. Bron: Wikipedia
58
Citaat: “Omdat we In voorgaande jaren meer hebben geïnvesteerd in baggerwerkzaamheden en kademuren dan er via de stortingen in het fonds beschikbaar was hebben we in 2011 werkzaamheden gepland en uitgevoerd.” 59 Gezien het tijdsvak van het rekenkameronderzoek is deze rapportage niet geraadpleegd, in deze nota werd namelijk gerapporteerd over bereikte resultaten tot en met 2006. 60 Via www.amersfoort.nl < gemeenteraad < moties, amendementen en toezeggingen.
Pagina 33
4. ANTWOORD OP DE VRAAG, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 4.1 Antwoord op de onderzoeksvraag De onderzoeksvraag van dit rekenkameronderzoek luidde als volgt: “In hoeverre voldoet de gemeente Amersfoort aan de wettelijke zorgplichten met betrekking tot grond-, hemel- en afvalwater?” Hierop geeft de Rekenkamercommissie het volgende antwoord: “De gemeente Amersfoort voldoet in hoge mate aan de wettelijke zorgplichten met betrekking tot grond-, hemel- en afvalwater. Ook een analyse van meldingen en claims vanuit de stad bevestigt dit beeld. De opvolging op meldingen is in het overgrote deel afdoende vastgelegd in het meldingensysteem, echter in een klein aantal gevallen is de opvolging niet (volledig) vastgelegd. Daarnaast zijn aandachtspunten geconstateerd met betrekking tot de kwetsbaarheid van de personeelsbezetting en het informeren van de gemeenteraad.”
4.2 Conclusies Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden heeft de Rekenkamercommissie vijf deelvragen opgesteld. De conclusies van het onderzoek worden onderstaand gegeven in de vorm van de uitwerking van deze vragen. Hierbij zijn de eerste drie vragen samengevoegd. Deelvraag 1 “Welke zorgplichten vloeien voort uit de wet- en regelgeving?” Deelvraag 2 “Hoe vult de gemeente Amersfoort de uitvoering van deze plichten in?” Deelvraag 3 “Hoe houdt de gemeente Amersfoort grip op deze uitvoering?” De zorgplichten die uit de wet- en regelgeving voortvloeien zijn de grondwaterzorgplicht, de hemelwaterzorgplicht en de afvalwaterzorgplicht. In de volgende tabellen zijn per zorgplicht de vereisten uit de wet- en regelgeving, de uitvoering en de grip op deze uitvoering uiteengezet.
Pagina 34
Grondwaterzorgplicht a) De gemeente heeft de taak om, voor zover doelmatig, maatregelen te treffen waarmee daar waar de grondwaterstand structureel nadelige gevolgen heeft voor de bestemming van een gebied, die gevolgen zoveel mogelijk worden voorkomen of beperkt.
Ad a) In Amersfoort staat het voorkomen van grondwateroverlast voorop in het gemeentelijke beleid. Een instrument hiervoor is de watertoets. Dit houdt in dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met de waterhuishouding. De gemeente dient vanaf een bepaalde toename van verhard oppervlak of bij andere grote invloed het waterschap om advies te vragen. Dit proces verloopt goed, dit heeft ook het waterschap bevestigd. Daarnaast heeft de gemeente in 2011 een onderzoek uit laten voeren naar de grondwaterstand in relatie tot de klimaatontwikkeling. De uitkomsten worden gebruikt bij de structuurvisie, de watertoets en om volgens het doelmatigheidsbeginsel nu al drainage te leggen waar dat in de toekomst gewenst is. Er is dus oog voor toekomstige ontwikkelingen, zowel op het gebied van impact van ruimtelijke ontwikkeling als van het klimaat. De beperking van bestaande grondwateroverlast komt met name tot uiting in het beïnvloeden van de relatief hoge grondwaterstand, hiertoe zijn vanuit de provincie maatregelen genomen. Een ander belangrijk punt is monitoring. De gemeente peilt elke twee weken op 200 locaties in de stad. Ook andere instanties (waterschap, provincie en waterleidingbedrijf) peilen op Amersfoorts grondgebied en de peilingsinformatie wordt uitgewisseld. Voor meten en monitoren wordt overigens een efficiencyslag gemaakt door de uitvoering gezamenlijk met andere gemeenten en instanties aan te gaan besteden. De monitoringsinformatie wordt gebruikt om grondwaterproblemen te traceren en als informatie bij het plannen van (grond)werkzaamheden. Interessant in dit kader is dat de provincie een screening op de kwaliteit van ondiep grondwater heeft uitgevoerd en het resultaat voor Amersfoort goed (“schoon”) was.
b) Ook is de gemeente het eerste aanspreekpunt voor de burger en dient bij grondwaterproblemen door middel van probleemanalyse als regisseur richting een oplossing te werken. De zgn. loketfunctie.
Ad b) De loketfunctie in Amersfoort is ingericht met enerzijds het meldpunt woonomgeving en anderzijds informatie op de website van de gemeente. De loketfunctie is waterbreed ingezet, dus niet alleen grondwater, maar ook hemel- en afvalwater. Wat betreft de opzet van het meldpunt wordt verwezen naar een quick scan van de Rekenkamercommissie in 2008 en naar een in 2012 uit te voeren doorwerkingsonderzoek naar de opvolging van de aanbevelingen van destijds. De opzet van de website informatie is tijdens dit Pagina 35
rekenkameronderzoek beoordeeld. Hierbij zijn geen bijzonderheden geconstateerd. Voor wat betreft de werking van de loketfunctie zijn in dit rekenkameronderzoek 2 sporen gevolgd. Enerzijds is de loketfunctie besproken met het waterschap en de provincie, omdat de gemeente als aanspreekpunt ook meldingen ontvangt die voor deze instanties van toepassing zijn. De uitwisseling tussen de betrokken instanties verloopt naar ieders tevredenheid. Anderzijds zijn de meldingen en claims uit de jaren 2010 en 2011 met betrekking tot de drie zorgplichten geraadpleegd. De grondwatermeldingen betreffen voornamelijk het opvragen van grondwaterstanden en meldingen bestemd voor het waterschap of Vitens (waarbij de doormelding is vastgelegd in de oorspronkelijke melding). De strekking van de meldingen van de overige twee zorgplichten zijn in de tabellen van deze zorgplichten uiteengezet. De overall bevindingen van de beoordeling van meldingen zijn uiteengezet in de tabel “algemeen”. In het verlengde hiervan zijn voor dit rekenkameronderzoek claims rond wateroverlast, die ingediend zijn in 2010 en 2011, doorgenomen. Hierbij zijn geen claims met betrekking tot de grondwaterzorgplicht geconstateerd. c) De gemeente heeft een verordeningsbevoegdheid gekregen voor de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater, als extra instrument om het beleid volgens het GRP tot uitvoering te brengen door het stellen van aanvullende eisen.
Ad c) De gemeente Amersfoort maakt geen gebruik van de extra bevoegdheid. Dit heeft te maken met het stellen van minder regels/verordeningen en met het ontbreken van een noodzaak tot een dergelijke verordening. Volgens het bouwbesluit moet elke nieuwbouwwoning voor wat betreft riolering de waterstromen scheiden, waarna de gemeente het perceel apart aansluit op het vuilwaterriool en regenwaterriool. Ook als in de desbetreffende straat geen gescheiden maar een gemengd systeem ligt, zal het (nieuwbouw-)perceel de waterstromen moeten scheiden.
Pagina 36
Hemelwaterzorgplicht a) De gemeente heeft de taak om, voor zover doelmatig, een voorziening aan te aanbieden waarin hemelwater kan worden geloosd. Bij voorkeur in een van het rioolstelsel gescheiden voorziening, maar ook een gemengd riool is mogelijk. Het ingezamelde hemelwater dient vervolgens te worden verwerkt. Bij het invullen van de taak heeft de gemeente beleidsvrijheid om, afgestemd op de lokale problematiek, een integrale afweging te maken hoe om te gaan met het afvloeiende hemelwater.
Ad a) In Amersfoort is het beleid om zoveel mogelijk regenwater schoon te houden, het rioolstelsel is grotendeels gescheiden. Een groot deel van het hemelwater gaat via regenwaterriolering naar het oppervlaktewater of zakt in de bodem. Het hoofdsysteem wordt hiermee dus ontlast. Zoals eerder aangegeven houdt de gemeente rekening met klimaatsveranderingen en is er daarmee oog voor de toekomst. Door de provincie zijn ook maatregelen genomen om risico’s voor de stad vanuit de omgeving te beperken. In het kader van hemelwater wordt overigens ook terugverwezen naar de eerdergenoemde watertoets bij grondwater. Er is een aantal knelpunten (geweest) in de stad. Deze zijn grotendeels opgelost, met afkoppeling (het scheiden van afvalwater- en hemelwaterriool) of andere kleinere technische ingrepen. Er is nog één knelpunt (Leliewoningen, zie paragraaf 3.4.1) waar het zoeken naar de oplossing nog lopende is. Daarnaast is er het gebied tussen Kersenbaan/Julianaplein. Hier ontstaat bij hevige neerslag wateroverlast, daartoe zijn al maatregelen genomen. Echter voor de aanleg van een retentiebassin om overtollig water goed op te kunnen vangen moet de ontwikkeling van de Kersenbaan worden afgewacht. Wat dan resteert is de hinder die wel eens ontstaat na flinke neerslag, maar dit komt niet vaak in woningen en als dit wel het geval is hangt dit veelal samen met de verantwoordelijkheden van de perceeleigenaar. Voor dit rekenkameronderzoek zijn zoals eerder aangegeven de meldingen uit de jaren 2010 en 2011 met betrekking tot de drie zorgplichten geraadpleegd. De strekking van de hemelwatermeldingen heeft voornamelijk betrekking op water op straat na hevige waterval. Ook claims rond wateroverlast die ingediend zijn in 2010 en 2011 zijn doorgenomen, hiervan waren een aantal van toepassing op hemelwater. Zie verder de tabel “algemeen”.
b) De gemeente heeft een verordeningsbevoegdheid gekregen voor de omgang met afvloeiend hemelwater en grondwater, als extra instrument om het beleid volgens het GRP tot uitvoering te brengen door het stellen van aanvullende eisen.
Ad b) Dit is reeds aangehaald bij de uiteenzetting bij de grondwaterzorgplicht, zie aldaar.
Pagina 37
Afvalwaterzorgplicht a) De gemeente is de beheerder van de riolering. De gemeente heeft de taak om afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied gelegen percelen in te zamelen en te transporteren, door middel van een openbaar vuilwaterriool, naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie van het waterschap. Een alternatief kan zijn een afzonderlijk systeem of ander passend systeem, mits hiermee eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt. Gedeputeerde staten kunnen op verzoek ontheffing verlenen voor de zorgplicht. Dit voor grondgebied buiten de bebouwde kom en bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd.
Ad a) De gehele stad is tot aan de grens op het riool aangesloten. Ook een aantal afgelegen bedrijven zijn via een eigen systeem op het riool aangesloten. Van ontheffing en afzonderlijke dan wel andere passende systemen is derhalve geen sprake. Een groot deel van het beheer betreft de rioolreiniging en –inspectie. De uitvoering hiervan is ondergebracht bij Kanalservice Lohmann, bij hoge vervuilingsgraad wordt de opzichter erbij gehaald. Er zijn diverse normen en standaarden verbonden aan reiniging en inspectie, uit de voor dit rekenkameronderzoek gehouden interviews is gebleken dat hieraan wordt voldaan. De planning van de reiniging en inspectie gaat in 8 á 9 jaar de stad rond en hierbij vindt afstemming plaats met wegonderhoud. De gemengde delen van het rioolstelsel worden tweemaal zo vaak gereinigd. Uit de genoemde interviews is gebleken dat de gemeente de informatie die uit de reiniging en inspectie monitort op redelijkheid. Ook hieruit blijkt bijvoorbeeld of de normen en standaarden worden gevolgd. Bij deze monitoring zijn tot dusver geen bijzonderheden geconstateerd. Een ander deel van het beheer is het gangbaar houden van het rioolsysteem, dit betreft (het voorkomen van) verstoppingen. De zogenaamde zinkers onder de stadsgrachten vormen hierbij een knelpunt. Zinkers kunnen snel verstoppen, door met name vet, maar ook doekjes afkomstig vanuit de horeca en huishoudens. Hierbij wordt samengewerkt met het Servicebureau dat in gevallen waarbij grote hoeveelheden vet worden aangetroffen gecontacteerd wordt. Het bureau kan dan de vetafscheiders controleren en handelend optreden conform het nieuwe Activiteitenbesluit. Tot slot is ook vervanging een deel van het beheer. Het uitgangspunt hierbij is de werk-met-werkmethode, inhoudende samenwerken met wegen en/of verkeer. Door uitstel van integrale herinrichting projecten of het on hold zetten hiervan door bezuinigingen, is de huidige trend meer over te gaan op relinen, inhoudende onderhoud van binnenuit, of het uitvoeren van extra inspecties. De rioleringszorg van gemeenten wordt onderling vergeleken in een landelijk dekkende benchmark. Uiteraard zijn andere gemeenten niet de norm waaraan de Amersfoortse aanpak getoetst moet worden, maar het geeft een beeld hoe Amersfoort er voor staat op rioleringsvlak. De uitkomst is over het algemeen dat Amersfoort positief scoort in de benchmark. Pagina 38
Voor dit rekenkameronderzoek zijn zoals eerder aangegeven de meldingen uit de jaren 2010 en 2011 met betrekking tot de drie zorgplichten geraadpleegd. De strekking van de afvalwatermeldingen heeft voornamelijk betrekking op verstoppingen van het riool (al dan niet geconstateerd n.a.v. inspectie door riool/ontstoppingsbedrijf) en (in mindere mate overigens) meldingen over (vermoedelijke) rioolbeschadigingen. Ook claims rond wateroverlast die ingediend zijn in 2010 en 2011 zijn doorgenomen, hiervan waren een aantal van toepassing op afvalwater (riool). Zie verder de tabel “algemeen”. b) De wetgeving stelt diverse vereisten aan de inhoud en het te doorlopen proces van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP).
Ad b) Voor een opsomming van de wettelijke vereisten wordt hier verwezen naar tabel 1 in dit rapport (paragraaf 3.2.3). De conclusie van het toetsen van de plannen en procedures aan de wettelijke vereisten is dat het GRP3 aan alle van toepassing zijnde vereisten heeft voldaan. Voor het aankomende nieuwe GRP, vGRP4, heeft de Rekenkamercommissie vast kunnen stellen dat deze voldoet aan de vereisten die tot nu toe lopende het proces beoordeeld kunnen worden. Enkele vereisten die op het einde van de nog lopende procedure van toepassing zijn kunnen immers nog niet beoordeeld worden, maar hierbij verwacht de Rekenkamercommissie geen problemen. Vervolgens lijkt het de Rekenkamercommissie gezien het huidige verloop van het proces haalbaar dat zal worden voldaan aan de vereiste om uiterlijk per 1 januari 2013 een verbreed gemeentelijk rioleringsplan vast te stellen. Het vGRP4 zal overigens voor 10 jaar gaan gelden i.p.v. de 5 jaar van het huidige GRP3, dit is toegestaan vanuit de wetgeving. Daarnaast wil de Rekenkamercommissie nog opmerken dat het concept vGRP4 helder in opzet is, het duidelijke doelen stelt en ook wat betreft evaluatie helder is (met argumentatie). De nieuwe wetgeving is meegenomen in het plan en daarin ook expliciet besproken. De lezer wordt duidelijk meegenomen in de gemeentelijke watertaken en de uitvoering daarvan.
Algemeen a) Oppervlaktewater
Ad a) Oppervlaktewater is geen type water dat onder de zorgplichten van dit rekenkameronderzoek valt. Al het water uit de drie zorgplichten raakt uiteindelijk echter wel het oppervlaktewater. Daarom is hierop in beperkte mate ingezoomd. Hierbij zijn geen issues Pagina 39
geconstateerd die de zorgplichten raken. b) Monitoring en denkwijze
Ad b) De gemeente geeft aan grip te houden op de zorgplichten door te meten en monitoren. Middelen hierbij zijn kwaliteitstoetsingen van het waterschap, het peilen van de grondwaterstand, de rioolinspecties en het collectief handelen naar signalen vanuit de rioolwaterzuiveringsinstallatie. De denkwijze is beheersmatig bezig zijn, waarbij als iets niet goed gaat wordt bijgestuurd. En tijdens het rekenkameronderzoek is ook gebleken dat de organisatie het besef heeft structurele problemen te voorkomen.
c) Meldingen en claims
Ad c) Dé manier om vast te stellen of de gemeente grip heeft op de uitvoering van haar zorgplichten is het kennis nemen van meldingen en van zaken waarbij burgers de gemeente aansprakelijk hebben gesteld (claims). Hieruit kan immers opgemaakt worden hoe het gesteld is met de werking van het beleid ten aanzien van de zorgplichten. Voor het onderwerp water is dit ook een betrouwbaar middel, bij overlast zal de neiging om een melding te maken groot zijn. De Rekenkamercommissie heeft daarom alle van toepassing zijnde meldingen en claims uit 2010 en 2011 doorgenomen. De bevindingen en conclusies zijn de volgende: Een beoordeling op spreiding van meldingen over wijken/straten geeft geen specifieke bijzonderheden. Meldingen geven daarmee dus geen grote(re) “probleemgebieden” weer. Het aantal meldingen is laag vergeleken met het landelijke gemiddelde. Het aantal kan overigens flink schommelen, afhankelijk van bijvoorbeeld de mate van neerslag. De gebruikte rubrieken in het meldingensysteem geven geen typisch andersoortige meldingen weer, dit zou vanuit de naamgeving van deze rubrieken wel verwacht worden. Het gebruik van de rubriceringen sluit daarmee niet aan bij de individuele zorgplichten. De Rekenkamercommissie is van mening dat een dergelijke aansluiting het hebben van grip overzichtelijker zou kunnen maken. Ook zijn veel meldingen over bijvoorbeeld blauwalgen onder de waterrubriceringen opgenomen, deze zouden dan beter een eigen aparte rubriek krijgen omdat deze niet onder de drie plichten vallen. De strekking van de meldingen geeft geen bijzonderheden weer die afbreuk zouden kunnen doen aan het voldoen aan de zorgplichten. Pagina 40
De vastlegging geeft in zo’n 95% van de gevallen een duidelijke opvolging van de meldingen weer. Zoals bijvoorbeeld een duidelijke vastlegging van het contact met de desbetreffende burger en de, indien van toepassing, uitgevoerde werkzaamheden/acties van de gemeente. De vastlegging van de meldingen geeft in zo’n 5% van de gevallen niet duidelijk aan wat de opvolging van deze meldingen is geweest. In deze gevallen is de enige informatie veelal de vastlegging van de oorspronkelijke melding. In een aantal gevallen wordt er wel (ten dele) opvolgingsinformatie gegeven, maar zonder afrondende informatie, waardoor uiteindelijk niet op te maken is hoe de melding in zijn geheel is afgedaan. De Rekenkamercommissie kan derhalve de werking van de loketfunctie en het adequaat opvolgen van meldingen voor dit relatief kleine deel niet vaststellen. Er zijn geen noemenswaardige herhalingsmeldingen geconstateerd. Bij de claims is geen link naar eerdere meldingen geconstateerd, dit zou kunnen betekenen dat meldingen afdoende worden opgevolgd en niet leiden tot claims. Maar dit is gezien het feit dat er slechts naar een periode van 2 jaar is gekeken een heel voorzichtige conclusie en daarmee ook niet direct een bewijs voor de werking. Bij de claims zijn verder geen bijzonderheden geconstateerd, het aantal claims en het bedrag is niet hoog en het aantal uitkeringen en het bedrag daarvan laag. d) Personeel
Ad d) De personeelsbezetting is een kwetsbaarheid. Landelijk, regionaal en in Amersfoort. De Rekenkamercommissie denkt dat het goed is hier alert op te zijn om te voorkomen dat de kleine formatie in Amersfoort in combinatie met deze kwetsbaarheid in de toekomst een probleem wordt.
e) Actualiteit
Ad e) De Rekenkamercommissie heeft tijdens het onderzoek geconstateerd dat de gemeente goed oog heeft voor de actualiteit op het vlak van de zorgplichten.
Pagina 41
Deelvraag 4 “Welke partijen hebben ook taken en verantwoordelijkheden in het kader van water in Amersfoort en hoe is de relatie van de gemeente met deze partijen vormgegeven?” Naast de gemeente hebben ook het waterschap en de provincie taken en verantwoordelijkheden in het kader van water in Amersfoort (i.c. de drie zorgplichten). De relatie met het waterschap wordt als goed ervaren, en dit is andersom ook het geval ondanks het feit dat het (uiteraard) twee aparte instanties betreffen met eigen belangen. Bij de relatie met het waterschap komt het Bestuursakkoord Water in beeld. Het bestuursakkoord is ontstaan om in Nederland tot een doelmatiger waterbeheer te komen. In het bestuursakkoord hebben gemeenten en waterschappen de uitdaging gekregen om de afspraken regionaal uit te werken. De Rekenkamercommissie heeft vastgesteld dat Amersfoort goed op weg is in de voortgang, de stad heeft een trekkersrol in het geheel. De uitvoering van de afspraken uit het bestuursakkoord vindt voornamelijk plaats via het platform Water Vallei & Eem. Binnen het platform wordt kennis gedeeld en gezamenlijk efficiencyvoordelen behaald. En het platform draagt ook bij aan het relatiebeheer met het waterschap. Dit geldt ook voor het relatiebeheer met de provincie. Naast diverse gemeenten uit de regio, twee waterschappen en Vitens, nemen ook de beide voor de regio van toepassing zijnde provincies deel aan het platform, hieronder de provincie Utrecht. Zowel de provincie als de gemeente ervaren hun relatie als goed. De provincie is daarnaast positief over het feit dat Amersfoort energie betrekt in het vGRP4, dat de stad vernieuwingen in de waterketen oppakt, duidelijk milieuthema’s meeneemt en een integrale blik heeft op het onderwerp (bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en milieu). De rol van de provincie in het kader van de zorgplichten heeft op het moment overigens een terugtrekkende rol, dit is in lijn met het bestuursakkoord. De Rekenkamercommissie concludeert dat de relatie met waterschap en provincie goed is en met name het platform Water een goede bijdrage levert aan deze relatie en daarnaast aan de voortgang van de uitvoering van het Bestuursakkoord Water. Deelvraag 5 “Hoe is de informatievoorziening richting de gemeenteraad?” De Rekenkamercommissie heeft vastgesteld dat de informatievoorziening voornamelijk plaatsvindt in begroting en jaarverslag. De informatie in deze stukken is te typeren als beknopt en helder. Eén punt is opgevallen bij het doornemen van deze stukken. De taakstelling in het kader van de bezuinigingen op “wegen” maakt dat integrale herinrichting niet meer automatisch voor de hand ligt. Daarom wordt in de toekomst vaker een riolering gerelined. In de stukken is echter niets uiteengezet over het opvoeren van het relinen en de impact daarvan op wegenprojecten (werk-met-werk). De vraag is of de raad hiervan op de hoogte is. In de periode 2010-2011 hebben een tweetal fracties schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van de wateroverlast van de eerdergenoemde Leliewoningen, naar aanleiding van deze overlast is in deze periode ook een RIB verschenen. Daarnaast is opgevallen dat de toegezegde nota “investeren in beheren” die medio 2010 uit zou komen nog niet is verschenen. Tijdens het rekenkameronderzoek is vernomen dat deze nota binnenkort uit moet komen en informatie geeft over status, bezuinigingen, financiële informatie en prognoses. De Rekenkamercommissie komt tot de conclusie dat de informatiestroom niet groot is, wat overigens geen issue behoeft te zijn. Het lijkt de Rekenkamercommissie wel raadzaam de toegezegde nota op korte termijn aan de raad aan te bieden.
Pagina 42
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort
4.3 Aanbevelingen Concreet komt de Rekenkamercommissie op basis van haar onderzoek tot de volgende aanbevelingen: 1. Zet de huidige aanpak van de zorgplichten voor grondwater, hemelwater en afvalwater voort. 2. Voer de volgende aanpassingen door om de vastlegging van meldingen en de uitgevoerde acties op meldingen te vervolmaken: a. Draag er zorg voor dat in alle gevallen de opvolging van meldingen volledig wordt vastgelegd in het meldingensysteem. b. Pas (het gebruik van) de rubriceringen aan op de drie zorgplichten. 3. Implementeer een continuïteitsborging van de personeelsbezetting. 4. Vervolledig de raadsinformatie over (de uitvoering van) de zorgplichten: a. Zorg dat de gemeenteraad actueel geïnformeerd wordt om op de hoogte gehouden te worden van (de impact) van recente ontwikkelingen op het vlak van de zorgplichten. b. Rapporteer periodiek aan de gemeenteraad over de ontwikkelingen in de meldingen en claims vanuit de stad (aantal, aard, afhandeling, etc). c. Biedt de gemeenteraad de voor medio 2010 toegezegde nota “investeren in beheren” zo spoedig mogelijk aan. 5. Rapporteer over een jaar aan de Rekenkamercommissie hoe bovenstaande aanbevelingen zijn opgevolgd.
Pagina 43
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort
LITERATUURLIJST / GEBRUIKTE STUKKEN / GEÏNTERVIEWDEN / ETC Wet- en regelgeving Waterwet, Lexplicatie, De complete wetgeving toegelicht, door: mr. ing. F. van Gogh en mr. ir. S. Handgraaf, Kluwer, laatste druk (bijgewerkt tot en met 1 april 2010) Wegwijzer Waterwet, door: mr.dr. H.J.M. Havekes en mr. P.J. de Putter, Wolters Kluwer Business, ISBN 978-901308060-5 Wet Milieubeheer, via www.overheid.nl
Lokale kaders Gemeentelijk rioleringsplan 2007-2011 Beleidsvisie Groen Blauwe Structuur (maart 2004) Waterplan 2005-2015 Baggerplan Amersfoort (januari 2003) Grondwaterplan Amersfoort (december 2006) Gemeentelijk Rioleringsplan 2012-2021 (concept ontwerp versie 7 februari 2012)
Publicaties en ledenbrieven VNG Van rioleringstaak naar gemeentelijke watertaak, VNG, publicatie 2007/12-111 Voortgang samenwerking in de afvalwaterketen, 11 oktober 2011, Lbr. 11/063 Benchmark Rioleringszorg 2013, 13 februari 2012, Lbr. 12/023 Kenniscoaches Doelmatig Waterbeheer, 13 februari 2012, Lbr. 12/022
Bijeenkomsten Rioneddag, 2 februari 2012 Presentatie waterschap, 29 september 2011 Schakeldag Ministerie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 7 juni 2011 Studiedag Bestuursakkoord Water, 26 mei 2011
Pagina 44
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort
Publicaties en brochures Stichting Rioned Benchmark Rioleringszorg 2010, Riolering in beeld, ISBN 978 90 73645 363 Benchmark Rioleringszorg, provincierapport 2010, Provincie Utrecht, 1 maart 2011 Benchmark Rioleringszorg, gemeenterapport 2010, Amersfoort Handleiding rioolreiniging, Aanbesteding, uitvoering en verrekening, door: prof.dr.ir. F.H.L.R. Clemens en drs.ing. C. Snaterse MMC, i.s.m. de Vereniging Afvalbedrijven, ISBN 978 90 73645 31 8 Gemeentelijke aansprakelijkheid bij wateroverlast, Wetgeving, rechtspraak en praktijkvoorbeelden, i.s.m. Onderlinge Verzekeringen Overheid u.a. en Centraal Beheer Achmea, ISBN 978 90 73645 35 6 Riolering en het Besluit Begroting en Verantwoording, Over investeringen, rente en btw, i.s.m. Commissie BBV, ISBN 978 9073645 33 2 Kenniscoaches: wie, wat en hoe?, Voor doelmatiger beheer van stedelijk water en waterketen Doelmatiger beheer van uw watertaken? Lokale kennis is dé sleutel tot slim besparen.
Overeenkomsten DVO Amersfoort / Rova 2004, pagina 19 “gangbaar houden van riolen” Overige stukken “Grondwater, wie doet wat?”, uitgave van de provincie Utrecht, de waterschappen en de waterleidingbedrijven, december 2009 Waterkwaliteitsanalyse Amersfoort, samenvatting, Grontmij www.kanalservice-lohmann.de “Effect van klimaatveranderingen op de grondwaterstanden in Amersfoort”, Broks-Messelaar Consultancy – 22 augustus 2011 Schriftelijke vraag 2010-79 “Wateroverlast Kattenbroek”, SP, docs#3566199 Schriftelijke vraag 2010-83, “Aanpak wateroverlast in Kattenbroek”, PvdA, docs#3566278 RIB 2011-49 “Opheffen wateroverlast Leliewoningen Kattenbroek” Stadsberichten extra – gemeentelijk rioleringsplan 2007-2011 – januari 2008 Aanbiedingsbrief GRP3 aan VROM – 19 mei 2008 – docs#2766149 Aanbiedingsbrief GRP3 aan provincie – 19 mei 2008 – docs#2766061 Aanbiedingsbrief GRP3 aan waterschap – 19 mei 2008 – docs#2765540 Rapportage “doeltreffendheid stedelijk waterbeheer” – waterschap Vallei & Eem – definitieve versie - 10 november 2011
Pagina 45
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort
Stadsberichten - woensdag 23 mei 2012
Geïnterviewden/Gecontacteerden (alfabetische volgorde) Marijke Jaarsma (beleidsadviseur, waterschap Vallei & Eem) Jan van ’t Klooster (adviseur beheer openbare ruimte – water) Han Lensink (adviseur beheer openbare ruimte – riool) Ina Loovers (afdelingshoofd SOB stedelijk beheer) Menno Tigelaar (wethouder wijken en beheer) Elmi Vermeij (accountmanager Amersfoort, waterschap Vallei & Eem) Lisz Welling (beleidsmedewerker afdeling bodem en water, provincie Utrecht)
Pagina 46
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort
AFKORTINGENLIJST BLR
Beoordelingsrichtlijn
BW
Burgerlijk Wetboek
DVO
Dienstverleningsovereenkomst
GRP
Gemeentelijk rioleringsplan
KWR
Watercycle Research Institute, kennisinstituut te Nieuwegein
KCC
Klant Contact Centrum
NEN
NEderlandse Norm
n.n.t.b.
nog niet te beoordelen
PPS
Publiek-Private Samenwerking (samenwerkingsvorm tussen een overheid en een of meer private ondernemingen)
ROVA
afvaladvies-, regie- en verwijderingsorganisatie van 19 gemeenten in Midden- en OostNederland
Stowa
Stichting toegepast onderzoek waterbeheer, kennisinstituut te Amersfoort
UvW
Unie van Waterschappen
vGRP
verbreed Gemeentelijke rioleringsplan
VNG
Vereniging Nederlandse Gemeenten
Wm
Wet Milieubeheer
Wtw
Waterwet
Pagina 47
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort
BIJLAGE RELEVANTE TEKSTEN UIT WET- EN REGELGEVING Waterwet, bron: overheid.nl, in deze opzet ingangsdatum 22 december 2009 (…) Artikel 3.4 1. Zuivering van stedelijk afvalwater gebracht in een openbaar vuilwaterriool geschiedt in een daartoe bestemde inrichting onder de zorg van een waterschap. Een zodanige inrichting kan worden geëxploiteerd door het waterschap zelf dan wel door een rechtspersoon die door het bestuur van het waterschap met die zuivering is belast. 2. In afwijking van het eerste lid kunnen het bestuur van het betrokken waterschap en de raad van een betrokken gemeente op voorstel van één van beide partijen besluiten, dat de zuivering van daarbij aangewezen stedelijk afvalwater in die gemeente, vanaf een daarbij te bepalen tijdstip, geschiedt in een daartoe bestemde inrichting onder de zorg van die gemeente. Een besluit als bedoeld in de vorige volzin kan slechts worden genomen op grond dat zulks aantoonbaar doelmatiger is voor de zuivering van stedelijk afvalwater. 3. Het bestuur van het waterschap en de raad van de betrokken gemeente beslissen op een voorstel als bedoeld in het tweede lid, binnen één jaar na de dag waarop het door de raad van de betrokken gemeente dan wel door het bestuur van het waterschap is ontvangen. Bij gebreke van overeenstemming binnen die termijn beslissen, de beide partijen gehoord, gedeputeerde staten.
Artikel 3.5 1. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor een doelmatige inzameling van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen. 2. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen tevens zorg voor een doelmatige verwerking van het ingezamelde hemelwater. Onder het verwerken van hemelwater kunnen in ieder geval de volgende maatregelen worden begrepen: de berging, het transport, de nuttige toepassing, het, al dan niet na zuivering, terugbrengen op of in de bodem of in het oppervlaktewater van ingezameld hemelwater, en het afvoeren naar een zuiveringtechnisch werk.
Artikel 3.6 1. De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort. 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater, en het afvoeren naar een zuiveringtechnisch werk. (…) Artikel 3.8 Waterschappen en gemeenten dragen zorg voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden waaronder het zelfstandige beheer van inname, inzameling en zuivering van afvalwater. (….)
Pagina 48
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort
Wet Milieubeheer, bron: overheid.nl, in deze opzet ingangsdatum 28 juni 2007 (…) Artikel 4.22 1. De gemeenteraad stelt telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vast. 2. Het plan bevat ten minste: a. een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater als bedoeld in artikel 10.33, alsmede de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater als bedoeld in artikel 3.5 van de Waterwet, en maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, als bedoeld in artikel 3.6 van laatstgenoemde wet en een aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn; b. een overzicht van de in de door het plan bestreken periode aan te leggen of te vervangen voorzieningen als bedoeld onder a ; c. een overzicht van de wijze waarop de voorzieningen, bedoeld onder a en b , worden of zullen worden beheerd; d. de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen als bedoeld onder a, en van de in het plan aangekondigde activiteiten; e. een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten. 3. Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt de gemeenteraad met dat plan rekening bij de vaststelling van een gemeentelijk rioleringsplan. 4. Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, aan gemeenten de plicht opleggen tot prestatievergelijking ten aanzien van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10.33, alsmede de taken, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6 van de Waterwet. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de frequentie, inhoud en omvang van de prestatievergelijking. Artikel 4.23 1. Het gemeentelijke rioleringsplan wordt voorbereid door burgemeester en wethouders. Zij betrekken bij de voorbereiding van het plan in elk geval: a. gedeputeerde staten, b. de beheerders van de zuiveringstechnische werken waarnaar het ingezamelde afvalwater wordt getransporteerd, en c. de beheerders van de oppervlaktewateren waarop het ingezamelde water wordt geloosd. 2. Zodra het plan is vastgesteld, doen burgemeester en wethouders hiervan mededeling door toezending van het plan aan de in het eerste lid, onder a tot en met c, genoemde instanties, en Onze Minister. 3. Burgemeester en wethouders maken de vaststelling bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden. Hierbij geven zij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan. Artikel 4.24 1. Gedeputeerde staten kunnen, nadat burgemeester en wethouders in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze naar voren te brengen, aan de gemeenteraad aanwijzingen geven omtrent de inhoud van het gemeentelijk rioleringsplan. Bij een aanwijzing wordt een termijn gesteld, binnen welke het plan in overeenstemming met de aanwijzing moet zijn gebracht. 2. Bij het geven van een aanwijzing houden gedeputeerde staten rekening met het geldende provinciale milieubeleidsplan en met het geldende regionale waterplan. (….) Artikel 10.33 1. De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool naar een inrichting als bedoeld in artikel 3.4 van de Waterwet.
Pagina 49
Rekenkameronderzoek Gemeentewater Amersfoort 2. In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een inrichting als bedoeld in het eerste lid kunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen in beheer bij een gemeente, waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, indien met die systemen blijkens het gemeentelijk rioleringsplan eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt. 3. Op verzoek van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten in het belang van de bescherming van het milieu ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor: a. een gedeelte van het grondgebied van een gemeente, dat gelegen is buiten de bebouwde kom, en b. een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd. 4. De ontheffing bedoeld in het derde lid kan, indien de ontwikkelingen in het gebied waarvoor de ontheffing is verleend daartoe aanleiding geven, door gedeputeerde staten worden ingetrokken. Bij de intrekking wordt aangegeven binnen welke termijn in inzameling en transport van stedelijk afvalwater wordt voorzien. (…) Artikel 10.32a 1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat: a. bij het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, wordt voldaan aan de in die verordening gestelde regels, en b. het brengen van afvloeiend hemelwater of van grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater binnen een in die verordening aangegeven termijn wordt beëindigd. 2. Van de mogelijkheid, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt geen gebruikgemaakt, indien van degene bij wie afvloeiend hemelwater of grondwater vrijkomt redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer van dat water kan worden gevergd. (…)
Pagina 50