Gemeentebrede bijbelstudie maart 2014: Wezen en weduwen in de 21e eeuw Opening: bidden Binnenkomer: Stelling: in Nederland is zorg voor wezen en weduwen niet meer nodig, want die taak heeft de overheid al op zich genomen. Bijbelstudie In de Bijbel gaat het vaak over weduwen en wezen. Vaak worden tegelijk met hen ook nog de vreemdelingen genoemd. Vanavond gaat het vooral over de weduwen en wezen, maar we zullen zien dat in onze tijd juist ook de vreemdelingen veel overeenkomsten met hen hebben. Een paar vragen zal ik vanavond proberen te beantwoorden: Wie waren de wezen en weduwen van Israël en waarom hadden juist zij extra zorg nodig? Wat zeggen de wetten van Mozes over de omgang met wezen en weduwen? Wat is er verder in de Bijbel nog te vinden over wezen en weduwen? Wie waren de weduwen en wezen? Een weduwe in de tijd van het Oude Testament was een vrouw zonder man. Dat betekende: geen sociale bescherming en geen rechten. Geen stemrecht. Zelfs geen erfrecht: Num. 27:8-11 8 En zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer iemand sterft zonder een zoon na te laten, moet zijn bezit overgaan op zijn dochter. 9 Heeft hij geen dochter, dan moet zijn bezit aan zijn broers gegeven worden. 10 Heeft hij geen broers, dan moet zijn bezit aan de broers van zijn vader gegeven worden. 11 Heeft zijn vader geen broers, dan moet zijn bezit aan zijn naaste bloedverwant gegeven worden; dat is dan zijn erfgenaam. Dit is een wettelijke bepaling voor alle Israëlieten, door de HEER aan Mozes gegeven.”’ Mannen hadden dus het eerste recht op de erfenis, daarna eventuele dochters. Over weduwen geen woord. Weduwen liepen het risico tot armoede te vervallen en zelfs schuldslaaf te worden. Een wees in de tijd van het Oude Testament was een minderjarig kind zonder vader. Ook als de moeder nog leefde werd het kind als wees beschouwd. Zelfde reden als bij weduwe: mannelijke beschermer en rechtspersoon ontbrak. Geen stem in de gemeenschap, geen rechten om te claimen. Een wees was er nog beroerder aan toe dan een weduwe. De weduwe kon nog hertrouwen in de hoop op een betere toekomst. Maar in dat geval was het lot van haar kind/kinderen onzeker. Zou de nieuwe man voor zijn stiefkinderen net zoveel zorg dragen als voor zijn eigen kinderen? Geboden en richtlijnen voor armenzorg Het OT geeft geen structurele oplossing voor de ondergeschikte positie van wezen en weduwen. Er wordt geen vrouwenstemrecht bij wet geregeld, de rechten van wezen en weduwen worden niet officieel vastgelegd. Wel geeft God allerlei richtlijnen om praktisch de nood van deze rechtenloze groep in de samenleving te verlichten. Ik wil graag met jullie een aantal van deze geboden bij langsgaan.
-
Ex. 22:20-26 20 Vreemdelingen mag je niet uitbuiten of onderdrukken, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. 21 Weduwen en wezen mag je evenmin uitbuiten. 22 Doe je dat toch en smeken zij mij om hulp, dan zal ik zeker naar hen luisteren: 23 ik zal in woede ontsteken en ieder van jullie doden, en dan zullen jullie eigen vrouwen weduwe worden en jullie kinderen wees. 24 Als je geld leent aan iemand van mijn volk die armoede lijdt, gedraag je dan niet als een geldschieter en vraag geen rente van hem. 25 Als je iemands mantel als onderpand neemt, moet je die voor zonsondergang aan hem teruggeven, 26 want hij heeft niets anders om zich mee toe te dekken. Waarmee moet hij zijn lichaam anders beschermen als hij gaat slapen? Als hij mij om hulp smeekt, zal ik naar hem luisteren, want ik ben een genadige God. hier zie je dat vreemdelingen op één lijn worden gezet met wezen en weduwen. Ook de vreemdeling hoort bij een groep zonder vastgelegde rechten. Maar dat ze geen rechten hebben, wil niet zeggen dat God geen oog heeft voor hun situatie. Hij treedt streng op tegen de onderdrukkers van mensen zonder rechten. Misbruik maken van hun kwetsbaarheid is verboden. Dan zijn er nog praktische aanwijzingen: geld lenen aan een arme doe je zonder er rente over te vragen, een mantel kan je als onderpand vragen maar het moet voor de nacht weer terug zijn.
-
Deut. 10:17-19 17 Want de HEER, uw God, is de hoogste God en Heer. Hij is de grote, de machtige, de ontzagwekkende God. Hij handelt zonder aanzien des persoons en is onomkoopbaar; 18 hij verschaft weduwen en wezen recht, neemt vreemdelingen in bescherming en voorziet hen van voedsel en kleding. 19 Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte. God zelf komt op voor de rechten van wezen en weduwen. In tegenstelling tot sommige aardse rechters is God niet om te kopen. God doet recht. Dat moet toch een sterke motivatie zijn om zelf ook zorgvuldig met hen om te gaan. In Deut. 27:19 staat zelfs: 19 “Vervloekt is eenieder die de rechten van vreemdelingen, weduwen en wezen schendt.”
-
Deut. 14:28-29; 26:12-13 28 Elk derde jaar moet u het tiende deel van de opbrengst in zijn geheel afstaan en het opslaan in de stad. 29 De Levieten, die geen grond bezitten zoals u, en de vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen, mogen daarvan dan nemen zo veel als ze nodig hebben. De HEER, uw God, zal u erom zegenen in alles wat u onderneemt. /// 12 Als u in het derde jaar, het jaar van de tienden, het tiende deel van de opbrengst hebt afgestaan aan de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen, zodat zij bij u in de stad voldoende te eten hebben, 13 dan moet u tegenover de HEER, uw God, verklaren: ‘Ik heb niets van de gaven die de HEER toekomen achtergehouden. Ik heb alles aan de Levieten, vreemdelingen, weduwen en wezen gegeven, geheel overeenkomstig de geboden die u mij hebt opgelegd. Ik heb geen enkel gebod overtreden en ben in niets nalatig geweest. hier wordt een duidelijke richtlijn gegeven over hoeveel je aan de wezen en weduwen en andere behoeftigen moet geven in Israël: elk derde jaar een tiende. Zo draagt iedereen naar draagkracht bij aan de zorg voor de armen. Trouw hierin wordt hoog gewaardeerd.
-
Deut. 16:9-14 9 Zeven weken moet u aftellen: zeven weken nadat de eerste sikkel in het koren is gezet 10 moet u voor de HEER, uw God, het Wekenfeest vieren, zo uitbundig als uw vrijwillige gaven het toelaten, naar de mate waarin de HEER, uw God, u zegent. 11 Ten overstaan van hem moet u dan feestvieren, samen met uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, de Levieten die bij u in de stad wonen, en de vreemdelingen, de weduwen en de wezen. Doe dat op de plaats die de HEER, uw God, zal kiezen om er zijn naam te laten wonen. 12 Bedenk dat u zelf in Egypte slaaf bent geweest; houd u daarom zorgvuldig aan deze voorschriften.
13 Wanneer het graan is gedorst en de druiven zijn geperst, moet u gedurende zeven dagen het Loofhuttenfeest vieren. 14 Vier dan uitbundig feest, samen met uw zonen en dochters, uw slaven, uw slavinnen, en de Levieten, de vreemdelingen, de weduwen en de wezen die bij u in de stad wonen. als er een groot feest is, waarbij samen gegeten wordt, is het niet de bedoeling dat er mensen zijn die vanwege armoede niet mee kunnen feesten. Iedereen moet worden betrokken in de feestvreugde. Het wekenfeest is een oogstfeest. Het gaat hier dus ook om het samen blij zijn met en delen van de oogst. Hongerlijden zou de feestelijke stemming ondermijnen. -
Deut. 24:17-21 17 U moet de rechten van vreemdelingen en wezen eerbiedigen; van weduwen mag u het overkleed niet in pand nemen. 18 Bedenk dat u zelf slaaf bent geweest in Egypte totdat de HEER, uw God, u heeft bevrijd. Daarom gebied ik u zo te handelen. 19 Wanneer u bij de graanoogst op de akker een schoof vergeet, mag u niet teruggaan om die op te halen. Laat hem achter voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. De HEER, uw God, zal u erom zegenen in alles wat u onderneemt. 20 En wanneer u bij de olijvenoogst tegen de takken slaat, mag u achteraf niet nagaan of u wel alles hebt. De rest is voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. 21 En wanneer u bij de wijnoogst druiven plukt, mag u niet alles nog eens nalopen. De rest is voor de vreemdelingen, weduwen en wezen. Eerder zei ik dat een mantel als pand genomen mocht worden, maar dat deze voor de nacht weer teruggegeven moest zijn. Weduwen vormen een positieve uitzondering op deze regel. Van hen mag het bovenkleed (de mantel dus) niet als onderpand worden genomen. Zij worden op deze manier extra beschermd tegen uitbuiters (en de nachtelijke kou). Een laatste praktische aanwijzing voor de zorg voor weduwen en wezen is het ‘onzorgvuldig oogsten’. Een keer de gewassen langsgaan is genoeg. Wat overblijft is voor de armen. God geeft ruimschoots, dus de oogst hoeft niet zo snippertje voor snippertje binnengehaald te worden. De eerste ronde is voldoende om van te leven, van de tweede ronde mag wie het nodig heeft gebruikmaken.
De profeten Dit is het mooie beeld van hoe God het bedoelde toen hij Israël het beloofde land gaf. Zo moest men voor elkaar zorgen. Ook wie geen rechten had, mocht in Israël niet onder de voet gelopen worden. In de praktijk gaat het echter vaak mis, tot verontwaardiging van God. Wanneer de profeten optreden is de zorg voor weduwen en wezen en het gebrek daaraan een terugkerend thema. Ik zal een aantal uitspraken van de profeten over wezen en weduwen bij langsgaan om een beeld te krijgen van hoe er in de praktijk in Israël met de zwakken werd omgegaan en hoe God daarop reageerde. Het boek Jesaja begint met een aanklacht tegen het volk, waarin ook de omgang met de weduwen en wezen wordt genoemd: Jes. 1:17 maakt deel uit van een oproep tot bekering: (vs. 16/17) 16 Was je, reinig je, maak een eind aan je misdaden, ik kan ze niet meer zien. Vermijd alle kwaad 17 en leer goed te doen. Zoek het recht, houd tirannen in toom, bied wezen bescherming, sta weduwen bij. In vers 23/24 wordt beschreven hoe de situatie is en wordt aangekondigd hoe God daarmee omgaat: 23 Je vorsten zijn schurken, ze houden het met dieven, ze denken alleen aan geschenken en steekpenningen. Wezen bieden ze geen bescherming, het lot van weduwen laat hen koud. 24 Daarom – zo spreekt de Machtige, de HEER van de hemelse machten, de sterke God van Israël: Wee hun, ik zal me wreken op mijn tegenstanders, mijn woede koelen op mijn vijanden. juist van de koning kan verwacht worden dat hij het goede voorbeeld geeft aan het volk
en recht verschaft aan de wezen en weduwen, maar kennelijk gebeurt dit niet. Integendeel: steekpenningen bepalen de rechtspraak. Dit maakt God woedend. In hoofdstuk 10:1-2 staat iets vergelijkbaars: 1 Wee degenen die onrechtvaardige wetten uitvaardigen, die de onderdrukking wettelijk bekrachtigen. 2 Zij verdraaien het recht van de zwakken en ontnemen de armen van mijn volk hun deel. Weduwen vallen hun ten prooi, wezen worden door hen beroofd. Ook Jeremia spreekt over de omgang met wezen en weduwen: Jer. 7:5-8 5 Als jullie je leven werkelijk beteren, als jullie elkaar rechtvaardig behandelen, 6 vreemdelingen, wezen en weduwen niet onderdrukken, in dit land geen onschuldig bloed vergieten en niet achter andere goden aan lopen, jullie onheil tegemoet, 7 dan mogen jullie hier blijven wonen, in dit land dat ik jullie voorouders gegeven heb. Zo is het altijd geweest, zo zal het dan altijd zijn. 8 Maar jullie vertrouwen op die bedrieglijke leus, en dat zal je niet baten. Zorg voor wezen en weduwen wordt beloond: als het volk dat zou doen zou het in het land mogen blijven. Maar die zorg schiet aan alle kanten tekort. En terwijl het volk denkt dat er nooit iets aan de situatie zal veranderen (‘we hebben hier toch altijd gewoond’), gaan ze door hun onderdrukking van zwakken hun ondergang tegemoet. Dit gedrag heeft dus zeker wel consequenties. In hoofdstuk 22:3-5 wordt deze boodschap ook nog expliciet aan de koning van Juda gebracht: 3 Dit zegt de HEER: Handhaaf recht en gerechtigheid, red wie beroofd werd uit de handen van zijn onderdrukker, buit vreemdelingen, weduwen en wezen niet uit, pleeg geen geweld tegen hen, vergiet in deze stad geen onschuldig bloed. 4 Nemen jullie dit alles in acht, dan zullen Davids troonopvolgers door de poorten van dit paleis gaan, gezeten op paarden of rijdend op wagens, vergezeld van hun hovelingen en hun volk. 5 Maar als jullie niet naar deze woorden luisteren, dan zweer ik bij mijn eigen naam dat dit paleis in puin zal vallen – spreekt de HEER. In Ezechiël 22:4-7 spreekt Ezechiël het oordeel over Jeruzalem uit 4 Je bent schuldig door al het bloed dat je hebt vergoten, je bent onrein door de afgodsbeelden die je hebt gemaakt. Daarom zijn je dagen geteld en is de grens van je jaren bereikt. Ik zal je uitleveren aan de hoon en spot van alle volken en landen. 5 Dichtbij en ver weg zullen ze zich vrolijk over je maken, want je naam is bezoedeld, en groot is de verwarring binnen je muren. 6 Israëls vorsten hebben er hun macht misbruikt en bloed vergoten, 7 kinderen hebben er hun vader en moeder veracht, vreemdelingen zijn er uitgebuit en weduwen en wezen zijn er onrechtvaardig behandeld. Ook hier blijkt weer dat het uitbuiten van weduwen en wezen de stad streng wordt aangerekend. En een vergelijkbare profetie staat in Mal. 3:5 5 Ik zal naar jullie toe komen om recht te spreken, en ik zal niet aarzelen te getuigen tegen tovenaars en echtbrekers, tegen mensen die meineed plegen en mensen die hun dagloners uitbuiten, en tegen allen die weduwen en wezen onderdrukken en vreemdelingen geen plaats gunnen, want geen van allen hebben zij ontzag voor mij – zegt de HEER van de hemelse machten. God komt op voor hun rechten en straft de onderdrukkers. Gebrek aan ontzag voor de zwakken ziet God als gebrek aan ontzag voor Hemzelf! Het oordeel is hard! Zacharia profeteert tegen mensen die ogenschijnlijk vroom bezig zijn: ze rouwen en vasten. Maar Zacharia vraagt of ze het wel echt voor God doen. God heeft heel andere ideeën over wat een vroom leven inhoudt. Niet een op zichzelf staand vasten, maar de zorg voor de zwakken maakt God blij: Zach. 7:9-10 9 ‘Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Spreek eerlijk recht, wees goed en zorgzaam voor elkaar; 10 onderdruk geen weduwen en wezen en ook geen vreemdelingen en armen, en wees er niet op uit om een ander kwaad te doen.’ We zien dus dat in de praktijk de zorg voor weduwen en wezen vaak aan alle kanten tekort schoot. Hun rechten werden met voeten getreden. Steeds weer is er de oproep om toch voor hen te zorgen en
steeds is er de waarschuwing voor de gevolgen wanneer de zorg niet wordt gegeven of men zelfs deze zwakke groep uitbuit. Het is dan troostvol om te zien dat God wel opkomt voor de rechten van wezen en weduwen. Enerzijds door de onderdrukkers te straffen, anderzijds door zelf de zorg op zich te nemen waarin mensen tekort schieten. Psalm 68:5-6 5 Zing voor God, bezing zijn naam, maak ruim baan voor hem die door de vlakten rijdt, HEER is zijn naam, jubel als hij verschijnt: 6 vader van wezen, beschermer van weduwen, God in zijn heilig verblijf. God als Vader van wezen Psalm 146:9 9 de HEER beschermt de vreemdelingen, wezen en weduwen steunt hij, maar wie kwaad doen, richt hij te gronde. Vandaag Wat moeten wij hiermee als 21e eeuwse westerse christenen? Gelden die geboden die voor Israël bestemd waren eigenlijk wel voor ons? Wij leven toch in de tijd na Christus, we leven toch onder de genade en niet onder de wet? Toch blijft ook voor ons het gebod gelden om te zorgen voor wezen en weduwen. Jakobus zegt het zo in Jak.1:27: 27 Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven. Geloven kan ook na Jezus niet zonder zorg voor weduwen en wezen. Natuurlijk moeten we ons wel afvragen wie vandaag dan die wezen en weduwen zijn. De overheid heeft voor ‘echte’ weduwen en wezen allerlei voorzieningen, met name financieel. Zijn die voorzieningen afdoend? Wat kunnen we als kerk nog aanvullen op de overheid? Welke behoeftes hebben wezen en weduwen vandaag eigenlijk? Wat kunnen we bijvoorbeeld doen aan eenzaamheid van wezen en weduwen? Welke groepen in onze samenleving vallen buiten het rechtssysteem? Zou je gescheiden
vrouwen,
kinderen
van
gescheiden
ouders,
pleegkinderen,
partners
van
verslaafden/gevangenen/chronisch zieken ook een beetje als weduwen (of weduwnaars)/wezen kunnen beschouwen? En wat te denken van (illegale) asielzoekers? Hoe kom je zelf in aanraking met (letterlijke of figuurlijke) wezen en weduwen? Weet je wat ze nodig hebben? Wat kan je voor ze betekenen? Hoe doe je dat? In hoeverre is alles wat God ons geeft een motivatie om zelf ook weer uit te delen? Deze praktische vragen zullen we na de pauze in groepjes bespreken. Pauze Bespreking Evt. plenaire inventarisatie van de bespreking Zingen: Psalm 146: 5, 7 5. 't Is de Heer, die aan de armen recht verschaft in druk en nood, die uit liefderijk erbarmen hongerigen voedt met brood,
die gevangnen vrijheid schenkt en aan hun ellende denkt. 7. 't Is de Heer, die vreemdelingen met een wakend oog beschouwt, die in alle rechtsgedingen wees en weduwe behoudt. Maar de bozen dwalen om, want God maakt hun wegen krom.
Danken