Gemeente Weert Cultuurnota 2009-2013 Deel 1: Nota van uitgangspunten
Weert, oktober 2008
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3
2. Relevante kaders 2.1 Inleiding 2.2 Betekenis van het begrip “cultuur” 2.3 Onderlinge relatie van de betekenissen 2.4 Wat cultuur verdient 2.4.1 Inleiding 2.4.2 Cultuur en ruimtelijke ordening 2.4.3 Cultuur en economie 2.4.4 Cultuur en toerisme 2.4.5 Cultuur en onderwijs 2.4.6 Cultuur en maatschappelijk welzijn 2.5 Samenvatting
5 5 5 6 10 10 11 11 12 13 14 15
3. Cultuurbeleid 3.1 Inleiding 3.2 Cultuurbeleid van de Rijksoverheid 3.3 Cultuurbeleid van de Provinciale overheid 3.4 Cultuurbeleid van de gemeente Weert 3.5 Realisatie 3.5.1 Vitaal verleden 3.5.2 Cultuur participatie 3.5.3 “Schoeën Wieërt” 3.6 Culturele infrastructuur 3.6.1 Professionele organisaties 3.6.2 Amateurverenigingen 3.7 Samenvatting
16 16 16 17 17 20 20 21 22 22 24 25 26
4. Financiële kaders 4.1 Inleiding 4.2 Uitgangspunten bij financiering 4.2.1 Subsidievormen 4.2.2 Toepassing bij professionele organisaties 4.2.3 Toepassing bij amateur organisaties 4.2.4 Interne organisatie 4.3 Samenvatting
27 27 27 27 28 29 29 30
Bijlagen: A. Quick scan van de huidige situatie B. Geraadpleegde literatuur
32 38
2
1. Inleiding Cultuur is een veel beschreven begrip. Wat daarbij opvalt is dat een eenduidige interpretatie moeilijk te bereiken is. Vaak is zij abstract en lijkt ongrijpbaar. Met enig gevoel voor dramatiek beschrijft het provinciaal bestuur van Limburg het in haar beleidsnota BewustCultuurBewust als volgt: […] Cultuur lijkt op lucht. Ze is overal om ons heen, soms onzichtbaar, vaak voelbaar, af en toe koesterend warm, dan weer verfrissend, maar altijd even noodzakelijk; zuurstof. Levensvoorwaarde! Cultureel bewustzijn is derhalve van groot belang voor de kwaliteit van onze samenleving in al zijn facetten[…] Wellicht een wat theatrale omschrijving, maar wel een met een stevige kern van waarheid. Cultuur is niet iets dat op zich zelf staat, maar dat is ingebed in vele facetten van onze gemeenschap. Daar binnen heeft cultuur een dermate belangrijke ondersteunende functie, dat specifieke aandacht en het breed ontwikkelen van bewustzijn voor het thema meer dan gerechtvaardigd is. Voor het ontwikkelen van het cultureel bewustzijn is een goede culturele infrastructuur een basisvoorwaarde. In het aanbrengen van die infrastructuur ligt de opdracht voor de gemeente. Het instrument waarover zij beschikt is haar cultuur- en subsidiebeleid. In tegenstelling tot veel andere gemeentelijke beleidsterreinen, geldt voor cultuurbeleid dat er relatief weinig centrale wet- en regelgeving is, die voorschrijft wat gemeenten ten aanzien van hun culturele verantwoordelijkheid moeten doen. Dat is anders dan bij vraagstukken als huisvesting, ruimtelijke ordening, onderwijs en dergelijke, waarin de gemeente vooral in een uitvoerende rol zit. Daarmee biedt het thema Cultuur, naast de WMO, nog één van de weinige mogelijkheden voor gemeentelijke beleidsvorming met een geheel eigen inkleuring. Dit vraagt van de gemeente dan wel specifieke kennis en vaardigheden. Regels van de centrale overheid laten weliswaar minder ruimte voor eigen initiatieven, maar zij bieden wel veel houvast. Dit ontbreekt bij cultuurbeleid. Ontwikkeling hiervan vraagt dan ook om eigen creativiteit, ideeën, initiatieven en verantwoordelijkheid. Gemeentelijk cultuurbeleid heeft dan ook behoefte aan ambtenaren, bestuurders en volksvertegenwoordigers die op dit terrein gemotiveerd zijn en die in samenwerking met relevante betrokkenen zowel binnen het gemeentehuis als in het “veld” echt iets willen realiseren! 1 Vaak lijkt het echter of cultuur vooral gezien wordt als kostenpost. Niet zelden vormt zij de sluitpost van een gemeentelijke begroting of worden investeringsaanvragen met enige terughoudendheid tegemoet getreden. Dit denken lijkt zich vooral af te spelen in situaties waarin de opbrengst van cultuur niet voldoende tot uitdrukking is gebracht. De motivatie en de bereidheid om in cultuur te investeren, hangt logischerwijs sterk samen met het besef wat de betekenis van cultuur voor de gemeente is of kan zijn. De mate van dit besef vertaalt zich in een al dan niet adequaat cultuurbeleid. In deze Cultuurnota zullen wij de waarde van cultuur verduidelijken. Daarmee onderbouwen wij de richting van de beleidsvoornemens en de kaders die ten grondslag liggen aan de inhoud van concrete uitvoeringsvoorstellen.
1
C.Wijn: Gemeentelijk cultuurbeleid. Een handleiding
3
De Cultuurnota is opgebouwd uit twee delen: a. Een Nota van Uitgangspunten. Hierin beschrijven wij op basis van een aantal beschouwingen de uitgangspunten en de redenen voor het gekozen beleid. b. Een Nota van Uitvoering. In het uitvoeringsplan zijn, op basis van de nota van uitgangspunten, per cultuurdiscipline de concrete doelstellingen, de uitvoeringsplannen en de financiële implicaties voor de komende periode weergegeven. De start ligt bij deze Nota van Uitgangspunten. Hierin beschrijven wij de beleidsrichting. Deze is gerelateerd aan een korte beschouwing over de functies van cultuur en de belangen die door een goede culturele infrastructuur worden gediend. Tevens hebben wij het cultuurbeleid van de Rijks- en Provinciale overheid bij onze gedachtevorming betrokken NB: Deze Nota van Uitgangspunten bevat nog geen concrete voorstellen. Wij achten het van belang vooraf na te gaan of de gedachten die het Bestuur van de gemeente Weert over het cultuurbeleid heeft, kunnen rekenen op voldoende politiek en maatschappelijk draagvlak. Op het moment dat over de beleidsrichting voldoende overeenstemming bestaat, zullen wij in nauw overleg met een brede groep relevante betrokkenen en geïnteresseerden, nader invulling geven aan concrete maatregelen die uitvoering geven aan het beleid. De vastgestelde Nota van Uitgangspunten vormt daarbij het toetsingskader voor de uitvoeringsvoorstellen.
Weert, september 2008 Gemeentebestuur
4
2. Relevante kaders 2.1 Inleiding In de Nota van Uitgangspunten beschrijven wij de belangrijkste achtergronden waaruit de redenen van ons Cultuurbeleid zijn af te leiden. Het benoemen van de uitgangspunten bestaat achtereenvolgens uit het nader definiëren van het begrip cultuur en het beschrijven van de waarde die cultuur heeft voor de Weerter samenleving. Hieruit ontstaat onze visie op cultuur en cultuurbeleid en benoemen wij een aantal uitgangspunten, die dienen als referentiekader voor het beleid. Zij zijn tevens de bron van de algemene doelstellingen van ons cultuurbeleid. Deze doelstellingen geven nader richting aan ons handelen en vormen de leidraad voor de uitvoering van de concrete cultuurpraktijk.
Cultuurdefinitie Van abstract naar concreet
De waarden van cultuur Nota van Uitgangspunten
Uitgangspunten voor het beleid Visie en algemene doelstellingen Operationele doelstellingen Nota van Uitvoering
Concrete uitvoeringsplannen
Figuur 1: Van abstract naar concreet
2.2 De betekenis van het begrip “Cultuur” Voor een eenduidige interpretatie van wat wij in Weert onder Cultuur verstaan is het belangrijk om het begrip zelf nader te duiden. Cultuur heeft een brede en een smalle betekenis. In de brede betekenis is cultuur het geheel van waarden, normen, gewoonten, sociale relaties en gedrag, waarmee de ene groep mensen zich onderscheidt ten opzichte van een andere groep. In deze betekenis spreken wij over de culturele identiteit van Weert als samenlevingsverband. Zij is vooral historisch geworteld. Men herkent haar aan de betekenis die schuilt achter de opmerking: “Dat is nou typisch Weerts of een typische Weertenaar!” Die culturele identiteit bepaalt in hoge mate de aantrekkelijkheid en het imago van de gemeente. Juist als tegenwicht tegen een toenemende globalisering, groeit de behoefte aan een eigen herkenbare identiteit. Inwoners voelen zich graag verbonden met de plaats waar zij wonen en/of werken. Dit kan van invloed zijn op de keus die mensen maken bij het bepalen van hun woonplaats, de plaats om een bedrijf te vestigen of te recreëren en dergelijke. In de smalle betekenis gaat cultuur over verschillende kunstzinnige, artistieke uitingen aan de hand waarvan mensen beelden, opvattingen en gedachten aan anderen over dragen. Het geheel van personen en organisaties die op dit smallere terrein actief zijn duiden wij aan als de culturele sector
5
De culturele sector kenmerkt zich door twee segmenten: de kunsten en het culturele erfgoed. Beide behoren tot het domein van het overheidsbeleid, waarbij de overheid zorg draagt voor voorwaarden waarbinnen creatie, productie, distributie, presentatie en behoud kunnen plaatsvinden. De kunsten zijn onderverdeeld in: a. Podiumkunsten: theater, muziek en dans b. Visuele kunsten: beeldende kunst, fotografie, film, bouwkunst, vormgeving en nieuwe media. Het culturele erfgoed is onderverdeeld in: a. Musea b. Monumentenzorg c. Archeologie d. Archieven e. Streektaal en letteren De meeste vormen komen zowel in professionele als amateur hoedanigheid voor. 2.3 De onderlinge relatie Beide betekenissen van cultuur hebben een sterke relatie met elkaar. Culturele uitingen in de smalle betekenis van het woord, kunnen de culturele identiteit van de gemeente bevestigen, versterken en zo mogelijk veranderen.
Voorbeeld: Het beeldt van Antje van de Staatsie in Weert, is een eerbetoon aan een vrouw die veel voor Weert betekend heeft. Die betekenis zit in hetgeen zij/hij gedaan heeft. Dit beeld draagt dan ook niet alleen de beeltenis van Antje uit, maar vooral ook de waarden en normen waarvoor zij stond. Met het plaatsen van dat beeld drukt men direct uit wat men in Weert als belangrijke gewenste waarden en normen ziet en welk gedrag wordt gewaardeerd. Daarmee illustreert en versterkt het beeld een deel van de identiteit van Weert.
6
Op vergelijkbare wijze kunnen vele vormen van kunstzinnige cultuuruitingen bijdragen aan hetgeen Weert als gemeente wil zijn en hoe zij door de ogen van anderen gezien wil worden. Binnen dit kader spelen zowel professionele kunst als amateurkunst een belangrijke rol. Het belang van lokale amateurkunst zit vooral in het overdragen, bestendigen en bevestigen van bestaande waarden en normen. Professionele kunstvormen bieden vaak prikkeling, uitdaging tot nadenken, tot actieve participatie en impulsen voor vernieuwing en verandering. Beide vormen hebben dan ook een sterke onderlinge samenhang en wisselwerking. Zij vormen een waardevolle aanvulling op elkaar. Vanuit dit perspectief is cultuurbeleid bij uitstek een instrument aan de hand waarvan de gemeente haar eigen identiteit en die van haar lokale samenleving naar vorm en inhoud kan beïnvloeden. In die identiteit speelt historie een belangrijke rol. Actieve waarden en normen ontstaan op basis van eerdere ervaringen en beleving. Ter illustratie een korte schets van de historie van Weert. Weert is ontstaan op een hoog gelegen zandeiland, omgeven door woeste gronden, vennen, heide- en veengebied. Vanaf de midden-steentijd (8000-4000 voor Chr.) is er een vrijwel continue bewoning van dit gebied geweest. De huidige stad is in de 13e eeuw gesticht op de helling van dit zandeiland, waarschijnlijk onder sterke invloed van de heren van Horn, langs een knooppunt van wegen. De bloeiperiode van Weert als stad ligt tussen 1300 en 1550. Deze heeft te maken met de bloeiende lakenhandel. De omgeving van Weert leende zich uitstekend voor het houden van schapen. De wol werd hier ter plekke verwerkt tot laken dat via de goede wegen werd verhandeld van Antwerpen en Bergen op Zoom tot in Keulen. Tot ver in de 19e eeuw leidt Weert een min of meer slapend bestaan. Vanaf het midden van de 19e eeuw ontstaan in Weert enkele belangrijke ambachtelijke industrieën en ateliers: klei- en houten pijpen van Trumm Bergmans, drukkerij Smeets en het edelsmedenatelier Esser. Kanalen en spoorwegen ontsluiten de geïsoleerde ligging van de stad. In de jaren ‘30 van de 20e eeuw maakt Weert een snelle modernisering door, die in de jaren ’60, als Weert primaire industriële groeikern wordt, een grote economische impuls krijgt. Vanaf die tijd ontwaakt in de stad ook langzaam het culturele leven, met name de “High culture” die voordien vrijwel afwezig was. Gezien de ligging van Weert, op de grens van de Kempen en de Peel (Weert wordt gerekend tot de zuidelijke Peel), is de stad in historisch en cultureel opzicht sterk bepaald door de harde strijd die de bevolking heeft moeten voeren om op de weerbarstige zandgronden een karig bestaan te kunnen opbouwen. Het merendeel van de boeren was zelfvoorzienend. Er bleef nauwelijks iets over voor extra’s. Men kon zich slechts het hoognodige verschaffen. Luxe producten kwamen weinig voor. De “hoge cultuur” kon zich daarom in Weert niet goed ontwikkelen. In de jaarlijkse cyclus van het bewerken van het land waren er wel een aantal momenten die voor de nodige ontspanning moesten zorgen. Naast de kerkelijke feestdagen waren carnaval, de Paarden-/Jaarmarkt en de najaarskermis van die bijzondere momenten van hoognodige ontspanning. Ook typisch is het ontstaan van vele zogenaamde cafésporten in clubverband (beugelen, kegelen, kruisboog- en boogschieten, de moderne schutterijen). In de huidige tijd zijn in materiële en immateriële zin nog veel overblijfselen aanwezig die getuigen van dit agrarisch gedicteerde verleden. Tot de Tweede Wereldoorlog bleef de stad grotendeels gevangen binnen de begrenzingen van de Middeleeuwse grachten die sinds 1933 de singels vormen. Rond de stad ligt een krans van relatief zelfstandige agrarische kerkdorpen: Boshoven, Laar, Swartbroek, Tungelroy, Stramproy en Altweerterheide. Andere vroeger zelfstandige
7
dorpen zijn inmiddels in de stadsbebouwing opgenomen zoals Leuken en Keent. Ieder kerkdorp beschikt over een eigen basisschool en kerk. De grote sociaal culturele voorzieningen (Theater, culturele opleidingsinstituten, musea en de Bibliotheek) zijn geconcentreerd in het centrum van de stad. De afzonderlijke kerkdorpen hebben een sterk ontwikkeld verenigingsleven. De sociale coherentie binnen de diverse gemeenschappen is sterk zodat er een goede basis is voor het organiseren van activiteiten op lokaal niveau. Tekst: John van Cauteren2
In deze historie liggen de bronnen voor eigenschappen die Weert ook op dit moment nog in cultureel opzicht kenmerken. Uiteraard veranderen die kenmerken geleidelijk op basis van veranderende omstandigheden. In die veranderingen doen mensen nieuwe ervaringen op, die leiden tot het hanteren van nieuwe waarden en normen en nieuw gedrag. De identiteit waarmee Weert zich in de toekomst wil profileren is tot uitdrukking gebracht in de zogenoemde Stadstypering, zoals die in hoofdstuk 2 van de visienota “Weert opmaat naar de toekomst; Op maat in 2015” is beschreven. De identiteit van Weert: Kort samengevat zijn de ambities van Weert in 2015 dat van: • Een levendige sociale stad, met als belangrijkste kenmerken een hoge sociale samenhang, kwaliteit van samenleven en vitaliteit; met aandacht voor de opbouw van gemeenschapszin en sociale structuren; met aanpak en uitsluiting van eenzaamheid en isolement. • Een centrumstad met betekenis voor haar omgeving • Een in meerdere opzichten veilige stad, met aandacht voor fysieke sociale veiligheid in openbare ruimten • Een stad met een evenwichtige bevolkingsopbouw in relatie tot de onderlinge sociale betekenis van de diverse bevolkingsgroepen. • Een stad met ondernemingszin en een aantrekkelijk vestigingsklimaat (Voor een volledige weergave zie het bovengenoemde visiedocument.) Hoewel cultuur in deze ambities niet expliciet is genoemd, heeft zij wel een belangrijke rol in de realisatie er van. Het beleid omtrent deze ambities voltrekt zich namelijk in de context van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen. Voor het cultuurbeleid is het van belang te constateren dat door onze welvaart maatschappelijke vraagstukken aanzienlijk zijn veranderd. Overleven, de meeste primaire levensbehoefte, is in onze samenleving nauwelijks nog voor iemand een probleem. Daarvoor in de plaats is de behoefte aan beleven gekomen. De literatuur over de belevingseconomie is talrijk. Zij schetst een maatschappijbeeld dat zich vanwege vervlakking kenmerkt door een zoektocht naar prikkels. Prikkels, die inhoud moeten geven aan een hernieuwde definitie van de kwaliteit van leven. Cultuur is een sterk middel en cultuurbeleid is een krachtig instrument in het versterken van de belevingswaarde omtrent de kwaliteit van de samenleving en stedelijke ruimte in Weert
2
John van Cauteren is beleidsmedewerker/conservator bij de gemeente Weert.
8
Het is in dit kader belangrijk te signaleren dat de “kunsten” met een grotere “K”3, aan een dreiging bloot staan. Het aantal alternatieven om vrije tijd te besteden is aanzienlijk gegroeid. Tegelijk hebben mensen meer te besteden. Dat heeft op veel fronten geleid tot een toename van commerciële concurrentie. Ook binnen de cultuursector acteren grote organisaties, die zich vooral richten op entertainment voor grote groepen. Daar is op zich niets mis mee. Veel commerciële producties kenmerken zich door een hoge kwaliteit en laagdrempeligheid. Zij trekken een groot publieksbereik en hebben een belangrijke plaats in het culturele veld. Te veel entertainment echter, leidt tot vervlakking. Er moet vanuit maatschappelijk perspectief een zekere mate van tegenwicht zijn met meer artistiek inhoudelijk en prikkelend aanbod. Dit aanbod kan echter niet op tegen de sterke promotiecampagnes van de commerciële alternatieven. Zij lopen daarmee het risico te worden gemarginaliseerd. Het maatschappelijk belang van cultuur loopt daarmee het risico aan belang in te boeten. De gemeentelijke overheid moet zich dit bewust zijn en hieraan tegenwicht willen bieden. Het gemeentelijk cultuurbeleid dient zich dan ook vooral te richten op het scheppen van randvoorwaarden die voor de ontwikkeling en verspreiding van een gevarieerde set aan culturele uitingsvormen van belang zijn en die voor alle groepen in de Weerter samenleving toegankelijk moet zijn. Cultuurbeleid is dan ook het bewust inzetten van cultuur als stimulans voor de kwaliteitsbeleving van Weert als samenleving. Zoals eerder gezegd, staat cultuur niet op zich zelf. Inbedding in een integrale beleidsvisie waarin ook andere beleidsterreinen binnen de gemeente een culturele opdracht hebben, versterkt de waarde van kunst en cultuur. In de volgende paragraaf lichten wij dit toe. Nb: Waar wij in het vervolg van deze nota spreken over “Cultuur”, dan doelen wij primair op cultuur in haar kunstzinnige betekenis.
3
Het streven om dit begrip te voorzien van een heldere definitie kenmerkt zich door vele initiatieven met zelden een eenduidig resultaat. De gemeenschappelijke kenmerken van alle definities is echter wel dat het bij kunst met een grotere “K” gaat om artistieke uitingen die zich kenmerken door vakmanschap en die aanzetten tot nadenken, reflectie en bewustwording van belangrijke maatschappelijke thema’s.
9
2.4 Wat cultuur verdient. “Cultuur is leuk, maar je moet er wel wat bij drinken!” 2.4.1 Inleiding: De titel van deze paragraaf is voor tweeërlei uitleg vatbaar. In de ene betekenis gaat het om de aandacht en de investering die de cultuur verdient. Zoals wij al eerder opmerkten is de realiteit dat cultuur meestal niet de hoogste plaats op de prioriteitenlijst heeft. Vaak wordt zij gepercipieerd als kostenpost. Cultuur genereert echter wel degelijk ook een eigen opbrengst. Financieel én maatschappelijk! Cultuur verdient. Haar opbrengst is niet onaanzienlijk. Beide betekenissen van de titel hangen nauw met elkaar samen. Immers: Hoe groter de opbrengst hoe, meer aandacht het thema verdient! Wat die opbrengst betreft zit cultuur in een positie die wellicht nog het beste te verglijken is met de groei van paddestoelen. De sporen uit de hoed van de paddestoel vallen recht daaronder op de aarde. Het bijzondere is dat op die plaats geen nieuwe paddestoelen groeien. Door een bijzonder net van schimmeldraden komen de voortbrengselen uit die zaden op een heel andere plek omhoog. Zo is dat ook in hoge mate met cultuur. De middelen die wij in deze sector investeren, manifesteren op enig moment hun opbrengst op een aantal andere en veelal niet vermoede plaatsen/beleidsterreinen. Cultuur en cultuurbeleid hebben een sterke relatie met verschillende andere beleidsvelden die eveneens onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen. Het is van belang deze relaties nader in beeld te brengen. Daarmee maken wij de integraliteit van het beleidsthema zichtbaar. NB: Deze relaties impliceren dat cultuurbeleid niet alleen een verantwoordelijkheid is voor de betreffende afdeling en portefeuillehouder, maar dat ook de actoren op de andere beleidsvelden zich bewust moeten zijn van hun rol in het cultuurbeleid.
Ruimtelijke ordening Bedrijfsleven
Maatschappelijk welzijn
Cultuur
Economie & toerisme
Onderwijs & jeugdbeleid
Figuur 2. De relatie tussen cultuur en andere beleidsvelden.
10
2.4.2 Cultuur en ruimtelijke ordening De relatie tussen cultuur en ruimtelijke ordening komt wellicht het best tot uitdrukking in de term Culturele planologie. Deze term is een aantal jaren geleden in het rijksbeleid geïntroduceerd. Zij is een verzamelnaam voor acties vanuit het cultuurbeleid, die de praktijk van de ruimtelijke ordening inspireren, verbreden en verdiepen. Cultuur draagt in dit kader bij aan het versterken van identiteitsvorming, waarvan de ruimtelijke identiteit een zeer essentieel onderdeel is. In culturele planologie worden verbindingen tot stand gebracht tussen vraagstukken op het terrein van ruimtelijke ordening/landschapsinrichting en cultuuraspecten als architectuur, archeologie, erfgoed en kunst in openbare ruimten. Culturele planologie kan vanuit deze optiek worden ingezet bij: • Nieuwe woningbouwprojecten • (her)Inrichten van bedrijfslocaties • Landschapsinrichting • Waterbergingen • Verkeersinfrastructuur • Recreatiegebieden • Toegepaste vormgeving. Belangrijke actoren vanuit de cultuur hierin zijn: • (landschaps) Architecten • Stedenbouwkundigen • Beeldende kunstenaars • Vormgevers • Burgers (*)
(*) Door gebruik te maken van het historisch besef , de verhalen, de kennis van de wijk/regio en de beleving van de ruimte bij bewoners, krijgt het proces een extra dimensie en een bredere basis voor acceptatie. Inspiratiebronnen zijn bijzondere historische gebeurtenissen; verhalen/legenden; tradities/gebruiken; cultureel roerend goed en gebouwde/ongebouwde monumenten. Omdat ook de resultaten van culturele planologie zichtbaar zijn in de openbare ruimten, is het bij uitstek een vorm van cultuurbeleid met een publieksfunctie. Om die reden is het ook gewenst het publiek aan te zetten tot een actieve bemoeienis met de cultuur van en in de (gebouwde) omgeving.
Het daadwerkelijk realiseren van een verrijkend proces in de culturele planologie vraagt om samenwerking tussen de spelers in de verschillende sectoren. Essentieel hierbij is dat bestuurders en opdrachtgevers het ruimtelijke beleid ook als culturele opgave zien. 2.4.3 Cultuur en economie Het economisch rendement van bestedingen aan activiteiten binnen de culturele sector ontwikkelt zich langs drie kanalen: a. Het directe kanaal De bestedingen aan de exploitatie van de culturele organisaties door de subsidieverleners, eventuele sponsors en bezoekers leiden tot werkgelegenheid in de instellingen en bij toeleveranciers. b. Het indirecte kanaal De bestedingen van bezoekers rond het cultureel bezoek, waaronder horeca, vermaak, winkels, vervoer. Daarnaast leiden de bestedingen die afkomstig zijn
11
van de directe werkgelegenheid in de cultuursector, tot verdere werkgelegenheid in andere sectoren. Het gaat hierbij om het zogenoemde multiplier-effect. 4 c. Het afgeleide kanaal Door investeringen in de cultuursector verbetert het bezoekers- en vestigingsklimaat van de eigen gemeente. Dit vindt direct plaats door het vergroten van het vrijetijdsaanbod en indirect door het vergroten van de culturele diversiteit. Dit is van invloed op: o vestiging van het bedrijfsleven o het aantrekken van kunstbeoefenaars en creatieve geesten, hetgeen o.a. kan leiden tot broedplaatsen van creativiteit, innovatie en kennisaccumulatie. o de vestiging van hoger opgeleiden o het aantrekken van additioneel toerisme Toelichting op het afgeleide kanaal: Weert richt zich blijkens het visiedocument 2015 in economische zin bewust en onderbouwd op het aantrekken van bedrijven op het terrein van de kennis intensieve dienstverlening. Waar vroeger in de traditionele economie de aanwezigheid van grondstoffen de belangrijkste vestigingsfactor was, is in de huidige meer op kennis en diensten georiënteerde economie, de aanwezigheid van mensen met specifieke kennis, vaardigheden en talenten een belangrijke vestigingsfactor. Dit geldt met name voor het type bedrijven waar Weert zich op richt. Wil Weert hierin aantrekkelijk zijn, dan moet zij zich richten op de vestiging van bewoners die in dit profiel passen. Daarnaast is door schaalvergroting van bedrijven en ketens een beeld ontstaan waarin alle steden steeds meer op elkaar lijken en over vergelijkbare basisvoorzieningen beschikken. Om daar bovenuit te steken en daarmee de aantrekkelijkheid voor (potentiële) bewoners te vergroten moet een stad een woon- en werkomgeving bieden die een duidelijk eigen gezicht en aantrekkingskracht heeft. Met andere woorden: om bewoners aan te trekken en/of te behouden, die voor de vestiging van bedrijven met kennis intensieve dienstverlening van belang zijn, dient Weert zich nadrukkelijk te profileren als een stad waar het leven goed is. Cultuur kan als onderscheidend criterium hierin een belangrijke rol spelen. City marketing dient de directe relatie aan te brengen tussen economie als doel en cultuur als middel. Binnen het kader van de economie is de ontmoeting tussen bedrijfsleven en cultuur ook om een aantal andere redenen interessant. Beiden kunnen elkaar benutten bijvoorbeeld op het terrein van sponsoring. Voor de culturele organisaties gaat het hierbij om een extra bron van inkomsten. Voor de bedrijven is cultuur vaak een aantrekkelijk en goedkoop middel voor eigen exposure. Hierbij gaat het lang niet altijd om louter commerciële motieven. Ook het tonen van maatschappelijke betrokkenheid komt in sponsoring van culturele organisaties tot uitdrukking. De associatiewaarde van cultuur is hoog. Niet voor niets zitten veel leidinggevenden uit het bedrijfsleven in besturen en raden van toezicht van culturele instellingen. De organisatie profiteert van de specifieke kennis en het netwerk van deze bestuurders. Omgekeerd biedt de organisatie ook een interessant nieuw netwerk voor de bestuurder. Op deze wijze ontstaat een symbiose, die voor beide partijen interessant is. 2.4.4 Cultuur en toerisme Toerisme is een belangrijke economische drager. Het domein van toerisme en cultuur omvat elke vorm van toerisme en recreatie, waarbij cultuur een van de attractiefactoren is. Het kernproduct is het culturele attractie-element en de daaraan gerelateerde specifieke cultuurtoeristische dienstverlening zoals educatie en informatie. Zij komt het 4 Onderzoeken tonen aan dat voor investeringen in de cultuur een multiplier geldt van 1,5 tot 3. Dat betekent dat iedere geïnvesteerde Euro in cultuur, leidt tot de creatie van € 1,5 tot € 3 elders. Hetzelfde geldt voor banen in de regionale economie.
12
best tot haar recht op het moment dat additionele producten goed op orde zijn. Hierbij gaat het om algemene diensten en faciliteiten voor toeristen als toeristische organisaties (VVV, reisorganisaties, toeristenbonden), verblijfsaccommodaties en horeca. Daarnaast is een adequate transport infrastructuur van belang. Het betreft dan aspecten als bereikbaarheid, bewegwijzering, parkeergelegenheid en particuliere en openbare vervoersfaciliteiten). Aandacht voor de relatie tussen cultuur en toerisme is van belang omdat reeds een aantal jaren een trend waarneembaar is die duidt op een toenemende behoefte om vrije tijd en soms ook vakanties te besteden aan culturele activiteiten en aan het voeden van cultuurhistorische interesses. Dit heeft onder andere te maken met de stijging van het gemiddelde opleidingsniveau. Zij zorgt voor een toenemende behoefte aan meer intellectueel prikkelende ontspanningsmogelijkheden en esthetische ervaringen. De toename van het aantal senioren is een tweede element in deze trend. Zij zoeken hun vrijetijdsbesteding vooral in de hoek van de geestelijke verrijking. Tot slot laat de praktijk zien dat de toegenomen vrije tijd, ook het gebruik van korte cultuurvakanties bevordert. Vooral het culturele erfgoed kan in dit kader een belangrijke waarde zijn in de aantrekkingskracht en de promotiewaarde van de stad. Toerisme bevordert dat cultuurgoed er in twee opzichten beter van kan worden. In de eerste plaats door inkomsten uit toerisme zelf. Deze kunnen mede aangewend worden voor de instandhouding er van. In de tweede plaats draagt toeristische interesse bij tot historische besef en het levend houden van de cultuur. Om de kansen op cultuurtoerisme te vergroten is samenwerking tussen culturele en toeristische organisaties noodzakelijk. Toerisme op zich is een belangrijke economische factor. Als deze door een hoogwaardig cultuuraanbod gestimuleerd kan worden, dan zijn dit kansen die niet gemist mogen worden. Weert mag zich verheugen in een groot potentieel aan dit type mogelijkheden. 2.4.5 Cultuur en onderwijs&jeugdbeleid De meest duidelijke relatie tussen onderwijs en cultuur komt tot uitdrukking in het thema cultuureducatie. Sinds dit tot gericht overheidbeleid is bevorderd, gebeurt er veel op dit terrein. Het is inmiddels één van de reguliere leergebieden in het basis- en voortgezet onderwijs, met als inzet jonge mensen kennis te laten maken met actuele, historische, vertrouwde en minder vertrouwde cultuuruitingen. Naast individueel vormende ervaringen, (zie paragraaf 2.4.6) zijn overdracht van culturele verworvenheden en toerusting voor de toekomst belangrijke doelen van cultuureducatie. Daarnaast draagt zij bij aan een rijker leerklimaat omdat cultuureducatie gelegenheid biedt tot actief creëren; een mengvorm stimuleert van individueel en gemeenschappelijk leren en op meerdere vaardigheden een beroep doet. Het is daarmee een vorm van betekenisvol en inzichtelijk leren waarvan wordt aangenomen dat dit de motivatie voor het leren blijvend ondersteunt. Cultuureducatie is ook een uitwerking van de wens om de school niet alleen een instituut te laten zijn om kennis te verwerven. Haar taak wordt geacht breder te zijn en ook te liggen op het terrein van vorming en opvoeding. Het gaat hierbij om het ontwikkelen van sociale competenties die leerlingen in staat stellen om met ingewikkelde en emotioneel geladen situaties om te gaan. Dit zijn traditioneel de kerncompetenties van kunst en cultuur. Het zal dan ook duidelijk zijn dat de aanwezigheid van een gedifferentieerd cultuuraanbod in de gemeente een belangrijk ondersteunende factor is voor kwalitatief hoogwaardige cultuureducatie.
13
2.4.6 Cultuur en maatschappelijk welzijn De aanwezigheid van cultuur is mede van invloed op de kwaliteit van leven in een stad. Het bevordert de aantrekkelijkheid van het wonen, versterkt het maatschappelijk welzijn en kan bijdragen aan lokale verbondenheid van bewoners met de stad, hun wijk en tussen bewoners onderling. De betekenis van cultuur voor het maatschappelijk welzijn van de inwoners beweegt zich op twee niveaus. Het eerste is het gemeenschappelijk niveau, waarbij het vooral om de sociale effecten gaat die door cultuur kunnen worden opgeroepen. Het tweede is het individuele niveau. Dit betreft vooral de invloed die cultuur kan hebben op de persoonlijke ontwikkeling van het individu. De sociale effecten zoals die uit verschillende onderzoeken naar voren komen zijn o.a.: • Culturele activiteiten vormen zowel in passieve zin (als toeschouwer) als in actieve zin (als deelnemer), een ontmoetingsplek voor gelijkgestemden. Dergelijke ontmoetingen bevorderen sociale cohesie en de ontwikkeling van lokale cultuur/identiteit. Hierbij hoeft het zeker niet altijd te gaan over grootschalige activiteiten. Juist ook kleinschalige cultuur bevordert persoonlijke ontmoeting en identificatie met groepen. Cultuur is in deze hoedanigheid een verbindend middel tussen inwoners onderling en inwoners en hun lokale omgeving. • De aanwezigheid van hoogwaardige culturele voorzieningen is sterk van invloed op de sfeer in de stad. Zij bevorderen veiligheid, onderling begrip, tolerantie en versterken een aantrekkelijke leefomgeving (bron: Atlas Nederlandse Gemeenten 2007). • Vooral waar culturele uitingen gericht zijn op prikkeling, bewustwording en confronteren met “anders denken”, bevorderen zij het begrip voor “anderen”. De effecten die het cultuuraanbod op het individu kunnen hebben zijn uiteraard per persoon verschillend. Maar in het algemeen biedt cultuur de mogelijkheid tot: • persoonlijke culturele ontwikkeling • prikkeling van de (kritische) geest en ontwikkeling van normbesef • ontspanning, afleiding, catharsis • ontmoeting, sociaal welbevinden • associatie, groepsidentificatie • doorbreken van de dagelijkse gang van zaken, afleiding • persoonlijke ontwikkeling door esthetische ervaringen • ontwikkelen van begrip voor anders denkenden • stimulans tot actieve participatie • betrokkenheid bij de eigen omgeving. Bovengenoemde effecten rechtvaardigen dat de gemeente bevordert dat zoveel mogelijk bewoners toegang hebben tot culturele activiteiten. In dit kader ligt er een duidelijke relatie tussen cultuur en het beleidsterrein WMO. Deze komt met name tot uitdrukking in de prestatievelden 1 en 5, in casu Leefbaarheid & Sociale samenhang en Deelname aan het maatschappelijk verkeer. Het gaat dan met name om de vraag op welke wijze de belemmeringen kunnen worden weggenomen voor groepen inwoners die op dit moment weinig in culturele activiteiten betrokken zijn.5
5 b.v. senioren, jongeren tussen 12 en 18, , allochtonen, anders validen, alleengaanden en financieel kwetsbaren
14
2.5 Samenvatting Het thema Cultuur herbergt een groot potentieel aan maatschappelijk belang. Het rechtvaardigt om die reden een goed afgewogen aanbod aan culturele voorzieningen. Er is sprake van vijf kernbelangen: Kernbelangen: a. een artistiek belang i.c. kwaliteit van de expressie en ontwikkeling van creativiteit b. een economisch belang in relatie tot economische opbrengsten en aantrekkingskracht c. een maatschappelijke belang, waar cultuur leidt tot sociale cohesie en veiligheid d. een stedelijk belang, waarbij het gaat om het imago van Weert en de spin-off daarvan. e. een individueel belang met betrekking tot persoonlijke vorming en ontwikkeling
De bijdragen van cultuur zijn op de verschillende terreinen omvangrijk, hoewel de opbrengsten vaak niet zichtbaar aan de cultuur zelf zijn te herkennen. Hierin schuilt het gevaar dat men cultuur vooral ziet als een bodemloze put voor subsidies. Dat zou geen recht doen aan wat cultuur verdient. Investeren in cultuur is het beschikbaar stellen van “durf kapitaal”. Het stimuleert goede initiatieven ten einde een grotere opbrengst te generen. Cultuurbeleid beperkt zich niet tot één gemeentelijke afdeling of beleidsterrein. Cultuur krijgt extra waarde wanneer zij sterke relaties opzoekt. Omgekeerd krijgt die relatie extra waarde als zij cultuur opzoekt. Om die reden behoren veel andere beleidsterreinen die tot het domein van de gemeente behoren zich er van bewust zijn dat ook zij een culturele opdracht hebben.
15
3. Cultuurbeleid “Met beleid wordt geen cultuur gemaakt!” 3.1 Inleiding Deze quote uit een rapport van de Raad voor Cultuur illustreert dat het definiëren en vaststellen van het cultuurbeleid door het gemeentebestuur, nog niet betekent dat daarmee de cultuur ook gerealiseerd is. Daarin ligt ook niet de primaire rol van de gemeente. Gelijk aan hetgeen in hoofdstuk 4 van de startnotitie WMO gesteld is, laat de gemeente de uitvoering van cultuur over aan andere partijen. De gemeente creëert en faciliteert vooral voorwaarden waarbinnen initiatieven van culturele actoren zich kunnen ontwikkelen. Haar rol is vooral die van regisseur, coördinator en intermediair. In deze rol stimuleert zij partijen, spreekt hen aan op de eigen verantwoordelijkheid en maakt en bewaakt zij de afspraken. Zij initieert waar witte vlekken dreigen te ontstaan. Het cultuurbeleid is het kader waarbinnen de gemeente ondersteuning biedt en voorwaarden schept. De instellingen en organisaties zijn, mét hun eigen inbreng, de belangrijkste uitvoerders van het beleid. Waar een subsidierelatie bestaat tussen gemeente en uitvoerende organisaties, zijn deze afspraken vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst. Het beleid is het resultaat van analyses. Onder andere van relevante omgevingsfactoren, ontwikkelingen, gekoppeld aan een beoordeling van de kracht en mate van toereikendheid van de huidige situatie. (zie bijlage 1: Quick scan van de huidige situatie). Het gedefinieerde beleid geeft de richting aan die de wij willen volgen. De gewenste richting zal in de Nota van Uitvoering nader worden uitgewerkt in concreet geformuleerde doelstellingen en activiteiten. Dit op een niveau dat realisatie van het beleid ook meetbaar maakt. De volgende paragrafen beschrijven het voorgenomen cultuurbeleid. Het gemeentelijk beleid bevindt zich in de context van het beleid van de rijks- en provinciale overheid. Van beide beschrijven wij de kernpunten. 3.2 Cultuurbeleid van de rijksoverheid. De hoofdlijnen van het cultuurbeleid van de rijksoverheid is verwoord in de vigerende nota “Kunst van leven” . Dat doet denken aan een uitspraak van Berthold Brecht die zegt dat “alle kunst een bijdrage levert aan de grootste kunst van allemaal i.c de kunst van leven”. In deze opvatting is kunst niet meer opgesloten in een museum of theater, maar moet zij ook te vinden zijn op straat, in een willekeurig gebouw of een eenvoudig gebruiksvoorwerp […]. Kunst moet meer doen dan behagen of vermaken. Zij moet ook kunnen ontregelen en dingen zichtbaar maken die wij niet meer (willen) zien. Door alle (technische) mogelijkheden die beschikbaar zijn om de individuele mens te benaderen, staat hij bloot aan wat men zou kunnen aanduiden als “een verhevigde lawine van de werkelijkheid”. Als er zoveel energie op iemand af komt is de natuurlijke neiging dat men zich afwendt. Cultuur biedt tegenwicht. Cultuur moet ogen openen waar deze zijn gesloten en de geest prikkelen waar deze is verdoofd. Om die reden streeft het rijk naar een vrij, divers en toegankelijk hoogstaand cultureel aanbod. Kunst, cultureel erfgoed en media vertegenwoordigen onze immateriële rijkdom. Het streven moet er dan ook op gericht zijn zoveel mogelijk mensen hiermee in aanraking te brengen. Speerpunten in het rijksoverheidsbeleid zijn de volgende: • Aandacht voor excellentie: Dit is vooral gericht op het begeleiden en ontwikkelen van (top)talent en het bevorderen van hun doorstromingsmogelijkheden.
16
• Innovatie en e-Cultuur Het streven is er op gericht om door digitale toepassingen meer samenhang te verkrijgen tussen de verschillende sectoren en innovatie en experiment te bevorderen • Participatie Het is van belang dat cultuur zoveel mogelijk mensen bereikt. Een gericht plan voor cultuurparticipatie moet hieraan uitvoering geven. Daarbij richt de aandacht zich op educatie, amateurkunst, digitalisering en toegankelijkheid. • Mooier Nederland Met ambitieus architectuurbeleid, aandacht voor de openbare ruimten en modernisering van de monumentenzorg verstekt men de culturele bijdrage aan een mooiere omgeving. • Versterken van de cultuursector Men streeft naar een sector die stevig op eigen benen staat, die verankerd is in haar maatschappelijke omgeving, die zorgt voor een goede organisatie en bestuur en die in staat is meer eigen inkomsten te generen. Door een zo groot mogelijke deelname aan het culturele leven ontstaat ruimte voor excellentie en innovatie. Er is namelijk geen hoge top mogelijk als er geen brede basis aanwezig is. 3.3 Het cultuurbeleid van de provinciale overheid in Limburg. Het Provinciaal Bestuur van Limburg onderscheidt in haar beleid voor de periode 20092013 drie programmalijnen. a. Sterk profiel door herkenbare identiteit Hierbij richt de provincie zich sterk op het articuleren van de culturele identiteit van Limburg. Identiteit als bron voor sociale cohesie. Aandachtsgebieden daarbij zijn de volkscultuur, taal, erfgoed/musea en archeologie. Binnen deze aandachtsgebieden streeft men naar coherentie tussen identiteit, tradities en vernieuwing. b. Inspireren door innovatie en kwaliteit Kernthema’s hierin zijn het versterken van de culturele infrastructuur door te investeren in kwalitatief en innovatief kunstaanbod, waarbinnen ruimte is voor talentontwikkeling. Het benadrukt de economische waarde van cultuur en is gericht op professionalisering van de culturele organisaties. c. Draagvlak door verankering Het doel van deze programmalijn is om cultuur meer te verankeren in het dagelijks maatschappelijk verkeer. Thema’s als cultuurparticipatie, cultureel burgerschap en het op elkaar betrekken van cultuur en samenleving zijn hierbinnen de belangrijkste onderwerpen. Een nieuw begrip is “participatie cultuur”. Dit is vooral gericht op de instellingen die meer dan tot nu toe zich moeten afvragen wat hun functie is in relatie tot hun omgeving. Voor wie ben ik er en op welke wijze kunnen wij ons product en de consument zo goed mogelijk bij elkaar brengen? Een belangrijk topic hierbij is cultureel ondernemerschap. 3.4 Het cultuurbeleid van de gemeente Weert Een eerste stap in het vaststellen van het beleid is het formuleren van een visie op cultuur. Deze visie geeft in de meest abstracte vorm aan vanuit welk perspectief de gemeente het thema benadert en op basis waarvan zij haar keuzes maakt. De visie is de kapstok waaraan uiteindelijk de meer concrete uitvoeringsactiviteiten worden opgehangen.
17
Mede op basis van voorgaande beschouwingen is de visie van het Bestuur van de gemeente Weert op Cultuur en Cultuurbeleid als volgt: Visie op cultuur en cultuurbeleid: Cultuur in haar verschillende verschijningsvormen verbindt mensen en versterkt de kwaliteit van het individu, de samenleving en de stad. Cultuur is ook een web van sociale relaties, dat bepalend is voor de culturele identiteit van Weert. Zij wordt op veel plekken in onze gemeenschap ervaren en ontwikkeld. Cultuur in artistieke zin draagt hieraan in hoge mate bij als zij er in slaagt synergie te bewerkstelligen tussen traditie en vernieuwing. De inhoud van het cultuurbeleid is gericht op het beantwoorden van een maatschappelijke vraag. Daarbij richt cultuurbeleid zich niet alleen op het aansturen van het culturele leven sec. Zeker zo belangrijk is het om de culturele component in de verschillende sectoren van de samenleving te verstevigen. De gemeente zorgt in haar cultuurbeleid voor de randvoorwaarden die nodig zijn voor het ontstaan van een gevarieerd aanbod aan culturele voorzieningen en activiteiten. Deze zijn toegankelijk voor alle groepen in de samenleving en bieden tegenwicht aan dreigende vervlakking als gevolg van een dominant commercieel aanbod.
Deze visie verbijzonderen wij in een aantal uitgangspunten, waarvoor de redenen in voorgaande hoofdstukken zijn aangegeven. Deze uitgangspunten zijn tevens het referentiekader dat wij bij de ontwikkeling/nadere uitwerking van het cultuurbeleid zullen hanteren. Uitgangspunt 1: De gemeente Weert brengt zelf geen kunst voort ,maar bevordert/ondersteunt dié culturele activiteiten en voorzieningen die een bijdrage leveren aan het versterken van de gewenste culturele identiteit van Weert
Uitgangspunt 2: Het cultuurbeleid is niet alleen een afgeleide van partijprogramma’s of ambtelijke kaders. In haar beleid laat de gemeente ruimte voor particuliere ideeën en initiatieven, en stimuleert dit door betrokkenheid en participatie van de samenleving bij cultuur te versterken.
Uitgangspunt 3: Amateurkunst en professionele kunsten zijn elk vanuit hun eigen functie, belangrijk voor de culturele ontwikkeling van en in Weert.
Uitgangspunt 4: De ontwikkeling van cultuur en het benutten van de culturele kansen is een opdracht voor alle beleidsafdelingen binnen de gemeente Weert.
Uitgangspunt 5: De keuzes die de gemeente maakt bij de planning en financiering van culturele voorzieningen zijn gerelateerd aan de mate waarin zij bijdragen aan de vijf kernbelangen: a. een artistiek belang i.c. kwaliteit van de expressie en ontwikkeling van creativiteit in de samenleving.
18
b. een economisch belang in relatie tot economische opbrengsten en aantrekkingskracht c. een maatschappelijke belang, waar cultuur leidt tot sociale cohesie en veiligheid een stedelijk belang, waarbij het gaat om het imago van Weert en de spin-off daarvan. d. een individueel belang met betrekking tot persoonlijke vorming en ontwikkeling van burgers. e. een stedelijk belang in relatie tot het imago van de stad •
Ten behoeve van een adequate oordeelsvorming zal elk belang aan de hand van een aantal objectieve criteria nader worden gespecificeerd.
Uitgangspunt 6: De planning van culturele voorzieningen/activiteiten is afgestemd op de demografische samenstelling van de gemeente. Zij zorgt op die wijze voor een afgewogen culturele infrastructuur en cultuuraanbod die aansluiten bij de behoeften van de verschillende doelgroepen in onze samenleving. Het ambitieniveau moet passen bij de schaal van Weert. Ten aanzien van de benodigde accommodaties geldt dat een optimale benutting van de bestaande accommodaties voorliggend is aan het realiseren van nieuwe.
Uitgangspunt 7: Gezien de verwevenheid van cultuur in de verschillende sectoren van onze samenleving, stimuleert de gemeente het aangaan van strategische allianties tussen de culturele organisaties onderling en tussen culturele instellingen en het onderwijs, welzijnsinstellingen en het bedrijfsleven. Deze samenwerking betreft niet alleen de inhoud en programmering, maar ook het benutten van kansen in bedrijfseconomisch opzicht.
Uitgangspunt 8: De culturele organisaties waarmee de gemeente een subsidierelatie onderhoudt dienen zich aantoonbaar te bewegen op het pad naar verdere professionalisering. Cultural Governance en Cultureel ondernemerschap en Kwaliteitsbeleid moeten herkenbare activiteiten zijn. Uitgangspunt 9: Gezien haar centrumfunctie ontwikkelt de gemeente haar cultuurbeleid in samenwerking met de omliggende gemeenten en de provincies Limburg en Zuid Oost Brabant
Uitgangspunt 10: Cultuur heeft op verschillende beleidsterreinen een hoge opbrengst. De investeringen in bestaande cultuur en in nieuwe initiatieven dient men in dit perspectief te plaatsen. Het rechtvaardigt dat middelen voor cultuur uit meerdere bronnen opgebracht worden.6
6 Bijvoorbeeld extra opcenten in de grondprijs; percentage in toeristenbelasting; rijksfondsen ter stimulering op het terrein van maatschappelijke vraagstukken e.d.
19
3.5 Realisatie Realisatie houdt in dat de beginselen die op een hoog abstractieniveau zijn geformuleerd, successievelijk vertaald worden naar praktijk. Als eerste stap naar een meer concrete uitvoering, vertalen wij de visie en de uitgangspunten naar drie ontwikkelingslijnen. Ontwikkelingslijnen voor het cultuurbeleid.: 1. Vitaal verleden 2. Zorg dat je er bij bent! Actief en/of passief beleven 3. “Schoeën Wieërt” Aandachtsgebied Vitaal verleden
Primaire functie Cultuurbehoud
Betrokken cultuurterreinen Monumenten Musea Archeologie Archieven Regionale geschiedschrijving Streektaal/dialect
Zorg dat je er bij bent! Actief en/of passief beleven
Cultuurparticipatie
Professionele podiumkunsten Film Amateurpodiumkunst Beeldende kunst/vormgeving Actieplan Cultuurbereik Evenementen e-Cultuur
Cultuureducatie
Kunst- en erfgoed educatie
Cultuurverspreiding
Bibliotheek Lokale omroep
Culturele planologie
Kwaliteit van de openbare ruimte Toerisme en recreatie
“Schoeën Wieërt”
3.5.1 Vitaal verleden/cultuurbehoud. “Het verworvene bewaren is geen geringer verdienste dan het te verkrijgen”. Dit citaat van Ovidius siert de omslagpagina van de vigerende beleidsnota van het Gemeente Museum Weert. Deze uitspraak heeft een belangrijke onderliggende betekenis. Vooral in de historie liggen de vindplaatsen van onze huidige cultuur (in brede zin). Historisch cultuurgoed is de concrete weergave van belangrijke symbolen, “helden” en rituelen, die naast hun dagelijkse betekenis vooral ook dieper liggende waarden en normen vertegenwoordigen. Deze liggen ten grondslag aan de huidige identiteit van de stad en haar bevolking. De waarde van die culturele identiteit hebben wij reeds benoemd in paragraaf 2.2. Gericht beleid op het terrein van cultuurbehoud draagt bij aan het versterken van de gewenste culturele identiteit.
Algemene doelstelling: De gemeente draagt zorg voor het behoud van cultureel (erf)goed dat in relatie tot de culturele identiteit van Weert belangrijke cultuur historische waarden vertegenwoordigt. Door het versterken van de toegankelijkheid hiervan streeft de gemeente naar het vergroten van het lokale cultuur historisch besef bij haar bewoners.
20
3.5.2 Zorg dat je er bij bent!/Cultuurparticipatie Betrokkenheid en participatie van de samenleving bij cultuur is om eerder genoemde redenen van belang. Hoe groter de participatie, des te sterker het draagvlak voor cultuur bij de verankering in het dagelijks leven zal zijn. Weert kenmerkt zich reeds door een sterke culturele infrastructuur en een veelzijdig cultuuraanbod. Veel bewoners maken hiervan actief en/of passief gebruik. In dat gebruik zit echter nog ruimte. Die ruimte is aanwezig binnen: a. Groepen inwoners die weinig of niet participeren in culturele activiteiten. Men name jongeren, senioren, sociaal kwetsbaren en allochtone groeperingen behoeven in dit kader specifieke aandacht. b. Groepen inwoners die gerekend kunnen worden tot de “intenders”. Dit zijn inwoners die getoond hebben wel belangstellend te zijn, maar waarvan de participatiegraad toch beperkt is. Deze groep kan gestimuleerd worden tot een hogere deelname. c. Bezoekers van Weert. Veel van hetgeen Weert in cultureel opzicht te bieden heeft is buiten Weert en haar directe ommeland slechts beperkt bekend. Buiten de directe regio is er nog een groot potentieel aan cultuurparticipanten aanwezig. d. Witte vlekken. De culturele infrastructuur in Weert kent nog een aantal witte vlekken. (zie bijlage 1: Quick Scan van de huidige situatie). Hieruit blijkt dat een bron van potentieel geïnteresseerden nog niet is aangeboord. In het ontwikkelen van nieuw publiek en het versterken van de draagvlak voor cultuur ligt een grote verantwoordelijkheid voor de culturele instellingen. Een succesvol verloop van dit proces hangt sterk samen met de mate van hun professionele handelen. De gemeente zal aan die professionaliteit hogere eisen stellen dan tot nu toe gebruikelijk was. In de paragrafen 3.6 en 4.2.2 lichten wij dit nader toe.
Algemene doelstellingen: Door gericht participatie-, educatie- en promotiebeleid, cultuurmarketing, ondersteund door een uitgebalanceerde culturele infrastructuur, wil de gemeente het culturele bewustzijn van de bewoners en bezoekers van Weert prikkelen om op die wijze een actieve en/of passieve deelname aan professionele en amateuristische culturele activiteiten te versterken. Binnen actieve participatie streeft de gemeente naar een vroegtijdige signalering en adequate begeleiding van in het oog springende kunstzinnige talenten door het stimuleren van gerichte aandacht voor talentontwikkeling. In het kader van een optimaal gebruik van de aanwezige voorzieningen, streeft de gemeente naar verdere professionalisering van de culturele instellingen, het versterken van hun onderlinge samenwerking en het aangaan van strategische allianties. Dit zowel horizontaal (b.v tussen professionele instellingen onderling) als verticaal (tussen professionele en amateuristische organisaties).
21
3.5.3. “Schoeën Wieërt” Weert is een stad met een rijke cultuurhistorie, mooie monumenten, karakteristieke (religieuze) gebouwen en een aantrekkelijk stadscentrum. Haar omgeving kenmerkt zich door fraaie, uiteenlopende en historisch waardevolle landschappen. Dit maakt Weert aantrekkelijk voor haar bewoners en bezoekers. Deze verworvenheden wil de gemeente graag behouden en versterken. Zij vormen een goede basis voor verdere ontwikkelingen op het terrein van stads- en landschapsverfraaiing. Cultuurvormen die hierop betrekking hebben dienen een prominente plaats in deze ontwikkelingen te krijgen/houden. Culturele planologie is een van de speerpunten binnen dit beleid.
Algemene doelstelling: Door middel van het bewust inzetten van Culturele Planologie als beleidsinstrument, streeft de gemeente er naar cultuur en cultuurhistorie, bestuurlijk en inhoudelijk een meer prominente plaats te geven in vraagstukken van ruimtelijke ordening en sociaal maatschappelijke uitdagingen. Dit met het doel de kwaliteit van leven, de leefomgeving en het imago van Weert verder te versterken.
3.6 Culturele infrastructuur Om de genoemde doelstellingen te kunnen realiseren is een culturele infrastructuur nodig die toereikende cultuuroverdracht en cultuuruitingen mogelijk maakt. Het nadenken over die infrastructuur is ook het moment waarop de vraag gesteld wordt wat er nodig is om voor een gemeente in de omvang van Weert tot een goede opbouw te komen. Het is natuurlijk lovenswaardig om allerlei hoogstaande voorzieningen met een brede uitstraling na te streven, maar in relatie tot de schaal van de gemeente is realisme geboden. Wat wij in ieder geval willen voorkomen is dat wij investeren in voorzieningen, die wij op redelijke afstand van Weert in een toch niet te overtreffen vorm kunnen vinden. Hier tegenover staat dat Weert ten minste moet beschikken over voorzieningen die het realiseren van de genoemde doelstellingen mogelijk maken, waarbij ook groei en innovatie tot de mogelijkheden blijven behoren. Om dit uitgangspunt te ordenen maken wij onderscheid in een drietal type culturele voorzieningen: a. Kernvoorzieningen Dit zijn voorzieningen die binnen een gemeente als Weert minimaal gewenst zijn om de basiswaarde van cultuur te kunnen ontplooien. Deze voorzieningen hebben vooral een lokale betekenis. Zij vormen de kern van het cultuurbeleid b. Uitgebreide voorzieningen Dit type voorzieningen vormt een uitbreiding op de kernvoorzieningen. Zij hebben vooral betrekking op de mogelijkheid een meer regionale rol te spelen. c. Bovenschaalse voorzieningen Bovenschaalse voorzieningen zijn specialistisch en/of exclusief. Zij hebben vooral betrekking op kunst met een grote K. Dergelijke veelal unieke voorzieningen met veelal een landelijke cq. internationale uitstraling, zijn voor een gemeente in de omvang van Weert alleen realistisch als zij op basis van historie al aanwezig zijn en een regionale of zelfs landelijke betekenis hebben. Bij voorkeur dient financiële ondersteuning dan ook op provinciaal en/of rijksniveau plaats te vinden. Dit type voorzieningen is op dit moment niet in Weert aanwezig. In relatie tot het aanbod van dergelijke voorzieningen in de grotere steden in onze nabije omgeving zoals Eindhoven, Maastricht en Antwerpen, zullen wij het realiseren van bovenschaalse voorzieningen dan ook niet nastreven.
22
Op basis van deze ordening komen wij wat het voorzieningen niveau betreft tot de volgende, op de schaal van Weert passende en gewenste culturele infrastructuur:
Podiumkunsten
Beeldende kunst, bouwkunst
theater
jazz/poppodium
kunstuitleen
Film kleinere
aankoopfonds filmvertoners: buurt- en stadsgerichte moderne kunst; multifunctionele ruimten commercieel architectuur; kunst openvormgeving en art-house bare ruimte openbare ruimte; lokale expositieruimten evenementen amateur verenigingen; lokale radio/tv
activiteiten
Media en letteren
loket cultuureducatie
bibliotheek
literaire
oudheidskamer; monumenten, archief, archeologie cultuur historisch museum
Instituut voor kunst- en
cultuureducatie
Amateurkunst, kunsteducatie
Cultureel erfgoed
= kernvoorzieningen = uitgebreide voorzieningen = bovenschaalse voorzieningen of voorzieningen in gemeenten > 100.000 inwoners
Fi guur 3: Gewenste culturele infrastructuur Weert
7
Binnen elk van de in het schema opgenomen voorzieningen kan men qua inrichting nog onderscheid/keuzes maken tussen een basisniveau en een opgewaardeerd niveau. Voorbeeld: de invulling van de theaterprogrammering: Het theater bevindt zich in de categorie “Uitgebreide voorzieningen”. Binnen deze voorziening bestaat het basisniveau voor het theater uit het reguliere aanbod, dat past binnen de bestaande accommodatie en dat aansluit bij de gemiddelde behoefte van het publiek. Het opgewaardeerde niveau zou er uit kunnen bestaan, dat de gemeente ook investeert in bijvoorbeeld “vlakke vloer” producties. Deze zijn over het algemeen van een artistiek uitdagender niveau en trekken daarmee een beperkter publiek. Daarnaast zijn sommige producties door hun aard slechts voor kleinere publieksaantallen geschikt. Het laatste is bijvoorbeeld het geval bij voorstellingen voor kinderen in de peuterleeftijd. Realisatie van dit type voorstellingen kan niet plaatsvinden zonder daar op afgestemde financiële middelen. Iets vergelijkbaars geldt voor de inrichting van de bibliotheek. Hanteert men hiervoor het model van de basisbibliotheek, of vindt men het belangrijk hieraan extra functies toe te voegen?
7
Naar C.Wijn: Gemeentelijk Cultuurbeleid, een handleiding
23
De praktijk laat zien dat veel van de genoemde voorzieningen al in enige vorm in Weert aanwezig zijn. Ten opzichte van hetgeen voor een gemeente in de omvang en de functie van Weert gebruikelijk is8, ontbreekt slechts een klein aantal elementen. Zo kiezen wij er voor om, met uitzondering van regionale kunst (stadscollectie) slechts beperkt te investeren in het ontwikkelen van moderne kunst. Deze is met het Van Abbe Museum op korte afstand ruim voldoende beschikbaar. Hetzelfde geldt voor het investeren in de creatieve industrie. Deze concentreert zich vooral in Eindhoven. Dit wil overigens niet zeggen dat Weert verstoken blijft van dit type voorzieningen. Wij beogen door samenwerking met belangrijke instellingen ook cultuurvormen waarin wij niet zelf investeren, toch in enige mate in Weert aanwezig te laten zijn. Overigens is het onvoldoende duidelijk of er in Weert een optimale match is tussen het bestaande cultuuraanbod en de (latente) vraag uit de samenleving. Wij overwegen om op basis van de demografische kernmerken van Weert een onderzoek uit te voeren naar culturele behoeften bij de onderscheiden doelgroepen. Aan de hand van de resultaten kunnen wij beoordelen of er sprake is van een juiste balans tussen vraag en aanbod. De veelal niet benoemde kern van de lokale culturele infrastructuur wordt gevormd door de culturele evenementen. Zij vormen vaak de eerste ontmoeting met cultuur. Zij zijn laagdrempelig, voor iedereen toegankelijk en zijn een presentatieplatform voor veel van de georganiseerde cultuurvormen. De infrastructuur is er verder op gericht om zoveel mogelijk van de kernbelangen die door cultuur worden gediend, georganiseerd af te dekken. Het is belangrijk voor ogen te houden dat het bij een adequate culturele infrastructuur niet alleen gaat over de aard en de omvang van de voorzieningen, gebouwen en regelingen, maar dat het vooral ook belangrijk is dat de gebruikers het totaal als kwalitatief goed beleven. Het gaat niet alleen over het geleverde product, maar met name ook over de wijze waaróp dit wordt geleverd, i.c de kwaliteit van de dienstverlening. De mate van professionaliteit van de culturele instelling is hierop sterk van invloed. 3.6.1 Professionele culturele organisaties De professionele culturele organisaties worden geacht de belangrijkste trekkers te zijn binnen de culturele infrastructuur. Gezien de beschikbaarheid van deskundigheid en middelen mag verwacht worden dat zij in goed “partnership” met de gemeente in staat zijn een belangrijke bijdrage te leveren aan het realiseren van gestelde doelen en een substantiële waarde toe voegen aan de vijf kernbelangen. Wij verwachten van hen het streven naar een hoge kwaliteit van hun producten en dienstverlening, waarbij zij nauw aansluiten bij landelijk relevante trends op hun specifieke terrein. Initiatieven tot onderlinge samenwerking en allianties met het amateurveld zijn vanzelfsprekend. Voor een goede uitvoering van hun taak moeten zij kunnen beschikken over een hoge mate van zelfstandigheid. De rol van de gemeente is die van opdrachtgever in een klant-leverancier relatie. Binnen die opdracht moet de instelling zoveel mogelijk haar eigen keuzes kunnen maken en slagvaardig en flexibel kunnen opereren. Afhankelijkheid van tussentijdse besluitvorming binnen de gemeente en bureaucratie willen wij zoveel mogelijk beperken. Van de in Weert aanwezige professionele organisaties zijn de musea en het archief onderdeel van de gemeentelijke organisatie. Alle andere hebben een privaatrechtelijke status. Tegenover zelfstandigheid staat dat de professionaliteit van de organisaties voldoende waarborgen moet bieden voor een adequate benutting van de ruimte die haar geboden wordt. De aanwezigheid van die waarborgen is een onderdeel van de voorwaarden die de 8
C.Wijn: Gemeentelijk Cultuurbeleid, een handleiding
24
gemeente aan haar subsidie zal verbinden. Die voorwaarden zullen wij tot uitdrukking brengen in heldere uitvoeringsovereenkomsten, die tevens de aanleiding zijn tot een regelmatige dialoog tussen instelling en gemeente. 3.6.2 Amateurverenigingen Binnen de culturele infrastructuur hebben amateurverenigingen een bijzondere positie. Dit in Weert sterk ontwikkelde veld kenmerkt zich door veel dynamiek. Het heeft een breed bereik. Regelmatig ontstaan nieuwe initiatieven of doven bestaande activiteiten uit. Lang niet alle amateuractiviteiten ontvangen subsidie. Veel draaien op basis van eigen middelen en hebben in het vrije circuit hun eigen plaats buiten het georganiseerde bestel. Andere kenmerken van de amateursector zijn veel diversiteit en een hoge mate van persoonlijke betrokkenheid bij het thema. De waarde van amateurkunst ligt vooral in de sociale functie van de diverse activiteiten. Zij levert een belangrijke bijdrage aan het sociale klimaat in haar directe omgeving en vervult een brugfunctie naar participatie in meer professionele vormen van cultuur Anders dan van de professioneel culturele organisaties verwacht mag worden, zullen veel amateur organisaties er niet direct op uit zijn om de gemeentelijke doelstellingen in alle opzichten te dienen. Hetzelfde geldt voor hun inbreng in de vijf kernbelangen. Zo zal de ene vereniging zich vooral richten op haar directe omgeving, terwijl een andere zich meer richt op hoogwaardige artistieke kwaliteit die mogelijk stad en regio overstijgend is. Deze situatie leidt tot een grote verscheidenheid aan amateurkunst en andere culturele activiteiten met een uiteenlopend kwaliteitsniveau. Er zijn redenen om aan de amateursector in de komende planperiode meer beleidsmatige aandacht te besteden. Tot nu toe zijn wij in ons amateurbeleid vrij restrictief geweest en hebben het initiatief bewust overwegend aan het veld overgelaten. Subsidiëring is vooral gericht op het instandhouden van de bestaande situatie. In die situatie zien wij echter een aantal knelpunten ontstaan. • Maatschappelijk is er een tendens die laat zien dat de bereidheid of de gelegenheid tot het verrichten van vrijwilligerswerk afneemt. Dit maakt het voor veel verenigingen moeilijk om hun kader op niveau te houden. De continuïteit wordt kwetsbaar. • De aanwas van nieuwe of jongere leden neemt om verschillende redenen af. Door onvoldoende aan te sluiten bij de interesse en belevingswereld van jongeren kampen veel verenigingen met een teruglopend ledental of veroudering van het ledenbestand. Daarmee verliezen zij aan waarde in het culturele bestel. • Het is in relatie tot de eisen die ook aan amateurorganisaties worden gesteld, steeds lastiger om toereikende kennis en deskundigheid in het kader van de vereniging te handhaven. • Onderzoek9 geeft een beeld van een enigszins naar binnen gerichte sector. Men lijkt vooral autonoom te willen zijn, er is in beperkte mate sprake van onderlinge kennis, samenwerking en coördinatie. Men maakt beperkt gebruik van de mogelijkheden op beschikbare vormen van ondersteunende dienstverlening. Een scenario van ongewijzigd beleid dreigt te leiden tot een toename van de problematiek. Gezien de maatschappelijke functie die wij voor de amateurverenigingen zien, vinden wij het van belang dat zij aansluiting houden met de maatschappelijke realiteit. Het gemeentelijk beleid zal zich dan ook actief richten op het ondersteunen van de aansluiting van amateurkunst en -cultuur bij de condities die ook gelden voor professionele kunst en cultuur. In casu het bevorderen van hun toegevoegde waarde in het artistiek, economisch, maatschappelijk, stedelijk en individueel belang.
9
Lieftink J. e.a: Amateurkunstverenigingen onder de loep
25
De instrumenten die de gemeente ten behoeve van deze ondersteuning zal inzetten zijn: a. Faciliteren van opleiding en educatie, zo mogelijk in samenwerking met de professionele organisaties b. Het voortzetten van Vraagwijzer, een steunpunt voor informatie, coördinatie en organisatie. c. Gericht accommodatiebeleid waarin gezocht wordt naar een evenwichtig aanbod van werk- en presentatieruimten voor amateurkunst d. Financiële ondersteuning/Subsidiëring. (zie ook paragraaf 4.2.3 )
3.7 Samenvatting. Richtinggevend voor het Cultuurbeleid is de visie die het Bestuur van de gemeente hierop heeft. Deze visie leidt tot een aantal uitgangspunten. Deze gelden als referentiekader bij de besluitvorming over concrete uitvoeringsmaatregelen. Het beleid richt zich op drie ontwikkelingslijnen i.c. vitaal verleden, participatie en kwaliteit van de leefomgeving. Voor de realisatie van het beleid dient een adequate culturele infrastructuur aanwezig te zijn. Hierbij maken wij onderscheid tussen kernvoorzieningen, uitgebreide voorzieningen en rand voorzieningen. Binnen elk niveau kan een culturele instelling naar inhoud zijn/worden ingericht op een basis of een opgewaardeerd niveau. Versterking van kwaliteit, professionaliteit en samenwerking is de opdracht aan de professionele cultuurinstellingen. Amateurkunst/cultuur bekleedt een waardevolle plaats in het culturele spectrum als zij waarde toevoegen aan de onderscheiden belangen die door de cultuur worden gediend. Het gemeentelijk beleid zal zich richten op de aansluiting tussen amateurkunst en de maatschappelijke realiteit. In de Nota van Uitvoering brengen wij de huidige culturele infrastructuur van Weert concreet in beeld. Deze zullen wij afzetten tegen de voor de komende periode gewenste situatie. Op basis van deze vergelijking zullen wij concrete overbruggings- en uitvoeringsactiviteiten voorstellen in termen van resultaten en inspanningen. In een aantal cultuurvormen zullen wij niet of slechts in beperkte mate investeren.
26
4. Financiële kaders 4.1 Inleiding Voor de gemeente is subsidieverlening een belangrijk sturingsinstrument bij het concreet realiseren van haar doelstellingen en het beheersen van de beschikbare middelen. Subsidieverlening is nooit een doel op zich, maar een middel om te komen tot een gewenst maatschappelijk resultaat. Dat resultaat is tot uitdrukking gebracht in het beleid. Lange tijd is het subsidiesysteem in Weert te zeer gericht geweest op de instellingen zelf en te weinig op de activiteiten en de functies die de instellingen vervulden. Dit leverde een aantal knelpunten op. In het recente verleden heeft dit geleid tot het initiatief om de bestaande subsidiemethode tegen het licht te houden en waar nodig aan te passen. De Rekenkamer van Weert heeft daartoe een onderzoek laten uitvoeren en rond dit thema heeft eind 2007 een werkconferentie met de professionele instellingen plaatsgevonden. De belangrijkste conclusies hieruit zijn gebruikt bij de ontwikkeling van de hierna volgende financiële uitgangspunten. Deze zijn mede geplaatst in de context van de cultuursubsidie systematiek van de rijksoverheid.
4.2 Uitgangspunten bij financiering 4.2.1 Subsidievormen In aanvulling op de vigerende verordeningen benadrukken wij een aantal algemene uitgangspunten bij subsidieverlening aan culturele organisaties: a. Overheidsfinanciering is aanvullend op particulier initiatief. Waar het particulier initiatief nog niet voldoende rendement oplevert of heeft kunnen opleveren en de gemeente een initiatief toch van belang acht, kan tijdelijk stimuleringssubsidie worden verstrekt. b. De gemeente stelt aan de organisaties waarmee zij een subsidierelatie heeft de voorwaarde dat zij eerst alle mogelijkheden op voorliggende voorzieningen benut (b.v. publieksinkomsten, fondswerving, sponsoring e.d.) alvorens subsidie bij de gemeente aan te vragen. Gerelateerd aan de ordening in de culturele infrastructuur maken wij ook in financieringsopzicht een vergelijkbaar onderscheid, i.c kernsubsidie, specifieke subsidie en incidentele subsidie. • Kernsubsidie Kernsubsidie heeft vooral betrekking op voorzieningen die de basis vormen voor de culturele infrastructuur van de stad. Dit zijn met name de professionele culturele organisaties, waarvan vast staat dat zij voor langere tijd onderdeel zijn van het cultuurbeleid. Met deze instellingen gaan wij onder bepaalde voorwaarden (zie paragraaf 4.2.2) een subsidierelatie aan voor een periode van telkens vier jaar, gelijk aan de werkingsduur van de geldende Cultuurnota. • Specifieke subsidies Deze subsidie passen wij toe op doelgroepen die een specifieke bijdrage leveren in het cultuuraanbod en waarvan het minder vanzelfsprekend is dat zij voor langere tijd deel uit maken van de culturele infrastructuur. Dit is gebaseerd op waarborgen voor continuïteit en hun mogelijkheden om bij te dragen aan het realiseren van door het gemeentebestuur gestelde doelen. Dit betreft vooral de amateur instellingen en speciale projecten/activiteiten Met deze instellingen/organisaties gaan wij onder specifieke voorwaarden (zie paragraaf 4.2.3) een subsidierelatie aan voor een periode van telkens één jaar.
27
NB. Een aparte categorie binnen deze subsidiegroep wordt gevormd door de culturele evenementen. De afspraken hieromtrent zijn vastgelegd in de beleidsnota “Evenementen beleid” d.d. 2006 en als uitwerking daarvan de vigerende notitie “Regels/criteria voor evenementen” . (Recent is een aangepaste regeling op dit terrein aan het Bestuur aangeboden.) Wij zullen een heroriëntatie uitvoeren op de bestaande situatie om de volgende redenen: a. De verantwoordelijkheid en uitvoering van de culturele evenementen is gepositioneerd binnen een andere sector dan de sector die verantwoordelijk is voor het cultuurbeleid. b. Er bestaat een risico op oneigenlijke onttrekkingen uit de onderscheiden subsidiedepots c. Er is weinig samenhang tussen de culturele evenementen en het cultuurbeleid d. Er is geen samenwerking bij culturele evenementen tussen de evenementenorganisatie en de professionele culturele instellingen. Binnen de categorie Speciale subsidies reserveren wij ook een bedrag voor het stimuleren van innovatie en nieuwe initiatieven. De financiële middelen die wij voor specifieke subsidies beschikbaar brengen wij onder in een Fonds Specifieke Subsidies. Dit zal in de komend planperiode nog nader worden uitgewerkt. •
Incidentele subsidies Incidentele subsidies worden verstrekt aan projecten/activiteiten die in principe eenmalig worden uitgevoerd. Indien de aanvraag voldoet aan de gestelde criteria (nader vaststellen) zal de subsidie in de regel bestaan uit het verstrekken van een eenmalige bijdrage.
• Differentiatie: In de subsidieverlening maken wij een onderscheid in de benadering van professionele cultuurinstellingen en amateur organisaties. De reden daarvoor ligt met name in de omvang van de organisatie, de daaraan gerelateerde bedragen, de culturele betekenis en de wijze van verantwoording. 4.2.2 Professionele organisaties: 4.2.2.1 Uitgangspunt Subsidie is niet gericht op de instandhouding van de professionele instellingen, maar op het leveren van hun prestaties. De gemeente streeft er naar de verantwoordelijkheid voor een adequaat inhoudelijk en financieel beleid zoveel mogelijk bij de instellingen te leggen. Om dit van voldoende waarborgen voor een goede en beheersbare uitvoering te voorzien zullen wij de daarvoor geëigende randvoorwaarden aanbrengen. Deze worden ontwikkeld op basis van de aanbevelingen uit het rapport van de Rekenkamer Weert “Effectiviteit en efficiëncy van de subsidiesystematiek” d.d. juni 2007 en het “Plan van Aanpak” van Twijnstra Gudde d.d. januari 2008. 4.2.2.2 Controle en beheersing: De controle en beheersing van deze werkwijze is gelegen in het feit dat de gemeente aan het verlenen van subsidie voorwaarden kan verbinden. Deze zijn gericht op realisatie van het beleid en beheersing van het proces. Zij komen tot uitdrukking in de subsidiebeschikking en uitvoeringsovereenkomsten, waarin wij heldere, meetbare en beleidsgerelateerde afspraken met de uitvoerders maken. Voor de nadere uitwerking verwijzen wij naar de model Uitvoeringsovereenkomst (nog uit te werken).
28
4.2.2.3 Toetsingsinstrumenten Bij de start van elke planperiode zullen wij van de betrokken organisaties een eigen meerjaren beleidsplan vragen. De gemeente stelt hiervoor een format vast waarin de minimale vereisten voor een beleidsplan zijn opgenomen. Op basis van dit beleidspan kunnen wij beoordelen of de richting die men kiest en de doelstellingen die men nastreeft, aansluiten bij het cultuurbeleid van de gemeente. Gerelateerd aan dit beleidsplan dienen de instellingen een meerjarenbegroting aan te leveren. Deze bevat naast de reguliere componenten ook een meerjaren investeringsplan. In overleg met de instellingen zal de gemeente ook hiervoor een format vaststellen. Afrekening van het subsidie vindt plaats aan het einde van elke vier jaar. Dat biedt de instellingen de gelegenheid om in de tussenliggende jaren flexibel met het toegekende budget om te gaan. Niet benutte subsidie middelen mogen worden aangewend voor het vormen van een weerstandreserve tot maximaal 20% van de totale exploitatiebegroting. Om als gemeente de uitvoering van het meerjarenbeleid en de financiële situatie op afstand te kunnen beoordelen en te beheersen, vragen wij de instellingen jaarlijks een plan van uitvoering te overleggen. Tussentijds dienen de instellingen een managementrapportage aan te leveren. Deze bevat zowel inhoudelijke als financiële informatie. Gekoppeld aan het uitbrengen van deze managementrapportages vindt tussentijds een evaluatie en voortgangsgesprek plaats tussen het management van de instelling en de accountmanager van de gemeente. 4.2.2.4 Speerpunt Voor de komende planperiode is een belangrijk onderdeel van de uitvoeringsovereenkomst de aandacht voor verdere professionalisering van de grotere culturele organisaties. Ontwikkelingen op het terrein van Cultural Governance, Cultureel ondernemerschap, Kwaliteitsbeleid en samenwerking, zullen in het beleid van de betreffende organisaties duidelijk aanwezig moeten zijn.
4.2.3. Amateur organisaties. De gemeente is zich er van bewust dat de amateursector een belangrijke component is in het culturele klimaat in Weert. Het gemeentelijk beleid wil dit ondersteunen en versterken. Op dit punt past een nadere opmerking over het subsidiebeleid. De kracht en de diversiteit van het amateurverenigingsleven in Weert is groot. Het Bestuur ziet dit mede als resultaat van het bestaande subsidiebeleid. Wij zijn dan ook niet voornemens om in de komende planperiode in dit beleid verandering aan te brengen. Omdat het handhaven van de status quo in relatie tot diverse externe ontwikkelingen echter niet altijd de meest gewenste uitkomsten waarborgt, zullen wij ons de komende periode ook oriënteren op het introduceren van subsidies met een ontwikkelfunctie, naast de bestaande subsidies die meer een instandhoudingfunctie hebben. Deze nieuwe subsidievorm heeft vooral tot doel amateurverenigingen te stimuleren zich te ontwikkelen in de richting van in het cultuurbeleid aangegeven doelen .i.c. het versterken van hun positie in de vijf kernbelangen. Voorwaarden hierbij zijn: a. Er moet een objectieve systematiek beschikbaar zijn om toekenningen juridisch houdbaar te kunnen onderbouwen. Wij streven er naar een dergelijk systeem in de komende planperiode nader te ontwikkelen.
29
b. De financiële middelen die hiervoor nodig zijn, mogen niet ten koste gaan van de bestaande financiële middelen voor de huidige instandhoudingsubsidies. Zij zullen derhalve buiten de bestaande financiële kaders moeten worden gevonden.
4.2.4 Interne organisatie bij subsidiëring Bij het vaststellen van deze Cultuurnota gaan wij primair uit van de bestaande beschikbare middelen. Wij streven naar het optimaliseren van de benutting van deze middelen. De mogelijkheden die ons hierbij tot beschikking staan zijn de volgende: 4.2.4.1 Intern: a. Een heroriëntatie uitvoeren op de interne allocatie van subsidiemiddelen. Op dit moment zijn er meerdere, niet met elkaar corresponderende bronnen voor culturele doeleinden. Het zicht op een doelmatig gebruik ervan is onvoldoende gewaarborgd. Veel budgetbeschermende maatregelen belemmeren een mogelijke samenhang. b. Ook voor de gemeente zelf geldt dat wij moeten nagaan of er voldoende gebruik gemaakt wordt van mogelijkheden op exogene middelen, zoals stimuleringssubsidies van de Rijks- en/of Europese overheid en/of specifieke Fondsen ten behoeve van culturele doeleinden. c. Gezien de relatie tussen cultuur en de andere beleidsvelden, dient de interne inhoudelijke coördinatie georganiseerd, cq. versterkt te worden. d. Middelen ten behoeve van cultuur dienen uit meerdere bronnen opgebracht te worden, in casu een structurele component te zijn in begrotingen van andere betrokken beleidsterreinen. e. Oud voor nieuw. Subsidies die naar activiteiten gaan die onvoldoende bijdrage leveren aan de vijf kernwaarden, zullen worden herzien. Met hieruit vrijkomende middelen willen wij nieuwe initiatieven ondersteunen. 4.2.4.2 Extern d. In dit kader zullen wij specifiek aandacht besteden aan het versterken van de relatie met het bedrijfsleven. De aanwezigheid van cultuur is ook voor het bedrijfsleven in Weert van belang. Wij streven er naar hun financiële participatie te versterken door: - Afspraken te maken over financiële bijdragen in specifieke fondsen voor culturele doeleinden, zoals het Fonds Specifieke Subsidies - Opdrachtenbeleid, waarbij het bedrijfsleven bijvoorbeeld participeert in opdrachten aan Weerter kunstenaars/cultuurinstellingen voor inrichting van de openbare ruimten of specifieke kunstwerken/culturele manifestaties. - Percentageregelingen bij grotere bouwopdrachten en/of andere infrastructurele projecten (investering opdrachtnemer) e. Hetgeen al eerder is genoemd i.c. het stimuleren van samenwerking tussen de professionele instellingen en toetsen op het benutten van voorliggende voorzieningen.
4.3 Samenvatting In de komende planperiode streven wij naar beperkte aanpassingen in de bestaande subsidiemethodiek. Naast de instandhoudingsubsidie onderzoeken wij de mogelijkheid op introductie van ontwikkelsubsidie. Deze moet zich richten op het stimuleren van gewenste ontwikkelingen. Door middel van uitvoeringsovereenkomsten geven wij sturing aan het handelen van de professionele culturele organisaties. Deze sturing is gericht op het realiseren van door de gemeente en instellingen geformuleerde
30
doelstellingen. Het beleid ten aanzien van amateurverenigingen zal zich richten op de aansluiting van de prestaties van de vereniging met de condities die van belang zijn voor het behoud van hun maatschappelijke waarde. Intern dienen wij de coördinatie tussen de verschillende beleidsterreinen rond het thema cultuur te versterken. Ook andere betrokken beleidsterreinen dienen in hun begroting een component voor cultuurdoeleinden op te nemen. Tevens zullen wij onderzoeken of beschikbare exogene bronnen optimaal benut worden.
31
Bijlage 1:
Quick Scan van de huidige situatie in Weert De quick scan van de huidige culturele situatie geeft een beknopt overzicht van de sterke en minder sterke punten van Weert op het terrein van de cultuur. Tevens biedt het inzicht in een aantal bestaande knelpunten. In de Nota van Uitvoering 2009-2013 beschrijven wij de activiteiten die moeten leiden tot het behouden en versterken van de sterke punten en het nivelleren van de zwakkere punten en de manifeste knelpunten.
A. De sterke punten van Weert In algemene zin mag gesteld worden dat Weert beschikt over een rijk cultureel leven, Binnen de sterke punten van Weert is zelfs een aantal voorzieningen aanwezig, die een bijzondere positie innemen. Om die reden maken wij een onderscheid tussen 1. In het oog springende culturele voorzieningen 2. Voorzieningen die uniek zijn voor weert 3. Overige sterke punten.
1. In het oog springende culturele voorzieningen: 1.1. Sterk ontwikkelde amateuristische kunstbeoefening. Weert kent vooral ook in de verschillende kerkdorpen een zeer sterk ontwikkeld verenigingsleven op het terrein van de amateuristische Kunstbeoefening en Cultuurhistorie. Er zijn 10 schutterijen, 7 harmonie- en fanfareorkesten en meer dan 20 Koren. Naast een aantal kinderkoren, vallen een aantal mannenkoren en de operavereniging op. De laatste is zelfs uniek in Limburg. Over het algemeen is de kwaliteit zeer goed. Weert kent verder een aantal toneelverenigingen 1.2. Bijzondere monumenten op gebied van religie, heerlijk en stedelijk bestuur en verdediging . Kijkend naar het bestand aan rijksmonumenten binnen Weert valt meteen op dat religieuze monumenten daarin meer dan gemiddeld vertegenwoordigd zijn. Het gaat dan vooral om de St. Martinuskerk (top 100 monument), de parochiekerken van Stramproy, Altweertheide, Swartbroek en Tungelroy, kloostercomplexen van de Franciscanen, de Birgittinessen, Ursulinen (restanten) en de kapel van het klooster van de paters van de H. Geest, 5 grote kapellen die veelal teruggaan tot in de Middeleeuwen, het grenskerkmonument, en de kerken van Fatima en Keent uit het midden van de 20e eeuw. Verder zijn er diverse kleine kapellen en veldkruizen, die ofwel als gemeentelijk monument gekwalificeerd zijn, dan wel daartoe dienen te worden onderzocht. De invloed van religie op het dagelijkse leven is in deze streken altijd erg sterk geweest. In dit kader dient ook de bijzondere collectie religieuze kunst van het Gemeentemuseum Weert (locatie Jacob van Horne) genoemd te worden die een duidelijk bovenregionaal belang heeft. Bijzondere monumenten zijn verder de resten van kasteel Neijenborgh met de Tiendschuur op de Biest, het Muntgebouw, het oude raadhuis en de diverse kazematten die behoren tot de Peel-Raam linie. Uniek voor Nederland is tenslotte de Kleipijpenoven en de collectie pijpen in het Gemeentemuseum Weert (locatie de Tiendschuur). Ook het complex De Lichtenberg dient hier vermeld te worden. Hoewel het nog geen officieel rijksmonument is, bergt dit complex wel bijzondere beloften in zich. 1.3 Aanwezig kader op terrein van cultuurhistorie. De gemeente kent twee professionele organisaties die zich inzetten voor behoud, onderzoek en presentatie van het (Weerter) erfgoed en cultuurhistorie: het Gemeentearchief en het Gemeentemuseum. Het museum en de lokale historische
32
vereniging ontstonden relatief laat pas in 1936 en 1939. De Aldenborgh sloot zich in 1947 aan bij het LGOG. Het museum ontwikkelde zich vooral vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw tot een volwaardig Gemeentemuseum op twee locaties en met twee kerncollecties. Verschillende verenigingen en stichtingen zoals de Aldenborgh, Peel, Maas en Kempen, Vrienden van het Gemeentemuseum Weert, De Kring, Weerter Historie, Behoud de Lichtenberg, schutterij St. Catharina beschikken over deskundig kader en expertise op het terrein van de lokale cultuurhistorie en monumentenzorg. Deze kennis en deskundigheid wordt regelmatig benut bij de organisatie van evenementen, officiële gemeentelijke adviescommissies en dergelijke.
2 Uniek Uit twee onderzoeken van de Provincie Limburg naar de culturele profielen van WestMidden Limburg kwamen voor Weert en de regio een aantal specifiek benoemde culturele factoren naar boven die uniek-typisch zijn voor deze stad/streek: 2.1 Unieke cultuurhistorische identiteit Weert beschikt over veel archeologische vindplaatsen (bijvoorbeeld het unieke urnenveld10 op de Boshoverheide), agrarische monumenten, kleine waardevolle cultuurhistorische musea en collecties die gerelateerd zijn aan het agrarische verleden. Dun bevolkt agrarisch gebied met veel waardevolle landschappen. Er is een krachtig streven om te komen tot de vorming van een streekarchief. Weert heeft hiertoe het initiatief genomen. De ontwikkeling van het Erfgoedhuis zou een in Limburg uniek samenwerkingsmodel vormen dat kan functioneren als kenniscentrum voor de lokale cultuurhistorie. De historische ontwikkeling van Weert heeft er voor gezorgd dat de stad lange tijd nauwelijks is uitgebreid en tussen 1550 en 1900 geïsoleerd heeft gelegen. Het landelijke achterland bleef van groot belang. Belangrijke archeologische sporen bleven zo eeuwenlang goed bewaard onder de landbouwgronden. De gemeente wordt gekenmerkt door landbouw en typische agrarische bebouwing die goed bewaard is gebleven. De cultuurhistorische musea in de streek hebben in hun collecties belangrijke archeologische, agrarische en volkskundige verzamelingen kunnen bewaren. 2.2 Religieus erfgoed. Religieuze monumenten en religieuze kunst: St. Martinuskerk, kloosters, vele kapellen/kerken in de buitengebieden, veldkruisen, Gemeentemuseum locatie Jacob van Horne. Het religieuze element was in deze streken altijd sterk aanwezig. De rooms-katholieke kerk reguleerde vrijwel het gehele leven. Het merendeel van de scholen is ooit begonnen als kloosterscholen. Van belang was ook het franciscanenklooster dat jarenlang hoofdzetel van de hele Nederlandse provincie was. Kloosters, parochiekerken, kapellen en wegkruisen zijn rijk aanwezig en beschikken over een rijk potentieel aan kunstvoorwerpen. Dat werd in 1982 versterkt met de komst van het Jacob van Hornemuseum dat een collectie kon opbouwen van religieuze kunstvoorwerpen uit Limburg en de belangrijkste bewaarplaats is van franciscaanse kunstvoorwerpen in Nederland. De collectie mag op dit moment gelden als de belangrijkste openbare verzameling religieuze kunstvoorwerpen in Limburg, na die van de provinciale musea in Maastricht en Venlo. De nadruk op de geschiedenis van de Franciscanen in Nederland maakt het museum uniek in Nederland.
10
Provinciale nota Unieke archeologische gebieden
33
2.3 Goede basisinfrastructuur: Theater, bibliotheek, bioscoop, archief, museum, kunsteducatie (stichting Ku+Cu) infrastructuur voor amateuristische kunstopleidingen (RICK). De basisinfrastructuur is relatief laat tot stand gekomen en is inmiddels minimaal een keer bouwkundig gerenoveerd en uitgebreid. Zij is daardoor redelijk tot goed ontwikkeld met uitzondering van de musea. 2.4 Sterk ontwikkelde amateuristische kunstbeoefening: Weert ken relatief veel hafabra, zangkoren en toneelverenigingen. Opmerkelijk is de aanwezigheid van veel en hoogwaardige kinder- en jeugdkoren. In Weert zetelt de enige operavereniging in Limburg die zelfstandig scenische operaproducties produceert. De historie en de opbouw van Weert heeft er voor gezorgd dat het amateuristische kunst en sportbeoefening sterk ontwikkeld is. Ook de volkskundige verenigingen en feesten hebben zich weten te handhaven en zijn uitgegroeid tot grote bovenregionale evenementen. Toch kan Weert zich niet ontrekken aan de landelijke ontwikkelingen waarbij het vrijwilligerswerk waarop het verenigingsleven bouwt aan slijtage onderhevig is. 2.5 Volksculturele evenementen Zij vormen vanuit de historie een belangrijke ruggegraat van het (volks)culturele leven.: Kermis, carnaval, fokpaardenmarkt, huis van Nicolaas zijn hiervan de voorbeelden. 2.6 Dialectliteratuur. Binnen Weert zorgt vereniging Veldeke voor een actieve benadering van het dialect. 2.7 Jongerencultuur: Vooral in de vorm van festivals zoals Bospop. Poppodium de Bosuil. Daarnaast bij Munttheater en Rick in het kader van CKV activiteiten. Voor het overige is de jongerencultuur vrij beperkt. 3. Overige sterke punten van Weert 3.1 Volledigheid De gemeente Weert biedt een vrijwel volledig pakket aan culturele voorzieningen die men van een centrumgemeente met de omvang van Weert mag verwachten. 11 3.2 Compactheid en kleinschaligheid De binnenstad van Weert kenmerkt zich door een grote compactheid. Bijna alle belangrijke culturele instellingen bevinden zich binnen de singels of aan de rand daarvan. Dat geldt ook voor vele monumenten, de winkels en horeca. Dat maakt de stad overzichtelijk en een bezoek aan meerdere instellingen op een dag mogelijk. 3.3 Hoge kwaliteit Het culturele aanbod in Weert is in het algemeen van behoorlijke kwaliteit, zowel professioneel als op amateur niveau en wat daar aan mengvormen tussen zit. Dit kwaliteitsniveau is ook terug te vinden in het aanbod aan monumenten en moderne architectuur. 3.4 Cultuur-natuur Een van de sterke kanten van Weert zijn de uitgebreide en soms zeer waardevolle en veelzijdige natuurgebieden rondom de stad, in combinatie met de compacte en 11
Naar C.Wijn. Gemeentelijk Cultuurbeleid. Een handleiding
34
toegankelijke culturele instellingen en evenementen in de binnenstad. Een kwalitatief hoogwaardig winkelbestand is een versterkende factor in deze combinatie.
3.5 De vlag dekt de lading Onderzoek onder Weerternaren heeft aangetoond dat men zich herkent in het door de gemeente gevoerde beeldmerk: het stadswapen. Dat is in Weert in traditionele vorm weergegeven: met gravenkroon, klassieke schildvorm en verwijzingen naar het geslacht van Horn en het oude stadswapen: de keper. De Weerternaar herkent zich goed in dit traditionele, cultuurhistorische bepaalde beeldmerk dat verwijst naar de rijke geschiedenis en vooral de bloeiperiode van Weert in de Middeleeuwen onder het geslacht van Horn. Men voelt zich geplaatst in een lange en rijke traditie.
35
De zwakkere punten van Weert 4. Benoemde witte vlekken (provinciale onderzoeken, RAP): 4.1 Het ontbreken van voldoende podia voor Theatervoorstellingen, vooral amateurvoorstellingen en kleinschalige professionele voorstellingen. Klachten over de podiumcapaciteit in Weert lopen als een rode draad door de geschiedenis. Tot ver in de 20e eeuw beschikte de stad niet over een geschikte zaal voor podiumkunsten. Voorstellingen werden in de aula van het Bisschoppelijk College gehouden. Pas in 1974 wordt met het in gebruik nemen van de Munt (450 stoelen) in de behoefte voorzien. Het Waagtheater, een vlakke vloerzaal begint in 1988 maar is inmiddels opgeheven. De activiteiten zijn ondergebracht bij het Munttheater. 4..2 Weinig festivals en evenementen op theatergebied Naast het Limburg festival kent Weert geen festivals/ evenementen op het gebied van Theater. 4.3 Het ontbreken van voldoende podia voor beeldende kunstpresentaties. Weert kent naast de expositiezaal van het museum de Tiendschuur slechts één ander podium voor professionele kunstenaars om werk te presenteren: de galerie van het RICK (voorheen Kunstcollege).Deze is voornamelijk in gebruik voor presentaties van leerlingen van het RICK en slechts een enkele keer beschikbaar als meer algemene tentoonstellingsruimte. Voor amateurs is de Theuniskapel beschikbaar. De paterskerk is te huur voor allerlei zaken, ook kunsttentoonstellingen maar kent vanwege het multifunctionele gebruik en de specifieke inrichting als kerkruimte vele beperkingen. 4.4 Geen festivals of evenementen op kunstgebied. 5.Zwak ontwikkelde cultuurthema’s: * Moderne kunst: * Beeldende kunst in de openbare ruimte * Kunstuitleen * Geen geëffectueerd museaal verzamelbeleid moderne kunst. * Geen optimale benutting beschikbare accommodaties. * Culturele marketing/promotie * Relatie met het bedrijfsleven 6. Niet ontwikkelde cultuurthema’s: * Kunstenaarsbeleid * Architectuurbeleid i.r.t. culturele planologie * Opdrachtenbeleid * Atelierbeleid * Geen galerieën Toelichting: Dat de sector moderne kunst in Weert zwak ontwikkeld is heeft zijn wortels in de geschiedenis. Weert heeft in het verleden nauwelijks kunstenaars voortgebracht. De lokale markt was daarvoor te klein. Vanaf de jaren 50 van de 20e eeuw kende Weert eigenlijk maar twee beeldende kunstenaars: Jan Tullemans en Gard van Wegberg. Vanaf de jaren 70 ontwikkelt zich in Weert een bloeiend kunstenaarsleven dat in 1984 resulteert in de oprichting van het Kunstcentrum Weert. Deze zet zelf een kunstuitleen op die door het Bonnefantenmuseum wordt overgenomen maar nooit echt tot bloei komt. Momenteel dreigt de groep kunstenaars van het KCW te vergrijzen. Er is nauwelijks aanwas van jong talent. Jonge beeldende kunstenaars uit Weert vestigen zich vanaf de jaren 70 liever elders in het land waar wel een bloeiend kunstklimaat heerst.
36
Historisch kent Weert geen beelden in de openbare ruimte anders dan religieuze monumenten. Vanaf de jaren 60 worden enkele beelden in het centrum geplaatst. Het zijn veelal kleine, traditionele en decoratief bedoelde beeldhouwwerken. Pas eind 20e eeuw lukt het om een tweetal grote monumentale beelden te plaatsen maar deze blijven een uitzondering. Pogingen om in Weert een beeldenplan te ontwikkelen stuitten op de grote investeringen en het gebrek aan politiek draagvlak. Het beeldenbestand van Weert is over het algemeen genomen klein van formaat, traditioneel, realistisch-anekdotisch en op enkele uitzonderingen na artistiek van minder belang. Wat het museum betreft was er vanaf de jaren 70 een goed expositieklimaat, maar er is nauwelijks kunst aangekocht. Pas met de museumnota uit 1990 is een duidelijke aanzet gemaakt om te komen tot een stadscollectie, een overzicht van beeldende kunst in en uit Weert. Bij de raadsbreed gesteunde bezuinigingen in 2000 is het gehele werkveld moderne kunst wegbezuinigd en aan de verdere groei van de stadscollectie een einde gekomen. Alleen het expositiebeleid bleef deels overeind. Groot succes daarbij is de jaarlijks terugkerende atelierroute op tweede paasdag met expositie in de Tiendschuur. Deze wordt door 500-750 personen bezocht. De expositie trekt veel belangstelling van schoolklassen. Tot op heden is het nog niet gelukt het in de museumnota uit 2004 geuite verlangen om het verzamelbeleid rond de stadscollectie weer op gang te brengen geëffectueerd te krijgen.
2.8 Manifeste knelpunten: 2.8.1 Munttheater * Exploitatiekosten, exploitatie mogelijkheden in relatie tot de aard van de accommodatie en het aantal theaterstoelen, gebruik door amateurorganisaties, vlakkevloerprogrammering, onderhoud/investeringen, toekomstbeeld. 2.8.2 De Bosuil * Professionaliteit van de organisatie, programmering, exploitatielasten, waarborgen voor continuïteit. 2.8.3 Musea/erfgoed * Accommodatie, (oriëntatie op erfgoedhuis) collectiebeleid, omvang en professionaliteit van de organisatie. * Registratie van de collectie 2.8.4 Herbestemming religieus onroerend goed/monumentale architectuur. * Fatimakerk * Openluchttheater Lichtenberg 2.8.5 Accommodaties * Optimale benutting van beschikbare accommodaties 2.8.6 Streekomroep * Sluit niet aan bij verwachtingen/behoeften 2.8.7 Kunstuitleen * Organisatorische vormgeving en financiële situatie. 2.8.8 Interne organisatie * Cultuurbeleid is nauwelijks intergraal met andere beleidsvelden * Verdeling van subsidiemiddelen * Aansturing professionele organisaties * Ontwikkelcapaciteit van de afdeling Oscar
37
Bijlage 2: Geraadpleegde literatuur: 1. Wijn C. “Gemeentelijk cultuurbeleid. Een handleiding” Den Haag. VNG uitgeverij 2003 2. “Wat cultuur verdient. Kunst, cultuur en creativiteit in economisch perpectief” Lagroup Leisure&Arts Consulting 2005 3. Atlas Nederlandse Gemeenten. VNG uitgeverij 2007 4. Marlet e.a. “De kunst van investeren in cultuur” Amsterdam, Seo economisch onderzoek 2007. 5. Vogelezang P e.a. “Amateurkunst in de toekomst”, Utrecht, Cultuurnetwerk. 6. Irma van Gils, Het culturele gezicht van de Limburgse regio’s, Noord- en MiddenLimburg, PBW provincie Limburg, 2000. 7. Thomas Gelissen, Het Cultuurprofiel van Limburg, PBOO Provincie Limburg, 2003 8. F. Nies (red.), Weert het verleden van een stad, Weert 1999 9. F. Nies, H. Hunnekens e.a. Jan Tullemans, Weert 1990
38
Gemeente Weert Cultuurnota 2009-2013 Deel 2: Nota van Uitvoering
Weert, oktober 2008
Inhoudsopgave: 1. Inleiding
3
2. Vitaal verleden 2.1 2.2 2.3 2.4
Inleiding Doelstelling Betrokken beleidsterreinen Betrokken organisaties en instellingen
2.5.Beleidsterreinen nader uitgewerkt 2.5.1 Monumentenzorg 2.5.2 Museum 2.5.3 Gemeente archief 2.5.4 Archeologie 2.5.5 Regionale geschiedschrijving 2.5.6 Streektaal/dialect
5 5 6 6
7 12 16 19 21 22
3. “Zorg dat je er bij bent”. Culturele organisaties en Cultuurparticipatie 3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding Doelstelling Betrokken beleidsterreinen Betrokken organisaties en instellingen
24 25 25 25
3.5 Beleidsterreinen nader uitgewerkt 3.5.1 Evenementenbeleid 3.5.2 Cultuureducatie 3.5.3 Cultuurparticipatie 3.5.4 Amateurkunst
27 29 32 36
3.5.5 Professionele culturele organisaties 3.5.5.a Het Munttheater 3.5.5.b Het Rick 3.5.5.c De Bosuil 3.5.5.d Bibliocenter Weert 3.5.5.e Streekomroep
42 47 50 54 57
3.6 Overige aandachtsgebieden 3.6.1 E-Cultuur 3.6.2 Film 3.6.3 Weerter beiaard 3.6.4 Beeldende kunst en kunstuitleen
61 62 63 64
4. Schoeën Wieërt 4.1 4.2 4.3 4.4
Inleiding Doelstelling Betrokken beleidsterreinen Betrokken organisaties en instellingen
66 66 66 67
5. De gemeente aan zet! 5.1 Inleiding 5.2 Overzicht van actiepunten 6. Bijlagen 6.1 Relatie cultuur en andere beleidsvelden 6.2 Financieel overzicht
70 72
80 81
2
Inleiding. De Nota van Uitvoering bevat een concrete weergave van plannen en uitvoeringsmaatregelen op het terrein van de cultuur in Weert voor de periode 2009-2013. De maatregelen zijn gerubriceerd conform de drie ontwikkelingslijnen die in de eerder vastgestelde Nota van Uitgangspunten zijn genoemd i.c. Vitaal verleden; Zorg dat je er bij bent en Schoeën Wieert” . a. Vitaal verleden Dit thema is gericht op cultuurbehoud. Het omvat de beleidsterreinen Monumentenzorg, Museum, Archeologie, Regionale geschiedschrijving en Streektaal/dialect. b. Zorg dat je er bij bent! Onder deze noemer behandelen wij drie belangrijke cultuurfuncties i.c. cultuurparticipatie, cultuureducatie en cultuurverspreiding. Concreet komen deze tot uitdrukking in thema’s als professionele en amateur podiumkunsten, arthouse film, beeldende kunst en vormgeving, het actieplan cultuurbereik, culturele evenementen en dergelijke. c. “Schoeën Wieert” Onder deze noemer richten wij ons vooral op culturele planologie, ofwel de vraag op welke wijze de kunst een bijdrage kan leveren aan het bevorderen van de kwaliteit van de openbare ruimte. Tevens zijn toerisme en recreatie in relatie tot culturele attracties een belangrijk aandachtspunt. De Nota van Uitgangspunten is het referentiekader waaraan de beschreven maatregelen zijn getoetst. Binnen dit kader dragen de voorgestelde maatregelen bij aan het realiseren van de door het Bestuur gestelde doelen. Cultuurbeleid gaat over het behalen van een gewenst maatschappelijk effect. Dat effect treedt op een breder terrein op dan alleen de cultuursector. Culturele activiteiten hebben ook een belangrijke economische en sociaal maatschappelijke betekenis. Om die reden is cultuur als beleidsthema niet alleen het domein van de betrokken portefeuillehouder en beleidsafdeling. Met deze Nota van Uitvoering hebben wij dan ook gestreefd naar een integrale plaats van cultuur in het totale gemeentelijk beleid. De realisatie daarvan zal niet van vandaag op morgen plaatsvinden, maar met de voorgestelde maatregelen verwachten wij een belangrijke stap in de goede richting te doen. Uiteraard start de Cultuurnota niet vanuit een blanco situatie. Op veel terreinen is al sprake van een actief beleid. Wij hebben het bestaande beleid verkort in deze Nota van Uitvoering opgenomen. Voor een volledige weergave verwijzen wij naar de betreffende beleidsnota’s. Om de samenhang te waarborgen, begint de beschrijving van de uitvoeringsmaatregelen met een beknopt overzicht van bestaand beleid en de daarbij gestelde doelen. Vervolgens beoordelen wij aan de hand van de Nota van Uitgangspunten of aanpassing van het vigerende beleid gewenst is en waar zich actuele knelpunten voordoen. Vanuit deze beknopte analyse beschrijven wij de uitvoeringsmaatregelen voor de komende planperiode. In de afgelopen jaren is om uiteenlopende redenen minder diep ingegaan op specifiek cultuurbeleid en zijn actuele ontwikkeling niet volledig gevolgd. Om die reden hebben wij deze Nota van Uitvoering benut om een zo compleet mogelijk overzicht te geven van hetgeen zich actueel op het terrein van de cultuur voltrekt. Uit dit overzicht komt een totaalbeeld van de huidige situatie naar voren dat zich het beste laat typeren als het is er allemaal wel, maar het ontwikkelingsniveau is overwegend gemiddeld met een enkele uitschieter naar boven. Binnen het spectrum
3
van zwakker ontwikkelde cultuurthema’s doet zich een aantal manifeste knelpunten voor. Deze zijn reeds verwoord in de Nota van Uitgangspunten1. Bij de in deze nota opgenomen uitvoeringsmaatregelen zijn deze nog eens specifiek aangeduid. Hier ligt veel ruimte voor verbetering. Het gevolg van een beperktere aandacht is dat op veel deelterreinen van de cultuur een inhoudelijke heroriëntatie dient plaats te vinden. De uitkomsten hiervan zijn de ingrediënten voor nieuw te formuleren beleid en de realisatie er van. Dit betekent dat er in de komende planperiode nog niet heel veel opvallend nieuwe elementen aan de bestaande situatie zullen worden toegevoegd. De financiële gevolgen zijn voor deze planperiode dan ook nog relatief beperkt. Bij een positieve uitkomst van de aangekondigde oriëntaties, moet in de jaren daarna echter met een stijging van de kosten voor cultuur rekening worden gehouden. De in de Nota van Uitgangspunten genoemde mogelijkheden op het aanwenden c.q benutten van meerdere financiële bronnen voor cultuur, nemen daarmee in belang toe. Bij dit alles zou de indruk kunnen ontstaan dat het ambitieniveau van de gemeente veel verder reikt dan de huidige mogelijkheden bij inhoudelijk en financieel ongewijzigd beleid toelaten. Wij zijn ons dat bewust. Die mogelijkheden worden echter bepaald door de beschikbare menskracht en de beschikbare financiële middelen. Daarin moeten wij keuzes maken. Wij vonden het echter van belang om een zo compleet mogelijk beeld te schetsen. Daarmee komt de discrepantie tussen de meest gewenste situatie en de werkelijke situatie scherper in beeld. Wij zijn van mening dat die kennis, de kwaliteit van de besluitvorming rond cultuur en de daarvoor benodigde middelen versterkt.
Weert d.d. september 2008 Het Bestuur.
1
Zie Nota van Uitgangspunten: Sterkte/zwakteanalyse pagina 36 en 37.
4
2. Vitaal verleden 2.1 Inleiding Weert heeft een rijk verleden. Dit is zichtbaar in een veelheid en variatie aan erfgoed met een hoge cultuurhistorische waarde. Hierbij gaat het om bouwkundige objecten (exterieur en interieur), stedenbouwkundige structuren, geografische structuren, groenstructuren en archeologische vindplaatsen welke van bijzonder belang zijn voor de kennis van de cultuurhistorie en voor de inrichting, het gebruik en de beleving van steden, landschap, natuur en milieu. Samen met specifieke roerende zaken, objecten en archieven vormen zij gezamenlijk een dynamische informatiebron die betekenis geeft aan het collectieve geheugen van Weert en het huidige tijdsbeeld. In een maatschappij die steeds meer intercultureel en internationaal wordt, neemt de belangstelling voor cultureel erfgoed toe. Het representeert de oorspronkelijke wortels van ons bestaan en biedt als zodanig houvast in een veelheid van indrukken en prikkels. Een mooie illustratie hiervan is wellicht het gegeven dat de voor Limburg zo kenmerkende schutterijverenigingen en waarvan er in Weert en de omliggende kerkdorpen een sterke vertegenwoordiging bestaat, op de nominatie staan te worden aangewezen als een element van het werelderfgoed. Cultureel erfgoed is daarmee ook een wezenlijke factor bij het maken van afwegingen op terreinen als architectuur, landschapsontwikkeling, kunsten en vormgeving van openbare ruimten. De combinatie van Weert als centrumstad met een aantal fraaie omliggende kerkdorpen, maakt dat de gemeente in dit opzicht veel te bieden heeft. Wij vinden het om deze redenen belangrijk dit erfgoed te behouden en zichtbaar te maken. De kerntaak van de gemeente op dit terrein is het verzamelen van informatie over gebouwen, roerende zaken en terreinen, het toegankelijk maken van deze informatie en het bieden van financiële ondersteuning op basis van specifieke regelingen. Bij de vast te stellen uitvoeringsmaatregelen gaat het om de borging van cultuurhistorische verworvenheden en het ontwikkelen van een strategie om in de verschillende beleidsterreinen (zie 2.3) rond erfgoed samenhang te bereiken. Vervolgens dienen wij deze verworvenheden actief in te zetten bij bredere maatschappelijke ontwikkelingen. Goede informatievoorziening en communicatie spelen hierin een essentiële rol. Door deze historische informatie (ook digitaal) toegankelijk te maken brengen wij de geschiedenis van Weert actief onder de aandacht. Er zijn drie redenen om de informatie op dit terrein sterk te houden. a. het bevorderen en in stand houden van draagvlak voor behoud en bescherming van historisch erfgoed b. het versterken van het historische bewustzijn bij de inwoners en bezoekers van Weert c. het onder de aandacht brengen van cultuurhistorische waarden als nieuwe richting/impulsen bij het opstellen van programma’s van eisen voor stadsontwikkeling en ruimtelijk ordening 2.2 Doelstelling:
De gemeente draagt zorg voor het behoud van cultureel (erf)goed dat in relatie tot de culturele identiteit van Weert belangrijke cultuur historische waarden vertegenwoordigt. Door het versterken van de toegankelijkheid hiervan streeft de gemeente naar het vergroten van het lokale cultuur historisch besef bij haar bewoners.
2.3 Betrokken beleidsterreinen: ● Monumentenzorg ● Gemeentemuseum ● Gemeentearchief ● Archeologie ● Regionale geschiedschrijving ● Streektaal/dialect ● Cultuur 2.4 Betrokken organisaties en instellingen: ● Het gemeentemuseum Weert, locaties Jacob van Horne en de Tiendschuur ● Het Gemeentearchief Weert ● Gemeente Weert, afdeling Oscar, bureau Cultuur en Toerisme ● Gemeente Weert, afdeling Milieu en Bouwzaken ● Gemeente Weert, afdeling Omgevingsbeleid ● Historische/heemkunde verenigingen ● Stichting Streekarcheologie PMK ● Monumentenverenigingen
6
2.5 Beleidsterreinen nader uitgewerkt. 2.5.1 Monumentenzorg Monumentenzorg behelst de bescherming, de instandhouding, het onderhoud en het herstel van onroerende goederen die van algemeen belang zijn door hun historische, volkskundige, artistieke, wetenschappelijke, industriële, archeologische of andere sociaal-culturele waarde. Binnen dit beleidsveld gaat het er om “de trots van het verleden” te verbinden met vernieuwing. Daarmee krijgt het monument meer maatschappelijke betekenis. Voor het monumentenbeleid betekent dit het verleggen van de aandacht van objectgerichte, conserverende benadering naar een omgevingsgerichte, ontwikkelende benadering. Monumentzorg moet bijdragen aan een duurzame gebiedsontwikkeling. Weert telt zo’n 62 Rijksmonumenten en rond de 155 Gemeentelijke monumenten. 2.5.1.1 Actueel beleid Het beleid en de uitvoering van monumentenzorg worden in Weert grotendeels verzorgd door de afdeling Milieu– en Bouwzaken. In 2001 is het Monumenten beleidsplan vastgesteld. De belangrijkste beleidsvoornemens hierin zijn: ● Bescherming van de Weerter molens ● Het aanwijzen van stads- en dorpsgezichten ● Het aanwijzen van beeldbepalende objecten ● Aanpassing van de subsidieverordening gemeentelijke monumenten ● Uitbreiding van de gemeentelijke monumentenlijst ● Onderzoek naar de haalbaarheid en realisatie van een voorbeeldenboek. Jaarlijks is over de actuele stand van zaken een Monumentenverslag uitgebracht. In 2008 wordt gestart met het schrijven van een nieuw Monumentenbeleidsplan dat in 2009 bestuurlijk dient te worden vastgesteld. Voor een volledige weergave van het beleid op het terrein van de Monumentenzorg verwijzen wij naar het vigerende beleidsplan en de jaarlijkse Monumentenverslagen. Het beleid met betrekking tot de aanwijzing van stads- en dorpsgezichten is verwoord in de gelijknamige beleidsnota d.d. juni 2008. 2.5.1.2 Huidige stand van zaken Veel van hetgeen in de beleidsnota uit 2001 als beleidsvoornemens is opgenomen is uitgevoerd. ● De restauratie van de vier gemeentelijke Weerter molens is aanstaande. De uitvoering is aanbesteed. ● Het aanwijzen van de stads- en dorpgezichten is nagenoeg voltooid. Zij worden onder de aandacht van het publiek gebracht via een speciale kalender en fietsroutes. ● Het aanwijzen van beeldbepalende objecten blijkt in de loop van de planperiode hinder te ondervinden van een gebrek aan status van de regeling. Aanwijzing als beeldbepalend object biedt binnen de bestaande regeling geen garanties op behoud. Het effect is derhalve beperkt. ● De aanpassing van de gemeentelijke subsidieverordening voor Monumenten is voltooid. Er tekent zich wel een tendens af dat dit heeft geleid tot een grotere toestroom van aanvragen. ● Voor de gemeentelijke monumentenlijst zijn 21 nieuwe monumenten voor opname in de monumentenlijst in procedure. ● Het onderzoek naar de haalbaarheid van een voorbeeldenboek heeft de afgelopen periode een lage prioriteit gehad. Op dit punt is voortgang van enige betekenis uitgebleven. Daarnaast blijkt uit de praktijk dat elk monument maatwerk is, zodat het nut van een gedetailleerd voorbeeldenboek betwijfeld wordt. Wel kan een voorbeeldenboek in algemene zin bruikbaar zijn.
2.5.1.3 Bestaande knelpunten ● Beheerskosten Weerter molens De restauratie van de Weerter molens is na een lang proces uiteindelijk succesvol aangepakt. Er dient zich echter een probleem aan ten aanzien van het beheer van de molens. Het uitgangspunt tot nu toe is dat de Molenstichting zelfstandig in haar exploitatie voorziet. De Stichting meldt in dit opzicht beperking in de mogelijkheden te verwachten, hetgeen tot een mogelijke aanvraag voor exploitatiesubsidie zou kunnen leiden. Hiervoor zijn in de gemeentelijke begroting niet meer middelen opgenomen, dan het reeds geldende bedrag voor het onderhoud van de molens. Vooralsnog zal de Stichting moeten aantonen dat zij beschikt over cultureel ondernemerschap en alle mogelijke voorliggende voorzieningen en bronnen voor zelfstandige exploitatie heeft benut. ● De Lichtenberg De Lichtenberg is een belangrijk monument uit de wederopbouwperiode. Het belang er van wordt onderstreept door haar plaats op de Rijks top-100 lijst van behoudenswaardige objecten uit de wederopbouwperiode. De gemeente is al geruime tijd in onderhandeling met de eigenaar van het monument over verwerving ervan. Als blijkt dat dit proces succesvol kan worden afgerond, zijn wij voornemens om in samenwerking met de Stichting Behoud Lichtenberg een haalbaarheidsonderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheden van herstel en herbestemming van de Lichtenberg. Het ligt in de lijn der verwachting dit een cultureel-toeristische karakter te geven.
● Fatimakerk Binnen afzienbare tijd zal de Fatimakerk niet meer gebruikt worden voor haar oorspronkelijk functie. Architectonisch heeft het kerkgebouw een belangrijke plaats op de lijst van bijzonder religieus erfgoed. Het is tevens aangewezen als gemeentelijk monument. Om die reden willen wij de kerk graag in zijn huidige vorm behouden. Daarmee ontstaat een opgave voor herbestemming. Gezien de bijzondere akoestiek van het gebouw heeft het vooral de potentie om ingezet te worden bij muzikale activiteiten. Repetitie en speelruimte voor een aantal van de in Weert aanwezige muziekgezelschappen is in het kader van herbestemming een reële optie. Exploitatietechnisch en beheersmatig zou zij ondergebracht kunnen worden in de gemeenschapsvoorziening Fatima of de organisatie van het Munttheater, die tevens voor aanvullende professionele programmering kan zorgen.
8
Overigens is het te verwachten dat er in de komende jaren steeds meer religieuze gebouwen hun oorspronkelijke functie verliezen en komen leeg te staan. Zij zijn in combinatie met een aantal kapellen vrijwel allemaal ook gemeentelijk monument. Een enkele ervan is ook rijksmonument. Omdat het niet redelijk is te veronderstellen dat voor al deze gebouwen een exploitabele herbestemming kan worden gevonden, is het van belang op deze situatie te anticiperen. Vroegtijdig contact met de eigenaar en brede ideevorming rond eventuele herbestemmingmogelijkheden ondersteunen tijdige en adequate uitvoeringsmaatregelen. Bij deze ontwikkeling zullen wij in samenwerking met de conservator van het gemeentemuseum, ook aandacht besteden aan vrijkomend roerend religieus erfgoed. Hierbij streven wij er naar om belangrijk religieus erfgoed voor Weert te behouden. ● Erfgoededucatie Binnen de cultuureducatie hebben thema’s rond het monumentale erfgoed nog een te beperkte plaats. Door het versterken van deze positie hopen wij vooral ook jongeren meer geïnteresseerd te krijgen in het kijken naar en beoordelen/ waarderen van erfgoed. Het is gewenst met deze activiteit aan te sluiten bij de educatieactiviteiten van Ku+Cu, in samenwerking met het museum en het archief c.q eventueel erfgoedhuis. ● Boerderijen in het buitengebied Bij het inventariseren van te beschermen dorpsgezichten, zijn wij regelmatig geconfronteerd met min of meer vervallen boerderijen en bakhuizen in het buitengebied van Weert. Hoewel zij niet direct in bestaande regelingen en beleidsdoelstellingen te plaatsen zijn, zijn zij cultuurhistorisch wel interessant. Vooral ook op toeristisch terrein liggen in dit opzicht kansen. Het verdient dan ook aanbeveling om met eigenaren en provincie na te gaan welke initiatieven ontwikkeld en ondersteund kunnen worden om enerzijds landschapsbeheer- en verfraaiing te realiseren en anderzijds de toeristische kansen te benutten. Hierbij dienen tevens de agrarische aspecten te worden betrokken. ● Subsidiëring Per 1 januari 2008 is de nieuwe gemeentelijke subsidieverordening rond de Monumentenzorg in werking getreden. Dit lijkt mede aanleiding te zijn geweest voor een toename in het aantal subsidieaanvragen. De vraag is hoger dan de op dit moment beschikbare middelen. Een bijzonder knelpunt hierbij is de relatie tussen gemeentelijke en provinciale subsidie voor een specifieke categorie rijksbeschermde monumenten (o.a. molens, kerken en kapellen). Binnen een vastgesteld kader matcht de Provincie het subsidie dat door de gemeente beschikbaar is gesteld. Dat doet zij echter pas als het subsidiebedrag per project de € 10.000 te boven gaat. Dit leidt tot een aantal ongewenste financiële effecten. Overleg met de Provincie is noodzakelijk om een oplossing voor dit vraagstuk te vinden.
9
● Integraliteit van het erfgoedbeleid In de beleidsontwikkelingen rond erfgoed tekent zich een koerswijziging af die steeds minder het karakter heeft van een objectgerichte benadering. Omgevingsgericht is het begrip dat hiervoor in de plaats komt. Culturele planologie is een aanpak waarlangs dit gerealiseerd kan worden. Dit heeft als doel het erfgoed in een bredere en ook actuele context te plaatsen. Monumenten en museum, monumenten en ruimtelijke ordening, museum en toerisme. Dit is slechts een beperkt aantal van de mogelijke dwarsverbanden die zich in dit kader voordoen. Om deze inhoudelijke verbanden adequaat te kunnen leggen is een meer integrale organisatie rond de onderscheiden beleidsthema’s wenselijk2. In de actuele situatie worden die verbanden wel gezocht, maar zij zijn vooral gebaseerd op het persoonlijk initiatief en de persoonlijke relatie van de betrokken beleidsmedewerkers. Dergelijke persoonsgebonden situaties plaatsen de continuïteit van de werkzaamheden en integraal beleid in een kwetsbare positie. De integraliteit behoeft een meer gestructureerde aanpak. De komende periode zullen wij na beoordeling van verschillende organisatorische opties hierover een besluit nemen. In dit kader blijven de initiatieven om te komen tot een “Erfgoedhuis” van belang3. Dit kan de belangrijkste actoren op het terrein van Erfgoedvraagstukken onder één noemer brengen. Het versterkt daarmee niet alleen de integraliteit van het beleid binnen de erfgoedsector, maar ook de toegankelijkheid voor het publiek van relevante erfgoedobjecten en informatie/kennis. 2.5.1.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Opstellen van een nieuw monumentenbeleidsplan Eind 2008 zal een start worden gemaakt met het opstellen van een nieuw Monumenten beleidsplan. Het streven is om dit in 2009 bestuurlijk vast te stellen. Het nivelleren van bovengenoemde knelpunten zal in ieder geval onderdeel van dit plan zijn en een belangrijk aantal van de concrete uitvoeringsmaatregelen bepalen. Specifieke acties daarin zullen zijn: 1. Uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor een exploitatietechnisch gezonde herbestemming voor de Lichtenberg. 2. Uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek voor een exploitatietechnisch gezonde herbestemming voor de Fatimakerk 3. In samenwerking met de eigenaren, opstellen van een prognose ten aanzien van vrijkomende religieuze gebouwen en oriëntatie op de vraag “wat met de vrijkomende onroerende en roerende goederen te doen? 4. Versterken van het aandeel Monumentenzorg in erfgoededucatie (i.s.m. Stichting Ku+Cu) 5. Opstellen van een beleidsplan ten aanzien van boerderijen in het buitengebied (i.s.w. met provincie) 6. Opschonen van de gemeentelijke monumentenlijst 7. Inventariseren van waardevolle gebouwen uit de zogenoemde Wederopbouwperiode (1940-1965) 8. Formulering van een plan waarlangs erfgoedbeleid onder de noemer Culturele planologie in een samenwerkingsverband tussen de gemeentelijke diensten cultuur, monumentenzorg, museum, archief en ruimtelijke ordening in een meer integrale aanpak wordt ontwikkeld. 9. Realisatie van het Erfgoedhuis
2
3
Voorbeeld Weegelsproject 2007 Zie paragraaf 2.5.2.1
10
NB De Lichtenberg en de Fatimakerk zijn in de Nota van Uitgangspunten benoemd als manifeste knelpunten. Te lang wordt er al gesproken over herbestemming. Te lang blijven concrete maatregelen uit. Dit is voor zulke betekenisvolle monumenten een zeer ongewenste situatie. In deze planperiode dient dan ook een haalbaarheidsonderzoek en een besluit over herbestemming plaats te vinden.
11
2.5.2 Museum De gemeente Weert beschikt over een Gemeentelijk museum met twee locaties, i.c. Jacob van Horne en De Tiendschuur. Het museum speelt een belangrijke rol bij: ● het zorgdragen voor behoud van cultuurgoed dat belangrijke cultuurhistorische waarden vertegenwoordigt en dat de eigen identiteit van Weert en haar bevolking illustreert. ● het leveren van een bijdrage in verschillende vormen van cultuuroverdracht. ● het verzamelen en overdragen van kennis over de geschiedenis van Weert Hiermee is het museum een belangrijke schakel in de culturele infrastructuur in de stad. In dat kader kent het museum dan ook vele samenwerkingsverbanden met verwante organisaties, onderwijs en overige inhoudelijk gerelateerde culturele en maatschappelijke organisaties. Het museum beschikt over twee kerncollecties en een deelcollectie. De kerncollecties bestaan uit een overzicht van de Regionale en stedelijke geschiedenis (de Tiendschuur) en de Geschiedenis van de orde der Minderbroeders Franciscanen in Nederland. (Jacob van Horne) De deelcollectie bestaat uit een overzicht van Limburgse religieuze kunst. De collectie is voor een deel eigendom van de gemeente Weert en voor een deel langdurig in bruikleen. De cultuurhistorische waarde van de collecties beweegt zich naar de maatstaven van de Mondriaanstichting op objectniveau hoofdzakelijk in de categorieën B- en C. (voorwerpen die nationaal niet van het allergrootste culturele belang zijn, maar wel een hoge attractie en presentatiewaarde hebben). Wat landelijk een B betekenis heeft, kan regionaal echter van A-waarde zijn. Dit geldt zeker voor de uniciteit van de Minderbroederscollectie, die als ensemble een landelijke Awaarde kan worden toegekend. De museale organisatie is een integraal onderdeel van de gemeentelijke organisatie. Zij is opgenomen in het museumregister, hetgeen een kwaliteitserkenning inhoudt. Het museum onderhoudt een samenwerkingsrelatie met vele andere maatschappelijke organisaties, waaronder collegamusea, de professionele Weerter kunstinstellingen, organisatie op het terrein van oudheid en erfgoed en vooral ook het onderwijs/cultuureducatie. 2.5.2.1 Actueel beleid Het beleid, de uitvoering en het beheer van het Gemeentelijk Museum is belegd bij de afdeling Oscar van de gemeente Weert. De huidige activiteiten zijn gebaseerd op de vigerende beleidsnota “Gemeentemuseum Weert 2004-2010”. De belangrijkste beleidsvoornemens hieruit zijn: a. Ten aanzien van de collecties: ● Een sterkere focus op de kerncollecties. Alleen hierin wordt nog actief verzameld. ● Versterken van de museumregistratie ● Verhoging van het aankoopbudget b. Ten aanzien van publiek ● Versterken van de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid ● Ontwikkelen van instrumenten voor het onderwijs (lesbrieven e.d.) ● Versterken van de PR en de samenwerking met de VVV c. Bestuur en interne organisatie ● Instellen van een collegecommissie ten behoeve van de advisering ● Versterken van de personele bezetting
12
● Scheppen van voorwaarden op het terrein van veiligheid ● Bouwkundige aanpassingen Een van de meest omvangrijke voornemens uit de vigerende beleidsnota is de ontwikkeling van het Erfgoedhuis. Een onderzoek naar de haalbaarheid van een Erfgoedhuis is inmiddels uitgevoerd. 2.5.2.2 Huidige stand van zaken De afgelopen periode zijn er landelijk in museumland weinig opvallende ontwikkelingen geweest. Dat geldt ook voor het Weerter museum. Van de geformuleerde beleidsvoornemens zijn de focus op de kerncollectie, verhogen van de toegankelijkheid cq. aantrekkelijkheid, het instellen van een college commissie en de geplande bouwkundige aanpassingen (m.n. Jacob van Horne) gerealiseerd en/of in uitvoering. Dat geldt ook voor instrumenten voor het onderwijs. Het aanbod op dit terrein groeit en wordt gecommuniceerd door middel van een specifieke brochure. De overige beleidsvoornemens zijn nog niet, of beperkt op weg naar realisatie. Het tentoonstellingsbeleid is vooral gericht op specifieke thema’s, dwars door de tijd. Dit wordt mede ingegeven door de aard en omvang van de collectie, die vanuit chronologisch perspectief nog een aantal gaten vertoont. De toegang tot het museum is gratis. Door recente museale ontwikkelingen in Valkenswaard en Uden (sluitingen), neemt het Gemeentemuseum Weert in betekenis toe. Zij is in de zuidelijke regio nog het enige museum dat is gespecialiseerd in religieuze kunst. 2.5.2.3 Bestaande knelpunten ● Museumbezoek. Onderzoeken tonen aan dat het traditionele museumbezoek, ondanks toenemende vrije tijd en een groeiend opleidingsniveau in regio’s buiten de randstad stagneert. Maatschappelijke ontwikkelingen spelen hierin een rol. De consument heeft een groot aantal mogelijkheden om zijn vrije tijd en geld te besteden. Men is daarbij op zoek naar steeds sterkere prikkels ofwel belevenis. Dit alles leidt tot een grillig consumptiepatroon en maakt dat de klassieke doelgroepduidingen niet meer vanzelfsprekend zijn. Het museum dient dan ook zijn aantrekkelijkheid te vergroten door aansluiting te zoeken bij de behoeften van haar omgeving. Een statische presentatie van de collectie volstaat niet meer. De nadruk zou meer moeten liggen op het toegankelijk en actief presenteren van het bezit met behulp van moderne, interactieve (communicatie)middelen. Dit geldt vooral voor jongeren die opgroeien in een omgeving met computers, games, een groot TV aanbod en mobiele telefoons waar van alles mee kan. Juist in een dergelijke omgeving, waarin inhoudelijke kwaliteit vervaagt, kan het museum bijdragen tot het stimuleren van kwaliteitsbesef. Maar jongeren zoeken meer dan een oud religieus voorwerp met een verklarende tekst. ● Het museum is verspreid over meerdere locaties. Daarvan is Jacob van Horne recent gerenoveerd. De Tiendschuur kent een aantal bouwkundige beperkingen, die steeds meer knellen o.a in relatie tot de behoefte aan inhoudelijke modernisering van het museum. ● Het promotiebeleid en de samenwerking met de VVV komen moeilijk van de grond.
13
● De Stadscollectie moderne Weerter kunst is onvolledig. Zij biedt geen aangesloten beeld van de artistieke ontwikkelingen in Weert. Collectievorming staat al enkele jaren stil. Dit is mede het gevolg van het ontbreken van een adequaat aankoopbudget. ● De collectie behoeft opschoning en versterking van kwaliteit. De registratie ervan is nog niet volledig gedigitaliseerd. ● De personele bezetting knelt ten opzichte van het aantal uit te voeren taken. Dit probleem wordt verstekt door een afname/vergrijzing van het aantal vrijwilligers. Het wordt steeds moeilijker om geschikte vrijwilligers te werven. ● Het museum is een professionele culturele organisatie. In dat kader is de landelijke opdracht tot versterking van het cultureel ondernemerschap van professionele culturele organisaties, ook van toepassing op het museum. De realiteit is echter dat inbedding in de gemeentelijke organisatie het aantal mogelijkheden daarop beperkt. Los van langere gezags- en besluitvormingslijnen en specifieke afhankelijkheden, heeft een gemeentelijke organisatie ook beperkter toegang tot exogene bronnen zoals fondsen, sponsoring en specifieke subsidies. Hier staat tegenover dat in de huidige situatie beleid en uitvoering in één hand zijn (de kritische lezer kan dit echter ook als nadeel zien), er is een directe relatie met het bestuur en het museum heeft toegang tot alle gemeentelijke middelen. ● Noodzakelijke renovatie van het gebouw Jacob van Horne 2.5.2.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Voortgang van de uitvoering van hetgeen in de vigerende beleidsnota is beschreven. Vooral de ontwikkeling naar een volwaardig kennis- en expositiecentrum voor de geschiedenis van Weert en regio, het Erfgoedhuis, zal daarin het leidende thema zijn. Hierbij streven wij naar de bundeling van werkzaamheden en krachten van het museum en het gemeente archief. Wij onderzoeken de mogelijkheden om ook (educatieve)aspecten van monumentenzorg en archeologie in dit verband onder te brengen. ● Gekoppeld aan het onderzoek naar de mogelijkheden op de bouwkundige realisatie van het Erfgoedhuis, zal ook een inhoudelijk beleids-, organisatie en organisatieplan worden opgesteld. Tot duidelijk is of met de realisatie van het Erfgoedhuis in de komende planperiode wel/niet een aanvang kan worden gemaakt, handhaven wij de bestaande situatie. Dit betekent uitstel van besluiten met financiële gevolgen over collectie, bouwkundige aanpassingen en formatie. ● Het promotiebeleid zal in samenhang met de ontwikkelingen bij de VVV krachtig ter hand worden genomen. ● Oriëntatie op het versterken van het cultureel ondernemerschap binnen de bestaande kaders. ● Oriëntatie op modernisering van de collectiepresentatie. ● Uitvoeren project museumregistratie. ● Opstellen Museumnota 2010 en verder. ● Treffen van maatregelen ter compensatie van het afnemend aantal vrijwilligers. ● Heroriëntatie op de inbedding van de museumorganisatie in de gemeentelijke organisatie. (als onderdeel van de nieuwe museumnota 2010 en verder) ● Verlengen van de registratie 2009-20014 ● Voorbereiding renovatieplan Jacob van Horne
14
NB De accommodatie van het museum, het collectiebeleid en de omvang en professionaliteit van de organisatie zijn manifeste knelpunten. Zij vormen op termijn een bedreiging voor de continuïteit van het museum. Besluitvorming over aanpassing of het creëren van een alternatief in de vorm van het Erfgoedhuis dient in deze planperiode plaats te vinden. De laatste optie heeft een sterke voorkeur.
15
2.5.3 Gemeentearchief In 2004 verscheen het rapport De archiefsector in het digitale tijdperk. Een uitgave van de Taskforce Digitale Toegankelijkheid. Dit riep de gemeenten op om in hun archiefbeleid de dienstverlening aan het publiek centraal te stellen, zich als cultureel ondernemer te gedragen en netwerken te ontwikkelen waarin samen met andere partijen wordt gewerkt aan nieuwe vormen van dienstverlening langs digitale weg. Het formele kader hierbij wordt gevormd door de Archiefwet. Deze bepaalt dat Burgemeester en Wethouders zorg dragen voor de archiefbescheiden van de gemeentelijke organen. Vooral waar tegenwoordig de functie van archieven als verantwoording tegenover de burgers in betekenis toeneemt, is adequaat archiefbeheer een belangrijke opdracht. De uitvoering van deze taak is opgedragen aan het Gemeentearchief. Zij houdt toezicht op en/of adviseert over het beheer van (niet overgebrachte) gemeentelijke archiefbescheiden. Het doel daarbij is om het langdurig behoud van de bescheiden en de authenticiteit van de informatie voor de zeer lange termijn te waarborgen. Zij doet dit onder andere door het toepassen van technieken op het terrein van conservering, restauratie, microverfilming en digitalisering. De beschikbare informatie wordt op verschillende wijzen aan het publiek beschikbaar gesteld. Studiezaal, internet, tentoonstelling, educatieve activiteiten en dergelijke, zijn hiervan aansprekende voorbeelden. De rol van de archivaris evolueert naar die van informatiemanager. 2.5.3.1 Actueel beleid Het beleid op het terrein van archivering is ondergebracht bij de afdeling OSCAR In 2007 is het vigerende beleidsplan voor het Gemeentearchief verschenen onder de naam: De potentie van het verleden. Deze nota behandelt de onderscheiden taken van het archief. De vigerende actiepunten hierbij zijn beknopt samengevat als volgt: a. Toezicht houden en adviseren ● Organiseren van structureel overleg tussen een aantal betrokken werkeenheden ● Inrichten van een werkgroep E-depot ten behoeve van planontwikkeling voor duurzame bewaring van digitale archiefbestanden ● Conservering en restauratie van specifieke archiefbescheiden b. Verwerven ● De focus bij het verwerven van documentatie en beeld- en geluidsmateriaal richt zich vooral op het invullen van hiaten. ● Een nieuwe taak wordt het archiveren van websites van Weerter organisaties en instellingen die voor de geschiedenis van belang zijn. c. Beheren ● Ontwikkelen van activiteiten ten behoeve van duurzame opslag ● Voortgaande digitalisering van diverse archiefbestanden ● Aanscherpen van het collectiebeleid ● Verder ontsluiten van de Gerard Reve collectie via een specifieke website ● Ontwikkelen van lesmateriaal d. Beschikbaar stellen ● Het on-line beschikbaar stellen van diverse archiefbestanden. ● Ontwikkelen van publiekwervende activiteiten, zoals een “Open archief dag” , fototentoonstelling, projecten voor leerlingen, tentoonstellingen enz. ● Participeren in inburgeringcursussen ● Aanpassen van de studiezaal aan moderne vereisten.
16
2.5.3.2 Huidige stand van zaken De beleidsnota van het archief bevat een helder overzicht van de werkzaamheden die tussen 2007 en 2010 zullen worden uitgevoerd. De opsomming illustreert een hoog ambitieniveau en een inhoudelijke verandering. Steeds meer ontwikkelt het archief zich van een bewaarplaats van documentatie naar een klantgerichte, dienstverlenende culturele organisatie, die de inhoud van haar bezit en haar specifieke kennis voor meerdere toepassingen toegankelijk maakt. Daartoe treedt het archief ook steeds meer naar buiten en onderhoudt zij nauwe banden met collega organisaties, het gemeentelijke museum en lokale heemkundeverenigingen. Digitalisering is een speerpunt. Het aantal individuele bezoeken aan de studiezaal vertoont nog een stijgende lijn, ondanks het feit dat ook steeds meer mensen het archief via de website weet te vinden. Het is echter te verwachten dat het aantal fysieke bezoeken zal afnemen, naar mate het archief steeds beter digitaal ontsloten zal zijn en het computergebruik ook bij oudere inwoners toeneemt. Naast de externe dienstverlening van het archief, is ook de interne dienstverlening binnen de gemeentelijke organisatie een niet te verwaarlozen onderdeel van het werk. In educatief opzicht participeert het archief in de activiteiten van het Ku&Cu-menu. Jaarlijks brengt het archief verslag uit over wat zij in het betreffende jaar aan taken en werkzaamheden hebben verricht. 2.5.3.3 Bestaande knelpunten ● Actuele ontwikkelingen Op dit moment speelt er voor het archief een aantal belangrijke ontwikkelingen. Dit betreft niet alleen de plannen voor de realisatie van het Erfgoedhuis, maar ook meer provinciale initiatieven om tot centralisering van de archieven te komen in één grote archiefbewaarplaats voor de regio. De gedachte achter de centralisering is om meerdere gemeentelijke archieven op één plaats te concentreren. De zogenoemde ‘back office”. Dat is uit het oogpunt van een adequaat beheer en beheerskosten geen onlogische gedachte. Om voor de betrokken gemeenten de archiefdienstverlening ten behoeve van de bewoners te waarborgen, kunnen enkele “front offices” worden ingericht. De afweging tussen de verschillende opties (front en/of backoffice) moet nog plaatsvinden. De uiteindelijk te maken keuzes hebben hun specifieke consequenties voor het bouwkundige programma van eisen van zowel een eventueel Erfgoedhuis als voor de nieuwbouw van het Stadhuis. Zowel de ontwikkeling op het terrein van het Erfgoedhuis en centralisering zijn op dit moment echter nog onduidelijk. Samen met de plannen voor een nieuw Stadhuis leidt dit voor het archief tot een tijdelijk onzekere situatie en sub-optimaliteit in de huidige situatie. ● Particuliere archieven Het archief krijgt met enige regelmaat archieven van particulieren en/of (religieuze) organisaties aangeboden. Niet zelden worden deze op een wijze aangeleverd, die van de archiefmedewerkers nog veel inspanning vraagt om het geheel “archief gereed” te krijgen. Dit legt een forse druk op de formatie. Deze diensten worden tot nu toe zonder doorberekening van kosten door het gemeentearchief uitgevoerd. Bij veel van de particuliere archieven ligt het accent vooral op de bewaarfunctie. Voor actueel gebruik zijn zij veelal minder toepasbaar. ● Personele capaciteit De huidige formatie van het archief bedraagt 4,8 fte, waarvan 1,8 via een regeling in het kader van werkvoorzieningschap. Daarnaast worden de
17
activiteiten ondersteund door een grote groep vrijwilligers. Wij dienen te bewaken dat personele situatie voldoende waarborgen biedt voor de continuïteit van de werkzaamheden en het realiseren van het geformuleerde ambitieniveau. ● “Experience van het verleden” Eerder is als genoemd dat het archief zich ontwikkelt naar een culturele organisatie, waarvan de dienstverlening aansluit bij de behoeften van haar omgeving. In de Nota van Uitgangspunten is al gememoreerd dat die omgeving steeds meer op zoek is naar een totaal beleving. Dit is vooral het geval bij jongeren. Om het archief voor de onderscheiden doelgroepen aantrekkelijk te maken, dient er veel te gebeuren op het terrein van digitalisering, het uitbouwen en interactief maken van de website, het ontwikkelen van educatiematerialen en organisatie van specifieke evenementen. De huidige technische en bouwkundige faciliteiten bieden hiervoor op dit moment nog onvoldoende mogelijkheden. 2.5.3.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 De concrete uitvoeringsmaatregelen die voortvloeien uit het archiefbeleid zoals dat geformuleerd is in de nota De potentie van het verleden, zijn in deze nota helder beschreven (pagina 18 e.v.). Een aanvulling hierop wordt gevormd door de volgende activiteiten: ● Het ontwikkelen van een beleidsstandpunt ten aanzien van regionalisering van archieven. ● Versterken van de samenwerking tussen archief, museum, monumentenzorg en bibliotheek. ● Uitvoeren van een oriëntatie op betaalde/commerciële dienstverlening en mogelijkheden op het commercieel aanbieden van archiefdiensten. ● Heroriëntatie op de vraag “zelf archiveren”, of gebruik maken van bestaande alternatieven?” ● In aanvulling op de vigerende beleidsnota het ontwikkelen van een schets van het “archief van de toekomst”, teneinde concreet richting te geven aan interne ontwikkelingen. Hierbij dient evenwicht te bestaan tussen vraag, (formatieve) capaciteit, ambities en financiële middelen.
18
2.5.4 Archeologie Sinds 1 september 2007 is de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) van kracht. In deze herziening van de Monumentenwet van 1988 zijn de uitgangspunten van het Europese Verdrag van Malta (1992) voor Nederland nader uitgewerkt. De belangrijkste veranderingen betreffen: ● het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden in de bodem ● de kosten van archeologische werkzaamheden komen in principe voor rekening van de initiatiefnemer van de bodemverstorende activiteiten (veroorzakerprincipe) ● de archeologische monumentenzorg wordt een geïntegreerd onderdeel van het ruimtelijke ordeningsproces en steunt niet meer uitsluitend op de Monumentenwet In het nieuwe bestel wordt een grotere verantwoordelijkheid en een sturende rol neergelegd bij de gemeentelijke overheid. Met de beleidsuitvoering komt een aantal nieuwe taken op de gemeenten af. In de eerste plaats dienen de archeologische en cultuurhistorische waarden op verantwoorde wijze te worden geïntegreerd in het ruimtelijke beleid. Centraal instrument hierbij is het bestemmingsplan, maar ook bij het verlenen van bouw- sloop- en aanlegvergunningen komt archeologie aan de orde. Voorts dient in het kader van de nieuwe wet KPB (Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen onroerende zaken), ook wel Puberr genoemd, archeologische informatie ontsloten te zijn voor zowel burgers als overheid. Essentieel voor een goede beleidsuitvoering is daarom een gedegen en actueel inzicht in de archeologische waarden op het gemeentelijke grondgebied. Het is aan de gemeente zelf om een juiste balans te vinden tussen een goede zorg voor het archeologische erfgoed en de andere maatschappelijke afwegingen die hierbij moeten worden gemaakt. De gemeente heeft hierdoor niet alleen plichten, maar ook ruimte om binnen de wettelijke kaders een eigen koers te varen. Kortom, ook van de gemeente Weert wordt verwacht dat zij een eigen beleid gaan voeren dat recht doet aan de uitgangspunten van de nieuwe monumentenwet en dat bovendien een goede maatschappelijke belangenafweging mogelijk maakt bij de realisatie van bestemmingsplannen. Deze verplichtingen kosten geld en moeten daarom kunnen rekenen op voldoende draagvlak in de samenleving. Voorts heeft de vergunningverlener i.c. de gemeente het probleem van de benodigde ambtelijke capaciteit. Ook de gemeentelijke ambities op het punt van de ruimtelijke ordening zullen meer dan voorheen geconfronteerd worden met de eisen die het archeologisch erfgoed meebrengt. Archeologisch gezien is de omgeving van Weert en Nederweert zeer interessant. Het zogenoemde Zandeiland Weert Nederweert is aangewezen als provinciaal attentiegebied met landelijk belang. Dit geeft de behoefte aan hoogwaardige bescherming weer. 2.5.4.1 Actueel beleid Momenteel beschikt de gemeente Weert niet over een op de nieuwe situatie toegespitst archeologiebeleid. Wel wordt zoveel als mogelijk gehandeld in de ”geest” van Malta en de nieuwe Wamz. Dit betekent ondermeer dat bij bestemmingsplanprocedures en vergunningaanvragen rekening wordt gehouden met mogelijke archeologische waarden. Aangetoond dient te worden of in een plangebied archeologische waarden aanwezig zijn, en zo ja, dan dient een adequaat plan te worden opgesteld voor een verantwoorde omgang met deze waarden (opgraven of ter plaatse in de grond behouden) De kaders voor het huidige beleid worden voorts gevormd door de uitgangspunten van het
19
Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL). Hierin staan richtlijnen en voorwaarden aangegeven met betrekking tot de omgang met archeologische waarden in Limburg. 2.5.4.2 Huidige stand van zaken Thans (juni 2008) wordt samen met de gemeente Nederweert een startnotitie archeologiebeleid voorbereid. De bedoeling van Weert en Nederweert is dit beleid zoveel als mogelijk gezamenlijk te formuleren. Tevens worden voorbereidingen getroffen voor het opstellen van een (gezamenlijke) archeologische waarde- en beleidsadvieskaart. 2.5.4.3 Bestaande knelpunten ● Het ontbreken van een op de nieuwe monumentenwet (Wamz) en de Nieuwe wet op de Ruimtelijke Ordening (Nwro) afgestemd archeologiebeleid. ● Onduidelijkheid over de plaats waar het beleidsveld Archeologie in de gemeentelijke organisatie wordt geplaatst. ● Personele capaciteit (thans externe inhuur). 2.5.4.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Definitief bepalen van de plaats waar het beleidsveld Archeologie in de gemeentelijke organisatie wordt geplaatst. In samenwerking met Nederweert: ● (laten) opstellen van een archeologische waarde- en beleidsadvieskaart (begin 2009); ● het gefaseerd implementeren van een (nieuw) archeologiebeleid (2009); ● 2009-2013 uitvoering geven aan dit beleid;
20
2.5.5. Regionale geschiedschrijving In 1992/1993 is het project Weerter geschiedschrijving van start gegaan. Dit had als doel om op wetenschappelijk verantwoorde wijze de historie van Weert in haar totaliteit te onderzoeken en te beschrijven. Later is de opdracht aangepast aan het (doen) uitgeven van een drietal monografieën over perioden uit de Weerter geschiedenis. De achterliggende doelstelling van deze uitgaven is, dat zij bijdragen aan het zelfbewustzijn van de stad, waardering voor de eigen historie en het versterken van het historisch besef bij de bevolking. In een samenleving die steeds sterker naar de aard van cultuur differentieert en internationaliseert, blijkt de gedachte hierachter steeds meer aan kracht te winnen. 2.5.5.1 Actueel beleid De tot standkoming van de uitgaven heeft vooral in de eerste jaren een aantal problemen gekend. Dat heeft een aantal malen geleid tot herziening van de opdracht. In 2002 is daarin een finaal besluit genomen, hetgeen in 2006 nog een keer is bevestigd. Dat heeft geleid tot het bepalen van een uitgave in drie delen, een nieuwe opdrachtnemer en het aanpassen van de begeleidingscommissie. Deze situatie bepaalt ook de werkwijze voor de komende periode. 2.5.5.2 Huidige stand van zaken In 2007 is het eerste deel van de drie beoogde uitgaven tot stand gekomen. Op vergelijkbare wijze wordt de komende periode aan het tweede en derde deel gewerkt. De uitgaven hiervan zijn op dit moment gepland op respectievelijk het vierde kwartaal van 2008 en 2009. 2.5.5.3 Bestaande knelpunten ● Op basis van bestaande afspraken zijn geen specifieke knelpunten meer te verwachten. 2.5.5.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Oriëntatie op het versterken van de toepassingsmogelijkheden van de uitgave. De inhoud van de uitgave is te betekenisvol om deze alleen als een op zich zelf staande uitgave te beschouwen. De oriëntatie houdt in dat gewerkt wordt aan ideevorming rond een breder toepassingsgebied van de uitgaven. Lesmateriaal, projecten, maar bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om bij aansluitende thema’s te verwijzen naar de expositie van het gemeentelijke museum, vormen mogelijke opties.
21
2.5.6 Streektaal/dialect “De spelling van het Weertlands is veel te ingewikkeld!" roept Pierre Bakkes. "Ze hebben rond Weert veel verschillende tweeklanken en die schrijven ze dan ook nog eens op allerlei verschillende manieren. Ik moet proberen die mensen ervan te overtuigen dat ze hun spelling moeten vereenvoudigen, want kinderen worden hier horendol van." (Citaat uit onze “Onze Taal” d.d. juli/aug. 2007)
Deze verzuchting van Pierre Bakkes, inmiddels gepensioneerd streektaalfunctionaris bij de provincie Limburg, illustreert de overlevingskracht en de levendigheid van de streektaal in Weert en omgeving. Hoewel streektaal/dialect formeel nog geen onderdeel is van gemeentelijk beleid, zien wij wel dat de geschiedenis van de stad of het dorp, inclusief het specifieke karakter van de eigen taal, een groot aantal inwoners van Weert en de omliggende dorpen na aan het hart ligt. Dat maakt streektaal/ dialect tot een thema waaraan wij bewust aandacht willen besteden. Dit is voor een deel reeds tot uitdrukking gekomen in het raadsbesluit van 2007 om tweetalige plaatsnaamborden te plaatsen. Wij willen de cultuurhistorische waarde van het dialect versterken door hieraan structureel meer aandacht te besteden. Het Limburgs is in 1997 door de Nederlandse regering erkend als streektaal. De provincie Limburg heeft vanaf dat tijdstip de zorg voor het Limburgs op zich genomen. Met de installatie van ‘De Road veur ’t Limburgs’ en een benoeming van een streektaalfunctionaris is het provinciale werk begonnen. Het zal er mede toe moeten leiden dat het Limburgs in komende generaties een levende taal blijft. Het heeft echter alleen toekomst als ze de moedertaal blijft van de jongste generatie. Het Huis voor de Kunsten in Roermond heeft de uitvoering van deze taak op zich genomen. Zij gaat hierin zelfs verder. Er is inmiddels een taalhulpmiddel dat een positieve houding ten opzichte van het tweetalig zijn ondersteunt. De schriftelijke vorm maakt het mogelijk dat men de spelling op papier gaat ervaren en er aan gewend raakt. Binnen Weert houdt vooral de kring Weert van de Vereniging Veldeke zich met streektaal bezig. “Veldeke steit al haos 80 jaor veur de Limburgse volkscultuur en speciaal veur de Limburgse taal. Weej willen t Limburgs in zien volle breidte laevendig halde en ouk gaer aandach gaeve aan de rieke volkscultuur wie me dae in Bels en Nederlands Limburg aantröf. Veldeke Limburg wuurt gedrage door 12 Kringe en administratief óndersteund door ‘t Centrum veur Amateurkunsten in Limburg”. 2.5.6.1 Actueel beleid Formeel heeft de gemeente geen taak in het in stand houden van streektaal. Om die reden is daarvoor ook geen specifiek beleid ontwikkeld. Dat neemt niet weg dat wij de streektaal van belangrijk sociaal culturele betekenis vinden. Wij volgen de activiteiten van de Vereniging Veldeke dan ook met belangstelling. Er bestaat geen structurele subsidierelatie met Veldeke. Tot nu toe waren subsidieverzoeken van de vereniging gekoppeld aan specifieke projecten/ activiteiten, die elk op zich door ons werden beoordeeld. Deze werkwijze zullen wij ook in deze planperiode hanteren. 2.5.6.2 Huidige stand van zaken. Om haar doelstellingen te realiseren ontwikkelt de vereniging verschillende activiteiten, waaronder het uitgeven van schriftelijke materialen als een
22
woordenboek, spreekwoorden en uitdrukkingen, kinderverhaaltjes en anekdotes en legenden. Daarnaast organiseert men cursussen in het schrijven van dialect en ondersteunt men een dialect schrijverskring. Men ontwikkelt tevens specifieke projecten met het basisonderwijs in de regio. Daarnaast organiseert men in samenwerking met collega(oudheidkundige)verenigingen en instellingen excursies naar diverse culturele bestemmingen. Samen met de vereniging in Belgisch Limburg organiseert men de jaarlijkse Veldeke literatuurprijs voor proza en poëzie. 2.5.6.3 Bestaande knelpunten Niet van toepassing 2.5.6.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Uitvoering geven aan het besluit om de streektaalnaam toe te voegen aan de plaatsnaamborden binnen de gemeente Weert. ● Bepalen van een meer specifiek standpunt ten aanzien van in standhouding streektaal. ● Continueren van de bestaande werkwijze
23
3. Zorg dat je er bij bent ! Culturele organisaties en cultuurparticipatie 3.1 Inleiding. Het belang van cultuur in de kunstzinnige betekenis is in de Nota van Uitgangspunten uitgebreid beschreven. Kort samengevat dient de cultuur een aantal kernbelangen: a. een artistiek belang i.c. kwaliteit van de expressie en ontwikkeling van creativiteit b. een economisch belang in relatie tot economische opbrengsten en aantrekkingskracht c. een maatschappelijke belang, waar cultuur leidt tot sociale cohesie en veiligheid d. een stedelijk belang, waarbij het gaat om het imago van Weert en de spin-off daarvan. e. een individueel belang met betrekking tot persoonlijke vorming en ontwikkeling Om deze belangen zo goed mogelijk te dienen is een goede culturele infrastructuur noodzakelijk. De gemeente Weert mag zich in dit opzicht verheugen in een vrij compleet aanbod aan culturele organisatie en voorzieningen, zowel op professioneel, als op amateurniveau. Het bestaande aanbod wijkt nagenoeg niet af van hetgeen voor een centrumgemeente in de omvang van Weert als gebruikelijk wordt beoordeeld.4 Dit neemt overigens niet weg dat er in dit kader nog wel een aantal “witte vlekken” te constateren is. 5. Daar onder vallen het ontbreken van voldoende podiumcapaciteit, vooral voor amateurvoorstellingen; een beperkt aantal festivals en evenementen op theater- en kunstgebied en beperkte expositiemogelijkheden. Tevens ontbreekt het in Weert aan moderne kunstbeleid en daaraan verwante zaken als atelierbeleid, opdrachtenbeleid en galerieën. Bij het laatste moet worden opgemerkt dat deze voorzieningen niet tot de reguliere infrastructuur behoren van een gemeente in de aard en omvang van Weert. 6 Desondanks biedt het niveau van de huidige voorzieningen de bevolking toch in ruime mate de mogelijkheid om zowel actief als passief, te participeren in verschillende cultuurvormen. De individuele, sociaal maatschappelijke en economische betekenis daarvan is groot.7 Cultuureducatie is een belangrijk middel om de belangstelling voor cultuur, vooral bij jongeren te vergroten. Elk van de betrokken partijen heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid, die het best in nauwe samenhang en samenwerking met elkaar tot uitdrukking kan worden gebracht. De belangrijkste kernen van de culturele infrastructuur in Weert worden gevormd door: a. Culturele evenementen en festivals b. De professionele culturele organisaties c. De amateurkunst Uiteraard is ook de gemeente zelf een belangrijke speler in dit veld, zij het niet uitvoerend8. De gemeente schept vooral voorwaarden, inspireert, initieert, activeert en geeft als regisseur sturing aan processen en netwerken.
4 5 6 7 8
Zie Nota van Uitgangspunten paragraaf 3.6 e.v. Zie provinciale onderzoeken RAP Zie Nota van Uitgangspunten paragraaf 2.4.6 Zie Nota van Uitgangspunten paragraaf 2.4.6 Met uitzondering van het Gemeentemuseum en het Gemeentearchief
24
3.2 Doelstelling: Algemene doelstellingen: Door gericht participatie-, educatie- en promotiebeleid, cultuurmarketing, ondersteund door een uitgebalanceerde culturele infrastructuur, wil de gemeente het culturele bewustzijn van de bewoners en bezoekers van Weert prikkelen om op die wijze een actieve en/of passieve deelname aan professionele en amateuristische culturele activiteiten te versterken. Binnen actieve participatie streeft de gemeente naar een vroegtijdige signalering en adequate begeleiding van in het oog springende kunstzinnige talenten door het stimuleren van gerichte aandacht voor talentontwikkeling. In het kader van een optimaal gebruik van de aanwezige voorzieningen, streeft de gemeente naar verdere professionalisering van de culturele instellingen, het versterken van hun onderlinge samenwerking en het aangaan van strategische allianties. Dit zowel horizontaal (b.v tussen professionele instellingen onderling) als verticaal (tussen professionele en amateuristische organisaties).
3.3 Betrokken beleidsterreinen ● ● ● ● ●
Evenementenbeleid (cultureel) Cultuureducatie Cultuurparticipatie (actieplan cultuurbereik) Amateurkunst Professionele culturele organisaties
3.4 Betrokken organisaties en instellingen 3.4.1 Evenementen ● Gemeente, sector 2 bureau Evenementen, ● Gemeente, sector 3 bureau Cultuur ● Centrum Management Weert 3.4.2 Cultuureducatie: ● Het Regionaal instituut voor cultuur- en kunsteducatie (Rick) ● Stichting Ku&Cu ● Onderwijs- en cultuurinstellingen 3.4.2 Cultuurparticipatie ● Gemeente afdeling Oscar ● Deelnemende professionele en amateurorganisaties 3.4.3 Amateurkunst ● Amateurverenigingen op het terrein van muziek ● Amateurverenigingen op het terrein van toneel ● Amateurverenigingen op het terrein van folklore ● Overige amateurverenigingen ● Gemeente afdeling Oscar 3.4.4 Professionele culturele organisaties ● Het Munttheater ● Het Rick ● Poppodium De Bosuil ● Het Bibliocenter Weert ● Het gemeentearchief ● Het gemeentemuseum
25
3.4.5 Gemeente Weert ● afdeling Oscar, onderdeel Cultuur ● gemeentemuseum Weert ● gemeentearchief Weert ● afdeling Welzijn ● afdeling Ruimtelijke Ordening ● afdeling Omgevingsbeleid
26
3.5 Beleidsterreinen nader uitgewerkt. 3.5.1 Evenementenbeleid Evenementen en festivals zijn de culturele kersen op de vlaai. Zij zorgen voor dynamiek, versterken de aantrekkingskracht van de stad en hebben een recreatieve en economische spin-off. Voor veel mensen zijn evenementen vaak ook het eerste contact met culturele uitingen. In Weert bestaat om deze redenen al geruime tijd specifieke aandacht voor dit type activiteiten. De rol van de gemeente hierbij, vinden wij vooral terug in de begrippen regisseren, initiëren en stimuleren. Het evenementenbeleid behelst de gemeentelijke participatie in publieke activiteiten in de binnenstad, al of niet in de open lucht, met de duur van minimaal een dagdeel en die door een professioneel opgezette organisatie zijn voorbereid en georganiseerd. De aard van de evenementen kan verschillen. Zij variëren overwegend in activiteiten op sportief, recreatief en cultureel terrein. De gemeente richt zich met name op evenementen van een kwalitatief hoogwaardig niveau. In het kader van deze nota beperken wij ons tot de culturele evenementen. Activiteiten in dit kader zijn: ● ● ● ● ● ●
Carnavalsactiviteiten Weerter kermis Internationaal kinderfeest Bospop Bantopaparty (accent integratie) Marktconcerten
● ● ● ● ● ●
Culturele muziekdag voor jongeren Fakkelestafette en muziekshow Huis van St. Nicolaas Winter Weert Oud-/nieuwjaarsconcerten Straattheaterfestival
De concrete gemeentelijke betrokkenheid bestaat veelal uit het afgeven van vergunningen en eventueel het verstrekken van een financiële bijdrage of een bijdrage in natura (b.v. dranghekken, medewerkers of vuilverwijdering). Voor een objectieve beoordeling van aanvragen en het bewaken van de kwaliteit van het evenement, hanteert de gemeente specifieke regels en criteria. Deze zijn verwoord in de vigerende notitie Regels en criteria voor evenementen. Binnen de organisatie van de gemeente is gekozen voor één evenementenloket. Organisatoren kunnen voor alle vragen/contacten bij dit loket terecht. Het zogenoemde “one stop shopping” model. De uitvoering is ondergebracht bij sector 2. 3.5.1.1 Actueel beleid Het beleid rond evenementen is verwoord in de vigerende beleidsnota Uitgangspunten met betrekking tot evenementen van 2006. Kernpunten daarvan zijn: ● Evenementen moeten bijdragen aan het versterken van het imago van de stad. (Weert als gezellige cultuurhistorische stad in het groen). Om die reden dienen zij ten minste te beschikken over regionale en bij voorkeur bovenregionale uitstraling. ● Er dient een evenwichtige spreiding te zijn in tijd, locatie, doelgroep en soort. ● Evenementen zijn ingebed in een thematisch kader, waarbij samenwerking en promotie belangrijke speerpunten zijn. ● Ondersteuning in het kader van Evenementenbeleid vindt alleen plaats aan
27
evenementen met regionale of bovenregionale reikwijdte. ● Besluitvorming over toelating en ondersteuning van een evenement, geschiedt aan de hand van geobjectiveerde kwaliteitscriteria. 3.5.1.2 Huidige stand van zaken In de nota Uitgangspunten met betrekking tot evenementen is voor de korte termijn een aantal actiepunten benoemd. Dat heeft geleid tot: ● Implementatie van nieuwe formulieren voor melding/aanvraag, ondersteuning en evaluatie. ● Het inrichten van één loket voor het behandelen van aanvragen en de coördinatie van processen. (front-office) ● Het verwerken van beoordelingscriteria in de subsidieverordening evenementen. ● De realisatie van samenwerking in het kader van Centrum Management ● De samenstelling van een evenementenkalender (in samenwerking met het Centrum Management. Zit in opstartfase). ● Duidelijke regelingen met betrekking tot risicobeheer, overlastbeperking, afvalproblematiek en veiligheid/openbare orde. ● Bij de uitvoering van evenementen is er sterke samenwerking met brandweer, politie, stadstoezicht, dienst Milieu en bewonersorganisaties. 3.5.1.3 Bestaande knelpunten ● Beschikbare subsidies voor evenementen zijn nu nog over meerder bronnen verspreid. Dit geldt ook voor de verdeling van verantwoordelijkheden. (Zo is de uitvoering van evenementen ondergebracht bij sector 2 en de financiële verantwoordelijkheid bij sector 3 afdeling Oscar) ● Er is geen of een beperkte samenwerking met de professionele culturele organisaties in Weert. ● Het aandeel podiumgerelateerde evenementen is in het totaalaanbod nog ondergewaardeerd. ● Het ontbreekt aan een meer grootschalig evenemententerrein. ● Naast activiteiten die in het kader van evenementenbeleid bij de gemeente worden aangemeld, bestaan veel eigen initiatieven voor een activiteit bij lokale verenigingen. Deze zijn niet op een centrale plek aangemeld en/of zichtbaar. Dat betekent in de praktijk dat het regelmatig voorkomt dat meerdere organisaties op hetzelfde tijdstip een vergelijkbare activiteit organiseren/programmeren. Uiteraard heeft dat een negatief effect op de belangstelling voor elk van de betrokken organisaties. 3.5.14 Concrete (cultuurgerelateerde) uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Oriëntatie op het realiseren van één subsidiebron voor evenementen, waarbij beleid en uitvoering onder één verantwoordelijkheid zijn gebracht. Voorwaarde hierbij is dat culturele evenementen plaatsvinden op basis van afgewogen en overeengekomen beleid van de afdeling Cultuur en de daaraan gekoppelde financiële middelen. ● Versterken van de samenwerking met de professionele culturele instellingen ● Vergroten van het aandeel podiumpresentatie in het evenementenaanbod ● Oriëntatie op en zo mogelijk realisatie van een geschikt evenementen terrein. ● Promotie van de Weerter evenementen in België en Duitsland. 9 ● Het ontwikkelen van een Euregionaal concept, waarin met buitenlandse buurgemeenten gezamenlijke evenementen worden ontwikkeld ● Het vergroten van het aandeel evenementen met een cultureel maatschappelijke inhoud (b.v. wereldmarkt; relatie met het beleidsveld maatschappelijk welzijn) ● Onderzoek naar de haalbaarheid van het inrichten van een cultureel informatie- en reserveringsbureau10 voor het publiek. Mogelijk als back-office functie van de VVV, of inbrengen als nieuwe taak voor het bibliocenter. 9
Vindt voor de Weerter kermis reeds plaats Waardoor regie ontstaat en organiserende partijen hun activiteit kunnen melden op de cultuurkalender
10
28
3.5.2 Cultuureducatie Uit een internationale vergelijkend onderzoek blijkt dat cultuureducatie in Nederland op een hoog niveau staat. Dat is niet zonder reden. Het beleid in Nederland gaat er van uit dat het leren over kunst/cultuur en het versterken van cultureel bewustzijn van waarde is voor allerlei doeleinden. Onder andere geldt dit voor het vergroten van het vermogen problemen op te lossen, vorm en uiting te geven aan ideeën, gevoelens en opvattingen en het verruimen van het arsenaal aan sociale vaardigheden. Kunst zet aan tot nadenken en begrijpen. Dit bevordert een open, positieve levenshouding met meer respect en begrip voor hetgeen “anders” is. Kunst en cultuuronderwijs moet dan ook niet gezien worden als een van de traditionele schoolvakken, maar vooral ook als vorm van innovatief en zelfstandig leren. Vanuit deze visie dient het beleven van kunst voor alle kinderen en jongeren een regelmatig en elementair onderdeel te vormen van hun vorming. Daarbij is het gewenst dat er evenwicht bestaat tussen receptieve activiteiten (zien en waarnemen) en duurzame, leerling gestuurde, actieve kunstcreatie. Realisatie van deze doelstellingen vraagt een nauwe samenwerking tussen onderwijs en culturele organisaties. Naast alle bovengenoemde inhoudelijke argumenten moet cultuureducatie voor jongeren gericht zijn op het ontdekken van de eigen talenten. Voor de coördinatie en organisatie van activiteiten in dit kader is in Weert in 2002 de Stichting Kunst en Cultuureducatie (Ku+Cu) opgericht. Dit samenwerkingsverband tussen zes culturele instellingen en het basis- en voortgezet onderwijs in Weert, geeft inhoud aan een integraal “Kunst en cultuur loopbaantraject”. Dit streeft naar een vraaggericht aanbod van multi-disciplinaire educatieve kunst en cultuuractiviteiten voor leerlingen vanaf groep 1 uit het basisonderwijs tot het laatste jaar van het voortgezet onderwijs. Tijdens dit traject maken de leerlingen onder de noemers Ku+Cu-menu (basisonderwijs) en CKV Cultuur Doe Dagen (vo), kennis met verschillende aspecten van muziek, dans, theater, literatuur, beeldende kunst, audiovisuele kunst, architectuur en erfgoed. De samenwerking tussen de betrokken organisaties is geformaliseerd in een overeenkomst, die voor elk van de partijen een specifieke inspanningsverplichting vraagt. De Stichting Ku+Cu werkt in dit kader samen met het steunpunt Cultuureducatie Limburg en het Huis voor de Kunsten. Deze samenwerking heeft vooral als doel om landelijk beleid en ontwikkelingen te vertalen naar de situatie in de regio Weert. De stichting verleent haar diensten ook in Nederweert. Verdere regionale spreiding behoort tot de mogelijkheden. De activiteiten van Ku+Cu worden overwegend gefinancierd door provincie en gemeente volgens het matchings-principe. (Wat de gemeente investeert, wordt door de provincie in dezelfde omvang ingebracht) Het beleid van de stichting is verwoord in de vigerende beleidsnota Cultuur in ontwikkeling 2005-2008 van Ku+Cu. Jaarlijks brengt de stichting verslag uit van
29
de activiteiten, vorderingen en ontwikkelingen. De rol van de gemeente bestaat uit het beschikbaar stellen van subsidie. De gemeente participeert actief in de activiteiten van de stichting met deelname van het gemeentearchief en het gemeentemuseum. 3.5.2.1 Actueel beleid Instellingsbeleid De rol van de Stichting is in de afgelopen jaren geëvolueerd van een aanbod gerichte organisatie, naar een vraaggerichte “makelaar” in cultuur. Naast het reguliere basispakket dat de doorlopende leerlijnen waarborgt, biedt men ook de mogelijkheid tot maatwerk, passend bij de behoefte van de cliënt. De stichting verbreedt haar activiteiten naar de westelijke Maasregio en nabij gelegen Brabantse gemeenten. Men heeft de ambitie om te werken vanuit een marktplaats model, waarbij Ku+Cu een eenduidig loket biedt binnen een regionaal netwerk van culturele instellingen. Zo’n marktplaats ziet men als een plek waar per gemeente of regio onderwijsinstellingen en cultuurmakers samenkomen en waar maatwerk, deskundigheid, informatie en begeleiding geboden wordt. Ku+Cu heeft zich tevens tot doel gesteld om: ● de kennis over cultuureducatie en onderwijsprogramma’s te vergroten. ● de samenwerking tussen het onderwijs en het culturele veld te stimuleren ● actuele ontwikkelingen te volgen en deze te vertalen naar de lokale situatie ● beschikbare subsidiebronnen optimaal te benutten. De huidige beleidsnota van de stichting Ku+Cu loopt tot en met 2008. Het beleidsplan voor de komende periode is in voorbereiding. Gemeentelijk beleid Hoewel wij nadrukkelijk het belang van cultuureducatie onderschrijven, heeft de gemeente tot nu toe zelf geen specifiek beleid op dit terrein geformuleerd. Er werd aansluiting gezocht bij het landelijke en provinciale beleid en het beleid van de instellingen. Dit heeft zijn inbedding in het Regionaal Actieplan Cultuurbereik. Cultuureducatie is echter meer geworden dan alleen een initiatief om meer burgers en specifiek jongeren, in cultuur te betrekken. In onderwijskundig opzicht heeft cultuureducatie zich ontwikkeld tot een didactische instrument, dat een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling naar een brede school met enerzijds als kenmerk de verlengde schooldag en anderzijds de overgang/ aansluiting tussen binnenschoolse en buitenschoolse vorming. (dagarrangementen) Cultuureducatie moet zich naar ons inzicht niet beperken tot de onderwijssetting alleen. Onder de noemer sociaal artistieke educatie kan zij ook zinvol worden ingezet in het kader van het bevorderen van sociale cohesie in de wijken en/of ondersteuning van amateurverenigingen. (zie ook paragraaf 4.5.2) De gemeente dient in voorwaardelijke zin een duidelijkere rol te krijgen. Het formuleren van eigen beleid is daarbij een essentiële voorwaarde. 3.5.2.2 Huidige stand van zaken Ku+Cu is een organisatie die actueel is in de ontwikkelingen rond cultuureducatie. De aanpak van een doorlopende leerlijn vanaf start basisschool tot eind voortgezet onderwijs is toonaangevend. Men is alert op aanpassingen in het landelijk beleid en vertaalt deze tijdig in haar aanbod/dienstverlening. De samenwerking met het onderwijs, de culturele instellingen en gemeente is constructief. Binnen het onderwijs lijkt cultuureducatie zich steeds meer een vaste plaats te verwerven. Dit manifesteert zich onder andere in het gegeven dat binnen de
30
onderwijsinstellingen enkele medewerkers specifiek belast worden met de coördinatie van de culturele activiteiten. Zij worden daartoe specifiek opgeleid. (Cursus Intern Cultuurcoördinator/ICC). Er is alle aanleiding de huidige werkwijze te continueren en zo mogelijk te verbreden naar terreinen buiten het onderwijs. Zowel in het (te formuleren) gemeentelijke beleid als in het nieuwe beleidsplan van Ku+Cu zullen initiatieven daartoe zichtbaar moeten zijn. 3.5.2.3 Bestaande knelpunten ● Onduidelijkheid over de continuïteit van subsidie vanuit de provincie ● Bewaken van de samenhang tussen a. Cultuureducatieve initiatieven van verschillende aanbieders (w.o. museum). b. Educatief materiaal dat op specifiek verzoek van onderwijs instellingen door culturele instellingen en het onderwijs buiten Ku+Cu wordt ontwikkeld. ● Er is geen duidelijk geformuleerd gemeentelijk beleid, waardoor richtlijnen/sturing in relatie tot gemeentelijke doelstellingen ontbreekt. ● Een feitelijk inzicht in de omvang van cultuureducatie op de Weerter onderwijsinstellingen ontbreekt. ● Er dreigt een “over-kill” aan educatieve projecten, die vanuit verschillende actoren op de scholen afkomen. 3.5.2.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Instelling ● Aanleveren en uitvoeren van een meerjaren beleidsplan en periodieke jaarplannen voor de periode 2009-2013. ● Versterken van de organisatorische samenwerking met de overige professionele culturele instellingen in Weert. ● Inrichten van het bestuur van de stichting conform de uitgangspunten van de code Cultural Governance ● Ontwikkelen van initiatieven in het kader van cultureel ondernemerschap. ● Ontwikkelen/overleggen van specifiek Kwaliteitsbeleid ● Verzorgen van periodiek managementrapportages conform een overeen te komen format. ● Uitvoeren van een evaluatieonderzoek naar de stand van zaken ten aanzien van de aard en omvang van cultuureducatie op de in de gemeente aanwezige onderwijsinstellingen. ● Versterken van de participatie van het onderwijs bij beleidsvorming in zake cultuureducatie en afstemming van educatieve initiatieven Gemeente: ● Formuleren van gemeentelijk Cultuureducatiebeleid ● Aanpassen van de Uitvoeringsovereenkomst naar de voorwaarden zoals die zijn benoemd in de Nota van Uitgangspunten. (paragraaf 4.2.2). ● Ontwikkelen van een format voor: - een instellingsbeleidsplan - een instellingsbegroting en jaarplan - periodieke managementrapportages (instelling) ● Initiëren van een samenwerkingsverkenning tussen de professionele culturele organisaties. ● Initiëren van een evaluatieonderzoek naar de stand van zaken ten aanzien van de aard en omvang van cultuureducatie op de in de gemeente aanwezige onderwijsinstellingen. (i.s.m. afdeling Onderwijs) ● Streven naar afstemming tussen initiatiefnemers/aanbieders van educatieve Projecten.
31
3.5.3 Cultuurparticipatie Het bevorderen van deelname aan culturele activiteiten is al geruime tijd een belangrijk aandachtspunt in het beleid van de onderscheiden overheden. Het Actieplan Cultuurbereik 2001-2004 gaf hiertoe de eerste aanzet. In de jaren daarna zijn de actieplannen aangepast aan de bevindingen uit de jaren daarvoor. De doelstelling bij alle plannen was het vergroten van het cultureel bewustzijn van burgers door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur. Dit door naast bestaande conventies een ander en vernieuwend aanbod te presenteren. Provincies en gemeenten hebben zelf de ruimte om te bepalen hoe zij de centrale doelstelling willen realiseren. Zij verwoorden dit in een Regionaal Actieplan (RAP). Voorwaarde bij die vrijheid is dat de gemaakte keuzes zichtbaar beredeneerd dienen te zijn vanuit de lokale situatie en onderling afgestemd zijn. De ervaringen uit de afgelopen jaren hebben op rijksniveau geleid tot het opzetten van een specifiek Programmafonds Cultuurparticipatie. Uit dit fonds worden de middelen beschikbaar gesteld (€ 0,79 per inwoner, mits gematched door de gemeente), die aangewend worden voor participatie bevorderende activiteiten. De missie van het Programmafonds Cultuurparticipatie is om cultuurparticipatie van alle burgers te bevorderen. Iedere Nederlander, te beginnen bij jongeren komt op termijn actief in aanraking met een cultuurdiscipline. Specifieke doelstellingen bij deze missie zijn: • Meer mensen doen mee, georganiseerd en ongeorganiseerd. • Er komt betere ondersteuning (begeleiding, scholing, presentatiemogelijkheden, samenwerking met professionals. Het beleidskader van het fonds wordt gevormd door drie speerpunten: 1. Amateurkunst Als formele definitie hiervan hanteert men: “het actief beoefenen van kunst, uit passie, liefhebberij of engagement, zonder daar primair in het levensonderhoud te willen voorzien”. 2. Cultuureducatie Dit is de verzamelnaam voor kunsteducatie, erfgoed educatie en media educatie. Cultuureducatie is: “leren over, door en met cultuur”. Ook het leren beoordelen, genieten en zelf beoefenen van kunst- binnen- en buitenschoolshoort daarbij 3. Volkscultuur Hieronder verstaat men: “het geheel van cultuuruitingen die als wezenlijk worden ervaren voor specifieke doelgroepen, steeds onder verwijzing naar traditie, verleden, nationale, regionale en/of lokale identiteiten. Binnen elk van de drie speerpunten zijn drie thema’s die daarin specifieke aandacht verdienen. a. Diversiteit van doelgroepen, met nadruk op jongeren b. Vernieuwing op alle niveaus van de speerpunten (= opleiding, productie, presentatie en afname) c. Verankering. Projecten dienen zich op enig moment zelfstandig te kunnen handhaven. Het is niet de bedoeling subsidieafhankelijkheid in stand te houden. De drie overheden hebben in de realisatie van de doelstellingen een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Hoewel er ruimte bestaat om invulling van de programmalijnen te richten naar de lokale situatie, dienen aanvragen van provincie en gemeente wel gericht te zijn op realisatie van de drie speerpunten
32
en specifieke thema’s. Aanvragen van lokale organisaties zullen door ons op vergelijkbare wijze worden beoordeeld. 3.5.3.1 Actueel beleid Provincie en gemeente trekken in het kader van cultuurparticipatie nauw met elkaar op in het Regionaal actieplan Cultuurbereik 2005-2008. (RAP) voor het westelijk deel van Midden Limburg. Het beleid ten aanzien van de projecten en initiatieven in dit plan, richtte zich op: 1. Cultuureducatie Waaronder: - Regionalisering van het Kunst en Cultuurmenu - Openstellen van dienstverlening van de Stichting Ku+Cu aan gemeenten en scholen in de regio. 2. Cultuurparticipatie Waaronder: - stimuleren en ondersteunen van muzikale voorstellingen voor en door jongeren; - stimuleren en ondersteunen van tentoonstellingen beeldende kunst en vormgeving in het museum; - stimuleren en ondersteunen van educatieve projecten voor middelbare scholieren, waarin uitwisselingen plaats hebben van professionele en amateurkunstenaars. - bevordering van afstemming van evenementen en voorstellingen op het gebied van beeldende kunst en vormgeving, muziek en dans door middel van een evenementenkalender. 3. Interactie tussen cultuurmakers. Waaronder: - stimuleren van grensoverschrijdende wisselende tentoonstellingen, met een interdisciplinair karakter. - Stimuleren van ontmoetingsmomenten, waarin kunstenaars uit verschillende disciplines met elkaar in contact worden gebracht, wederzijds ervaringen uitwisselen, die eventueel resulteren in gezamenlijke presentaties, uitvoeringen of tentoonstellingen 4.
Vergroten van de toegankelijkheid van het historisch erfgoed. Waaronder: - stimuleren en bevorderen van de ontwikkeling van een voor brede doelgroepen goed toegankelijk streekarchief. - stimuleren en bevorderen van de op- en inrichting van voor brede doelgroepen goed toegankelijke historische documentatiecentra. - stimuleren en ondersteunen van cultuurhistorisch onderzoek door particulieren en geschied- en heemkundige kringen. - stimuleren en ondersteunen van (educatieve) activiteiten, georganiseerd door historische archieven en geschied- en heemkundige
33
kringen met het doel de cultuurhistorie van de regio dichter bij het publiek te brengen. 5.
Nieuwe en vernieuwende initiatieven. Waaronder: - stimuleren en ondersteunen van nieuwe individuele activiteiten van (jonge) kunstenaars. - Aanbieden en ondersteunen van de nodige platforms ter realisering en presentatie van nieuwe activiteiten. In de ontwikkeling en uitvoering van het regionaal actieprogramma speelt een Regiegroep een belangrijke rol. Deze is breed samengesteld uit participanten van de betrokken culturele organisaties in de regio. Zij heeft als taak te initiëren, te adviseren en verder te ontwikkelen. Dat doet zij vooral in overleg met de provinciale overheid. De gemeente heeft vooral een faciliterende rol en draagt gedeeltelijk bij in de financiering van projecten. Binnen de regio, heeft elke gemeente de ruimte om het gezamenlijk geformuleerde beleid naar de lokale situatie in te richten. 3.5.3.2 Huidige stand van zaken Het beeld rond cultuurparticipatie is diffuus. Van alle bovengenoemde activiteiten is slechts een beperkt deel gerealiseerd. Mogelijke redenen daarvoor zijn: ● Het regionaal Actie Programma benoemt weliswaar veel actiepunten/ doelstellingen, maar het is niet duidelijk wanneer gesteld kan worden dat de onderscheiden doelen gerealiseerd zijn. Er zijn geen duidelijk gearticuleerde en meetbare doelstellingen. ● Regie op de uitvoering van het plan is gedurende de planperiode onduidelijk. Er is geen instantie of persoon bij wie deze taak is belegd. ● Een inhoudelijke beoordeling op de kwaliteit van de projecten en het bereikte resultaat vindt niet plaats. ● De ingediende aanvragen lijken niet het resultaat te zijn van een integraal plan, maar zijn veel meer toegeschreven naar de subsidievoorwaarden. ● De indruk bestaat dat bepaalde aanvragen voorheen onder een andere subsidienoemer bij de provincie konden worden ingediend. Bij het beëindigingen van de betreffende subsidiestromen is een aantal van deze aanvragen onder het RAP gebracht. Dit is formeel een oneigenlijk onttrekking aan de RAP gelden. De totale werkwijze waarborgt dan ook in onvoldoende mate het realiseren van de gestelde doelen. Vanuit de gemeente is de inhoudelijke inbreng in het beleid op het terrein van cultuurparticipatie beperkt. De regiegroep formuleert het beleid. De provincie beoordeelt of dit past binnen de provinciale en rijksdoelstellingen. De gemeente Weert heeft zelf geen participatiedoelstellingen geformuleerd, maar hanteert vooralsnog de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in het Regionaal Actie Programma voor het westelijk deel van Midden Limburg. De regiegroep beoordeelt de ingediende aanvragen. Hoewel de inzet en integriteit van de regiegroep ruim voldoende is, is door het ontbreken van heldere kaders de beoordeling van aanvragen weinig transparant en beperkt geobjectiveerd. Er is wel een overzicht van criteria beschikbaar, maar dit is slechts ten dele geschikt voor sturing in de gewenste richting en/of een kwalitatief verantwoorde beoordeling in relatie tot de doelstellingen. Aan de hand van de beoordeling brengt de regiegroep een toekenningadvies uit aan de portefeuillehouder. Omdat bij de gemeente een duidelijk referentiekader voor de beoordeling ontbreekt ontstaat de situatie dat er geen duidelijke relatie bestaat tussen de inhoud van de ingediende projecten en de doelgroepen die in Weert tot meer participatie zouden moeten worden geprikkeld. De rol van de
34
gemeente beperkt zich verder tot het administratief voorbereiden en afhandelen van de aanvragen. 3.5.3.3 Bestaande knelpunten Op basis van hetgeen hiervoor over de huidige situatie is gezegd zijn de belangrijkste knelpunten: ● Er is binnen de gemeente geen duidelijke visie op cultuurparticipatiebeleid. ● Er is geen betrouwbaar beeld van specifieke doelgroepen die voor dit beleid in aanmerking zouden moeten komen. ● Een objectief kader voor het beoordelen van aanvragen is beperkt aanwezig. ● De inhoudelijke rol van de gemeente is te beperkt in relatie tot de omvang van de door de gemeente beschikbaar gestelde middelen. ● De structuur van de interactie tussen cultuurmakers behoeft aandacht ● De betrokkenheid van de culturele organisaties in Weert bij het tot stand komen van het participatiebeleid binnen de Regiegroep is marginaal. Dat maakt dat de afstemming en samenhang tussen de aanvragen zeer beperkt is. Dit belemmert mede een effectieve realisatie van de toch al abstract gestelde regionale doelen. ● Actieve participatie is een te beperkt onderdeel van het huidige beleid. ● De mogelijkheden die verenigingen hadden om bij het RAP subsidie aan te vragen, komen te vervallen bij de nieuwe regeling in het kader van het Fonds Cultuurparticipatie 3.5.3.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Uitvoeren van een grondige evaluatie op het bestaande participatiebeleid. ● Opstellen van een beleidsnotitie “Cultuurparticipatie”, met als specifieke aandachtspunten: • afstemming op resultaten van een uit te voeren participatieanalyse (waar constateren wij witte vlekken in cultuurparticipatie, wat kan daarvan de reden zijn, hoe kunnen wij drempels verlagen?) • verscherpen van missie en doelstellingen • ontwikkelen van speerpunten die participatiebevorderend werken (bijvoorbeeld cultuurprojecten in de wijken.11) • versterken van de samenhang/coalities tussen de ingediende projecten • ontwikkelen van een versterkt toetsingskader • versterken van de sturing op de uitvoering van het RAP ● Versterken van de inhoudelijke inbreng en regierol van de gemeente. ● Versterken van de relatie tussen cultuurparticipatie en het beleid op het terrein van maatschappelijk welzijn. In deze combinatie liggen meerdere mogelijkheden voor synergie.12 ● Versterken van cultuurparticipatie via de weg van de georganiseerde amateurkunst ● Versterken van de relatie tussen binnen- en buitenschoolse cultuurparticipatie ● Inventariseren van de gevolgen voor verenigingen die geen aanspraak meer kunnen maken op RAP middelen. Vaststellen van oplossingsrichtingen.
11 12
Zie ook paragraaf 4.5.2 Zie paragraaf 4.5.2
35
3.5.4 Amateurkunst Weert kenmerkt zich door een rijk en gevarieerd amateur verenigingsleven. In het totaalaanbod manifesteren zich zeven disciplines, te weten: muziek, dans, toneel, beeldende kunst, volkscultuur, schrijven en multimedia/audiovisueel (foto, video/film, computer). Exacte gegevens over de situatie in Weert zijn niet bekend, maar uit landelijke cijfers blijkt dat gemiddeld één op de drie mensen vanaf zes jaar, individueel en/of in groepsverband, uit artistieke, sociale en/of recreatieve redenen actief bezig is met de een of andere kunstdiscipline. Ongeveer 30% daarvan vindt plaats in georganiseerd verenigingsverband en maar liefst 70% daar buiten (de ongeorganiseerden)! De laatste jaren is er een groeiende tussencategorie ontstaan van amateurkunstbeoefenaars, die zich op een andere dan de traditionele wijze verenigen, bijvoorbeeld in internet communities, of in tijdelijke projecten/samenwerkingsverbanden. Hun omvang is niet bekend en zij vallen om die reden vooralsnog onder de groep ongeorganiseerden. De omvang van de deelname aan amateurkunstbeoefening, maakt dat deze discipline sterk bijdraagt aan de individuele cognitieve en creatieve ontwikkeling en een specifiek cultureel klimaat in de leefomgeving. Het staat midden in de samenleving, het activeert mensen, zij biedt houvast, geborgenheid, cohesie en betrokkenheid bij de gemeenschap. Daarnaast heeft amateurkunst een grote economische betekenis. Naar schatting gaat er landelijk bijna 2,5 miljard! in de amateurkunst om. Het inmiddels breed erkende belang van amateurkunst heeft haar een hoge plaats op de actuele politieke agenda gegeven. De Raad voor Cultuur omschrijft het als volgt: (sic) De samenleving die wij met elkaar vormen staat onder druk. Uit onzekerheid over de toekomst, ontevredenheid over wat er allemaal over onze hoofden heen gebeurt en niet zelden met weinig begrip en respect voor elkaar, sluiten velen zich op in hun eigen gelijk en kijken van daar uit met een zekere berusting naar de dingen die komen”13 Cultuur is hier en nu onmisbaar als bron van onderlinge binding en zingeving. Mensen hebben om goed te functioneren, alleen of in groepverband een referentiekader nodig- een als zinvol ervaren verband tussen de voortdurende stroom van ervaringen en indrukken waarin het dagelijks leven zich afspeelt. Op zoek naar een zinvol bestaan, gaan zij te rade bij geordende patronen zoals religie, ideologie, moraal, kunst, cultureel erfgoed en/of combinaties daarvan. Zo’n stelsel schept een band tussen mensen en fungeert vaak als basis voor gedeelde waarden, verwachtingen en leefregels. Kunst prikkelt vooral de verbeelding; kunst schept vergezichten die mensen kunnen inspireren (sic) 13
Raad voor Cultuur: Agenda voor het Cultuurbeleid.
36
Dit uitgebreide citaat illustreert het belang van kunst in het algemeen en amateurkunst in het bijzonder. De essentie van de boodschap is dat burgers een zekere culturele bagage nodig hebben om op een adequate wijze aan de samenleving te kunnen deelnemen. Dit is een van de redenen waarom thema’s als amateurkunst en cultuureducatie op dit moment sterk in de belangstelling staan. De vraag op welke wijze cultuureducatie en amateurkunst moeten worden ingericht en toegerust om optimaal te kunnen bijdragen aan het versterken van de culturele bagage van burgers, zal dan ook centraal staan in ons beleid voor de komende jaren. Initiatieven op het terrein van cultuureducatie en cultuurparticipatie zijn beschreven in de paragrafen 3.5.2 en 3.5.3. In onderstaand paragraaf belichten wij specifiek het veld van de amateurkunst. 3.5.4.1 Actueel beleid Op het terrein van amateurkunst is in Weert op dit moment geen gericht beleid aanwezig. De bestaande infrastructuur berust louter op initiatieven vanuit het veld, die door de gemeente al of niet worden ondersteund. De aanwezige ondersteuning bestaat vrijwel alleen uit het beschikbaar stellen van subsidie. De drempel om voor subsidie in aanmerking te komen is laag. Dat is aan één kant heel plezierig. Het stimuleert om eigen initiatieven te ontwikkelen. Aan de andere kant bieden de huidige subsidiecriteria, weinig mogelijkheden om sturend op te treden in de richting van gewenste doelen/ontwikkelingen. Deze constatering heeft geleid tot het besef dat wij het beleid in zake amateurkunst dienen te versterken. Deze behoefte wordt versterkt door het gegeven dat zich binnen de amateurwereld een aantal ontwikkelingen aftekent die bij ongewijzigd beleid op termijn tot een aantal problemen zouden kunnen leiden. In de Nota van Uitgangspunten noemden wij al de volgende ontwikkelingen. • Maatschappelijk is er een tendens die laat zien dat de bereidheid of de gelegenheid tot het verrichten van vrijwilligerswerk afneemt. Dit maakt het voor veel verenigingen moeilijk om hun kader op niveau te houden. De continuïteit wordt kwetsbaar. • De aanwas van nieuwe of jongere leden neemt om verschillende redenen af. Door onvoldoende aan te sluiten bij de interesse en belevingswereld van jongeren kampen veel verenigingen met een teruglopend ledental of veroudering van het ledenbestand. Daarmee verliezen zij aan waarde in het culturele bestel. • Het is in relatie tot de eisen die ook aan amateursorganisaties worden gesteld, steeds lastiger om toereikende kennis en deskundigheid in het kader van de vereniging te handhaven. • Onderzoek geeft een beeld van een enigszins naar binnen gerichte sector. Men lijkt vooral autonoom te willen zijn, er is in beperkte mate sprake van onderlinge kennis, samenwerking en coördinatie. Men maakt beperkt gebruik van de mogelijkheden op beschikbare vormen van ondersteunende dienstverlening. Daarnaast is er nog een aantal andere trends te signaleren, die van invloed zijn of kunnen worden op het beleid en de wijze van subsidiëring. Daarbij gaat het om:
37
•
•
•
•
•
•
•
Digitalisering De automatisering heeft gezorgd voor veel nieuwe uitingsvormen. Componeren, vormgeving en digitale camera leiden tot een andere manier van werken en communicatie tussen beoefenaren. Deze vormen brengen ook grensvervaging tussen amateur en professional met zich mee. Zo is er vooral in het popcircuit al een aantal zangers en zangeressen, die zich via YOU-tube in de kijker heeft gespeeld en landelijk of zelfs internationaal tot het professionele niveau zijn doorgebroken. Andere invulling van vrije tijd. Vooral onder jongeren en ouders met kinderen lijkt (vrije)tijd een steeds vluchtiger begrip te worden. Die grotere tijdsdruk gaat ten koste van regelmatige deelname aan verenigingsactiviteiten op vaste momenten. Er ontstaat behoefte aan meer flexibele vormen. Nieuwe kunstvormen Naast de vormen die als gevolg van digitalisering zijn ontstaan, heeft ook de jongerencultuur gezorgd voor nieuwe kunstuitingen. Urban, graffiti, streetdance, en skillz zijn hiervan een voorbeeld. Veel daarvan ontstaat en verdwijnt als hype, maar het is van belang te volgen welke van deze ontwikkelingen een duurzaam karakter hebben. Zij vragen vaak om nieuwe vormen van ondersteuning. Multiculturalisering van de samenleving. De toenemende etnische diversiteit leidt tot nieuwe cultuurvormen en mengvormen met de autochtonen cultuur. Cultuurdeelname van allochtonen binnen hun eigen cultuurvormen blijkt uit onderzoek14 vrij intensief te zijn. Toch zijn deze groepen ondervertegenwoordigd in de ondersteuningsfaciliteiten. Community Arts/cultuur in de wijk. Community Arts zijn kunstprojecten met een sociaal maatschappelijke doelstelling, (b.v. het bevorderen van integratie, tolerantie, maatschappelijke participatie e.d) met als belangrijkste kenmerken een sterke betrokkenheid van de gemeenschap en samenwerking tussen professionele kunstenaars en amateurs, veelal in een combinatie van disciplines. Vergrijzing en krimp. Het aantal 55+-ers zal de komende decennia flink toenemen. Hiermee stijgt ook het aantal senioren in de amateurkunst. Dat is aan een kant plezierig. Aan de andere kant is een bijkomend verschijnsel dat ouderen en jongeren steeds meer in gescheiden circuits functioneren en steeds minder hun hobby gezamenlijk uitoefenen. De “ontmoeting” tussen jong en oud neemt af waardoor een confrontatie tussen levenservaring en nieuw jeugdig elan en gevestigde beelden met confronterende ontwikkelingen dreigt af te nemen. Sociaal maatschappelijk kan dit leiden tot onderlinge vervreemding. Regelgeving De laatste jaren is ook voor amateurkunstorganisaties de wet- en regelgeving een stuk complexer geworden. Horeca, ARBO, milieu en evenementenvergunningen stellen hogere eisen aan de kennis en het organisatorisch vermogen in de amateurorganisaties. Dit leidt er toe dat deskundige bestuursleden of mensen die bereid zijn de “rompslomp” op hun nek te nemen, steeds lastiger te vinden zijn.
In bovengenoemde ontwikkelingen zien wij aanleiding het beleid op het terrein van de amateurskunsten nader uit te werken. Dit zullen wij doen vanuit de een visie op amateurkunst die gebaseerd is op een aantal uitgangspunten: Uitgangspunten15 a. Een tweedeling in discipline: podium16- en individuele kunst. 14
Dorresteijn e.a.; Kleurrijke kunst., onderzoek naar amateurkunstbeoefening door Allochtonen; PON, Noord Brabant 15 Naar Amateurkunst OK, Een handreiking voor gemeenten 16 Hieronder vallen ook de schutterijen e.d.
38
Podiumkunstenaars werken overwegend in groepsverband, zijn georganiseerd en zijn door hun optredens zichtbaar in het maatschappelijk culturele leven. Individuele kunstenaars werken veelal op zichzelf, zijn niet of nauwelijks georganiseerd en zij hebben vaak geen podium waarop zij zichtbaar zijn. Vaak is gemeentelijk beleid gericht op de eerste groep. Maar ook de tweede groep is maatschappelijk minstens zo relevant en zal derhalve in het beleid de nodige aandacht dienen te krijgen. b. Ambities verschillen Naast een indeling in discipline, kunnen amateurkunstenaars ook worden gerangschikt naar ambitie. Elk ambitieniveau gaat gepaard met een specifieke behoefte aan ondersteuning. De onderscheiden niveaus zijn: a. Recreatief niveau De deelnemers zoeken vooral ontspanning, sociaal contact en plezier. Het artistieke niveau is van ondergeschikt belang. b. Middenniveau Hierbij gaan de deelnemers er van uit dat het plezier in hun kunstvorm toeneemt wanneer zij ook werken aan de verbetering van hun vaardigheden en prestatieniveau. c. Het prestatieve niveau Bij deze groep staat de uiteindelijke prestatie centraal. Zij maken gebruik van professionele artistieke ondersteuning en bereiken soms een semiprofessioneel niveau. Dit onderscheid is gericht op het hoofdmotief van de beoefenaren en niet op de kwaliteit van hun producten. Beleidsmatig zijn de drie niveaus waardevol. Het is echter van belang kenbaar te maken waarop het gemeentelijke beleid zich specifiek zal richten en welke instrumenten daarvoor het meest geschikt zijn. Differentiatie in het beleid en onderscheid in vormen van ondersteuning is daarbij noodzakelijk. De belangen van de onderscheiden groepen kunnen namelijk aanmerkelijk verschillen. Zo zal het recreatieve niveau vooral gebaat zijn met ondersteuning van de verenigingen, terwijl het prestatieve niveau vooral behoefte heeft aan goed geoutilleerde podia, expositieruimten en technische ondersteuning. Ook de kosten van producties en de mogelijkheden om eigen inkomsten te generen verschillen binnen de niveaus. Dit onderscheid geldt ook voor de niet georganiseerde amateurs. Binnen de drie niveaus bestaat ook overeenkomst. Vrijwel elke amateurkunstbeoefenaar wil drie dingen: a. Doen/maken b. Leren c. Laten zien. Dit bepaalt ook de aard en omvang van de behoefte aan ondersteuning. Vanuit gemeentelijk perspectief hoeft dat niet alleen in de vorm van subsidie te zijn. De ondersteuning kan ook liggen op het terrein van: a. Beschikbaar stellen van faciliteiten. Oefenruimten, werkplaatsen, studio’s, voorstellings- en expositieruimten e.d b. Aanbieden van begeleiding Inzet van professionele begeleiding in uitvoering en bestuur. c. Ondersteunen van educatie Aanbieden van mogelijkheden om te leren over kunst of het versterken van de eigen vaardigheden in de beoefening er van. d. Verstrekken van informatie.
39
Faciliteren van een informatiesteunpunt met gegevens over medebeoefenaren, andere verenigingen, activiteitenkalender, te raadplegen deskundigheid e.d. e. Ondersteunen van netwerken. Creëren van een inspirerende omgeving waar ontmoeting en uitwisseling kunnen ontstaan en nieuwe ideeën groeien. f. Promotie Generen van publieke belangstelling. Zichtbaarheid van het amateurveld verhogen bijvoorbeeld door het instellen van amateurkunstprijzen g. Subsidie Bieden van financiële ondersteuning in de reguliere exploitatie of bij specifieke activiteiten. De gemeente kan in dit kader verschillende rollen vervullen: a. Subsidiënt Aan de hand van een specifieke verordening worden financiële middelen aan amateurorganisaties beschikbaar gesteld. b. Regisseur De gemeente vervult een regierol als zij constateert dat er behoefte is aan afstemming of nieuwe initiatieven. Zij kan overleg tussen aanbieders organiseren en nieuwe ontwikkelingen initiëren. c. Opdrachtgever Via specifieke opdrachten aan amateursorganisaties kan de gemeente bewerkstellingen dat specifieke initiatieven of activiteiten ontplooid worden. d. Uitvoerder. Dit doet zich voor als de gemeente zelf specifieke evenementen organiseert. e. Verhuurder. Als de gemeente eigenaar is van gebouwen met een publieke functie is het mogelijk een specifiek huurbeleid voor amateursorganisaties te ontwikkelen. (v.b. Theuniskapel) Ondersteuning hoeft overigens niet alleen bij de gemeente i.c lokale faciliteiten te liggen. Er zijn ook mogelijkheden op ondersteuning vanuit provinciaal en landelijk niveau. Het is van belang deze voorliggende opties goed in beeld te brengen en te benutten, voordat wij over gaan tot het inzetten van lokale instrumenten. De komende planperiode zullen wij benutten voor het uitwerken en vaststellen van ons amateurkunstbeleid. Dat doen wij in overleg met alle relevante betrokkenen zowel in het amateurveld als in samenwerking met de professionele organisaties en beoefenaars. Dat zullen wij doen aan de hand van een stappenplan waarin tenminste de volgende onderdelen aan de orde komen: 1. Een inventarisatie van het amateurveld 2. Resultaten van een onderzoek naar cultuurparticipatie in de amateurkunst 3. Het nader uitwerken van de beleidsvisie 4. Vaststellen welke plaats de onderscheiden profielen van amateurkunst (recreatief, middensegment, prestatief) in het beleid en de ondersteuning zullen krijgen. 5. Vaststellen van doelen en gewenste resultaten. Deze zullen gerelateerd zijn aan de vijf kernwaarden die wij in de Nota van Uitgangspunten hebben beschreven.17 6. Bepalen op welke wijze de gemeente ondersteuning/facilitering biedt 7. Vaststellen van de financiering. 8. Organisatie, samenwerking en afstemming 9. Monitoren van de ontwikkelingen, evalueren van resultaten.
17
Nota van Uitgangspunten paragraaf 2.5
40
3.5.4.2 Huidige stand van zaken Deze is inhoudelijk reeds in voorgaande paragraaf beschreven. 3.5.4.3 Bestaande knelpunten ● Waar beleid in algemene zin gericht is op het bereiken van een zeker maatschappelijke opbrengst, richt de vigerende subsidiemethodiek zich op het handhaven van de bestaande situatie. Dat creëert een spanningsveld bij het realiseren van gestelde doelen. Wij hebben echter afgesproken in de huidige raadsperiode de subsidiesystematiek niet aan te passen. Wij zullen trachten dit spanningsveld voor de komende periode te verminderen door naast handhaving van de bestaande situatie extra middelen te genereren voor activiteiten die meer gericht zijn op ontwikkeling en vernieuwing. ● De amateursector kent weinig structuren die een vertegenwoordigend karakter hebben. Dit belemmert een adequate communicatie en overleg tussen gemeente en het amateurveld. ● Er tekent zich een tekort af aan podia voor amateur-uitvoeringen. 3.5.4.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Opstellen van een beleidplan voor de amateurkunstbeoefening. ● Oriëntatie op aanpassing van de subsidiemethodiek en -verordening voor de periode na 2010. ● De amateursector stimuleren te komen tot een versterkte overleg- en communicatiestructuur met de gemeente. ● Onderzoek naar behoefte aan podia voor amateurkunst (i.r.t. accommodatiebeleid
41
3.5.5 Professionele culturele organisaties 3.5.5.A Het Munttheater Het Munttheater richt zich in haar kerntaak op het aanbieden van het professionele podiumaanbod en het faciliteren en ondersteunen van sociaal culturele podiumactiviteiten in Weert. In dit kader verzorgt het Munttheater jaarlijks zo’n 100 dagen voor professionele programmering van uiteenlopende genres, ruim 80 dagen lokale sociaal culturele evenementen en rond de 20 dagen voor commerciële verhuringen. Het totaal aantal bezoekers ligt rond de 50.000 per jaar. De organisatie is een autonome stichting die voor een belangrijk deel van haar activiteiten afhankelijk is van gemeentelijke financiering. Zoals elke organisatie beweegt het theater mee in de dynamiek van de tijd. Dat betekent een voortdurende oriëntatie op ontwikkelingen in de omgeving en regelmatige aanpassing van de organisatie en gebouw aan die ontwikkelingen. Dat maakt dat het Munttheater regelmatig in de belangstelling staat van publiek en politiek. Dit alles leverde een boeiende theatergeschiedenis op. Duidelijk is wel dat het Munttheater een belangrijke plaats in de culturele infrastructuur van Weert bekleedt. Zij voegt veel waarde toe in sociaal economisch, sociaal maatschappelijk en individueel opzicht. De aanwezigheid van een volwaardig theater is ook belangrijk voor het imago van de stad. 3.5.5.A.1 Actueel beleid De afgelopen periode was voor het Munttheater niet de gemakkelijkste. Het moest op basis van gewijzigde situaties, inzichten en emoties, haar plaats herbevestigen in een kritische omgeving. In hoog tempo kwamen nieuwe (financiële) vraagstukken aan de oppervlakte, terwijl daarnaast ook de autonome ontwikkelingen gewoon doorgingen. Dat heeft veel druk op de organisatie en haar medewerkers gelegd. Regelmatig en goed overleg tussen het Munttheater en gemeente heeft geleid tot enige rust en het ontwikkelen van een gedeeld perspectief naar de toekomst. Die toekomst is door het Munttheater vastgelegd in een beleidsnota 2008-2012. Daarin beschrijft het theater uitvoerig haar visie op theater, haar plaats in de samenleving en de doelstellingen die zij nastreeft. Dit document is met behoud van de eigen verantwoordelijkheid van het theater, in goede samenwerking met de gemeente tot stand gekomen. De inhoud biedt de gemeente duidelijkheid over de koers van het Munttheater en de mate waarin zij daarbij aansluit bij de culturele doelstellingen van de gemeente zelf. In haar ambities streeft het theater naar vergroting en verbreding van het reeds verworven draagvlak in haar verzorgingsgebied. Daarbij is zij zich bewust dat realisatie af hangt van het succes van samenwerking met collega instellingen, culturele partners, het verenigingsleven en de gemeente. Instellingsbeleid: In haar beleidsnota beschrijft het Munttheater uitvoerig haar doelstellingen zowel op algemeen als op operationeel niveau. Daarbij benoemt men zeer concreet (en
42
dus toetsbaar) welke doelen men in de komende vier jaar nastreeft op een aantal dimensies i.c. klanten, financiën, medewerkers, relaties/stakeholders, interne bedrijfsvoering en professionele ontwikkeling. Daarmee biedt de organisatie openheid en transparantie ten aanzien van haar activiteiten. Zij voldoet hiermee aan een belangrijke voorwaarde die de gemeente als regulier onderdeel van haar subsidieovereenkomsten met de professionele instellingen zal opnemen. Voor een volledig overzicht van de voorgenomen activiteiten verwijzen wij naar het beleidsdocument van het Munttheater. Gemeentelijk beleid Het gemeentelijke beleid ten aanzien van het Munttheater is in de afgelopen periode vooral gericht geweest op het in stand houden van de bestaande situatie. Daarbij richtte de aandacht zich vooral op een aantal praktische vraagstukken, waaronder het ordenen van de financiële situatie, verduidelijken van de plaats van het theater in de samenleving en het versterken van de samenwerking tussen organisatie en gemeente. In dit proces moet duidelijk zijn dat indien wordt vastgehouden aan het subsidieniveau met als uitgangspunt 2006, er in de toekomst consequenties zullen zijn met betrekking tot mogelijkheden in het ambitie- en dienstverleningsniveau van het Munttheater. Daarnaast moeten wij rekening houden met verdere aanpassingen op het moment dat op basis van lopende inventarisaties, de situatie met betrekking tot onderhoud en vervangingsinvesteringen helder in kaart zijn gebracht. Voor de onderbouwing hiervan verwijzen wij u naar de stukken die u in dit kader al zijn aangeboden en nog aangeboden zullen worden. Wij leggen bij alle professionele culturele instellingen, en dus ook het Munttheater, de opdracht neer dat zij door goed cultureel ondernemerschap het aandeel eigen inkomsten in de komende jaren weten te vergroten. Indien dit slaagt kan het subsidieaandeel verminderen. Het is in deze fase echter te vroeg om dit al in betrouwbare prognoses te verwerken. De relatie tussen gemeente en Munttheater is vastgelegd in een jaarlijkse resultaatovereenkomst, als onderdeel van de subsidiebeschikking. In de praktijk blijkt deze overeenkomst steeds minder effectief als sturingsinstrument te werken. Zij behoeft derhalve actualisering. Tevens doet zich in de situatie van het theater een aantal functionele en bouwkundige knelpunten voor, die een diepgaandere analyse over haar toekomst rechtvaardigen. Deze analyse zal een belangrijke bron vormen voor het gemeentelijke beleid ten aanzien van het Munttheater. Wij zijn dan ook voornemens een haalbaarheidsonderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijkheden van de bouw van een nieuw theater. Mede in relatie tot de bouwkundige beperkingen die zich voordoen bij het Rick en de behoefte aan voldoende podia voor amateurkunst en expositieruimten, richten wij dit onderzoek specifiek op de combinatie van een aantal culturele voorzieningen.
43
Een dergelijke combinatie versterkt de mogelijkheid tot: a: het werken in een shared service concept b: een optimale benutting van de accommodatie. c: het versterken van de mogelijkheden op eigen commerciële activiteiten. Samenwerking met het (horeca)bedrijfsleven is een optie die wij in dit concept zeker niet willen uitsluiten. Het haalbaarheidsonderzoek moet vooral de objectieve gegevens genereren die aan een verantwoorde besluitvorming ten grondslag horen te liggen. 3.5.5.A.2 Huidige stand van zaken In de afgelopen periode is er in het kader van nivellering van de (financiële) problemen veel overleg geweest tussen gemeente en theater. Dat heeft geleid tot een beter inzicht in de organisatie en de financiële positie van de organisatie. Dat heeft de gemeente aanleiding gegeven de omvang van de financiering voorlopig aan te passen18. Een van de voorwaarden bij de gemaakte afspraken is dat de Raad van Toezicht van het Munttheater functioneert langs de uitgangspunten van de code Cultural Goverance. Het belang hiervan wordt blijkens haar beleidsplan door de organisatie nadrukkelijk onderschreven. In de Nota van Uitgangspunten is aangegeven dat wij in de komende periode vooral aandacht zullen besteden aan de verdere professionalisering en het cultureel ondernemerschap van de organisatie.19 3.5.5.A.3 Bestaande knelpunten ● Gebouw Bouwkundig manifesteert zich een aantal problemen. De klimaatbeheersing in het hele gebouw is slecht. Dit veroorzaakt vooral in het voorjaar en de zomer voor zowel bezoekers, bespelers als medewerkers bijzonder onaangename verblijfsomstandigheden. De functionaliteit van het gebouw beperkt de mogelijkheden om het voor commerciële doeleinden te benutten. (congres, vergaderruimten, recepties e.d.). Het theater is hierdoor in haar mogelijkheden op expansie en het verwerven van exogene middelen aanzienlijk beperkt. Sinds de fusie tussen het AMD en het Kunstcollege is het theater een doorloop tussen de beide gebouwen van het Rick. Dit zorgt voor veel overlast in het theater.
18 19
Zie o.a. Raadsbesluit d.d. 12 december 2007 Zie Nota van Uitgangspunten paragraaf 4.2.2
44
-
Het gebouw biedt op dit moment onvoldoende ruimte voor de functies die uitgevoerd moeten worden, met name adequate opslag, kantooren vergaderruimte en werkruimte voor techniek. ● Financieel De grondslagen die bij inrichting van het exploitatiebudget werden gebruikt, sloten niet aan bij de voorwaarden die nodig zijn om een organisatie zelfstandig en met behoud van eigen verantwoordelijkheid tot een gezonde bedrijfsvoering te laten komen. In de afgelopen periode is in goed overleg tussen gemeente het theater een deel daarvan hersteld. Ten aanzien van de huisvestingslasten dient het beeld echter nog te worden verduidelijkt. Daartoe voeren zowel gemeente als het theater een aantal analyses uit die tot nadere standpuntbepaling zullen leiden. ● Zaalcapaciteit. Het Munttheater heeft één theaterzaal. Deze bevat zo’n 430 verkoopbare zitplaatsen. Uit exploitatietechnisch oogpunt is dit een financieel ongezonde situatie. Populaire voorstellingen die een volle zaal trekken zijn relatief duur. De opbrengst uit kaartverkoop bij een volle zaal, zijn nauwelijks voldoende om de kosten van inkoop te dekken. Het theater is daarmee nauwelijks in staat om aan haar programmering te verdienen. Veel aangeboden producties zijn zogenoemde kleine zaalproducties en vlakke vloer producties. Deze zijn geschikt voor een publiek dat ligt rond de 200 bezoekers. Naast de financiële beperkingen die dit met zich mee brengt, vormt de omvang van de zaal in deze situatie een minder prettige “belevenis” voor zowel bezoekers als bespelers. Zij zitten in een half volle zaal en/of de voorstelling staat niet in de juiste setting. (bij vlakkevloer voorstellingen). ● Organisatiecapaciteit. Het Munttheater is een relatief kleine organisatie, met een groot en divers takenpakket. Dat legt veel druk op de personeelsformatie en is kwetsbaar als het gaat om de continuïteit van de werkzaamheden bij ziekte of andere tegenslag. Genoemde knelpunten zijn in de huidige situatie beperkt beïnvloedbaar. Wellicht dat de aandacht voor cultureel ondernemerschap nog enige compensatie kan bieden, maar dat zal naar verwachting geen gelijke tred houden met de financiële effecten van externe ontwikkelingen. Dit betekent dat de gemeente rekening moet houden met mogelijk blijvend stijgende kosten. Bij de huidige zaalcapaciteit en de infrastructurele (on)mogelijkheden van het gebouw, zal het lastig worden om uit de exploitatie de extogene stijging van kosten te compenseren. 3.5.5.A.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Instelling ● Aanleveren en uitvoeren van op het meerjaren beleidsplan gebaseerde periodieke jaarplannen voor de periode 2009-2013. ● Versterken van de organisatorische samenwerking met de overige professionele culturele instellingen in Weert en omgeving ● Inrichten van de Raad van Toezicht van de stichting conform de uitgangspunten van de code Cultural Governance. ● Ontwikkelen van initiatieven in het kader van cultureel ondernemerschap. ● Ontwikkelen/overleggen van specifiek Kwaliteitsbeleid ● Verzorgen van periodiek managementrapportages conform een overeen te komen format. Gemeente ● Formuleren van een visie op de toekomst van het theater. ● Conform het advies van Twijnstra Gudde formuleren van financiële uitgangspunten die de organisatie in staat stellen tot een gezonde en zelfstandige bedrijfsvoering te komen. (i.c. continueren van de reeds lopende initiatieven tussen gemeenten en theater.)
45
● Aanpassen van de Uitwerkingsovereenkomst naar de voorwaarden zoals die zijn benoemd in de Nota van Uitgangspunten. (paragraaf 4.2.2). ● Ontwikkelen van een format voor: - een instellingsbeleidsplan - een instellingsbegroting en jaarplan - periodieke managementrapportages (instelling) ● Uitvoeren van een haalbaarheidonderzoek naar de realisatie van een nieuw theater binnen het concept van gecombineerde culturele (en eventueel commerciële) functies. ● Initiëren van horizontale (professioneel/professioneel) en verticale (professioneel/amateur) samenwerkingsverbanden NB Het Munttheater is aangeduid als manifest knelpunt. Er bestaat veel sentiment ten aanzien van het theater. Deze zit een objectieve benadering van de problematiek soms in de weg. Dat neemt niet weg dat wij ons voor een dilemma geplaatst zien. - Gebruikswaarde in relatie tot een verantwoorde exploitatie, komen in de loop der tijd steeds verder uit elkaar te liggen. - Ontwikkelingen op theatergebied kenmerken zich door een toenemende complexiteit en hogere eisen/kosten. Dit impliceert dat als in de toekomst wordt uitgegaan van het exploitatieniveau van 2006 dit gevolgen zal hebben voor het toekomstig ambitie- en dienstverleningsniveau van het Munttheater. In de komende planperiode moeten wij bij ongewijzigd beleid rekening houden met een blijvend en niet vermijdbaar hoger kostenniveau. De bouwkundige problemen nemen toe, wat overigens ook voor de overige organisaties in het Muntcomplex geldt. Mede daarom dienen wij te besluiten tot de uitvoering van een haalbaarheidsonderzoek naar de nieuwbouw van het theater, zo mogelijk, in combinatie met andere culturele en commerciële voorzieningen.
46
3.5.5.B Het Rick Het Rick is begin 2008 ontstaan uit een fusie tussen het toenmalige Academie voor Muziek en Dans en het Kunstcollege. De kerntaak van deze organisatie is het verzorgen van Cultuur- en Kunsteducatie/training waarbij de chemie van het zelfdoen centraal staat. Daarnaast biedt men ondersteuning en bemiddeling bij productie in vrijwel alle vormen van kunst. Beeldende vorming, audiovisueel/ nieuwe media, dans, taal als communicatiemiddel, muziek en theater vormen de kernthema’s binnen de door het Rick aangeboden cursussen. Binnen vrijwel elk thema (m.u.v. taal) is er een cursusaanbod voor zowel jeugd en jongeren als voor volwassenen. Daarnaast participeert het Rick met een groot aantal projecten in het Ku+Cu menu.20. Men streeft er in het aanbod naar een brug te slaan tussen educatie, amateurkunst en professionele kunst. Bij langlopende vormen van onderwijs en training vindt zo mogelijk beoordeling plaats in de vorm van examens of andere vormen van toetsing. Regelmatig organiseert men optredens en/of presentaties als afronding van een training of educatietraject. Het Rick biedt haar diensten ook aan bij de amateurverenigingen teneinde deze in hun functioneren te ondersteunen door advisering en/of groepstrainingen. Met de overige professionele culturele organisaties en de onderwijsinstellingen, onderhoudt men goede samenwerkingsrelaties en is men complementair aan elkaars activiteiten. De dienstverlening van het Rick beperkt zich niet tot Weert en Nederweert, maar strekt zich uit tot de Brabantse gemeenten Cranendonck, Heeze-Leende, Someren, Asten en Deurne. 3.5.5.B.1 Actueel beleid Instelling Zo kort na de fusie heeft men nog geen meerjaren beleidsplan kunnen ontwikkelen. In het inhoudelijke fusiedocument formuleert men echter een aantal ambities, die richting geven aan het handelen. De belangrijkste doelstelling is dat het Rick kunst bereikbaar wil maken voor alle inwoners van de deelnemende gemeenten. In haar cursusaanbod richt zij zich op het ontwikkelen/versterken van technische vaardigheden, het bewust opdoen van sociaal-emotionele ervaringen en het ontwikkelen van artistieke en rationele besluitvorming. Men wil hierbij nadrukkelijk op zoek naar nieuwe mogelijkheden en verbindingen. Die kunnen zich naar het oordeel van de organisatie voordoen op het gebied van de kunsten, maar zeker ook in de vorm van samenwerking met de professionele en amateur culturele organisaties en het welzijnswerk. Tevens werkt men aan een aanbod voor nieuwe doelgroepen en richt men het vizier op een bijdrage in “community arts” ofwel projecten in het kader van kunst in de wijken.21 Het Rick verzorgt de vooropleidingen voor, en in samenwerking met diverse HBO kunstvakopleidingen. Men signaleert echter jonge kunstenaars na hun vervolgopleiding niet meer naar Weert terugkeren om zich verder te ontwikkelen en zich te vestigen. Het Rick streeft naar het ontwikkelen van een aanbod dat een stimulans moet geven om talenten naar Weert of andere gemeenten van opleiding terug te laten keren. Op deze wijze tracht men ook een impuls aan de moderne (beeldende) kunst in Weert te geven.
20 21
Zie paragraaf 3.5.2 Zie paragraaf 4.1.2
47
Een belangrijke voorwaarde bij het realiseren van de genoemde doelstellingen is een professioneel functionerende organisatie. In de actuele fase van ontwikkeling van het Rick vraagt dit veel aandacht. In een latere fase volgt een meer inhoudelijke beschrijving van het instellingsbeleid. Gezien het brede werkterrein van het Rick verdient het aanbeveling kennis te nemen van de regeling Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur. Hierin realiseren, rijk en de gemeente gezamenlijk combinatiefuncties binnen de twee of drie van de genoemde onderdelen. Deze regeling gaat in 2009 voor alle gemeenten van start. Daarnaast is er landelijk gezien een sterke ontwikkeling naar het verbinden van diverse kunstdisciplines (cross-overs). De positie van het Rick als spin in het web, daagt uit tot een regierol in deze. Gemeente Zie hetgeen is opgemerkt in paragraaf 3.5.3 inzake Kunst en cultuureducatie. Vooralsnog conformeren wij ons aan het voorgenomen beleid van het Rick. Wij streven er naar om bij een nadere uitwerking van het instellingsbeleid actief betrokken te zijn. 3.5.5.B.2 Huidige stand van zaken Zoals eerder opgemerkt richt de organisatie zich na het tot stand komen van de juridische fusie op het realiseren van de organisatorische fusie. Aansluitend zal een traject naar het formuleren van het inhoudelijke beleid worden ingezet. Daartoe ontwikkelt de organisatie op dit moment in samenwerking met Cultuurnetwerk Nederland een scholings- en ontwikkelingstraject. Dit moet in de komende periode resulteren in meerjaren beleidsplan. 3.5.5.B.3 Bestaande knelpunten Veel bestaande knelpunten zijn opgelost in het fusieproces. Wat nog resteert zijn: ● Bouwkundige situatie - de klimaatbeheersing in beide gebouwen is onvoldoende. In verhevigde mate geldt dit voor ruimten waar specifiek gebruik van ovens voor edelsmeden/keramiek in gebruik zijn. Hier raakt men de grens van het aanvaardbare. - het Rick geeft aan dat het draagvermogen van vloeren (i.r.t kleiopslag) mogelijk de kritische toleranties benadert. - de verbinding tussen beide Rick-gebouwen, loopt door het Munttheater. Dit is voor alle partijen een ongewenste en belemmerende situatie. - de gebouwen van het Rick zijn beperkt zichtbaar in het stadsbeeld. - expositieruimten (ook voor professionals) zijn beperkt. - een tekort aan geschikte oefenruimte vormt een grote belemmering voor de verdere ontwikkeling van de PO&Rock’s-Cool. ● Kunstuitleen Weert (toelichting zie 3.6.4) ● In de loop van de afgelopen periode is onder de bestuurlijke paraplu van het Rick een aantal andere organisaties of deeltaken daarvan geplaatst. (Ku+Cu, Kunstuitleen, Filmhuis, Beiaardcomité). De bestuurlijke samenhang en onafhankelijkheden lopen daarmee het risico een enigszins diffuus karakter te krijgen. ● Hoewel er voldoende kansen liggen is het poponderwijs en de popcultuur in Weert onvoldoende ontwikkeld. ● Door snelle technologische ontwikkeling veroudert lesapparatuur (met name audiovisueel) zeer snel.
48
NB De Kunstuitleen is aangeduid als een manifest knelpunt. Er dient duidelijkheid te komen over de situatie van de kunstuitleen. Wij persisteren in ons besluit de gemeentelijke subsidiëring aan de Kunstuitleen stop te zetten. Wel zijn wij bereid de organisatie tijdelijk te ondersteunen naar het ontwikkelen van een zelfstandig functionerend alternatief. In dit kader zullen wij tevens ons beleid met betrekking tot moderne kunst nader uitwerken 3.5.5.B.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Instelling ● Aanleveren van een meerjaren beleidsplan en periodieke jaarplannen voor de periode 2009-2013. ● Versterken van de organisatorische samenwerking met de overige professionele culturele instellingen in Weert. ● Ontwikkelen van initiatieven in het kader van cultureel ondernemerschap. ● Ontwikkelen/overleggen van specifiek Kwaliteitsbeleid ● Verzorgen van periodieke managementrapportages conform een overeen te komen format. ● Bewaken van onafhankelijke structuren/financieringskaders van ondergebrachte organisaties. ● Versterken van poponderwijs i.s.m Bosuil Gemeente ● Formuleren van gemeentelijk kunst/cultuur educatiebeleid ● Aanpassen van de Uitvoeringsovereenkomst naar de voorwaarden zoals die zijn benoemd in de Nota van Uitgangspunten. (paragraaf 4.2.2). ● Ontwikkelen van een format voor: - een instellingsbeleidsplan - een instellingsbegroting en jaarplan - periodieke managementrapportages (instelling) ● Initiëren van een horizontale (professioneel/professioneel) en verticale (professioneel/amateur) samenwerkingsverbanden. ● Heroriëntatie op afschrijvingstermijnen lesapparatuur.
49
3.5.5.C De Bosuil Onder de verzamelnaam “De Bosuil” verenigen zich twee juridische entiteiten, te weten: a: het muziekcentrum De Bosuil Volgens de oprichtingsstatuten richt het muziekcentrum zich op het bevorderen van mogelijkheden tot eigentijdse ontspanning, opvang en ontmoeting van jongeren vanaf 14 jaar. (Pop)Muziek en de passieve beleving ervan, staat daarbij als middel centraal. Inmiddels heeft de Bosuil zich ontwikkeld tot een breder Muziekcentrum. Hoewel nog niet alle potentiële doelgroepen even goed worden bereikt, programmeert men muziek voor jong en oud in uiteenlopende stijlen. Daarnaast faciliteert MC de Bosuil bijeenkomsten voor lagere - en middelbare scholen. b. het muziekcollectief De Bosuil. Dit richt zich vooral op de actieve participatie van jongeren in de popmuziek. Daartoe coördineert zij de verhuur van oefenruimtes en biedt ondersteuning bij ontwikkeling en optredens. Muziekcentrum en muziekcollectief de Bosuil zijn voorzieningen die zeker passen in de culturele infrastructuur van Weert en omgeving. Zij verzorgen gemiddeld rond de 150 activiteiten per jaar, die in totaal door zo’n 20.000 personen worden bezocht. Daarnaast is de Bosuil sterk betrokken bij het jaarlijkse Bospop dat rond de 24.000 toeschouwers trekt bij 2 festivaldagen. In de afgelopen jaren zijn de bezoekersaantallen en de activiteiten steeds gegroeid. Daarmee heeft het muziekcentrum zich ontwikkeld tot een herkenbaar poppodium in de regio Midden Limburg. Zij heeft een sterke positie in het clubcircuit, ook buiten de regio. De recente geschiedenis van de Bosuil heeft, om in poptermen te blijven, een nogal heavy karakter. Vanaf de start in 2003 berust de organisatie louter op de inzet van vrijwilligers, zowel in bestuurlijke als in uitvoerende zin. Er mag respect zijn voor hetgeen een groep van zo’n honderd mensen in de Bosuil vrijwel belangeloos tot stand heeft gebracht en nog steeds brengt. In die zin is de Bosuil een goed voorbeeld van “community art”. De zwakkere kant van een vrijwilligersorganisatie is dat er beperkte waarborgen zijn op continuïteit van de werkzaamheden en professionaliteit van bedrijfsvoering. Dit probleem heeft zich in de Bosuil ook voorgedaan. Bestuur en gemeente zijn hierover reeds lange tijd met elkaar in gesprek. Omdat wij er vanuit onze visie belang aan hechten de voorziening in stand te houden, is in goed overleg tussen Bosuil en gemeente gewerkt aan de oplossing van dit probleem. Dit betreft niet alleen een interventie in financiële zin, maar ook in de organisatorische randvoorwaarden die nodig zijn om tot een gezonde bedrijfsvoering te komen. De inspanningen die daarvoor nodig zijn komen zowel van de zijde van de gemeente, als die van het bestuur van de Bosuil. Wij streven er naar hiermee een basis voor een gezonde toekomst te scheppen. 3.5.5.C.1 Actueel beleid Instelling De instelling staat voor een aantal belangrijke veranderingen. Na sanering van de schuldenproblematiek, zal de organisatie in een aantal opzichten moeten worden aangepast. Daartoe hebben wij in 2006 door een extern deskundig bureau onderzoek laten doen naar de bestaande situatie. Uit dit onderzoek is een aantal aanbevelingen naar voren gekomen, waarvan wij in de komende periode de implementatie willen ondersteunen. De belangrijkste aanbevelingen richten zich op het professionaliseren van de organisatie en het versterken van de samenwerking met andere culturele organisaties. De professionalisering van de organisatie heeft betrekking op het verminderen van de risico’s die kleven aan een volledige vrijwilligersorganisatie. Dit behelst het aantrekken van een beperkte formatie aan professionele medewerkers en verandering van de positie van het bestuur. Deze aanpassingen kunnen in eerste
50
instantie niet zonder financiële gevolgen voor de gemeente zijn. Deze zullen in de meerjarenbegroting van de Bosuil tot uitdrukking worden gebracht. De opdracht die wij aan het professionaliseringstraject verbinden is dat de Bosuil door goed cultureel ondernemerschap het aandeel eigen inkomsten in de komende jaren dient te vergroten. Tevens dient men de strategie en het beleid voor de komende jaren in een ondernemingsplan tot uitdrukking te brengen. Het professionaliseringstraject start met het aantrekken van een extern deskundige kwartiermaker. Deze heeft de opdracht om binnen de afgesproken financiële kaders de voorwaarden te scheppen voor een succesvolle doorstart. Het bestuur van de Bosuil zal zich in dit proces dienen te richten naar de uitgangspunten van de code Cultural Governance. Overigens stelt het bestuur zich zeer constructief op in het bereiken van een door beide partijen gewenst resultaat. Gemeente. De gemeente heeft geen actueel geformuleerd popbeleid. De laatste popnota dateert uit het midden van de jaren negentig. Dat neemt niet weg dat wij de situatie van de Bosuil benaderen vanuit een visie op de popmuziek. Was popmuziek aanvankelijk een aspect van een “tegencultuur”, die door ouderen met enige argwaan werd bekeken, in deze tijd wordt de waarde ervan volledig erkend. Popmuziek is uitgegroeid tot een populaire, laagdrempelige cultuurvorm voor jong en oud, ongeacht de culturele en sociale achtergrond. De popmuziek zelf ontwikkelt zich voortdurend. In de jaren zestig waren de Beatles en Rolling Stones met hun beat- en Rockmuziek het symbool van verzet tegen de oudere generatie. In de huidige tijd lopen zij een goede kans om “watjes” genoemd te worden. Hiphop, dance, urban, nu-jazz, latin en crossovers van wereldmuziek zijn nu in de poppodia te beluisteren. En over enkele jaren zullen er ongetwijfeld weer nieuwe vormen zijn. Elk van deze muziekvormen heeft zijn eigen publieksgroep en draagt op deze wijze bij tot sociale cohesie binnen de groep. Crossover-programmering kan bijdragen tot cohesie tussen verschillende publieksgroepen. Wij streven er naar dat in de programmering van de Bosuil deze artistieke diversiteit gestimuleerd wordt. Binnen de popwereld is de grens tussen amateur- en professionele beoefening niet scherp te trekken. Vrijwel elke popgroep van enige naam is begonnen in een lege garage of een oud schoollokaal. Juist in een dergelijke setting is het zinvol
51
om talentontwikkeling te stimuleren. In de situatie van de Bosuil zijn hiertoe veel kansen. De regio Weert kenmerkt zich door een opvallend aantal jonge bandjes en in samenwerking met de Pop&Rock ‘s –cool van het Rick, kan er veel aan opleiding en talentontwikkeling worden geboden. Pop heeft daarmee een belangrijke culturele betekenis. Zij kan tevens een positieve bijdrage leveren aan het jeugd- en integratiebeleid, cultuureducatie en het imago van Weert. 3.5.5.C.2 Huidige stand van zaken De sanering van de schuldenproblematiek is in een afgerond stadium. Aansluitend zal de organisatie worden aangepast aan de voorwaarden die horen bij professionele bedrijfsvoering. Daarmee zullen nog niet alle knelpunten die zich in de afgelopen periode hebben gemanifesteerd zijn opgelost. Wat nog rest zijn vooral vraagstukken die betrekking hebben op de bouwkundige infrastructuur en gebruikswaarde van het gebouw. Vooralsnog beperken wij ons echter tot hetgeen nu voorligt en in behandeling is genomen. In de afgelopen jaren heeft de Bosuil haar functionele bestaansrecht in voldoende mate aangetoond. In de komende periode na uitvoering van de voorgestelde maatregelen, zal de organisatie haar continuïteit en ondernemerschap moeten versterken en blijvend aantonen. In de fase daarna zullen wij beoordelen op welke wijze dient te worden omgegaan met de dan nog resterende vraagstukken. 3.5.5.C.3 Bestaande knelpunten (anders dan de financiële vraagstukken) ● Het gebouw kent een aantal bouwkundige knelpunten, waaronder: - tekort aan opbergruimten - de garderobe is te klein - een kleedruimte voor grote bands ontbreekt - tekort aan oefenruimten (mede i.r.t. activiteiten Rick) - onbeveiligde situatie bij ticketverkoop - klimaatbeheersing in diverse ruimten. ● De omgeving van het gebouw kent een aantal beperkingen, waaronder: - Bewegwijzering naar de Bosuil ontbreekt. - De openbare verlichting nabij het muziekcentrum is onvoldoende - Aankondiging van concerten wordt niet in voldoende mate toegestaan. ( o.a . door middel van driehoeksborden in Weert en bijvoorbeeld een permanente reclamezuil aan de Randwegzijde) ● Drankvergunning De Bosuil heeft op dit moment een beperkte drankvergunning. Dit beperkt de mogelijkheden op het uitvoeren van meer commerciële activiteiten en daarmee het genereren van aanvullende inkomsten. ● De Bosuil is een kleine en daarmee kwetsbare organisatie. Dit legt veel druk op de beschikbare menskracht en/of de noodzakelijke deskundigheid bij staftaken als marketing/pr e.d. Dit versterkt de behoefte aan samenwerking. ● De komende jaren zal het aantal poppodia in de regio toenemen. Dit bekent verandering in de concurrentiepositie van de Bosuil. 3.5.5.C.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Instelling ● Aanleveren van een meerjaren beleidsplan en periodieke jaarplannen voor de periode 2009-2013. ● Verminderen van eigen kwetsbaarheid door het versterken van de organisatorische samenwerking met de overige professionele culturele instellingen in Weert en omgeving. ● Inrichten van het bestuur van de stichting conform de uitgangspunten van de code Cultural Governance ● Ontwikkelen van initiatieven in het kader van cultureel ondernemerschap. ● Ontwikkelen/overleggen van specifiek Kwaliteitsbeleid ● Verzorgen van periodieke managementrapportages conform een overeen te
52
komen format ● Advies om zich in het kader van belangenbehartiging en beschikbaarheid van deskundigheid aan te sluiten bij de koepelorganisatie van poppodia i.c VNP. Gemeente ● Formuleren van gemeentelijk popbeleid ● Aanpassen van de Uitvoeringsovereenkomst naar de voorwaarden zoals die zijn benoemd in de Nota van Uitgangspunten. (paragraaf 4.2.2). ● Ontwikkelen van een format voor: - een instellingsbeleidsplan - een instellingsbegroting en jaarplan - periodieke managementrapportages (instelling) ● Initiëren van een horizontale (professioneel/professioneel) en verticale (professioneel/amateur) samenwerkingsverbanden
53
3.5.5.D
Bibliocenter Weert
De bibliotheek is in de gemeente een belangrijke en voor iedereen toegankelijke sociaal culturele voorziening. Van oudsher is het de taak van bibliotheken om mensen te helpen bij het vinden van antwoorden op vragen en toegang te bieden tot een breed aanbod van literatuur en andere media. Daartoe ontsluit zij beschikbare informatie op een wijze die voor veel mensen toegankelijk is. Dit vanuit de ideologie dat vrijheid, welvaart en ontplooiing van samenleving en individu fundamentele menselijke waarden zijn. Deze kunnen alleen worden gerealiseerd door goed geïnformeerde burgers, die in staat zijn hun democratische rechten uit te oefenen en een actieve rol te spelen in de samenleving.22 Vrije toegang tot kennis en cultuur is hierbij een voorwaarde. Belangrijke veranderingen in de taak van de bibliotheek ontstonden op het moment dat het gebruik van informatie- en communicatietechnologie in omvang toenam. Dit leidde in 2000 tot een heroriëntatie op de functies van de bibliotheek. De resultaten daarvan verschenen in het landelijke rapport “Open poort tot kennis” . Een belangrijk speerpunt werd het vergroten van de innovatieve kracht van bibliotheken door schaalvergroting. In Weert en omgeving heeft dit geleid tot een fusie tussen drie bibliotheekstichtingen in de regio midden Limburg (westelijk van de Maas). Deze fusie was op 1 juli 2008 een feit. Binnen deze fusieorganisatie is de openbare bibliotheek Weert een instelling waarin culturele en sociaalmaatschappelijke functies goed samengaan. Als een van de weinige sociaal culturele organisatie is zij zeer recent gecertificeerd, hetgeen een aanwijzing is voor een hoogwaardige kwaliteit van organisatie en dienstverlening. In de auditrapportage wordt de bibliotheek van Weert gekenschetst als een innovatieve en flexibele organisatie, waarbij het groot aantal activiteiten en de goede samenwerking met andere culturele organisaties (o.a in Ku+Cu verband) opvallen. 3.5.5.D.1 Actueel beleid Instellingsbeleid Door het ontstaan van de recente fusieorganisatie is er nog geen gelegenheid geweest om tot een actueel beleidsplan voor de nieuwe organisatie te komen. Bij de start van de fusie activiteiten is echter wel een visiedocument vastgesteld dat richting geeft aan de verdere inhoudelijke ontwikkeling van de basisbibliotheek. De diensten en functies die beoogd worden zijn die van een: ● Warenhuis van kennis en informatie De bibliotheek als informatieregisseur, die mensen op weg helpt of een aanvulling biedt bij het vinden van de juiste informatie ● Educatief centrum De bibliotheek als platform dat het leren kan ondersteunen of helpt bij de praktische toepassing van het geleerde. ● Encyclopedie van het culturele leven 22
Unesco Manifest over openbare bibliotheken 1994
54
De bibliotheek speelt een belangrijke rol in het lokale culturele leven. Vaak vormt zij daarin een ondersteunende en verbindende factor of een opstap tot actieve en/of passieve deelname. Zij streeft er naar te beschikken over de gebundelde kennis van het lokale culturele leven en kan daarin als gids optreden. ● Inspiratiebron van het lezen In leesbevordering en het laagdrempelig maken van de toegang tot een breed literair aanbod ligt van oudsher de taak van de bibliotheek. Daarbij worden lezers in spé inmiddels ondersteund door achtergrondinformatie en tal van andere diensten en evenementen, die het plezier in lezen ondersteunen. Laag geletterden vormen hierbij inmiddels een belangrijke doelgroep. ● Podium voor ontmoeting en debat. Door een toenemende diversiteit van de samenleving, komen vertrouwde sociale structuren steeds meer onder druk te staan. Traditionele ontmoetingsplaatsen als de buurtwinkel, markt e.d. verdwijnen of krijgen een ander karakter. De bibliotheek wil hieraan graag een nieuwe plaats bieden, waarbij zij het gesprek/debat kan faciliteren, initiëren of ondersteunen. Belangrijke pijlers onder het realiseren van de gestelde doelen zijn de aanwezigheid van voldoende en gespecialiseerd personeel, een brede collectie fysieke en digitale informatiebronnen, aansluiting bij landelijke (digitale) netwerken en huisvesting die het uitoefenen van de beoogde functies fysiek mogelijk maakt. Gemeentelijk beleid In de achterliggende periode is er door de gemeente geen specifiek bibliotheekbeleid ontwikkeld. Wij zijn wel direct betrokken geweest in het recente fusieproces. Na afronding van het juridische deel zal de organisatorische fusie in de loop van 2008/2009 verder gestalte krijgen. De nieuwe organisatie krijgt daarbij de opdracht een ondernemingsplan te schrijven. Dit plan dient gerelateerd te zijn aan het bibliotheekbeleid van de betrokken gemeenten. Dit beleid dient op korte termijn te worden geformuleerd. Daarbij maken wij een onderscheid tussen lokale en bovenlokale beleidsmaatregelen. In het bovenlokale worden de hoofdlijnen van het gemeentelijke bibliotheekbeleid en de inhoud van de basisbibliotheek vastgesteld. Dit gebeurt in gezamenlijk overleg met de betrokken gemeenten. Elke gemeente heeft daarnaast de gelegenheid om ten aanzien van de lokale situatie specifiek beleid in te brengen en aanvullende diensten met de bibliotheek af te spreken. Het vertrekpunt voor het gemeentelijke beleid ligt in het onderschrijven van de beleidsuitgangspunten van de bibliotheekorganisatie, zoals die hierboven zijn verwoord. Daarnaast zullen wij nog een aantal voor Weert specifieke aandachtspunten inbrengen: ● De bibliotheek dient tenminste te voldoen aan de kernfuncties. Wij stimuleren de ontwikkeling van aanvullende functies, mits deze een afgeleide relatie hebben met de kerntaken van de bibliotheek. ● Het lokale pakket wordt jaarlijks besproken en overeengekomen. ● Er is een hechte samenwerking en productontwikkeling met de Stichting Ku+Cu en de daarin participerende organisaties, het onderwijsveld, gemeentemuseum, archief en overige relevante culturele organisaties. ● De bibliotheek onderhoudt samenwerkingsrelaties met maatschappelijke organisaties in het kader van de WMO. Daarbij levert zij een bijdrage in het realiseren van doelen op de prestatievelden 1 (bevorderen sociale cohesie), 3 (advies en ondersteuning van burgers) en 5 (deelname van burgers aan de samenleving). Daarbij is zij aanvullend aan bestaande netwerken. ● De bibliotheek is toegankelijk voor visueel en lichamelijk gehandicapten. ● De bibliotheek versterkt haar positie t.o.v jongeren door digitalisering en aanbieden van haar producten/diensten die aansluit bij de belevingswereld van jongeren.
55
● Men ontwikkelt activiteiten die gericht zijn op specifieke doelgroepen die nu niet of nauwelijks van bibliotheekdiensten gebruik maken, waaronder laaggeletterden, media educatie voor senioren. Er is aantoonbaar beleid op het terrein van cultureel ondernemerschap. ● Het bestuur van de bibliotheek voldoet aan de uitgangspunten van de code Cultural Governance Bovengenoemde elementen zullen onderdeel zijn van het gemeentelijk bibliotheekbeleid en willen wij terug zien in het beleid zoals dat door de bibliotheekorganisatie dient te worden opgesteld. 3.5.5.D.2 Huidige stand van zaken De fusieorganisatie is in juridische zin per 1 juli 2008 afgerond. Er is een nieuwe directie benoemd. Deze heeft de opdracht om de fusie ook in organisatorische zin verder vorm te geven. Een aantal staftaken die nu in elk van de onderscheiden bibliotheken worden uitgevoerd, zullen naar alle waarschijnlijkheid in een “backoffice” model worden geconcentreerd. Wij zullen daarin nadrukkelijk volgen dat men zorgvuldig omgaat met de belangen van de bibliotheekmedewerkers in Weert. Aan onze subsidie verbinden wij in overleg met de andere betrokken gemeenten dat de organisatie uiterlijk eind 2009 een adequaat ondernemingsplan dient te overleggen. 3.5.5.D.3 Bestaande knelpunten ● Uit een kwaliteitsaudit blijkt dat de omvang van de personeelsformatie in relatie tot het aantal uit te voeren taken vrij krap is . (Wij wachten echter met het bepalen van een standpunt in deze tot nadere uitwerking van de mogelijke synergievoordelen van de fusie) ● In de huidige situatie zijn er mogelijkheden voor een meer optimale benutting van het gebouw. ● De infrastructuur van het huidige gebouw kan bij het ontwikkelen van nieuwe diensten beperkingen opleveren. 3.5.5.D.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Instelling ● Aanleveren van een meerjaren beleidsplan en periodieke jaarplannen voor de periode 2009-2013. ● Versterken van de organisatorische samenwerking met de overige professionele culturele instellingen in Weert. ● Inrichten van het bestuur van de stichting conform de uitgangspunten van de code Cultural Governance ● Ontwikkelen van initiatieven in het kader van cultureel ondernemerschap. ● Voortzetten van het kwaliteitsbeleid. ● Verzorgen van periodieke managementrapportages conform een overeen te komen format Gemeente ● Formuleren van gemeentelijk bibliotheekbeleid ● Aanpassen van de Uitvoeringsovereenkomst naar de voorwaarden zoals die zijn benoemd in de Nota van Uitgangspunten. (paragraaf 4.2.2). ● Ontwikkelen van een format voor: - een instellingsbeleidsplan - een instellingsbegroting en jaarplan - periodieke managementrapportages (instelling) ● Initiëren van een horizontale (professioneel/professioneel) en verticale (professioneel/amateur) samenwerkingsverbanden
56
3.5.5.E Streekomroep De streekomroep bestaat al langere tijd. In 2008 wordt het 25-jarig bestaan gevierd. Bij de eerste experimenten met de lokale omroep werd het medium vooral gezien als tegenhanger van de grootschalige massamedia. Mede door opname in de mediawetgeving, ontwikkelde de lokale omroep zich steeds meer als derde publieke omroeplaag. Inmiddels geeft de Mediawet de lokale omroep een plaats in het bestel, die gelijkwaardig is aan de landelijke en regionale publieke omroepen. Dit brengt tevens een aantal specifieke voorwaarden met zich mee: tenminste 50% van de zendtijd moet worden besteed aan onderdelen van informatieve, culturele en educatieve aard en minimaal de helft van de programma’s dient door de lokale omroep zelf of in zijn opdracht te zijn geproduceerd. Om de lokale binding te waarborgen dient de gemeente een representativiteitsverklaring af te geven voor het programmabeleidsbepalend orgaan (PBO) van de lokale omroep en de leden hiervan te benoemen. In de Mediawet zijn de overheidseisen inzake de programmering en organisatie van de publieke lokale omroep geformaliseerd. Deze zijn gebaseerd op een visie op de betekenis ervan. De functies die met de exploitatie van een lokale omroep worden nagestreefd zijn23: ● Versterken van de lokale democratie Media als publieke omroepen worden geacht hun bijdrage te leveren aan instandhouding en bevordering van de democratie door te informeren, opiniëren, een platform te bieden voor discussie, versterken van de herkenbaarheid van politiek en stimuleren tot deelname aan het publieke debat. De omroepen dienen daarbij onafhankelijk van de (lokale) overheid te kunnen functioneren. ● Lokale informatievoorziening en opiniëring De lokale omroep kan optreden als platform waarop lokale informatie wordt verzameld en/of verspreid, die anders versnipperd in de gemeente te vinden is. Behalve het verzamelen en weergeven van nieuws kan de omroep dit ook becommentariëren en vertalen naar de betekenis voor de bewoners ● Bevorderen van communicatie en sociale cohesie De laagdrempeligheid van een lokale omroep versterkt de mogelijkheid om de communicatie en uitwisseling van ideeën/meningen tussen burgers te faciliteren cq. te versterken. De lokale omroep zou op die wijze een bijdrage kunnen leveren aan wederzijds begrip tussen groepen in de lokale gemeenschap. De Mediawet legt hierbij het accent op pluriformiteit en culturele diversiteit van het publieke omroepaanbod. ● Medium voor bewustmaking en activering/samenlevingsopbouw Deze taak stamt nog uit de tijd dat aan de lokale omroep een belangrijke taak in de samenlevingsopbouw werd toegedicht. Inmiddels is deze functie als specifieke welzijnsfunctie in betekenis verminderd. Wel kan de lokale omroep nog een belangrijke rol spelen in de bewustmaking en versterking van de positie van minderheidgroeperingen. ● Vervullen van specifieke culturele en/of educatieve functies Deze taak kan zich richten op informatie over de lokale cultuur (culturele agenda e.d.) en het bieden van een podium voor amateurorganisaties op de verschillende culturele terreinen en muziek uit de regio. Daarbij kan de lokale omroep een 23
Beleidsbrief VNG SEZ/JOC/2004000849
57
belangrijke rol spelen bij de audiovisuele archivering van hetgeen zich op gemeentelijk niveau afspeelt. Waardevol materiaal kan worden opgenomen in het gemeentearchief. De educatieve taak kan tweeledig worden ingevuld. In de eerste plaats door het bieden van een platform voor lokale educatieve activiteiten en anderzijds door het zelf produceren van educatieve programma’s in samenwerking met lokale instanties als het Rick, Ku&CU en het onderwijs. ● Kweekvijver voor omroeptalent De lokale omroep is regelmatig een eerste stap in de carrière van medewerkers van de regionale en landelijke omroep. Vaak ontstaan programma-ideeën en formats eerst op lokaal niveau. ● Onderdeel van de gemeentelijke informatie- en communicatiestrategie De lokale omroep kan voor de gemeente een belangrijk middel zijn om haar informatie op een laagdrempelige wijze bij de burgers te krijgen. De Mediawet bepaalt echter dat ook de lokale omroep vrij moet zijn van overheidinvloeden. Indien gemeente en lokale omroep samenwerken in het verspreiden van gemeentelijke informatie, dan verdient het aanbeveling dit op te nemen in een aparte overeenkomst en bekostiging, waarbij de omroep bij het aanbieden van het programma de rol van de overheid specifiek toelicht. ● Intrinsieke waarde Veel lokale omroepen, ook die van Weert, draaien op een grote inzet van vrijwilligers. Het samenbrengen van mensen teneinde een gezamenlijke een maatschappelijk relevante prestatie te leveren, wordt hierbij beschouwd als doel op zich. Financiering van de lokale omroepen bestaat voor verreweg het grootste deel uit subsidie van de gemeente. De gemeente zelf ontvangt daartoe een bijdrage in het gemeentefonds (voor 2008 bedraagt dit € 1,11 per wooneenheid). Deze rijksbijdrage is niet geoormerkt. Het is overigens wel de intentie van de Rijksoverheid deze middelen door te sluizen naar de omroepen. In Weert en Nederweert worden de uitzendingen van de lokale omroep verzorgd door de Stichting Streekomroep regio Weert, onder de naam Weert-FM. Daarbij draagt de organisatie zorg voor informatievoorziening via verschillende media i.c. radio, kabelkrant en teletekst. Deze stichting voldoet aan de eisen van de Mediawet, waardoor het Commissariaat voor de Media in juli 2008 voor een vervolgperiode van vijf jaar een nieuwe zendmachtiging heeft toegewezen. 3.5.5.E.1 Actueel beleid Gemeente Er is door de gemeente geen specifiek inhoudelijk beleid geformuleerd ten aanzien van de lokale omroep. Dat neemt niet weg dat de relatie met Streekomroep Weert wel gebaseerd is op een aantal beleidsuitgangspunten. Deze staan verwoord in de producten/dienstenovereenkomst 2005-2007 die gemeente en stichting met elkaar hebben afgesloten. Kernpunt van de gemeentelijke doelstelling is dat zij streeft naar vrije informatievoorziening via radio en een kabelkrant/teletekstvoorziening. De Streekomroep dient daarbij de intentie uit te spreken dat zij voor een minimaal gesteld aantal uren lokaalgerichte radioprogramma’s verzorgt. Hetzelfde geldt voor het zorgdragen voor een kabel- en teletekstprogramma. De programma’s dienen lokaal, informatief, educatief, cultureel en verstrooiend van aard te zijn. Aan de procentuele verdeling tussen de typen programma’s zijn geen nader eisen gesteld. Tevens heeft de lokale omroep de intentie uitgesproken zorg te dragen voor het uitzenden van alle openbare vergaderingen van de gemeenteraad. De gemeente gaat er vanuit dat de Stichting de organisatie en verzorging van de programma’s, inclusief het beheer van de beschikbaar gestelde accommodatie laat plaatsvinden door een vrijwilligers-organisatie. Voor het jaar 2008 is hiertoe een subsidiebedrag beschikbaar gesteld van € 34.000, (inclusief het jaarlijks huurbedrag van € 13.613).
58
De Rijksbijdrage in het gemeentefonds voor lokale omroep bedraagt in 2008 € 1,11 x 20.681 wooneenheden= € 22.956. Overigens werd in de Tweede Kamer op 1 juli 2008 het wetsvoorstel nieuwe Mediawet plenair behandeld. Daarbij werd de Minister opgedragen om de basisfinanciering van de publieke lokale omroep meer adequaat te regelen en op een dusdanig wijze dat de (journalistieke) onafhankelijkheid ten opzichte van de lokale overheid wordt gegarandeerd. Dit zal plaatsvinden binnen het kader van de komende Erkenningswet. Organisatie De streekomroep Weert heeft op 1 juli 2008 haar beleidvisie 2009-2014 gepresenteerd. In haar beleidsdocument heeft de stichting haar missie en doelstellingen duidelijk verwoord. De kern daarvan is dat de omroep er is door en voor mediagebruikers in het uitzendgebied. Hierbij stelt zij zich ten doel een bijdrage te leveren aan een open en democratische samenleving. Dit komt tot uitdrukking in een aantal taken die de organisatie zichzelf stelt i.c 1. Het verzorgen van onafhankelijke nieuws- en informatievoorziening 2. Het bieden van een platform voor producties van en aan de lokale samenleving. 3. Stimuleren en faciliteren van de lokale samenleving om zelf lokale content te produceren. In haar beleid streeft de organisatie naar het uitbreiden van het uitzendgebied en een verhoogd kwaliteitsniveau dat voldoet aan de minimale journalistieke vereisten voor een publieke omroep. De inhoud van de programma’s komt tot stand in samenspraak met het formeel verplichte Programma Beleidbepalend Orgaan (PBO) 3.5.5.E.2 Huidige stand van zaken De streekomroep Weert is al geruime tijd onderwerp van discussie waarbij de vraag naar de legitimiteit en continuïteit van subsidiëring centraal staat. Zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau bestaat het beeld dat de inhoud van de programma’s van Weert FM nog weinig bijdragen aan de doelstellingen zoals die in de inleiding van deze paragraaf zijn verwoord. Om die reden heeft de gemeente de stichting verzocht haar beleid voor de komende jaren zichtbaar te maken. Met het beleidsdocument van 1 juli j.l. heeft het stichtingsbestuur aan dit verzoek voldaan. Het document geeft de intenties weer van een ontwikkeling in de gewenste richting. Het biedt echter weinig houvast bij de beoordeling op welke wijze, binnen welke termijn en met welk concreet resultaat het bestuur haar voornemens tot uitvoering wil brengen. Dat bekent dat wij de komende planperiode zullen benutten voor een meer inhoudelijk overleg om aan de hand daarvan te bepalen of de organisatie in staat is naar het gewenst kwaliteitsniveau toe te groeien en als een betrouwbare communicatiepartner de continuïteit van informatievoorziening kan waarborgen. Daarbij zal de organisatie moeten aantonen dat zij binnen de wettelijke kaders in staat is om haar functies en luisterdichtheid aanzienlijk te versterken. Omdat de gemeente bij het huidige subsidieniveau (€ 34.000) ruimschoots aan haar verplichtingen voldoet, zal Streekomroep Weert tevens in staat moeten zijn om naast het basisbedrag aan subsidies, een substantieel bedrag aan exogene middelen te verwerven. Mochten wij naar aanleiding van deze gesprekken tot de conclusie komen dat de organisatie hiertoe onvoldoende waarborgen kan bieden, dan zullen wij met inachtneming van een verplichte afbouwregeling het subsidieniveau tot nihil terugbrengen. In dit proces willen wij tevens onderzoeken of en zo ja op welke wijze en onder welke specifieke voorwaarden de huidige taken van Streekomroep Weert eventueel bij andere omroeporganisaties (v.b. Weert TV) of een andere Stichting Streekomroep kunnen worden ondergebracht. 3.5.5.E.3 Bestaande knelpunten ● De huidige producten/dienstenovereenkomst biedt te weinig houvast voor het sturen op gewenste prestaties en juridische houdbaarheid bij geschillen.
59
● De organisatie van de streekomroep berust louter op vrijwilligerswerk. Mede op basis van negatieve ontwikkelingen in de beschikbaarheid van vrijwilligers biedt onvoldoende waarborgen op continuïteit en kwaliteit van de dienstverlening. ● Het verstrekken van overheidsinformatie via Streekomroep Weert is niet ondersteund door een zogenoemde co-productieovereenkomst. 3.5.5.E.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Organisatie ● Nader uitwerken van het stichtingsbeleid met betrekking tot lokale omroep ● Uitvoeren van periodieke onderzoeken naar luisterdichtheid Gemeente ● Expliciteren van het gemeentelijk beleid met betrekking tot lokale omroep ● In samenwerking met het bestuur van Streekomroep weert beoordelen van de haalbaarheid van een gezonde toekomst binnen de gegeven financiële kaders. ● Ontwikkelen en zonodig uitrollen van alternatieve scenario’s. NB De streekomroep is een manifest knelpunt. Hoewel het bestuur van de stichting duidelijk haar intenties heeft uitgesproken om Weert FM te laten toegroeien naar het gewenste prestatieniveau, zullen wij in deze planperiode de ontwikkelingen nauwlettend volgen. Daartoe onderhouden wij periodiek overleg met de organisatie en stellen wij een aantal randvoorwaarden. Mocht in de loop van dit proces blijken dat het gewenste niveau niet gerealiseerd kan worden, dan zullen wij deze planperiode nog aansturen op het ontwikkelen van alternatieven die anders zijn dan zelfstandig bestaan voor de huidige streekomroep.
60
3.6 Overige aandachtsgebieden 3.6.1 E-cultuur In de vigerende beleidsnota Kunst van Leven van het ministerie van OCW is een belangrijk hoofdstuk gewijd aan het thema E-cultuur, ook wel aangeduid als Nieuwe Media. De essentie van e-cultuur is dat digitalisering zich in hoog tempo ontwikkelt en zich nestelt binnen bestaande patronen, om vervolgens daaraan nieuwe waarden, vormen en gedragpatronen toe te voegen. Bestaande praktijken en rollen veranderen en er ontstaan andere verhoudingen. Inmiddels is informatie- en communicatietechnologie diep doorgedrongen in ons dagelijks leven. Zij heeft een plaats in zeer veel van de activiteiten die wij dagelijks doen. Internet heeft nieuwe ruimte gecreëerd, met als kenmerk dat twee richtingsverkeer mogelijk is. Mensen kunnen dus zelf het initiatief nemen om ergens actief in deel te nemen en zich als individu aan te sluiten bij communities. Hyves en Linkeld zijn hiervan de meest bekende voorbeelden. Deze ontwikkelingen hebben ook hun invloed op de wijze waarop wij kunst maken, verspreiden, bewaren en er in participeren. Een korte opsomming. Nieuwe media leveren een belangrijke bijdrage aan… ● Kennis en erfgoed ontsluiting, kennisverspreiding en nieuwe vormen van kennisverwerving. Dit is van invloed op de wijze waarop cultureel erfgoed wordt ontsloten (museum, archief, archeologie, monumentenzorg), de wijze waarop de bibliotheek informatie toegankelijk maakt en ook de wijze waarop media vormgeven aan nieuws, het publieke debat en cultuur (Streekomroep, Weert TV, lokale dagbladen) ● Nieuwe manieren waarop kunstenaars en producenten zich uitdrukken. ● Nieuwe vormen waarin kunstenaars en producenten hun werk presenteren. ● De wijze waarop culturele organisaties met elkaar en hun publiek/deelnemers communiceren ● Nieuwe verbindingen (crossovers), niet alleen tussen de verschillende culturele sectoren onderling, maar ook met het onderwijs en andere maatschappelijke sectoren. ● Bedrijfsvoering van de culturele organisaties en daarbinnen de mogelijkheden tot samenwerking. Kortom, de digitale mogelijkheden hebben het potentieel om kunst en cultuur voor zeer velen beschikbaar te maken, daarbij niet gebonden aan tijd en plaats. Het publiek vindt steeds meer zijn weg in de digitale omgeving om zich te informeren over kunst, het te bekijken of eventueel actief in deel te nemen. Daarmee bekleedt e-cultuur een belangrijke plaats in de beleidsthema’s cultuurparticipatie en cultuureducatie. Uiteraard heeft dit ook gevolgen voor de culturele instellingen. Vooral voor de professionele instellingen is deze ontwikkeling een aandachtspunt. Natuurlijk blijven
61
zij een programma aanbieden in de context van de eigen organisatie. Het begrip presentatie kan echter een andere betekenis krijgen. Want hoe ga je om met nieuwe spelers die hun kunst/diensten rechtstreeks aanbieden aan het publiek, welke relatie ga je met nieuwe spelers aan, hoe kunnen verbindingen met andere sectoren jouw aanbod versterken, wat is de relatie tussen fysieke en virtuele cultuurparticipatie en welke gevolgen heeft dit voor programmeren, cursusaanbod en dergelijke?24 Bovengenoemd ontwikkeling doen de vraag rijzen of, en zo ja welke rol wij als gemeentelijke overheid in deze ontwikkeling zouden moeten innemen en welke acties daaraan gebonden zijn? Wij zien voor onszelf zeker een rol als “bemiddelaar/regisseur”. Daarbij richten wij ons op de plekken in het veld waar nu al kennis wordt opgebouwd, zoals in steunpunten, culturele instellingen, verenigingen en onderzoekcentra. Wij vinden het belangrijk die kennis bij elkaar te brengen en te benutten door het vormen van expertise kernen. Samen kennis opbouwen, delen en ontwikkelen en ruimte creëren voor nieuwe, interdisciplinaire projecten die worden opgezet vanuit een gedeelde visie. 3.6.1.1Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Deze cultuurplan periode willen wij benutten voor het opbouwen van onze eigen kennis op het terrein van e-cultuur, het in kaart brengen en samenbrengen van relevante spelers in dit veld, samen met hen werken aan een visie rond e-cultuur, een oriëntatie op de realisatie van een Virtueel Kunst en Cultuurcentrum25 en onderzoek naar de wijze waarop binnen de bestaande regelgeving middelen kunnen worden gegenereerd voor projectmatige ondersteuning.
3.6.2 Film De diversiteit in stijlen en genres binnen het medium film is groot. Dit loopt van eenvoudig vermaak tot beperkt toegankelijke kunst. Films die kunst/cultureel en cinematografisch waardevol zijn vallen onder de genres art-house, kwaliteitsfilm, experimentele film, documentaires en klassiekers. Waar de populaire en commercieel gerichte filmproducties vooral in de bioscopen worden vertoond, vinden wij de meer kunstzinnige films meestal in specifieke filmtheaters/arthouses. Filmtheaters zijn vanuit cultuur optiek interessant omdat zij een plek zijn waar met relatief weinig middelen een goed, inhoudelijk cultureel interessant aanbod kan worden geboden. Tegelijk is een brede doelgroep cultureel geïnteresseerden te bereiken. Het oorspronkelijke profiel van de filmhuisbezoeker was dat van een hoger opgeleide, afkomstig uit de iets hogere klasse, een 1 of 2 persoonshuishouden en geïnteresseerd in kunst, cultuur, politiek en reizen. Op basis van landelijke cijfers tekent zich een toenemende belangstelling voor de filmhuisfilm af met een toenemende differentiatie in bezoekers. Inmiddels worden steeds meer jongeren bereikt vooral door speciale activiteiten, festivals en internationaal georiënteerd programma-aanbod. Ook worden steeds meer nieuwe Nederlanders geëngageerd door een gericht aanbod. In die ontwikkeling neemt ook de betekenis van een filmhuis op de vijf kernwaarden van kunst en cultuur toe. Binnen de standaard infrastructuur voor een gemeente in de omvang van Weert past dan ook een filmhuis waar meerder dagen per week vertoning plaatsvindt. In de actuele situatie van Weert verzorgt het in 2006 opgerichte stichting Filmhuis Weert het aanbod op dit terrein. Daarbij heeft zij een sterke samenwerkingsrelatie met de aanbieder van de meer commerciële films i.c. Gotcha! Cinema, waarvan ook de infrastructurele voorzieningen worden gebruikt. Daarnaast heeft Gotcha! Cinema zich bereid verklaard de logistieke afwikkeling en het exploitatierisico van de titelkeuze van Filmhuis Weert op zich te nemen. De setting van een filmhuis binnen 24 25
Naar E-cultuur. Bouwstenen voor praktijk en beleid. Een culturele website, om culturele inhoud bij culturele informatie/inhoud bij geïnteresseerden te brengen en communicatie en participatie te stimuleren, aangepast aan de verschillende doelgroepen.
62
een commerciële bioscoop komt nog niet veel voor. Zij kent een eigen dynamiek waarmee in Nederland nog weinig ervaring bestaat. Het Filmhuis ontwikkelt tevens een intensieve samenwerking met het Rick en het voorgezet onderwijs in het kader van filmeducatie. Men maakt voor ondersteuning gebruik van het Huis voor de Kunsten (een provinciale ondersteuningsorganisatie) en het Nederlands Fonds voor de film. Het aantal vertoningen van het Filmhuis ligt met reguliere twee wekelijkse vertoningen rond de 50 per jaar met gemiddeld 3000 bezoekers per jaar. Dat is in beide opzichten laag in relatie tot landelijke cijfers. Deze geven aan dat voor gemeenten tussen de 30.000 en 90.000 inwoners een potentieel van 25.000 tot 50.000 bezoekers haalbaar moet zijn, bij zo’n vijf vertoningen per week. Nu zal dat in de grootstedelijke gebieden eerder haalbaar zijn, maar deze cijfers geven wel een indicatie dat er in Weert nog een behoorlijk potentieel aan filmhuisbezoekers is, dat in de huidige situatie kennelijk nog niet bereikt wordt. Dit zal ongetwijfeld te maken hebben met de in Weert nog jonge traditie op dit punt en het ontwikkelingsstadium van de organisatie. Een bijzonder aspect hierbij is nog het door elkaar lopen van sferen tussen Cinema en Filmtheater. Cinema wordt al snel geassocieerd met “popcorn en cola” een aspect waar de gemiddelde filmhuis-bezoeker zich niet direct mee geassocieerd voelt. Zolang dit gevoel bestaat trekt men naar Plaza Futura in Eindhoven. Het is dus zaak bestaande negatieve beelden om te buigen. 3.6.2.1Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Binnen de huidige situatie van het Filmhuis Weert is er vooralsnog geen aanleiding de relatie tussen gemeente en filmhuis, financieel een andere inhoud te geven. Wij moeten er echter rekening mee houden dat bij een verdere ontsluiting van het potentieel, de huidige organisatorische en infrastructurele situatie mogelijk beperkingen zal gaan opleveren. Wij zullen deze planperiode benutten om in samenwerking met het Filmhuis de ontwikkelingen te volgen en een meer concreet toekomstperspectief ontwikkelen.
3.6.3 De Weerter beiaard Een bijzonder element in de culturele infrastructuur van Weert is de beiaard. Het is een traditioneel instrument dat zijn oorsprong vond in de zuidelijke Nederlanden. Hoewel nog geen twintig jaar oud heeft de beiaard van Weert, geplaatst in de St. Martinuskerk, een uitstraling weten te creëren die tot ver buiten de grenzen van Weert reikt. Het feit dat de beiaard inmiddels uit zo’n 49 klokken bestaat en live bespeeld kan worden draagt daar zeker aan bij. In de zomer wordt rond de Weerter Beiaard jaarlijks een muziekfestival georganiseerd. Hierbij worden niet alleen gerenommeerde gastbeiaardiers uit de hele wereld uitgenodigd, maar creëert men ook crossovers met artiesten en muziekkorpsen uit Weert en omgeving. Leuk is dat op de Weerter beiaard alle genres van muziek ten gehore worden gebracht. Van klassiek tot pop en zelfs heavy metal. Het instrument bereikt daarmee alle lagen van de bevolking. Door de mogelijkheid verzoeknummers aan te vragen en het werk van de beiaardier te kunnen volgen op schermen, wordt het publiek nadrukkelijk bij het instrument betrokken. Promotie, programmering en technisch beheer wordt uitgevoerd door een team van enthousiaste vrijwilligers uit Weert en omstreken. Een groep “Vrienden van de beiaard” ondersteunt niet alleen ideologisch, maar ook financieel. Dit illustreert een groot draagvlak onder de bevolking. In samenwerking met het Rick vinden jaarlijks excursies plaats voor scholieren uit het voortgezet onderwijs in het kader van CKV-dagen. 3.6.3.1Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 Bestendiging van bestaand beleid
63
3.6.4 (Hedendaagse) beeldende kunst en kunstuitleen De rol van de gemeente op het terrein van beeldende kunst kan liggen op een breed scala van activiteiten. Deze betreffen o.a. het opdragen of aankopen van beeldende kunst door de gemeente, al of niet met behulp van een daartoe ingestelde adviescommissie; galerie- en atelierbeleid; faciliteren van kunstenaarsinitiatieven/ broedplaatsen; presentatie en onderhoud van beeldende kunst; vergoedingen aan kunstenaars voor het exposeren; percentageregelingen en kunstuitleen. Met uitzondering van de kunstuitleen hebben wij de afgelopen jaren op alle andere aspecten weinig betekenisvolle initiatieven of specifiek beleid ontwikkeld. Gedachten hierover zijn blijven liggen voor een aantal financiële drempels en een beeld dat er binnen Weert een beperkte belangstelling is voor vooral hedendaagse beeldende kunst. De vraag die zich in dit kader echter gaat voordoen is of de wal het schip niet keert. Door als gemeente weinig stimulerend te zijn in de beeldende kunst, ontstaat er ook minder confrontatie tussen een breed publiek en kunst. De belangstelling er voor krijgt derhalve minder kans om te groeien. Daarnaast zijn de facilitaire mogelijkheden om op een adequate wijze te exposeren beperkt. Anderzijds gebiedt de realiteit te stellen dat er weinig redenen zijn om aan te nemen dat onze financiële mogelijkheden de komende jaren een substantiële investering in deze richting mogelijk maken. Dat neemt niet weg dat wij ons in de komende planperiode nadrukkelijker in dit thema willen verdiepen. In samenwerking met de betreffende sector willen wij de, de slaagkansen op een versterkte ontwikkeling van deze tak nadrukkelijker in beeld brengen, aan de hand van een gericht onderzoek naar de belangstelling en het potentieel aan mogelijkheden voor beeldende kunst. Een belangrijk aspect binnen dit onderzoek naar slaagfactoren zal de mogelijkheid zijn op het verwerven van exogene middelen en een op ondernemerschap gerichte aanpak. Aan de hand van de uitkomsten van dit onderzoek zullen wij beoordelen of wij ons beleid ten aanzien van de beeldende kunst nader moeten ontwikkelen. Bij een stimulerende uitkomst zal dit beleid in de komende planperiode worden geformuleerd. De kunstuitleen is binnen Weert de afgelopen periode regelmatig onderwerp van gesprek geweest. Het in 1984 voor het eerst genomen besluit om als gemeente te participeren in kunstuitleen is gebaseerd geweest op de doelstelling om hedendaagse beeldende kunst en een breder publiek dichter bij elkaar te brengen. Veel mensen zijn weinig bekend met hedendaags beeldende kunst. Soms ontbreekt het aan kennis en ervaring met deze kunstvorm of beschikt men over onvoldoende financiële middelen. De kunstuitleen is op zich een goed middel om de groep “niet gebruikers” te interesseren voor beeldende kunst of hen de mogelijkheid te bieden om kunst in huis te halen. Naast de uitleenfunctie verzorgen veel kunstuitleeninstellingen ook activiteiten van informatieve en educatieve aard. De collectie wordt meestal verworven door rechtstreeks werk van beeldend kunstenaars aan te kopen/cq. te huren. In Weert wordt de kunstuitleen georganiseerd als dependance van het Bonnefantenmuseum in Maastricht, in samenwerking met het Rick en de gemeente Weert De oorspronkelijke doelstelling onderschrijven wij nog steeds, maar ten aanzien van de rol van de gemeente in de kunstuitleen zijn wij om verschillende redenen26 tot een ander standpunt gekomen. Dat heeft geleid tot ons voorgenomen besluit d.d. 16 mei 2008 om per 1 januari 2009 de gemeentelijke subsidie aan de kunstuitleen stop te zetten.
26
Zie toelichting op het voorgenomen besluit
64
Dit voorgenomen besluit heeft geleid tot een reactie van het Rick. Deze heeft verzocht tot een heroverweging van het standpunt en heeft daarbij aangegeven de plaats van de kunstuitleen, met name op educatief vlak, een grotere betekenis te willen geven dan tot nu toe het geval was. Vooralsnog leidt dit inhoudelijk niet tot een andere standpunt onzerzijds. Wij zijn van mening dat de uitleenfunctie van de kunstuitleen op basis van een zelfstandige exploitatie mogelijk is. Daarbij moet men bereid zijn om buiten bestaande structuren te denken. Samenwerkingsverbanden met bibliotheek of andere kunstuitleenorganisaties zijn opties die in dit kader zeker overwogen moeten worden. De informatieve en educatieve functies die vaak onderdeel zijn van een kunstuitleen, worden in Weert als regulier onderdeel van de activiteiten van het Rick en Ku&Cu verzorgd. Wij willen de betrokken partijen echter graag de gelegenheid geven om met een goed onderbouwd businessplan te komen. Aan de hand van de gepresenteerde plannen zullen wij nader bepalen of wij de groei naar een eventueel zelfstandige bedrijfsvoering en exploitatie tijdelijk zullen ondersteunen. Deze overweging neemt overigens niet weg dat de op dit moment door ons voorgenomen maatregelen met betrekking tot de kunstuitleen, onverkort zullen worden uitgevoerd. 3.6.4.1Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 2009-2013 ● Uitvoeren van een onderzoek naar de belangstelling en het ontwikkelingspotentieel van hedendaagse beeldende kunst. ● Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek een standpunt bepalen ten aanzien van nadere uitwerking van gemeentelijk beleid op het terrein van hedendaagse beeldende kunst. ● Initiëren van een businessplan Kunstuitleen. Eventueel ondersteunen van de ontwikkeling naar een zelfstandige exploitatie. ● Oriëntatie op de behoefte aan geschikte expositieruimten
65
Schoeën Wieërt 4.1. Inleiding In een centrumgemeente als Weert wordt regelmatig gewerkt aan plannen voor stedelijke en landschapsontwikkeling. Ook voor de komende jaren staan er veel bouwplannen op stapel. Meer dan voorheen, beogen wij in deze Cultuurplanperiode kunst en cultuur nadrukkelijker bij ruimtelijke ordeningsprocessen te betrekken. Culturele planologie is het beleidsinstrument dat ons hierbij ter beschikking staat. Culturele planologie is de verzamelnaam voor acties vanuit het cultuurbeleid, gericht op ruimtelijke ordening. De geschiedenis van een plek, monumenten en levende cultuur in de vorm van verhalen van burgers en tradities, kunnen een interessante inspiratiebron zijn voor nieuwe ontwikkelingen. De inzet van (landschaps-)architecten, beeldend kunstenaars en vormgevers bij bouwprojecten levert vaak een meerwaarde op. Culturele planologie heeft zo een inspirerende invloed op ruimtelijke inrichting. De kwaliteit van de stedelijke en landschappelijke omgeving wordt vergroot en cultuurhistorische waarden blijven behouden. De inbreng van kunst en cultuur bij ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling geeft de stad een belangrijke kwaliteitsimpuls en draagt bij aan de versterking van de identiteit van Weert. Ook in sociaal maatschappelijk opzicht treedt er een belangrijk effect op. Er is aandacht voor de betrokkenheid van bewoners en hun directe leefomgeving. Dat zij en hun leefterrein de moeite van aandacht en een investering in kunst/cultuur waard is, draagt bij aan het gevoel van erkenning en eigenwaarde van de wijk.
4.2 Doelstelling
Algemene doelstelling: Door middel van het bewust inzetten van Culturele Planologie als beleidsinstrument, streeft de gemeente er naar cultuur, beeldende kunst en cultuurhistorie, bestuurlijk en inhoudelijk een meer prominente plaats te geven in vraagstukken van ruimtelijke ordening en sociaal maatschappelijke uitdagingen. Dit met het doel de kwaliteit van leven, de leefomgeving en het imago van Weert verder te versterken.
4.3 Betrokken beleidsterreinen ● Ruimtelijke ordening ● Stadsontwikkeling ● Landschapsbeheer ● Monumentenzorg ● Cultuur ● Gemeentearchief
66
● Gemeentemuseum ● Archeologie 4.4 Betrokken organisaties ● Gemeente Weert, afdeling Oscar ● Gemeente Weert, afdeling Omgevingsbeleid ● Gemeente Weert, afdeling Maatschappelijk Welzijn 4.5 Actueel beleid. Weert heeft op dit moment geen actueel beleid op het terrein van culturele planologie. 4.5.1 Huidige stand van zaken Het ontbreken van actueel beleid, betekent niet dat er geen kunst of cultuurhistorische elementen aan openbare ruimten worden toegevoegd. De initiatieven daartoe zijn echter niet gebaseerd op een gedeelde visie en hebben om die reden een ad-hoc karakter. De komende planperiode willen wij dan ook benutten voor het ontwikkelen van een visie en het versterken van de verbinding tussen cultuurhistorie, erfgoed, monumenten, kunst, architectuur en ruimtelijke planning. Hierbij blijven de sectorale benaderingen van de betrokken beleidsthema’s bestaan, maar wordt een aanvullende integrale benadering ontwikkeld. Deze integraliteit komt voort uit de praktische samenhang tussen ruimtelijke ordening, monumenten, archeologie, kunst voor openbare ruimten en vormgeving. Het ruimtelijke beleid zal meer dan voorheen met deze relaties rekening moeten houden. Dat begint met het analyseren en benoemen van de culturele dimensies in de bestaande ruimtelijke kaders zoals het stedenbouwkundig plan, bestemmingsplannen, de welstandsnota en de nota monumentenzorg. Op basis van een dergelijke analyse willen wij projecten ontwikkelen, die liggen op het terrein van de (landschaps/ stedelijke)architectuur en ruimtelijke cultuurhistorie en beeldende kunst. De komende jaren doen zich in dit kader veel kansen voor. Er bestaan plannen voor diverse grote bouwprojecten in Weert die zich uitstekend lenen voor het toepassen van de uitgangspunten van culturele planologie. Hiermee willen wij tevens uitvoering geven aan de in 2007 aangenomen motie van de Partij van de Arbeid in zake de realisatie van meer kunst in de openbare ruimte. In de ontwikkeling van het kunst/culturele element in deze projecten zullen wij samenwerken met de provincie Limburg. Initiatieven kunnen mogelijk ondersteund worden door het Programmafonds Cultuurbereik of het Stimuleringsfonds voor de Architectuur. Wij streven er naar de bevolking bij de ontwikkeling van dergelijke projecten te betrekken. Dat zal plaatsvinden in de vorm van hetgeen nu reeds een reguliere factor is in planprocessen, in casu inspraak en politieke besluitvorming. Daarnaast bevorderen wij de inbreng van het publiek door het bevragen van de burger in diens rol van drager van lokale culturele kennis en identiteit. Daarbij streven wij er naar zoveel mogelijk de bestaande structuren op dit terrein te benutten, zoals de heemkunde verenigingen, het architectuurcentrum, culturele organisaties, kunstenaarsnetwerken en dergelijke. 4.5.2 Kunst in de wijken Kunst en cultuur in de openbare ruimten is niet alleen een planologisch vraagstuk. Zij kan ook gericht worden ingezet bij vraagstukken van maatschappelijke aard. Hoewel Weert (nog) niet het type probleemwijken kent zoals deze in aard en omvang in de grotere steden voorkomen, vinden wij het thema Kunst in de wijken belangwekkend genoeg om er (preventieve)aandacht aan te besteden. Het is wellicht niet de meest voor de hand liggende gedachte om kunstenaars in te zetten bij maatschappelijke vraagstukken. Toch hebben vele voorbeelden inmiddels
67
aangetoond dat het goed kan. Juist kunstenaars hebben namelijk veel ervaring om gevoelens, emoties of beleving om te zetten in een concreet product. Dat hoeft niet alleen beeldende kunst te zijn, maar kan zich ook uiten in allerlei vormen van theater, dans, muziek. Juist vanwege deze vaardigheid kunnen kunstenaars andere mensen helpen met zichzelf uiten en door anderen gezien en gehoord te worden. Op deze wijze kan kunst het besef van gezamenlijkheid versterken. Sociaal artistieke projecten vormen vaak het begin van betere sociale banden in/tussen een buurt of groep. Om deze redenen ontstaan bij het buurtopbouwwerk steeds meer belangstelling voor dergelijke projecten, die ook wel worden aangeduid met de term “Community Art”. In steden met veel en of grote probleemwijken worden dergelijke projecten reeds langere tijd met succes toegepast. Dit succes is voor een deel toe te schrijven aan het gegeven dat de focus van deze aanpak niet ligt op de problemen, maar op de talenten van de betrokken bewoners. Zij krijgen de kans om ongekende bronnen aan te boren en talenten te ontwikkelen. Het helpt persoonlijke beelden en belevingen om te zetten naar meer algemene beelden die door een breed publiek kunnen worden begrepen en besproken. Men krijgt een “podium”. In die zin dragen community art projecten bij aan het versterken van integratie en sociale cohesie. Dit begint met persoonlijke ontwikkeling en het verweven van zelfvertrouwen. Het zet zich in voor sociale emancipatie van de groep om uiteindelijk politieke emancipatie in het publieke domein te bereiken.27 Sociaal artistieke projecten kunnen daarmee een krachtige vorm van competentie-gericht opbouwwerk zijn. Culturele instellingen en artistieke professionals ontwikkelen een relatie met groepen burgers die zij anders niet bereiken. Dit raakt tevens de doelstellingen van het Actieplan Cultuurparticipatie. Kortom. Kunst kan bruikbaar gereedschap zijn in maatschappelijke veranderingsprocessen. Onderzoek28 heeft aangetoond dat kunst en cultuur in dit kader ook economische waarde creëren. Wijken met veel monumenten, kunst en cultuur hebben duidelijk een hogere vastgoedwaarde. Kunst en cultuur zijn ook trekkers van stedelijke vernieuwing. Wijken met veel kunst en cultuur ontwikkelen/herstellen zich sneller dan wijken waarin dit minder het geval is. Om bovengenoemde redenen zullen wij in deze planperiode de behoefte aan een meer structurele benadering van sociaal artistiek projecten nader onderzoeken en zo nodig uitwerken. Samenwerking met de woningcorporaties en welzijnsorganisaties is daarbij gewenst en noodzakelijk. 4.5.3 Bestaande knelpunten ● Het ontbreekt aan gericht beleid voor culturele planologie ● Er is geen integrale benadering van kunst/cultuur en ruimtelijke ordening binnen de gemeentelijke organisatie. 27
Naar: Uit de kunst in de wijk. Artistieke verbeeldingskracht als antwoord op maatschappelijke vraagstukken. Kunstenaars&Co en Landelijk Centrum Opbouwwerk. 28 Brouwer,Thomsen: Cultuurimpuls stedelijke vernieuwing. Opgave 2008-2012, Opdracht Ministerie OCW, april 2007.
68
● Een financiële structuur ten aanzien van kunst in de openbare ruimte ontbreekt. ● Er bestaat geen inventarisatie van de aanwezige kunst en kleine monumenten in de openbare ruimte en het beheer en onderhoud is binnen de gemeentelijke organisatie niet helder toegewezen aan specifieke afdelingen. ● Het ontbreekt aan financieel beleid voor beheer en onderhoud van kunst en kleine monumenten in de openbare ruimte. ● Er is geen gerichte benadering van kunst als middel bij het verminderen van sociaal maatschappelijke vraagstukken. 4.5.4 Concrete Uitvoeringsmaatregelen voor de periode 20092013 ● Ontwikkelen van een beleidsnota Culturele Planologie. ● Ontwikkelen van een methodiek waarin financiële middelen ten behoeve van het toepassen en beheer van kunst en cultuur in openbare ruimten, onderdeel zijn van reguliere bouwprojectbegrotingen. (b.v opcenten in de grondprijs, percentage van de betalingen aan de projectontwikkelaar, sponsoring en dergelijke) ● Uitvoeren van een inventarisatie van reeds aanwezige kunsten kleine monumenten in de openbare ruimte, inclusief toedeling van verantwoordelijkheden voor beheer en onderhoud. ● Ontwikkelen van integrale samenwerking tussen de betrokken afdelingen. ● Oriëntatie op de noodzaak van gericht beleid voor sociaal-artistieke projecten in wijken waar dit een bijdrage kan leveren aan het verminderen van bestaande sociaal maatschappelijke vraagstukken.
69
5. De gemeente aan zet! Wat moet nu de conclusie van al het voorgaande zijn? Zeker de Nota van Uitvoering bevat een forse hoeveelheid informatie, die de argeloze lezer kan verwarren. Er zijn veel beleidsvoornemens voor de komende culturele planperiode benoemd. Zij tonen een hoog ambitieniveau, waarmee het Bestuur het belang van goede culturele voorzieningen in haar gemeente illustreert. Die ambities geven de gewenste situatie weer. Wij streven er naar deze aan het eind van de planperiode bereikt te hebben. Tussen die gewenste situatie en de huidige situatie liggen echter nog veel verschillen. Die verschillen bepalen in hoge mate de overbruggingsactiviteiten die door de verschillende betrokkenen uitgevoerd moeten worden. Wij willen in het totaal daarvan een aantal accenten leggen. Deze bepalen enerzijds de prioriteit der dingen. Anderzijds illustreert het benoemen van accenten het cultureel profiel waarmee Weert zich wil onderscheiden. Onze kans op een sterk beeldmerk ligt in de combinatie van erfgoed en natuur. Beide elementen zijn in Weert in ruime mate en vaak ook in unieke vorm voor handen. Het stadspark en omgeving, de buitengebieden van Weert en andere “smaakmakers” als de Lichtenberg, de Paterskerk, de Martinuskerk en het Birgittinessenklooster bieden vele mogelijkheden voor combinaties, die niet alleen uit cultureel oogpunt, maar ook in toeristisch en dus ook economisch opzicht aantrekkelijk zijn. De komende planperiode zal dit thema dan ook speerpunt zijn van het cultuurbeleid Een belangrijk aandachtspunt daarbij is dat Weert deze verworvenheden veel sterker “verkoopt” dan tot nu toe het geval was. Deze speerpuntbepaling doet echter niets af aan het belang van de overige actiepunten. Met name de toekomst van het Munttheater, al of niet in combinatie met andere culturele en commerciële voorzieningen zal in de komende planperiode de aandacht krijgen. Het zelfde geldt voor een meer integrale benadering van cultuurbeleid binnen de gemeente. Voor alle overige zaken geldt dat de uitvoering ervan belangrijk is om de betreffende cultuurvelden naar een hoger kwaliteitsniveau te tillen, of op een hoog niveau te handhaven. Kortom: De gemeente zal in de komende periode aan een groot aantal zaken moeten werken om de ambities uit de cultuurnota gerealiseerd te krijgen. Daarbij zullen wij keuzes moeten maken. Niet alles kan op hetzelfde moment. Wij zullen de genoemde activiteiten in jaarplannen onderbrengen en over een periode van vier jaar spreiden. Daarbij blijft een Cultuurnota een dynamisch document. Veranderende regelgeving, onverwachte kansen en bedreigingen, nieuwe politieke en inhoudelijk inzichten e.d kunnen leiden tot een heroriëntatie op hetgeen er nu voor ligt. Met zowel de Nota van Uitgangspunten, als met de Nota van Uitvoering hebben wij echter een belangrijk handvat om tot een verdere structurele aanpak en ontwikkeling van de cultuur in Weert te komen. Uitvoering ervan willen wij op een eigentijdse wijze in overleg met betrokkenen uit het veld nader vormgeven.
70
Daarbij zullen wij ons periodiek richten op specifieke doelgroepen, gespreid over het hele culturele veld. Vooral jeugd en jongeren krijgen bijzondere aandacht.
71
Activiteitenoverzicht n.a.v. Nota van Uitgangspunten: Actiepunt
1. 2. 3. 4.
5. 6.
9.
Amateurkunst Zie Nota van Uitvoering paragraaf 3.5.4
11. 12. 13. 14. 15. 16.
Betrokkenen
Aandachtspunten
Financieel Oriëntatie op methodiek voor gedifferentieerde subsidies (kernsubsidie, specifieke subsidie en incidentele subsidie) Versterken van de methodiek van resultaatafspraken en verantwoording Ontwikkelen van formats voor standaardbegroting, jaarrekening en marap. Oriëntatie op de benutting van mogelijkheden op het bestaan/gebruik van voorliggende voorzieningen. Betere benutting van beschikbare provinciale en landelijke subsidies en fondsen. Betere benutting van provinciale en landelijke steunfuncties Versterken van de relatie met het bedrijfsleven in relatie tot financiële participatie in het fonds Specifieke Cultuursubsidies
Planning
Kostenraming
Reguliere exploitatie* Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
Infrastructuur Onderzoek naar de verhouding tussen de demografische kenmerken van de gemeente en het bestaande cultuuraanbod Ontwikkelen van cultureel accommodatiebeleid op basis van een analyse van behoeften en beschikbare mogelijkheden
8.
10.
Trekker
Integraal beleid Het manifest maken van de culturele component in de verschillende beleidsvelden Organiseren van samenhang/samenwerking tussen cultuur en andere betrokken beleidsvelden Vaststellen van een budget voor cultuurgerelateerde doeleinden binnen de begroting van alle betrokken beleidsvelden. Vanuit centrumfunctie versterken van de culturele samenwerking met omliggende gemeenten. Streven naar een geschakeld aanbod van culturele activiteiten
Professionele organisaties Ontwikkelen van kwaliteitseisen als een van de voorwaarden bij subsidieverlening Zie verder Nota van Uitvoering, paragraaf 3.5.5
7.
N.v.Uv
€ 15.000 Reguliere exploitatie
Externe ondersteuning
€ 10.000
Vooralsnog geen aantasting van bestaande methodiek Externe ondersteuning
Reguliere exploitatie € 5.000 Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
Externe ondersteuning
* reguliere exploitatie betekent dat de werkzaamheden primair door eigen medewerkers van de gemeente worden uitgevoerd.
Reguliere exploitatie Budgettair neutraal
Activiteitenoverzicht n.a.v. Nota van Uitgangspunten (vervolg) Actiepunt
17. 18. 19.
20.
Promotie Ontwikkelen van cultuurpromotiebeleid Versterken van de culturele component in city-marketing en toeristische voorlichting Ontwikkelen van een periodiek cultuurprogramma met Weert TV.
Organisatie intern Verantwoordelijkheid voor de coördinatie van de uitvoering van de Cultuurnota opdragen aan een specifieke medewerker
N.v.Uv
Trekker
Betrokkenen
Aandachtspunten
Planning
Kostenraming
Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie In samenwerking met culturele organisaties. Vergelijkbaar met programma-inhuur sport
€ 15.000
Gezien het aantal actiepunten en de daarbij aanwezige dwarsverbanden tussen verschillende beleidsterreinen heeft de functie het karakter van cultuurmakelaar/aanjager.
Reguliere exploitatie
Totaal raming Nota van Uitgangspunten
€ 45.000
73
Activiteitenoverzicht n.a.v. Nota van Uitvoering Actiepunt
N.v.Uv
Trekker Betrokkenen Vitaal verleden
Aandachtspunten
Planning
Kostenraming
1.
Monumentenzorg Haalbaarheidsonderzoek herbestemming Lichtenberg
2.5.1.4
2.
Haalbaarheidsonderzoek herbestemming Fatimakerk
2.5.1.4
3. 4. 5. 6. 7. 8.
Prognose van vrijkomende religieuze gebouwen Versterken van monumentenzorg in erfgoededucatie
2.5.1.4 2.5.1.4
€ 20.000 PM.. € 15.000 PM. Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
Opstellen beleidsplan i.z boerderijen in buitengebied Opschonen gem. monumentenlijst/ Invent. Wederopbouwper. Versterken van integraliteit in erfgoedbeleid
2.5.1.4 2.5.1.4 2.5.1.4
Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17.
Museum Uitvoering vigerende beleidsnota Voortgaand onderzoek naar realisatie Erfgoedhuis Versterken museum-promotiebeleid en uitvoering Versterken cultureel ondernemerschap Oriëntatie op modernisering van de collectie-presentatie Voorbereiden (wervings)acties in zake afname vrijwilligers Opstellen museumnota 2010 e.v./ oriëntatie op rechtsvorm Uitvoeren project museumregistratie + verlengen 2009-2014 Voorbereidingsplan renovatie Jacob van Horne
2.5.2.4 2.5.2.4 2.5.2.4 2.5.2.4 2.5.2.4 2.5.2.4 2.5.2.4 2.5.2.4 2.5.2.4
18. 19. 20. 21. 22.
Gemeentearchief Ontwikkelen beleidsstandpunt i.z. centralisering Versterken van de samenwerking met museum e.a. Oriëntatie op commercieel aanbieden van archiefdiensten Heroriëntatie op “make or buy” Ontwikkelen schets van het “archief van de toekomst
2.5.3.4 2.5.3.4 2.5.3.4 2.5.3.4 2.5.3.4
23. 24.
Archeologie Opstellen archeologische waarde- en beleidsadvieskaart Gefaseerd implementeren nieuw archeologiebeleid
2.5.4.4 2.5.4.4
Bepalen van formatie en positionering archiefmedewerker
2.5.4.4
Regionale geschiedschrijving Oriëntatie op het versterken van de toepassingsmogelijkheden
2.5.5.4
25.
Externe ondersteuning Exploitatie Lichtenberg Externe ondersteuning Exploitatie Fatimakerk
exploitatie exploitatie
Externe ondersteuning
Reguliere Reguliere € 10.000 Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere € 25.000
Uitvoering aanpassing PM
Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
Realisatie PM Promotiekosten Uitvoering modernisering PM
Externe ondersteuning 1. Externe ondersteuning 2. Medewerker archeologie
2008-2009
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
€ 10.000 € 10.000 € 50.000
Reguliere exploitatie
74
Actiepunt
26. 27.
Streektaal/dialect Incidentele ondersteuning Bepalen van een meer specifiek standpunt i.z. streektaal
N.v.Uv
2.5.6.4 2.5.6.4
Trekker Betrokkenen Vitaal verleden (vervolg)
Aandachtspunten
Planning
Kostenraming
€ 2.500 Reguliere exploitatie
75
Actiepunt
N.v.Uv
28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35.
Evenementenbeleid Oriëntatie op één subsidiebron voor evenementen Versterken van samenwerking met professionele instellingen Vergroten van het aandeel podiumpresentaties Oriëntatie op realisatie van een specifiek evenemententerrein Promotie van evenementen in Duitsland en België Ontwikkelen van een Euregionaal evenementenconcept Vergroten aandeel evenementen met cult./maatsch. inhoud Onderzoek naar haalbaarheid cult. inform./reserveringcentrum
3.5.1.4 3.5.1.4 3.5.1.4 3.5.1.4 3.5.1.4 3.5.1.4 3.5.1.4 3.5.1.4
36. 37. 38. 39 40. 41.
Cultuureducatie Formuleren gemeentelijk Cultuureducatiebeleid Verbeteren van de Uitvoeringsovereenkomst Ontwikkelen van formats Initiëren van samenwerkingsverbanden Initiëren van periodiek evaluatieonderzoek Initiatief tot afstemming aanbieders educatieprojecten
3.5.2.4 3.5.2.4 3.5.2.4 3.5.2.4 3.5.2.4 3.5.3.4
42. 43. 44. 45. 46.
Cultuurparticipatie Uitvoeren van evaluatie op participatiebeleid Formuleren gemeentelijk Participatiebeleid Versterken van inhoudelijke inbreng gemeente in regiegroep Versterken relatie cultuurparticipatie/maatschappelijk welzijn Inventarisatie van gevolgen sub.wijziging voor verenigingen
3.5.3.4 3.5.3.4 3.5.3.4 3.5.3.4 3.5.3.4
47. 48. 49. 50.
Amateurkunst Opstellen van een beleidsplan Amateurkunstbeoefening Oriëntatie op aanpassing subsidies na 2010 Versterken van overleg en communicatiestructuur Onderzoek naar behoefte aan podia voor amateurkunst
3.5.4.4 3.5.4.4 3.5.5.4 3.5.5.4
51. 52. 53. 54. 55. 56.
Munttheater Formuleren van een visie op de toekomst van het theater Formuleren van actuele financiële uitgangspunten Ontwikkelen van formats voor begroting, jaarrekening, marap Actualiseren van de Uitvoeringsovereenkomst Uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek nieuw cultuurcomplex Initiëren van horizontale/verticale samenwerkingsverbanden
Trekker Betrokkenen Zorg dat je er bij bent!
Aandachtspunten
Realisatie PM Promotiekosten
Externe ondersteuning
Kostenraming
Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere € 10.000 Reguliere Reguliere € 15.000
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
Reguliere exploitatie Zie Nota van Uitgangspunten Zie Nota van Uitgangspunten Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere
Externe ondersteuning
3.5.5.A.4 3.5.5.A.4 3.5.5.A.4 3.5.5.A.4 3.5.5.A.4
Planning
Zie Nota van Uitgangspunten Zie Nota van Uitgangspunten Externe ondersteuning
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
Reguliere exploitatie € 12.500 Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere € 25.000 Reguliere
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
76
Actiepunt Rick 57. Formuleren van Educatiebeleid 58. Actualiseren van de Uitvoeringsovereenkomst 59. Ontwikkelen van formats voor begroting, jaarrekening, marap 60. Uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek nieuw cultuurcomplex 61. Initiëren van horizontale/verticale samenwerkingsverbanden 62. Versterken poponderwijs i.s.m Bosuil
Zorg dat je er bij bent !! (vervolg) N.v.Uv Trekker Betrokkenen 3.5.5.B.4 3.5.5.B.4 3.5.5.B.4 3.5.5.B.4 3.5.5.B.4 3.5.5.B.4
Aandachtspunten
Zie Nota van Uitgangspunten Zie Nota van Uitgangspunten Zie Munttheater (3.5.5.)
Planning
Kostenraming Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
63. 64. 65. 66.
De Bosuil Formuleren van gemeentelijk Popbeleid Actualiseren van de Uitvoeringsovereenkomst Ontwikkelen van formats voor begroting, jaarrekening, marap Initiëren van horizontale/verticale samenwerkingsverbanden
3.5.5.C.4 3.5.5.C.4 3.5.5.C.4 3.5.5.C.4
Zie Nota van Uitgangspunten Zie Nota van Uitgangspunten
Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
67. 68. 69. 70. 71.
Bibliocenter Formuleren van gemeentelijk Bibliotheekbeleid Actualiseren van de Uitvoeringsovereenkomst Ontwikkelen van formats voor begroting, jaarrekening, marap Uitvoeren van haalbaarheidsonderzoek nieuw cultuurcomplex Initiëren van horizontale/verticale samenwerkingsverbanden
3.5.5.D.4 3.5.5.D.4 3.5.5.D.4 3.5.5.D.4 3.5.5.D.4
Zie Nota van Uitgangspunten Zie Nota van Uitgangspunten Zie Munttheater
Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere Reguliere
exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie exploitatie
72. 73. 74.
Streekomroep Weert Expliciteren van gemeentelijk beleid m.b.t. lokale omroep Beoordelen toekomst Streekomroep Weert Ontwikkelen en eventueel uitrollen alternatieve scenario’s
3.5.5.E.4 3.5.5.E.4 3.5.5.E.4
75. 76. 77.
E-Cultuur Opbouwen van eigen kennis E-Cultuur Oriëntatie op realisatie van Virtueel Kunst en Cultuurcentrum Inventarisatie van (exogene)middelen projectondersteuning
3.6.1 3.6.1 3.6.1
78.
Film Ontwikkelen concreet toekomstperspectief Filmhuis
3.6.2
Reguliere exploitatie
79.
Weerter beiaard Bestendigen bestaand beleid
3.6.3
Reguliere exploitatie
80. 81. 82. 83.
Beeldende kunst en kunstuitleen Onderzoek naar belangstelling/ontwikkelingspotentieel Standpunt/uitvoering t.a.v. gemeentelijk beleid beeld.kunst Initiëren businessplan Kunstuitleen Oriëntatie op expositieruimten
3.6.4 3.6.4 3.6.4 3.6.4
Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
Uitvoering PM
Externe ondersteuning
Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
€ 10.000 Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie
77
Actiepunt Culturele planologie/Kunst in de wijken 84. Ontwikkelen van een beleidsnota Culturele planologie 85. Ontwikkelen methodiek voor financiële bijdragen bouw/cultuur 86. Ontwikkelen integrale samenwerking tussen beleidsafdelingen 87. Oriëntatie op noodzaak sociaal-artistieke wijkprojecten 88. Inventarisatie van huidige kunst in openbare ruimte 89. Toewijzen (financieel)beheer en onderhoud 90. Reserveren middelen voor beheer en onderhoud
N.v.Uv 4.5.3 4.5.3 4.5.3 4.5.3 4.5.3 4.5.3 4.5.3
Schoeën Wieërt Trekker Betrokkenen
Aandachtspunten
Planning
Externe ondersteuning
Uitvoering PM
Totaal raming Nota van Uitvoering
Kostenraming € 15.000 Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie Reguliere exploitatie P.M € 280.000
78
Bijlage 1:
Cultuur en de relatie met andere beleidsterreinen
Maatschappelijk welzijn
Economie
Ruimtelijke ordening
Beleidsveld
Cultuuraspect
•
Jeugdbeleid
• •
Popmuziek Cultuureducatie
•
Integratie
•
Cultuur in de wijken
• • •
WMO veld 1 WMO veld 3 WMO veld 5
• •
Cultuur participatie Cultuur educatie
•
Vestigingsbeleid
•
Het kwaliteitsniveau van het totale cultuur aanbod. (prof./amat.)
•
Toerisme
• •
Erfgoed/monumenten Evenementen
•
Bestedingen
• •
Multipliereffect Amateurkunst
•
Waarde vermeerdering vastgoed
•
Aanwezigheid culturele voorzieningen
•
Landschapsinrichting
• •
Erfgoed Monumentenzorg
•
Planvorming
• •
Beeldende kunst Cultuurhistorie
•
Wijkontwikkeling
•
Kunst in de wijken
80
2008 begrotingspost Bibliotheek
Muziekonderwijs
onderdeel Bibliocenter Parochie biblotheek subtotaal
Financieel overzicht cultuurnota 2009-2013 Structurele uitgaven per jaar (excl. indices) subs. excl. Huur huur subs. incl.huur overhead € € € € 1.066.896 170.168 1.237.064 908 908 1.067.804 170.168 1.237.972 26.786
Bosuil Rick Kreato subtotaal
49.644 908.423 35.025 993.092
58.365 237.577
Theater/podium
Munttheater
938.345
Amateurkunst
Majorettenkorpsen Schutterijen Harmonie/Fanfares Drumbands Toneelverenigingen Zanggezelschappen Gar.subs. WMT subtotaal
Kunsteducatie
Ku+Cu
Gem. monumenten Rijks monumenten Archief/doc/bibliotheek
Gemeentearchief Ext.dienstverl./educ. subtotaal
totaal €
effect cult.nota €
begroting ‘09-'13 €
1.264.758
-
1.264.758
1.366.913
295.942
108.009 1.146.000 35.025 1.289.034
57.888
1.346.922
19.991 19.991
267.730
1.206.075
21.897
1.227.972
-
1.227.972
4.979 10.928 72.976 28.249 7.799 61.087 1.815 187.833
4.979 10.928 72.976 28.249 7.799 61.087 1.815 187.833
21.248
209.081
-
209.081
86.526
86.526
2.570
89.096
-
89.096
115.000 125.000
115.000 125.000
115.000 125.000
-
115.000 125.000
43.335 28.936 72.271
43.335 28.936 72.271
124.665 202.064 326.729 19.000
168.000 231.000 399.000 19.000
-
168.000 231.000
-
19.000
Weerter geschiedschr. Gemeentelijk museum
J.v.Horne/Tiendsch.
190.978
190.978
319.744
510.722
-
510.722
Cultuur diversen
Evenementenfonds Beiaard/kerkherstel Kerkgenootschappen Welzijnsfonds Stramproy historique subtotaal
65.798 8.000 38.000 16.563 910 129.271
65.798 8.000 38.000 16.563 910 129.271
122.619
251.890
-
251.890
4.639.960
918.481
5.558.441
19.991
5.578.432
Subtotaal
3.906.120
733.840
begrotingspost
onderdeel
Transport Kapellen
St. Theun./St.Rum.
Streekomroep Culturele activiteiten
Overig vorm/ontwi.werk
Cultuur overig Totaal structureel p.j
subs. excl. Huur €
huur €
Toelichting: Huur Overhead Incidentele uitgaven Totaal begroting
overhead €
totaal €
effect cult.nota € 19.991
begroting '09-'13 €
3.906.120 13.476
733.840
4.639.960 13.476
918.481 13.524
5.558.441 27.000
Weert FM
20.387
13.613
34.000
5.841
39.841
39.841
Concerten Straattheater Culturele week subtotaal
5.594 11.128 2.500 19.222
5.594 11.128 2.500 19.222
19.222
19.222
Projecten subtotaal
30.600 30.600
30.600 30.600
30.600
30.600
Projecten/RAP/Filmhuis
5.578.432 27.000
480.328 3.989.805
747.453
2009-2013 Nota Uitgangspunten Nota Uitvoering Totaal incidenteel Incidenteel per jaar Totaalbegroting Cultuur
subs. incl.huur €
4.737.258
937.846
5.675.104
19.991
6.175.423
45.000 280.000 325.000 81.250
81.250
101.241
6.256.673
Incidentele uitgaven
3.989.805
747.453
4.737.258
937.846
5.675.104
Vaste component in het subsidiebedrag. Komt weer terug naar gemeente indien gebouw eigendom is van gemeente Betreft allocatie van kapitaalslasten (rente/afschrijving), doorbelasting kostenplaats Cultuur (= gemeentelijk personeel e.d ). Het genoemde bedrag is het totaal van de rubriek Incidentele uitgaven zoals gespecificeerd in activiteitenoverzichten. Zie bijlagen Nota van Uitvoering p. 74 t/m 80. Het totaal is gedeeld door vier en leidt tot het bedrag per jaar gedurende de planperiode Het totaal is exclusief PM posten die afhankelijk van de uitkomsten van onderzoeken e.d. tot een financiële verplichting kunnen leiden. (zie onder) Het totaal van de Cultuurbegroting is 3,8% van de totale Gemeentelijke begroting.
82
Overzicht van PM-posten. Deze zullen bij positieve besluitvorming op enig moment tot een financiële verplichting leiden Activiteit Exploitatie Lichtenberg Exploitatie Fatimakerk Realisatie Erfgoedhuis Modernisering presentatie museum Modernisering gemeentearchief Renovatie Jacob van Horne Realisatie grootschalig evenemententerrein Realisatie cultuur info- en reserveringsbureau Realisatie nieuw theater/cultuurcentrum Realisatie virtueel kunst- en cultuurcentrum Beheer en onderhoud kunst openbare ruimten Uitvoering projecten "Kunst in de wijk"
Nota van Uitvoering paragraaf 2.5.1.4 paragraaf 2.5.1.4 paragraaf 2.5.2.4 paragraaf 2.5.2.4 paragraaf 2.5.3.4 paragraaf 2.5.2.4 paragraaf 3.5.1.4 paragraaf 3.5.1.4 paragraaf 3.5.5.A.4 paragraaf 3.6.1 paragraaf 4.5.3 paragraaf 4.5.3
Verwachte verplichting Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek Nader vast te stellen aan de hand van onderzoek
83
Gecomprimeerd overzicht subsidies + enkele kengetallen Overzicht amateursubsidies: vereniging: leden subsidie per lid per inwoner* € € € Zanggezelschappen 1.009 61.087,00 60,54 1,26 Toneelverenigingen 114 7.799,00 68,41 0,16 Schutterijen 520 10.928,00 21,02 0,23 4.979,00 19,15 0,10 Majorettes/dansgroepen 260 Harmonie/Fanfare 584 72.976,00 124,96 1,50 28.249,00 107,82 0,58 Drumbands 262 Totaal * = 48.500
2.749 % cult.budget
186.018,00 3%
67,67
3,84
Overzicht subsidies professionele organisaties: (inclusief huurbedragen) organisatie bezoekers subsidie per bezoeker per inwoner* € € € Munttheater 47.000 1.206.075,00 25,66 24,87 Rick 4.120 1.146.000,00 278,16 23,63 108.009,00 5,40 2,23 Bosuil 20.000 Bibliotheek 8.900 1.204.334,00 135,32 24,83 Gemeentearchief 2.000 399.000,00 199,50 8,23 Gemeentemuseum** 41.000 510.722,00 12,46 10,53 Totaal 123.020 * = 48.500 % cult.budget ** = inclusief bezoekers van buiten Weert
4.574.140,00 79%
37,18
94,31
Overzicht subsidies professionele organisaties: (exclusief huurbedragen) organisatie bezoekers subsidie per bezoeker per inwoner* € € € Munttheater 47.000 938.345,00 19,96 19,35 Rick 4.120 908.423,00 220,49 18,73 Bosuil 20.000 49.644,00 2,48 1,02 1.034.166,00 116,20 21,32 Bibliotheek 8.900 Gemeentearchief n.b Gemeentemuseum n.b Totaal * = 48.500
80.020 % cult.budget
2.930.578,00 51%
36,62
60,42
NB. De bezoekerscijfers in dit staatje zijn niet gewogen gemiddelden. De kans dat eenzelfde bezoeker meerdere voorstellingen in het Munttheater bijwoont, is groter dan de kans dat een cursist van het Rick meerdere cursussen volgt. Indien de berekening op basis van gewogen gemiddelden plaatsvindt, is het beeld als volgt: organisatie Munttheater ** Rick Bosuil ** Bibliotheek Gemeentearchief Gemeentemuseum**
bezoekers 18.800 3.433 5.000 8.900 1.000 30.000
Totaal 67.133 * = 48.500 **= incl. bezoekers van buiten Weert
subsidie € 938.345,00 908.423,00 49.644,00 1.034.166,00 399.000,00 510.722,00
per bezoeker € 49,91 264,59 9,93 116,20 399,00 17,02
per inwoner* € 19,35 18,73 1,02 21,32 8,23 10,53
3.840.300,00
57,20
79,18
Munttheater Rick Bosuil Bibliotheek Gemeentearchief Gemeentemuseum
Uitgangspunten Gemiddeld 2,5 voorstellingen per individuele bezoeker Gemiddeld 1,2 cursus per individuele deelnemer Gemiddeld 4 concerten per individuele bezoeker Lenersregistratie is reeds op individuele basis Gemiddeld 2 bezoeken per individuele bezoeker Gemiddeld 1,35 bezoeken per individuele bezoeker
Organisatie Munttheater Rick Bosuil Bibliotheek Gemeentearchief Gemeentemuseum
Percentage huur in subsidie 22% 21% 54% 14% niet expliciet niet expliciet
85
Fotoverantwoording: a) Omslag: De schutterij trekt uit !
Aquarel van Jan Tullemans
b) Afdeling voorlichting gemeente Weert Fotografen: Cor Damhuis, Joke Jongeling, John van Cauteren c) Archief gemeente Weert
86