Gemeente Rotterdam College van Burgemeester en Wethouders
Drs. Alexandra C. van HufFelen Wethouder Wethouder Duumaamtteid, Binnenstad en Buitenruimte
Aan de commissie voor Fysieke Infrastructuuren Buitenruimte
Bezoekadres: Stadhuis, Coolsingel 40 Postadres: Postbus 70012 3000 KP Rotterdam Website: www.sladhufs.rotterdam.nl E-mail:
[email protected] Fax: (010)2673560 Inllchtingen: dhr. S. Reinstra Telefcon: (010)26721 06 Ons Kenmerk: 549395 BBtreffc Dierenwelzijnsbeleid Datum: 24 navember2Q10 Bljlagen: 1
Geachte commissieleden, 'In September 2010 verscheen de startnotiti'e 'Naar een Nota Dierenwelzijn voor Rotterdam1 van de stedelijke Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur (Mede gebaseerd op de notitie van de Dierenbescherming). Aanleiding voor deze notitie was de apdracht die voormalig wethouder Bolsius meegaf tijdens de installatie van de commissie in 2009. Hij vroeg toen te onderzoeken of er, naar de mening van de commissie, nog leemten zaten in het dierenwelzijnsbeleid van de gemeente Rotterdam. Deze brief is een reactie op voornoemde startnotitie van de Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur. De Adviescommissie concludeert in haar startnotitie dat "het hoog tijd wordt dat Rotterdam haar dierenwelzijnsbeleid vorm geeft in een overkoepelende stedelijke Nota Dierenwelzijn". De belangrijkste argumenten die de adviescommissie hiervoor aanvoert zijn: • De zorgplicht die de gemeente heeft voor haar dieren. • De mogelijkheid van eigen aanvullend beleid op de iandelijke wet- en regeigeving, bijvoorbeeld door aanscherping van de APV, bij vergunningverlening en binnen i subsidievoorwaarden. • Het feit dat Rotterdam meer inzet kan plegen bij educatie en voorlichting omtrentidieren. • Het tegengaan van de versnipperde gemeentelijke inzet van diensten bij i dierenwelzijn stake n. | • Het voordeel van efficie" nter werken door beter gecoordineerd beleid. ! • De voorbeeldfunctie van die de gemeente naar haar burgers toe heeft. ; Het college is blij met de constatering door de Adviescommissie dat, los van de nodige aandachts- en verbeterpunten, het welzijn en de opvang van dieren in Rotterdam in principe goed geregeld is. Er zijn in Rotterdam weinig tot geen problemen ten aanzien van j dierenwelzijn en overlast door dieren. De zorgplicht, een verantwoordelijkheid primairjvan de dierenbezitters zelf, wordt over het algemeen goed opgepakl \ Dit komt mede doordat de pragmatische 'keten' van gemeentelijke en niet gemeentelijke (al dan niet door de gemeente gesubsidieerde) instellingen goed functioneert ten aanzien van het welzijn van, en voorkomen van overlast door dieren. Door de adviescommissie worde'n dan ook, naast een aantal verbeterpunten, weinig tot geen grate leemten in het i dierenwelzijnsbeleid van de gemeente geconstateerd. Ook zijn er vanuit (landelijke) j inspectiediensten geen signalen bekend van misstanden op deze punten binnen Rotterdam. In de bijlage bij de eerder genoemde startnotitie geeft de Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur een groot aantal gedetailleerde aanbevelingen. \
Een deel van deze aanbevelingen is op zich effectief en kan redelijk snel worden doorgevoerd. Hierdoor kan het dierenwelzijn in Rotterdam op een hoger plan worden getild. Met gaat hierbij om de volgende punten; 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Het onderzoeken van de mogelijkheid of instances die zich in de stad bezighouden met dierenwelzijn (dierenasiel, dierenambulance, e.d) een duidelijke vermelding kunnen krijgen op de gemeentelijke websites, zoals Rotterdam.nl. Zorg dragen voor een vooruitstrevend dierenwelzijnsbeleid voor de gemeentelijke hertenkampen en kinderboerderijen, bijv. door deelname aan landelijke certificering. Bevorderen dat dierziektes, als MKZ en Q-koorts, als onderwerp wordt opgenomen in de stedeiijke rampenplannen. lets wat nu niet het geval is. Onderzoeken of het mogelijk is nog meer dan nu diervriendelijke scharrel- en biologische producten te gebruiken in gemeentelijke kantines en tijdens recepties. De toezegging ernaarte streven bij de bestrijding van plaagdieren en ingrepen in het groen zoveel mogelijk gebruik te maken van de kennis en expertise van stedeiijke instances als het bureau Stadsnatuur. Rotterdam kent sinds ongeveer twee jaar een coOrdinerend ambtenaar dierenwelzijn. Dit is een belangrijke aanzet om de in de notitie van Adviescommissie geconstateerde versnippering van dierenwelzijnstaken bij de gemeente te verminderen en om de eerder genoemde 'keten' verderte versterken.
Daarnaast zal in overleg met de deelgemeenten gekeken worden naar zaken als groenbeheer, natuur- en milieueducatie en communicatie met betrekking tot dierenwelzijn en vergunningverlening (circussen en overige evenementen metdieren). Naar de mening van het college is, gelet op bovenstaande, dan ook geen aparte stedeiijke nota Dierenwelzijn nodig, Dierenwelzijn is geen collegeprioriteit. Dit betekent dat het college hierop geen nieuw beleid zal ontwikkelen. Wei zal het college, zoals eerder aangegeven, het bestaande beleid daar waar mogelijk versterken. Dit zal zij doen in overleg met de adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur en overige betrokken instellingen. Op deze manier wil het college ook op de hoogte blijven van veranderingen op het beleidsveid dierenwelzijn, zodat zij tijdig noodzakelijke veranderingen in het beleid kan vormgeven. Met vriendelijke groet,
Drs. Alexandra C. van Huffelen WethouderDuurzaamheid, Binnenstad en Buitenruimte
Startnotitie: Naar een Nota Dierenwelzijn voor Rotterdam Advies omtrent de stedelijke nota dierenwelzijn Samenstelling: Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur van de gemeente Rotterdam 1. Inleiding De Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur heeft in een aantal bijeenkomsten tussen eind 2009 en begin 2010 een onderzoek ingesteld naar het dierenwelzijnsbeleid in Rotterdam. Uitgangspunt hierbij was de opdracht die de toenmalige Wethouder Financien, Sport en Recreatie & Buitenruimte, dhr. Bolsius, bij de Installatie op 15 januari 2009 aan de commissie meegaf. Zijn vraag aan de commissie was toen dat zij moest beoordelen of er nog leemten zitten in het dierenwelzijnsbeleid van de gemeente Rotterdam. Met bijgaand advies wil de Adviescommissie Dierenweizijn en Stadsnatuur het College van de Gemeente Rotterdam op de hoogte stellen stand van zaken van het dierenweizijn in Rotterdam. De beiangrijkste conclusie van de commissie is dat het hoog tijd wordt dat Rotterdam naar dierenwelzijnsbeleid vorm geeft in een overkoepelende stedelijke Nota Dierenwelzijn. De adviescommissie heeft bij haar onderzoek dankbaar gebruik gemaakt van de gemeentelijke notitie 'Inventarisatie Dierenwelzijnsbeleid' van de Gemeente Rotterdam1 en van de nota 'Aanbevelingen gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid'2 van de landelijke Dierenbescherming. Daarnaast zijn dierenwelzijnsnota's van diverse andere gemeenten geraadpleegd.
2. De gemeente en dierenwelzijn 2.1. Dierenwelzijn in Rotterdam Een stad als Rotterdam herbergt naast mensen veel dieren, van gezelschapsdieren, zoals honden en katten, tot exotische vogels en reptielen. In de stad gaat het verder om landbouwhuisdieren op kinderboerderijen, proefdieren in laboratoria en - de grootste groep - de in het wild levende dieren. In Rotterdam gaat het naar schatting om 700.000 huisdieren waarvan 150.000 katten en 75.000 honden. Bij konijnen en andere knaagdieren (ongeveer 50.000} en bij exotische huisdieren, zoals reptielen/amfibieen en vooral bij tropische vissen en vogels gaat het om aanzienlijke aantallen. Tegenover al deze dieren, van huisdieren tot de in het wild levende dieren, hebben wij als mens en dus als stad verplichtingen. De dieren maken een onlosmakelijk deel uit van onze samenleving en zij verdienen daarmee onze zorg, bescherming en aandacht. Het voorkomen van onnodig dierenleed moet een concrete gemeentelijke doelstelling zijn. Veel besluiten en handelingen van de gemeente zijn van invloed op het welzijn van dieren. Deze verantwoordelijkheid vormt de grondslag van het gemeentelijk dierenwelzijnsbeleid. 2.2. Landelijke wet- en regelgeving De lokale poiitiek kan en hoeft niet op alle vraagstukken van dierenwelzijn een antwoord geven. In een aantal gevallen gaan de bevoegdheden van een gemeente daarvoor niet ver genoeg. De nationale overheid of soms zelfs Europa stelt dan de kaders door landelijke of Europese wet- en regelgeving. Ook de provincie treedt in een aantal gevailen op de voorgrond als het gaat om regelingen op het gebied van dierenwelzijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de jacht en de bestrijding van overlastgevende dieren, zoals ganzen en muskusratten. De beiangrijkste landelijke wetgeving op het gebied van dierenwelzijn wordt gevormd door: • Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)3 • Flora-en faunawet(Ffw) • Wet op de dierproeven (Wod) • Natuurbeschermingswet 1998 Het gevolg van landelijke en provinciale verantwoordelijkheid is dat de gemeente op een aantal terreinen geen eigen beleid en regelgeving kan ontwikkelen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regels en verordeningen omtrent circusdieren en de in het wilde levende (beschermde) soorten. In andere
Ccmccnlt: Rotterdam, Sport en Recrcalic, Rotterdam 2008 H. Grcvcn, Ncdcrlandse Vereniging lot Bescherming van Dicn.-n, Den Hang 2008 Naar venvachting in begin 2012 zaldczc wclsatnen met nog vier undere vervangen warden doordc Wcl Dieren. Deze inlegralc kudenvet is in deccmbcr 2009 aangcnomen door de Tweede Kiimcr en nu in behandcling bij de Eersie Kamer.
1
gevallen, zoals bij overlast van ganzen en meeuwen, kan de gemeente pas regulerend optreden nadat de Provincie een ontheffing heeft verleend. Anderzijds kan de landelijke wet- en regelgeving gemeenten ook dierenwelzijnstaken opleggen. Zo heeft elke gemeente de wettelijke verplichting om "gevonden" dieren op te (laten) vangen. 2.3. Gemeentelijkc sturing Desondanks blijven er nog genoeg mogelijkheden voor de gemeente over om op hel gebied van dierenwelzijn een eigen beleid en regelgeving te ontwikkelen. Beieid kan vormgegeven worden door voorstellen aan de raad. Regelgeving kan men opnemen in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), in een bestemmingsplan of toevoegen aan de eisen verbonden aan vergunningverlening. Daarnaast kan de gemeente sturend optreden door het stellen van voorwaarden aan bijv. de inrichting van kinderboerderijen en asiels, het sluiten van overeenkomsten met organisaties in de stad en door het verlenen van subsidies onder bepaalde voorwaarden. Tot slot kan de gemeente een belangrijke rol spelen in de voorlichting aan bewoners.
3. Waarom een stedelijke nota? 3.1. Do noodzaak Een gemeente doet er goed aan zich bij voortduring af te-vragen of haar beleid op het gebied van dierenwelzijn nog wel voldoende is. Vragen hierbij zijn: Worden de wettelijke taken goed uitgevoerd? Zijn de verleende subsidies effectief? Is de regelgeving up-to-date? Is de voorlichting voldoende? Wordt adequaat ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen? En is er voldoende samenwerking tussen de diverse (gemeentelijke) instanties? Alhoewel er in de stad al heel veel geregeld is als het om dieren gaat, ontbreekt het totaaloverzicht. Dit komt enerzijds doordat dierenwelzijn zo'n breed spectrum bestrijkt. Een andere oorzaak ligt in het feit dat veel verschillende gemeentelijke diensten en andere instanties betrokken zijn als het over dierenwelzijn gaat. Zo is Gemeentewerken betrokken bij het visstandsbeheer en houdt Roteb zich bezig met de bestrijding van duivenoverlast. Ds+V en woningcorporaties hebben te maken met beschermde dieren, zoals gierzwaluwen en vleermuizen. Deelgemeenten hebben een hoofdrol als het gaat over de inrichting van de openbare ruimte. Sport en Recreatie beheert de gemeentelijke kinderboerderijen. Recreatieschappen gaan over de recreatieterreinen in de buitengebieden. En de Dierenbescherming beheert asielen voor de opvang van dieren en onderneemt actie bij dierenmishandeling, terwijl de politie optreedt bij overlast en overtredingen. Zo heeft vrijwel elke instantie in de stad met dierenwelzijn te maken. Een stedelijke dierenwelzijnsnota zorgt voor het vastleggen van een gecoordineerd beleid. De notitie 'Inventarisatie Dierenwelzijnsbeleid' uit 2008 constateerde niet voor niets dat iedere instantie haar rol vervult volgens een "eigen taakopvatting en insteek". Bovendien is er een risico, dat zaken buiten de boot vallen of dat zij dubbel gebeuren. Zo vindt de registratie van het aantal gevallen van dierenmishandeling in Rotterdam plaats en door de politie en door de Dierenbescherming, waarbij de aantallen verschillen doordat men werkt met andere criteria en een andere gebiedsindeling. Een nota Dierenwelzijn is het middel om deze versnippering van dierenwelzijnsgebonden taken tegen te gaan. De nota kan zorgen voor samenhang, een voor iedereen duidelijk en sluitend geheel, waarbij iedere instantie weet waar haar taak ligt en wanneer nadere afstemming met anderen nodlg is. Er staat ook in hoe de controle op de juiste uitvoering, dus de handhaving, moet plaatsvinden. De nota kan ook een duidelijk antwoord geven op de vraag welke beleidsinstrumenten stedelijk zijn en welke door de deelgemeenten kunnen worden ingezet. 3.2. Wat levert het op? Ondermeerdoor bovengenoemde versnippering is het dierenwelzijnsbeleid van Rotterdam - zeker voor de buitenwereld - niet erg zlchtbaar. Als Rotterdam een eigen dierenwelzijnsnota krijgt met een 'eigen1 wethouder, dan kan de stad zich hiermee naar buiten helder profileren, zeker als de politiek bereid is voor een vooruitstrevende aanpak te kiezen. Zich uitspreken voor initiatieven als stadslandbouw en consequenter vormgeven van een groene ecologische infrastructuur in de stad, zijn hiervan voorbeelden. Winst kan er ook worden geboekt door diensten onderling en organisaties intensiever te laten samenwerken als het om dierenwelzijn gaat. Een dergelijke efficiencyslag kan wellicht ook kostenbesparing opleveren. Een ander resultaat kan zijn dat men zich dankzij de nota realiseert dat er veel meer aandacht moet zijn voor voorlichting en (natuur- en milieujeducatie. Daarnaast heeft de gemeente ook een belangrijke voorbeeldfunctie. Door in de nota veel aandacht te schenken aan het dierenwelzijn op gemeentelijke voorzieningen, zoals in hertenkampen en kinderboerderijen en bij het groenbeheer, kan Rotterdam laten zien "hoe het hoorf.
3.3. Wat is ervoor nodig? Als het College instemt met het schrijven van een stedelijke dierenwelzijnsnota dan zal dit een opdracht worden voor de dienst die dit beieidsveld onder haar hoede heeft, namelijk Sport en Recreatie. SenR schrijft de nota in directe samenwerking met andere betrokken diensten, zoals Roteb, GGD, Gemeentewerken en de Bestuursdienst (directie Veiligheid). En er zal contact gezocht worden met diverse organisaties, die stedelijk bij dit thema een belangrijke rol spelen, zoals de Dierenbescherming en de recreatieschappen. De nota geeft richting aan het stedelijke dierenwelzijnsbeleid voor de komende jaren en doet dit o.a. door aan te geven wefke tekortkomingen er zijn en langs welke weg de verbetering van het kunnen worden gerealiseerd. Dit vraagt daarom om het formuleren van een visie, het vaststellen van de ambitie, het onderzoeken wat er al is en het beschrijven van de aanpak. De Adviescommissie wil ook graag aangeven wat volgens haar in elk geval in de nota aan de orde moet komen. Deze aandachtspunten staan vermeld in de bijlage. Uiteindelijk moet dit in de nota uitmonden in een aantal actiepunten.
4. Tot slot De leden van de Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur zijn ten aanzien van dit advies niet over een nacht ijs gegaan. Zij hebben de afgelopen maanden uitgebreid gediscussieerd over het dierenwelzijn in Rotterdam. De conclusie was eensgezind. Rotterdam is dringend toe aan een integrale stedelijke nota dierenwelzijn waarin helder staat hoe de stad met haardieren wenst om te gaan. De lijst met aanbevelingen in de bijlage geeft mede aan hoe noodzakelijk dit is. Zij vormt de basis voor nleuw of aan te scherpen beleid. De commissie pleit er dan ook voor dat het College, bij monde van de verantwoordelijk wethouder, in deze collegeperiode opdracht geeft tot het schrijven van een dergelijk beleidsstuk.
Adviescommissie Dierenwelzijn en Stadsnatuur 23 September 2010
Biilage: Aanbevelingen voor de nota dierenwelzijn
Voor welke diergroepen geldt het? De Adviescommissie pleit ervoor om in de nota uit te gaan van de indeling zoals in de adviesnota van de Dierenbescherming staat aangegeven. Dit zorgt voor een overzichtelijk geheel, die bovendien overeenstemt met wat landelijk gebruikelijk is. Deze indeling werkt met de volgende categorieen: • Gezelschapsdieren Dit zijn dieren die door de mens uit liefhebberij worden gehouden. Hiertoe rekenen we honden, katten, konijnen, cavia's, vogels reptielen, amfibieen, maarook landbouwhuisdieren die hobbymatig worden gehouden, zoals paarden, schapen, geiten en kippen. • Gebruik van dieren voor vermaak Veelal zijn dit dieren die worden gebruikt bij evenementen. Dit kan varieren van roofvogeldemonstraties tot een optreden van olifanten in een circus. Ook het showen van een kameel bij de opening van een winkel valt hieronder. • Dieren in nood Tot deze categoric rekenen we de opvang van dieren, bijv. in asiels, de dierenambulances en de gemeentelijke rampenplannen. • Landbouwhuisdieren Alle dieren die gehouden worden voor productiedoeleinden voor bijvoorbeeld vlees, eieren en melk. De dieren in de bio-industrie, maar ook die op veemarkten, horen hierbij. • Proefdieren Hiertoe rekenen we dieren die in het kader van biomedische onderzoek of voor het testen van alierlei stoffen worden gebruikt. • In het wild levende dieren Ook in een stad komen in het wild levende dieren in ruime mate voor. Veel dieren vallen onder de Flora- en Faunawet en genieten wettelijke bescherming. Andere geven overlast en dan komt beheer, schadebestrljding of jacht om de hoek kijken. Verwilderde dieren geven zo hun eigen problemen, denk aan: verwilderde katten en stadsduiven. Voor elk van deze categorieen heeft de Adviescommissie een aantal aanbevelingen opgesteld, Deze onderwerpen zouden In de nota in elk geval aan de orde moeten komen. 1. Gezelschapsdieren • De gemeente kan een ondersteunende rol vervullen bij het opvangen van gezelschapsdieren. Denk hierbij aan voorlichting ter voorkoming van niet meer gewenste huisdieren en vermelding van de asiels, dierenambulances, enz. op gemeentelijke websites. • De gemeente kan direct of indirect (via de asiels) de reglstratie en identificatie van gezelschapsdieren verbeteren. Bijvoorbeeld door het chippen te bevorderen (voorlichting, subsidie). Het gaat hierbij voorai om katten (N.B. Het chippen van honden is m.i.v. 2011 landelijk verplicht). Doei is het terugdringen van het aantal zwerfdieren. Uitelndelijk zal dit de kosten van de opvang omlaag brengen. • De gemeente kan apart beleid te ontwikkelen voor gezelschapsdieren en minima. Wellicht is de stad bereid minima financieel tegemoet te komen als het gaat om de kosten van medische zorg voor huisdieren. • Op het vlak van hel hondenbeletd in Rotterdam zijn de aandachtspunten: voldoende en geografisch goed gespreide uitlaat- en uitrengebieden (binnen en buiten de stad}, de hondenpoepproblematiek, de aanlijnverplichting, agressieve honden en de handhaving, voorlichting en het bevorderen van gedragscursussen voor honden, • Mogelijk kan de gemeente samen met anderen een zinvolle rol spelen bij het geven voorlichting over de keuze en de gevolgen van de aanschaf van een (exotisch) huisdier, bijvoorbeeld op basis van de zgn. "Positieflijst"4. « De gemeente kan onderzoek doen naar de kwaliteit van het dierenwelzijn op de gemeentelijke (en particuliere) kinderboerderijen. Dit kan door het vaststellen van normen voor inrichting en beheer, bijvoorbeeld door het eisen van deelname aan landelijke keurmerken. Het beschikbaar stellen van financien voor verbeteringen werkt stimulerend. • Rotterdam zou een helder beleid moeten voeren als het gaat om hertenkampen. De adviescommissie is tegen het openen van nieuwe hertenkampen en voor het afbouwen van de De Rand voor Dierenaangclcgcnhcden hueft deze Posilicflijsl opgcstdd. Daurnp slaan diersoorten die in Nedcrland geliouden mngen worden. Dir/e pasiiictlijsi heell sinds 2006 de stulus van een advies aan de minister van landbouw. De lijst moci nog worden omgezet in welgeving (als onderdccl van de nieuwe wet Dieren.).
•
bestaande, zeker als het dierenwelzijn niet optimaal kan worden gegarandeerd. Voor de huidige hertenkampen stelt zij een aantal verbeteringsmaatregelen voor (voerverbod, populaliebeleid, gekwalificeerd personeel). Natuur- en milieueducatie bij de jeugd bevordert uiteindelijk het diervriendelijk gedrag van de Rotterdammers. Een gemeente zou daarom deze educatievorm moeten bevorderen.
2. Gebruik van dieren voor vermaak • Er is aanscherping gewenst en mogelijk als het gaat om het gebruikmaken van dieren bij evenementen. Denk hierbij aan kamelenraces, roofvogelshows en winkelopeningen met levende dieren. Een mogelijkheid is om bij de vergunningverlening zodanige normen op te stelien, dat er sprake is van terughoudend beleid. • De gemeente kan er voor kiezen om bij aantoonbare aantasting van het welzijn van dieren, een aangevraagde vergunning te weigeren. Een circus dat na controle door de LID 5 over de schreef gaat, is dan bijvoorbeeld de volgende keer niet meer welkom. Ook het bij herhaling 'per ongeluk' laten ontsnappen van dieren, kan om veiligheidsredenen voor een bepaaide periode uitsluiting betekenen. • De gemeente kan aantal regels opstellen waaraan levende (kerst)stallen moeten voldoen. Deze voorwaarden kunnen worden opgenomen In de te verlenen vergunning. 3. Dieren in nood In Rotterdam is de opvang van dieren in principe goed geregeld. Zwervende, in beslag genomen, mishandelde, verwaarloosde of afgestane dieren6 komen terecht in de asiels van de Dierenbescherming Rijnmond7. Hierbij worden indien nodig dierenambulances ingezet. De gemeente geeft een vergoeding aan beide organisaties in het kader van haar wettelijke opvangplicht van 'gevonden' dieren en heeft daaraan als voorwaarde kwaliteitseisen verbonden. Aandachtspunten voor het thema dieren in nood zijn: • Kijk als gemeente kritisch naar de kwaliteit van de verschillende asiels voor de opvang van gezelschapsdieren en beschrijf indien gewenst voorstellen tot verbetering. • Stel vast of er in Rotterdam behoefte is aan aanvulfende asiels, bijvoorbeeld voor konijnen, kleine knaagdieren, enz. en kom desgewenst met voorstellen hoe deze te realiseren. • Rotterdam kan een plan opstellen om de samenwerking te bevorderen tussen de diverse (vogel)asiels binnen de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld door dergelijke voorwaarden te verbinden aan subsidies en vergunningverlening. • Hetzelfde geldt voor de samenwerking tussen de verschillende dierenambulanceorganisaties in Rotterdam. Zo kan een meer gecoordineerde uitvoering ontstaan. • Streef naar een centraal meldpunt voor dierenmishandeling. • Neem dierziektes op als aandachtspunt in de gemeentelijke en regionale rampenplannen (zie ook: punt 4.2). 4. Landbouwhuisdieren Nederland herbergt grote aantallen landbouwhuisdieren (meer dan 450 miljoen). Omdat Rotterdam weinig buitengebied kent, is deze categorie dieren in Rotterdam sterk ondervertegenwoordigd en speeit ook het verschijnsel bio-industrie een beperkte rol. • In de nota hoort een overzicht van de productiebedrijven met landbouwdieren die voorkomen binnen de Rotterdamse grenzen. Denk hierbij niet alleen aan bedrijven met koeien, varkens, schapen, geiten en kippen, maar ook pelsdierfokkerijen en aquacultuur (viskweek). • Inventariseer hoe het optreden bij dierziektes, zoals MKZ, vogeigriep en Q-koorts, in Rotterdam is geregeld en stel uitgewerkte rampenplannen op. Laat hierbij de gemeentelijke kinderboerderijen in nauw overleg met de GGD het voortouw nemen. • Kijk op welke manieren de gemeente haar ter beschikking staande middelen zoals bestemmingsplannen kan inzetten om het dierenwelzijn te bevorderen. Hiermee kan de gemeente mogelijk intensieve veehouderij of bio-industrie binnen haar grenzen weren. • Ga na of er binnen de Rotterdamse gemeentegrenzen vee- en paardenmarkten voorkomen en stel vast of de aanwezigheid van dieren hier in het kader van dierenwelzijn acceptabel is. DC Landdijke InspixtiL-dioisl Dicrunbcjchmnitig (LID) houdt tuczicln op hcl vvclzijit van dicrcn in tic dagelijksc praklijk. Daarbij maukt de zij ondcnnecr gcbruik van door de overheid toegekende opsporings- en loeztclnhoudende bcvoegdheden. Djl gcldl zowel voor huisdiL-ren ills voor dk-nni din in lict wild leven. In 2009 vingcn dc Rotlcrdamscosicls 841 liondcn en 1328 kallen op. Bij Iict konijnenopviingccntrum 'Het Knaagsponr" VQII de Dierenhescltcrming en de achl gcmecmelijke kinderboerderijen gaal het jaarlijks om cmgevecr 1000 ulgesianc konijnen en caviu's.
Onderzoek of een vergunning kan worden geweigerd nadat de LID van aantasting van het dierenwelzijn heeft geconstateerd. Rotterdam kan plannen ontwikkelen waarbij de gemeente scharrel- en biologische producten optimaal stimuleert. Dit kan bijvoorbeeld door ze voor te schrijven in gemeentelijke kantines en tijdens recepties (voorbeeldfunctie!).
•
5. Proefdieren De Adviescommissie is zeer kritisch als het gaat om het gebruik van proefdieren. Rotterdam herbergt o.a. op de Erasmus Universiteit groepen proefdieren. De stad kan hier echter weinig invloed op uitoefenen, omdat de regelgeving van de rijksoverheid en/of van Europa uitgaat. Toch zijn er enkele mogelijkheden: • Rotterdam kan in haar gemeentelijke gebouwen en voorzieningen uitsluitend kiezen voor proefdiervrije producten, bijvoorbeeld als het gaat om schoonmaakmiddelen. • Als zoiets wordt ingevoerd, communiceer dit als gemeente dan naar de burgerij. 6.
In het wild levende dieren
6.1 Jacht, beheer en overlast Beschermtng van Nederlandse diersoorten is geregeid in de Flora- en Faunawet. De rol van de gemeente is hierbij van belang als het gaat om: jacht, beheer en overlastbestrijding. Dit geeft aanieiding tot de volgende aanbevelingen: • Als er brnnen de gemeentegrenzen van Rotterdam jacht plaatsvindt, ban dan de plezierjacht uit en neem als principe aan:'Jacht nee, tenzij...'. Verpacht of verhuurde jacht nietaan derden, maar zet bij voorkeur gemeentelijk personeel in, zoals de eigen boswachters. • Neem in de nota de volgende handelswijze ten aanzien van plaagdieren8 op: Stel bij overlast van plaagdieren altijd eerst een grondig onderzoek in, zoek naar alternatieven en ga pas in het uiterste geval en als bewijsbaar is dat het effectief is, over tot schadebestrijding. Kies daarbij steeds voor de meest diervriendelijke methode9 en voor zelfregulering. • De gemeente kan als hel gaat om plaagdieren veel inzet besteden aan voorlichting en educatie. Voorbeeld: De roi van kraaiachtigen in het ecosysteem. Geef hierbij ook de (vogel)asiels een rol. • De gemeente kan samen met de Dierenbescherming door voorlichting en educatie het diervriendelijk vissen van hengelaars, vooral bij de jeugd, bevorderen. • Zorg er voor dat de stand van exoten nauwkeurig wordt gevolgd {bureau Stadsnatuur) en neem tijdig {diervriendelijke) maatregelen als zij overlast dreigen te gaan geven of als zij de stand van inheemse soorten bedreigen. Denk hierbij aan haisbandparkieten, nijlganzen, soepganzen, enz. 6.2 Wilde dieren in de openbare ruimte In Rotterdam (even binnen de bebouwde kom grote aantallen wilde dieren. Zij hebben er hun woonen leefgebied en veroorzaken veelal geen specifieke overlast. Denk hierbij aan vogels, aan kleine zoogdieren, zoals egels, aan amfibleen (kikkers, padden), vissoorten en insecten als vlinders en libelien. Sommige van deze soorten zijn wettelijk beschermd. Wat kan een gemeente voor deze dieren doen? • De gemeente kan bij plannen meer rekening houden met de beiangen van wilde dieren in de stad. Bij ruimtelijke ingrepen kan dit door inventarisaties vooraf, mitigerende10 maatregelen, verplaatsen van restpopulaties en het bieden van schuil-, en foerageer- en voortplantingsmogelijkheden. Hierbij hoort een beleid waarbij deze dieren bij stedenbouw en stadsvernieuwing niet in hun voortbestaan worden geschaad. • Geef als gemeente de voorkeur aan ecologisch groenbeheer. Dit kan door de aanleg van bloemrijke bermen, later maaien en het afvoeren van maaisel in plaats van klepelen. Gefaseerd maaien baggerbeheer kan men als eerste keus voorschrijven. • Stimuleer de biodiversiteit en de uitwisseling van soorten door meer natuurontwikkelingsprojecten, het vaker toepassen van inheemse en gebiedseigen soorten en de aanleg van goede ecologische verbindingen door de hele stad. Denk ook aan het piaatsen van nestkasten en de aanleg van amfibieenpoeien. • Biedt bij kapvergunningen voldoende zekerheid dat beiangen van dieren (broeden, overwinteren) worden meegewogen. Kijk alvorens vergunning te verlenen vooral ook naar de (toekomstige) 8
13
ln
In Rotterdam gcvcn dc volgende 'wilde' plaagdieren dc mecslc ovL-rlust: siadsduiven. meeuwen. ganzen, konijnen, ratten en muizen. De loots) e tijd doet de vos steeds meer vnn zich spreken. Denk aan: prcvcntie, voorlicliling. alschrikkcn, verjagen, wegvungen, vermindcren vocren, ciercn rapen/scliudden, wering, enz. Mitigcrcn betckent Icltcrlijk 'vcrzucliten'. Met nume het vcrzachlen von cfTcclcn van ecn ruimtelijke ingreep op lokale flora en fauna. bijv. door de rca lisa tic van Taunaiunncls bij dc aanlcg van snclwegen.
6
ecologische waarde van de betreffende boom. Een wilg heeft vaak een grotere waarde voor de natuur dan een plataan. Geef als gemeente ruimte aan verkeersmaatregelen om in het wild levende dieren te vrijwaren van verkeersdreiging. Denk aan het afsluiten van wegen of het beperken van de maximum snetheld bij overstekende dieren, zoals bij paddentrek en/of de aanieg van faunatunnels. Stel strikte regels vast voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het openbaar groen. Gebruik geen middeien die schadeiijk zijn voor (evende diergroepen als vogels, zoogdieren en amfibieen. Verminder waar mogelijk het gebruik. Stimuleer het ecologisch besef en het natuurrijk tuinieren bij de Rotterdamse burger door voorlichting en het aanbieden van cursussen, Betrek zoveel mogelijk Rotterdammers bij bovenstaande activiteiten (participatie!). Dit kan door het inschakelen van natuurverenigingen of het instellen van speciale (burger)werkgroepen. Overige aandachtspunten Stimuieer door middel van natuur- en mtfieueducatie het dier- en natuurvriendelijk gedrag bij de jeugd {en daardoor bij de latere volwassenen). Besteed extra aandacht aan de handhaving en controle ais het gaat om de uitvoering van dierenwelzijnsmaatregelen. Profileer Rotterdam naar buiten als diervriendelijke gemeente. Stel een coordinerend wethouder aan specifiek voor het dierenwelzijnsbeleid in de stad. Samen met een centraai ambtelijk aanspreekpunt staat dit garant voor een integrale aanpak en structureie aandacht voor dit beleidsonderdeel.