Gemeente Haaren Bestemmingsplan Centrum Haaren
Rapportnummer:
211x01052.033585_1
Datum:
25 mei 2007
Contactpersoon opdrachtgever:
dhr. P. Engelvaart
Projectteam BRO:
Hester Dijkman, Chantal Zegers. Martijn van der Wielen
Concept:
mei 2007
Voorontwerp: Ontwerp: Vaststelling: Trefwoorden: Beknopte inhoud:
Haaren, Centrumgebied -
BRO Boxtel Postbus 4 5280 AA Boxtel Bosscheweg 107 Boxtel T +31 (0)411 85 04 00 F +31 (0)411 85 04 01 E
[email protected]
Toelichting
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging plangebied 1.3 Leeswijzer
3 3 5 5
DEEL A – PLANOPZET
2. RUIMTELIJK-STEDENBOUWKUNDIGE PLANOPZET 2.1 Inleiding 2.2 Programma van Eisen en uitgangspunten
9 9 9
2.2.1 Het Brede Schoolconcept 2.2.2 Verkeer, vervoer en parkeren 2.3 Stedenbouwkundige planopzet
11 14 16
2.3.1 Hoofduitgangspunten 2.3.2 Centrumfuncties aan de Haarensteijnstraat (plandeel A) 2.3.3 Woongebied locatie Hasselbraam (plandeel B) 2.3.4 Woongebied locatie Klim-op (plandeel C) 2.3.5 Woongebied locatie Kerkstraat (plandeel D)
16 19 19 19 19
3. JURIDISCHE PLANOPZET 3.1 Inleiding 3.2 Systematiek van de voorschriften
21 21 21
3.2.1 Inleidende bepalingen 3.2.2 Bestemmingsbepalingen 3.2.3 Algemene bepalingen 3.2.4 Overgangs- en slotbepalingen 3.3 Beschrijving per bestemming
21 22 23 24 24
DEEL B – VERANTWOORDING
4. KADER EN ONTWIKKELINGEN 4.1 Inleiding 4.2 Vigerende juridische regeling
Inhoudsopgave
31 31 31
1
4.3 Beleidskaders 4.3.1 Bovenlokaal beleid 4.3.2 Lokaal beleid
31 31 34
5. BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE 5.1 Een kenschets van het dorp Haaren 5.2 Ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied
37 37 38
6. LEEFMILIEU, WAARDEN EN BELEMMERINGEN 6.1 Inleiding 6.2 Bedrijven en milieuzonering 6.3 Geluidhinder 6.4 Bodem 6.5 Waterhuishoudkundige aspecten 6.6 Externe veiligheid 6.7 Luchtkwaliteit 6.8 Natuur en ecologie 6.9 Archeologie en cultuurhistorie
43 43 43 46 46 47 49 50 51 52
7. UITVOERBAARHEID 7.1 Economische uitvoerbaarheid en handhaving 7.2 Handhaving
57 57 57
8. PROCEDURE 8.1 Inleiding 8.2 Vooroverleg 8.3 Inspraak 8.4 Vaststellingsprocedure
59 59 59 59 60
Separate Bijlagen • Quickscan Natuurwaarden (Staro) • Watertoets (Van Kleef) • Luchtkwaliteitonderzoek (BRO)
2
Inhoudsopgave
1.
INLEIDING
1.1 Aanleiding Al geruime tijd hebben Woningstichting St. Lambertus, Stichting de Kreite en de gemeente Haaren overleg over de herontwikkeling van het centrum van Haaren. Een aantal samenhangende problemen en wensen heeft aanleiding gegeven om een grondig onderzoek te doen naar de mogelijkheden die er in Haaren zijn. Directe redenen voor het gemeentebestuur en andere betrokken partijen om de handen ineen te slaan om gezamenlijk te komen tot een optimale invulling van deze het centrum van Haaren zijn: • de noodzaak tot uitgebreide renovatie of nieuwbouw van de Haarense basisscholen De Hasselbraam en de Klim-op; • de noodzaak tot vernieuwing van het zorgcentrum Haarensteyn om er voor te zorgen dat wonen, service, welzijn en zorg -vooral voor ouderen- aan de eisen van deze tijd voldoen; • de wens om een brede school te realiseren; • de wens om verschillende voorzieningen met elkaar te verbinden om zo tot een efficiënter gebruik en een betere exploitatie te komen; • de noodzaak om in het belang van de volkshuisvesting te voorzien in woningbouw in het centrum van Haaren. In verband hiermee is voor het onderhavige gebied een bestemmingsplan opgesteld. Met het voorliggende bestemmingsplan worden de toekomstige woongebieden Kerkstraat, de Klim-op en Hasselbraam functioneel ingevuld. Deze gebieden liggen verspreid over het centrum van Haaren. Daarnaast wordt ook de realisatie van het woonzorgcomplex (WOZOCO) meegenomen in het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 1
3
B
A
D C
Ligging en begrenzing plangebied en deelgebieden
4
Inleiding
1.2 Ligging plangebied Haaren ligt in het hart van de Meierij van ’s-Hertogenbosch en in het hart van Noord-Brabant even boven het natuurgebied de Kampina. De oude kern wordt gevormd door een clustering van bebouwing aan de Kerkstraat, de Haarensteijnstraat en Driehoeven. Het plangebied bestaat uit een groot gedeelte van het noordelijke en oostelijke deel van centrumgebied. De kaart op nevenstaande pagina geeft het plangebied visueel weer. Het gebied wordt achtereenvolgens begrensd door: • de perceelsgrenzen van het terrein van basisschool de Hasselbraam; • de randen van het wegprofiel van de Haarensteijnstraat; • de perceelsgrenzen van de terreinen van zorgcentrum Haarensteyn en dorpshuis D’n Domp (gelegen op de hoek Kerkstraat/Haarensteijnstraat); • de noordelijke perceelsgrens van het terrein van Woningstichting St. Lambertus aan de Pastoor Verrijtlaan; • het Broederspaadje; • de Ruysbossche Waterloop; • de perceelsgrenzen van de terreinen van basisschool De Klim-op aan het Leypad; • de terreinen van de RK kerk en het gemeentehuis aan Driehoeven. Er wordt in het plangebied onderscheid gemaakt tussen de volgende deellocaties: • locatie WOZOCO; (deelgebied A) • locatie Hasselbraam; (deelgebied B) • locatie de Klim-op; (deelgebied C) • locatie Kerkstraat. (deelgebied D)
1.3 Leeswijzer Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen: één plankaart waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, voorschriften waarin de regels voor de op de plankaart vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De plankaart vormt samen met de voorschriften het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. In dit plan ligt de nadruk op ontwikkeling van de maatschappelijke voorzieningen en woningen in het centrumgebied. De toelichting van dit bestemmingsplan is omwille van de leesbaarheid en de toegankelijkheid in twee delen geknipt: een deel Planopzet (A) en een deel Verantwoording (B).
Hoofdstuk 1
5
Deel A (planopzet) gaat in op de visie, de doelstellingen en de stedenbouwkundige en juridische opzet van het plan. De mogelijke en gewenste ontwikkelingen in het plangebied zijn in dit deel weergegeven. Om een indruk te krijgen van wat met het plan en met de voorschriften wordt beoogd is het lezen van dit deel voldoende. Deel B (verantwoording) omvat de achtergrond, toelichting en motivering op de gemaakte keuzen die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. Dit deel gaat in op het beleidskader, de milieu- en overige aspecten, onderzoeks- en analyseresultaten en handhaving. In deel B worden ook de resultaten van inspraak en vooroverleg en de economische haalbaarheid weergegeven. De onderzoeksrapportages zijn als separate bijlage bij de toelichting gevoegd.
6
Inleiding
DEEL A – PLANOPZET
2.
RUIMTELIJK-STEDENBOUWKUNDIGE PLANOPZET
2.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de stedenbouwkundige visie en achterliggende ruimtelijke en programmatische uitgangspunten van het plan. De diverse programma’s van eisen die voor de verschillende planonderdelen zijn opgesteld zijn samen met de uitgangspunten van diverse stedenbouwkundige visies de basis geweest voor het ‘Centrumplan Haaren’ en daarmee ook voor onderhavig bestemmingsplan. De uitgangspunten en stedenbouwkundige visie zijn daar waar ruimtelijk relevant en mogelijk vertaald in concrete voorschriften en/of aanduidingen op de bestemmingsplankaart. Eerst is een overzicht gegeven van de belangrijkste programmatische uitgangspunten voor de verschillende planonderdelen en vervolgens is het stedenbouwkundig plan toegelicht. De motivering van het plan is te vinden in deel B van deze toelichting.
2.2 Programma van Eisen en uitgangspunten Er wordt in het plangebied onderscheid gemaakt tussen de volgende locaties: • locatie WOZOCO: Ten westen van de Kerkstraat en ten noorden van de Haarensteijnstraat. Op dit moment zijn woningen, een bejaardentehuis, gemeenschapshuis den Domp en een kinderboerderij gevestigd op deze locatie; • locatie Hasselbraam: Ten westen van de Kerkstraat en ten zuiden van de Haarensteijnstraat. In de huidige situatie is de Openbare Basisschool de Hasselbraam daar gevestigd; • locatie de Klim-op: Ten oosten van de straat Driehoeven en ten noorden van het Leijpad. De Katholieke Basisschool de Klim-op is momenteel gevestigd op deze locatie; • locatie Kerkstraat: het gebied ten oosten van de Kerkstraat en ten zuiden van het Broeders paadje. In de huidige situatie is de Sporthal Beekdal daar gevestigd. Locatie WOZOCO (deelgebied A) WOZOCO is een voorzieningencluster dat gesitueerd is in het centrum van Haaren. Het complex heeft een totale oppervlakte van circa 20.000 m2 bvo. In het plan worden voorzieningen als onderwijs, sport, recreatie, zorg, eerstelijnsvoorzieningen, en wonen aan elkaar gekoppeld. Ten noorden van het voorzieningencluster worden 66 parkeerplaatsen aangelegd. Onder het gebouw worden 34 parkeerplaatsen half-
Hoofdstuk 2
9
verdiept aangelegd. Concreet worden de volgende instellingen en ruimtes ondergebracht in het voorzieningencluster: • 48 intramurale plaatsen met een totale oppervlakte van circa 3300 m2 bvo; • vereniging Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) met 16 cliëntenplaatsen en een totale oppervlakte van circa 900 m2 bvo; • gehandicaptenzorgverlening Cello (circa 700 m2 bvo); • katholieke basisschool de Klim-op (circa 1600 m2 bvo); • openbare basisschool de Hasselbraam ( circa 1020 m2 bvo); • peuterspeelzaal Pimpeloentje (circa 240 m2 bvo); • kinderopvang De Kasteeltuin (circa 300 m2 bvo); • buitenschoolse opvang Het Pirateneiland (circa 150 m2 bvo); • sporthal (circa 1500 m2 bvo); • gemeenschapshuis (circa 1200 m2 bvo); • een welzijnscomponent met in totaal circa 800 m2 bvo; • een dienstencomponent met in totaal circa 730 m2 bvo; • 44 aanleunwoningen (circa 95 m2 bvo per woning) • 15 appartementen (circa 115 m2 bvo per appartement).
Locatie Hasselbraam (deelgebied B) De Hasselbraam, een basisschool aan de Haarensteijnstraat, wordt verplaatst en gehuisvest in het WOZOCO. Op de locatie van de Hasselbraam worden 31 woningen gesitueerd. Dit aanbod bestaat uit 19 grondgebonden starterwoningen met een oppervlakte van circa 110 m2 bvo en twee bouwlagen met kap en uit 12 appartementen met een oppervlakte van circa 90 m2 bvo. Het appartementencomplex bestaat uit 3 bouwlagen. Locatie de Klim-op (deelgebied C) De basisschool de Klim-op, die gevestigd is aan het Leijpad wordt verplaatst naar het WOZOCO. De vrijgekomen ruimte wordt ingericht met 59 woningen, waarvan 4 patiowoningen (circa 180 m2 bvo, 1 à 2 bouwlagen), 18 grondgebonden woningen (circa 200-230 m2 bvo, 2 à 3 bouwlagen) en 37 appartementen (circa 110 m2 bvo, 3,5 à 4,5 bouwlagen).
10
Deel A - Planopzet
Locatie Kerkstraat (deelgebied D) In de Kerkstraat worden 107 woningen gerealiseerd, bestaande uit 17 patiowoningen met een oppervlakte van circa 155 m2 bvo en 1 à 2 bouwlagen. Daarnaast wordt een appartementencomplex van 3,5 à 4,5 bouwlagen met 37 koopappartementen gerealiseerd en een appartementencomplex van 2,5 à 3,5 bouwlagen met 53 huurappartementen. Belangrijke doelstellingen en uitgangspunten die nagestreefd zijn voor de gezamenlijke planontwikkeling in het kader van het haalbaarheidsonderzoek naar een herinrichting van een gedeelte van het centrumgebied zijn: • het bieden van een oplossing voor een adequate huisvestingssituatie voor de basisscholen Hasselbraam en de Klim-op; • het realiseren van een woonzorgcomplex in het centrumgebied; • het realiseren van een brede school (met onderwijs, sport en andere sociaalmaatschappelijke voorzieningen); • het structureel besparen op de exploitatielasten van gemeentelijke voorzieningen; • het benutten van schaalvoordelen door integratie van voorzieningen; • het realiseren van maatschappelijk voordeel door de ontmoeting van mensen van allerlei leeftijden te bevorderen; • het toevoegen van een gedifferentieerd woningbouwprogramma in de kern Haaren, zoals woningen voor starters en lage inkomens; • het realiseren van de nieuwe gemeentelijke voorzieningen uit de opbrengst van de grondexploitatie en eventueel aanvullende subsidies. In deze paragraaf is nader ingegaan op de programmatische uitgangspunten en randvoorwaarden voor de verschillende planonderdelen. 2.2.1 Het Brede Schoolconcept De brede school is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van het samenwerkingsverband is de ontwikkelingskansen van de kinderen te vergroten. Onderwijs en welzijn zijn in ieder geval participanten. Kinderopvang, peuterspeelzaal, sport, cultuur, bibliotheek en andere instellingen kunnen ook een onderdeel van de brede school zijn.
Hoofdstuk 2
11
De geschiedenis van de brede school Dé brede school bestaat niet; één bredeschool-geschiedenis dus ook niet. Hieronder daarom een korte uiteenzetting over hoe het allemaal begon en welke kanten het vervolgens opging. Scholen waar de voor- en naschoolse opvang een logisch vervolg is op het onderwijs, waar kinderen taalondersteuning krijgen, waar ouders 's avonds terecht kunnen, waar opvoedingsondersteuning op school geregeld is, waarin een bibliotheek is gevestigd, en alle organisaties die zich met opgroeiende kinderen bezighouden samenwerken. In Zweden, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië werd vanaf het begin van de jaren '80 geëxperimenteerd met zulke, voor Nederlandse begrippen toen nog utopische scholen. Toch kreeg het idee ook hier navolging. Halverwege de jaren '90 werden de eerste, later meestal brede scholen genoemde, nieuwe scholen geopend: in Groningen en Rotterdam. Een netwerk van zorg en opvoeding wilden ze zijn, met maar één doel, de ontwikkelingskansen van kinderen vergroten. Het idee sprak aan. Meer brede scholen volgden, en ze kregen fraaie namen als forumscholen, magneetscholen, buurtscholen, bedrijfstijdenscholen, open wijkscholen, of onderwijskansenscholen. Vaak borduurden de nieuwe scholen voort op wat in de praktijk al gebeurde. Een school die gewend was kinderen met achterstanden bij te spijkeren zocht het in die hoek; een school die nadacht over naschoolse opvang, zocht het in de ‘sluitende dagindeling'; een brede school in een kleine kern in het bundelen (en soms redden) van voorzieningen. Maar er gebeurde meer. Er kwamen nieuwe, voor de brede school ontworpen gebouwen, de samenwerking tussen onderwijs, welzijn, jeugdzorg en andere organisaties professionaliseerde, en het enthousiasme groeide navenant. Dankzij de positieve verhalen en successen had de eerste generatie brede scholen een olievlekwerking. Razendsnel groeide het aantal brede scholen naar ruim 500 in 2004. Het ministerie van Onderwijs steunt de ontwikkeling. Als het aan het ministerie ligt groeit het aantal brede scholen door naar 1200 in 2010. Na een periode van experimenteren en ‘laat duizend bloemen bloeien', is de trend nu dat er meer lijn komt in de bredeschoolontwikkeling. Steeds vaker stellen gemeenten criteria op waaraan brede scholen moeten voldoen. Steeds vaker ook, werken brede scholen doelgerichter, en trekken ze coördinatoren aan, die de organisatie stroomlijnen. Eén ding is door de jaren heen hetzelfde gebleven: het uitgangspunt ‘met zijn allen voor het kind'. Welke verschijningsvorm de brede school ook heeft gekregen, dít idee staat kaarsrecht overeind. Bron: http://www.bredeschool.nl/02_bibliotheek/h-geschiedenis/index.htm
12
Deel A - Planopzet
Uitwisseling van maatschappelijke voorzieningen Belangrijk uitgangspunt bij het ontwikkelen van de plannen voor de herhuisvesting van de scholen en de nieuwbouw van het zorgcentrum en het dorpshuis is de mogelijkheid verschillende functies te combineren in één gebouw. Hierdoor is uitwisseling van ruimtes mogelijk, kan een effectievere exploitatie gevoerd worden, ontstaan schaalvoordelen en bestaat meer ruimte voor ‘ontmoeten’. Deze keuze voor het clusteren van de maatschappelijke voorzieningen is gebaseerd op de vele voordelen die kunnen worden behaald als zoveel mogelijk ruimten aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Zo zou een gedeelte van de sporthal kunnen fungeren als grote zaal voor het gemeenschapshuis bij toneelvoorstellingen en muziekuitvoeringen. Vergaderruimtes kunnen worden gecombineerd. Het geplande horecagedeelte kan door alle partijen optimaal worden benut. In onderstaand schema1 zijn de relaties aangegeven tussen de verschillende planonderdelen. De dikte van de lijn impliceert het gewicht van de onderlinge relatie. Met andere woorden: een dikke lijn geeft aan dat er een sterke relatie tussen twee planonderdelen bestaat en een dunne lijn geeft aan dat de relatie wel aanwezig is, maar minder sterk. Sportvoorzieningen Bij een brede schoolconcept met een combinatie van onderwijs, zorg en welzijn bestaat behoefte aan bewegingsruimte. In de planvorming is de huidige sporthal aan het Broederspaadje betrokken. Gelet op de wens van sportverenigingen binnen de gemeente Haaren en de scholen voor het invullen van de gymnastieklessen is er behoefte aan een volwaardige sporthal met een omvang van ongeveer 1.400 m².
Horecavoorzieningen In het vigerende bestemmingsplan “Haaren West” is ter hoogte van de huidige westelijke parkeervoorziening nabij het gemeentehuis de mogelijkheid tot het vestigen van een horecafunctie opgenomen (voorzien binnen de bestemming ‘Centrumvoorzieningen’). Bij de planvorming is het idee ontstaan deze horecafunctie te integreren in de plannen voor het voorzieningencluster. Nabij de entree van het voorzieningencomplex dient de mogelijkheid te komen om een grand café te vestigen. Een horecafunctie kan er namelijk toe bijdragen dat de aantrekkelijkheid en de leven1
Bron: Claus en Kaan architecten.
Hoofdstuk 2
13
digheid van het gebied wordt vergroot. Daarbij kan de horecafunctie tegelijkertijd een kantinefaciliteit bieden aan de sporthal, het dorpshuis en mogelijk kan gedacht worden aan een combinatie met de keukenfaciliteiten van het woonzorgcomplex. De behoefte van deze voorziening is geraamd op circa 450 m² bruto vloeroppervlak (bvo). Commerciële (winkel)voorzieningen Toevoeging van detailhandel is in het plan niet voorzien. Wel zou er ruimte moeten zijn voor dienstverlenende activiteiten op het gebied van zorg, sport en welzijn zoals een kapper, fysiotherapeut of huisarts. Deze voorzieningen dienen dan wel opgenomen te worden in of nabij het woonzorgservicecentrum. 2.2.2 Verkeer, vervoer en parkeren Met het toevoegen van woningen en het clusteren van centrumvoorzieningen zal een verandering optreden in de verkeersintensiteiten op de verschillende wegvakken in en rondom het centrum van Haaren. Daar komt bij dat gelijktijdig met de ontwikkelingen in het centrum een gewijzigde verkeersstructuur wordt voorgesteld. Ontsluiting De projectgroep Centrum Haaren beschrijft dat er twee geschikte opties zijn als het gaat om het creëren van een gedegen verkeersstructuur. Deze twee opties zijn: 1. de doorgaande verkeersstructuur volgen, de nieuwe situatie behouden en zorgen voor ruime boogstralen en overzichtelijke kruispunten, teneinde het doorgaande verkeer soepel en verkeersveilig af te wikkelen; 2. de doorgaande route over de huidige verkeersstructuur behouden waardoor de invulling van het plein anders zal worden vormgegeven. Tevens worden drie scenario’s genoemd, waarvan één scenario niet tot de voorkeur behoort. P.M. resultaten Verkeersonderzoek Goudappel Coffeng Parkeren Locatie WOZOCO (deelgebied A) Het voorzieningencluster zal worden voorzien van een eigen parkeergelegenheid aan de noordzijde van het perceel. Het gaat hier om 66 parkeerplaatsen, waarvan een deel bestemd is voor woningen. Daarnaast wordt ter plaatse van het voorzieningencluster een half-verdiepte parkeervoorziening gesitueerd van 34 parkeerplaatsen. Deze parkeervoorziening komt volledig ten goede aan de woningen in het WOZOCO.
14
Deel A - Planopzet
De totale parkeervoorziening in het centrum van Haaren is in het schema vastgelegd. In totaal worden 261 parkeerplaatsen in het centrum gerealiseerd. Hierbij zijn de parkeerplaatsen van de woningen van de deelgebieden B, C en D niet meegerekend. Dit aantal ligt hoger dan het minimale benodigde aantal parkeerplaatsen in drie verschillende scenario’s en is daarmee conform de vereisten, die voortkomen uit het onderzoek van Goudappel Coffeng.2
Bron: St. Lambertus/Kreite
Locatie Hasselbraam (deelgebied B) In dit deelgebied worden 19 grondgebonden starterswoningen en 12 appartementen voorgesteld. Voor de 31 wooneenheden worden 43 parkeerplaatsen gerealiseerd. Locatie de Klim-op (deelgebied C) In dit deelgebied worden 22 grondgebonden woningen en 37 appartementen voorgesteld. Totaal worden voor de 59 wooneenheden 91 parkeerplaatsen gecreëerd.
2
Parkeerbalans Gemeente Haaren,, Goudappel-Coffeng, 22-03-2007
Hoofdstuk 2
15
Hiervan kunnen er 42 half verdiept worden aangelegd, 22 op eigen terrein en 27 in het openbaar gebied. Locatie Kerkstraat (deelgebied D) In dit deelgebied worden 17 patiowoningen en 90 appartementen voorgesteld. Totaal worden er voor de 107 wooneenheden 158 parkeerplaatsen aangelegd. Hiervan kunnen er 100 half verdiept worden aangelegd, 17 op eigen terrein en 41 in het openbaar gebied.
2.3 Stedenbouwkundige planopzet In het dorp Haaren zijn drie locaties waar de genoemde voorzieningen gerealiseerd moeten worden. Op de plaats waar momenteel het verzorgingstehuis Haarensteyn staat, is het voorzieningencluster voorzien, met daarin de beide basisscholen De Hasselbraam en De Klim-op, de peuterspeelzaal, de kinderopvang en de sporthal, wonen en voorzieningen voor ouderen met verschillende verzorgingsbehoeftes. De planning is dat ook het gemeenschapshuis op die plek wordt gevestigd. Deze keuze is gebaseerd op de vele voordelen die kunnen worden behaald als zoveel mogelijk ruimten aan elkaar gekoppeld kunnen worden. Zo zou een gedeelte van de sporthal kunnen fungeren als grote zaal voor het gemeenschapshuis bij toneelvoorstellingen en muziekuitvoeringen. Of het computerlokaal van de scholen zou buiten de schooluren ook gebruikt kunnen worden voor ouderen. Vergaderruimtes kunnen worden gecombineerd. Het horecagedeelte kan door alle partijen optimaal worden benut. Zo zijn er nog tal van andere mogelijkheden om gezamenlijk gebruik te maken van functies en ruimten. In de verdere uitwerking van dit gebouw zullen deze synergievoordelen verder uitgediept moeten worden. Door middel van de bestemming van deze plek, zal dit gefaciliteerd worden. Zie verder de juridische toelichting in hoofdstuk 3 van dit plan. De huidige kapel van Haarensteyn blijft als monument behouden. Het is aan de architect om dat gebouw op een goede manier in het totaalplan in te passen. In onderhavig bestemmingsplan is om de kapel een strak bouwvlak gelegd, zodat de karakteristieke vorm juridisch verankerd is. 2.3.1 Hoofduitgangspunten De ruimtelijk-stedenbouwkundige hoofduitgangspunten van het centrumplan Haaren zijn vervat in een vijftal kwaliteitsaspecten, die de rode draad van het planontwerp vormen: • structuur rode en groene vingers; • synergie van functies; • creëren werkelijk dorpshart;
16
Deel A - Planopzet
• •
respecteren historische structuur; verkeersveiligheid op lange termijn. Structuur vingers
rode
en
groene
Het grondbeginsel van de visie is dat rode vingers haken in groene vingers. Met andere woorden: de (nieuwe) bebouwing van Haaren en de groene natuur van het beekdal worden met elkaar verweven. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de openbaarheid van het beekdal in relatie tot de ecologie. De rode en groen vingers zijn vanaf de eerste tekeningen voor de centrumvisie uitgangspunt geweest voor de verdere ontwikkeling. Als basis voor het nieuwe centrum zijn de bestaande waarden aangegrepen voor een kwalitatief hoogwaardig plan. Gaandeweg het proces zijn de rode en groene vingers verder vormgegeven, overigens zonder daarbij concessies te doen aan het principe. Uiteindelijk komt de belangrijkste structuur in het hart van het centrum te liggen. Deze groene structuur bestaat uit een groene omzoming van de kerk die overloopt in de bomenlaan aan de Haarensteijnstraat. Deze bomenrij dient ter hoogte van het Mgr. Bekkersplein nog aangevuld te worden om een duidelijke ruimtelijke structuur te volgen. De plekken van de rode vingers zijn beperkt tot de plek van de huidige Klim-op school en de huidige sporthal/kinderopvang. In essentie veranderen deze plekken dus niet van ‘kleur’: ze zijn momenteel bebouwd en zijn dat in de toekomst dus ook. De verbetering van de structuur zit hem met name in het versterken van de groene structuur. Zo worden een aantal seniorenwoningen aan de noordzijde van de kerk gesloopt waar (op die plek) geen bebouwing voor terug zal komen. Hierdoor wordt het beekdalmilieu straks vanuit het centrum ervaren en zal de unieke randligging van het centrum van Haaren duidelijk beleefbaar worden. Synergie van functies Van oudsher zijn er in het centrumgebied van Haaren verschillende maatschappelijke en commerciële functies gevestigd. Deze functies zijn veelal strikt van elkaar gescheiden, ondergebracht in aparte gebouwen met eigen beheer, openingstijden enzovoorts. De kracht van het centrum zit hem juist in het gebruik maken van elkaars faciliteiten en mogelijkheden. Daarmee kan zelfs ruimtewinst geboekt worden. Indien verschillende functies allemaal dezelfde keuken kunnen gebruiken, is
Hoofdstuk 2
17
het niet noodzakelijk dat er in verschillende gebouwen verschillende keukens gebouwd worden. De exacte synergievoordelen kunnen echter pas ten volste overzien worden wanneer het gebouw waar de verschillende functies in ondergebracht worden, verder ontworpen wordt. Pas dan kunnen de mogelijkheden en onmogelijkheden vanuit de plattegrond overzien worden. Samengevat wordt er bij het ontwerp gestuurd op de volgende aspecten: • combinatie als kracht; • dubbelgebruik van ruimtes; • schaalvoordelen door combinatie van verschillende functies. Creëren werkelijk dorpshart Momenteel heeft de kern Haaren niet een écht dorpshart. Overdag is de levendigheid gewaarborgd door de aanwezigheid van het gemeentehuis en de bewinkeling aan de westzijde van het Mgr. Bekkersplein. Ook de aanwezige hoofdontsluiting van de kern in het centrumgebied zorgt voor levendigheid, zij het soms op een negatieve manier. Het doel van het nieuwe centrumplan is het vergroten van de levendigheid en ook zorgen voor een betere spreiding. Een echt dorpshart is niet alleen levendig tijdens kantooruren, maar daarbuiten moeten allerlei activiteiten ook uitnodigen om het centrum te gaan gebruiken. De aanwezigheid van bijvoorbeeld een horecagelegenheid, een dorpshuis en een sporthal zorgt ervoor dat ook in de avonden en weekenden er toch de nodige aanloop in het centrum blijft bestaan. Samen met het omleggen van de verkeersstructuur in het centrum kan een aardig verblijfsklimaat tussen het gemeentehuis en het woonzorgcomplex ontstaan. Het concentreren van deze functies heeft echter wel een keerzijde: hoe meer functies op één plek geconcentreerd worden, hoe compacter en hoger er gebouwd moet worden. Respecteren historische structuur Het behoud van het dorpse karakter van het centrumgebied is een belangrijk uitgangspunt bij herontwikkeling. Leidraad bij het neerleggen van een ruimtelijke hoofdstructuur is het historisch stratenpatroon geweest. Op de plek waar nu het gemeentehuis is gebouwd, vormde tussen circa 1880 en 1990 een zogenaamde ‘Frankische driehoek’ een belangrijke drager in de stedenbouwkundige structuur. In onderhavig plan is getracht de oude structuur te herstellen en opnieuw de doorgaande structuur van de Kerkstraat te introduceren. De driehoekstructuur kan echter niet geheel worden hersteld in verband met het bouwvolume van het huidige gemeentehuis. Daarnaast is er bij de planvorming aandacht geschonken aan de functie van de kapel van Haarensteyn, die als monument behouden blijft en er is aandacht geschonken aan de beeldruimte voor het gemeentelijke monument Driehoeven 1.
18
Deel A - Planopzet
De RK Kerk (Rijksmonument) krijgt door de nieuwe bebouwing, de aanleg van paden en wegen en de andere indeling weer een meer prominente plaats in het centrum. Van de andere kant zal de directe bereikbaarheid van de kerk vanaf het plein voor het gemeentehuis afnemen. Immers, de hoofdontsluiting van de kern zal tussen de kerk en het gemeentehuis door gaan lopen. Vooral tijdens bijzonder diensten in de kerk (huwelijken, uitvaarten) zal een goede doorstroming op de ontsluitingsweg gegarandeerd moeten worden door het faciliteren van een tijdelijk hoog bezoekersaantal. Op de navolgende pagina’s is de stedenbouwkundige visie per planonderdeel toegelicht. 2.3.2 Centrumfuncties aan de Haarensteijnstraat (plandeel A) PM Architectwerkgroep 2.3.3 Woongebied locatie Hasselbraam (plandeel B) PM Architectwerkgroep 2.3.4 Woongebied locatie Klim-op (plandeel C) PM Architectwerkgroep 2.3.5 Woongebied locatie Kerkstraat (plandeel D) PM Architectwerkgroep
Hoofdstuk 2
19
20
Deel A - Planopzet
3.
JURIDISCHE PLANOPZET
3.1 Inleiding Het bestemmingsplan bestaat uit plankaart en voorschriften, vergezeld van een toelichting. De plankaart en de voorschriften vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De plankaarten hebben de rol van visualisering van de bestemmingen. De voorschriften regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de plankaart en voorschriften. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de voorschriften uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
3.2 Systematiek van de voorschriften De voorschriften van het bestemmingsplan Centrum Haaren bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende bepalingen, de bestemmingsbepalingen, de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen aan de orde komen. 3.2.1 Inleidende bepalingen Begripsbepalingen In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de voorschriften en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn . Wijze van meten Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de plankaart geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.
Hoofdstuk 3
21
3.2.2 Bestemmingsbepalingen De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een bouwvergunning hebben verleend. Een bouwvergunning wordt verleend indien zij voldoet aan onder meer de voorschriften van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit3: • bestemmingsomschrijving. De bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals wonen, bedrijven, detailhandel, recreatie, horeca etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. • bouwvoorschriften. In de bouwvoorschriften wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In onderhavig plan is gekozen voor een maximale maatvoering die voldoende flexibiliteit bevat voor de ontwikkelingen. Er is daarom geen vrijstellingsbevoegdheid ten aanzien van de bouwvoorschriften in de bestemmingen opgenomen; • specifieke gebruiksvoorschriften. In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Hierin worden niet alle mogelijke strijdig gebruiksvormen genoemd, maar alleen die waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving; • vrijstelling van de gebruiksvoorschriften. Een vrijstelling van een gebruiksvoorschrift mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen, dat wel vrijstelling kan worden verleend ten behoeve van functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Via vrijstelling kunnen geen ‘nieuwe‘ functies worden toegestaan. Met andere woorden: de vrijstellingsregeling kan worden opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende, onderwerpen. Functiewijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid; • aanlegvoorschriften. Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen, dienen soms aan een aanlegvergunning gebonden te worden. Het gaat daarbij om gevallen waarbij er geen noodzaak bestaat om werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten, maar waarbij de toe3
Duidelijk mag zijn, dat een bestemmingsplanbepaling niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.
22
Deel A - Planopzet
laatbaarheid afhangt van de omstandigheden in een concreet geval. Een aanlegvergunningenstelsel wordt opgenomen om extra bescherming aan een specifieke bestemming waarde van de bestemming te bieden, zoals landschappelijke of natuurlijke waarden, of de groen en/of waterstructuur. 3.2.3 Algemene bepalingen Anti-dubbeltelbepaling Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening In deze bepaling wordt, bij de toepassing van bepalingen van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Verder wordt in deze bepaling een opsomming gegeven van onderwerpen, waarop de bouwverordening wel van toepassing is. Algemene gebruiksbepalingen In deze bepaling wordt aangegeven, dat het verboden is de gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen gebruiken en/of te laten gebruiken of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming. De specifieke gebruiksbepaling, zoals deze kan worden opgenomen in de afzonderlijke bestemmingen is aanvullend op de algemene gebruiksbepaling van het bestemmingsplan. In deze bepaling is ook de toverformule opgenomen. Dit is een bepaling, waarmee vrijstelling van het algemene verbod verleend moet worden, indien zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is. Algemene vrijstellingsbepalingen In deze bepaling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om vrijstelling te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om vrijstellingsbepalingen die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, worden aangegeven.
Hoofdstuk 3
23
Algemene wijzigingsbepalingen In deze bepaling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven het plan te wijzigen ten aanzien van bepaalde onderwerpen. Hierbij gaat het om wijzigingsbepalingen die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven. Algemene procedurebepalingen In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een vrijstellings-, wijzigingsbevoegdheid, dan wel uitwerkingsplicht. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 3.2.4 Overgangs- en slotbepalingen Strafbepalingen Met deze bepaling wordt de overtreding van een bepaling aangemerkt als een overtreding van het bepaalde in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten. Overgangsbepalingen In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Slotbepaling Als laatste wordt de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
3.3 Beschrijving per bestemming Bos Gebruik Het bestaande bos in het beekdal heeft de bestemming ‘Bos’. Deze gronden zijn bedoeld voor bos en bebossing, alsmede voor groenvoorzieningen. De gronden mogen ook worden gebruikt voor recreatief gebruik. Daarnaast zijn waterlopen- en waterpartijen en paden toegelaten. Binnen deze bestemming mogen bepaalde werken en werkzaamheden, zoals het kappen van bomen, niet zonder aanlegvergunning worden uitgevoerd.
24
Deel A - Planopzet
Bouwen Binnen deze bestemming mag niet worden gebouwd met uitzonderingen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een zeer beperkte bouwhoogte. Gemengd Gebruik Het te ontwikkelen voorzieningencentrum heeft de bestemming ‘Gemengd’. Binnen deze bestemming zijn verschillende functies toegestaan en uitwisselbaar, zodat een verandering in de gebruiksfunctie mogelijk is. Dit geeft de nodige flexibiliteit. Het betreft de functies maatschappelijke voorzieningen, sport en dienstverlening. Daarnaast is wonen en horeca toegelaten. Deze laatstgenoemde functies zijn aan een maximaal vloeroppervlak gekoppeld. Bouwen Op de plankaart is een bouwvlak opgenomen dat mag worden bebouwd tot een maximaal bebouwingspercentage dat in de voorschriften is opgenomen. Daarnaast is in de voorschriften de maximale bouwhoogte opgenomen voor gebouwen die worden gebouwd binnen het bouwvlak. Groen Gebruik De gronden gelegen binnen het beekdal die niet als bos in gebruik zijn, hebben de bestemming ‘Groen’. Binnen de bestemming zijn naast groenvoorzieningen, waterlopen en -partijen, ook speelvoorzieningen toegelaten. Bouwen Kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede gebouwen ten behoeve van voorziening van openbaar nut met een beperkt oppervlak zijn binnen deze bestemming toegestaan. Maatschappelijk Gebruik Het bestaande gemeentehuis heeft de bestemming ‘Maatschappelijk’. Bij de bestemming ‘Maatschappelijk’ gaat het om het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: - gezondheidszorg; en/of - zorg en welzijn; en/of - jeugd/kinderopvang; en/of - onderwijs; en/of - religie; en/of - uitvaart; en/of - bibliotheken; en/of - openbare dienstverlening; en/of
Hoofdstuk 3
25
-
verenigingsleven; en/of gevangeniswezen en/of defensie/militaire zaken;
De bovengenoemde functies zijn niet op perceelsniveau vastgelegd, zodat een verandering in de gebruiksfunctie van het perceel mogelijk is. Dit geeft de nodige flexibiliteit. Bouwen Op de plankaart is een bouwvlak opgenomen dat volledig mag worden bebouwd. Daarnaast is op de plankaart de maximale goothoogte en maximale bouwhoogte opgenomen voor gebouwen die worden gebouwd binnen het bouwvlak. Verkeer - Verblijf Gebruik Alle wegen in het plangebied kennen een 30 km/u-regime en zijn daarom bestemd voor ‘Verkeer - Verblijf‘. Het betreft hier zowel wijkontsluitingswegen als verblijfsgebied. Binnen de bestemming zijn naast de verkeersfunctie benodigde bouwwerken zoals straatmeubilair, bewegwijzering etc. tevens groenvoorzieningen, water (waaronder duikers) en speelvoorzieningen toegestaan. Bouwen Kleine bouwwerken, alsmede gebouwen ten behoeve van voorziening van openbaar nut met een beperkt oppervlak zijn binnen deze bestemming toegestaan. Water Gebruik De bestaande vijver in het beekdal heeft de bestemming ‘Water’. Binnen deze bestemming zijn naast waterlopen en waterpartijen, ook groenvoorzieningen, infiltratievoorzieningen en overbruggingen toegestaan. Bouwen De bouwmogelijkheden binnen deze bestemming zijn heel beperkt. Er zijn geen gebouwen toegelaten, maar uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Woongebied Gebruik De deellocaties Hasselbraam, Kerkstraat en Klim-op hebben alledrie de bestemming Woongebied. De verschillende locaties zijn apart aangeduid als woongebied 1, woongebied 2 respectievelijk woongebied 3. De gebruiksvoorschriften maken echter geen onderscheid tussen de drie woongebieden.
26
Deel A - Planopzet
Binnen de woonbestemming zijn naast het wonen zelf ook aan huis gebonden beroepen4 rechtstreeks toegelaten als wordt voldaan aan de voorwaarde dat de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Dit is geconcretiseerd door in de doeleinden te bepalen, dat de maximale oppervlakte, die wordt gebruikt voor het aan huis verbonden beroep niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen (te berekenen over de begane grond) tot een maximum van 50 m². Een aan huis gebonden bedrijf5 is uitsluitend na vrijstelling toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: ! de activiteit mag geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; ! het gebruik moet de woonfunctie ondersteunen dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitoefent, tevens de gebruiker van de woning dient te zijn; ! het gebruik mag niet leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte; ! er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de uitgeoefende bedrijvigheid aan huis; ! maximaal 40% van de begane grondvloeroppervlakte van de woning en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de bedrijvigheid aan huis, met een absoluut maximum van 50 m²; ! een seksinrichting is in geen geval toegelaten. Bewoning van vrijstaande bijgebouwen is uitgesloten. Inwoning ten behoeve van mantelzorg is alleen toegestaan als het gaat om afhankelijke woonruimte. Er is een maximale oppervlakte geregeld voor deze inwoning. Daarnaast worden in ieder geval geen extra bouwmogelijkheden toegekend ten behoeve van de inwoning. Bouwen De verschillen tussen de drie woongebieden betreffen met name de bouwvoorschriften. In de bouwvoorschriften is per woongebied bepaald hoeveel woningen en welke woningtype is toegelaten.
4
5
Het gaat hier om een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het betreft hier het uitoefenen van een bedrijfsmatige activiteit geheel of overwegend door middel van handwerk waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Hoofdstuk 3
27
Woongebied Woongebied 1 Woongebied 2 Woongebied 3
Toegelaten aantal woningen en woningtype (bouwwijze) 19 grondgebonden woningen en 12 gestapelde woningen 17 grondgebonden woningen en 90 gestapelde woningen 22 grondgebonden woningen en 37 gestapelde woningen
Op de plankaart is per woongebied een ruim bouwvlak opgenomen, waarbinnen de gebouwen moeten worden gebouwd. Vanwege de flexibiliteit is er niet voor gekozen de situering van de verschillende woningen al vast te leggen. De bouwvoorschriften maken onderscheid per woningtype / bouwwijze. Zo is er een maximaal bebouwingpercentage per woningtype vastgelegd. Daarnaast verschilt de maximale diepte van de woningen alsmede de aan te houden afstand tot de zijdelingse perceelgrens per woningtype. Er is voor gekozen de betreffende maatvoering niet zozeer op de plankaart te vertalen, maar algemeen in de voorschriften op te nemen. Ten slotte zijn ook de maximale goothoogte en maximale bouwhoogte per woningtype in de voorschriften opgenomen. De situering van bijgebouwen wordt gerelateerd aan de situering van de feitelijke woning en niet aan de mogelijke situering van woningen. De situering van bijgebouwen mag in beginsel uitsluitend plaatsvinden op 3 meter vanaf de voorgevellijn (dit wordt gedefinieerd als de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen). De maximale oppervlakte van bijgebouwen wordt gerelateerd aan de oppervlakte van het bouwperceel. Afhankelijk van de omvang van het bouwperceel mag minimaal 50 m² tot maximaal 250 m² aan bijgebouwen worden gebouwd volgens een getrapt stelsel. Ten slotte is maatvoering opgenomen voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij soms de situering van belang is (erfafscheidingen).
28
Deel A - Planopzet
DEEL B – VERANTWOORDING
4.
KADER EN ONTWIKKELINGEN
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt kort het beleidskader behandeld dat van belang is voor de ontwikkeling van het plangebied en dat tevens de basis vormt voor het beleid zoals dat in dit bestemmingsplan is vastgelegd. Achtereenvolgens komt aan de orde: • de vigerende juridische regeling voor het plangebied; • beleidskaders: het rijksbeleid, het provinciale, regionale en gemeentelijke beleid.
4.2 Vigerende juridische regeling Op dit moment vigeren binnen het plangebied de volgende bestemmingsplannen: • “Haaren Oost”, vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 1998 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 26 januari 1999 (nr. 201869); • “Haaren West”, vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juni 1993 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 21 januari 1994. Omdat met de ontwikkeling van onderhavig plan diverse strijdigheden zouden ontstaan met de vigerende regelingen en om in de beheersituatie over een adequate regeling voor het bouwen op en gebruik van de gronden te beschikken, worden bovengenoemde bestemmingsplannen gedeeltelijk herzien.
4.3 Beleidskaders 4.3.1 Bovenlokaal beleid Rijksbeleid Ruimtelijke ordening De Nota Ruimte6 geeft de visie van het Rijk weer op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. De nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
6
Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte formeel in werking getreden.
Hoofdstuk 4
31
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat in Nederland beschikbaar is. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; • borging van de veiligheid. Om deze doelen te bereiken wil het rijk verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. 'Bundeling van verstedelijking en infrastructuur’ en ‘organisatie in stedelijke netwerken’ zijn de beleidsstrategieën die gehanteerd worden voor economie, infrastructuur en verstedelijking. De daaruit afgeleide beleidsdoelen zijn: • ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra; • verstedelijking van de economische kerngebieden; • verbetering van de bereikbaarheid • verbetering van de leefbaarheid en sociaal-economische positie van steden; • bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden; • behoud en versterking van de variatie tussen stad en land; • afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding; en • waarborging van milieukwaliteit en veiligheid. Ondanks het streven naar bundeling van verstedelijking, is het uitgangspunt dat in iedere gemeente voldoende ruimte wordt geboden om te voorzien in de natuurlijke bevolkingsaanwas. Dat geldt ook voor meer landelijke gebieden, waar vooral starters en ouderen moeite hebben om aan een geschikte woning te komen, waardoor de sociale samenhang onder druk komt te staan. Het plangebied ligt niet in de nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Gemeenten buiten de nationale ruimtelijke hoofdstructuur mogen hier samen met de provincie de gewenste ruimtelijk invulling bepalen, binnen de beleidsdoelen en –regels die het rijk stelt. De algemene basiskwaliteit is de ondergrens voor alle ruimtelijke plannen, dus datgene, waar een ruimtelijk plan minimaal aan moet voldoen. De Nota Ruimte bevat hier generieke regels voor, waaraan alle betrokken partijen zijn gebonden. Op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking gaat het bijvoorbeeld om het bundelingsbeleid, het locatiebeleid, een goede balans tussen rode (stedelijke) en groen/blauwe (natuur en water) functies, milieuwetgeving en veiligheid. Op het gebied van water, natuur en landschap geldt de basiskwaliteit op punten als de watertoets, functiecombinaties met water en het groen in en om de stad. De ontwikkeling die met onderhavige ruimtelijke onderbouwing mogelijk gemaakt wordt past binnen de kaders van de Nota Ruimte. Het betreft hier een verbetering van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de scholen, zorg- en welzijnsvoorzienin-
32
Deel B - Verantwoording
gen in de gemeente Haaren op een locatie die recht doet aan de ruimtelijke identiteit van het gebied. Tevens ontstaat door de herstructurering meer samenhang tussen de voorzieningen wat de kwaliteit ten goede komt. Zorg en welzijn Het beleid van de regering en met name van de verantwoordelijke minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is erop gericht om meer samenhang in de zorg te realiseren. Daarnaast streeft de regering ernaar deze zorg zo integraal mogelijk bij de cliënt aan te bieden. Door kortere opnameduur van patiënten in de ziekenhuizen komt het zwaartepunt voor zorg- en hulpverlening op gemeentelijk niveau te liggen en zal de dienstverlening gericht moeten zijn op het zo goed mogelijk zelfstandig functioneren van de zorgbehoevende. Deze ontwikkeling vraagt, naast het aanbieden van een goede kwaliteit, meer en betere samenwerking tussen diverse partijen zoals huisartsen, thuiszorg, ziekenhuizen, verpleeghuizen, vrijwilligersorganisaties, woningbouwcoöperaties, poliklinieken e.d. Met onderhavig plan kan hierin voor een gedeelte voldaan worden. Immers zal de zorgfunctie met wonen gecombineerd worden zodat zorgbehoevenden lang in dezelfde woning kunnen blijven wonen. Daarnaast zullen personen met een laagfrequente zorgbehoefte bij een incidentele en plotselinge zorgbehoefte wel snel en op korte afstand de zorgvoorziening bereiken. Provinciaal beleid Streekplan Het streekplan ‘Brabant in Balans’ (2002) heeft als hoofddoel zorgvuldiger omgaan met de Brabantse ruimte. De provincie streeft ernaar om de economische, ecologische en sociaal-culturele kwaliteiten meer met elkaar in balans te brengen, zodat het voor iedereen prettig wonen, werken en recreëren is in Noord-Brabant. Om het hoofddoel te bereiken heeft de provincie vijf leidende principes geformuleerd voor het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2020: 1. meer aandacht voor de onderste lagen: het watersysteem, de bodemtypologie, de geomorfologie en de infrastructuur; 2. zuinig ruimtegebruik; 3. concentratie van verstedelijking: inbreiden, herstructureren en intensiveren; 4. zonering van het buitengebied; 5. grensoverschrijdend denken en handelen. Uitwerkingplan Boxtel, Haaren en Sint Michielsgestel7 Voor de gemeente Haaren geldt een planningsopgave tot en met 2019 van circa 525 woningen. Tot 2015 gaat het om een opgave van 390 woningen. In de planningsop-
7
Uitwerkingsplan Boxtel, Haaren en Sint Michielsgestel, provincie Noord-Brabant 21 december 2004.
Hoofdstuk 4
33
gave wordt prioriteit gegeven aan realisatie van woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied, op zogenaamde inbreidings- en herstructureringslocaties. In het stedelijke gebied zijn de strategieën beheer en intensivering, herstructurering en centrumontwikkeling aangeduid, waarbinnen voor onderhavig project een belangrijke rol is toegelegd. Immers worden met realisatie van dit project meerdere ruimtelijke strategieën gecombineerd zodat intensivering, herstructurering en centrumontwikkeling hand in hand gaan en waarbij tevens aandacht uitgaat naar een verbetering van de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied. 4.3.2 Lokaal beleid StructuurvisiePlus Haaren De StructuurvisiePlus van de gemeente Haaren8 stelt evenals het huidige beleid van zowel het ministerie als de provincie het zoveel mogelijk benutten van inbreidingslocaties voor nieuwbouw van woningen voorop. Dit beleid sluit tevens aan bij de woonwensen van de doelgroepen, waarvoor de gemeente Haaren de komende jaren moet bouwen. De doelgroepen, en met name de ouderen, vinden namelijk de afstand van de woning tot voorzieningen van groot belang. De gemeente zal dan ook prioriteit geven aan de invulling en/of herontwikkeling van locaties binnen de bestaande kernen van de gemeente. Als belangrijkste opgaven noemt de StructuurvisiePlus: • benutten van inbreidingslocaties voor nieuwbouw van woningen; • efficiënt ruimtegebruik: Concentreren van nieuwe verstedelijkingsfuncties binnen bestaand stedelijk gebied door een actieve voorraadstrategie, verdichting, revitalisering en herstructurering. De juridisch-planologische verankering zoals opgenomen in onderhavig bestemmingsplan past binnen de geschetste ontwikkelingsrichting van de Structuurvisie Haaren. Uitwerkingsplan In het Uitwerkingplan Boxtel, Haaren en Sint Michielsgestel is aangegeven dat de planningsopgaaf voor woningbouw van de gemeente Haaren tot 2015 is bepaald op 390 woningen. Voor de kern Haaren bestaan plannen het Coppalterrein her in te vullen met circa 110 woningen, waardoor er van de 390 te realiseren woningen nog 280 resteren. Omdat er in Haaren, onder andere met de implementatie van de in onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, circa 40 woningen worden gesloopt, bestaat het resterende woningbouwprogramma nog uit 320 woningen. Met onderhavig plan is de realisatie van in totaal circa 260 woningen mogelijk gemaakt, waarmee dit aantal passend is in het woningbouwprogramma. 8
StructuurvisiePlus Gemeente Haaren, 04-05-2004.
34
Deel B - Verantwoording
Met de ontwikkeling van andere woningbouwprojecten in de gemeente Haaren, zoals de ontwikkelingen aan de Kastanjelaan en het Van Goghplein in Helvoirt, zal in de fasering rekening gehouden moeten worden met de in dit plan mogelijk gemaakte woningbouwontwikkeling. Op de locaties Hasselbraam, Kerkstraat en Klim-op zijn maximale aantallen woningen naar type vastgelegd. Op deze 3 locaties samen kunnen maximaal 200 woningen gebouwd worden. In totaal worden op deze 3 locaties samen 197 woningen gerealiseerd. Het maximaal te realiseren woningen in het complex aan de Haarensteynstraat is niet vastgelegd, te meer omdat dit afhankelijk is van de benodigde ruimte voor de zorgfuncties en de grootte van de appartementen die in dit complex gerealiseerd worden. Gelet op het Programma van Eisen voor de brede school en de zorgfuncties en gelet op de maximale oppervlaktemaat, zal het aantal woningen in het woonzorgcomplex circa 60 bedragen. Kwalitatieve woningbehoefte De gemeente streeft, in aansluiting op de behoefte en vraag op de woningmarkt naar nieuwbouw vooral in het een- en tweepersoonshuishoudenssegment en het seniorensegment. Voor beide segmenten geldt dat wordt ingezet op een differentiatie in prijs- en financieringsklassen. In een marktonderzoek wordt de behoefte aan woningen in Haaren voor onder andere starters en senioren aangetoond, waardoor met de implementering van onderhavig plan, waarin een substantieel aandeel gestapelde woningen en diverse typen zorgwoningen zijn voorzien, een belangrijke bijdrage wordt geleverd aan het oplossen van de kwalitatieve woningvraag. Woonvisie gemeente Haaren In de Woonvisie 2007+ van de gemeente Haaren wordt ingegaan op het vraag en aanbod van de woningmarkt in de gemeente Haaren. Uit deze visie blijkt dat er vooral een aanvullende vraag is naar: • Seniorenhuurwoningen met minimaal drie kamers, liefst grondgebonden, goedkoop tot middelduur ( < 615,- euro). Kanttekening: in de praktijk blijkt dat veel senioren die nu in een ruime eengezinskoopwoning wonen, niet snel te verleiden zijn met kleine appartementen. Het woonprogramma dat zij nu hebben is vaak maatstaf voor de volgende woning. Ondanks de geuite lage prijsniveaus en de nadruk op huur is het de moeite waard om voorzichtig duurdere en vooral luxe koopwoningen voor senioren aan te bieden. Dat kunnen ook grondgebonden (patio)woningen zijn; • Kleine, betaalbare huurwoningen, grondgebonden en gestapeld; • Betaalbare koopwoningen voor starters, tot 200.000,- euro. Er is grote belangstelling van huurders om de huidige woning te kopen, dus mogelijk biedt de bestaande voorraad hier mogelijkheden; • Dure eengezinskoopwoningen / bouwkavels;
Hoofdstuk 4
35
• •
Starters en senioren hebben voorkeur om nabij centrum en voorzieningen te wonen; Uitgedrukt in woonmilieus: Luxe wonen en gezinswoningen zijn nu de meest dominante woonstijlen. Kansmarkten liggen vooral bij betaalbaar wonen en toegankelijk en comfortabel wonen.
De mix van woningtypen (appartement / grondgebonden, huur / koop, groot / klein) en de flexibiliteit van een deel van de woningen (huur óf koop, senioren én starters) binnen het Centrumplan passen goed bij de woningbehoefte in de gemeente Haaren. Het programma en de opzet vormen een duurzame toevoeging aan het dorp Haaren.
36
Deel B - Verantwoording
5.
BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE
5.1 Een kenschets van het dorp Haaren Haaren is een oud boerendorp met als oudste kern, wat vondsten uit de prehistorie en de Romeinse Tijd betreft, het buurtschap Belveren. Behalve de kom, die met de kerk en het raadhuis werd verplaatst, bestaat het dorp uit het buurtschap Belveren en de omliggende gehuchten en nederzettingen de Noenes, de Voort, Heesakker, Eind, Gever, Kerkeind, Holleneind en de Raam. Al deze buurtschappen hebben overwegend een langgerekt patroon, liggend aan diverse beeklopen, zoals de Raamse Loop, de Kempenloop, de Ruybosche Waterloop, het Elsbroeks Waterloopje en de Essche Stroom, als uitloper van de Leij. Aan de noordoostkant is het beekdal van de Oude Leij gelegen. Een aparte plaats neemt het landgoed de Nemelaer in, waar doorheen de gekanaliseerde Essche Stroom loopt, en met de parkachtige aanleg rondom het kasteel. Het wordt beschouwd als een natuurgebied, een waardevol reservaat met bijzondere plant- en diersoorten. Haaren is wel eens een tiendakkerdorp genoemd, bestaande uit de centraal gelegen kerk met daaromheen de gehuchtenkrans. In de 12e eeuw kreeg het dorp reeds een eigen bedehuis en in de 14e eeuw een kapel op de Belverse Akkers. Van de oude kerk is alleen de toren uit 1472 met de fundamenten van het schip overgebleven. Toen deze kerk omstreeks 1648 gesloten moest worden werd veel later in Belveren een schuurkerk gebouwd. Voor de Waterstaatskerk uit 1855 aan de Kerkstraat, die door brand werd verwoest, kwam in 1913 de neogotische St. Lambertuskerk in de plaats. Verspreid over het gebied staan nog verschillende vrij gaaf bewaard gebleven boerderijen, enkele uit de 17e en 18e eeuw. De meeste stammen uit de 19e en begin twintigste eeuw. Daarnaast zijn er diverse fraaie dorpswoonhuizen uit de 18e en 19e eeuw overgebleven. Haaren werd ook bekend als de vestigingsplaats van het Groot-Seminarie van het Bisdom uit 1839, dat in de Tweede Wereldoorlog berucht werd als Polizeigefängnis en gijzelaarskamp; van het bisschoppelijk paleis uit 1853 voor mgr. Zwijsen, en om zijn vele boomkwekerijen, waardoor het dorp het predikaat “Tuin van Brabant” kreeg. De kern Haaren telde per 1 januari 2007 5535 inwoners.
Hoofdstuk 5
37
5.2 Ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied Karakterisering De kern Haaren is ontstaan op een hogere dekzandrug en op de overgang naar het beekdal van de Ruybossche waterloop. De kern kan daarom getypeerd worden als beekdalnederzetting. Typerend voor beekdalnederzettingen is de verplaatsing van de nederzetting naar het lager gelegen beekdal. De stedenbouwkundige structuur van de kern Haaren laat duidelijk zien dat deze verplaatsingen in de kern hebben plaatsgevonden. Kenmerkend voor de beekdalnederzettingen zijn de hoger gelegen gronden, dekzandruggen, met daarop verschillende bebouwing. De dekzandruggen, die gesitueerd waren aan beekdalen, vormden in landbouwkundig opzicht een zeer geschikte plek: op de rug was akkerbouw mogelijk en omdat de natuurlijke vruchtbaarheid van de meeste zandgronden te wensen overlaat, was bemesting nodig. Daarom deed men in het beekdal voornamelijk aan veeteelt. Samen met de oeverwallen waren de dekzandruggen de eerste vestigingsplaatsen en ontstonden er beekdalnederzettingen. Beekdalnederzettingen ontwikkelden zich in de loop der tijd als lintdorpen. De visuele openheid van de landbouwgronden in de beekdalen en rondom de nederzettingen is de belangrijkste ruimtelijke kwaliteit van het beekdalenlandschap. Het ‘nieuwe’ centrumgebied van Haaren, dat begrensd is door de Driehoeven, de Kerkstraat, het Monseigneur Bekkersplein en de Haarensteijnstraat, is eind 19e eeuw ontstaan. Op dat moment werd aan het huidige Monseigneur Bekkersplein een kerk gebouwd. Ruimtelijke structuur De structuur van het dorp is in beginsel zeer bijzonder, hoewel deze structuur door de huidige bebouwing grotendeels verscholen wordt. De kerk en het daaraan liggende Mgr. Bekkersplein ligt in feite aan de rand van het dorp, tegen het beekdal van Ruybossche waterloop. Echter, vanwege de positionering van de woningen aan de Pastoor Verrijtlaan is dit beekdal nauwelijks te ervaren. Dit wordt verstrekt door een sterk verwilderd groengebied direct naast en achter de kerk. Het enige moment waarop het beekdal opeens te ervaren is, is bij de Klim-op school. Direct achter de school is de structuur van het beekdal goed zichtbaar vanwege het speelveld direct achter de school gelegen.
38
Deel B - Verantwoording
Functionele structuur
Het centrumgebied wordt gekarakteriseerd door een menging van detailhandel en wonen. De detailhandel is geconcentreerd aan het Monseigneur Bekkersplein (tegenover het gemeentehuis) en aan de Driehoeven (tegenover het landbouwmechanisatiebedrijf). Op deze twee locaties bestaat de bebouwing uit twee lagen. Op de begane grond zijn winkels en op de eerste verdieping zijn appartementen of kantoren gevestigd. De bebouwing in het centrumgebied is verder divers doordat het in de loop der jaren gegroeid is. In het huidige centrum wisselen agrarische en (traditionele) woningen elkaar af. De woningen zijn veelal opgebouwd uit donkere bakstenen, die soms wit zijn geschilderd. De woningen kennen een bouwhoogte van 1,5 tot 2 lagen met kap en zijn veelal voorzien van een sobere gevel. De gevels van een aantal agrarische woningen zijn met muurankers versierd. De kapvormen die voorkomen zijn zadeldaken, al dan niet met wolfseind, en mansardekappen. Binnen het nieuwe centrum zijn de Rooms Katholieke kerk, de kapel van Haarensteijn en het woonhuis aan de Driehoeven 1 de meest markante en historische bouwwerken. Andere opvallende gebouwen zijn het gemeentehuis, verzorgingshuis Haarensteijn, de winkels en de voormalige Boerenbond. Door recente herstructurering hebben sommige delen van het centrum een modernere uitstraling gekregen. Het gaat dan met name om de herinrichting van het Monseigneur Bekkersplein en de bouw van het nieuwe gemeentehuis eind jaren negentig. Het gemeentehuis ligt op een historisch belangrijke plek. Deze plek is ooit een zogenaamde Frankische driehoek geweest (een splitsing van wegen in een driehoekige vorm). Met de realisatie van het nieuwe gemeentehuis is deze structuur gewijzigd maar de oude lijn Kerkstraat – Driehoeven is nog duidelijk aanwezig. Naast de Kerkstraat en Driehoeven is ook de Haarensteijnstraat een belangrijk structurerend element. Deze weg staat nagenoeg haaks op de eerste twee wegen en vormt daarmee de belangrijkste aanzet voor de rechthoekige verkaveling van het gebied ten westen van de Kerkstraat. Dit in tegenstelling tot het gebied ten oosten van de Kerkstraat waarbij de verkaveling ontleend is aan lijnen die haaks op de Ruysbossche waterloop staan.
Hoofdstuk 5
39
40
Deel B - Verantwoording
Alle belangrijke historische lijnen komen samen op het Mgr. Bekkersplein. Dit plein is vernoemd naar Wilhelmus Marinus Bekkers, voormalig bisschop van ’sHertogenbosch. Momenteel heeft het plein een voornamelijke parkeerfunctie. De verlegde Kerkstraat sluit het plein aan de noord- en westzijde af. Het plein zelf ligt enigszins verhoogd ten opzicht van het omliggende gebied. Tevens is de plek ommuurd, wat de toegankelijkheid verslechterd heeft. Functionele structuur
De functionele structuur van het centrum zit globaal conform het bovenstaand plaatje9 in elkaar. De spreiding van de verschillende functies over het centrumgebied is daarin goed zichtbaar. Doel van het plan dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan is het bundelen van deze functies waardoor een interessant en bruisend of levendig centrum in Haaren ontstaat.
9
bron: Claus en Kaan
Hoofdstuk 5
41
42
Deel B - Verantwoording
6.
LEEFMILIEU, WAARDEN EN BELEMMERINGEN
6.1 Inleiding De ruimtelijke ordening moet nadrukkelijk rekening houden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu en de beperkingen die milieuaspecten opleggen. In de praktijk is een bestemmingsplan vaak het belangrijkste middel voor afstemming tussen milieuaspecten en ruimtelijke ordening. Op grond van artikel 9 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is de gemeente bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om de haalbaarheid te beoordelen. Hierbij moet rekening worden gehouden met de geldende wet- en regelgeving alsmede met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders (voor beleidskaders zie hoofdstuk 4). In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige haalbaarheid beschreven en er wordt ook een toets aan andere waarden uitgevoerd. Hierbij worden thema’s belicht als: bedrijven en milieuzonering, geluidhinder, bodem, waterhuishoudkundige aspecten, externe veiligheid, luchtkwaliteit, natuur en ecologie en archeologie en cultuurhistorie.
6.2 Bedrijven en milieuzonering Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (1999) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel met bedrijven, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden De indeling van de bedrijven is vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van op een terrein toe te laten
Hoofdstuk 6
43
bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen. Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met een woonbestemming. Bestaande bedrijven In en in de omgeving van het plangebied zijn de volgende bedrijven aanwezig. Bij elk bedrijf is de indicatieve afstandscirkel weergegeven. Detailhandel is in het centrum van Haaren geconcentreerd langs de Kerkstraat en het Monseigneur Bekkersplein. De categorieën 1 en 2 betekenen respectievelijk een cirkel van 10 en 30 meter. De huidige detailhandelsbedrijven in het plangebied “Haaren centrum” nr.
Detailhandelsbedrijf
Adres
Nr.
Type detailhandel
1.
Woninginrichting Jan Michiels
Kerkstraat
18c
Meubelzaak
1
2.
Bloemsierkunst Vecothé
Kerkstraat
32
Bloemenzaak
1
3.
Novy
Kerkstraat
36
Huishoudelijke
arti-
Categorie
1
kelen en speelgoed 4.
De Kort Schoenzaak
Mgr. Bekkersplein
1b
Schoenenzaak
1
5.
Albert Heijn
Mgr. Bekkersplein
3
Supermarkt
1
6.
Bakkerij van Sprang
Driehoeven
9
Bakkerij
2
De kern Haaren kent zes horecavestigingen. Het merendeel van deze zaken is gevestigd aan de Kerkstraat. De bijbehorende categorieën zijn 2 en 3.1, wat overeenkomt met een milieucirkel van respectievelijk 30 en 50 meter. De huidige horecabedrijven in het plangebied “Haaren centrum” nr.
Horecabedrijf
Adres
Nr.
Type horeca
1.
Chinees-Indisch Restaurant
Kerkstraat
18
Restaurant
Categorie 2
de Chinese Muur 2.
Tuin van Brabant
Kerkstraat
24
Cafetaria/Restaurant
3.
Tapperij Spoorenberg
Kerkstraat
47
Café
2 3.1
4.
La Speranza
Mgr. Bekkersplein
1
Pizzeria
5.
Den Bartel
Driehoeven
2
Cafetaria/zaal
3.1
2
6.
De Michel
Haarendijk
4
Eetcafé/Zaal
3.1
In Haaren zijn de volgende maatschappelijke voorzieningen aanwezig. De St.. Lambertuskerk ligt weliswaar buiten het plangebied, maar de indicatieve afstandscirkel van de kerk ligt binnen het plangebied. Daarom moet wel rekening gehouden worden met de afstandscirkel van deze voorziening.
44
Deel B - Verantwoording
De huidige maatschappelijke voorzieningen in het plangebied “Haaren centrum” nr.
Maatschappelijke voorziening Adres
Nr.
Type voorziening
Categorie
1.
Gemeenschapshuis Den Domp
Kerkstraat
26
Gemeenschapshuis
2.
St. Lambertuskerk
Kerkstraat
39
Kerk
3.1
3.
Gemeente Haaren
Mgr. Bekkersplein
2
Gemeentehuis
2
4.
Basisschool Klim-op
Leijpad
1+3
School
2
5.
Sporthal Beekdal
Pastoor Verrijtlaan
42a
Sport-
2
2
hal/kinderdagverblijf 6.
-
Pastoor Verrijtlaan
Kinderopvang
2
7.
Zorgcentrum Haarensteijn
Haarensteijnstraat
2
Bejaardentehuis
1
8.
Basisschool de Hasselbraam
Haarensteijnstraat
15
School
2
In het onderstaande is een overzicht opgesteld van de bedrijven in het plangebied en bedrijven in de nabijheid van het plangebied, waarmee rekening moet worden gehouden in verband met de desbetreffende milieucontour. Een viertal veehouders hebben een milieucontour die reikt tot binnen het plangebied en tevens moet rekening worden gehouden met een LPG-tankstation aan de Haarendijk. De huidige bedrijven in het plangebied “Haaren centrum” en omgeving nr.
Bedrijf
Adres
Nr.
Type bedrijf
1. 2. 3. 5.. 6.
Categorie
-
Kerkstraat
13
Veehouder
Haarstudio Kapsalon Estremo
Kerkstraat
41a
Kapsalon
Rabobank Haaren-Helvoirt
Mgr. Bekkersplein
7
Bank
-
Haarendijk
2
Veehouder
3.2
LPG-tankstation
Haarendijk
6a
LPG-tankstation en
3.2
3.2 1 1
wasstraat 7.
-
Roonsestraat
1b
Veehouder
3.2
8.
-
Roonsestraat
14
Veehouder
3.2
Agrarisch bedrijf Kerkstraat 13 De geurhindercontour van het agrarisch bedrijf Kerkstraat 13 komt tot in het plangebied en reikt in het als ‘Woongebied’ bestemde gedeelte aan het Broederspaadje. Alvorens dit gedeelte van het woongebied ontwikkeld kan worden, dient de belemmering vanuit geurhinder te zijn opgeheven. PM: Check naar aan te houden contour vindt plaats
Hoofdstuk 6
45
LPG-vulpunt Het LPG-vulpunt aan de Haarendijk 6a ligt op circa 290 meter van het plangebied. Het onderzoeksgebied vanuit externe veiligheid heeft een straal van 150 meter gemeten vanuit het vulpunt. De brandweer hanteert echter grotere milieucirkels (300 meter of meer) en vandaar dat onderhavig plan zal worden voorgelegd aan de brandweer zodat zij kunnen aangeven of er nog nadere maatregelen, bijvoorbeeld extra vluchtroutes, -deuren, etc. aangebracht moeten worden.
6.3 Geluidhinder Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient aandacht geschonken te worden aan het wegverkeersgeluid. Ingevolge de Wet geluidhinder zijn alle wegen zoneplichtig met uitzondering van 30-km gebieden en woonerven. Ook wegen ten aanzien waarvan is aangetoond, dat op een afstand van 10 meter uit de as van de weg de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet wordt overschreden, zijn niet zoneplichtig. Of een weg aan dit criterium voldoet kan worden vastgesteld op basis van een geluidsniveaukaart. Omdat deze kaart in Haaren niet beschikbaar is zijn alle wegen, die niet als 30-km gebied of als woonerf zijn aangemerkt, per definitie zoneplichtig. De wegen in en in de directe omgeving van (straal van 260 meter) het plangebied maken allen deel uit van een 30-km gebied en als zodanig geldt er vanuit de Wet geluidhinder geen onderzoeksplicht.
6.4 Bodem Op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 maakt bodemonderzoek expliciet onderdeel uit van de voorbereidingen van een bestemmingsplan. Kennis van de bodemkwaliteit is van belang voor het leggen van de bestemmingen, het stellen van bouwkundige eisen en niet in de laatste plaats voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. In het plangebied is een bodemonderzoek10 uitgevoerd in juni 2006. De onderzochte gebieden betreffen de vier ontwikkelingslocaties, Kerkstraat, de Klim-op, Hasselbraam en de locatie van het woonzorgcomplex. Uit dit onderzoek blijkt dat: • op de locatie van het WOZOCO (deelgebied A) een gesaneerde ondergrondse HBO-tank aanwezig is. Aan de oostzijde is een ondergrondse HBO-tank in gebruik. Tijdens de sloopwerkzaamheden dient gelet te worden op de aanwezigheid van deze tanks. Het overige deel van de locatie is niet verontreinigd. Voor het gehele gebied bestaan geen belemmeringen voor de nieuwbouw; 10
UDM Adviesbureau, Verkennend Milieukundig Bodemonderzoek Centrumplan Haaren, juni 2006.
46
Deel B - Verantwoording
•
•
•
de locatie Hasselbraam (deelgebied B) licht verontreinigd is met PAK. Gezien de aard en mate van deze verontreiniging bestaan er geen belemmeringen voor het voorgenomen initiatief; in het gebied van de Klim-op (deelgebied C) een verhoogd gehalte minerale olie is gevonden en tevens een ondergrondse tank gelegen is. Voor dit gedeelte van het gebied wordt tevens geadviseerd alert te zijn op de aanwezigheid van de ondergrondse tank. Het overige terreindeel is licht verontreinigd met PAK. Voor het gehele gebied geldt dat er geen belemmeringen aanwezig zijn voor het initiatief; de locatie aan de Kerkstraat (deelgebied D) licht verontreinigd is met lood, zink en PAK. De ontwikkeling kan op basis van de aard en mate van deze verontreiniging doorgang vinden.
De conclusie van het bodemonderzoek luidt dat er geen belemmeringen zijn voor de nieuwbouwontwikkelingen, onder de voorwaarde dat bij de sloopwerkzaamheden rekening wordt gehouden met de aanwezigheid van ondergrondse tanks bij de locaties Klim-op (deelgebied C) en WOZOCO (deelgebied A).
6.5 Waterhuishoudkundige aspecten Door onder meer de nota Ruimte krijgt met name het waterbeleid een wezenlijk andere oriëntatie: van reageren naar anticiperen. Water heeft een aantal specifieke kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen waar de ruimtelijke ordening rekening mee moet houden. Hiervoor is de watertoets in het leven geroepen. Een duurzaam waterbeheer, de integrale afweging en het creëren van maatwerk staat hierin centraal. Water moet altijd bekeken worden in het licht van het watersysteem of stroomgebied waarin een stad of een dorp ligt. Een goede afstemming van waterbeleid (kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen) en ruimtelijke ordening, ook in het direct aangrenzende gebied, is daarom noodzakelijk. Nieuwe ontwikkelingen dienen waterneutraal opgelost worden. Dit betekent dat een (eventuele) toename van het oppervlak aan verharding moet worden gecompenseerd. Gestreefd wordt naar het afkoppelen van het verhard oppervlak en ter plekke infiltreren. Indien infiltratie niet mogelijk is, dan wordt –indien mogelijkafgekoppeld op het oppervlaktewater. Pas in laatste instantie zal het water worden afgevoerd via de riolering. Voor onderhavig bestemmingsplan is een watertoets11 uitgevoerd. Deze is als separate bijlage bij onderhavig bestemmingsplan gevoegd. Onderstaand zijn beknopt de conclusies en aanbevelingen weergegeven: 11
Waterhuishoudkundig onderzoek/waterparagraaf centrumgebied, Van Kleef Vught, juni 2006 (kenmerk: 1106145W).
Hoofdstuk 6
47
•
•
•
•
•
de noordelijke kant van het grondgebied, gelegen tussen de bebouwing en de Ruysbossche Waterloop, gaat onderdeel uitmaken van één van de zogeheten stapstenen, grotere groengebieden van de EVZ. In dit gebied moeten poelen komen, die gevoed worden met gebiedseigen water (kwel). Echter, omdat het hemelwater als niet schoon wordt gezien, mag het hemelwater niet worden geborgen in of lozen op deze poelen. Voor de berging van hemelwater moet dus een apart water of wadi systeem worden aangelegd, waarin het water geborgen kan worden. Vanuit dit systeem kan vervolgens na voorzuivering water worden geloosd op de waterloop. Mogelijk is het huidige watersysteem hiervoor te gebruiken. Een en ander is afhankelijk van de functie van de watersystemen en waterstanden die in de T=10 situatie al optreden. Bij onvoldoende capaciteit zal aanvullende berging moeten worden gecreëerd. Onderzoek hiernaar moet nog plaatsvinden. Aangezien de inrichting van de deelplannen reeds in een gevorderd stadium is, zal deze berging in het beekdal plaats moeten vinden. De berging zal in alle gevallen met de landelijke afvoer lozen op de Ruysbossche Waterloop. Dit zal met stuwtjes met doorlaat worden geregeld; het water van de deelgebieden zal naar de bergingsvoorziening moeten worden afgevoerd. Hiertoe zal een bovengronds (mogelijk voor nabijgelegen deelgebieden) en/of ondergronds afvoersysteem (regenwaterriool) moeten worden aangelegd; afhankelijk van de realisatieplanning van de deelgebieden zullen mogelijk ook andere plannen van de gemeente Haaren in het centrum gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd. Aansluiting van bijvoorbeeld het deelgebied Hasselbraam via regenwaterriool op de bergende voorziening is dan mogelijk. Vindt de ontwikkeling van dit deelgebied sneller plaats, dan zal het in zijn eigen behoefte moeten voorzien. Dit betekent 120 m3 berging, dat bijvoorbeeld in de fundering van wegen, gecombineerd met doorlatende verharding kan worden gerealiseerd; het oostelijk deel van het plangebied heeft in de huidige situatie te maken met grondwateroverlast Dit komt deels door de ligging in het beekdal (lager maaiveld) en deels door storende leemlagen die infiltratie van regenwater beperken. Om grondwateroverlast in de nieuwe inrichting te voorkomen dienen deze plangebieden te worden opgehoogd. Drainage is vanwege de leemlagen geen oplossing. Ter plaatse van de aansluiting op bestaand gebied zal een goede overgangsconstructie moeten worden gerealiseerd om wateroverlast in bestaand gebied als gevolg van de hoger gelegen ontwikkeling te voorkomen. Na een nog uit te voeren geohydrologisch onderzoek zal meer duidelijkheid ontstaan over de noodzakelijke maatregelen om grondwateroverlast te voorkomen; bij toepassing van een rioleringsstelsel, waarbij dakvlakken en/of verhardingen worden afgekoppeld en het neerslagwater vertraagd zal worden afgevoerd, dient de gemeente aan particulieren eisen te stellen ten aanzien van op de riolering te lozen stoffen (lozingsverordening riolering) en toe te passen materialen en constructies (bouwverordeningen, richtlijnen Duurzaam Bouwen);
48
Deel B - Verantwoording
•
bij afkoppeling van wegen en daken naar een buffer/infiltratievoorziening zal moeten worden voorkomen dat de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater wordt beïnvloed. Hiertoe dienen de volgende aandachtspunten in acht te worden genomen: - het verstrekken van informatie aan de toekomstige gebruikers met betrekking tot het maken van juiste aansluitingen van de riolering, het eventueel op eigen initiatief hergebruiken van opgevangen regenwater, etc.; - het voorschrijven van bladvangers in de regenpijpen van de aangesloten complex; - het voldoende frequent reinigen van de kolken; - het reduceren van het strooien met dooizouten; - het reduceren van het spuiten met chemische bestrijdingsmiddelen; - het frequent reinigen van de halfverharding en parkeerplaatsen; - het aanwijzen van honden uitlaatplaatsen; - voorkomen van vervuiling aan de bron door geen uitloogbare materialen te gebruiken, zoals bijvoorbeeld zink, lood of koper of bitumineuze dakbedekking waarbij teer of PAK’s kunnen vrijkomen. Gecoate materialen kunnen wel worden toegepast.
PM Resultaten hydrologisch onderzoek / overleg Waterschap
6.6 Externe veiligheid Externe veiligheid speelt een steeds belangrijkere rol in de ruimtelijke ordening. Het is dan ook van belang inzicht te krijgen in de objecten en elementen in of nabij het plangebied die de externe veiligheid in het gebied kunnen beïnvloeden. Concreet gaat het om: • risicoveroorzakende leidingen in en nabij het plangebied; • andere risico-opleverende transportroutes over water-, spoor- en/of autowegen; • risicoveroorzakende inrichtingen zoals LPG-tankstations en bedrijven. Het vigerende beleid is vastgelegd in het Besluit Externe Veiligheid van Inrichtingen (BEVI). De risico’s mogen een bepaald niveau niet te boven gaan. Voor het transport van gevaarlijke stoffen is die risiconormering verwoord in de ‘Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen’ (RNVGS12). Bij ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de vastgestelde risiconormeringen ten aanzien van de externe veiligheid. Plaatsgebonden risico Aan de Haarendijk 6a is een LPG-vulpunt gelegen. Dit vulpunt ligt op circa 270 meter van het plangebied. Daarmee is het verder verwijderd van het plangebied dan de
12
RNVGS: Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen; Kamerstuk II, 1996, 24611, nrs. 1-2.
Hoofdstuk 6
49
voorgeschreven afstand van maximaal 110 meter. Geconcludeerd mag worden dat het plaatsgebonden risico voor het project niet relevant is. Groepsrisico Er vindt in de nabijheid van het plangebied geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Het LPG tankstation aan de Haarendijk heeft gelet op de doorzet een invloedsgebied van 150 meter. Het projectgebied ligt op 270 meter afstand en daarmee buiten het invloedsgebied. De conclusie luidt dan ook dat het groepsrisico vanwege mogelijk transport van gevaarlijke stoffen en het LPG tankstation niet relevant is voor het project. De brandweer hanteert echter grotere milieucirkels voor het groepsrisico (300 meter of meer) en vandaar dat onderhavig plan zal worden voorgelegd aan de brandweer zodat zij kunnen aangeven of er nog nadere maatregelen, bijvoorbeeld extra vluchtroutes, -deuren, etc. aangebracht moeten worden.
6.7 Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit heeft betrekking op luchtverontreiniging met (gasvormige) stoffen en verontreiniging van de lucht met stof. Voor een aantal stoffen die luchtverontreiniging veroorzaken, geldt wettelijke normen. Deze normen zijn vastgelegd in AMvB’s. Luchtverontreiniging wordt veroorzaakt door wegverkeer, industrie en landbouw. Op 5 augustus 2005 is het nieuwe Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) in werking getreden. De belangrijkste punten uit het Blk 2005 zijn: • de verplichting aandacht te schenken aan luchtkwaliteit in ruimtelijke plannen blijft bestaan; • natuurlijke, niet schadelijke bronnen hoeven niet meer meegenomen te worden in de toets; • er wordt een salderingsmethode geïntroduceerd: als voor een groter gebied de situatie hetzelfde blijft of verbetert kan de ontwikkeling doorgaan, ook als lokaal verslechtering optreedt; • bij bepaling van de concentraties fijn stof hoeft zeezout in de lucht niet meegerekend te worden; • bij herstructurering in het binnenstedelijk gebied moet het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan luchtverontreiniging verminderen. Er is een luchtkwaliteitonderzoek13 uitgevoerd waarin de effecten van de in dit plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen op de luchtkwaliteit zijn getoetst. Er zijn géén 13
Luchtkwaliteitonderzoek Bestemmingsplan “Centrum Haaren”, BRO Vught, juni 2006 (rapportnr. 211X01052.034116_1).
50
Deel B - Verantwoording
overschrijdingen van de grenswaarden in het jaar 2006, 2010 en 2015 geconstateerd. Gesteld kan worden dat de ontwikkelingen géén negatieve effecten op de luchtkwaliteit hebben. Er worden geen grenswaardes en plandrempels overschreden. Derhalve kan geconcludeerd worden dat uitgaande van het Besluit luchtkwaliteit 2005 de ontwikkelingen doorgang kunnen vinden. P.M. Luchtkwaliteitsonderzoek wordt geactualiseerd vanwege nieuwe Reken en meetvoorschrift, uiterlijk week 22 onder de voorwaarde dat de intensiteiten van Goudappel Coffeng beschikbaar zijn
6.8 Natuur en ecologie Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de gevolgen voor de natuur. Met het inwerking treden van de Flora- en faunawet krijgt de natuurtoets een sterker accent in de totale beoordeling van de milieuaspecten in de bestemmingsplannen. Het gaat hierbij voornamelijk om de gevolgen voor de flora en fauna van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Flora- en faunawet schrijft voor dat bij een ruimtelijke ingreep geen schade wordt toegebracht aan beschermde dier- en plantensoorten. In bepaalde gevallen kan ontheffing van de wet verleend worden, met name wanneer het aantasten van een aantal individuen geen gevolgen heeft voor ‘de gunstige staat van instandhouding van de soort’. Om te kunnen beoordelen of er beschermde soorten voorkomen moet er onderzoek gedaan worden naar de flora en fauna op de plaats van de ingreep. Het bestemmingsplan laat ruimtelijke ingrepen toe waarvoor een natuurtoets noodzakelijk is. In het kader van de voorbereiding voor onderhavig bestemmingsplan is een quickscan14 gedaan waarin wordt nagegaan in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling van het gebied effecten heeft op natuurwaarden die op grond van de Flora- en faunawet en/of Vogel- en Habitatrichtlijn zijn beschermd. Uit deze quickscan blijkt dat in het plangebied vrijwel alleen algemeen voorkomende soorten aanwezig zijn. Deze algemeen voorkomende soorten staan vermeld in categorie 1 van de zogenaamde Flora- en Faunalijst waarvoor vrijstelling van de ontheffingsplicht geldt. Voor de in het plangebied voorkomende vogels en vleermuizen geldt geen vrijstelling. Vogels Voor vogels zullen compenserende en mitigerende maatregelen getroffen worden. Dit betreft:
14
Staro Bos- en natuurbeheer, Quickscan natuurwaarden, onderzoeksgebied Centrum Haaren, juni 2006.
Hoofdstuk 6
51
• •
het uitvoeren van werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) zodat geen verstoring van broedende vogels zal plaatsvinden; het bewerken van de grond buiten het broedseizoen om te voorkomen dat vogels gaan broeden binnen het plangebied.
Door het uitvoeren van deze maatregelen zal geen overtreding van de Flora- en faunawet ten opzichte van vogels plaatsvinden. Vleermuizen Door onduidelijkheid over mogelijk aanwezige beschermde vleermuizen kan niet worden uitgesloten dat overtreding van de Flora- en faunawet ten aanzien van deze soortgroep zal plaatsvinden. Het verdient de aanbeveling om voor aanvang van de werkzaamheden nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van vleermuizen en de wijze waarop zij het onderzoeksgebied benutten. Dit nader onderzoek dient plaats te vinden in de periode maart t/m september verspreid over meerdere onderzoeksmomenten. Naast genoemde maatregelen en aanbevelingen ten aanzien van vogels en vleermuizen wordt in de quickscan een andere aanbeveling gedaan. Omdat de voorgestane ontwikkelingen plaatsvinden in de buurt van een EHS-gebied is rekening gehouden met mogelijke compensatiemaatregelen die volgens de provinciale “Beleidsregel Natuurcompensatie” van de provincie Noord-Brabant moeten worden uitgevoerd. Omdat bij de ontwikkeling van het plangebied, het gedeelte met de bestemmingen “groen” en “bos” echter onaangetast blijft, is compensatie niet nodig. P.M. Aanvullend onderzoek vleermuizen zal plaatsvinden
6.9 Archeologie en cultuurhistorie Algemeen In Europees verband is het zogenaamde ‘Verdrag van Malta’ aangenomen. Dit gaat uit van het principe ‘de veroorzaker betaalt’: wie in archeologisch interessante grond wil woelen, dient de kosten voor archeologisch onderzoek te betalen. In navolging op het verdrag is het provinciale beleid gericht op het bevorderen dat archeologisch onderzoek een vast onderdeel wordt van de planvoorbereiding van ingrepen in en om de bodem. Plannen worden getoetst aan het belang van het behoud van het archeologisch erfgoed en de consequenties voor het archeologisch bodemarchief worden nagegaan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het zaak vooraf inventariserend onderzoek naar het bodemarchief te verrichten, opdat de kans op het aantreffen van onverwachte archeologische waarden tot een minimum wordt beperkt. De intensiteit van dit onderzoek staat in relatie tot de verwachtingen over het bodemarchief.
52
Deel B - Verantwoording
Met behulp van de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) kan worden nagegaan of de gronden binnen het plangebied archeologisch van betekenis zijn. Op de AMK zijn alle bekende archeologische terreinen (monumenten) aangegeven. Terreinen waar de archeologische waarden nog onbekend zijn, worden op de IKAW kaart in drie categorieën ingedeeld: gebieden met een hoge, gemiddelde en lage indicatieve (verwachtings)waarde. Dit zijn gebieden waar de kans respectievelijk groot, gemiddeld of klein is dat er archeologische waarden in de grond zitten. Archeologische waarde plangebied Haaren kent een lange bewoningsgeschiedenis en de archeologische verwachtingswaarde in en rondom de kern is over het algemeen middelhoog tot hoog. Een inventariserend archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden.15 Het inventariserend archeologisch onderzoek is separaat bijgevoegd. De onderzoeken zijn uitgevoerd op de locaties Klim-op, Kerkstraat en WOZOCO. Op de locatie van het geplande WOZOCO zijn archeologische resten gevonden. Gezien de relatief ondiepe ligging van het archeologische relevante bodemniveau vormt de voorgenomen ontwikkeling een bedreiging voor de archeologische waarden. Voor een deel van dit gebied wordt daarom de aanbeveling gedaan proefsleuven aan te leggen. De precieze invulling van het proefsleuvenonderzoek dient te worden vastgelegd in een vooraf door het bevoegd gezag goed te keuren Programma van Eisen. Voor de locaties de Klim-op en Kerkstraat gelden geen belemmeringen voor het voorgenomen initiatief. De locatie Hasselbraam is niet in het archeologisch onderzoek betrokken. Voor de locatie de Klim-Op, Kerkstraat gelden op archeologische gronden geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Voor het gebied van het woonzorgcomplex geldt dat rekening gehouden moet worden met het feit dat op een deel van het gebied proefsleuven aangelegd zullen moeten worden. P.M. Programma van Eisen wordt opgesteld tbv vervolgonderzoek Cultuurhistorische waarde plangebied In het plangebied is de kapel aan de Haarensteijnstraat aangewezen als gemeentelijk monument. De kapel is in onderhavig plan als dusdanig aangeduid en er is een ‘strak’ bouwvlak omheen getrokken zodat de contouren van de kapel ook in ruimtelijke zin zijn bewaakt. Daarnaast is er bij de planvorming aandacht geschonken aan de beeldruimte voor het gemeentelijke monument Driehoeven 1.
15
ADC Archeoprojecten, Bureau- en Inventariserend Veldonderzoek, Haaren Centrum, maart 2007.
Hoofdstuk 6
53
54
Deel B - Verantwoording
Direct grenzend aan het plangebied staat de RK kerk van Haaren. Deze driebeukige kruiskerk (1912-1914) is in cultuurhistorisch opzicht waardevol en is in het kader van de MIP geïnventariseerd en heeft een hoge toren en dakruiter op de viering. Op de plek waar nu het gemeentehuis is gebouwd, vormde tussen circa 1880 en 1980 een zogenaamde ‘frankische driehoek’ een belangrijke drager in de stedenbouwkundige structuur. Op deze plek splitste de Kerkstraat zich in zuidelijke richting in twee doorgaande wegen: Haarensteijnstraat en Kerkstraat. Met de komst van het nieuwe gemeentehuis verdween deze structuur, werd de driehoekige structuur opgeheven en vervangen door een haakse verbinding om het gemeentehuis heen. In het Centrumplan is getracht de oude structuur te herstellen en opnieuw de doorgaande structuur van de Kerkstraat te introduceren. De driehoekstructuur kan echter niet geheel worden hersteld in verband met het bouwvolume van het gemeentehuis.
Hoofdstuk 6
55
56
Deel B - Verantwoording
7.
UITVOERBAARHEID
7.1 Economische uitvoerbaarheid en handhaving Conform artikel 9 Bro moet onderzoek worden verricht naar de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Op basis van de grondgebruikanalyse waarin de functies uitgeefbaar, verharding, groen en water zijn bepaald is met behulp van de voor dit project opgestelde eenheidsprijzen voor verwerving, bouw- en woonrijp maken een raming van de benodigde investeringen opgesteld. Daarnaast is een planschaderisicoanalyse uitgevoerd op basis waarvan een inschatting gemaakt kan worden van eventuele waardeverminderingen van belendingen als gevolg van realisatie van de met onderhavig bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen. De opbrengsten worden bepaald door het programma van de te realiseren bestemmingen binnen de deellocaties, voornamelijk woningen en maatschappelijke voorzieningen. Op basis van de realisatie van voorgestaan programma worden de ten behoeve van de uitvoering van de ontwikkelingen in het gehele plangebied te maken kosten gedekt door de opbrengsten. Dit betekent dat de grondexploitatie de financieel-economische uitvoerbaarheid en haalbaarheid van het bestemmingsplan aantoont.
7.2 Handhaving Handhaving van regelgeving vraagt om geactualiseerde regels. Regels die zijn gebaseerd op inzichten die zijn verlopen, hebben hun geloofwaardigheid verloren en kunnen in redelijkheid ook niet meer afgedwongen worden. Door verouderde regels neemt de kans op misbruik daarvan ook toe. Door de actualisering van de bestemmingsplannen worden de bestaande ruimtelijke kaders aangegeven en worden daarmee tevens de grenzen bepaald waarbinnen planologische ontwikkelingen mogelijk zijn. De voorschriften van het bestemmingsplan leggen een ruimtelijke relevante norm vast, met dikwijls een daaraan gekoppelde vrijstellingsmogelijkheid, die het bestuur de mogelijkheid geeft in te spelen op de dynamiek van de samenleving. Op die wijze wordt ook de gelegenheid geboden een belangenafweging te maken van de individuele belangen ten opzichte van het algemeen belang. De term handhaving wordt vaak eng uitgelegd als uitsluitend het toepassen van sancties achteraf, zoals bestuursdwang en dwangsom. Dit wordt de repressieve vorm van handhaving genoemd. Handhaving bestaat ook uit het stellen van normen, het
Hoofdstuk 7
57
geven van voorlichting en het houden van toezicht op een goede uitvoering. Dit is de preventieve invalshoek. In de meest optimale situatie zou sanctionering niet nodig moeten zijn. Handhaving van bestemmingsplannen en ruimtelijke regelgeving is de laatste jaren steeds meer in de belangstelling komen te staan van bestuurlijk Nederland. Door het plaatsvinden van enkele ingrijpende incidenten is de handhaving in een stroomversnelling gekomen. In toenemende mate spreken burgers de gemeente aan op het handhaven van de (eigen) regels. Ook in de jurisprudentie is een verandering tot stand gekomen. De rechter spreekt zich nadrukkelijk uit over het handhaven van de regelgeving en neemt zelfs in beginsel een plicht tot handhaving aan. Daarnaast krijgt de rechtszekerheid van bestemmingsplannen bij de rechterlijke toetsing een steeds belangrijkere rol.
58
Deel B - Verantwoording
8.
PROCEDURE
8.1 Inleiding De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
8.2 Vooroverleg Artikel 10 Bro 1985 geeft aan dat burgemeester en wethouders bij voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg dienen te plegen met besturen van andere gemeenten, met de provinciale commissie gemeentelijke plannen, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening, met de bij het plan betrokken waterschapsbesturen en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zullen worden geïnformeerd. De reacties van deze instanties zullen in dit plan verwerkt worden.
8.3 Inspraak Per 1 juli 2006 is de Wet Uniforme openbare voorbereidingsprocedure (wet UOV) in werking getreden16. Artikel 6a van de Wet ruimtelijke ordening is daarmee vervallen en daarmee ook de inspraakverplichting. Dat betekent dat ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen worden voorbereid met toepassing van de UOV (Awb). Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen b.v. op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Inspraak zal plaatsvinden volgens de in de inspraakverordening opgenomen procedure. Het resultaat van de inspraak zal worden verwoord in een inspraakverslag. 16
Wet van 24 januari 2002, Stb. 2002, 54. Zie ook: Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (Staatsblad 2005, 282) en het tijdstip van inwerkingtreding (Staatsblad 2005, 320)
Hoofdstuk 8
59
8.4 Vaststellingsprocedure De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan zal plaatsvinden volgens de artikelen 23 t/m 31 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het bestemmingsplan wordt in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kan een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Het plan zal daarna, al dan niet gewijzigd, ter vaststelling worden aangeboden aan de gemeenteraad. Het vastgestelde bestemmingsplan zal vervolgens ter goedkeuring worden voorgelegd aan gedeputeerde staten van NoordBrabant.
60
Deel B - Verantwoording
Hoofdstuk 8
61
Voorschriften
Inhoudsopgave
pagina
1.
INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1 - Begripsbepalingen Artikel 2 - Wijze van meten
3 3 10
2.
BESTEMMINGSBEPALINGEN Artikel 3 - Bos Artikel 4 - Gemengd Artikel 5 - Groen Artikel 6 - Maatschappelijk Artikel 7 - Verkeer - Verblijf Artikel 8 - Water Artikel 9 - Woongebied
11 11 13 15 17 19 21 22
3.
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 10 - Anti-dubbeltelbepaling Artikel 11 - Algemene bepaling m.b.t. ondergrondse (bouw)werken Artikel 12 - Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Artikel 13 - Algemene gebruiksbepalingen Artikel 14 - Algemene vrijstellingsbepalingen Artikel 15 - Algemene wijzigingsbepalingen Artikel 16 - Algemene procedurebepalingen
27 27 28 29 30 31 32 33
4.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 17 - Strafbepaling Artikel 18 - Overgangsbepalingen Artikel 19 - Slotbepaling
35 35 36 37
Plankaart 211x01052-pk1
Inhoudsopgave
1
2
1.
INLEIDENDE BEPALINGEN
Artikel 1 -
Begripsbepalingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. het plan: het bestemmingsplan ‘Centrum Haaren’ van de gemeente Haaren; 2.
de plankaart: de plankaart van het bestemmingsplan ‘Centrum Haaren’ bestaande uit de kaart 211x01052-pk1;
3.
aaneengesloten woning: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van meer dan twee aaneengebouwde woningen, niet zijnde een gestapelde woning;
4.
aan huis gebonden beroep: het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk stellen gebieden, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
5.
aan huis gebonden bedrijf: het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
6.
afhankelijke woonruimte: een onderdeel van het hoofdgebouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
7.
antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
8.
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
Hoofdstuk 1
3
9.
bebouwingspercentage: een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak c.q. bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
10.
bedrijf: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
11.
bedrijfsvloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
12.
bestaand: bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
13.
bestemmingsgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
14.
bestemmingsvlak: een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
15.
bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
16.
bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
17.
bouwgrens: een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
18.
bouwlaag: een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
4
Hoofdstuk 1
19.
bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
20.
bouwperceelsgrens: een grens van een bouwperceel;
21.
bouwvlak: een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
22.
bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
23.
dagrecreatie: vormen van recreatie, die in principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf;
24.
detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
25.
dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
26.
evenement: een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak;
27.
gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
28.
gestapelde woningen: boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is;
29.
geschakelde woning: een woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander hoofdgebouw en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd;
Hoofdstuk 1
5
30.
grondgebonden woning: een vrijstaande, half-vrijstaande, geschakelde, aaneengesloten woning dan wel een patiowoning;
31.
half-vrijstaande woning: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen;
32.
hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
33.
horecabedrijf: een bedrijf dat tot doel heeft het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, een en ander gepaard gaande met dienstverlening, niet zijnde coffeeshops;
34.
horeca: het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies; horeca, categorie 1: een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt. horeca, categorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszakenlunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels, restaurant; horeca, categorie 3: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen; Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar; horeca, categorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren:
6
Hoofdstuk 1
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning); horeca, categorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers; 35.
inwoning: het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen, met dien verstande dat woningsplitsing niet toegestaan is;
36.
jongerenontmoetingsplaats (JOP): een door het gemeentebestuur als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
37.
kamerbewoning: het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meer dan twee onzelfstandige huishoudens;
38.
kantoren: het bedrijfsmatig verstrekken van administratieve werkzaamheden ten behoeve van derden;
39.
maatschappelijke voorzieningen: het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder: • gezondheidszorg; en/of • zorg en welzijn; en/of • jeugd/kinderopvang; en/of • onderwijs; en/of • religie; en/of • uitvaart/begraafplaats; en/of • bibliotheken; en/of • openbare dienstverlening; en/of • verenigingsleven; en/of • gevangeniswezen en/of • defensie/militaire zaken;
40.
mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
Hoofdstuk 1
7
41.
ondergronds bouwwerk: een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil;
42.
overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
43.
patiowoning: een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige gebouwen;
44.
peil: - voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; - in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
45.
perceelsgrens: een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
46.
recreatie: vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, trimmen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc.;
47.
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
48.
sport: het uitoefenen van sportactiviteiten;
49.
terras: een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
50.
verblijfsrecreatie: vormen van recreatie die mede gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
8
Hoofdstuk 1
51.
voorgevellijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
52.
voorzieningen van algemeen nut: voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
53.
wet/wettelijke regelingen: indien en voorzover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;
54.
woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
55.
zolder: zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.
Hoofdstuk 1
9
Artikel 2 -
Wijze van meten
2.1. Bij toepassing van de voorschriften wordt als volgt gemeten: a. afstand tot de bouwperceelsgrens: tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is; b.
bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
c.
dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
d.
goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.
(horizontale) diepte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;
f.
inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
g.
ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
h.
oppervlakte van een bouwwerk; tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.2. Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. 2.3. Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de analoge kaart en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
10
Hoofdstuk 1
2.
BESTEMMINGSBEPALINGEN
Artikel 3 3.1.
Bos
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bos/bebossing; b. groenvoorzieningen; c. met daaraan ondergeschikt medegebruik voor recreatie; met de daarbij bijbehorende: d. waterlopen en waterpartijen; e. paden.
3.2.
Bouwvoorschriften Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. op de gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan; b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 1 m.
3.3.
Specifieke gebruiksvoorschriften Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 13.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. verblijfsrecreatie; a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
3.4. 3.4.1.
Aanlegvoorschriften Het is verboden op of in de gronden met de bestemming bos zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. bodem verlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld; b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk; c. het vellen en rooien van houtgewas;
Hoofdstuk 2
11
d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; e. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen; f. het permanent opslaan van goederen. 3.4.2.
Het verbod als bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3.
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van de gronden ontstaan of kan ontstaan.
12
Hoofdstuk 2
Artikel 4 4.1.
Gemengd
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. sport; c. dienstverlening op het gebied van zorg, sport en welzijn; d. horeca, categorie 1, 2 en 3, met een maximaal bedrijfvloeroppervlak van PM m²; e. wonen, met een maximaal brutovloeroppervlak van 6.000 m² (PM alleen wooncomponent); f. jongerenontmoetingsplaatsen; g. evenementen; h. voorzieningen van algemeen nut; met de daarbij behorende: i. wegen en paden; j. groenvoorzieningen; k. parkeervoorzieningen; l. terrassen.
4.2. 4.2.1.
Bouwvoorschriften Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het maximale bebouwingspercentage gerekend over het bouwvlak bedraagt 90%; c. de maximale bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak bedraagt 17 m; d. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen voorzieningen van algemeen nut alsmede voorzieningen voor jongerenontmoetingsplaatsen buiten het bouwvlak worden gebouwen met een maximale bouwhoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 15 m² respectievelijk 30 m²;
4.2.2.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m; b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 m; c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen bedraagt 3 m; d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,5 m.
4.3.
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
Hoofdstuk 2
13
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding 4.4. Specifieke gebruiksvoorschriften Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 13.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
14
Hoofdstuk 2
Artikel 5 -
Groen
5.1.
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. bermen en beplanting; c. paden; d. speelvoorzieningen; e. hondenuitlaatplaatsen; f. voorzieningen van algemeen nut; g. kunstwerken; h. waterlopen en waterpartijen.
5.2. 5.2.1.
Bouwvoorschriften: Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m; c. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m² en van jongerenontmoetingsplaatsen 30 m².
5.2.2.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 m; b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken van algemeen nut en bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen bedraagt 3 m; c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 m.
5.3.
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
5.4. Specifieke gebruiksvoorschriften Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 13.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval,
Hoofdstuk 2
15
behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
16
Hoofdstuk 2
Artikel 6 6.1.
Maatschappelijk
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. maatschappelijke voorzieningen; b. evenementen; c. voorzieningen van algemeen nut; met de daarbij behorende: d. wegen en paden; e. groenvoorzieningen; f. parkeervoorzieningen.
6.2. 6.2.1.
Bouwvoorschriften Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd; c. de goothoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven; d. de bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak mag niet meer bedragen dan op de plankaart is aangegeven. e. in afwijking van het bepaalde in sub a mogen voorzieningen van algemeen nut buiten het bouwvlak worden gebouwen met een maximale hoogte van 3 m en een maximale oppervlakte van 15 m².
6.2.2.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 m; b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 m; c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken van algemeen nut bedraagt 3 m; d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,5 m.
6.3.
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding
Hoofdstuk 2
17
6.4.
Specifieke gebruiksvoorschriften Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 13.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
18
Hoofdstuk 2
Artikel 7 -
Verkeer - Verblijf
7.1.
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Verkeer - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie; b. voet- en rijwielpaden; c. parkeervoorzieningen; d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; e. straatmeubiliair; f. jongerenontmoetingsplaatsen; g. hondenuitlaatplaatsen; h. kunstwerken; i. voorzieningen van algemeen nut; j. waterlopen en waterpartijen; k. oeververbindingen (bruggen); l. evenementen; m. terrassen.
7.2. 7.2.1.
Bouwvoorschriften Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. op of in deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen, en jongerenontmoetingsplaatsen worden gebouwd; b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m; c. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m² en van jongerenontmoetingsplaatsen 30 m².
7.2.2.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. er zijn geen bouwwerken ten behoeve van de terrassen toegestaan; b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 m; c. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de maximale bouwhoogte van een overkapping 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt; d. in afwijking van het bepaalde onder b mag de bouwhoogte van: lichtmasten maximaal 12 m bedragen; een antenne-installatie maximaal 15 m bedragen; bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen maximaal 3 m bedragen.
7.3.
Specifieke gebruiksvoorschriften Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 13.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of
Hoofdstuk 2
19
afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
20
Hoofdstuk 2
Artikel 8 -
Water
8.1.
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterberging; b. waterhuishouding; c. waterlopen en waterpartijen; d. groenvoorzieningen; e. infiltratievoorzieningen; f. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
8.2.
Bouwvoorschriften Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen: a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd; b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 m; c. in afwijking van het bepaalde in sub b bedraagt de maximale bouwhoogte van een overkapping 3 m, met dien verstande dat de maximale oppervlakte 30 m² bedraagt.
8.3.
Specifieke gebruiksvoorschriften Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 13.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Hoofdstuk 2
21
Artikel 9 9.1.
Woongebied
Bestemmingsomschrijving De op de plankaart voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan huis gebonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep, met een maximum van 50 m²; met de daarbij behorende: b. wegen en paden; c. verblijfsgebied; d. groenvoorzieningen; e. water; f. tuinen en erven; g. parkeervoorzieningen op maaiveld, dan wel gedeeltelijk ondergronds (halfverdiept).
9.2. Bouwvoorschriften 9.2.1. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het op de plankaart aangeduide bouwvlak; b. het bebouwingspercentage per bouwperceel aan hoofdgebouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 50%, behoudens bij patiowoningen en gestapelde woningen waarvoor een maximaal bebouwingspercentage geldt van 80% respectievelijk 100%. 9.2.2.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. er mogen maximaal de volgende aantallen en uitsluitend de volgende woningtypen worden gebouwd per op de plankaart aangeduid woongebied: woongebied
maximaal aantal en toegestane woningtype
woongebied 1
19 grondgebonden woningen en 12 gestapelde woningen
woongebied 2
17 grondgebonden woningen en 90 gestapelde woningen
woongebied 3
22 grondgebonden woningen en 37 gestapelde woningen
b. de maximale diepte van de hoofdgebouwen bedraagt: type woning
maximale diepte
vrijstaande woningen
14 m
halfvrijstaande woningen en geschakelde woningen
12 m
aaneengesloten woningen
10 m
patiowoningen
20 m
gestapelde woningen
22
-
Hoofdstuk 2
c. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt: - bij vrijstaande woningen minimaal 3 m aan beide zijden; - bij halfvrijstaande en geschakelde woningen 3 m aan één zijde; d. de maximale goothoogte en maximale bouwhoogte van de hoofdgebouwen bedraagt: type woning WG 1
maximale
maximale
goothoogte
bouwhoogte
6m
10 m
patiowoningen
7m
7m
gestapelde woningen
12 m
12 m
vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde en aaneengesloten woningen
type woning WG 2
maximale
maximale
goothoogte
bouwhoogte
6m
10 m
patiowoningen
7m
7m
gestapelde woningen
14 m
14 m
maximale
maximale
goothoogte
bouwhoogte
10 m
10 m
patiowoningen
7m
7m
gestapelde woningen
14 m
14 m
vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde en aaneengesloten woningen
type woning WG 3 vrijstaande woningen, halfvrijstaande woningen, geschakelde en aaneengesloten woningen
9.2.3.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bijgebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning 3 m bedraagt; b. in afwijking van het bepaalde in sub a is een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw toegestaan voor de voorgevellijn dan wel op voor de zijgevellijn op kortere afstand van de voorgevellijn dan 3 m, onder de voorwaarden dat: - de overschrijding van de voorgevellijn dan wel zijgevellijn maximaal 1,5 m bedraagt en bovendien maximaal 50% bedraagt van de diepte van de gronden gelegen tussen voorgevellijn c.q. zijgevellijn en perceelsgrens; - de breedte van het hoofdgebouw maximaal 60% van de breedte van de voorgevel c.q. zijgevel van het hoofdgebouw mag beslaan; c. de maximale goothoogte bedraagt 3 m, met dien verstande dat de maximale goothoogte de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw dan wel de hoogte van het verlengde van de dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt; d. de maximale bouwhoogte bedraagt 5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een met het hoofdgebouw verbonden bijgebouw niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
Hoofdstuk 2
23
e. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt: totale oppervlakte per bouwperceel
maximale gezamenlijke oppervlakte
tot en met 300 m²
50 m²
meer dan 300 m²
50 m² , vermeerderd met 10% van het aantal meters dat het perceel groter is dan 300 m² tot een absoluut maximum van 250 m²
9.2.4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn maximaal 1 m mag bedragen. b. de maximale bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 m, met dien verstande dat: - er slechts 1 overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden; - de maximale oppervlakte 25 m² bedraagt; - indien de overkapping achter de voorgevellijn wordt gebouwd, de minimale afstand tot de voorgevellijn 1 m bedraagt; - indien de overkapping voor de voorgevellijn wordt gebouwd, de minimale afstand tot de voorgevellijn 1 m bedraagt, waarbij de afstand tot de voorste perceelgrens minimaal 2 m dient te bedragen; c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 m; d. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2,5 m. 9.3.
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing: a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken; b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; c. ter waarborging van de verkeersveiligheid; d. ter waarborging van de sociale veiligheid; e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding
9.4.
Specifieke gebruiksvoorschriften Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 13.1, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft; b. bewoning als afhankelijke woonruimte; c. kamerbewoning;
24
Hoofdstuk 2
d. seksinrichtingen. 9.5.
9.6.
Vrijstelling aan huis gebonden bedrijf Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in lid 1, sub a voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat: a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft; b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat: (1) geen vrijstelling wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer (Stb. 1993, 50) valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is; (2) het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn; (3) het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is; c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; d. parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein plaats te vinden; e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een aan huis gebonden bedrijf in of bij het hoofdgebouw; f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van een aan huis gebonden beroep en/of bedrijf in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 50 m². Vrijstelling mantelzorg Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 9.4 sub a en b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat: a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; b. op het perceel een woning aanwezig is; c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; d. per woning maximaal één vrijstelling ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend; e. inwoning in beginsel dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben; het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
Hoofdstuk 2
25
f. maximaal 60 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.
26
Hoofdstuk 2
3.
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 10 - Anti-dubbeltelbepaling Grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing.
Hoofdstuk 3
27
Artikel 11 - Algemene bepaling m.b.t. ondergrondse (bouw)werken
11.1.
11.2.
11.3.
11.4.
Ondergrondse werken Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze voorschriften opgenomen afwijkingen, geen beperkingen. Ondergronds bouwen Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze voorschriften opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²; c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil; d. bij het berekenen van de blijkens de plankaart of deze voorschriften geldende bebouwingspercentages, of van het in deze voorschriften maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. Vrijstelling ondergronds bouwen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in 11.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat: - de waterhuishouding niet wordt verstoord; - geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden. Procedure vrijstelling algemene gebruiksbepalingen Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in 11.3 geldt de procedure zoals vervat in artikel 16.
28
Hoofdstuk 3
Artikel 12 - Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de parkeervoorzieningen; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; f. de ruimte tussen bouwwerken.
Hoofdstuk 3
29
Artikel 13 - Algemene gebruiksbepalingen 13.1.
Algemene gebruiksbepalingen Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 9 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
13.2.
Vrijstelling algemene gebruiksbepalingen Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 13.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
13.3.
Procedure vrijstelling algemene gebruiksbepalingen Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in 13.2 geldt de procedure zoals vervat in artikel 16.
30
Hoofdstuk 3
Artikel 14 - Algemene vrijstellingsbepalingen 14.1. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van: a. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit geen afbreuk doet aan de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft. 14.2. Procedure algemene vrijstelling Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in 14.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 16.
Hoofdstuk 3
31
Artikel 15 - Algemene wijzigingsbepalingen 15.1.
Algemene wijziging Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
15.2.
Procedure algemene wijziging Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 15.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 16.
32
Hoofdstuk 3
Artikel 16 - Algemene procedurebepalingen Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 4.1.2. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Bij het verlenen van een aanlegvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de artikelen 44 en volgende van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van toepassing.
Hoofdstuk 3
33
34
Hoofdstuk 3
4.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 17 - Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in 3.4.1 en 13.1 is een economisch delict in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten en als zodanig strafbaar op grond van deze wet.
Hoofdstuk 4
35
Artikel 18 - Overgangsbepalingen 18.1. Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken Bouwwerken, welke ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen 2 jaar na het tenietgaan. 18.2. Vrijstellingsbepaling Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 18.1, dat de bestaande afwijkingen naar de omvang niet mogen worden vergroot en toestaan dat een eenmalige vergroting plaatsvindt van de inhoud van de in 18.1 toegelaten bouwwerken met maximaal 10%. 18.3. Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond ten tijde van het van kracht worden van dit plan, mag worden voortgezet of gewijzigd, zolang en voor zover de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot. 18.4. Uitzonderingen op het overgangsrecht 18.4.1. 18.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 18.4.2. 18.3 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. 18.5. Procedure vrijstellingsbepaling Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in 18.2 geldt de procedure zoals vervat in artikel 16.
36
Hoofdstuk 4
Artikel 19 - Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel: Voorschriften deel uitmakend van het bestemmingsplan Centrum Haaren van de gemeente Haaren. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ……………………… De voorzitter, ……….
Hoofdstuk 4
De griffier, ………
37
38
Hoofdstuk 4