GELDMUSEUM EN NIBUD
Een kwalitatief onderzoek naar de behoeften van leerkrachten en docenten als het gaat om financiële educatie op school
DORIEN BLOKHUIS MARIT KLOOSTER AMSTERDAM, MAART 2013
1
GELDMUSEUM << TITEL >> EN NIBUD << Subtitel>>
Een kwalitatief onderzoek naar de behoeften van leerkrachten en docenten als het gaat om financiële educatie op school
DORIEN BLOKHUIS MARIT KLOOSTER AMSTERDAM, MAART 2013
Een kwalitatief onderzoek naar de behoeften van leerkrachten en docenten als het gaat om financiële educatie op school. Uitgevoerd door Ruigrok | NetPanel, in opdracht van het Geldmuseum en het Nibud, maart 2013.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
2
INHOUDSOPGAVE VOORAF 4
1
INLEIDING 5
1.1 1.2 1.3
Achtergrond 5 Onderzoeksvraag 6 Indeling van het rapport 6
2
ONDERZOEKSOPZET 7
2.1 2.2 2.3
Methode 7 Respondenten 7 Uitvoering 8 RESULTATEN 9
3
CONCLUSIES PRIMAIR ONDERWIJS ONDERWIJS 10
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Inleiding 10 Leerkrachten zien financiele educatie vooral als verantwoordelijkheid van ouders 10 Chronisch tijdgebrek dwingt tot het afwerken van het curriculum 11 Financiële educatie wordt momenteel veelal op ad hoc basis ingestoken 11 Men kan goed uit de voeten met het huidige aanbod financiële educatie 12 Er bestaan grote verschillen in beschikbaar budget 14 Er bestaat behoefte aan het gestructureerd aanbieden van het huidige lesmateriaal 14
4
CONCLUSIES VOORTGEZET VOORTGEZET ONDERWIJS EN MBO 16
4.1 4.2
Inleiding 16 Docenten zien niet alleen voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd als het gaat om financiële educatie 16 Financiële educatie is op het MBO en VMBO al meer verankerd 17 Men kan goed uit de voeten met het huidige aanbod financiële educatie 18 Er is weinig tijd voor onderwijs op locatie 19 Er bestaat behoefte aan het gestructureerd aanbieden van het huidige lesmateriaal 19
4.3 4.4 4.5 4.6
TOT SLOT 21
5
AANBEVELINGEN 22
5.1
Aanbevelingen voor het Geldmuseum en Nibud 22 BIJLAGEN 24
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
3
VOORAF
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
4
1 INLEIDING 1.1
ACHTERGROND In 2004 heeft een fusie plaatsgevonden tussen Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet, Het Nederlands Muntmuseum en de numismatische sectie van De Nederlandsche Bank. Zij vormen vanaf dan het Geldmuseum. Het Geldmuseum handelt vanuit de optiek “Wat doen mensen met geld? En wat doet geld met mensen?”. Het is een instelling voor een breed publiek die: • inzicht geeft in de eigen collectie in de volle breedte; • vanuit een multidisciplinair perspectief inzicht geeft in de geldcultuur van mensen uit heden en verleden; • zich richt op financiële educatie met het doel het publiek “geldwijs” te maken; • een platform is voor kennisuitwisseling over geld, geldcultuur en geldgedrag. De focus van het Geldmuseum ligt op het meer zichtbaar maken van de collectie en op de programma’s voor financiële educatie. Ook wil het museum zich verder ontwikkelen tot een financieel expertisecentrum. Een belangrijke taak van het Geldmuseum is financiële educatie voor jongeren. Zij richt zich hierbij vooral op het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO) en het MBO. Om de financiële educatie invulling te geven, biedt het Geldmuseum enkele programma’s aan gericht op jongeren en geld. Het gaat hier naast lesmateriaal vooral om lessen op locatie, zoals rondleidingen in het museum. Het Nibud biedt vanuit een soortgelijke functie lespakketten voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, MBO, praktijkonderwijs en jeugdhulpverlening. Het Nibud heeft echter geen direct contact met de doelgroep zoals het Geldmuseum dat wel heeft. Het Nibud speelt op het gebied van financiële educatie een belangrijke rol. Zo heeft het Nibud voor verschillende leeftijdsgroepen leerdoelen voor omgaan met geld ontwikkeld: wat zouden kinderen en jongeren bij een bepaalde leeftijd moeten kennen en kunnen als het om geld gaat. Het Nibud ondersteunt andere partijen bij het ontwikkelen van lesmateriaal en geeft ook zelf lesmateriaal uit. De rol van uitgever van lesmateriaal wil het Nibud verminderen. Het Nibud wil vooral de rol van kennisexpert op dit onderwerp zijn en deze expertise inzetten bij de ontwikkeling van (nieuw) lesmateriaal. Omdat het Geldmuseum en het Nibud verwachten elkaars krachten te kunnen versterken, zijn zij samenwerkingsmogelijkheden aan het verkennen op het gebied van financiële educatie voor het primair en het voortgezet onderwijs en het MBO. Het Geldmuseum heeft Ruigrok | NetPanel gevraagd te onderzoeken in welke mate er behoefte bestaat aan een gemeenschappelijk aanbod op het gebied van financiële educatie vanuit een samenwerkingsverband tussen het Nibud en het Geldmuseum. Door deze behoefte vooraf te inventariseren kan het Geldmuseum de haalbaarheid van een dergelijk gezamenlijk aanbod bepalen.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
5
Dit onderzoek is tot stand gekomen met de medewerking van Deloitte en De Nederlandsche Bank.
1.2
ONDERZOEKSVRAAG Voor dit onderzoek geldt de volgende centrale onderzoeksvraag:
In welke mate bestaat de behoefte aan een gecombineerd lesprogramma (in de klas en op locatie) bij de doelgroep (primair onderwijs, voortgezet onderwijs en MBO) en wat is voor leerkrachten en docenten de optimale invulling hiervan? De subvragen voor dit onderzoek luiden: • Wat verstaat men onder financiële educatie? • Hoe ziet het huidige curriculum voor financiële educatie eruit? • Wat zijn wensen en behoeften van docenten ten aanzien van financiële educatie? • In hoeverre kan een gecombineerd lesprogramma tegemoet komen aan deze wensen en behoeften? • Wat zijn aanknopingspunten om de invulling van het gecombineerde lesprogramma te optimaliseren? Door voortschrijdend inzicht tijdens het onderzoek is de onderzoeksvraag enigszins aangescherpt. De onderzoeksvraag waarop in dit rapport antwoord wordt gegeven luidt:
In hoeverre is er behoefte bij leerkrachten in het primair onderwijs en docenten in het voortgezet onderwijs en MBO aan ondersteuning op het gebied van financiële educatie van leerlingen en wat is de optimale invulling hiervan?
1.3
INDELING VAN HET RAPPORT RAPPORT In hoofdstuk 2 vertellen wij over de onderzoeksopzet. De resultatensectie is als volgt ingedeeld. In hoofdstuk 3 bespreken we de hoofdconclusies ten aanzien van het primair onderwijs, in hoofdstuk 4 de hoofdconclusies ten aanzien van het voortgezet onderwijs en het MBO. Elke hoofdconclusie behandelen we in een aparte paragraaf. We sluiten dit rapport af met de aanbevelingen in hoofdstuk 5. De respondenten in dit onderzoek noemen we ‘leerkrachten’ (primair onderwijs) en ‘docenten’ (VMBO, HAVO, VWO en MBO). Quotes van respondenten zijn cursief weergegeven.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
6
2 ONDERZOEKSOPZET 2.1
METHODE Groepsdiscussies met de doelgroep doelgroep Om een goed beeld te krijgen van de wensen en behoeften van de docenten op het gebied van financiële educatie en om ideeën te genereren voor de inhoud van het gecombineerde lesprogramma van het Geldmuseum en het Nibud, hebben we gekozen voor kwalitatief onderzoek in de vorm van groepsdiscussies. In een groep is de doelgroep goed in staat om beleving uit te leggen. Het groepsproces activeert en stimuleert de respondenten. Het voordeel van groepsdiscussies is het persoonlijke karakter van deze bijeenkomsten. Tijdens de gesprekken bouwen we een betrokkenheid op met de respondent. De respondenten hebben een gezamenlijke achtergrond waardoor zij makkelijk met elkaar in discussie kunnen gaan. Utrecht en Amsterdam als onderzoekslocaties onderzoekslocaties Omdat wij een verschil verwachtten tussen de behoeften en reisbereidheid van docenten in de Randstad en docenten in de nabijheid van het Geldmuseum in Utrecht, hebben wij Amsterdam en Utrecht gekozen als onderzoekslocaties. Per locatie hebben wij een groep leerkrachten in het primair onderwijs en docenten in het voortgezet onderwijs en het MBO gesproken. Topic list Tijdens de groepsdiscussies is gebruik gemaakt van een topic list voor het primair onderwijs en een voor het voortgezet onderwijs en MBO. Deze topic lists zijn in overleg met het Geldmuseum en het Nibud tot stand gekomen en zijn te vinden in de bijlage. Kwalitatief onderzoek Het is belangrijk rekening te houden met de indicatieve aard van kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek laat zien welke aspecten spelen en van belang zijn, en niet wat de cijfermatige verdeling van die aspecten is.
2.2
RESPONDENTEN We hebben gesproken met 14 docenten in het primair onderwijs (groep 6, 7 en 8) en 14 docenten in het voortgezet onderwijs (brugklas, tweede en derde klas VMBO, HAVO, VWO) en het MBO. Alle docenten in het voortgezet onderwijs en MBO die wij hebben gesproken geven economie en/of maatschappijleer. n=28 De verdeling is als volgt: Amsterdam, n=14 • Groep 1, leerkrachten basisonderwijs, n=7
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
7
•
Groep 2, docenten voortgezet onderwijs en MBO, n=7
Utrecht, n=14 • Groep 1, leerkrachten basisonderwijs, n=7 • Groep 2, docenten voortgezet onderwijs en MBO, n=7 In de selectie is rekening gehouden met een spreiding op type onderwijs (katholiek, openbaar, Montessori, Jenaplan, et cetera) en spreiding op dorp en stad. De selectie van respondenten is verzorgd door twee professionele respondentenselectiebureaus1. Een volledige respondentenlijst is als bijlage te vinden.
2.3
UITVOERING De groepsdiscussies hebben plaatsgevonden op dinsdag 5 en dinsdag 12 maart in respectievelijk Utrecht (in het Geldmuseum) en in de onderzoeksbox van Ruigrok | NetPanel, Silodam 1A te Amsterdam. Het Geldmuseum en het Nibud hebben van de gelegenheid gebruik gemaakt mee te kijken met de groepsdiscussies. Van alle gesprekken zijn notulen en dvd-opnames gemaakt. De respondenten hebben als dank voor hun deelname een geldelijke vergoeding ontvangen.
1
Match Point en QSR zijn selectiebureaus die voldoen aan de kwaliteitseisen conform het Research Keurmerk
[based on ISO 20252].
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
8
RESULTATEN
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
9
3 CONCLUSIES PRIMAIR ONDERWIJS ONDERWIJS 3.1
INLEIDING De hoofdconclusie uit het onderzoek voor het primair onderwijs luidt: Leerkrachten hebben vrijwel geen behoefte aan een lespakket voor financiële educatie, ongeacht de aanbieder. Dit wordt onderbouwd door de volgende subconclusies: • Leerkrachten zien financiële educatie vooral als verantwoordelijkheid van ouders (3.2); • Chronisch tijdgebrek dwingt tot het afwerken van curriculum (3.3); • Financiële educatie wordt momenteel veelal op ad hoc basis ingestoken (3.4); • Men kan goed uit de voeten met het huidige aanbod financiële educatie (3.5); • Er bestaan grote verschillen in beschikbaar budget (3.6); • Er bestaat behoefte aan het gestructureerd aanbieden van het huidige lesmateriaal (3.7).
3.2
LEERKRACHTEN ZIEN FINANCIELE FINANCIELE EDUCATIE VOORAL VOORAL ALS VERANTWOORDELIJKHEID VAN OUDERS Alle leerkrachten geven aan het ‘leren omgaan met geld’ zeer belangrijk voor hun leerlingen te vinden: Wij als leerkrachten zijn bezig kinderen maatschappelijk voor te bereiden en ik vind
dat financiële educatie daar ook bij hoort, Het is beter voor onze maatschappij als kinderen met geld om weten te gaan, ik vind dat dus belangrijk. Onderwerpen die zij associëren met financiële educatie zijn de waarde van geld leren, waar het vandaan komt en het leren zorgvuldig omgaan met spullen: Ze denken dat geld uit de muur komt en Wat ik het
belangrijkste vind is de vanzelfsprekendheid waarmee ze spullen krijgen. Dat ze erachter komen dat dat niet normaal is eigenlijk. Maar lang niet alle leerkrachten zijn van mening dat financiële educatie een verantwoordelijkheid van de school is. Zij vinden vaak dat het in eerste aanleg een onderwerp is voor ouders om hun kinderen te leren: Ik vraag me af in hoeverre het de taak van de school
is en in hoeverre het de taak van de ouders is, Als je op school alles moet doen wat de ouders laten liggen, dan moet de school dus de hele opvoeding geven en dat kan niet en Het wordt makkelijk bij het onderwijs geschoven maar wanneer zien de ouders dat zij verantwoordelijkheid hebben. Leerkrachten in het primair onderwijs ervaren ook dat ouders deze rol zelf vaak laten liggen of dat zij het verkeerde voorbeeld aan hun kinderen geven: Kinderen krijgen van alles van hun ouders ter compensatie van het hebben van weinig tijd voor hun kinderen. Er bestaat in het primair onderwijs ook rivaliteit tussen ouders, bijvoorbeeld als het gaat om kinderfeestjes. Zij proberen elkaar hierop vaak af te troeven door een nog groter, mooier of duurder feestje te organiseren of een duur cadeau te kopen. Ouders geven hiermee niet het juiste voorbeeld van leren omgaan met geld en het weerstaan van invloeden van buitenaf.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
10
Leerkrachten geven aan dat ouders vaak ook niet weten hoe ze financiële educatie van hun kinderen aan moeten pakken of wat goed is voor hun kinderen. Het betrekken van ouders bij school zeggen verschillende leerkrachten belangrijk te vinden. Dit proberen zij op verschillende manieren te stimuleren. Bijvoorbeeld door de thuissituatie aan te laten sluiten bij school en ze taken over geld voor thuis te geven. Of door een thema avond of algemene informatiebijeenkomst te organiseren: Een ouderavond organiseren over
geld en dan moeten de ouders het weer zelf gaan doen. We geven het weer aan ze terug zeg maar. Hierbij wordt wel de kanttekening gemaakt dat de ouders die men wil bereiken met een dergelijke bijeenkomst vaak niet aanwezig zijn: Je ziet dan altijd de ouders van voorbeeldige leerlingen.
3.3
CHRONISCH TIJDGEBREK DWINGT TOT HET AFWERKEN AFWERKEN VAN HET CURRICULUM CURRICULUM Het primair onderwijs kent enkele thema’s die als leerdoelen in het curriculum zijn opgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld thema’s als sociaal emotionele leefstijl, voeding en duurzaamheid. Deze thema’s moeten in de lessen aan bod komen omdat het curriculum dit voorschrijft. Hierdoor is het voor leerkrachten tijdtechnisch zeer lastig om een onderwerp als financiële educatie ook nog apart aan de orde te laten komen: Je moet zoveel en je mist gewoon 2,5 uur in de week. Ik ben enorme achterstanden aan het wegwerken! en Financiële
educatie is het eerste onderwerp dat afvalt als je te weinig tijd hebt en als je een gaatje hebt is het ook het eerste dat je erbij pakt. De enige manier om aandacht te kunnen besteden aan financiële educatie in de klas, is door het ad hoc te koppelen aan vakken of thema’s waar het raakvlak mee heeft. Op deze manier vullen veel leerkrachten het onderwerp ‘leren omgaan met geld’ in de praktijk ook in. Het lijkt of in het primair onderwijs de noodzaak voor het geven van financiële educatie minder wordt gevoeld, ondanks dat men het onderwerp zeer belangrijk vindt. Dit komt doordat leerkrachten minder direct de gevolgen van het ontbreken van financiële educatie zien bij deze leerlingen. Door het chronische tijdgebrek wordt dit onderwerp makkelijk aan de kant geschoven. Pas als het top-down wordt opgelegd, zoals de thema’s sociaal emotionele leefstijl, voeding en duurzaamheid, gaat men er structureel aandacht aan besteden.
3.4
FINANCIËLE EDUCATIE WORDT MOMENTEEL VEELAL VEELAL OP AD HOC BASIS INGESTOKEN INGESTOKEN Geld gespreksonderwerp tussen leerlingen in primair onderwijs Financiële educatie is in het primair onderwijs geen zelfstandig vak of thema. Dit hangt samen met de beperkte beschikbare tijd die men in het primair onderwijs heeft en alle leerdoelen die afgewerkt moeten worden volgens het curriculum. Toch zeggen alle leerkrachten die wij hebben gesproken op een of andere manier invulling te geven aan financiële educatie in de lessen. Geld is ook een onderwerp van gesprek tussen leerlingen onderling. In het primair onderwijs gaat het dan vooral om de financiële situatie waarin het gezin zich bevindt of over het geld dat men heeft gekregen op een verjaardag:
Het komt aan de orde wanneer er kinderen in de klas zijn van wie ouder zijn/haar baan zijn
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
11
verloren en We hebben het erover als een leerling vertelt dat hij/zij geld voor zijn/haar verjaardag heeft gekregen, ook van vriendjes en vriendinnetjes. Dat vind ik een typische ontwikkeling. In klassen in het primair onderwijs zitten vaak kinderen met een verschillende sociale status. Sommige kinderen hebben het goed thuis en veel kinderen hebben het niet zo breed thuis. Dit verschil komt ook naar boven in de klas als het bijvoorbeeld gaat om mobiele telefoons of merkkleding: Omdat er spanning kwam van kinderen die kleding bij Zeeman kochten, heb ik
een gesprek over groepsdruk gevoerd. Dat vind ik goed. Incidenteel en gehaakt aan actualiteit of bestaande vakken In het primair onderwijs vindt financiële educatie op zeer ad hoc basis plaats. Men probeert op verschillende manieren leren omgaan met geld te behandelen in de les: • Enkele leerkrachten zijn van mening dat leerlingen de waarde van geld leren door het maken van rekensommen met euro’s (rekenen). • Enkele leerkrachten grijpen de actualiteit van bijvoorbeeld de recessie aan om het over omgaan met geld te hebben: Ik gebruik Europa als haakje en van daaruit heb ik het bijvoorbeeld over Grieks geld (macro economie). • Er bestaat in het primair onderwijs ruimte om maatschappelijke thema’s te behandelen zoals sociaal emotionele leefstijl en voeding. Dit zijn thema’s die in het curriculum van het primair onderwijs zijn opgenomen. Verschillende leerkrachten bekijken bij welke thema’s het leren omgaan met geld aansluit zodat dit onderwerp aan de orde komt in de klas (micro economie). • Men gebruikt de praktijk van een bestaand vak, zoals een kookles, om kinderen bewust te laten omgaan met geld: Ik heb een kookgroepje en dan krijgen de leerlingen tien euro
mee en dan moeten ze een maaltijd voor de leraren maken. Dan komen ze terug met de euromerken van de Albert Heijn, heel leuk.
3.5
MEN KAN GOED UIT DE VOETEN MET HET HUIDIGE HUIDIGE AANBOD FINANCIËLE EDUCATIE Gebruik van verschillende bronnen De leerkrachten geven aan dat er een zeer ruim aanbod is op het gebied van financiële educatie. Men vindt materiaal geschikt als het zeer uitgewerkt en gebruiksvriendelijk is, praktisch toepasbaar is, de leerkracht eruit kan halen wat hij interessant vindt (“cherry picking”) en het aansluit bij de leefwereld van de leerlingen: Het moeten projecten zijn die
goed in elkaar zitten, niet dat je alles zelf moet uitzoeken, Er moet van alles voldoende worden aangeboden zodat je niet een middag staat te kopiëren en Het lesmateriaal moet de kinderen aan den lijve laten ondervinden wat omgaan met geld betekent. Het materiaal moet niet digitaal zijn. De meeste leerkrachten hebben wel een digiboard maar niet voldoende computers voor de leerlingen om de individuele opdrachten op uit te voeren. Welk materiaal zij uiteindelijk gebruiken bepalen leerkrachten in grote mate zelf of in overleg met het team: Dat bepaal je met je team, daar overleg je over. Ook krijgen zij soms tips van collega leerkrachten. De keuze voor lesmateriaal hangt ook af van het niveau van de leerlingen. In het primair onderwijs verschilt dit niveau grotendeels per school. Er zijn scholen waar de Week van het
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
12
Geld aansluit bij het niveau van de leerlingen, maar er zijn ook basisscholen waar elke basis van omgaan met geld mist. Dan is het zaak dat eerst deze basis wordt gelegd en kiest men materiaal dat hierbij ondersteunt: De Week van het Geld is op onze school echt te hoog gegrepen, daar mist echt elke basis. Gastles of excursie Een enkele leerkracht heeft wel een gebruik gemaakt van een gastles. Ook gaat een enkele leerkracht op excursie naar DNB, omdat familie van een leerling daar werkzaam is. Daarnaast wordt er wel eens een ad hoc gastles verzorgd door een ouder van een van de leerlingen, maar dat is meer per toeval omdat men een relevant beroep beoefent dan bewust. Groot aanbod lesmateriaal per post Verschillende leerkrachten geven aan dat zij veel aanbod van lesmateriaal per post ontvangen van verschillende aanbieders. Soms maken zij gebruik van het aanbod. Of zij gebruik maken van het aanbod per post hangt ervan af of het gratis is, of de vormgeving aantrekkelijk is en of het in één oogopslag duidelijk is wat men krijgt, zonder ingewikkelde handleidingen. Lesmateriaal zoeken op internet Veel leerkrachten zoeken op internet naar materiaal wat hen geschikt lijkt. Zo noemen verschillende leerkrachten de Week van het Geld als moment waarop zij aandacht besteden aan omgaan met geld: In de Week van het Geld hebben wij het Fix je risk-spel gespeeld, dat was wel leuk om ze enigszins wegwijs te maken. Daarnaast wordt de website van het Nibud genoemd als bron om geschikt materiaal te vinden voor in de les over geld. Een enkele leerkracht noemt het programma Bizworld waarin kinderen een eigen onderneming opzetten. Daarnaast hebben vooral leerkrachten in Amsterdam het over Nieuwsbegrip op basis waarvan zij een les over financiële educatie hebben ingericht. Hierbij hebben de kinderen zelf geld ontworpen en gemaakt: Laatst ging Nieuwsbegrip over de nieuwe euro. Toen hebben we zelf geldbriefjes ontworpen. Ook noemen verschillende leerkrachten het Nibud als site waar zij informatie vinden. Zij zien het Nibud als hét kennisinstituut als het gaat om financiële educatie van jongeren. Men is zelf creatief Enkele leerkrachten zijn zelf creatief en bedenken zelf hun lesmateriaal of de manier waarop zij aandacht besteden aan het leren omgaan met geld. Zo heeft een leerkracht een theepot in de klas. Hieruit drinken zij standaard op vrijdag thee. Iedereen moet geld inleggen om thee te kopen en er is een kasbeheerder die het geld telt. Een andere leerkracht heeft de leerlingen tijdens een fancy fair een klein bedrag gegeven met de opdracht er meer van te maken. Hier kwamen allerlei creatieve ideeën naar boven. Om te leren hoe geld echt werkt, kopieert een docent geld en laat leerlingen plastic muntjes versieren zodat ze zelf geld maken: Kinderen worden geïnteresseerd door het betalen met zelfgemaakt nepgeld. Leerkrachten noemen het opvallend dat leerlingen met écht geld bewuster omgaan.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
13
3.6
ER BESTAAN GR GROTE VERSCHILLEN IN BESCHIKBAAR BESCHIKBAAR BUDGET Financiële planning van belang bij excursies De meeste leerkrachten in het primair onderwijs geven aan dat ‘spontane excursies’ zeer moeilijk te realiseren zijn. Dit heeft enerzijds te maken met de tijdsplanning van de school en anderzijds met de financiële planning: Een excursie kan zeker, mits het betaald wordt. Anders is het moeilijk. Onze excursie naar het Rijksmuseum wordt bijvoorbeeld betaald, In mei of
april bepalen wij de planning voor excursies voor het volgende schooljaar, Als het niet vast staat in de jaarplanning dan is het niet mogelijk en Wij hebben een jaar van tevoren alles gepland qua uitstapjes. Als eenmaal bepaalde excursies zijn opgenomen in de planning, komen deze excursies jaarlijks terug en is er weinig ruimte voor verandering. Dit lijkt gewoonte gedrag: Deze excursie doen we ieder jaar, dus die blijft. De verschillen in beschikbaar budget op scholen in het primair onderwijs zijn zeer groot. De ene school heeft een budget van 50 euro voor de bovenbouw (drie klassen), de andere school heeft een budget van 50 euro per klas. Vooral in Amsterdamzijn er, afhankelijk van het stadsdeel, voor het primair onderwijs verschillende subsidiemogelijkheden waar meerdere leerkrachten gebruik van maken, zoals Mocca. Deze subsidiemogelijkheden zijn van invloed op de mate waarin men op een leuke manier invulling kan geven aan financiële educatie. Als de leerkracht of de school hierin ‘zijn weg weet’ is er veel mogelijk. Hierbij moet worden opgemerkt dat Amsterdam in het opzicht van beschikbaar budget uit de toon valt ten opzichte van Utrecht, waar de subsidiemogelijkheden veel beperkter zijn. Bovendien zijn er binnen de stad Amsterdam ook al grote verschillen te constateren wat betreft subsidiemogelijkheden. Daarbij komt ook nog eens dat als er budget is, dit budget vaak moet worden gedeeld met de andere klassen in de bovenbouw. Het is dus zaak voor de leerkrachten om overeenstemming te creëren binnen de bovenbouw voor een bepaalde excursie zodat de collega’s hier ook aan mee willen doen: Wij hebben met de bovenbouw een budget en Wij
hebben met de klas 50 euro te besteden voor natuurlessen of wat dan ook, maar ik bespreek het vaak met groep 7/8 of we het dan doen want als het op is, is het op.
3.7
ER BESTAAT BEHOEFTE AAN HET GESTRUCTUREERD GESTRUCTUREERD AANBIEDEN AANBIEDEN VAN HET HUIDIGE LESMATERIAAL Een platform platform.. latform.. Leerkrachten zijn over het algemeen tevreden over het aanbod van lesmateriaal voor het leren omgaan met geld. Wel geven zij aan behoefte te hebben aan een plek waar het lesmateriaal dat gebruikt wordt, gedeeld wordt met andere leerkrachten maar ook met leerlingen. Er bestaat een vast basis aanbod op het platform dat wordt onderhouden maar het platform biedt ook ruimte voor leerkrachten en leerlingen om er lesmateriaal op te plaatsen. Leerkrachten en leerlingen kunnen zelf op dit platform vinden waar zij behoefte aan hebben en kunnen te allen tijde gebruik maken van het materiaal op het platform. Daarnaast kunnen leerkrachten met elkaar in contact komen om ervaringen te delen en kennis uit te wisselen. Leerlingen hebben vanuit huis ook toegang tot het platform waardoor ouders ook meer kunnen worden betrokken in de financiële educatie.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
14
Het aanbod op het platform moet thematisch zijn ingestoken en worden gekoppeld aan bestaande media, zoals het jeugdjournaal, een Spangas aflevering of een uitgave van Nieuwsbegrip. Op deze manier kunnen leerkrachten direct op een actueel thema inspringen met betrekking tot het leren omgaan met geld. Het aanbod op het platform voor het primair onderwijs moet ad hoc zijn of in projectvorm twee a drie weken in beslag nemen. ..met een vakoverstijgend en schoolbreed aanbod Verschillende leerkrachten zijn van mening dat financiële educatie niet pas begint in groep 6 maar dat dit eigenlijk spelenderwijs moet worden bijgebracht vanaf de eerste klas. Zij zijn van mening dat het aanbod dat op het platform wordt geplaatst schoolbreed ingezet kan worden: Het moet breed gedragen worden op school, zodat het niet een uurtje een vakrichting is. Het is net als politiek, dat kan ook niet in een half uurtje worden verteld. Op deze manier creëer je al vroeg in het leven van de leerling het besef van geld en de waarde ervan en wordt het onderwerp door de hele school gedragen. Dit betekent ook dat het in het beleid van de school verankerd moet worden met de juiste ‘ tone at the top’: het management moet het onderwerp ook omarmen en moet het belang van financiële educatie ook uitdragen in de dagelijkse praktijk.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
15
4 CONCLUSIES VOORTGEZET ONDERWIJS EN MBO 4.1
INLEIDING De hoofdconclusie uit het onderzoek voor het voortgezet onderwijs en MBO luidt: Docenten hebben vrijwel geen behoefte aan een lespakket voor financiële educatie, ongeacht de aanbieder. Dit wordt onderbouwd door de volgende subconclusies: • Docenten zien niet alleen voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd als het gaat om financiële educatie (3.2); • Financiële educatie is op het MBO en VMBO al meer verankerd (3.3); • Men kan goed uit de voeten met het huidige aanbod financiële educatie (3.4); • Er is weinig tijd voor onderwijs op locatie (3.5); • Er bestaat behoefte aan het gestructureerd aanbieden van het huidige lesmateriaal (3.6).
4.2
DOCENTEN ZIEN NIET ALLEEN VOOR ZICHZELF ZICHZELF EEN BELANGRIJKE ROL WEGGELEGD ALS HET GAAT OM FINANCIËLE FINANCIËLE EDUCATIE Het omgaan met geld is in het voortgezet onderwijs en MBO een belangrijk thema. Vooral docenten op het VMBO en MBO worden vaak geconfronteerd met de schulden die hun leerlingen al op jonge leeftijd hebben en zien hierdoor een belangrijke rol voor zichzelf weggelegd: Wij hebben van alles op school zitten tot leerlingen die in de schuldhulpverlening zitten. Een docent vertelt dat op zijn school interne schuldhulpverleners zijn aangetrokken om de leerlingen met schulden te begeleiden. Deze docenten ervaren dat ouders vaak niet op de hoogte zijn van de schulden die hun kinderen hebben en zien ouders dus niet als de aangewezen personen om deze kinderen te leren omgaan met geld. Zij vinden ouders wel de eerste ‘verdedigingslinie’ als het gaat om het leren omgaan met geld, maar zien dat zij deze rol niet of onvoldoende oppakken. Zij proberen ouders er soms wel bij te betrekken, bijvoorbeeld door een ouderavond te organiseren met dit thema. Op de HAVO en het VWO besteden docenten in mindere mate aandacht aan financiële educatie in de klas. Op de HAVO en het VWO zien de docenten financiële educatie veel meer als macro-economie, zoals de begroting van Nederland. Omdat financiële educatie geen kerndoel is voor deze leerlingen, is het afhankelijk van de docent of zij onderwijs krijgen in het leren omgaan met geld. De schuldenproblematiek lijkt op de HAVO en het VWO ook minder evident dan op het MBO en VMBO.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
16
Ondanks dat veel docenten een belangrijke rol voor zichzelf zien weggelegd als het gaat om financiële educatie, geven zij ook aan dit niet alleen te kunnen. Zij zijn van mening dat ook het bedrijfsleven en de overheid hier een verantwoordelijkheid in hebben. Het bedrijfsleven moet verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van het verleiden van consumenten waardoor mensen schulden maken: Als wij het alleen moeten doen, gaan wij het niet redden om dit
probleem op te lossen. We moeten wel iets doen, maar gaan het verliezen als de politiek en het bedrijfsleven niet hun verantwoordelijkheid nemen. De overheid heeft de verantwoordelijkheid om regels te maken ten aanzien van reclames voor jongeren en moet het onderwerp financiële educatie op de politieke agenda plaatsen. Het opnemen van financiële educatie in het curriculum is, in tegenstelling tot in het primair onderwijs, minder noodzakelijk vooral op het VMBO en MBO omdat het onderwerp hier al structureel aandacht krijgt. Wel vinden docenten het belangrijk dat de overheid en het bedrijfsleven zich inspannen om het veel grotere maatschappelijke probleem, dat het slecht met geld omgaan met zich meebrengt, aan te pakken.
4.3
FINANCIËLE EDUCATIE IS OP HET MBO EN VMBO AL MEER VERANKERD Geld is een gesprekonderwerp vooral op het VMBO en MBO Net als in het primair onderwijs is in het voortgezet onderwijs en het MBO geld een onderwerp van gesprek tussen leerlingen. Het gaat hier dan vooral over het hebben van bijbanen omdat men op deze manier kan beschikken over geld en materiële dingen kan kopen. Op het MBO gaat het ook vaak over stages, stagevergoeding en het combineren van stage met een betaalde bijbaan. Enkele docenten noemen zelfs dat leerlingen overwegen om te stoppen met school omdat ze op deze manier full time kunnen werken en geld verdienen. Deze leerlingen van het MBO worden ook vaak geconfronteerd met gebroken gezinnen en de financiële crisis die hierdoor vaak harder toeslaat. Bij deze leerlingen is thuis niet altijd genoeg geld voor eten en sommige leerlingen rouleren met hun broers en zussen met jassen. Tegelijkertijd is juist op het VMBO en MBO de sociale druk hoog. Leerlingen worden beoordeeld op de merkkleding die ze wel of niet dragen. Het dragen van de juiste merken lijkt de eerste levensbehoefte in plaats van eten: Sommige meisjes gaan op hun Prada’s naar de voedselbank! Hoe deze leerlingen, die weinig geld te besteden hebben, toch dure merken kunnen kopen, is docenten vaak een raadsel. Docenten horen enkele medeleerlingen zeggen dat zij denken dat hier een vorm van prostitutie aan te pas komt. Financiële educatie MBO en VMBO al meer verankerd Het leren omgaan met geld krijgt met name in het MBO en VMBO vaak structureel aandacht in het bestaande curriculum. Het onderwerp financiële educatie komt bijvoorbeeld aan bod in perioden, zoals Burgerschap: Kritisch Consument: Onze school vindt leren omgaan met geld heel belangrijk. Dit komt ook doordat misschien wel 1/6 van de klas schulden heeft. Ook wordt hier de verleiding door reclames en merken aangehaald om financiële educatie ter sprake te brengen. Een docent toont, als onderdeel van een uitgebreid lesprogramma over omgaan met geld, een YouTube filmpje van een Dove reclame om te laten zien dat in reclames niet alles echt is en dat leerlingen daar doorheen moeten prikken.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
17
Deze lessen kennen nauwelijks een toetsingsmoment achteraf door middel van een examen. Dit is ook niet iets waar docenten op zitten te wachten. Het gaat volgens hen niet om de kennis maar om vaardigheden die de leerlingen ontwikkelen en zij zijn van mening dat voor het toetsen van vaardigheden een toets minder geschikt lijkt: Een toets lijkt me niet relevant,
wel wat opdrachten waaruit je kunt opmaken wat de leerlingen kunnen en wat niet. Aan de hand van opdrachten zie je wel of zij het oppakken. Op de HAVO en het VWO is deze inbedding van financiële educatie minder het geval. Hier komt het meer ad hoc aan bod bij bestaande vakken zoals economie en maatschappijleer. Zoals eerder gezegd wordt financiële educatie op de HAVO en het VWO meer onderwezen vanuit de macro-economische kant en minder vanuit de situatie van de leerlingen zelf. Wel proberen enkele docenten het onderwerp praktisch te maken door bijvoorbeeld een ondernemersspel of een presentatie van de Miljoenennota.
4.4
MEN KAN GOED UIT DE VOETEN MET HET HUIDIGE AANBOD FINANCIËLE FINANCIËLE EDUCATIE De docenten geven op verschillende manieren invulling aan financiële educatie in de klas. Sommigen besteden er gedurende een periode (ongeveer 8 weken) standaard aandacht aan bij bestaande vakken, zoals Kritisch Consument. Anderen verzorgen het op projectbasis of op een meer ad hoc basis wanneer een onderwerp zich ervoor leent. Een ander heeft op eigen initiatief een mentorles ingericht waarin het onderwerp een-op-een aan de orde komt. Hieronder bespreken we welke lesmaterialen of methoden men gebruikt om dit onderwerp aan de orde te laten komen. Aansluitend bij lesmethode Sommige docenten kiezen het materiaal dat zij gebruiken op basis van de bestaande lesmethode die zij op school hanteren, zoals Malmberg (‘Economisch bekeken’), LWEO en Connect en ‘Pincode’ van Noordhoff: Wij kijken naar wat aansluit bij onze lesmethode, deze
methode leent zich goed voor dit onderwerp, dat gaat over reclame, over normen, met geld omgaan et cetera. In het voortgezet onderwijs gebruikt men internet om gezamenlijk het journaal te kijken en op basis daarvan te leren over omgaan met geld. Ook worden filmpjes getoond op YouTube die aansluiten op het onderwerp, zoals een filmpje over de verleiding van reclame. Zelf in de klas of een gastles De meeste docenten besteden aandacht aan het leren omgaan met geld in de klas. Soms behandelen zij het onderwerp in de les zelf of zij roepen de externe hulp in van een deskundige, bijvoorbeeld van een bank of verzekeraar. Deze gastlessen worden zeer gewaardeerd omdat de leerlingen van een extern persoon het een en ander horen en ‘vreemde ogen dwingen’. Daarnaast past een gastles binnen het lesrooster. Een excursie Men geeft aan ook wel externe locaties te bezoeken, mits deze gratis toegankelijk zijn en de reiskosten gering zijn. Zo zijn verschillende docenten naar DNB in Amsterdam geweest, hebben enkelen met hun klas een bank bezocht en is een enkeling naar de Voedselbank geweest: Een excursie hoort bij het onderwerp dus wij gingen naar DNB, vooral omdat het
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
18
gratis was en Naar Amsterdam gaan we dan met het openbaar vervoer en de Nederlandse Bank is gratis. Men is zelf creatief Men is vaak zelf ook creatief als het gaat om het vinden van materiaal voor de invulling van financiële educatie. Docenten zoeken informatie bij elkaar via verschillende websites en aanbieders en gebruiken bestaande materialen van verschillende aanbieders. Zij richten het op deze manier precies zo in zoals zij dit zelf willen. Een van de docenten van het MBO helpt haar leerlingen een huishoudboekje bij te houden om inzichtelijk te maken wat de inkomsten en uitgaven van een leerling zijn. Een andere docent geeft haar leerlingen een aantal zelfgemaakte opdrachten naar aanleiding van een filmpje dat zij heeft gevonden op YouTube. Docenten geven ook aan dat het zelf kunnen samenstellen van lessen een van de voorrechten is van het docentschap. Enkele docenten besteden er in spelvorm aandacht aan: Ik heb
bijvoorbeeld bij het MBO arbeidsovereenkomsten en dan heb ik een spel waarbij ze moeten onderhandelen en Ik heb een spel van salarissen en beroepen en dat moeten ze dan matchen, dat is leuk!
4.5
ER IS WEINIG TIJD VOOR VOOR ONDERWIJS OP LOCATIE LOCATIE Tijd vooral in voortgezet onderwijs een drempel In het voortgezet onderwijs zit de beperking in tijd vooral in de effectieve lestijd die men heeft. De meeste docenten geven 50 minuten les. Daarbinnen kan men geen excursie laten plaatsvinden omdat men anders in de tijd van zijn of haar collega die het volgende vak geeft snijdt: Ik kan niet naar buiten, dan heb ik vijf docenten op mijn dak want dan gaan ze een dag weg. Dit is een dilemma dat speelt in het voortgezet onderwijs. Een mogelijkheid zou zijn, aldus de docenten, wanneer het onderwerp vakoverstijgend zou zijn waardoor de excursie op verschillende vakken aansluit. Daarnaast speelt de financiële planning een belangrijke rol. In april/mei moet de begroting voor het volgende jaar rond zijn. Dit houdt in dat docenten moeten doorgeven wat bij hun op de planning staat met betrekking tot uitgaven tijdens lessen. Eventuele aanvullende kosten voor bijvoorbeeld een extra excursie of gastles moeten op een andere manier worden verkregen. Enkele docenten geven aan dat er soms een potje bestaat waar men aanspraak op kan maken.
4.6
ER BESTAAT BEHOEFTE BEHOEFTE AAN HET GESTRUCTUREERD GESTRUCTUREERD AANBIEDEN VAN HET HUIDIGE LESMATERIAAL Een platform platform.. latform.. Ook de docenten in het voortgezet onderwijs en het MBO zijn over het algemeen tevreden over het aanbod van lesmateriaal voor het leren omgaan met geld. Wel geven zij aan behoefte te hebben aan een plek waar het lesmateriaal dat gebruikt wordt, gedeeld wordt met andere docenten maar ook met leerlingen. Op een dergelijk platform verwachten zij een vast basis aanbod dat wordt onderhouden maar het platform moet ook ruimte bieden voor docenten en leerlingen om er lesmateriaal op te plaatsen. Docenten en leerlingen kunnen zelf op dit platform vinden waar zij behoefte aan hebben en kunnen te allen tijde gebruik maken van het materiaal op het platform. Daarnaast kunnen docenten met elkaar in contact komen
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
19
om ervaringen te delen en kennis uit te wisselen. Leerlingen hebben vanuit huis ook toegang tot het platform waardoor ouders ook meer kunnen worden betrokken in de financiële educatie. Vooral voor het MBO en VMBO moet het aanbod gedifferentieerd worden aangeboden. Dit betekent dat het moet aansluiten bij de belevingswereld en de opleiding van de leerlingen:
De leerlingen die de opleiding zorg & welzijn volgen krijgen als opdracht het budgetteren voor een kinderdagverblijf en leerlingen die dans volgen moeten de miljoenennota op het onderwerp cultuur bekijken. …dat vakoverstijgend is De behoefte aan een vakoverstijgend aanbod op het platform komt vooral uit het feit dat men het een zeer belangrijk onderwerp vindt, en op deze manier wordt er op een brede wijze aandacht aan besteed. De docenten in het voortgezet onderwijs en het MBO geven ook aan dat het voor hen vrijwel onmogelijk is om financiële educatie middels een excursie te doen. Dit omdat zij dan tijd afsnoepen van de volgende les. Dit probleem kan worden voorkomen, aldus de docenten, wanneer het gestructureerde aanbod op het platform vakoverstijgend is. Op deze manier kan financiële educatie over verschillende lessen worden verspreid en is er mogelijk meer draagvlak voor het ondernemen van een excursie. Als een excursie niet in de financiële planning is opgenomen, moet het vaak worden voorgelegd aan de directie of het MT om goedkeuring te krijgen.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
20
TOT SLOT
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
21
5 AANBEVELINGEN 5.1
AANBEVELINGEN VOOR HET GELDMUSEUM EN NIBUD NIBUD Het is verontrustend hoe weinig besef kinderen, van basisschoolleerling tot jongvolwassene, hebben van de waarde van geld. Financiële opvoeding is de verantwoordelijkheid van de ouders, vinden met name de leerkrachten uit het basisonderwijs. Desalniettemin onderkennen vrijwel alle leerkrachten en docenten dat het onderwijs een belangrijke rol kan pakken in het kinderen leren omgaan met geld. Ze willen daar ook zeker mee aan de slag. Echter dit moet vanuit de politiek opgelegd worden (“ Hier hebben we de politiek bij nodig, alleen gaan we dit niet redden”). Het is voor de verankering van financiële educatie in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs - het VMBO, HAVO en VWO - van essentieel belang dat dit onderwerp tot leerdoel wordt bestempeld door de politiek. Voor het MBO geldt vooral dat er politieke aandacht voor het onderwerp moet komen zodat het achterliggende probleem, dat veel groter is en samenhangt met andere maatschappelijke issues zoals armoedebestrijding, schooluitval en prostitutie, integraal kan worden aangepakt. Er is behoefte aan een overkoepelend digitaal kenniscentrum of community op het gebied van geld en financiële educatie. Dit kenniscentrum moet een plek zijn waar docenten, leerlingen en ouders informatie vinden, delen en vormgeven. Hierbij kan worden gedacht aan: 1. Materialen op basis waarvan lessen samengesteld kunnen worden; 2. Forum waar leerkrachten informatie kunnen uitwisselen en vragen kunnen stellen; 3. Links naar uitjes, filmpjes, meer informatie, et cetera; 4. Informatie van en voor scholieren en ouders vgl. nibud.nl/ scholieren. Betrek het Nibud hierbij als kennisinstituut. Het Nibud wordt door verschillende docenten en leerkrachten genoemd als informatiebron, echter niet als bron voor lesmateriaal. Wel blijkt uit de groepsdiscussies dat het Nibud de autoriteit is op het gebied van financiële educatie van jongeren. In het primair onderwijs geldt dat excursies in het leerjaar passen mits budgettair haalbaar of gratis aangeboden. Excursies worden in april / mei vastgesteld voor het volgend jaar. Eenmaal in het onderwijsprogramma opgenomen, blijft de excursie er meestal voor jaren op staan. De docent of de coördinator moet persoonlijk over de mogelijkheid van de excursie worden bericht. De communicatie hierover moet aantrekkelijk en duidelijk zijn. De nadruk moet worden gelegd dat het gratis is (inclusief vervoer) en geen aanvullend werk voor de docent betekent (kopiëren van materialen bv.). Bij het voorgezet onderwijs en MBO wordt benadrukt dat financiële educatie vakoverschrijdend moet worden behandeld. Ook als er een excursie aan wordt gekoppeld is dit belangrijk, anders ‘snoept’ de ene docent tijd van de les van de andere docent. Bij vakoverstijgende behandeling kan er worden samengewerkt.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
22
Vooral bij voortgezet onderwijs wordt het niet klassikaal behandelen van het thema financiële educatie als een pluspunt gezien. Docenten stellen gastlessen zeer op prijs, vooral als er een ‘autoriteit’ (uit de branche, peer-educator) voor de klas komt staan. Ook excursies en praktijkopdrachten voor de leerlingen met een goed draaiboek/stappenplan doen het goed, zeker als de opdracht aansluit bij de belevingswereld van de leerling. Hier zien de docenten een mooie rol weggelegd voor het digitale kenniscentrum.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
23
•
BIJLAGEN
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum Behoeftenonderzoek – maart 2013
24
RESPONDENTENLIJST
GELDMUSEUM / BEHOEFTEN BEHOEFTENONDERZOEK UTRECHT, 5 MAART 2013 2013 Groep 1 16.15-18.15
Naam
M/V
Lft
Beroep
Soort school
Financiële educatie?
1 Annelies
V
26
Leerkracht groep 6/7
Protestant Christelijk
Nee
2 Fred
M
63
Leerkracht groep 7/8
Roomskatholiek
3 Wouter
M
59
Leerkracht groep 8
Protestant Christelijk
4 Erestine
V
48
Leerkracht groep 8
Christelijk
Nee Ja. Heeft meegedaan aan de landelijke gelddag. Ja. Doet spelletjes met de groep over geld mbv. fix je risk van verzekeringen
5 Martine
V
32
Leerkracht groep 6/7/8
Montessori
Nee
6 Patricia
V
31
Leerkracht groep 7/8
Katholiek
Ja. Materiaal van het Nibud
7 Marieke
V
24
Leerkracht groep 6
Protestant Christelijk
Nee
RESPONDENTENLIJST
GELDMUSEUM / BEHOEFTEN BEHOEFTENONDERZOEK UTRECHT, 5 MAART 2013 2013 Groep 2 19.00-21.00
Naam 1
Nico
M/V
Lft
Beroep
Onderwijsrichting
Financiële educatie?
M
55
Docent Economie
HAVO/VWO
Nee
2
Radj
M
55
Docent Economie
HAVO/VWO
Ja. Heeft lesmateriaal gebruikt van Geldmuseum en Nederlandsche Bank
3
Ria
V
60
Docent Maatschappijleer
MBO
Nee
4
Paul
M
52
Docent Maatschappijleer
VMBO
Nee
5
Judith
V
26
Docent Economie
HAVO/VWO
Nee
6
Inge
V
42
Docent Economie/ ML
MBO
Ja. Ambassadeur van lijst
7
Sylke
V
55
Docent Economie/ ML
MBO
Ja. Ambassadeur van lijst
RESPONDENTENLIJST
GELDMUSEUM / BEHOEFTE BEHOEFTENONDERZOEK AMSTERDAM, 12 MAART 2013 Groep 1: 17.30-19.30 Naam
M/V
Lft
Beroep
Soort school
1
Patrick
M
34
Leerkracht groep 8
Openbare kunstmagneet school
Financiële educatie? educatie? Ja, via DNB, ook bezoek gebracht daar. Met Prinsjesdag de miljoenennota. Les over zakgeld en telefoonrekeningen. Info via gemeente aangeboden.
2
Mirjam
V
37
Leerkracht groep 6
Oecumenisch
Ja, internet en een geld boekje van de Nederlandse Bank
3
John
M
28
Leerkracht groep 6 inval, groep 3, + klas gr 5 t/m 8
Rooms Katholiek
Nee
Ja, meegedaan 'Week van het geld'
4
Eva
V
32
Leerkracht groep 5- 6 combinatieklas geeft altijd les aan bovenbouw Protestants Christelijk
5
Babette
V
29
Leerkracht bovenbouw
Montessori
Nee
Nee Nee
6
Bas
M
28
Leerkracht groep 7
Algemeen Bijzonder School (openbare school maar met eigen bestuur)
7
Caroline
V
45
Leerkracht bovenbouw
Openbare school
RESPONDENTENLIJST
GELDMUSEUM / BEHOEFTE BEHOEFTENONDERZOEK AMSTERDAM, 12 MAART 2013 Groep 2: 20.00-22.00 Naam
M/V
Lft
Beroep
Onderwijsrichting
Financiële educatie
1
Lishe
V
51
Docent Mens en Maatschappij
VMBO en Isk klas 1 2 3
Ja, Digischool en Ministerie van Financiën
2
Thomas
M
27
Docent Maatschappijleer
MAVO, HAVO en VWO 3 4 5
Nee
3
Eric
M
43
Docent Burgerschap
MBO niveau 2-4 alle jaren
Ja, via Nibud en soms schuldhulpverlening
33
Docent Mens en Maatschappij en Maatschappijleer
VMBO kader en TL klas 2
Nee
Nee Ja, via Nibud en FNV bezoek DNB
4
Marieke
V
5
Roderick
M
27
Docent Geschiedenis, geeft blokken maatschappijleer aan 3de klassen HAVO / VWO 1-6
6
Simon
M
57
Docent economie en burgerschapskunde
MBO 3 en 4
25
Docent Mens en Maatschappij en Maatschappijleer
VMBO Basis, kader en theoretische leerweg klas 2 en 3 Ja, via Nibud en expeditie M&M
RES
Maike
V
TOPIC LIST PRIMAIR ONDERWIJS ONDERWIJS
GELDMUSEUM / BEHOEFTENONDERZOEK AMSTERDAM, 11 MAART 2013 Introductie (5 min) • Uitleg: onderzoek naar financiële educatie en de behoeften voor een lesprogramma financiële educatie. • Uitleg camera, meekijk, opname, anonimiteit • Voorstelronde: Wie ben je, welke klas(sen) geef je lessen, type school, aantal jaren docent. Wat maakt het lesgeven leuk? (vanuit welke overtuiging geeft men les?)
Houding financiële financiële educatie algemeen (20 min) • Associatieopdracht: De respondenten schrijven individueel op post-its hun eerste
associaties bij het woord ‘financiële educatie’. De gespreksleider plakt deze post-its associaties op een flipover. • Wat verstaat men onder financiële educatie binnen onderwijs? Waar denkt men aan? (bv. macro economie, …) • Hoe staat men tegenover financiële educatie? Hecht men waarde aan financiële educatie? • Wie speelt een rol in financiële educatie van jongeren (docenten, ouders)? • In hoeverre is geld een onderwerp in de klas? Wordt erover gesproken (interesse vanuit jongeren)?
We geven aan dat we in dit onderzoek onder financiële educatie verstaan: het leren omgaan met geld. Waardering huidig aanbod financiële educatie (40 min) • Heeft men financiële educatie in het lesprogramma opgenomen? Waarom wel/niet? • Indien niet: Welke belemmeringen is men tegengekomen bij de keuze financiële educatie niet op te nemen in het lesprogramma? • Op welke manier vult men de financiële educatie in de klas in? • In school vs. Buiten school o Gaat men wel eens de deur uit? Waarom wel/niet? Ziet men hier toegevoegde waarde van in? • Gebruik van digitaal leermateriaal • Intensief vs. minder intensief • Structureel vs. ad hoc Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum – topic list aangepast – 11 maart 2013
1
• Betaald vs. gratis lesmateriaal • Verankerd in school of op eigen initiatief • Onderdeel bestaand programma vs. op zichzelf staand • Welk lesmateriaal gebruikt men tijdens financiële educatie? • Wat zijn goede en minder goede punten van het huidige lesprogramma financiële educatie? Wat zijn ervaringen en reacties van leerlingen? • Mist men iets bij het huidige aanbod lesmateriaal? • Hoe is de huidige financiële educatie tot stand gekomen? Door wie geïnitieerd? • Waar let men op bij het zoeken van geschikt lesmateriaal voor financiële educatie? • Waar zoekt men het huidige lesmateriaal? • Waarom heeft men voor dat materiaal gekozen? • Wat is de rol hierin van de uitgever/bron? • Met welke onderwerpen/thema’s concurreert financiële educatie als het gaat om een plekje in het curriculum? • Waarop baseert men de uiteindelijke keuze voor een onderwerp/thema? Hoe kan het aanbod van financiële educatie beter? (50 min)
Wij vragen de docenten individueel twee vragen te beantwoorden op papier. Deze bespreken we vervolgens plenair. 1. Wat mist men in het huidige aanbod? Waar zitten de gaten? o Inhoud: thema’s, onderwerpen o Tijdsbesteding: Hoeveel tijd moet het lesprogramma beslaan? o Vorm: Klassikaal, zelfstandig, thuis o Waar: Op school of op locatie o Rol van de docent: zelf of ondersteuning o Participatie van leerlingen en ouders o Lesmaterialen: digitaal of hard-copy o Opbouw o Evaluatie: beklijft het bij jongeren 2. Hoe kan men ondersteund worden bij financiële educatie (in de meeste brede zin van het woord)?
Plenair bespreken • In hoeverre heeft men behoefte aan ondersteuning bij het geven van lessen financiële educatie? Zou men het zelf kunnen geven? • Voor welke partijen ziet men hierin een rol weggelegd? • Wat zou het budget zijn voor financiële educatie? Wat kan men zelf beslissen en waar heb je een fiat voor nodig? • Stel het zou x bedrag kosten, zou men een lesprogramma dan kiezen? • Is men dan bereid te betalen voor financiële educatie? • Waarom wel/ niet? • Welke betaalvorm zou men willen (pay per use/ losse modules/ maandelijks of jaarlijks abonnement) • Stel het lesprogramma met een externe les zou gratis zijn, zou men er dan voor kiezen? • Is men bereid te reizen voor een financieel educatief lesprogramma? • Waarom wel/niet? Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum – topic list aangepast – 11 maart 2013
2
• Wanneer wel/niet? • Hoe kijkt men aan tegen structurele financiële educatie: een aantal lessen afsluitend met een examen? • Via wie moet een financieel educatief lesprogramma worden geïntroduceerd op school? (schooldirecteur, individuele docent, via een sectie, et cetera).
Afsluitend (5 min) • Wat zijn belangrijke tips voor Geldmuseum en Nibud als het gaat om ondersteuning bij financiële educatie? Bedanken en vergoeding.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum – topic list aangepast – 11 maart 2013
3
TOPIC LIST VOORTGEZET ONDERWIJS
GELDMUSEUM / BEHOEFTENONDERZOEK AMSTERDAM, 11 MAART 2013 Introductie (5 min) • Uitleg: onderzoek naar financiële educatie en de behoeften voor een lesprogramma financiële educatie. • Uitleg camera, meekijk, opname, anonimiteit • Voorstelronde: Wie ben je, welke klas(sen) geef je lessen, welke vakken, type school, aantal jaren docent. Wat maakt het lesgeven leuk? (vanuit welke overtuiging geeft men les?) Houding financiële educatie algemeen (20 min) • Associatieopdracht: De respondenten schrijven individueel op post-its hun eerste
associaties bij het woord ‘financiële educatie’. De gespreksleider plakt deze post-its associaties op een flipover. • Wat verstaat men onder financiële educatie binnen onderwijs? Waar denkt men aan? (bv. macro economie, …) • Hoe staat men tegenover financiële educatie? Hecht men waarde aan financiële educatie? • Wie speelt een rol in financiële educatie van jongeren (docenten, ouders)? • In hoeverre is geld een onderwerp in de klas? Wordt erover gesproken (interesse vanuit jongeren)?
We geven aan dat we in dit onderzoek onder financiële educatie verstaan: het leren omgaan met geld. Waardering huidig aanbod financiële educatie (40 min) • Heeft men financiële educatie in het lesprogramma opgenomen? Waarom wel/niet? • Indien niet: Welke belemmeringen is men tegengekomen bij de keuze financiële educatie niet op te nemen in het lesprogramma? • Op welke manier vult men de financiële educatie in de klas in? • In school vs. buiten school o Gaat men wel eens de deur uit? Waarom wel/niet? Ziet men hier toegevoegde waarde van in? • Gebruik van digitaal leermateriaal • Intensief vs. minder intensief • Structureel vs. ad hoc Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum – topic list aangepast – 11 maart 2013
1
• • • •
• Betaald vs. gratis lesmateriaal • Verankerd in school of op eigen initiatief • Onderdeel bestaand programma vs. op zichzelf staand Welk lesmateriaal gebruikt men tijdens financiële educatie? Hoe verhoudt financiële educatie zich tot de vakken economie en/of maatschappijleer? Wat zijn goede en minder goede punten van het huidige lesprogramma financiële educatie? Wat zijn ervaringen en reacties van leerlingen? Mist men iets bij het huidige aanbod lesmateriaal?
• Hoe is de huidige financiële educatie tot stand gekomen? Door wie geïnitieerd? • Waar let men op bij het zoeken van geschikt lesmateriaal voor financiële educatie? • Waar zoekt men het huidige lesmateriaal? • Waarom heeft men voor dat materiaal gekozen? • Wat is de rol hierin van de uitgever/bron? • Met welke onderwerpen/thema’s concurreert financiële educatie als het gaat om een plekje in het curriculum? • Waarop baseert men de uiteindelijke keuze voor een onderwerp/thema? Hoe kan het aanbod van financiële educatie beter? (50 min)
Wij vragen de docenten individueel twee vragen te beantwoorden op papier. Deze bespreken we vervolgens plenair. 1. Wat mist men in het huidige aanbod? Waar zitten de gaten? o Inhoud: thema’s, onderwerpen o Tijdsbesteding: Hoeveel tijd moet het lesprogramma beslaan? o Vorm: Klassikaal, zelfstandig, thuis o Waar: Op school of op locatie o Rol van de docent: zelf of ondersteuning o Participatie van leerlingen en ouders o Lesmaterialen: digitaal of hard-copy o Opbouw o Evaluatie: beklijft het bij jongeren 2. Hoe kan men ondersteund worden bij financiële educatie (in de meeste brede zin van het woord)?
Plenair bespreken • In hoeverre heeft men behoefte aan ondersteuning bij het geven van lessen financiële educatie? Zou men het zelf kunnen geven? • Voor welke partijen ziet men hierin een rol weggelegd? • Wat zou het budget zijn voor financiële educatie? Wat kan men zelf beslissen en waar heb je een fiat voor nodig? • Wanneer is men bereid te betalen voor een lesprogramma financiële educatie? • Stel het zou x bedrag kosten, zou men een lesprogramma dan kiezen? • Is men dan bereid te betalen voor financiële educatie? • Waarom wel/ niet? • Welke betaalvorm zou men willen (pay per use/ losse modules/ maandelijks of jaarlijks abonnement) • Stel het lesprogramma met een externe les zou gratis zijn, zou men er dan voor kiezen? Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum – topic list aangepast – 11 maart 2013
2
• Is men bereid te reizen voor een financieel educatief lesprogramma? • Waarom wel/niet? • Wanneer wel/niet? • Hoe kijkt men aan tegen structurele financiële educatie: een aantal lessen afsluitend met een examen? • Via wie moet een financieel educatief lesprogramma worden geïntroduceerd op school? (schooldirecteur, individuele docent, via een sectie, et cetera). Afsluitend (5 min) • Wat zijn belangrijke tips voor Geldmuseum en Nibud als het gaat om ondersteuning bij financiële educatie? Bedanken en vergoeding.
Ruigrok | NetPanel – Geldmuseum – topic list aangepast – 11 maart 2013
3