Gedeputeerde Staten van Fryslân
Startnota Fries Ontwikkelbedrijf
Voor de behandeling in het college van GS op 30 november 2010
Inhoudsopgave
Startnota Fries ontwikkelbedrijf
1.
Inleiding
3
2.
Leeswijzer
3
3.
Analyse van het maatschappelijk vraagstuk
4
4.
Meerwaarde van het ontwikkelbedrijf
6
5.
Rol en bevoegdheden provincie
7
6.
Provinciale doelstellingen
7
7.
Afbakening van het takenpakket van het Fries ontwikkelbedrijf
8
8.
Organisatievorm voor het Fries ontwikkelbedrijf
9
9.
Omvang takenpakket van het Fries ontwikkelbedrijf
11
10.
Toezicht
13
11.
Kaders voor het Fries ontwikkelbedrijf en vervolgstappen
14
12.
Financiën
15
13.
Samenvatting: vraag en antwoord
16
1.
Mogelijke projecten voor het Fries ontwikkelbedrijf
19
2.
Ontwikkelingen en regelgeving
22
3.
Begrippen -en afkortingenlijst
25
4.
Motie
27
Bijlagen
2
1. Inleiding De Uitvoeringsagenda economie provincie Fryslân 2010 (hierna: Uitvoeringsagenda economie) is aan Provinciale Staten op 8 juni 2010 ter kennisgeving gestuurd. In deze agenda hebben wij aangekondigd om nieuwe en verbeterde beleidsinstrumenten aan te dragen. Op deze manier willen wij de gewenste versnelling en kwaliteitsslag in de realisatie van de Uitvoeringsagenda economie bewerkstelligen. Daarvoor hebben wij - naast het projectbureau economie - het concept van een Fries ontwikkelbedrijf gepresenteerd. In onze brief van 5 oktober jongstleden (kenmerk 916433) hebben wij u geïnformeerd dat u op korte termijn een startnota over het Fries ontwikkelbedrijf kon verwachten. Dit is de desbetreffende startnota. In deze nota worden een aantal mogelijke organisatievarianten van een Fries ontwikkelbedrijf beschreven die wij aan u willen voorleggen. Verder willen wij u keuzes voorleggen over het takenpakket. Het Fries ontwikkelbedrijf kan een instrument zijn om uitvoering te geven aan uw motie van 4 november 2009 over het initiatief ‘fonds/energiemaatschappij Skjinne Fryske Enerzjy’. In deze motie heeft u het verzoek gedaan te onderzoeken of en op welke wijze we kunnen komen tot een nieuw Fries “nutsbedrijf”, waarbij het stimuleren en het opschalen van projecten die verband houden met duurzame energie de hoofddoelstellingen zijn. De motie is in bijlage vier opgenomen. Ter voorbereiding van deze nota zijn diverse bestaande ontwikkelbedrijven bezocht. Wij hebben onder andere gesprekken gevoerd met de NV Economische Impuls Zeeland, de Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (BHB) van de Brabant Ontwikkelings Maatschappij (BOM), de Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (OMFL), de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM), de Ontwikkelingsmaatschappij Westergo CV/BV in Harlingen en de Ontwikkelingsmaatschappij Zuiderzeehaven CV/BV in Kampen. Daarnaast hebben wij gebruik gemaakt van de reeds aanwezige evaluatierapporten op dit terrein.
2. Leeswijzer In deze nota zijn de hoofdstukken zeven, acht en negen het belangrijkst. In het zevende hoofdstuk wordt beschreven welke randvoorwaarden worden gehanteerd bij de taakuitoefening van het Fries ontwikkelbedrijf. Hoofdstuk acht en negen beschrijven de verschillende keuzevarianten op twee niveaus: een interne of een externe organisatie en de gewenste omvang van het takenpakket van het Fries ontwikkelbedrijf. In de hoofdstukken drie tot en met zes wordt ingegaan op het nut en de noodzaak van de totstandkoming van een Fries ontwikkelbedrijf. In hoofdstuk vier zijn de ervaringen samengevat van de ontwikkelbedrijven die wij benaderd hebben. In het zesde hoofdstuk worden de rol, de bevoegdheden en de uitgangspunten van de provincie op dit terrein beschreven. In hoeverre de provincie toezicht kan houden op de werkzaamheden van het ontwikkelbedrijf en de voortvloeiende doelondernemingen is opgenomen in hoofdstuk tien. In hoofdstuk elf leggen wij u het besluit voor de kaders vast te stellen voor het Fries ontwikkelbedrijf. Het financiële aspect is in het twaalfde hoofdstuk aangegeven. Tot slot eindigt de nota met een samenvatting, waarbij antwoord wordt gegeven op de meest gestelde vragen over het ontwikkelbedrijf.
3
3. Analyse van het maatschappelijke vraagstuk In dit hoofdstuk analyseren wij het maatschappelijke vraagstuk aan de hand van de weergave van de aanleiding en een tweetal rollen, die de provincie kan innemen voor de vermogensinzet. De aanleiding voor deze notitie is drieledig.
3.1. Aanleiding 3.1.1. Groot aanbod aan MKB en ijle economische structuur De Strategische Agenda Noord-Nederland 2007-2013 (hierna: Strategische agenda) vormt het beleidskader voor ons economisch beleid. Sinds 1992 werken wij met Groningen en Drenthe samen op economisch gebied voor wat betreft strategiebepaling, beleidsuitvoering en belangenbehartiging binnen het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (hierna: SNN). In de Strategische agenda wordt gesignaleerd dat de Friese economie gekenmerkt wordt door een ijle economische structuur en een groot aanbod aan midden- en kleinbedrijven (hierna: MKB). Het MKB is de motor van onze Friese economie, maar is tegelijkertijd ook de zwakke schakel. Vanwege het kleinschalige karakter van bedrijvigheid is het organiserend vermogen in Fryslân gering. Deze conclusie is onlangs bevestigd in het eindrapport Evaluatie Regionale Ontwikkelmaatschappijen: Effectiviteit en efficiëntie. Dit rapport is in opdracht van het ministerie van Economische Zaken op 15 september jongstleden gepubliceerd. Vanwege het geringe organiserend vermogen profiteert de Friese economie niet van de spin-off van een aantal maatschappelijk gewenste projecten die van omvang zijn. Juist in slechtere economische tijden kunnen deze projecten voor onze economie enorm van belang zijn. 3.1.2. Krimpende geldstroom De provincie ontvangt in de nabije toekomst minder geld van de Rijksoverheid. Het kabinet kort niet alleen bij de overdracht van rijkstaken. Er komen ook kortingen op de budgetten voor de inrichting van het landschap, de leefbaarheid van het platteland en het regionale openbaar vervoer. Ook voor het bedrijfsleven, de gemeenten, het onderwijs en de onderzoekinstellingen wordt geld schaarser. Er worden aan marktpartijen zwaardere eisen gesteld ten aanzien van externe financiering. Deze ontwikkelingen zijn ongunstig voor onze huidige economische situatie. Het feit dat middelen minder eenvoudig kunnen worden aangewend onderstreept de coöperatiegedachte. De partijen hebben elkaar juist nu en in de toekomst meer en meer nodig. De uitwerking van ambities zonder coöperatie is niet haalbaar. 3.1.3. De markt staat op de stoep Vanwege de economisch zwaardere tijden richten marktpartijen en gemeenten zich meer dan voorheen tot de provincie. Zij vragen de provincie om te investeren in maatschappelijk gewenste projecten die voor Fryslân uiterst interessant zijn. Het lukt de markt- en overheidspartijen in deze gevallen niet om de complete financiering van deze projecten dekkend te krijgen. Het totaalrendement is bijvoorbeeld te laag, het risico is te hoog of de terugverdientijd strekt zich over een te lange periode uit. In de eerste bijlage zijn een viertal voorbeelden weergegeven van dergelijke projecten. Deze projecten zijn omvangrijk en complex, dienen een maatschappelijk belang en zouden door het Fries ontwikkelbedrijf opgepakt kunnen worden. Het gaat voornamelijk om projecten die: • uitvoering geven aan provinciale ambities; • een lange voorbereidingstijd vergen; • veel belanghebbenden kennen; • de stuwendheid van de Friese economie bevorderen; en • gepaard gaan met grote - en daarmee risicovollere - investeringen voordat er sprake is van inkomsten.
4
Wij constateren echter dat onze organisatie in mindere mate toegesneden is om als aandeelhouder op te treden in dergelijke projecten. Onze ervaring met participaties is beperkt tot drie cases, namelijk in ontwikkelingsmaatschappij CV/BV Westergo, het project voor innovatieve glastuinbouw “de Waddenkas” en destijds in CV/BV IBF (Internationale Bedrijvenpark Fryslân) te Heerenveen. Uit onze ervaringen leren wij dat een goede governancestructuur in deze projecten van essentieel belang is. Ons beleid is er tot op heden niet op ingericht om de rol van aandeelhouder te spelen, maar voornamelijk op de rol van subsidiegever en opdrachtgever. In het verlengde hiervan wordt in het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid uit 2008 ‘Innovatie vernieuwd: opening in viervoud’ de volgende conclusie getrokken: het is de taak van de overheid om de markt te verleiden maatschappelijke keuzes te maken die ze in eerste instantie niet wil maken. Als wij op dit terrein nu niet doorpakken en te lang afwachten, laten wij kansen liggen om in samenwerking met marktpartijen maatschappelijk gewenste projecten sneller gerealiseerd te krijgen.
3.2. Rollen De provincie kan als financiële partij verschillende rollen aannemen om geldmiddelen beschikbaar te stellen aan maatschappelijk, gewenste projecten. Er kan gekozen worden voor een traditionele rol of voor een meer proactieve rol. In deze paragraaf wordt nader op beide rollen ingegaan. 3.2.1. Beperking tot een ondersteunende en traditionele overheid Zetten wij onze financiële en sturingsinstrumenten op de huidige manier voort, dan zal er steeds minder geld beschikbaar komen voor de uitvoering van onze provinciale ambities. Subsidiestromen nemen zoals gezegd af. De verwachte bevolkingskrimp zorgt voor minder inkomsten. Aan bankkredieten worden voortdurend hogere eisen gesteld. Wij zijn en blijven een ondersteunende en traditionele overheid, met dien verstande dat onze financiële steunmiddelen zullen afnemen. 3.2.2. Transformatie tot een meer ondernemende overheid Wij kunnen ook opteren voor een creatievere inzet van onze steunmiddelen. Het vizier wordt niet alleen op subsidies gericht, maar ook op andere steuninstrumenten zoals participaties (aandelen) en financiering (gewone leningen, achtergestelde rekening, rekening courant). Wij kunnen in dit kader ook van funding spreken, waarbij wij middelen verschaffen aan projecten. Naast financiële middelen kan de inzet zich ook richten op personeel en tijd. Wij kiezen heel nadrukkelijk voor het aandeelhouderschap om via de toezichtorganen invloed uit te oefenen op het beleid van de doelonderneming aan wie wij geld beschikbaar stellen. Dit is de les die wij geleerd hebben uit de teloorgang van het Cartesius Instituut. In deze case was de provincie de subsidieverstrekker. De provincie had echter niet de beschikking over sturingsinstrumenten om invloed uit te oefenen op het beleid van het Cartesius Instituut. Dergelijke situaties willen wij in de toekomst voorkomen. De basis voor het slagen van een complex project is een brede betrokkenheid gebaseerd op gemeenschappelijke publieke en private belangen. Hierbij is de aandelenverhouding bepalend voor de zeggenschap in het desbetreffende investeringsproject. Onze voorkeur gaat uit naar een proactieve sturing bij belangrijke besluitvormingstrajecten van projecten in nauwe samenwerking met andere investeringspartijen (coöperatie). Het geld dat private partijen beschikbaar stellen aan projecten is risicodragend. Dit gegeven biedt garantie voor een maximale inzet van private partijen voor het welslagen van het project. Een duurzame inzet van middelen in de vorm van participaties is bovendien transparant en biedt perspectief voor een revolverend (terugvloeiend) en een renderend karakter. Op deze manier krijgt het provinciale vermogen een levend karakter. Bij subsidieverlening zijn wij het geld - eenmaal verstrekt - juist voorgoed kwijt. Bij financiering beschikken wij niet over sturingsinstrumenten voor het desbetreffende project. 5
Participatie door de provincie Fryslân brengt daarnaast meer zekerheid voor markt- en overheidspartijen met zich mee. Het kan hen juist doen besluiten wel de gewenste investeringen te doen in projecten die voor Fryslân van grote waarde zijn. Zonder provinciale interventie zouden deze projecten niet worden gerealiseerd. Voorbeelden van potentiële maatschappelijk gewenste projecten voor het ontwikkelbedrijf zijn: de Watercampus, het Duurzaamheidscentrum op de Afsluitdijk, de uitbreiding van de haven van Harlingen, de expansie van Sportstad Heerenveen en diverse projecten om duurzame energie op te wekken (o.a. biovergisting en geothermie). Door middel van het aandeelhouderschap kan de provincie stimuleren om de gewenste resultaten te halen. Indien het project winstgevend is, ontvangen alle aandeelhouders naar rato de winst (dividend) die uit de goede bedrijfsresultaten voortkomen. Bij verliesgevende resultaten bepalen de aandeelhouders gezamenlijk de bijsturing en nemen ze maatregelen om de doelonderneming financieel weer gezond te maken. De partij met de meeste aandelen beschikt over de meeste zeggenschap en ontvangt het meeste dividend, maar draagt ook het grootste deel van de risico’s. Een risico is dat een faillissement en/of slechte bedrijfsresultaten van een voortkomend project van het ontwikkelbedrijf voor een overheidsorgaan gevoeliger kan liggen dan voor marktpartijen. Het verbeteren van het organiserend vermogen in Fryslân enerzijds en een duurzame inzet van provinciale financiën anderzijds om maatschappelijk gewenste projecten (sneller) te ontwikkelen vergt een slimme en strategische aanpak. Onze huidige beleidsinstrumenten zijn hier niet op ingericht. De drie eerdergenoemde ontwikkelingen en de twee rollen voor de toekomstige inzet van de provinciale financiën leiden tot de volgende centrale vraag: Hoe kan de provincie Fryslân een impuls geven aan de economische groei waardoor complexe en maatschappelijk gewenste projecten in een hoger tempo kunnen worden ontwikkeld? En dit op zodanige wijze dat enerzijds provinciale financiën duurzaam worden ingezet en anderzijds daadkrachtig kan worden geanticipeerd op vraaggerichte initiatieven vanuit de samenleving. Het antwoord op deze vraag is volgens ons gelegen in het creëren van een ijzersterk beleidsinstrument. Een instrument dat voor slagkracht zorgt en de werkgelegenheid en de kennisvalorisatie in de Friese regio optimaal stimuleert. Het oprichten van een Fries ontwikkelbedrijf is het instrument dat wij aan u willen voorleggen om het probleem van een te gering organiserend vermogen te ondervangen. Uit onze gesprekken met en ervaringen van ontwikkelbedrijven elders blijkt dat het ontwikkelbedrijf hiervoor een goed functionerend instrument is. In het volgende hoofdstuk worden de conclusies van onze gesprekken met ontwikkelbedrijven samengevat.
4. Meerwaarde van het ontwikkelbedrijf Ter voorbereiding van deze startnota hebben wij gesprekken gevoerd met een divers aantal ontwikkelbedrijven in Nederland. Op basis van de aanwezige evaluatierapporten over ontwikkelingsbedrijven en de gevoerde gesprekken kunnen wij de volgende algemene conclusies trekken: • •
De provinciale overheden hebben in veel gevallen het initiatief genomen om tot oprichting van ontwikkelbedrijven te komen. Ontwikkelbedrijven pakken werkzaamheden op die door overheden en ondernemingen alleen, niet of minder goed kunnen worden gerealiseerd en/of die sneller met samenwerking tot stand gebracht.
6
•
•
•
•
Ontwikkelbedrijven onderscheiden zich in het vervullen van de brugfunctie tussen overheid en ondernemer. Projectideeën worden door interventie van het ontwikkelbedrijf eerder omgezet tot concrete uitvoeringsplannen. Het gevolg hiervan is meer daadkracht. Het ontwikkelbedrijf verlaagt de drempels voor ondernemers om in contact te komen met de overheid. De basis voor succes van een ontwikkelbedrijf is: het creëren van een vertrouwensbasis, het zorgen voor een goede governancestructuur en het behouden van controle. Uit de evaluatieverslagen blijkt dat het laatste aspect een valkuil kan zijn. Het gevaar is aanwezig dat ontwikkelbedrijven zich met te veel projecten bezig houden. Het gevolg is dat ontwikkelbedrijven onvoldoende sturing geven aan projecten. De provincie wordt gedurende de ontwikkeling van het project als een coöperatieve investeringspartner beschouwd in plaats van de automatische geldschieter die de financiële tekorten dekt van omvangrijke projecten. De drie O’s (overheid, ondernemer en onderwijs/onderzoek) worden direct in de beginfase van het project betrokken. Op deze manier wordt voor een evenwicht tussen publieke en private belangen gezorgd. Dit is de basis voor een effectievere en efficiëntere uitvoering van het project.
5. Rol en bevoegdheden provincie De provincie beschikt over autonome bevoegdheden voor het economisch beleidsterrein. De provincie ontwikkelt en voert eigen beleid uit en bepaalt zelf haar strategische agenda, al dan niet gezamenlijk met de provincies Groningen en Drenthe. Dat de Friese markt geen optimale oplossing tot stand kan brengen voor het versterken van de economische organisatiestructuur, kan voor de provincie Fryslân reden zijn om “in te grijpen” om positieve externe effecten voor de Friese maatschappij te realiseren. De uitoefening van het takenpakket van het Fries ontwikkelbedrijf wordt niet beperkt tot economische projecten, maar voor alle projecten die voor onze provincie maatschappelijk van belang zijn. Er is daarbij zicht op financieel en/of maatschappelijk rendement. In de Uitvoeringsagenda economie heeft de provincie de inzet voor de periode 2009-2013 beschreven. In deze agenda is een nadere oriëntatie gegeven van de provincie op de sociaaleconomische situatie in Fryslân en een nadere bepaling op de eigen positie in dit werkveld. De rol van de provincie is als volgt omschreven: regisserend, coördinerend, faciliterend, projectverwervend en ‘makelend en schakelend’. Op grond van artikel 158, lid 2 van de provinciewet, hebben Gedeputeerde Staten van Fryslân de bevoegdheid te besluiten tot oprichting van en deelneming in vennootschappen. Vanuit dit kader moeten Provinciale Staten in de gelegenheid worden gesteld om wensen en bedenkingen ter kennis aan Gedeputeerde Staten te brengen. Door middel van deze startnota wordt aan Provinciale Staten deze mogelijkheid geboden. Een besluit als bedoeld in het tweede lid heeft de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nodig (artikel 158, lid 3 van de provinciewet). De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
6. Provinciale doelstellingen In het Coalitieakkoord 2007-2011 is de doelstelling van het economisch beleid omschreven als het bevorderen van de duurzame ontwikkeling van de provincie Fryslân, gemeten in termen van werkgelegenheid, investeringen en inkomen. De Strategische agenda fungeert als beleidskader. De beleidskeuze in de Strategische agenda kan als volgt worden omschreven: Noord-Nederland zet in op een dynamische kenniseconomie, een concurrerend vestigingsklimaat in het stedelijke gebied en een vitaal platteland. 7
Een transitie van Noord-Nederland naar een kenniseconomie impliceert een actievere rol voor het bedrijfsleven en het onderwijs. In de Strategische agenda hebben wij aangegeven - daar waar mogelijk - ondersteunend te zijn aan het vergroten van het organiserende vermogen in onze provincie.
7. Afbakening van het takenpakket van het Fries ontwikkelbedrijf Het Fries ontwikkelbedrijf is volgens ons hèt instrument om het organiserend vermogen in Fryslân te versterken. In dit hoofdstuk schetsen wij de randvoorwaarden ten aanzien van het takenpakket van het ontwikkelbedrijf. Voor een optimale taakuitoefening is het voorkomen van dubbele werkzaamheden en een effectieve en efficiënte inzet van het ontwikkelbedrijf een vereiste. Daarom stellen wij voor om bij het takenpakket rekening te houden met de volgende randvoorwaarden: Het Fries ontwikkelbedrijf: a. voert geen taken uit die tot het takenpakket van de NOM worden gerekend; b. voert taken uit die geen staatssteunbelemmeringen bevatten; c. concentreert zich alleen op projecten wanneer aan bepaalde minimumeisen is voldaan. In bijlage twee hebben wij het takenpakket van de NOM nader uiteengezet in relatie tot het Fries ontwikkelbedrijf (a). Daarin schetsen wij ook de staatssteunrechtelijke kaders (b). Er is geen sprake van ongeoorloofde staatssteun op het eerste niveau (tussen de provincie en het Fries ontwikkelbedrijf) wanneer het Fries ontwikkelbedrijf een expliciete ontwikkel- en adviestaak, makelen schakeltaak, beheer- en toezichttaak en een financiële taak heeft. Wanneer deze taken uitsluitend ten behoeve van de provincie worden verricht, houdt de financiering van deze activiteiten geen staatssteun in. In dit geval is er geen sprake van economische activiteiten. Dit is de maximale ruimte van de taakuitoefening van het ontwikkelbedrijf binnen de staatssteungrenzen. In hoofdstuk negen meer hierover. Verder wordt in bijlage twee informatie gegeven over de mate waarin de provincie vrijstellingsmaatregelen kan treffen bij kapitaalinvesteringen die door het ontwikkelbedrijf kan worden voorgesteld. Deze maatregelen bieden rechtszekerheid. Tegelijkertijd wordt de handelingsruimte van de provincie aanzienlijk beperkt om financiële middelen aan projecten beschikbaar te stellen. Wij zullen daarom in beginsel geen gebruik maken van deze beperkte vrijstellingsmogelijkheden. Per voorgesteld project van het ontwikkelbedrijf zal een staatssteuntoets worden georganiseerd. Hierbij is het noodzakelijk dat het Fries ontwikkelbedrijf voldoende juridische expertise inhuurt om de provincie optimaal te begeleiden bij vraagstukken over de funding van voortvloeiende projecten. Per casus wordt door het ontwikkelbedrijf een concreet projectplan met een investeringsplan ontwikkeld op grond waarvan de provincie kan beslissen middelen beschikbaar te stellen. Er wordt naar verwachting per geëntameerd project een doelonderneming opgericht, waarin overheden en marktpartijen participeren. De staatssteunrechtelijke kaders bieden geen ruimte om het ontwikkelbedrijf als een participatiemaatschappij op te richten die namens de provincie deelneemt in de per project opgerichte doelonderneming. Dit is namelijk een economische activiteit en steun aan dit soort activiteiten wordt als staatssteun beschouwd. Op het financiële vlak kan het ontwikkelbedrijf daarentegen wel de participaties van de provincie begeleiden, bijvoorbeeld het regelen van de uitbetalingen aan de doelonderneming.
8
Wij willen de inzet van het Fries ontwikkelbedrijf in goede banen leiden. Vanuit dit oogpunt is het noodzakelijk dat aan projecten minimumeisen worden gesteld, voordat het Fries ontwikkelbedrijf zich actief inzet met het ontwikkelen van projecten. Wij denken daarbij aan de volgende criteria: • • •
• •
Met het project worden de ambities zoals vastgesteld in het provinciale beleid gerealiseerd. Er is sprake van een langetermijnproject met een omvangrijke voorbereidingsperiode. Er zijn vele, verschillende potentiële investeerders. Met het project worden investeringen van externe partijen uitgelokt ten behoeve van Fryslân. Overheden hebben een minderheidsbelang. Het financiële aandeel voor de provincie wordt zo beperkt mogelijk gehouden. Marktpartijen hebben een meerderheidsbelang en dragen zorg voor een technische en financiële aansturing van het desbetreffende project. Het Fries ontwikkelbedrijf zet zich actief in voor de ontwikkeling van projecten, wanneer het geschatte totale financieel plan minstens € 5 miljoen bedraagt.
8. Organisatievorm voor het Fries ontwikkelbedrijf In dit hoofdstuk presenteren wij u verschillende keuzes voor wat betreft de meest geschikte organisatievorm voor het Fries ontwikkelbedrijf.
8.1. Organisatievorm Wij kunnen ervoor kiezen om het Fries ontwikkelbedrijf onder te brengen in de provinciale organisatie, bij bestaande ontwikkelbedrijven of bij een zelfstandige organisatie die binnen of buiten de provinciale organisatie is geplaatst. Essentieel hierbij is of wij het Fries ontwikkelbedrijf intern of extern van onze provinciale organisatie willen stallen. In onderstaande matrix staan de voor- en nadelen voor een interne of externe organisatievorm genoemd. Organisatievorm Intern
Voordelen - direct politiek aanstuurbaar en aanspreekbaar via eigen management en bestuur - het voorkomen van werving van extern personeel - mogelijk om organisatievorm geruisloos te beëindigen - integratie en afstemming met andere provinciale beleidsvelden is eenvoudiger
Extern
- (h)erkenbaar en zichtbaar voor het werkveld - onafhankelijke positie dat past bij het marktbeeld en meer geschikt is voor externe samenwerking - doelmatig - in mindere mate politiek geladen, de directeur en niet de provincie is het gezicht van de organisatievorm
Nadelen - imago, vereenzelvigd met de provincie - niet onafhankelijk, dichtbij de politiek - vereist goed management en voldoende waarborging aan tijdsinzet, bij met name bezuinigingsoperaties dient het Fries ontwikkelbedrijf gescheiden te worden van de provinciale organisatie - nauwelijks (h)erkenbaar voor de markt en minder zichtbaar - minder geschikt voor externe samenwerking - sturing is intensiever - niet mogelijk om geruisloos organisatie te beëindigen - provincie blijft politiek verantwoordelijk - minimale kapitaalseis bij het eventueel oprichten van een vennootschap
9
Hieruit voortvloeiend willen wij u een drietal varianten voorstellen, namelijk: • intern: conform huidige situatie • intern op afstand: geen rechtspersoon • extern op afstand: wel rechtspersoon 8.1.1. Intern: conform huidige situatie Wij veranderen niets aan de huidige situatie. Er wordt geen structurele organisatievorm opgericht voor het ontwikkelbedrijf. Wij besteden onze tijd aan het separaat voorbereiden van maatschappelijk gewenste projecten met verschillende partners. De ontwikkelingswerkzaamheden maken onderdeel uit van de provinciale dienst. Het voordeel is dat wij veel energie kunnen besparen om geen Fries ontwikkelbedrijf op te gaan richten. In dit geval accepteren wij dat er voor complexe maatschappelijke gewenste projecten geen permanente probleemeigenaar komt die potentiële investeringspartijen met elkaar verbindt en voor een goede governancestructuur zorgt. Dit heeft tot effect dat deze projecten niet of in een later tijdbestek gerealiseerd worden. Er is in Fryslân geen partij structureel aanwezig met optimale markten overheidskennis gebundeld in een orgaan. De kennis en kunde om toekomstige soortgelijke projecten te ontwikkelen zijn versnipperd. De voorbereiding van dergelijke projecten wordt louter in een politieke omgeving gerealiseerd. In feite kost de voorbereiding van projecten meer geld met minder gunstige business cases tot gevolg. De Friese economie zal in de slechte economische tijden minder profiteren van de positieve effecten van maatschappelijk gewenste projecten. Deze huidige situatie bevalt ons echter niet. De genoemde nadelen kunnen opgevangen worden door een organisatievorm op afstand te organiseren. Bij de volgende varianten worden twee verschillende soorten organisatievormen op afstand gepresenteerd. 8.1.2. Intern op afstand: geen rechtspersoon Bij deze organisatievorm wordt het Fries ontwikkelbedrijf als een aparte dienst opgetuigd met een eigen directeur aan het hoofd. Hoewel het ontwikkelbedrijf geen rechtspersoon is, is het ontwikkelbedrijf als aparte entiteit zichtbaar voor de markt (met een eigen huisvesting en een eigen identiteit). Het ontwikkelbedrijf kan zich daarom zelfstandig presenteren. Het voordeel is dat de oprichting en het toezicht eenvoudig kunnen worden gerealiseerd. Er kan zoveel mogelijk worden aangesloten bij de gebruikelijke provinciale bestuurlijke planning- en controlecyclus, namelijk door middel van de begroting en de jaarstukken. Er is geen apart bestuur- en toezichtorgaan nodig, omdat het toezicht binnen de eigen organisatie voldoende gewaarborgd is. 8.1.3. Extern op afstand: wel rechtspersoon Het ontwikkelbedrijf wordt als een aparte rechtspersoon gesticht. Het ontwikkelbedrijf kan als marktpartij opereren en geniet daarom van alle varianten de meeste (h)erkenbaarheid in het werkveld. In de praktijk houdt dit in dat het ontwikkelbedrijf voor 100% in handen moet zijn van overheden (in dit geval is de provincie 100% aandeelhouder) en er geen marktpartijen mogen participeren. Hiernaast dient het ontwikkelbedrijf het merendeel van zijn taken voor de provincie uit te oefenen (ongeveer 90%). Bij de oprichting van een extern Fries ontwikkelbedrijf op afstand kan niet worden aangesloten bij de gebruikelijke provinciale planning- en controlecyclus. Het toezicht op het ontwikkelbedrijf wordt op afstand georganiseerd. Het oprichten van een rechtspersoon vergt verder diverse procedures. Hierbij kan gekozen worden voor een tweetal varianten, namelijk het oprichten van een eigen Fries ontwikkelbedrijf en het instellen van een Friese dependance bij de NOM. Indien wij een eigen ontwikkelbedrijf oprichten is het belangrijk dat er goede afspraken worden gemaakt tussen het Fries ontwikkelbedrijf en de NOM. Bij de variant van de NOM moeten wij er bewust van zijn dat wij het takenpakket letterlijk op een te grote afstand plaatsen van de provincie buiten de provinciale grenzen. Bij een te grote afstand verliest de provincie de regie. Wij hevelen het takenpakket over aan 10
een maatschappij, waarbij de provincie zeer beperkt medeaandeelhouder is (0,01%). Een voordeel is dat het ontwikkelbedrijf als onderdeel van de NOM kan profiteren van het bestaande netwerk. Voorstel Gelet op de drie bovengenoemde keuzevarianten stellen wij een eigen Fries ontwikkelbedrijf voor dat op afstand wordt geplaatst. Het ontwikkelbedrijf kan zich hierbij als beste presenteren als een (h)erkenbare organisatie die in opdracht van de provincie taken uitvoert ten opzichte van de geïntegreerde organisatievorm binnen de provinciale organisatie. Op deze manier wordt het ontwikkelbedrijf het meest “geaccepteerd” door het economisch werkveld. De bestaande ontwikkelbedrijven onderschrijven zelf dat deze organisatievorm het beste functioneert in het werkveld. De keuze tussen een ontwikkelbedrijf intern op afstand en extern op afstand blijft een bestuurlijke afweging. Er is geen eenduidig advies te geven; de ene organisatievorm is niet in alle opzichten superieur aan de andere. De belangrijkste verschillen betreffen het “gemak” waarmee bestuur en politiek kan ingrijpen. Aan de mate van het “gemak” zijn voor- en nadelen verbonden. Bij een organisatievorm extern op afstand is bijvoorbeeld een strakkere sturing vereist tussen de provincie en het ontwikkelbedrijf als rechtspersoon. Het ontwikkelbedrijf in deze vorm kan zich daarentegen het minst met een politiek bestuurorgaan associëren. Dit komt waarschijnlijk ten gunste voor het marktbeeld en de slagkracht van het ontwikkelbedrijf, waardoor economische groei eerder kan worden bewerkstelligd. Bij een organisatievorm intern op afstand kan bijvoorbeeld aangesloten worden bij de gebruikelijke provinciale bestuurlijke planning- en controlecyclus. Deze organisatievorm vergt weinig procedures voor de oprichting ervan en kan geruisloos beëindigd worden. Er kan tussen de provincie en het ontwikkelbedrijf een bepaald mandaat worden afgesproken in hoeverre de handelingsruimte van het ontwikkelbedrijf reikt.
9. Omvang takenpakket van het Fries ontwikkelbedrijf In dit hoofdstuk presenteren wij u verschillende keuzes voor wat betreft de omvang van het takenpakket. In hoofdstuk zeven hebben wij aangegeven waar zich de maximale ruimte van de taakuitoefening van het Fries ontwikkelbedrijf bevindt. In deze paragraaf geven wij u een overzicht van de mogelijke taken van het Fries ontwikkelbedrijf. Het gaat om de volgende taken: • • • • •
Makel- en schakeltaak Ontwikkeltaak Beheertaak Toezichtstaak Financiële taak
Hieronder worden de verschillende taken nader uiteengezet.
9.1. Makel- en schakeltaak Het Fries ontwikkelbedrijf bouwt een breed netwerk op. Deze partijen variëren van overheden tot kennisinstellingen en marktpartijen. Ze zouden geïnteresseerd kunnen zijn in de funding van projecten die bijdragen aan de realisatie van de provinciale beleidsdoelen (de zogenaamde informal investors). Het ontwikkelbedrijf zoekt potentiële investeerders die bereid zijn deel te nemen aan het voorgelegde projectvoorstel en brengt ze bijeen. Op deze manier wordt ernaar gestreefd bestuurlijke en financiële risico’s van investeringspartijen (en die van de provincie) zoveel mogelijk te spreiden.
11
De financiering van makel- en schakelactiviteiten houdt geen staatssteun in aan het ontwikkelbedrijf en ook niet aan marktpartijen. 9.2. Ontwikkeltaak en adviserende taak Hieronder verstaan wij het omzetten van ideeën in maatschappelijk gewenste projecten naar investeringsrijpe projectplannen. Door middel van o.a. een risicoanalyse adviseert het Fries ontwikkelbedrijf aan de provincie in de eerste plaats wel of niet het desbetreffende project te financieren. In de tweede plaats geeft het ontwikkelbedrijf advies welke financieringsvorm het meest geschikt is: participatie, funding of subsidie. Het ontwikkelbedrijf beschikt over de deskundigheid voor de vermogensinzet van de provincie. Expliciet voor de deelname van de provincie organiseert het ontwikkelbedrijf de juridische en de organisatorische expertise. Dit kan worden beschouwd als een interne beoordeling van de haalbaarheid van het project. Het ontwikkelbedrijf verzorgt een goede voorbereiding voor de provincie, waarbij de markt in een zo vroeg mogelijk stadium wordt betrokken. Door het ontwikkelen van het project kunnen de kansen en de bedreigingen voor de markt transparanter worden gemaakt. Het ontwikkelbedrijf zorgt voor expertise in de governancestructuur en de funding van het desbetreffende project. Onderdeel van de werkzaamheden is ook het (laten) voorbereiden van intentieverklaringen, masterplannen, subsidieverzoeken en samenwerkingsovereenkomsten. Wanneer de ontwikkelactiviteiten uitsluitend ten behoeve van de provincie worden verricht, houdt de financiering van deze activiteiten door de provincie geen staatssteun in aangezien in dit geval geen sprake is van economische activiteiten. Wanneer deze activiteiten ten behoeve van externe partijen worden verricht, dienen deze activiteiten als economische activiteiten te worden beschouwd. De financiering van deze activiteiten houdt geen staatssteun in wanneer de externe afnemers een marktconforme prijs betalen en dat de activiteiten een marktconform rendement opleveren. Aandachtspunten hierbij zijn wel de vennootschapsbelastingplicht en de risico’s ten aanzien van de omzetbelasting. Er zullen hierover aparte afspraken moeten worden gemaakt met de belastingdienst. 9.3. Beheertaak Het Fries ontwikkelbedrijf houdt zich bezig met het inhoudelijke beheer van de projecten, waarin de provincie Fryslân een belang heeft genomen. Het ontwikkelbedrijf rapporteert periodiek over de stand van zaken van de projecten die door het Fries ontwikkelbedrijf geëntameerd zijn. Op deze manier beschikt de provincie over een aanspreekpunt met alle informatie over de door het Fries ontwikkelbedrijf geëntameerde projecten. 9.4. Toezichttaak De directeur van het Fries ontwikkelbedrijf neemt namens de provincie Fryslân deel aan de bestuuren toezichtorganen van de doelonderneming. Op deze manier neemt het ontwikkelbedrijf de toezichthoudende taken over van de provincie als het gaat om projecten waarin de provincie op voorstel van het ontwikkelbedrijf een belang heeft genomen. 9.5. Financiële taak Zodra Provinciale Staten een besluit hebben genomen om op advies van het ontwikkelbedrijf in het desbetreffende project te participeren, wordt het desbetreffende bedrag naar het Fries ontwikkelbedrijf overgeheveld. Het Fries ontwikkelbedrijf regelt verder de gang van zaken die uit het participatietraject volgen voor de provincie. De provincie wordt hiermee “ontlast” van voorkomende activiteiten die volgen op het volledige participatietraject van langdurige projecten. Op juridisch niveau worden geen beperkingen opgelegd wanneer het provinciaal investeringskapitaal rechtstreeks via de provincie of via het ontwikkelbedrijf wordt verstrekt aan de doelonderneming.
12
Voorstel Naar aanleiding van bovenstaande vijf mogelijke taken stellen wij voor dat het Fries ontwikkelbedrijf een makel- en schakeltaak, een ontwikkel- en adviestaak en een beheertaak krijgt. Onze voorkeur gaat uit naar een duidelijke functiescheiding tussen de eerste drie taken (ontwikkeling & advies, makel & schakelend en beheer) en de laatste twee taken (toezicht en financiële taak). De adviserende werkzaamheden enerzijds en de financiële en toezichthoudende werkzaamheden anderzijds dienen niet door eenzelfde partij te worden uitgeoefend. Op deze manier blijven de verhoudingen gezond. De provincie oefent invloed uit als aandeelhouder door middel van het bestuur- en toezichtorgaan van het desbetreffende project. De provincie participeert rechtstreeks in de doelonderneming op voorstel/advies van het ontwikkelbedrijf. De provincie ontvangt zowel informatie over de projecten door middel van de periodieke rapportages van het ontwikkelbedrijf als via de deelname aan toezicht- en bestuurorganen van de ontwikkelde projecten. Wanneer ontwikkelactiviteiten ten behoeve van externe partijen worden verricht, dienen deze activiteiten als economische activiteiten te worden beschouwd. Wanneer deze afnemers een marktconforme prijs betalen en derhalve de activiteiten een marktconform rendement opleveren, is er geen sprake van staatssteun. Het is daarom aannemelijk dat het ontwikkelbedrijf zowel economische als niet-economische activiteiten verricht. Vanuit dit oogpunt is het noodzakelijk dat het ontwikkelbedrijf een gescheiden boekhouding voert tussen de economische en de nieteconomische activiteiten.
10. Toezicht In deze paragraaf maken wij onderscheid tussen het toezicht op de werkzaamheden van het Fries ontwikkelbedrijf en op de geëntameerde projecten van het Fries ontwikkelbedrijf (output). Toezicht op het Fries ontwikkelbedrijf Bij de organisatievormen intern op afstand kan de toezichtprocedure door middel van de gebruikelijke bestuurlijke planning- en controlecyclus worden geregeld; bij een organisatievorm extern op afstand kan dit niet. Wij kunnen er bewust voor kiezen om een toezichthoudend orgaan in te stellen, bijvoorbeeld in de vorm van Raad van Commissarissen, om op deze manier de kenniscomponent van het ondernemerschap binnen het ontwikkelbedrijf te borgen. De provincie is voor 100% aandeelhouder van het ontwikkelbedrijf. Het is daarom niet beslist nodig om een toezichtorgaan in te stellen bij een organisatievorm extern op afstand: wel rechtspersoon. Bij een juridisch zelfstandig rechtspersoon verleent een onafhankelijke accountant goedkeuring aan het jaarverslag. Daarin verantwoordt de directie van het ontwikkelbedrijf haar ‘corporate governance’. Het jaarverslag zal in dit geval jaarlijks naar Gedeputeerde en Provinciale Staten worden toegezonden. Door middel van een jaarlijks terugkerende Algemene vergadering van Aandeelhouders (hierna: AvA) legt de directie van het externe Fries ontwikkelbedrijf ten minste eenmaal per jaar verantwoording en rekenschap af aan de aandeelhouder. In dit geval kunnen dat de provinciale leden zijn, namelijk de leden van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten. Ongeacht de organisatievorm, zal verder maandelijks overleg plaatsvinden tussen de verantwoordelijke gedeputeerde en de directeur van het Fries ontwikkelbedrijf. Deze frequentie is identiek aan die van andere ontwikkelmaatschappijen. Bij dit overleg worden de rapportagebesprekingen gehouden over zowel de financiële voortgang, de beleidsvoortgang als de risicobeheersing. In de beginperiode willen wij eerst aansturen op een meer frequente rapportage
13
(ongeveer een keer per kwartaal). Wij willen verder de werkzaamheden van het Fries ontwikkelbedrijf drie jaar na oprichting door een externe partij laten evalueren. Toezicht op geëntameerde projecten van het Fries Ontwikkelbedrijf Het ontwikkelbedrijf adviseert aan de provincie om wel of geen financiële middelen beschikbaar te stellen aan het desbetreffende project, inclusief de meest geschikte financieringsvorm. Op deze manier houdt de provincie toezicht op de resultaten van het Fries ontwikkelbedrijf. De provincie kan verder als aandeelhouder invloed uitoefenen op het bestuur van de doelondernemingen. Het ontwikkelbedrijf rapporteert verder periodiek over de voortgang van de reeds ontwikkelde projecten. Wij kunnen ervoor kiezen om elk financieel voorstel van het Fries ontwikkelbedrijf ter besluitvorming aan Provinciale Staten voor te leggen. Maar om de daadkracht van het Fries ontwikkelbedrijf te versterken ten gunste van het economisch klimaat is snel handelen erg belangrijk. Om hierop te anticiperen kan een mandaat tussen Gedeputeerde en Provinciale Staten worden afgesproken over de wijze van besluitvorming. Binnen dit mandaat kunnen afspraken worden gemaakt over de kaders waarbinnen Gedeputeerde Staten kunnen besluiten over de voorgelegde participatievoorstellen van het ontwikkelbedrijf. Een voorbeeld is dat er een grens wordt afgesproken over de hoogte van de te investeren bedragen. Provinciale Staten worden door middel van periodieke rapportages op de hoogte gesteld.
11. Kaders voor het Fries ontwikkelbedrijf en vervolgstappen 11.1. Kaders In hoofdstuk drie op bladzijde zes hebben wij u het voorstel gedaan om een Fries ontwikkelbedrijf op te richten als antwoord op de centrale vraag. In de daaropvolgende hoofdstukken hebben wij u verschillende keuzes voorgelegd die betrekking hebben op: • de organisatievorm; • de omvang van het takenpakket met een duidelijke afbakening van de werkzaamheden. Overwegingen Daarbij hebben wij in overweging genomen, dat • het Fries ontwikkelbedrijf voor daadkracht en deskundigheid zorgt om complexe, maatschappelijk gewenste projecten (versneld) te ontwikkelen; • hierdoor het organiserend vermogen in Fryslân structureel wordt versterkt; • als gevolg hiervan economische groei in Fryslân wordt gerealiseerd. Kaders Op grond van de bovenstaande overwegingen leggen wij u het besluit voor om ons het mandaat te geven het Fries ontwikkelbedrijf nader uit te werken binnen de volgende voorgestelde kaders. • •
Het Fries ontwikkelbedrijf wordt op afstand geplaatst, zodat het ontwikkelbedrijf als aparte entiteit zichtbaar is voor de markt. Het Fries ontwikkelbedrijf heeft de volgende taken: de makel- en schakeltaak, de ontwikkel- en adviestaak en de beheertaak.
Wij doen u het voorstel om akkoord te gaan met de bovengenoemde kaders, of dat u ook andere kaders aan ons wilt meegeven voor de oprichting van het Fries ontwikkelbedrijf.
14
11.2. Vervolgstappen Na uw besluitvorming zullen wij voor de oprichting van het Fries ontwikkelbedrijf een projectgroep en een stuurgroep aanstellen. De projectgroep draagt zorg voor de inhoudelijke voorbereiding. De stuurgroep bereidt de besluitvorming voor ten behoeve van: • de totstandkoming van het Fries ontwikkelbedrijf, inclusief de governancestructuur, de statuten en de beleidsinstructie; • de schets van het profiel van de directeur en de overige formatieplekken van het Fries ontwikkelbedrijf; • de opstelling van de begroting voor de eerste drie jaar van het Fries ontwikkelbedrijf. Bij de keuze voor een extern zelfstandige Fries ontwikkelbedrijf op afstand zijn wij verplicht - gelet de verplichte duale voorhangprocedure - om in het vervolgtraject u het ontwerpbesluit tot oprichting van het Fries ontwikkelbedrijf voor te leggen, aangezien een zelfstandige rechtspersoon wordt opgericht. Wij streven ernaar om u het ontwerpbesluit voor 1 juni 2011 te sturen. Bij een keuze voor een intern Fries ontwikkelbedrijf op afstand zijn wij niet verplicht om u het ontwerpbesluit voor te leggen. In dit geval melden wij de oprichting van het Fries ontwikkelbedrijf door middel van een brief.
12. Financiën Wat betreft het kostenaspect schatten wij in dat het Fries ontwikkelbedrijf voor de eerste drie jaar een financiële impuls van de provincie nodig heeft van ongeveer € 750.000,- per jaar met een maximum van € 1 miljoen. Dit bedrag is nodig voor het bekostigen van de loonkosten, de overhead en huisvestingskosten, het aanjaaggeld voor projecten (o.a. haalbaarheidsstudies), de inhuur van externen en eventueel voor het minimumkapitaal. Hieronder een overzicht: Kostensoorten Loonkosten Overhead- en huisvestingskosten Aanjaaggeld Inhuur voor externen Totaal
Financiën (schatting) € 450.000,€ 100.000,€ 100.000,€ 100.000,€ 750.000,-
De hoogte van deze bedragen hebben wij gebaseerd op de reeds opgedane ervaringen van andere ontwikkelbedrijven. Om het Fries ontwikkelbedrijf te voorzien van de politiek gewenste deskundigheid bekijken wij in de vervolgfase de detacheringsmogelijkheden van het provinciaal personeel naar het ontwikkelbedrijf. Het uitgangspunt is onzes inziens dat het Fries ontwikkelbedrijf op termijn grotendeels zichzelf moet kunnen voorzien. Wanneer een project door het Fries ontwikkelbedrijf ontwikkeld is, worden de voorbereidingskosten in het totale financieel plan tegen een redelijke winstopslag opgenomen. Op basis daarvan kunnen deelnemende partijen hun akkoord geven aan het investeringsvoorstel. Op deze manier kan de inzet van het Fries ontwikkelbedrijf voor de investeringspartijen aan de provincie worden terugbetaald.
15
13. Samenvatting: vraag en antwoord 1. Waarom wil de provincie Fryslân een eigen ontwikkelbedrijf? Met het ontwikkelbedrijf willen wij de economische groei in Fryslân bevorderen. Wij willen namelijk meer maatschappelijk en economisch gewenste projecten door meer daadkracht voor deze projecten structureel te organiseren. Deze projecten zijn complex van aard en zouden anders zonder interventie van het ontwikkelbedrijf niet of in een later stadium worden uitgevoerd. Een (snellere) uitvoering van deze projecten levert meer geld en werkgelegenheid op. Het organiserend vermogen willen wij met het ontwikkelbedrijf duurzaam versterken. 2. Wat is het verschil tussen het projectbureau economie en het Fries ontwikkelbedrijf? Het projectbureau economie en het Fries ontwikkelbedrijf zijn twee nieuwe uitvoeringsinstrumenten van de provincie Fryslân. Beide instrumenten hebben als doel om de slagkracht in de provincie Fryslân te verbeteren. Alleen de wijze waarop verschilt per instrument. De doelstelling van het projectbureau economie is om investeringen in en door het bedrijfsleven te bevorderen. Verschillende bestaande economische activiteiten van de provincie worden daartoe in één fysieke ruimte geconcentreerd. Het gaat hier om de uitvoering van de convenantafspraken met de gemeenten in de kernzones A-7 en Westergo. Verder worden de activiteiten gebundeld die uit de samenwerkingsafspraken voortvloeien tussen de coöperatiepartijen de NV Noordelijke Ontwikkelmaatschappij (hierna: NOM), de Kamer van Koophandel, Syntens en de provincie. De inzet zal hoofdzakelijk gericht zijn op de speerpunten uit de Uitvoeringsagenda Economie. Het Fries ontwikkelbedrijf biedt een nieuwe en een zeer omvangrijke activiteit aan, namelijk het ontwikkelen van maatschappelijk gewenste projecten die complex van aard zijn. Het ontwikkelbedrijf fungeert als een doorzettingsmacht en brengt (potentiële) investeringspartners bijeen. Binnen het ontwikkelbedrijf wordt het beste van de markt en de overheid gebundeld. Marktpartijen zorgen o.a. voor de technische en financiële input. Het ontwikkelbedrijf draagt zorg voor een zorgvuldige coördinatie tussen belanghebbenden (o.a. goede governance en funding). 3. Wat is de meerwaarde van een Fries ontwikkelbedrijf naast de NOM? De NOM is toch de regionale ontwikkelingsmaatschappij van Noord-Nederland? De taakuitoefening van de NOM en het Fries ontwikkelbedrijf zijn aanvullend. De NOM heeft inderdaad een ontwikkelingstaak in Noord-Nederland en richt zich vooral op individuele ondernemingen. Het Fries ontwikkelbedrijf is erop gericht om projecten te ontwikkelen die bijdragen aan de realisatie van de provinciale beleidsdoelen en investeringspartijen daarvoor bijeen te brengen. Uit de geëntameerde projecten van het Fries ontwikkelbedrijf vloeien publiekprivate samenwerkingsverbanden voort. In de meeste gevallen gaat het hier om langdurige participaties. De NOM voert op dit terrein een terughoudend beleid. 4. Hoe ziet de verhouding tussen het Fries ontwikkelbedrijf en het Ontwikkelingsbedrijf Leeuwarden (hierna: OBL) eruit? Het doel van het OBL is het stimuleren van de economische bedrijvigheid en het behouden van de bestaande werkgelegenheid in Leeuwarden. Het OBL richt zich voornamelijk op de vastgoedmarkt. De projecten van het Fries ontwikkelbedrijf variëren daarentegen van aard en werkgebied. Beide ontwikkelbedrijven kunnen goed van elkanders netwerk en ervaringen profiteren. Het Fries ontwikkelbedrijf neemt direct contact met het OBL op wanneer deze een projectvraag voorgelegd krijgt die ook op Leeuwarden betrekking heeft. Er zullen voor de vervolgprocedure goede afspraken worden gemaakt tussen de bedrijven.
16
5. Waar begint de taak en waar eindigt de taak van het Fries ontwikkelbedrijf? Het is niet de bedoeling dat voor elk willekeurig project een beroep op het Fries ontwikkelbedrijf wordt gedaan. Het project moet voldoen aan bepaalde minimumeisen. Deze eisen staan genoemd op bladzijde acht van deze startnota. De taak van het ontwikkelbedrijf eindigt wanneer de investeringspartijen overeenstemming hebben bereikt over het investeringsvoorstel van het desbetreffende project. Het Fries ontwikkelbedrijf begeleidt verder alleen het beheer van de provincie, wanneer de provincie een belang in het geëntameerde project heeft genomen. 6. Waarom is de provincie de enige aandeelhouder van het Fries ontwikkelbedrijf? De meest logische gedachte is dat de provincie de enige aandeelhouder is van het Fries ontwikkelbedrijf. Alle projecten hebben namelijk het gemeenschappelijke doel om de provinciale ambities (versneld) te realiseren. Het ontwikkelbedrijf heeft ook een specifieke beheertaak voor de provincie bij langdurige participaties. Het is wel mogelijk dat andere overheden aandeelhouder worden van het ontwikkelbedrijf. De door het ontwikkelbedrijf voorbereide projecten verschillen van aard en investeringspartijen. Per ontwikkeld project wordt naar verwachting een doelonderneming opgericht, waarbij de externe investeringspartijen de rol van aandeelhouder hebben. Een voorbeeld. Stel dat het ontwikkelingstraject voor de bouw van de Watercampus door het Fries ontwikkelbedrijf wordt opgepakt. Tegelijkertijd houdt het Fries ontwikkelbedrijf zich bezig met het project Sportstad Heerenveen. In dit verband is het onlogisch dat beide gemeenten aandeelhouder worden van het Fries ontwikkelbedrijf. De gemeente Heerenveen heeft geen direct belang in de Watercampus en de gemeente Leeuwarden niet in Sportstad Heerenveen. De gemeenten kunnen participeren in hun “eigen” project. 7. Wat kost het? Hoe kan het Fries ontwikkelbedrijf zich terugverdienen? Wij streven ernaar dat het Fries ontwikkelbedrijf zich op termijn grotendeels zelf kan bedruipen. Een daadkrachtige inzet van het ontwikkelbedrijf is niet mogelijk zonder een financiële impuls van de provincie als 100% aandeelhouder in de aanvangperiode. Wij denken aan een financiële impuls van jaarlijks ongeveer € 750.000,- voor de eerste drie jaar met een maximum van € 1 miljoen. Deze financiën zijn nodig voor de personeelskosten, de inhuur van externe expertise, de overhead- en huisvestingskosten en de aanjaagfunctie. De voorbereidingskosten van het ontwikkelbedrijf worden in het totale financieel plan van het project meegenomen. Het ontwikkelbedrijf kan ook haalbaarheidsstudies tegen marktconforme voorwaarden verkopen aan externe partijen. Op deze manier is de terugverdiencapaciteit aanwezig. Aandachtspunten zijn de vennootschapsbelastingplicht en de omzetbelasting als het ontwikkelbedrijf diensten voor externe partijen verricht. Met dit instrument willen wij ook gunstigere en snellere business cases realiseren, zodat wij tijd en geld kunnen besparen. 8. Hoe grijpt de provincie in als een ontwikkeld project dreigt te mislukken? Provinciale Staten beslissen per voorgesteld project van het Fries ontwikkelbedrijf om wel of niet te investeren. Als blijkt dat de resultaten na verloop van tijd tegenvallen, kan de provincie ingrijpen door sturend op te treden via deelname aan het bestuur- en toezichtorgaan per project. Per geëntameerd project wordt van tevoren de exit-mogelijkheden bepaald. Indien het project in zijn totaliteit mislukt, dragen alle investeerders gezamenlijk naar rato de verliezen die uit de slechte bedrijfsresultaten of uit het faillissement van de doelonderneming voortkomen. De partij die het meeste investeert beschikt over de meeste zeggenschap, maar draagt ook het grootste deel van de risico’s. 9. Wanneer zien wij het eerste teken van leven van het Fries ontwikkelbedrijf? Provinciale Staten stellen eerst de kaders vast. Vervolgens zal een multidisciplinaire project- en stuurgroep door de provincie worden aangesteld. Deze groep treft de voorbereidingen voor de oprichting van het Fries ontwikkelbedrijf. Dit mondt uit in een ontwerpbesluit tot oprichting van het Fries ontwikkelbedrijf. Wij streven ernaar dit voor 1 juni 2011 gereed te hebben.
17
Bijlagen
18
Bijlage 1 Mogelijke projecten voor het Fries ontwikkelbedrijf Project Korte omschrijving
Watercampus Leeuwarden heeft de ambitie de internationale waterhub te worden. Om deze ambitie waar te maken is de vestiging van de Watercampus in de Friese hoofdstad van essentieel belang. Het gaat hier om de nieuwe vestiging van Wetsus en alle watertechnologische gelieerde bedrijvigheid en kennisinstellingen in een gebied. De bouw en de invulling ervan moeten in een tijdbestek van tien jaar gerealiseerd worden. Betrokken partijen Gemeente Leeuwarden, provincie Fryslân, NOM, Wetsus en Stichting WELL Schatting totale € 32 miljoen investeringsgrootte Fase Einde van de initiatief- en oriëntatiefase Verbeterpunt Het project wordt momenteel alleen voorbereid door voornamelijk bestuursorganen. De marktpartijen worden in de initiële fase te weinig betrokken. De kennis op het gebied van vastgoed ligt niet bij een bestuursorgaan, terwijl deze deskundigheid in dit beginstadium van essentieel belang is. Het gaat immers om de invulling van 11.000 m² terrein voor de concentratie van kennisinstellingen en bedrijvigheid voor watertechnologie. Toegevoegde Het Fries ontwikkelbedrijf kan er juist voor zorgen om de benodigde waarde van het marktkennis op het gebied van vastgoed te borgen in het beginstadium. Dit ontwikkelbedrijf zal eerder leiden tot een gunstige business case, waardoor de kosten van de investeringspartijen minder hoog oplopen.
Project Korte omschrijving
Biogasleiding Noordoost Friesland (BioNof) Onder de naam BioNof werken overheid en bedrijfsleven samen aan de aanleg van een 33 km lange transportleiding voor biogas tussen Dokkum en Leeuwarden. Daarbij komt nog ruim 40 km aansluitingen bij van de lokale ondernemers naar de hoofdleiding. Via deze aansluitingen gaan een aantal lokale Friese ondernemers vanuit hun mestvergistingsinstallaties ruw biogas aan een verzamelleiding leveren. Het biogas wordt naar een verzamelpunt in Stiens getransporteerd. Daar wordt het opgewerkt tot groen gas. Het groen gas wordt vervolgens geleverd aan de Regionale Transport Leiding van Gas Transport Services, onderdeel van de Gasunie. Op termijn wordt hiermee 50 miljoen kubieke meter groen gas per jaar geleverd en ten gevolge hiervan wordt 73% CO2 gereduceerd. Betrokken partijen Stedin, Enexis, Ekwadraat, GasUnie, Essent Schatting totale Ongeveer € 63 miljoen voor (1) een volledig collectienetwerk, (2) een investeringsgrootte installatie die het biogas reinigt en opwaardeert naar aardgaskwaliteit en (3) de levering naar de Gasunie. Fase Business case Knelpunt Uit de eerste case blijkt dat de afschrijvingstermijn zich over een periode van 24 jaar uitstrekt. De investeringspartijen willen niet verder dan twaalf jaar gaan. Deze periode is te kort om het gewenste transporttarief te bereiken. De investeringspartijen zijn reeds akkoord gegaan om de gangbare rendementseisen bij te stellen ten faveure van de duurzaamheidsvoordelen. De huidige risico’s zijn echter te drastisch voor de investeringspartijen. Er is
19
ca. € 10 à € 12 miljoen extra nodig om het transporttarief zodanig te verlagen, dat het voor de partijen acceptabel is om de investeringen daadwerkelijk te realiseren. Toegevoegde Op 5 februari 2010 heeft de provincie de intentieverklaring Groen gas waarde van het getekend tussen de overheid en het bedrijfsleven om BioNOF te realiseren. ontwikkelbedrijf Het Fries ontwikkelbedrijf beschikt over de expertise tegen welke voorwaarden de provincie mogelijk in dit project renderend kan participeren. Het ontwikkelbedrijf benadert andere overheden om het financiële risico met de provincie gezamenlijk te spreiden. Project Korte omschrijving
Blue Energy Met Blue Energy kan elektriciteit worden opgewekt door gebruik te maken van het verschil in zoutconcentratie tussen twee omvangrijke waterstromen die continue beschikbaar zijn. Deze techniek is de bouwsteen voor een pilotinstallatie op de Afsluitdijk en bij Frisia. Na de ontwikkeling, die nog een kleine tien jaar zal duren, wordt dit concept in de markt gezet. Betrokken partijen Provincie Fryslân, Wetsus, Redstack, Frysia Zout Schatting totale Voor de periode 2010 - 2013, de pilotperiode, is € 3,9 miljoen nodig als eigen investeringsgrootte vermogen. Daarnaast vermeldt het businessplan van Redstack een subsidie ter grootte van € 2,5 miljoen voor de pilotinstallatie. Na 2013 is de verwachte investeringsgrootte ongeveer € 27 miljoen. Fase Pilot- en onderzoekfase door middel van een ‘minicentrale’ Aandachtspunten Er is nog geen sluitende financiering voor de pilotinstallatie. Het project Blue Energy verkeert in een innovatieve fase. Marktpartijen kunnen in dit stadium geen zekerheid krijgen wanneer het geïnvesteerde vermogen zal gaan renderen. Desalniettemin hebben een aantal marktpartijen interesse. Toegevoegde De provincie geeft een positief signaal af naar het bedrijfsleven wanneer het waarde van het ontwikkelbedrijf de opdracht krijgt om de totale ontwikkeling van het totale ontwikkelbedrijf project voor te bereiden, vanaf de pilot tot de oprichting van het duurzaamheidscentrum. Hiermee wordt vertrouwen en zekerheid gecreëerd in het werkveld. De provincie zou hiermee in lijn handelen conform de ambities op het gebied van duurzame energie. Er is een permanente projecteigenaar. Het ontwikkelbedrijf gebruikt zijn of haar netwerk om meer potentiële investeringspartners te benaderen. Op deze manier wordt het risico meer gespreid. Project Korte omschrijving
Haven van Harlingen De ontwikkelmaatschappij Westergo CV/BV houdt zich bezig met de ontwikkeling en het beheer van de industrie- en zeehavencomplex Westergo in Harlingen. In totaal gaat het om 50 hectare grond. Tot nu toe is ongeveer 30 hectare grond afgegeven. Betrokken partijen De aandeelhouders van de ontwikkelmaatschappij bestaan allemaal uit overheden. De gemeente Harlingen, Menaldumadeel, Franekeradeel, Leeuwarden en de provincie Fryslân bezitten elk 10% aandelen. De andere helft van het aandelenkapitaal is in het bezit van OPP, de risicodragende beleggingsmaatschappij van de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG). Schatting totale De gemeenten en de provincie hebben ca. voor € 5 miljoen risicodragend investeringsgrootte vermogen geïnvesteerd. De BNG heeft tegen een zeer laag rentepercentage vermogen aan de CV/BV Westergo beschikbaar gesteld. In totaal is voor €18 miljoen subsidie voor dit project gegenereerd. Fase Uitvoeringsfase; het project heeft een looptijd tussen 2000 en 2014.
20
Verbeterpunt
De CV/BV Westergo kent zes verschillende aandeelhouders, namelijk de BNG (50%), de gemeenten Harlingen, Franekeradeel, Menaldumadeel en Leeuwarden voor elk 10% en de provincie Fryslân voor 10%. Het zijn allemaal overheidsgerelateerde organisaties die als aandeelhouder in dit project betrokken zijn. Er is verschil in betrokkenheid. De gemeente Harlingen heeft een groter belang dan de andere gemeenten, maar alle gemeenten hebben wel gelijke stemrecht. Er is geen gelijk markt- en politiek evenwicht binnen de governancestructuur. Toegevoegde De expertise van het ontwikkelbedrijf is erop gericht om voor een waarde van het gebalanceerd evenwicht tussen markt- en overheidspartijen te zorgen bij ontwikkelbedrijf een eventueel vervolg van dit project. Hiervoor gebruikt het ontwikkelbedrijf zijn bestaand netwerk. De governancestructuur wordt hiermee versterkt.
21
Bijlage 2 Ontwikkelingen en regelgeving In deze bijlage geven wij een overzicht van de huidige ontwikkelingen die zich afspelen bij ontwikkelbedrijven. Verder gaan wij in de tweede paragraaf nader in op de regelgeving van staatssteun in relatie tot het takenpakket van het Fries ontwikkelbedrijf.
2.1. Ontwikkelingen Nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid In deze nota heeft het Rijk het accent verlegd van het afstoten van deelnemingen naar het actief beheren van staatsdeelnemingen. Met rijksdeelname wordt het publiek belang benadrukt en daarmee waardevol geacht voor het welzijn van de samenleving. Het Rijk kijkt eerst hoe de investering zich verhoudt tot het publiek belang. Daarna wordt gekeken naar het strategische belang, het beoogde rendement, de financiering, de governance en de exit-mogelijkheden. Indien het Rijk kiest voor deelname in het risicodragend vermogen van een onderneming, wordt er doelbewust voor gekozen om de uitoefening van specifieke activiteiten of dienstverlening op afstand te plaatsen. Op deze manier wordt die activiteit of dienstverlening zo doelmatig mogelijk tot stand gebracht. Regeerakkoord VVD-CDA In het regeerakkoord VVD-CDA van 30 september 2010 is vastgelegd dat provincies een grotere rol krijgen bij het ontwikkelen van de economie. Het regionaal economisch beleid van de Rijksoverheid wordt geschrapt of gedecentraliseerd. Daarnaast is opgenomen dat regionale ontwikkelingsmaatschappijen worden betrokken bij de verdere vormgeving van regionale economieën. NV Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM) Voor de regio Noord-Nederland is de NOM actief. De NOM is gevestigd in Groningen en in 1974 opgericht door het ministerie van Economische Zaken. De NOM is een van de vier ontwikkelingsmaatschappijen, waarvan het ministerie van Economische Zaken medeaandeelhouder is. De NOM heeft als aandeelhouders het ministerie van Economische Zaken (99,97%) en de provincies Fryslân, Groningen en Drenthe die elk een aandeel van 0,01% hebben. Het doel van de NOM is om de werkgelegenheid in Noord-Nederland te continueren en de ontwikkeling van winstgevende duurzame economische activiteiten te stimuleren. De NOM heeft voor deze doelstelling drie kerntaken, namelijk: • financiering van (voornamelijk startende) bedrijven • ontwikkeling en innovatie (door middel van participatie) • investeringsbevordering De NOM verstrekt risicovolle financiering rechtstreeks aan bedrijven, die varieert van € 10.000,- tot € 3 miljoen. Bij hoge uitzondering kan een maximaal bedrag van € 5 miljoen worden verstrekt. In negen van de tien gevallen is de financiering gericht op het MKB. De NOM neemt (1) niet actief deel aan publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS-constructies), (2) voert een terughoudend beleid in langdurige participaties en (3) investeert voornamelijk in bedrijven in Noord-Nederland en/of bedrijven die een duidelijke relatie met Noord-Nederland hebben. In hoofdstuk zeven is aangegeven dat het ontwikkelbedrijf geen activiteiten ontplooit die reeds tot het takenpakket van de NOM behoren. De inzet van het ontwikkelbedrijf is daarom specifiek gericht op het ontwikkelen van langdurige en omvangrijke projecten die voor Fryslân maatschappelijk relevant zijn. Daarbij is nauwe samenwerking met de marktpartijen en de onderzoek- en onderwijsinstellingen essentieel.
22
De andere drie ontwikkelmaatschappijen met de Rijksoverheid als medeaandeelhouder zijn Oost NV (Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV) in Overijssel en Gelderland, de BOM (Brabant Ontwikkelings Maatschappij) in Noord-Brabant en NV Industriebank LIOF, de Limburgse ontwikkelings- en investeringsmaatschappij. Regionale en lokale ontwikkelingsmaatschappijen in Nederland Er zijn meer regionale en lokale ontwikkelingsmaatschappijen in Nederland, maar daar heeft het Rijk geen (directe) betrokkenheid bij. Voornamelijk het afgelopen decennium zijn ontwikkelbedrijven als paddenstoelen uit de grond gerezen. Provincies en gemeenten hebben hierbij vooral de rol van opdrachtgever gespeeld. De aanleiding voor de totstandkoming van onderstaande regionale ontwikkelingsmaatschappijen ligt enerzijds in het versterken van de economische structuur in de regio en anderzijds het versterken van synergie in de “triple helix”. Hiermee wordt de samenwerkingsstructuur tussen overheden, ondernemingen en onderwijsinstellingen (3 O’s) bedoeld. In hoofdstuk vier zijn de opgedane ervaringen van deze ontwikkelingsmaatschappijen genoemd. Hieronder enkele voorbeelden van ontwikkelmaatschappijen waarmee wij gesprekken hebben gevoerd. •
NV Economische Impuls Zeeland: het medio 2007 opgerichte Zeeuwse ontwikkelingsbedrijf waarbij de provincie Zeeland voor 49% aandeelhouder is. Verder zijn twaalf van de dertien Zeeuwse gemeenten, het bedrijfsleven en de kennisinstellingen elk voor 17% aandeelhouder. Elk geëntameerd project van de NV Impuls wordt aan de provincie voorgelegd voor financiering.
•
Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen (hierna: BHB): de provincie Noord-Brabant heeft er niet voor gekozen een zelfstandige ontwikkelmaatschappij op te richten voor het herstructureringsproces van verouderde bedrijventerreinen. Hiervoor heeft de provincie de BOM in 2004 gevraagd een ondernemersplan te schrijven. In 2005 is hieruit de B.V. BHB ontstaan; het samenwerkingsverband tussen de provincie Noord-Brabant en de BOM. De BHB ontvangt in tranches van € 10 miljoen van de provincie om het procesmanagement aan te sturen en kennis te delen in samenwerking met publieke en private partijen.
•
Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland (OMFL): een besloten vennootschap, opgericht in 2003, waarvan de aandelen voor 100% in handen van de provincie Flevoland zijn. De vennootschap heeft een 100% dochter ‘De Aanjager BV’. Hieruit worden participatiekapitaal en achtergestelde leningen verstrekt in het kader van het financieringsfonds Regionaal Economische Ontwikkeling Flevoland.
2.2. Regelgeving Staatssteunregels Er moet rekening worden gehouden met de Europese staatssteunregels wanneer wij activiteiten ontplooien die betrekking hebben op het terrein “government meets market”. De invloed op de concurrentie is hierbij bepalend. Volgens de staatssteunregels mag worden aangenomen dat investeringen door openbare autoriteiten in ondernemingen die economische activiteiten verrichten geen steun inhouden. Dit geldt alleen onder de voorwaarden waar deze investeringen worden verricht die voor een particuliere investeerder in de markteconomie aanvaardbaar zouden zijn.
23
Wij dienen hierbij onderscheid te maken tussen economische en niet-economische activiteiten. Bij economische activiteiten moet namelijk rekening worden gehouden met staatssteunregels. Er is geen sprake van ongeoorloofde staatssteun op het eerste niveau (tussen de provincie en het Fries ontwikkelbedrijf) wanneer het Fries ontwikkelbedrijf een expliciete ontwikkel- en adviestaak, makelen schakeltaak, beheer- en toezichttaak en een financiële taak heeft en in opdracht van de provincie activiteiten ontplooit. Dit is de maximale ruimte voor de taakuitoefening van het Fries ontwikkelbedrijf binnen de staatssteungrenzen. Op deze manier hoeven opdrachten van de provincie die het ontwikkelbedrijf uitvoert niet te worden aanbesteed. Wanneer het Fries ontwikkelbedrijf economische activiteiten ontplooit, worden deze activiteiten tegen marktconforme voorwaarden aangeboden. Daarnaast moet hierbij rekening worden gehouden met de vennootschapsbelastingplicht. Wanneer er geen aparte rechtspersoon wordt opgericht en het ontwikkelbedrijf wordt onderdeel van de provinciale organisatie, dan is sprake van zuiver inbesteden¹. Dit wil zeggen: de provincie verleent een opdracht aan een eigen dienst, waarbij opdrachtgever en opdrachtnemer onderdeel zijn van een en dezelfde rechtspersoon. Dit is de basis voor de organisatievorm intern op afstand, die in hoofdstuk acht als tweede variant voor de organisatievorm is gepresenteerd. Wanneer er ten aanzien van de organisatievorm een aparte rechtspersoon wordt opgericht geldt de uitzondering van de zogenaamde quasi-inbesteding1. Men spreekt over quasi-inbesteden wanneer de provincie een opdracht verleent aan een gelieerde instelling die een andere rechtspersoon (publiek of privaat) is. Daarnaast geldt de vraag of de gelieerde instelling het merendeel van zijn werkzaamheden verricht ten behoeve van de provincie. In de praktijk houdt dit in dat het ontwikkelbedrijf voor 100% in handen moet zijn van overheden (in dit geval is de provincie 100% aandeelhouder) en er geen marktpartijen mogen participeren. Hiernaast dient het ontwikkelbedrijf het merendeel van zijn taken voor de provincie uit te oefenen (ongeveer 90%). Dit is de basis voor de organisatievorm extern op afstand, die in hoofdstuk acht als derde variant voor de organisatievorm is gepresenteerd. Vrijstellingsmaatregelen Wanneer de provincie financiële middelen beschikbaar stelt aan een doelonderneming die door het Fries ontwikkelbedrijf ontwikkeld is, is het noodzakelijk om per geval na te gaan of er sprake is van staatssteun. Dit geldt zowel voor de doelonderneming als voor het investeringsgezelschap met wie de provincie gezamenlijk investeert. De provincie moet een staatssteuntoets uitvoeren, tenzij een investeringsfonds wordt opgericht binnen de kaders van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (hierna: AGV) of de steunmaatregel wordt aangemeld bij de Europese Commissie. Bij alle varianten participeert de provincie tegen marktconforme voorwaarden in de doelonderneming. AGV De AGV biedt de mogelijkheid om zonder aanmelding bij de Europese Commissie steun te bieden in de vorm van risicokapitaalregelingen. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden: - De risicokapitaalmaatregel heeft de vorm van een deelneming in een winstgericht private financieringsfonds, dat op zakelijke grondslag wordt beheerd. - Het investeringsfonds moet winstgericht zijn. - De doelbedrijven voldoen aan de definitie van de MKB. - Er mag maximaal € 1,5 miljoen per doel onderneming per twaalf maanden worden verstrekt. - Voor de in Friesland gevestigde KMO ondernemingen kan seed-, aanloop- en expansiekapitaal worden verstrekt. ¹ De EG-aanbestedingsrichtlijn 2004/18 is hier niet van toepassing, omdat er geen sprake is van een (aanbestedingsplichtige) opdracht in de zin van de richtlijn van - enerzijds - een overheidsopdrachtgever aan anderzijds - een aannemer, leverancier of dienstverlener.
24
-
70% van de totale begroting dient in de vorm van aandelenkapitaal of andere hybride kapitaalinstrumenten te worden verstrekt. 30% van het investeringskapitaal wordt verschaft door particuliere investeerders. Voor elke investering dient een bedrijfsplan te worden opgesteld, dat dient te voldoen aan de voorwaarden van de AGV. Tussen het fonds en de beheerder van het fonds dient een overeenkomst te worden gesloten waarin is bepaald dat de vergoeding van de beheerder prestatie gerelateerd is. Particuliere marktinvesteerders zijn bij de besluitvorming betrokken, bijvoorbeeld in de vorm van een adviescomité.
Melding bij de Commissie: Richtsnoeren Indien de voorwaarden van de AGV als te streng wordt ervaren, dan kunnen wij niets doen en besluiten een melding te doen bij de Europese Commissie. Ook in de Richtsnoeren worden de in de AGV genoemde voorwaarden gehanteerd. De Richtsnoeren bieden echter de ruimte om af te wijken van deze voorwaarden. In een dergelijk geval maakt de Commissie een afweging van de positieve en negatieve effecten van de maatregel. Indien de positieve aspecten zwaarder wegen, keurt de Commissie de steunmaatregel goed.
25
Bijlage 3 Begrippen- en afkortingenlijst AGV
Algemene Groepsvrijstellingsverordening
AvA
Algemene vergadering van Aandeelhouders
BHB
Brabantse Herstructureringsmaatschappij voor Bedrijventerreinen, onderdeel van de BOM
BOM
Brabantse Ontwikkelings Maatschappij, gevestigd in Tilburg, en opgericht door het ministerie van Economische Zaken
BZK
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Coalitieakkoord
Coalitieakkoord 2007-2011: Fryslân; Iepen en Eigen
CV/BV
commanditaire vennootschap/besloten vennootschap
Funding
Het verschaffen van middelen, meestal in de vorm van geld. Andere vormen zijn: inzet van tijd en personen (externe expertise). Dit begrip moet niet verward worden met financiering, waar het alleen om het verstrekken van geldmiddelen betreft.
Governance
De wijze hoe een organisatie goed, efficiënt en verantwoord geleid wordt
KMO
Klein en middenondernemingen
Maatschappelijk gewenste projecten
Projecten die uitvoering geven aan de provinciale ambities, een lange voorbereidingstijd vergen, veel belanghebbenden kennen, de stuwendheid van de Friese economie bevorderen en gepaard gaan met grote - en daarmee risicovollere - investeringen voordat er sprake is van inkomsten.
MKB
Midden- en kleinbedrijf
NOM
NV Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij, gevestigd in Groningen en opgericht door het ministerie van Economische Zaken
NV Industriebank LIOF
Limburgse ontwikkelings- en investeringsmaatschappij, gevestigd in Venlo en Maastricht, en opgericht door het ministerie van Economische Zaken
NV Oost
Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Nederland NV voor de provincies Overijssel en Gelderland, gevestigd in Arnhem en Enschede, en opgericht door het ministerie van Economische Zaken
OBL
Ontwikkelingsbedrijf Leeuwarden
26
OMFL
Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland, gevestigd in Lelystad
RvC
Raad van Commissarissen
SNN
Samenwerkingsverband Noord-Nederland
Strategische agenda
Strategische Agenda Noord-Nederland 2007-2013, vastgesteld in de bijeenkomst van Provinciale Staten op 25 januari 2005
Uitvoeringsagenda economie Uitvoeringsagenda Economie provincie Fryslân 2010, vastgesteld in het college van Gedeputeerde Staten op 8 juni 2010
27
Bijlage 4 Motie Motie, ex artikel 27 Reglement van orde Statenvergadering
4 november 2009
Agendapunt
1. Begroting 2010
De Staten, in vergadering bijeen, gehoord hebbende de beraadslaging over de Begroting 2010
Overwegende dat •
Door de ChristenUnie een initiatief is voorbereid fonds/energiemaatschappij Skjinne Fryske Enerzjy.
om
te
komen
tot
een
•
Het beleid op het gebied van duurzaamheid nog verder versterkt kan worden.
•
Er in Fryslân verscheidene ontwikkelingen zijn die alternatieve opwekking van energie mogelijk zullen maken.
•
Een duurzaam Energiebedrijf een goede manier is om alle kansen op dit terrein te benutten.
•
In Drenthe, Amsterdam en een aantal Friese gemeenten al initiatieven genomen zijn.
Verzoeken het college Te onderzoeken of en op welke wijze we kunnen komen tot een nieuw Fries “nutsbedrijf” waarbij het stimuleren van duurzame energie en het opschalen de hoofddoelstellingen zijn. En gaan over tot de orde van de dag. Indieners
Remco van Maurik Bert Nijboer Sicco Boorsma
PvdA CDA ChristenUnie
28