Gebruiksaanwijzing
1
Werking
2
Optionele functies
3
Gebruikersinstellingen
4
Voorraden bijvullen
5
Problemen oplossen
6
Opmerkingen
7
Specificaties
Lees deze handleiding zorgvuldig door vóórdat u het apparaat in gebruik neemt. Houd de handleiding bij de hand als naslagwerk. Lees de veiligheidsinformatie door voordat u het apparaat in gebruik neemt. Zo weet u zeker dat u het apparaat veilig en op de juiste wijze gebruikt.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde instructies en informatie over de werking en het gebruik van het apparaat. Lees voor uw eigen veiligheid en gebruiksgemak deze handleiding zorgvuldig door voordat u het apparaat in gebruik neemt. Houd de handleiding bij de hand als naslagwerk. Belangrijk! De inhoud van deze handleiding kan zonder kennisgeving vooraf worden gewijzigd. In geen geval is de fabrikant aansprakelijk voor directe, indirecte, specifieke of incidentele schade ten gevolge van of voortvloeiend uit de bediening of het gebruik van het apparaat. U mag geen zaken kopiëren of afdrukken die u volgens de wet niet mag namaken. De volgende zaken mogen over het algemeen volgens de wet niet worden gekopieerd of afgedrukt: bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelbewijzen, bankcheques, cheques, paspoorten, rijbewijzen. De bovenstaande lijst dient enkel als leidraad en is niet alomvattend. We aanvaarden geen verantwoordelijkheid voor de volledigheid of juistheid ervan. Als u vragen hebt over de rechtmatigheid van het kopiëren of afdrukken van bepaalde zaken, raadpleeg dan uw juridisch adviseur.
Opmerkingen: Sommige afbeeldingen in deze handleiding tonen een enigszins andere versie van het apparaat. Bepaalde opties zijn niet beschikbaar in sommige landen. Neem contact op met uw plaatselijke vertegenwoordiger voor meer informatie.
In deze handleiding worden afmetingen op twee manieren genoteerd. Houd u voor dit apparaat aan de metrische notatie. Voor de beste afdrukkwaliteit wordt het gebruik van masters en inkt van de leverancier van het product aanbevolen. De leverancier kan niet aansprakelijk worden gehouden voor schade of onkosten als gevolg van het gebruik van niet door de leverancier geleverde onderdelen in de kantoorproducten. Stroomtoevoer 220 – 240V, 50/60Hz, 1,8A of meer Zorg ervoor dat de stekker van het netsnoer met een als boven omschreven stroombron is verbonden. Voor nadere bijzonderheden over de stroombron, zie Pag.146 “Stroomtoevoer”.
Veiligheidsinformatie Tijdens het gebruik van dit apparaat moet u altijd de onderstaande voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid in acht nemen.
Veiligheid tijdens bediening In deze gebruiksaanwijzing worden de volgende belangrijke symbolen gebruikt: R WAARSCHUWING: Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben als de instructies niet worden opgevolgd. R VOORZICHTIG: Duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die licht/tamelijk ernstig letsel of schade tot gevolg kan hebben als de instructies niet worden opgevolgd.
R WAARSCHUWING: • Zorg ervoor dat het netsnoer niet beschadigd raakt of breekt. Pas het snoer niet aan. Plaats geen zware objecte op het snoer. Trek niet te hard aan het snoer en buig het niet meer dan nodig. Al deze handelingen kunnen elektrische schokken of brand tot gevolg hebben. • Haal de stekker uit het stopcontact als het netsnoer of de stekker begint te rafelen of anderszins beschadigd is. Trek hierbij aan de stekker, niet aan het snoer. • Verwijder alleen kleppen of schroeven als dit in de gebruiksaanwijzing wordt aangegeven. Anders kunnen zich gevaarlijke elektrische schokken voordoen. • Schakel in de volgende situaties de stroom uit en haal de stekker uit het stopcontact (trek hierbij aan de stekker, niet aan het netsnoer): • U hebt vloeistof op het apparaat gemorst. • U vermoedt dat het apparaat moet worden onderhouden of gerepareerd. • De externe behuizing van het apparaat is beschadigd. • Houd het apparaat uit de buurt van ontvlambare vloeistoffen, gassen en spuitbussen. Hierdoor kan brand ontstaan of kunnen zich elektrische schokken voordoen. • Steek de stekker van het netsnoer direct in een stopcontact. Gebruik nooit een verlengsnoer. • Sluit het apparaat alleen aan op de stroombron die in deze gebruiksaanwijzing wordt vermeld. • U kunt het apparaat inleveren bij een goedgekeurde vertegenwoordiger of erkend inzamelingspunt. • Om verwondingen te vermijden, mag u geen bewegende onderdelen aanraken of uw vingers in de opening stoppen terwijl het apparaat in werking is. Open de voorklep om bewegende onderdelen te stoppen.
i
R VOORZICHTIG: • Fixeer de zwenkwielen van het apparaat nadat u het hebt verplaatst. Anders kan het apparaat onverwachts verplaatsen of omvallen, wat letsel tot gevolg kan hebben. • Wanneer u het apparaat in een besloten ruimte hebt geplaatst, moet u voor een continue luchtstroom zorgen. • Houd het apparaat vocht- en stofvrij. In een vochtige, stoffige omgeving kan brand ontstaan of kunnen zich elektrische schokken voordoen. • Bescherm het apparaat tegen vocht en nat weer, zoals regen en sneeuw. • Plaats het apparaat niet op een instabiel of schuin oppervlak. Als het apparaat omvalt, kan dit letsel tot gevolg hebben. • Haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Zorg er bij het verplaatsen van het apparaat voor dat het netsnoer niet klem kan komen te zitten onder het apparaat. • Trek bij het loskoppelen van het apparaat van de stroombron altijd aan de stekker, nooit aan het netsnoer. • Zorg ervoor dat er geen paperclips, nietjes of andere kleine, metalen objecten in het apparaat kunnen vallen. • Om milieutechnische redenen mogen dit apparaat en de bijbehorende wegwerpproducten niet worden meegegeven met het huisvuil. U kunt het apparaat en bijbehorende wegwerpproducten inleveren bij een goedgekeurde vertegenwoordiger. • Bevestig wanneer u een gebruikte inkthouder weggooit de dop weer op de houder om te voorkomen dat er inkt lekt. • Zorg dat er geen inkt op uw kleding lekt wanneer u een inkthouder vervangt. Inkt veroorzaakt vlekken op kleding en is moeilijk te verwijderen. • Wees bedacht op scherpe randen als u uw handen in het apparaat steekt om vastgelopen papier of masters te verwijderen. • Als er inkt in uw ogen komt, moet u dit direct afspoelen onder stromend water. Raadpleeg bij verdere symptomen een arts. • Houd inkt en de verpakking van inkt buiten bereik van kinderen. • Bij doorslikken van inkt moet u met een sterke zoutoplossing braken opwekken. Raadpleeg onmiddellijk een arts. • Als uw huid in contact komt met inkt, moet u de huid grondig wassen met water en zeep. • Raak tijdens het afdrukken niet de riem aan het einde van de papieropvangbak of de taakscheider aan. Dit kan verwondingen veroorzaken. • Onze producten moeten voldoen aan hoge eisen ten aanzien van kwaliteit en functionaliteit. Daarom bevelen wij aan dat u alleen de verbruiksproducten gebruikt die door goedgekeurde vertegenwoordigers worden geleverd. • Raak de papieruitdrijver niet aan, want die is zeer scherp.
ii
Plaats van de etiketten RWAARSCHUWING en RVOORZICHTIG Op onderstaande plaatsen zijn de etiketten voor RWAARSCHUWING en RVOORZICHTIG op het apparaat aangebracht. Houd u voor uw eigen veiligheid altijd aan de instructies op het label.
BQZ016S
iii
Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten Gebruikers in de EU, Zwitserland en Noorwegen Onze producten bevatten hoogwaardige onderdelen en zijn ontworpen om recycling te vereenvoudigen. Onze producten of productverpakkingen zijn gemarkeerd met het onderstaande symbool.
Dit symbool geeft aan dat het product niet thuishoort bij het gewone huishoudafval. Het moet apart worden afgevoerd via de juiste inlever- en inzamelingspunten die beschikbaar zijn. Door deze aanwijzingen op te volgen, zorgt u ervoor dat het product op de juiste wijze wordt behandeld en helpt u de mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu en de volksgezondheid terug te brengen, die zouden kunnen ontstaan als gevolg van een onjuiste afvoer van het apparaat. De recycling van producten helpt natuurlijke bronnen te behouden en het milieu te beschermen. Voor gedetailleerdere informatie over inzamelings- en recyclingsystemen voor dit product wordt u gevraagd contact op te nemen met de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, de plaatselijke vertegenwoordiger of de sales-/serviceafdeling.
Alle andere gebruikers Als u dit apparaat wilt weggooien, wordt u gevraagd contact op te nemen met de lokale instanties, de winkel waar u het apparaat heeft gekocht, de plaatselijke vertegenwoordiger of de sales-/serviceafdeling.
iv
Opmerking voor het batterij- en/of accusymbool (enkel voor EU-landen)
In overeenstemming met informatie voor eindgebruikers Bijlage II van artikel 20 van de Richtlijn 2006/66/EG inzake batterijen, wordt het bovenstaande symbool op batterijen en accu’s gedrukt. Dit symbool betekent dat in de Europese Unie gebruikte batterijen en accu’s niet samen met het huishoudafval mogen worden weggegooid. In de EU bestaan niet alleen afzonderlijke inzamelsystemen voor elektrische en elektronische producten, maar ook voor batterijen en accu’s. Verwijder ze op de juiste manier en breng ze naar uw plaatselijke afvalinzamelof recyclepunt.
v
ENERGY STAR-programma ❖ Programmavereisten voor Beeldverwerkingsapparatuur van ENERGY STAR® Dit bedrijf neemt deel aan het ENERGY STAR®-programma. Dit apparaat voldoet aan de regels die zijn vastgelegd door het ENERGY STAR®-programma.
De vereisten van het ENERGY STAR®-programma aangaande beeldverwerkingsapparatuur zijn bedoeld om energie te besparen door computers en andere kantoorapparatuur te promoten die efficiënt met energie omgaan. Het programma dient ter ondersteuning van de ontwikkeling en verspreiding van producten met energiebesparende functies. Het is een open programma, waaraan fabrikanten vrijwillig deelnemen. Het is vooral bedoeld voor computers, beeldschermen, printers, faxapparaten, kopieerapparaten, scanners en digitale kopieermachines. De normen en de logo’s van Energy Star zijn overal ter wereld uniform.
vi
Het gebruik van deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: R WAARSCHUWING: Dit symbool duidt een mogelijk gevaarlijke situatie aan die ernstig letsel of de dood tot gevolg kan hebben. Dit kan gebeuren als u het apparaat verkeerd gebruikt, zonder de instructies onder dit symbool op te volgen. Lees de instructies in het gedeelte Veiligheidsinformatie goed door. R VOORZICHTIG: Dit symbool duidt een mogelijk gevaarlijke situatie aan die licht/tamelijk ernstig letsel of schade zonder persoonlijk letsel tot gevolg kan hebben. Dit kan gebeuren als u het apparaat verkeerd gebruikt, zonder de instructies onder dit symbool op te volgen. Lees de instructies in het gedeelte Veiligheidsinformatie goed door.
* De bovenstaande opmerkingen hebben betrekking op uw eigen veiligheid. Belangrijk Als deze instructie niet wordt opgevolgd, kan het papier vastlopen, kunnen originelen beschadigd raken en kunnen er gegevens verloren gaan. Lees deze instructie daarom goed. Voorbereiding Onder dit symbool wordt aangegeven wat u moet weten of doen voordat u het apparaat kunt bedienen. Opmerking Onder dit symbool wordt aangegeven wat u moet doen vóór u het apparaat bedient, of wat u moet doen als u bij het bedienen een fout hebt gemaakt. Beperking Dit symbool duidt op numerieke limieten, functies die niet tegelijkertijd kunnen worden gebruikt of omstandigheden waaronder een bepaalde functie niet beschikbaar is. Verwijzing Onder dit symbool vindt u een verwijzing. [ ] Toetsen op het display van het apparaat. { } Toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat.
vii
Handleidingen voor dit apparaat In de volgende handleidingen worden de bedieningsprocedures van dit apparaat beschreven. Raadpleeg de relevante delen van de handleiding voor specifieke functies. Opmerking ❒ De meegeleverde handleidingen zijn specifiek voor dit type van apparaat bedoeld. ❒ U hebt Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader nodig om de handleidingen als PDF-bestand te kunnen bekijken.
❖ Veiligheidsinformatie (papier) Hierin wordt informatie beschreven over de veiligheidsmaatregelen. ❖ Vereenvoudigde bedieningshandleiding (papier/PDF-bestand - CD-ROM *1 ) Hierin wordt informatie beschreven over het bedieningspaneel en de basisfuncties. ❖ Gebruiksaanwijzing (PDF-bestand - CD-ROM *1 ) Hierin worden bewerkingen, functies, gebruikersinstellingen (begininstellingen, modusinstellingen, enz.) en probleemoplossingen beschreven. *1
viii
Meegeleverd op de CD-ROM waarop “Operating Instructions” staat.
Wat u met dit apparaat kunt doen Hieronder vindt u een overzicht van de functies van het apparaat met verwijzingen naar meer informatie.
❖ Standaardafdrukken Zie Pag.20 “Standaardafdrukken”. ❖ Energiebesparing Zie Pag.23 “Energiebesparing”.
❖ Afbeelding draaien Zie Pag.33 “Afbeelding draaien”. ❖ Vergroten en verkleinen met vooraf ingestelde factor Zie Pag.34 “Vergroot/Verklein (Vast)”.
❖ Aanpassen van de afdrukpositie Zie Pag.26 “Aanpassen van de afdrukpositie”.
GRRATI0E
❖ Automatisch verkleinen en vergroten Zie Pag.37 “Automatisch vergroten/verkleinen”. GRPOSI0E
* Invoerrichting van het papier
❖ Afdrukdensiteit aanpassen Zie Pag.28 “De afdrukdensiteit aanpassen”. ❖ Rasterafdrukken maken Zie Pag.29 “De modus Tint”. ❖ Marges wissen Zie Pag.40 “Randen wissen”. A
B
A
B
GRTINT0E
❖ Modus fijn Zie Pag.30 “Modus fijn”. ❖ Afdruksnelheid aanpassen Zie Pag.31 “De afdruksnelheid aanpassen”.
GRERAS0E
❖ Afdrukken maken op dik of dun papier Zie Pag.42 “Afdrukken maken op dik of dun papier”. ❖ Type origineel selecteren Zie Pag.43 “Type origineel”. ix
❖ Inkt besparen Zie Pag.45 “De modus Bespaar”. ❖ Masters en afdrukken in één keer maken Zie Pag.46 “Automatische cyclus”. ❖ Modi Geheugen/Groep Zie Pag.47 “Geheugen/Groep”. ❖ Originelen combineren op één afdruk Zie Pag.61 “Combineren”. 1
❖ Afdrukkwaliteit herstellen Zie Pag.71 “De modus Kwaliteitsstart”. ❖ On line afdrukken Zie Pag.72 “On line afdrukken”. ❖ Kleurenafdrukken maken Zie Pag.83 “Kleurenafdrukken maken”. ❖ Afdrukken in twee kleuren Zie Pag.83 “Afdrukken in twee kleuren”.
2
1
2
R ❖ Afdrukken herhalen Zie Pag.64 “Herhalen”.
P
R P GRCOLO0E
❖ Afdrukken met toevoerinterval Zie Pag.66 “Afdrukken met toevoerinterval”. ❖ Afdrukinstellingen opslaan Zie Pag.67 “Programma”. ❖ Vertrouwelijke documenten afdrukken Zie Pag.69 “De modus Beveiliging”. ❖ Gebruikerscode invoeren om apparaat te gebruiken Zie Pag.70 “Een gebruikerscode invoeren om het apparaat te gebruiken”.
x
Afdrukken maken In dit gedeelte wordt de basisprocedure voor het maken van afdrukken uitgelegd.
C Breng
de klep van de glasplaat omlaag.
A Breng
de klep van de glasplaat omhoog.
ZFRH061E
ZFRH060E
Verwijzing Zie voor informatie over het plaatsen van originelen in de optionele documentinvoereenheid: Pag.76 “Originelen in de documentinvoereenheid plaatsen”.
D Stel de afdrukinstellingen in. E Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
B Plaats
het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Het origineel moet op één lijn liggen met de markering in de linkerbovenhoek en de schaalverdeling aan de linkerkant.
ZLKS032E
ACY058S
A B
Schaalverdeling Markering
xi
F Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
G Wanneer
de afdruktaak is voltooid, drukt u op {Instellingen verwijderen/Energiespaarstand}.
ZLKS036E
De afdrukinstellingen worden gewist en het apparaat keert terug naar de uitgangspositie.
xii
INHOUDSOPGAVE Veiligheidsinformatie.............................................................................................. i Veiligheid tijdens bediening......................................................................................... i Plaats van de etiketten RWAARSCHUWING en RVOORZICHTIG ..................iii Gebruikersinformatie over elektrische en elektronische apparaten................iv Gebruikers in de EU, Zwitserland en Noorwegen ..................................................... iv Alle andere gebruikers .............................................................................................. iv Opmerking voor het batterij- en/of accusymbool (enkel voor EU-landen)....... v ENERGY STAR-programma ................................................................................. vi Het gebruik van deze handleiding......................................................................vii Handleidingen voor dit apparaat .......................................................................viii Wat u met dit apparaat kunt doen .......................................................................ix Afdrukken maken.................................................................................................. xi Buitenkant van het apparaat.................................................................................1 Binnenkant van het apparaat................................................................................ 3 Opties......................................................................................................................4 Bedieningspaneel ..................................................................................................5 Toetsen ...................................................................................................................... 5 Indicators.................................................................................................................... 7 Display ....................................................................................................................8 Indeling van het display.............................................................................................. 9
1. Werking Afdrukpapier.........................................................................................................11 Originelen .............................................................................................................13 Voorbereidingen voor het afdrukken .................................................................14 Papier invoeren ........................................................................................................ 14 De papieropvangbak gereed maken ........................................................................ 15 De papiergeleiders en schuifjes aanpassen ............................................................ 15 Het apparaat aanzetten............................................................................................17 Na het afdrukken..................................................................................................18 Het apparaat uitzetten.............................................................................................. 19 Standaardafdrukken ............................................................................................20 Energiebesparing................................................................................................. 23 Timer voor Auto Uit ............................................................................................. 24 Auto Reset ............................................................................................................25 Aanpassen van de afdrukpositie........................................................................26 Vooruit of achteruit ...................................................................................................26 Rechts of links.......................................................................................................... 27 De afdrukdensiteit aanpassen ............................................................................28 De modus Tint ...................................................................................................... 29 Modus fijn .............................................................................................................30 De afdruksnelheid aanpassen ............................................................................31
xiii
Een meervoudige afdruksessie stoppen ...........................................................32 Een meervoudige afdruksessie stoppen om een ander origineel af te drukken ......32 Het aantal afdrukken wijzigen en voltooide afdrukken controleren .......................... 32 Afbeelding draaien............................................................................................... 33 Vergroot/Verklein (Vast) ...................................................................................... 34 Zoom ..................................................................................................................... 36 Automatisch vergroten/verkleinen..................................................................... 37 Randen wissen.....................................................................................................40 Afdrukken maken op dik of dun papier .............................................................42 Positie van drukhendel.............................................................................................42 Type origineel.......................................................................................................43 De modus Bespaar ..............................................................................................45 Automatische cyclus ........................................................................................... 46 Geheugen/Groep..................................................................................................47 Kies groep/jaar .....................................................................................................49 Groep/jaar registreren .............................................................................................. 49 Voor alle schooljaren afdrukken............................................................................... 50 Voor specifieke groepen afdrukken..........................................................................51 Geheugenmodus..................................................................................................52 De geheugenmodus Normaal .................................................................................. 52 De geheugenmodus Stapel......................................................................................53 De modus Groep ..................................................................................................55 Oproepen ..............................................................................................................57 Instellingen voor geheugenmodus opslaan..............................................................57 Instellingen voor groepsmodus opslaan...................................................................59 De opgeslagen instellingen oproepen......................................................................60 Combineren .......................................................................................................... 61 Herhalen................................................................................................................64 Afdrukken met toevoerinterval ........................................................................... 66 Programma ...........................................................................................................67 Afdrukinstellingen opslaan .......................................................................................67 Een programma oproepen .......................................................................................68 De modus Beveiliging ......................................................................................... 69 Een gebruikerscode invoeren om het apparaat te gebruiken ......................... 70 De modus Kwaliteitsstart .................................................................................... 71 On line afdrukken................................................................................................. 72 Auto on line .............................................................................................................. 74
2. Optionele functies Optionele documentinvoereenheid....................................................................75 Originelen................................................................................................................. 75 Originelen in de documentinvoereenheid plaatsen .................................................. 76 De documentinvoereenheid gebruiken bij het combineren van originelen...............77 De documentinvoereenheid gebruiken in de geheugenmodus................................ 78
xiv
Kleurenafdrukken maken met behulp van de optionele kleurendrum............81 De kleurendrum verwisselen.................................................................................... 81 Kleurenafdrukken maken .........................................................................................83 Afdrukken in twee kleuren........................................................................................ 83
3. Gebruikersinstellingen Toegang tot de gebruikersinstellingen.............................................................. 87 Gebruikersinstellingen afsluiten ............................................................................... 87 Het menu Gebruikersinstellingen....................................................................... 89 1 Systeeminstelling ..................................................................................................89 2 Bedieningsinstel. ...................................................................................................90 3 Begininstelling ....................................................................................................... 91 4 Modusinstelling .....................................................................................................92 5 Admin-modus ....................................................................................................... 94 6 O/L-parameters .....................................................................................................95 Details van menu’s voor gebruikersinstellingen ..............................................97 3-5 Randen wissen ..................................................................................................97 4-12 Interval kw.start ................................................................................................97 5-2 Tellers resetten ..................................................................................................98
4. Voorraden bijvullen Papier plaatsen in de papierinvoertafel ........................................................... 101 Papier bijvullen.......................................................................................................101 Het papierformaat wijzigen.....................................................................................101 Als de indicator Inkt toevoegen (j) brandt .................................................... 104 Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt ..................................... 108 Een nieuwe rol tape in de optionele tapehouder plaatsen............................. 110
5. Problemen oplossen Problemen met de bediening van het apparaat .............................................. 111 Problemen met het afdrukken .......................................................................... 113 Problemen met het afdrukken in de modus Combineren....................................... 113 x Papierstoringen oplossen............................................................................ 114 Wanneer de indicator “x” brandt en er een “P” wordt aangegeven ......................114 Wanneer de indicator “x” brandt en er een “A” wordt aangegeven ......................117 Wanneer de indicator “x” brandt en er een “B” wordt aangegeven ......................118 Wanneer de indicator “x” brandt en er een “C” wordt aangegeven......................120 Wanneer de indicator “x” brandt en er een “AD” wordt aangegeven ...................123 Wanneer de indicator “x” brandt en er een “A” en “B” worden weergegeven ......125 Wanneer de indicator “x” brandt en er een “B” en “E” worden weergegeven ......127 Wanneer de indicator Open klep/eenheid (M) brandt en er een bericht op het display verschijnt ............................................................................................ 130 Voorklep is open ....................................................................................................130 Klep van optionele documentinvoereenheid is open.............................................. 130
xv
Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt en er een bericht op het display verschijnt ............................................................................................ 131 Klep van invoeropening voor master is open .........................................................131 Masterlade niet goed geplaatst ..............................................................................131 Onderste masterlade is open .................................................................................131 Wanneer de indicator Masteruitvoer (k) brandt ............................................ 132 Wanneer andere indicatoren oplichten............................................................ 133 Wanneer de afdrukken over de papieropvangbak worden gegooid ............. 134 Slechte afdrukkwaliteit ...................................................................................... 135 Vuil op de achterzijde van het papier .....................................................................135 Vuil op de voorzijde van het papier (zwarte strepen/vlekken) ................................137 Blanco of onvolledige afdrukken ............................................................................ 138
6. Opmerkingen Bedieningsinformatie ........................................................................................ 141 Algemene voorzorgsmaatregelen .......................................................................... 141 Afdrukpapier........................................................................................................... 143 Originelen............................................................................................................... 144 Waar het apparaat kan staan ............................................................................ 145 Bedrijfsomgeving....................................................................................................145 Stroomtoevoer........................................................................................................ 146 Toegang tot het apparaat.......................................................................................146 Onderhoud van het apparaat ............................................................................ 147 Dupliceersysteem...................................................................................................147 Optionele documentinvoereenheid ........................................................................148 Combinatieschema ............................................................................................ 149
7. Specificaties Dupliceersysteem .............................................................................................. 151 Documentinvoereenheid (optie) ....................................................................... 154 Toebehoren ........................................................................................................ 155
INDEX....................................................................................................... 156
xvi
Buitenkant van het apparaat
AQN002S
1. Voorklep
5. Onderste masterlade
Geeft toegang tot het binnenste van het apparaat.
Haal deze lade uit het apparaat om een vastgelopen master te verwijderen.
2. Bedieningspaneel
6. Drukhendel van de papierinvoerrol
Hier bevinden zich de bedieningstoetsen en indicators. Zie Pag.5 “Bedieningspaneel”.
3. Afdekklep van de glasplaat of documentinvoereenheid (optie)
Hiermee stelt u de contactdruk van de papierinvoerrol in overeenkomstig de dikte van het papier.
7. Zijplaten van de papierinvoer
Wanneer u gebruik maakt van de glasplaat, moet u de afdekklep op het origineel plaatsen voordat u een master maakt. Wanneer u gebruik maakt van de optionele documentinvoereenheid, moet u een stapel originelen in de invoereenheid plaatsen.
Gebruik deze om te voorkomen dat het papier scheef loopt.
4. Masterlade
Gebruik deze voor het vergrendelen of ontgrendelen van de zijplaten van de papierinvoer.
Open de masterlade om de masterrol te vervangen of om een vastgelopen master te verwijderen.
8. Papierinvoertafel Plaats papier op deze papierinvoertafel om af te drukken.
9. Vergrendelingsgreep van zijplaten papierinvoer
1
10. Knop fijnafstelling zijwaartse verplaatsing papierinvoertafel Gebruik deze om de papierinvoertafel zijwaarts te verplaatsen.
11. Toets papierinvoertafel omlaag Druk op deze toets om de papierinvoertafel te laten zakken.
12. Opklapplaat Klap deze omhoog om de onderliggende toetsen te bedienen.
2
Binnenkant van het apparaat
AQN020S
1. Hoofdschakelaar
7. Schuifjes
Druk de schakelaar in om het apparaat aan of uit te zetten.
Deze worden gebruikt om de papierhouders aan te passen.
2. Masteropvangbak
8. Drumeenheid
In deze bak worden gebruikte masters opgeslagen.
De master zit rond deze eenheid gewikkeld.
3. Papiergeleiders
9. Vergrendelingsgreep van de drumeenheid
Breng de papiergeleiders omhoog of omlaag (afhankelijk van het soort papier dat wordt gebruikt).
Omhoog brengen om te ontgrendelen en de drumeenheid eruit te halen.
4. Zijplaten papieropvang
10. Inkthouder
Deze platen leggen het papier op de papieropvangbak gelijk.
Plaats de inktcartridge in deze houder.
5. Eindplaat van de papieropvang Deze plaat legt de bovenkant van de afdrukken gelijk.
Wanneer een bovenste lampje brandt, geeft dit aan dat de drum zich in de standaardpositie bevindt.
6. Papieropvangbak
12. Glasplaat
Afdrukken komen hier terecht.
Plaats originelen met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
11. Indicator drumpositie
3
Opties ❖ Documentinvoereenheid
AQN003S
1. Documentinvoereenheid
❖ Afdekklep van de glasplaat
AQN004S
1. Afdekklep van de glasplaat Opmerking ❒ Andere opties:
• • • • •
4
A3, 11" × 17" Kleurendrum A4, 81/2" × 17" Zwarte drum Tapehouder Sleutelteller Printercontroller
Bedieningspaneel Toetsen
BQZ002S
1. Toets {Kwaliteitsstart}
7. Toets {Inktbesparing}
Druk op deze toets om een aantal rotaties uit te laten voeren voordat het afdrukken begint. Zie Pag.71 “De modus Kwaliteitsstart”.
Druk op deze knop als u inkt wilt besparen. Zie Pag.45 “De modus Bespaar”.
2. Toets {Beveiliging} Druk op deze toets voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. Zie Pag.69 “De modus Beveiliging”.
3. Toets {Toevoerinterval} Druk op deze knop als u met toevoerinterval wilt afdrukken. Zie Pag.66 “Afdrukken met toevoerinterval”.
4. { sen)
} en {
} toetsen (Zoomtoet-
Druk op deze toets om de reproductiefactor aan te passen. Zie Pag.36 “Zoom”.
5. Toets {Randen wissen} Druk op deze toets om de marges van de afdrukken te wissen. Zie Pag.40 “Randen wissen”.
6. Toets {Tint} Druk op deze toets voor het maken van rasterafdrukken. Zie Pag.29 “De modus Tint”.
8. Toets {Taak resetten} Druk op deze toets om de optionele PCcontroller te stoppen.
9. Toets {Type origineel} Druk op deze toets om de modus Tekst, Foto, Tekst/Foto of Potlood te selecteren. Zie Pag.43 “Type origineel”.
10. Toets {Vergroot/Verklein} Druk op deze toets om de afdruk met vooraf ingestelde factoren te vergroten of te verkleinen. Zie Pag.34 “Vergroot/Verklein (Vast)”.
11. Toets {Volledig formaat} Druk op deze toets om afdrukken van volledig formaat te maken.
12. Toets {Comb./Herh.} Druk op deze toets als u originelen wilt combineren op één afdruk. Zie Pag.61 “Combineren”. Druk op deze toets om een origineel te herhalen op dezelfde afdruk. Zie Pag.64 “Herhalen”.
5
13. Toets {Geheugen/Groep}
24. Toets {Escape}
Druk op deze toets om de modus Geheugen of Groep te selecteren. Zie Pag.47 “Geheugen/Groep”.
Druk op deze toets om een geselecteerde optie of ingevoerde gegevens te annuleren en terug te keren naar het vorige display.
14. {W} en {V} toetsen (Snelheidstoetsen)
25. Toetsen {~}{}}
Druk op deze toets als u de afdruksnelheid wilt aanpassen. Zie Pag.31 “De afdruksnelheid aanpassen”.
Druk op deze toetsen om een optie op het display te selecteren.
15. {Positie van de afbeelding} keys
Druk op deze toets om een geselecteerde optie of ingevoerde gegevens te bevestigen.
Druk op deze toets om de afdruk voorwaarts of achterwaarts te verplaatsen. Zie Pag.26 “Aanpassen van de afdrukpositie”.
16. Cijfertoetsen Druk hierop om het gewenste aantal afdrukken en gegevens voor bepaalde modi in te voeren.
17. {q} toets Druk op deze toets om ingevoerde gegevens te bevestigen.
27. Toets {Programmeren} Druk op deze toets om afdrukinstellingen op te slaan of opgeslagen afdrukinstellingen op te roepen. Zie Pag.67 “Programma”.
28. Toets {Instellingen verwijderen/Energiespaarstand}
Druk op deze toets om een ingevoerd nummer te wissen of om het afdrukken te stoppen.
• Wisfunctie Druk op deze toets om reeds ingevoerde afdrukinstellingen te wissen. • Energiespaarstand Druk op deze knop de spaarstand inen uit te schakelen. Zie Pag.23 “Energiebesparing”.
19. Toets {Fijn}
29. Toets {Automatische cyclus}
18. Toets {Wis/Stop}
Druk hierop om de fijne afbeelding te selecteren. Zie ⇒ Pag.30 “Modus fijn”.
20. Toets {Gebruikersinstellingen}
Druk op deze toets om in één keer masters en afdrukken te maken. Zie Pag.46 “Automatische cyclus”.
Druk op deze toets om de standaardinstellingen aan te passen aan uw behoeften. Zie Pag.87 “Gebruikersinstellingen”.
30. Toets {Proefafdruk}
21. Toets {Afdrukdensiteit}
31. Toets {Master maken}
Druk op deze knop als u afdrukken lichter of donkerder wilt maken. Zie Pag.28 “De afdrukdensiteit aanpassen”.
22. Toets {On line} Zie Pag.72 “On line afdrukken”.
23. Toets {Auto on line} Zie Pag.74 “Auto on line”.
6
26. Toets {OK}
Druk op deze knop om een proefafdruk te maken. Druk op deze toets om een master te maken.
32. Toets {Afdrukken} Druk op deze toets om af te drukken.
Indicators
ZLKS020E
1. Indicator Speciale functie Geeft aan dat één of meer toetsen onder de opklapplaat zijn geselecteerd.
2. Indicator Kleurendrum Geeft aan dat er een kleurendrum is geïnstalleerd en dat het apparaat gereed is voor kleurenafdrukken.
3. Indicator A4-drum Geeft aan dat er een A4-, 81/2" × 17" drum is geïnstalleerd.
4. Indicators Monitor Geeft de status van het apparaat aan. u: indicator Sleutelteller plaatsen Zie Pag.133 “Wanneer andere indicatoren oplichten”. j: indicator Inkt toevoegen Zie Pag.104 “Als de indicator Inkt toevoegen (j) brandt”. C: indicator Masteropvangbak Zie Pag.108 “Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt”.
Zie Pag.131 “Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt en er een bericht op het display verschijnt”. k: indicator Masteruitvoer Zie Pag.132 “Wanneer de indicator Masteruitvoer (k) brandt”. M: indicator Open klep/eenheid Zie Pag.130 “Wanneer de indicator Open klep/eenheid (M) brandt en er een bericht op het display verschijnt”. x: indicator Papierstoring Zie Pag.114 “x Papierstoringen oplossen”. B: indicator Papier plaatsen Zie Pag.101 “Papier bijvullen”.
5. Teller Geeft het ingevoerde aantal afdrukken weer. Tijdens het afdrukken geeft deze teller het nog af te drukken aantal weer.
6. Indicator Printerfout 7. Indicator Gegevens in
7
Display Het display toont de status van het apparaat, eventuele foutberichten en functiemenu’s. Belangrijk ❒ Stel het display niet bloot aan schokken of krachten van 30N of meer. Het display kan dan beschadigd raken. Opmerking ❒ Als u een optie op het display selecteert, wordt deze gemarkeerd ( 100 ). 2
AQN005S
1. Menu voor de geselecteerde functie
2. Apparaatstatus of berichten ❖ Veel gebruikte toetsen
8
Toets {OK}
Druk op deze toets om een geselecteerde optie of ingevoerde gegevens te bevestigen.
Toets {Escape}
Druk op deze toets om een geselecteerde optie of ingevoerde gegevens te annuleren en terug te keren naar het vorige display.
Toetsen {~}{}}
Druk op deze toetsen om opties op het display te selecteren.
Indeling van het display Hieronder worden de basiselementen van het display beschreven. Wanneer u begrijpt wat de diverse elementen op het display zijn, kunt u de functies van het apparaat sneller en eenvoudiger bedienen.
❖ Voorbeeld van het display als de toets {Vergroot/Verklein} wordt ingedrukt
AQN022S
1. Apparaatstatus of berichten Als de toets {Vergroot/Verklein} wordt ingedrukt, verschijnt het volgende scherm op het display:
BQZ015S
1. Beschikbare functies en instellingen: • Druk op de toetsen {~}{}} om een optie te selecteren. • Druk op de toets {OK} om de instellingen te bevestigen. • Druk op de toets {Escape} om terug te gaan naar het vorige scherm.
9
10
1. Werking Afdrukpapier De volgende beperkingen zijn van toepassing: Paper Size
Papierinvoertafel
Metrisch
Inches
A3 L, B4 JIS (Japanese Industrial Standard) L, A4 L K, B5 JIS L K, A5 L, B6 JIS L, A6 L, 8" × 13"L, Overige (Verticaal: 70 297 mm, Horizontaal: 148 - 432 mm)
11" × 17" L, 81/2" × 14" L, 81/2" × 11" L K, 51/2" × 81/2" L K, Overig (Verticaal: 2,76" - 11,7", Horizontaal: 5,83" - 17")
Papergewicht 47,1 209,3 g/m2, 12,5 - 55,6 lb
De volgende papiersoorten worden niet aanbevolen voor dit apparaat: • Grof gesneden papier • Papier van verschillende diktes in dezelfde stapel • Enveloppen zwaarder dan 85 g/m2, 22 lb. • Gevouwen, gekruld, gekreukeld of beschadigd papier • Vochtig papier • Gescheurd papier • Glad papier • Ruw papier • Gecoat papier (zoals carbonpapier) • Structuurpapier • Dun en kwetsbaar papier • Papier dat veel stof geeft • Korrelig papier dat wordt ingevoerd met de korrel loodrecht op de invoerrichting • Bepaalde soorten lange dunne enveloppen (zoals internationale postenveloppen)
ZFXX040E
11
Werking
• De volgende typen enveloppen:
1
Als u afdrukt op grof korrelig papier, kan de kopie wazig worden. U kunt A3 (297 × 420 mm) of 11" × 17" gebruiken voor originelen of afdrukken. Gebruik de modus Verkleinen om ervoor te zorgen dat de hele afbeelding wordt afgedrukt. Dit heeft te maken met de maximale afdrukafmetingen: • Metrische versie: 290 × 410 mm, 11,4" × 16,1" • Inch-versie: 290 × 420 mm, 11,4" × 16,5" Bij gebruik van A3, 11" × 17" papier en 209,3 g/m2, 55,6 lb papier verlaagt u de snelheid tot stand 1, 2, of 3. Belangrijk ❒ Haal krullen uit het papier voordat u het in het apparaat legt. Als u het opgekrulde papier niet glad kunt krijgen, leg het dan met de opgekrulde kant naar beneden of naar boven in de lade (zie afbeelding). Opgekruld papier kan zich om de drum wikkelen of vlekkerig worden.
12
Originelen
Originelen De originelen die u op de glasplaat legt, kunnen maximaal 304,8 × 432 mm, 12" × 17", groot zijn. Originelen met vette letters of effen afbeeldingen langs de randen kunnen leiden tot afdrukken met vlekkerige randen. Plaats in dat geval het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat, en met de breedste marge naar de papieropvangbak. Plaats originelen pas op de glasplaat wanneer inkt of correctievloeistof helemaal droog zijn. Als u hier geen rekening mee houdt, kan de glasplaat vuil worden. Deze vlekken worden dan ook afgedrukt. In het algemeen moet u originelen op de glasplaat plaatsen zoals hieronder aangegeven.
1
ZDZX030E
De eerste 5 mm, 0,2" van de bovenrand kan niet worden afgedrukt. Bij gebruik van de optionele documentinvoereenheid kunnen de eerste 5 mm, 0,2", van de bovenrand en de laatste 2 mm, 0,08", van de onderrand niet worden afgedrukt. Origineel
Afdruk
a = 5 mm, 0,2"
13
Werking
Voorbereidingen voor het afdrukken C Plaats het papier op de papierin-
Papier invoeren
1
voertafel.
A Maak de papierinvoertafel voorzichtig open.
ZFRY020E
TSLH026E
B Schuif
de vergrendelingsgreep van de zijplaten van de papierinvoer opzij en pas de positie van de zijplaten aan het papier aan.
D Controleer of de zijplaten van de
papierinvoer licht contact maken met het papier. Schuif de vergrendelingsgreep weer in de originele stand.
1
B5 F A4 A5
TSLY015E
B4 B5
TSLH01BE
1: Vergrendelingsgreep van zijplaten papiertafel
14
Voorbereidingen voor het afdrukken
De papieropvangbak gereed maken
De papiergeleiders en schuifjes aanpassen
A Trek
Gebruik de papiergeleiders en schuifjes om afgedrukt papier netjes te stapelen.
de papieropvangbak iets omhoog en laat de bak vervolgens voorzichtig zakken.
ABL022S
B Breng de zijplaten van de papieropvangbak omhoog en pas deze aan aan het papierformaat.
ABL024S
C Breng de eindplaat van de papier-
opvang omhoog en pas deze aan aan het formaat van het afdrukpapier.
1
Opmerking ❒ Afdrukken kunnen omkrullen als ze grote effen afbeeldingen bevatten. Trek de papiergeleiders omh oog tot on geveer 45 graden wanneer dit gebeurt. Wanneer u afdrukt op B5 JISL K of A4K van 52,3 g/m2, 13.9 lb of dunner, verplaatst u de schuifjes naar elkaar toe.
❒ Afhankelijk van het type papier dat u gebruikt, kan het zijn dat u met de papiergeleiders omhoog niet de volledige capaciteit (1000 vel) kunt laden. ❒ Wanneer u met een hoge snelheid afdrukt op 52,3 g/m 2, 13.9 lb of dunner, kan papier vastlopen (C) in het papieruitvoergebied. Als dit gebeurt, doet u het volgende: • Verminder de afdruksnelheid. Verwijzing Pag.31 “De afdruksnelheid aanpassen”
• Verplaats de papiergeleiders naar beneden. • Duw de eindplaat in de richting van de rand van de papieropvangbak. ❒ Wanneer de papiergeleiders omhoog staan, worden afdrukken, afhankelijk van het type papier, mogelijk niet netjes gestapeld. Als dit gebeurt, plaatst u de geleiders op een lagere positie:
ACY064S
15
Werking
❖ Papiergeleiders Plaats de papiergeleiders in een andere positie.
1
ACY053S
Papergewicht
Paper Size
Papiergeleiders
Schuifjes
128 g/m2, 34 lb of dikker
A3 L, 11" × 17"L, B4 JIS L
Breng de geleiders omlaag.
Omlaag
A4 LK, B5 JIS LK
Breng de geleiders omlaag.
Omlaag
52,3 g/m2 – 128 g/m2, 13,9 lb tot 34 lb
A3 L, 11" × 17"L, B4 JIS L
Breng de geleiders volledig omhoog.
Omhoog
A4 LK, B5 JIS LK
Breng de geleiders omhoog tot ongeveer 45 graden.
Omhoog
52,3 g/m2, 13,9 lb of dunner
A3 L, 11" × 17"L, B4 JIS L
Breng de geleiders omhoog tot ongeveer 45 graden.
Omlaag
A4 LK, B5 JIS LK
Breng de geleiders omhoog tot ongeveer 45 graden.
Omlaag
1. Breng de geleiders volledig omhoog.
2. Breng de geleiders omhoog tot ongeveer 45 graden.
❖ Schuifjes Verplaats de schuifjes omhoog of omlaag om de papierhouders aan te passen zodat deze overeenkomen met het formaat en de dikte van het papier.
ACY054S
U past de papiergeleiders en schuifjes als volgt aan het formaat en de dikte van het papier aan:
16
Voorbereidingen voor het afdrukken
Het apparaat aanzetten
A Schakel de hoofdschakelaar in.
1
BQZ017S
Verwijzing Als afdrukken niet in een gelijkmatige stapel worden uitgevoerd, zie Pag.134 “Wanneer de afdrukken over de papieropvangbak worden gegooid”.
17
Werking
Na het afdrukken A Verwijder
1
het papier uit de pa-
piertafel.
D Verwijder
de afdrukken uit de papieropvangbak.
AFG050S
ZFRY030E
De papiertafel gaat naar beneden.
B Sluit
de papierinvoertafel voorzichtig.
E Verplaats de papiergeleiders naar beneden.
ABL040S TSLH020E
C Breng een van de zijplaten enigs-
F Beweeg de schuifjes omlaag.
zins omlaag.
ABL038S
ABL043S
18
Na het afdrukken
G Verplaats de eindplaat van de pa-
pieropvangbak totdat de hendel van de plaat zich op gelijke hoogte bevindt met het uiteinde van de plaat.
J Sluit de papieropvangbak.
1
ABL023S
Het apparaat uitzetten ZFRH190E
H Breng de eindplaat van de papier-
A Schakel de hoofdschakelaar uit.
opvangbak naar beneden.
BQZ018S
ABL054S
I Verplaats
de zijplaten zijwaarts en vervolgens naar beneden.
ABL044S
19
Werking
Standaardafdrukken In dit gedeelte wordt de basisprocedure voor het maken van afdrukken uitgelegd. Deze procedure verschilt al naar gelang het apparaat in de modus Automatische cyclus staat of niet. In de modus Automatische cyclus kunt u in één keer masters verwerken en afdrukken maken. Standaard is deze modus ingeschakeld, maar u kunt deze instelling wijzigen met behulp van de gebruikersinstellingen. Meer informatie hierover vindt u in “1 Autocycl. AAN/UIT” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
1
D Breng
de klep van de glasplaat omhoog.
ZFRH060E
Verwijzing Zie voor informatie over het plaatsen van originelen in de optionele documentinvoereenheid: Pag.76 “Originelen in de documentinvoereenheid plaatsen”.
A Controleer of het apparaat gereed is voor afdrukken.
B Als
de modus Gebruikerscode “aan” is, moet u met behulp van de cijfertoetsen uw gebruikerscode invoeren. Druk vervolgens op de toets {OK}. Verwijzing Zie Pag.70 “Een gebruikerscode invoeren om het apparaat te gebruiken”.
E Plaats
het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Het origineel moet op één lijn liggen met de markering in de linkerbovenhoek en de schaalverdeling aan de linkerkant.
C Controleer of de voorgaande afdrukinstellingen zijn gewist.
Opmerking ❒ Als u voorgaande afdrukinstellingen wilt wissen, drukt u op de toets {Instellingen verwijderen/Energiespaarstand}.
ACY058S
A B
20
Schaalverdeling Markering
Standaardafdrukken
F Breng
de klep van de glasplaat omlaag.
Wanneer de modus Automatische cyclus is ingeschakeld
1
A Controleer of de modus Automatische cyclus is ingeschakeld.
ZFRH061E
G Stel de afdrukinstellingen in. H Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
ZLKS035E
B Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS032E
Opmerking ❒ Als u een verkeerd aantal hebt ingevoerd, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u nogmaals het aantal in.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken.
21
Werking
Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld
1
A Controleer of de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld.
Verwijzing Als de positie van de afdruk niet helemaal juist is, kunt u deze aanpassen met behulp van de toets {Positie van de afbeelding}. Zie Pag.26 “Aanpassen van de afdrukpositie”.
C Druk op de toets {Afdrukken}.
ZLKS035E
B Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS033E
I Wanneer
de afdruktaak is voltooid, drukt u op {Instellingen verwijderen/Energiespaarstand}.
ZLKS030E
Opmerking ❒ Druk indien nodig op de toets {Proefafdruk} en druk de afbeelding af.
ZLKS031E
22
ZLKS036E
De afdrukinstellingen worden gewist en het apparaat keert terug naar de uitgangspositie.
Energiebesparing
Energiebesparing Wanneer het apparaat na het afdrukken een bepaalde periode niet wordt gebruikt, wordt de modus Energiespaarstand of Auto Uit ingeschakeld om energie te besparen.
❖ Energiespaarstand Het display wordt uitgeschakeld. Het is in deze modus mogelijk om vanaf een computer af te drukken. Als u het apparaat wilt gebruiken, drukt u op de bedieningsschakelaar of plaatst u originelen op de glasplaat of in de ADF. Om de modus Energiespaarstand weer in te schakelen, drukt u op de bedieningsschakelaar. ❖ Modus Auto Uit Het apparaat wordt automatisch uitgeschakeld. Als u deze modus wilt gebruiken, zet u de hoofdschakelaar aan. Opmerking ❒ U kunt aangeven welke modus het apparaat moet krijgen nadat een bepaalde tijd na de laatste afdruk is verstreken. Zie “8 Spaarstand Opt.” op Pag.89 “1 Systeeminstelling”.
❒ U kunt de tijd wijzigen waarna de modus Energiespaarstand of Auto Uit wordt ingeschakeld voor het apparaat. Zie “9 Timer Spaarstand” op Pag.89 “1 Systeeminstelling”.
Opmerking ❒ De modus Energiespaarstand of Auto Uit wordt in de volgende gevallen niet automatisch ingeschakeld:
1
• Er wordt een waarschuwingsbericht weergegeven. • Er is geen inkt aanwezig • Er zijn originelen of papier vastgelopen. • Er wordt een master of een afdruk gemaakt. • Het apparaat is bezig met het afdrukken van de tweede pagina van een gecombineerde afdruk. • Er is geen papier aanwezig. • De masteropvangbak is vol. • Er is geen master • Er bevinden zich nog originelen in de ADF. • Er staat een klep open. • U brengt wijzigingen aan met Gebruikersinstellingen. • Het invoerscherm voor de gebruikerscode wordt weergegeven. • De indicator Gegevens In brandt of knippert. • U stelt de modus in op het bedieningspaneel.
23
Werking
Timer voor Auto Uit U kunt instellen dat het apparaat elke dag op een bepaalde tijd wordt ingeschakeld. U kunt de timer in Gebruikersinstellingen instellen. Zie “10 Timer Auto Uit” op Pag.89 “1 Systeeminstelling”.
1
Opmerking ❒ Het apparaat wordt niet automatisch uitgeschakeld als u het op de ingestelde tijd gebruikt.
24
Auto Reset
Auto Reset U kunt aangeven dat het apparaat automatisch moet terugkeren naar de uitgangspositie als het gedurende een bepaalde periode niet is bediend. Deze functie heet “Auto Reset”.
• Wanneer Auto Reset is uitgeschakeld.
1
Opmerking ❒ De automatische resettijd kan worden ingesteld van 1 tot 5 minuten. U kunt Auto Reset ook uitschakelen. Zie “1 Auto Reset” op Pag.89 “1 Systeeminstelling”. ❒ Standaard is Auto Reset uitgeschakeld. ❒ In de volgende situaties wordt Auto Reset niet geactiveerd: • Wanneer er geen inkt aanwezig is • Wanneer het papier of de originelen is/zijn vastgelopen • Wanneer het apparaat nog bezig is met het maken van masters of afdrukken • Wanneer het apparaat bezig is met het afdrukken van de tweede pagina van een gecombineerde afdruk. • Wanneer er geen papier aanwezig is • Wanneer er geen master aanwezig is • Wanneer de masteropvangbak vol is • Wanneer er een origineel in de optionele documentinvoereenheid is geplaatst • Wanneer de indicator “Open klep” brandt • Wanneer u bezig bent met het wijzigen van de gebruikersinstellingen
25
Werking
Aanpassen van de afdrukpositie U kunt de afdrukpositie op twee manieren aanpassen:
1
❖ Vooruit of achteruit Gebruik de toetsen {Positie van de afbeelding}. ❖ Rechts of links Gebruik de knop voor de fijnafstelling van de zijwaartse verplaatsing van de papierinvoertafel.
Vooruit of achteruit
Opmerking ❒ Met een druk op één van de toetsen {Afdrukpositie} schuift u de afdrukpositie 0,5 mm, 0,02" op. Maximaal kan de afdrukpositie 15 mm, 0,6" in iedere richting worden opgeschoven.
❒ Wanneer u de afdrukpositie vooruit verplaatst, moet u aan de bovenkant een marge van 5 mm, 0,2" laten. Zonder deze marge kan het papier zich om de drum rollen en een papierstoring veroorzaken.
B Druk op de toets {Proefafdruk} om
de positie van de afdruk te controleren.
GRFORW0E
* Invoerrichting van het papier
A Druk op de linkertoets {Positie van
de afbeelding} om de afdruk vooruit te verplaatsen. Gebruik de rechtertoets om de afdruk achteruit te verplaatsen.
ZLKS040E
26
ZLKS031E
Aanpassen van de afdrukpositie
❖ De afbeelding naar links verplaatsen
Rechts of links
1
TSLH02JE GRLEFT0E
* Invoerrichting van het papier
A Druk op de toets papierinvoertafel omlaag om de papierinvoertafel omlaag te brengen.
Opmerking ❒ De afdrukpositie kan in beide richtingen maximaal 10 mm, 0,4" worden verplaatst. Iedere schaalverdeling is gelijk aan 2 mm, 0,08". ❒ Pas de zijplaten van de papieropvangbak aan de afdrukpositie aan.
C Druk op de toets {Proefafdruk} om
de positie van de afdruk te controleren.
ZFRH031E
B Draai aan de knop voor de fijnaf-
stelling van de zijwaartse verplaatsing van de papierinvoertafel (zie onderstaande afbeelding).
❖ De afbeelding naar rechts verplaatsen
ZLKS031E
TSLH02IE
27
Werking
De afdrukdensiteit aanpassen U kunt de afdrukdichtheid naar wens aanpassen.
1
C Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ U kunt zelf aangeven welke afdrukdensiteit standaard moet worden ingesteld bij het inschakelen van het apparaat. Zie “1 Densiteit master” op Pag.91 “3 Begininstelling”.
A Druk op de toets {Afdrukdensiteit}. ZLKS032E
D Druk op de toets {Master maken}.
BQZ003S
Opmerking ❒ Wanneer het origineel een gekleurde achtergrond heeft, bijvoorbeeld rood of blauw, moet u een lichtere afdrukdensiteit selecteren. Anders kan de achtergrond vies overkomen.
B Plaats het origineel.
28
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
De modus Tint
De modus Tint Gebruik deze functie voor rasterdruk.
D Druk op de toets {Master maken}.
1
GRTINT0E
A Druk op de toets {Tint}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken.
BQZ004S
B Plaats het origineel. C Voer het aantal afdrukken in met
Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
behulp van de cijfertoetsen.
ZLKS032E
29
Werking
Modus fijn Gebruik de toets {Fijn} om scherpe afdrukken te maken.
1
D Druk op de toets {Master maken}.
A Druk op de toets {Fijn}.
ZLKS030E
BQZ013S
B Plaats het origineel. C Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
ZLKS032E
30
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
❒ De modus Fijn en de modus Inktbesparing kunnen niet samen worden gebruikt. Als u beide modi samen selecteert, zal de modus Inktbesparing worden toegepast.
De afdruksnelheid aanpassen
De afdruksnelheid aanpassen Pas de afdruksnelheid met behulp van de toetsen {W}{V} (snelheidstoetsen) aan het soort afdrukpapier aan.
1
A Druk op de toets {V} om de snel-
heid te verhogen en druk op de toets {W} om de snelheid te verlagen.
ZLKS041E
Opmerking ❒ De volgende snelheden zijn mogelijk: • Stand 1: 60 vel/minuut • Stand 2: 75 vel/minuut • Stand 3: 90 vel/minuut • Stand 4: 105 vel/minuut • Stand 5: 120 vel/minuut ❒ Standaard wordt de afdruksnelheid ingesteld op stand 3.
31
Werking
Een meervoudige afdruksessie stoppen 1
Een meervoudige afdruksessie stoppen om een ander origineel af te drukken
Het aantal afdrukken wijzigen en voltooide afdrukken controleren
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
ZLKS034E
ZLKS034E
B Plaats het nieuwe origineel. C Voer het aantal afdrukken in en
B Verander het aantal afdrukken of
druk op de toets {Master maken}.
controleer de al gemaakte afdrukken. Opmerking ❒ Als u het aantal afdrukken wilt wijzigen, drukt u op {Wis/Stop}. Voer vervolgens het nieuwe aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
C Druk op de toets {Afdrukken} om het afdrukken te hervatten.
ZLKS030E
ZLKS033E
32
Afbeelding draaien
Afbeelding draaien Wanneer de richting van uw origineel verschilt van de papierrichting, zal het apparaat de afbeelding van het origineel automatisch 90° draaien, zodat die overeenkomst met de papierrichting.
1
Opmerking ❒ In de volgende tabel ziet u de combinaties die kunnen worden gebruikt in de modus Afbeelding draaien.
❖ Metrische versie Origineel A3L Papier
B4 JISL
A4L
A4K
B5 JISL
B5 JISK
A5L✩
A5K✩
A4L
--
--
--
★
--
★
--
★
A4K
★
★
★
--
★
--
★
--
B5 JISL
--
--
--
★
--
★
--
★
B5 JISK
★
★
★
--
★
--
★
--
A5L
--
--
--
★
--
★
--
★
B6 JISL
--
--
--
★
--
★
--
★
★: Het apparaat draait de afbeelding automatisch 90°, zodat die overeenkomt met de papierrichting. ✩: Plaats deze originelen in de optionele ADF.
❖ Inch-versie Origineel 11" × 17"L Papier
81/2" × 14"L
81/2" × 11"L
81/2" × 11"K
51/2" × 81/2"L✩
51/2" × 81/2" K✩
81/2" × 11"L
--
--
--
★
--
★
81/2" × 11"K
★
★
★
--
★
--
51/2" × 81/2"L
--
--
--
★
--
★
★: Het apparaat draait de afbeelding automatisch 90°, zodat die overeenkomt met de papierrichting. ✩: Plaats deze originelen in de optionele ADF. Opmerking ❒ Als u de Zoom-modus, originelen of papier van een aangepast formaat gebruikt, zal de afbeelding niet worden gedraaid. ❒ Het duurt langer dan gewoonlijk om masters te maken in de modus Afbeelding draaien. ❒ U kunt de modus Afbeelding draaien annuleren met Gebruikersinstellingen. Zie “15 Automatisch draaien” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
33
Werking
Vergroot/Verklein (Vast) Gebruik deze functie om originelen te vergroten of te verkleinen met behulp van een vooraf ingestelde reproductiefactor.
1
GRRATI0E
Opmerking ❒ De bovenrand van de afdruk blijft ook bij vergroten of verkleinen van de afbeelding gelijk.
❒ De reproductiefactor kan onafhankelijk van het formaat van het origineel of het afdrukpapier worden gekozen. Bij sommige vergrotingen en verkleiningen zal een deel van de afbeelding wegvallen of zullen er marges ontstaan op de afdruk. ❒ U kunt kiezen uit 7 vooraf ingestelde reproductiefactoren (3 voor vergroten en 4 voor verkleinen).
❖ Metrische versie Factor (%)
Origineel → Afdrukformaat
141
A4 → A3, A5 → A4, B5 JIS → B4 JIS
122
A4 → B4 JIS, A5 → B5 JIS
115
B4 JIS → A3, B5 JIS → A4
93
—
87
A3 → B4 JIS, A4 → B5 JIS
82
B4 JIS → A4, B5 JIS → A5
71
A3 → A4, A4 → A5, B4 JIS → B5 JIS
❖ Inch-versie
GCRATI0E
1. Bij gebruik van de glasplaat 2. Bij gebruik van de optionele documentinvoereenheid * Invoerrichting van het papier a = 5 mm, 0,2"
34
Factor (%)
Origineel → Afdrukformaat
155
5 1/2" × 8 1/2" → 8 1/2" × 14"
129
8 1/2" × 11" → 11" × 17", 5 /2" × 8 1/2" → 8 1/2" × 11"
1
121
8 1/2" × 14" → 11" × 17"
93
—
77
8 1/2" × 14" → 8 1/2" × 11"
74
11" × 15" → 8 1/2" × 11"
65
11" × 17" → 8 1/2" × 11", 8 1/ " × 11" → 5 1/ " × 8 1/ " 2 2 2
Vergroot/Verklein (Vast)
❒ U kunt zelf aangeven welke reproductiefactor standaard moet worden ingesteld bij het inschakelen van het apparaat. Zie “3 Prior. reprofac.” op Pag.91 “3 Begininstelling”.
A Druk
E Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
1
op de toets {Vergroot/Ver-
klein}.
ZLKS032E
F Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS051E
B Selecteer de gewenste reproductiefactor met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken.
C Controleer of het origineel en het
afdrukpapier het juiste formaat hebben.
D Plaats het origineel.
Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
35
Werking
Zoom Met deze functie kunt u de reproductiefactor in stappen van 1% aanpassen.
1
C Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
GRZOOM0E ZLKS032E
Opmerking ❒ U kunt een waarde tussen 50– 200% instellen.
D Druk op de toets {Master maken}.
A Stel de
reproductiefactor in met behulp van de toetsen { }{ } (zoomtoetsen).
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. BQZ005S
Opmerking ❒ U kunt ook eerst een vooraf ingestelde reproductiefactor selecteren die in de buurt van de gewenste factor ligt en deze waarde vervolgens aanpassen met de toetsen { } en { }.
B Plaats het origineel.
36
Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
Automatisch vergroten/verkleinen
Automatisch vergroten/verkleinen Het apparaat kan een gepaste reproductieratio kiezen op basis van het formaat van het papier en de originelen dat u selecteert.
1
Opmerking ❒ U kunt kiezen tussen een ratio van 50 – 200%. ❒ In de tabel hieronder ziet u de reproductieratio’s die kunnen worden geselecteerd voor verschillende combinaties van origineel- en papierformaat.
❖ Metrische versie Origi- A3L neel
B4 JISL
A4L
A4K
B5 JISL
B5 JISK
A5L *2
A5K *2
115%
141%
--
163%
--
200%
--
B4 JISL 87%
100%
122%
--
141%
--
173%
--
A4L
71%
82%
100%
100% *1
115%
115% *1
141%
141% *1
A4K
71% *1
82% *1
100% *1
100%
115% *1
115%
141% *1
141%
B5 JISL 61%
71%
87%
87% *1
100%
100% *1
122%
122% *1
B5 JISK 61% *1
71% *1
87% *1
87%
100% *1
100%
122% *1
122%
A5L
50%
71%
71% *1
82%
82% *1
100%
100% *1
50%
61%
61% *1
71%
71% *1
87%
87% *1
Papier A3L
100%
50%
B6 JISL -*1
*2
Het apparaat draait de afbeelding automatisch 90°, zodat die overeenkomt met de papierrichting en selecteert automatisch een gepaste reproductieratio. Zie Pag.33 “Afbeelding draaien”. Plaats deze originelen in de optionele ADF.
37
Werking
❖ Inch-versie
1
Origineel 11" × 17"L Papier
81/2" × 14"L
81/2" × 11"L
81/2" × 11"K
81/2" × 51/2"L *2
81/2 × 51/2" K *2
11" × 17"L 100%
121%
129%
--
200%
--
81/2" × 14"L
77%
100%
--
--
155%
--
81/2" × 11"L
65%
77%
100%
100% *1
129%
129% *1
81/2" × 11"K
65% *1
77% *1
100% *1
100%
129% *1
129%
81/2" × 51/2" L
50%
61%
65%
65% *1
100%
100% *1
*1
*2
Het apparaat draait de afbeelding automatisch 90°, zodat die overeenkomt met de papierrichting en selecteert automatisch een gepaste reproductieratio. Zie Pag.33 “Afbeelding draaien”. Plaats deze originelen in de optionele ADF.
A Druk op de toets {Vergroot/Verklein}.
ZLKS051E
B Selecteer [Auto] met behulp van de toetsen {~}{}} en druk op de toets {OK}.
C Controleer of het origineel en het afdrukpapier het juiste formaat hebben. D Plaats het origineel.
38
Automatisch vergroten/verkleinen
E Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
1
ZLKS032E
F Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
39
Werking
Randen wissen Bij het kopiëren uit een dik boek of soortgelijke originelen kan er een schaduw van de boekband op de afdruk verschijnen. Met Randen wissen ingeschakeld worden dergelijke schaduwen automatisch gewist.
1
A Druk op de toets {Rand wissen}.
❖ Met Randen wissen
A
B
A
B BQZ006S
B Selecteer het formaat en de richGRERAS0E
❖ Zonder Randen wissen
A
ting van het origineel met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
B
GRERAS1E
Opmerking ❒ De te wissen rand kan worden ingesteld op een breedte van 0 tot 20 mm, 0" tot 0,8". Zie “5 Rand wisbreedte.” in Pag.91 “3 Begininstelling”.
C Plaats het origineel. D Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
❒ Standaard wordt de breedte van de te wissen rand ingesteld op 5 mm, 0,2". ZLKS032E
40
Randen wissen
E Druk op de toets {Master maken}.
1
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
41
Werking
Afdrukken maken op dik of dun papier Ga als volgt te werk om afdrukken te maken op dik papier (127,9 tot 209,3 g/m2, 34,0 tot 55,6 lb), standaardpapier (52,3 tot 127,9 g/m2, 13,9 tot 34,0 lb) of dun papier (47,1 tot 52,3 g/m2, 12,5 tot 13,9 lb):
1
B Controleer of de zijplaten van de
papierinvoer licht contact maken met het papier.
Positie van drukhendel
A Plaats de drukhendel van de pa-
pierinvoerrol op de positie voor dik, standaard- of dun papier. ZCTH150E
C Wanneer u klaar bent met afdrukken, plaatst u de drukhendel van de papierinvoerrol weer terug in de stand voor standaardpapier.
ZFRH210E
Opmerking ❒ Kies aan de hand van de papiergewichten in onderstaande tabel de juiste positie voor de drukhendel. Metrische versie
Inch-versie
Dik
127.9 — 209 g/m2
34.0 — 55,6 lb
Standaard
52.3 — 127.9g/m2
13.9 — 34,0 lb
Dun *1
47.1 — 52,3 g/m2
12.5 — 13,9 lb
*1
42
Plaats de drukhendel in de stand voor dun papier wanneer het papier kleiner is dan B5 JIS, 51/2" × 81/2" en zwaarder dan 81,4 g/m 2 (21,6 lb).
ZFRH210E
Type origineel
Type origineel Selecteer voor uw originelen een van de volgende drie typen:
A Druk op de toets {Type origineel}.
1
❖ Modus Tekst Selecteer deze modus als het origineel alleen tekst bevat (geen afbeeldingen). ❖ Modus Tekst/Foto Selecteer deze modus als het origineel foto’s of tekst met afbeeldingen bevat. ❖ Modus Foto Foto’s of afbeeldingen met fijne kleurnuances kunnen met deze modus worden gereproduceerd. ❖ Modus Potlood Gebruik deze modus wanneer de originelen met potlood zijn geschreven. Opmerking ❒ U kunt zelf aangeven welk type origineel standaard moet worden ingesteld bij het inschakelen van het apparaat. Zie “2 Prior. orig.type” op Pag.91 “3 Begininstelling”.
❒ Standaard wordt de modus Tekst ingesteld. ❒ Wanneer u afdrukken maakt van gerasterde originelen, kunnen er moiré-patronen verschijnen. ❒ Wanneer u de modus Foto gebruikt om originelen met tekst en foto’s af te drukken, zal de tekst lichter worden afgedrukt. Selecteer de modus Tekst/Foto om dit te voorkomen.
ZLKS050E
B Selecteer
het type origineel met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Plaats het origineel. D Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
ZLKS032E
43
Werking
E Druk op de toets {Master maken}.
1
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
44
De modus Bespaar
De modus Bespaar Met deze functie kunt u inkt besparen.
D Druk op de toets {Master maken}.
1
Opmerking ❒ Wanneer de modus Inktbesparing is ingeschakeld, zullen afdrukken lichter worden.
❒ Standaard is deze functie uitgeschakeld. Zie voor informatie over het in- of uitschakelen van de modus Inktbesparing “4 Spaarmod. aan/uit” op Pag.91 “3 Begininstelling”.
A Druk op de toets {Inktbesparing}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
BQZ007S
B Plaats het origineel. C Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
❒ De modus Inktbesparing en de modus Fijn kunnen niet samen worden gebruikt. Als u beide modi samen selecteert, zal de modus Inktbesparing worden toegepast.
ZLKS032E
45
Werking
Automatische cyclus Met deze functie kunt u in één keer masters verwerken en afdrukken maken.
1
C Druk op de toets {Master maken}.
Opmerking ❒ Standaard is deze functie ingeschakeld.
❒ U kunt zelf aangeven of de modus Automatische cyclus moet worden ingeschakeld bij het inschakelen van het apparaat. Zie “1 Autocycl. AAN/UIT” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
A Als de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld, drukt u op de toets {Automatische cyclus} om deze in te schakelen.
ZLKS035E
B Plaats
het origineel en voer het aantal afdrukken in.
46
ZLKS030E
Direct nadat de master is gemaakt, wordt met afdrukken begonnen.
Geheugen/Groep
Geheugen/Groep De functie Geheugen/Groep is vooral handig voor leraren enz., mensen die vaak van hetzelfde origineel verschillende aantallen afdrukken moeten maken voor verschillende groepen, of die voor dezelfde groep van diverse originelen hetzelfde aantal afdrukken moeten maken. De functie Geheugen/Groep bevat de volgende modi:
❖ De modus Kies groep/jaar Verwijzing Als het apparaat niet op een school of universiteit wordt gebruikt, kunt u ervoor kiezen deze modus “Kies afdeling” te noemen, in plaats van “Kies groep/jaar”. Zie “5 Weergave groepen” op Pag.90 “2 Bedieningsinstel.”.
• Huishoudens Selecteer deze optie om voor alle geregistreerde inwonende studenten op de school afdrukken te maken van hetzelfde origineel.
1
❖ Geheugenmodus U kunt kiezen uit de volgende geheugenmodi: • Geheugenmodus Normaal Selecteer deze optie om afdrukken te maken van een aantal verschillende originelen. Van ieder origineel wordt een ander aantal afdrukken gemaakt.
A B C D
A
B
C
D GRCLAS1E
• Geheugenmodus Stapel Selecteer deze optie om voor iedere groep een ander aantal afdrukken te maken van hetzelfde origineel. GRCLAS2E
• Alle Selecteer deze optie om voor alle geregistreerde groepen in alle schooljaren afdrukken te maken van hetzelfde origineel. • Groep Selecteer deze optie om alleen voor de geselecteerde groepen afdrukken te maken van het origineel.
A
A A
A A STKMEM1E
47
Werking
Opmerking ❒ U kunt zelf aangeven of standaard de normale modus of de stapelmodus wordt gehanteerd. Zie “13 Geheugenmodus” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
1
❖ De modus Groep Selecteer deze optie om voor meerdere groepen hetzelfde aantal afdrukken te maken van hetzelfde origineel.
R
R
R
R
R
R
R
GRCLAS0E
❖ Oproepen Selecteer deze optie om instellingen die u in de geheugenmodus of de groepsmodus hebt ingesteld, op te roepen.
48
Kies groep/jaar
Kies groep/jaar Voorbereiding Als u deze modus wilt gebruiken, moet u eerst het aantal afdrukken per groep invoeren.
C Selecteer met behulp van de toet-
1
sen {~}{}} de optie 9 Prog.wijz:Grp/Jr en druk vervolgens op de toets {OK}.
Groep/jaar registreren Opmerking ❒ U kunt maximaal 108 groepen registreren (maximaal 12 groepen per schooljaar met een maximum van 9 schooljaren).
D Selecteer het gewenste schooljaar
met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
E Voer
met behulp van de cijfertoetsen het aantal afdrukken voor de groep in, en druk vervolgens op de toets {q}.
BQZ008S
B Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de optie 3 Begininstelling en druk vervolgens op de toets {OK}.
Opmerking ❒ Herhaal stap D en E om alle groepen te registreren.
F Druk op de toets {OK}. G Druk op de toets {Reset/Spaar}. De geregistreerde waarden zijn nu van kracht.
49
Werking
E Druk op de toets {Master maken}.
Voor alle schooljaren afdrukken
A Druk
1
op gen/Groep}.
de
toets
{Geheu-
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. ZLKS052E
B Selecteer Kies groep/jaar met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Alle en druk vervolgens op de toets {OK}.
D Plaats het origineel.
50
Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
Kies groep/jaar
Opmerking ❒ Herhaal stap D als u nog meer groepen wilt selecteren.
Voor specifieke groepen afdrukken
A Druk
op gen/Groep}.
de
toets
{Geheu-
ZLKS052E
❒ U kunt alleen groepen uit hetzelfde schooljaar selecteren. ❒ Als u de verkeerde groep hebt geselecteerd, moet u deze groep opnieuw markeren met behulp van de toetsen {~}{}}. Druk vervolgens op de toets {q} om de selectie ongedaan te maken.
1
E Druk op de toets {OK}. F Plaats het origineel. G Druk op de toets {Master maken}.
B Selecteer Kies groep/jaar met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Selecteer het gewenste schooljaar met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
D Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de groep waarvoor u wilt afdrukken en druk vervolgens op de toets {q}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
51
Werking
Geheugenmodus De geheugenmodus Normaal
1
Opmerking ❒ U kunt per keer afdrukken maken van maximaal 30 originelen.
A Druk
op gen/Groep}.
de
toets
D Druk op de toets {OK}. E Wanneer u de optionele tapehouder gebruikt, schakel deze dan in met de bijbehorende schakelaar.
{Geheu-
On
Off TSLP013E
ZLKS052E
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Geheugen en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Voer
met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal afdrukken per origineel in, en druk vervolgens op de toets {q}.
Opmerking ❒ Herhaal deze stap tot u aantallen hebt ingevoerd voor alle originelen.
52
Opmerking ❒ De optionele tapehouder scheidt de afgedrukte sets van ieder origineel automatisch van elkaar met stroken papier.
F Plaats het origineel. Opmerking ❒ Plaats de originelen in de volgorde waarin u ze hebt geregistreerd in stap C.
Geheugenmodus
G Druk op de toets {Master maken}.
De geheugenmodus Stapel Beperking ❒ Als u de geheugenmodus Stapel wilt gebruiken, moet u eerst de modus “Stapel” selecteren in de gebruikersinstellingen. Zie “13 Geheugenmodus” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”. Verwijzing Voor meer informatie over het gebruik van de optionele documentinvoereenheid bij het afdrukken in de geheugenmodus Normaal, zie Pag.78 “De documentinvoereenheid gebruiken in de geheugenmodus Normaal”.
1
Opmerking ❒ U kunt per keer afdrukken maken voor maximaal 30 groepen.
A Druk
op gen/Groep}.
de
toets
{Geheu-
ZLKS052E
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Geheugen en druk vervolgens op de toets {OK}.
53
Werking
C Voer
met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal afdrukken per groep in, en druk vervolgens op de toets {q}.
1
Opmerking ❒ Herhaal deze stap tot u aantallen hebt ingevoerd voor alle groepen.
D Druk op de toets {OK}. E Wanneer u de optionele tapehouder gebruikt, schakel deze dan in met de bijbehorende schakelaar.
F Plaats het origineel. G Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
54
Verwijzing Voor meer informatie over het gebruik van de optionele documentinvoereenheid bij het afdrukken in de geheugenmodus Stapel, zie Pag.79 “De documentinvoereenheid gebruiken in de geheugenmodus Stapel”.
De modus Groep
De modus Groep Opmerking ❒ U kunt voor maximaal 24 combinaties van aantallen afdrukken en aantallen groepen afdrukken.
D Voer
met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal groepen in en druk vervolgens op de toets {q}.
1
❒ Het maximumaantal groepen in één combinatie is 99.
A Druk
op gen/Groep}.
de
toets
{GeheuOpmerking ❒ Herhaal stap C tot en met D indien gewenst.
E Druk op de toets {OK}. F Wanneer u de optionele tapehouder gebruikt, schakel deze dan in met de bijbehorende schakelaar.
ZLKS052E
B Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de optie Groep en druk vervolgens op de toets {OK}. On
Off TSLP013E
C Voer
met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal afdrukken in en druk vervolgens op de toets {q}.
Opmerking ❒ De optionele tapehouder scheidt de afgedrukte sets automatisch van elkaar met stroken papier.
G Plaats het origineel.
55
Werking
H Druk op de toets {Master maken}.
1
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
56
Oproepen
Oproepen Opmerking ❒ U kunt in de geheugenmodus maximaal 10 items opslaan. Per item kunt u instellingen voor maximaal 30 originelen (geheugenmodus Normaal) of 30 groepen (geheugenmodus Stapel) opnemen.
❒ U kunt maximaal 10 items opslaan in de groepsmodus. Per item kunt u instellingen voor maximaal 24 combinaties van groepen en aantallen afdrukken opnemen.
B Selecteer met behulp van de toet-
1
sen {~}{}} de optie 3 Begininstelling en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 8 Prog./Wijz: Geh. en druk vervolgens op de toets {OK}.
Instellingen voor geheugenmodus opslaan
D Selecteer
een nummer met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
Instellingen voor geheugenmodus Normaal opslaan
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
BQZ008S
Opmerking ❒ Als het nummer reeds in gebruik is, vraagt het apparaat of u de opgeslagen instellingen wilt overschrijven. Druk op de toets {OK} om de opgeslagen instellingen te overschrijven. Druk op de toets {Escape} om terug te gaan naar het vorige scherm en een ander nummer te selecteren.
57
Werking
E Voer
met behulp van de cijfertoetsen het aantal afdrukken per origineel in, en druk vervolgens op de toets {q}.
1
Opmerking ❒ Herhaal stap D en E om alle originelen te registreren.
F Druk op de toets {OK}. G Druk op de toets {Reset/Spaar}. De geregistreerde waarden zijn nu van kracht.
sen {~}{}} de optie 3 Begininstelling en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 8 Prog./Wijz: Geh. en druk vervolgens op de toets {OK}.
D Selecteer
een nummer met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
Instellingen voor geheugenmodus Stapel opslaan Beperking ❒ Als u de geheugenmodus Stapel wilt gebruiken, moet u eerst de modus “Stapel” selecteren in de gebruikersinstellingen. Zie “12 Geheugenmodus” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
BQZ008S
58
B Selecteer met behulp van de toet-
Opmerking ❒ Als het nummer reeds in gebruik is, vraagt het apparaat of u de opgeslagen instellingen wilt overschrijven. Druk op de toets {OK} om de opgeslagen instellingen te overschrijven. Druk op de toets {Escape} om terug te gaan naar het vorige scherm en een ander nummer te selecteren.
Oproepen
E Voer
met behulp van de cijfertoetsen het aantal afdrukken per groep in en druk vervolgens op de toets {q}.
Opmerking ❒ Herhaal stap D en E om alle groepen te registreren.
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 7 Prog./Wijz: Groep en druk vervolgens op de toets {OK}.
1
D Selecteer
een nummer met behulp van de toetsen {~}{}} en druk vervolgens op de toets {OK}.
F Druk op de toets {OK}. G Druk op de toets {Reset/Spaar}. De geregistreerde waarden zijn nu van kracht.
Instellingen voor groepsmodus opslaan
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
Opmerking ❒ Als het nummer reeds in gebruik is, vraagt het apparaat of u de opgeslagen instellingen wilt overschrijven. Druk op de toets {OK} om de opgeslagen instellingen te overschrijven. Druk op de toets {Escape} om terug te gaan naar het vorige scherm en een ander nummer te selecteren.
E Voer met behulp van de cijfertoet-
sen het aantal afdrukken in en druk vervolgens op de toets {q}.
BQZ008S
B Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de optie 3 Begininstelling en druk vervolgens op de toets {OK}.
F Voer
met behulp van de cijfertoetsen het aantal groepen in en druk vervolgens op de toets {q}.
Opmerking ❒ Herhaal stap D en F om alle groepen te registreren.
59
Werking
G Druk op de toets {OK}. H Druk op de toets {Reset/Spaar}.
D Controleer of u de juiste instellingen hebt geselecteerd en druk vervolgens op de toets {OK}.
De geregistreerde waarden zijn nu van kracht.
1
De opgeslagen instellingen oproepen
A Druk
op gen/Groep}.
de
toets
{Geheu-
Opmerking ❒ Als u de opgeslagen instellingen wilt wijzigen, kunt u met behulp van de toetsen {~}{}} het item selecteren dat u wilt aanpassen. Gebruik vervolgens de cijfertoetsen om de waarden te overschrijven.
E Plaats het origineel. F Druk op de toets {Master maken}. ZLKS052E
B Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de optie Oproepen en druk vervolgens op de toets {OK}.
ZLKS030E
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} het nummer dat u wilt oproepen en druk vervolgens op de toets {OK}.
60
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
Combineren
Combineren Met deze functie kunt u twee originelen combineren op één vel papier.
❖ Inch-versie 81/2" × 11"K
51/2" × 81/2"K
11" × 17"L
100%
129%
81/2" × 14"L
77%
100%
81/2" × 11"L
65%
100%
51/2" × 81/2"L
50%
65%
1 2
1
2
Paper Size
Opmerking ❒ Bij het combineren wordt het formaat van de twee originelen als volgt vergroot of verkleind:
❖ Metrische versie Formaat origineel
Paper Size
A4 K
B5K A5 K
B6K
100 %
115 %
141 %
163 %
B4L 87%
100 %
122 %
141 %
A4 L
71%
82%
100 %
115 %
B5L 61%
71%
87%
100 %
A5 L
58%
71%
82%
50%
61%
71%
A3 L
50%
B6L —
1
Formaat origineel
❒ Wanneer de lengte van het eerste origineel korter is dan 91 mm, 3,6", wordt de modus Combineren uitgeschakeld. ❒ U kunt het apparaat zo instellen dat de modus Combineren/Herhalen automatisch wordt geannuleerd nadat u twee originelen hebt gecombineerd. Zie “8 Comb. annuleren” op Pag.92 “4 Modusinstelling”. ❒ Afbeeldingen die zich minder dan 5 mm, 0,2", aan de bovenrand van het eerste origineel bevinden, worden niet afgedrukt. Ook alle afbeeldingen binnen 4 mm, 0,16", van de bovenrand van het tweede origineel worden niet afgedrukt. Als de afdruk zich te dicht bij de bovenrand bevindt, moet u een kopie van de originelen maken waarbij de afdruk verder van de bovenrand ligt. Maak vervolgens van deze kopieën afdrukken. ❒ U kunt voor het eerste en tweede origineel verschillende afdrukinstellingen opgeven.
61
Werking
❒ Controleer of de zijplaten van de papierinvoer licht contact maken met het papier. Als dit niet het geval is, zullen de afbeeldingen niet goed worden uitgelijnd op de uiteindelijke afdrukken.
1
Verwijzing Voor meer informatie over het gebruik van de optionele documentinvoereenheid bij het combineren van originelen, zie Pag.77 “De documentinvoereenheid gebruiken bij het combineren van originelen”.
A Druk op de toets {Combineren/Herhalen}.
C Plaats het eerste origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
ZDCH110E
Opmerking ❒ Wanneer u originelen wilt combineren, moet u het origineel met de bedrukte zijde naar beneden en de bovenrand naar u toe op de glasplaat leggen (zie hierboven).
D Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS053E
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 2 combineren en druk vervolgens op de toets {OK}.
ZLKS030E
E Nadat het eerste origineel is ges-
cand, kunt u op dezelfde manier het tweede origineel op de glasplaat plaatsen.
62
Combineren
F Druk op de toets {Master maken}.
1
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
63
Werking
Herhalen Met deze functie kunt u de afbeelding herhalen op hetzelfde vel papier.
1
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 2 herhalen en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Plaats het origineel. D Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
Beperking ❒ U kunt de optionele documentinvoereenheid niet gebruiken in combinatie met de functie Herhalen. Opmerking ❒ U kunt zelf aangeven welke van de twee functies (Combineren of Herhalen) standaard wordt geselecteerd als u het apparaat inschakelt. Zie “7 Comb./Herh. ” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
A Druk op de toets {Combineren/Herhalen}.
ZLKS053E
64
ZLKS032E
Herhalen
E Druk op de toets {Master maken}.
1
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
65
Werking
Afdrukken met toevoerinterval Als de achterkant van afdrukken vies is, drukt u op de toets {Toevoerinterval} om de drum tijdens de invoer van elk nieuw vel papier in plaats van één keer twee keer te laten roteren. Dit stelt u in de gelegenheid om de afdrukken één voor één uit de papieropvangbak te pakken of om een vel papier in te voegen tussen twee afdrukken.
1
Opmerking ❒ U kunt zelf aangeven hoeveel keer de drum moet roteren als u het apparaat inschakelt. U kunt ook aangeven of het aantal rotaties tijdelijk of permanent moet worden gewijzigd als er op de toets {Toevoerinterval} wordt gedrukt. Zie “9 Toevoerinterval” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
❒ U kunt 2 tot 9 rotaties instellen. ❒ Standaard wordt er twee keer geroteerd.
A Druk op de toets {Toevoerinterval}.
BQZ009S
B Plaats het origineel. C Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
66
D Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
Programma
Programma Met deze functie kunt u maximaal negen vaak gebruikte instellingen voor afdruktaken opslaan en naderhand weer oproepen.
B Druk op de toets {Programma}.
1
Opmerking ❒ De opgeslagen programma’s worden niet gewist, zelfs niet als u de hoofdschakelaar uitschakelt.
❒ Opgeslagen programma’s kunnen niet worden verwijderd. Als u een programma wilt wijzigen, kunt u de opgeslagen afdrukinstellingen overschrijven. ❒ U kunt instellingen opslaan voor de volgende functies: • Geheugen/Groep • Randen wissen • Vergroot/Verklein (Vast) • Type origineel • Modus fijn • Afdruksnelheid • Automatische cyclus • Combineren/Herhalen ❒ U kunt geen instellingen opslaan voor de functie Beveiliging en de functie Programma.
Afdrukinstellingen opslaan
A Geef
eerst aan welke afdrukinstellingen u wilt opslaan.
ZLKS037E
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Opslaan en druk vervolgens op de toets {OK}.
D Selecteer
een nummer met behulp van de toetsen {~}{}}.
Opmerking ❒ Als het nummer reeds in gebruik is, vraagt het apparaat of u de opgeslagen instellingen wilt overschrijven. Druk op de toets {OK} om de opgeslagen instellingen te overschrijven. Druk op de toets {Escape} om terug te gaan naar het vorige scherm en een ander nummer te selecteren.
E Druk op de toets {OK}.
67
Werking
E Voer het aantal afdrukken in met
Een programma oproepen
behulp van de cijfertoetsen.
A Druk op de toets {Programma}.
1
ZLKS032E
ZLKS037E
F Druk op de toets {Master maken}.
B Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de optie Oproepen en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} het nummer dat u wilt oproepen en druk vervolgens op de toets {OK}.
De opgeslagen instellingen worden weergegeven.
D Controleer of de instellingen cor-
rect zijn en plaats vervolgens het origineel.
68
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
De modus Beveiliging
De modus Beveiliging Met deze functie kunt u voorkomen dat anderen uw masters openen of na u afdrukken maken van vertrouwelijke documenten.
1
A Nadat u uw afdrukken hebt ge-
maakt, drukt u op de toets {Beveiliging}.
BQZ010S
B Druk op de toets {OK}.
Opmerking ❒ In de modus Beveiliging kunt u niet meer op de toetsen {Proefafdruk} of {Afdrukken} drukken. Ook kunt u de drumeenheid er niet meer uithalen.
❒ De modus Beveiliging wordt niet gewist als u de hoofdschakelaar uitschakelt. ❒ De modus Beveiliging wordt pas geannuleerd als u een nieuw origineel plaatst en op de toets {Master maken} drukt.
69
Werking
Een gebruikerscode invoeren om het apparaat te gebruiken 1
In de modus Gebruikerscode moeten gebruikers een gebruikerscode invoeren voordat zij het apparaat kunnen gebruiken. Het apparaat houdt bij hoeveel afdrukken er per code worden gemaakt. Opmerking ❒ U kunt deze functie alleen gebruiken als de gebruikerscode is ingeschakeld. Zie “3 Gebr.code instel” op Pag.94 “5 Admin-modus”.
❒ In de modus Gebruikerscode vraagt het apparaat bij het inschakelen van de hoofdschakelaar, of na resetten om de gebruikerscode. ❒ De volgende gebruikerscodes zijn beschikbaar: • 000, 019, 028, 037, 046, 055, 064, 073, 082, 091, 100, 119, 128, 137, 146, 155, 164, 173, 182, 191, 200, 219, 228, 237, 246, 255, 264, 273, 282, 291, 300, 319, 328, 337, 346, 355, 364, 373, 382, 391, 400, 419, 428, 437, 446, 455, 464, 473, 482, 491, 500, 519, 528, 537, 546, 555, 564, 573, 582, 591, 600, 619, 628, 637, 646, 655, 664, 673, 682, 691, 700, 719, 728, 737, 746, 755, 764, 773, 782, 791, 800, 819, 828, 837, 846, 855, 864, 873, 882, 891, 900, 919, 928, 937, 946, 955, 964, 973, 982, 991
70
A Voer
met behulp van de cijfertoetsen uw 3–cijferige gebruikerscode in.
Opmerking ❒ De gebruikerscode verschijnt niet op het scherm van het display.
❒ Als u een verkeerd cijfer hebt ingevoerd, drukt u op de toets {Wis/Stop} en voert u nogmaals het cijfer in.
B Druk op de toets {OK}. C Houd na het afdrukken de toets
{Instellingen verwijd er en/E nergiespaarstand} ingedrukt en druk vervolgens op de toets {Wis/Stop}. De modus Gebruikerscode is weer ingesteld. Andere gebruikers kunnen geen afdrukken maken met behulp van uw gebruikerscode.
De modus Kwaliteitsstart
De modus Kwaliteitsstart Als het apparaat gedurende lange tijd niet is gebruikt, of als u overschakelt op een kleurendrum die de laatste tijd niet is gebruikt, kan de inkt op de drum opdrogen. Dit kan de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden. U lost dit probleem op door de drum een aantal rotaties te laten uitvoeren voordat er wordt afgedrukt. Opmerking ❒ U kunt het aantal rotaties zelf aangeven. Zie “10 Kw.modus” op Pag.92 “4 Modusinstelling”. ❒ U kunt 1 tot 5 rotaties instellen. ❒ Standaard wordt er twee keer geroteerd.
A Druk op de toets {Kwaliteitsstart}.
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken.
1
Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
-Automatische kwaliteitsstart U kunt het apparaat zodanig instellen dat de drum automatisch enkele malen roteert vóór het afdrukken. Dit is de automatische kwaliteitsstart. Opmerking ❒ U kunt deze functie gebruiken door Automatische kwaliteitsstart in te schakelen in de gebruikersinstellingen. Zie “11 Ins. kw.modus” op Pag.92 “4 Modusinstelling”.
BQZ011S
B Plaats het origineel. C Druk op de toets {Master maken}.
❒ Voor informatie over het instellen van het aantal rotaties op basis van de lengte van de periode waarin het apparaat niet is gebruikt, zie Pag.97 “4-12 Interval kw.start”.
ZLKS030E
71
Werking
On line afdrukken Met on line afdrukken kunt u het apparaat gebruiken als PC-printer.
1
Beperking ❒ Hiervoor is de optionele PC-controller vereist. Opmerking ❒ Zie de handleiding van de PC-controller voor informatie over het afdrukken op andere papierformaten dan A5K, 51/2" × 81/2" K, of op aangepaste papierformaten.
A Druk op de toets {On line}.
Wanneer er nog een afdruktaak actief is Wanneer er nog een afdruktaak actief is, moet deze worden geannuleerd voordat het apparaat gegevens van de PC kan accepteren. A Druk op de toets {OK}. U krijgt de berichten “Afdruk is niet voltooid. (on line)” en “Druk op [OK] om de volgende master te starten” verschijnen om beurten op het scherm.
Wanneer u op A5K, 51/2" × 81/2" K papier afdrukt
BQZ012S
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
BQZ008S
72
On line afdrukken
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 6 O/Lparameter en druk vervolgens op de toets {OK}.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
1 C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 2 Afdrukformaat en druk vervolgens op de toets {OK}.
BQZ008S
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 6 O/Lparameter en druk vervolgens op de toets {OK}. D Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} het formaat A5K, 51/2" × 81/2"K.
E Druk op de toets {OK}.
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 2 Afdrukformaat en druk vervolgens op de toets {OK}.
Wanneer u op aangepast papierformaat afdrukt Beperking ❒ Wanneer u op aangepast papierformaat wilt afdrukken, moet u het papier altijd in de richting L plaatsen.
D Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} een papierformaat dat één maat groter is dan het aangepaste formaat.
Een voorbeeld: u wilt afdrukken op papierformaat 200 × 280 mm, 7,9" × 11". Het dichtstbijzijnde formaat is A4, 81/2" × 11". E Druk op de toets {OK}.
73
Werking
Auto on line U kunt zelf aangeven of het apparaat bij ontvangst van gegevens van een PC automatisch overschakelt op de modus On line.
1
Voorbereiding • Standaard is deze functie ingeschakeld. Wanneer de indicator Auto on line brandt, is deze functie actief.
• Druk op de toets {Auto on line} om de functie in of uit te schakelen. • In de modus Auto on line geeft het apparaat voorrang aan gegevens die afkomstig zijn van een PC. Wanneer u afdrukken aan het maken bent en niet wilt dat uw afdruktaak wordt onderbroken door een PC, drukt u op de toets {Auto on line} om deze functie uit te schakelen.
A Druk op de toets {Auto on line}.
BQZ014S
74
2. Optionele functies Optionele documentinvoereenheid Plaats een stapel originelen in de documentinvoereenheid. De originelen worden automatisch in het apparaat ingevoerd.
Originelen Wanneer de onderstaande originelen in de documentinvoereenheid worden geplaatst, kunnen papierstoringen optreden of kunnen de originelen worden beschadigd. Plaats deze originelen daarom alleen op de glasplaat. • Originelen die zwaarder zijn dan 127.9g/m2, 34 lb • Originelen die lichter zijn dan 52.3g/m2, 14 lb • Originelen die kleiner zijn dan 148 mm × 210 mm, 5,9" × 8,3" • Originelen die groter zijn dan 297 mm × 864 mm, 11,7" × 34,0" • Met nietjes of paperclips aan elkaar bevestigde originelen • Geperforeerde of gescheurde originelen • Opgekrulde, gevouwen of gekreukte originelen • Originelen met een specifieke coating, zoals thermisch faxpapier, kunstdrukpapier, aluminiumfolie, carbonpapier of geleidend papier • Gebonden originelen, zoals boeken • Beschadigde originelen • Met lijm bedekte originelen • Geplakte originelen
• • • •
Met potlood geschreven originelen Dunne en kwetsbare originelen Originelen met tabbladen Transparante originelen, zoals overheadsheets of doorschijnend papier Dit apparaat kan het papierformaat van de onderstaande originelen bij plaatsing in de optionele documentinvoereenheid herkennen. Metrische versie
A3 L, B4 JIS L, A4 KL, B5 JIS KL, A5KL
Inch-versie
11" × 17" L, 81/2" × 14" L, 81/2" × 11"KL, 51/2" × 81/2"KL
Opmerking ❒ Plaats originelen pas in de documentinvoereenheid als de inkt of correctievloeistof volledig is opgedroogd. Als u hier geen rekening mee houdt, kan de glasplaat vuil worden. Deze vlekken worden dan ook afgedrukt.
Plaats originelen voor standaardafdrukken als volgt:
R R GRSETT1E
75
Optionele functies
Het is niet mogelijk om in één keer originelen van verschillend formaat te plaatsen. Dunne originelen moet u één-vooréén in de documentinvoereenheid plaatsen. U kunt natuurlijk ook de glasplaat gebruiken. De eerste 5 mm, 0,2", van de bovenrand en de laatste 2 mm, 0,08", van de onderrand kunnen niet worden afgedrukt. Let erop dat de marge aan de bovenrand ten minste 5 mm, 0,2", bedraagt en de marge aan de onderrand ten minste 2 mm, 0,08".
2
Opmerking ❒ Zorg dat de stapel originelen niet boven de markering uit komt.
❒ Om te voorkomen dat er meerdere originelen tegelijkertijd worden ingevoerd, of originelen vastlopen, moet u de originelen uit elkaar waaieren voordat u ze in de documentinvoereenheid plaatst. ❒ Beide geleiders moeten licht contact maken met de originelen.
C Geef de afdrukinstellingen op en
Originelen in de documentinvoereenheid plaatsen
voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
A Stel de geleiders in op het juiste formaat.
B Lijn de originelen uit en plaats ze in een stapel met de bedrukte zijde naar boven.
ZLKS032E
D Druk op de toets {Master maken}.
ZDCH120E
Beperking ❒ Er kunnen ongeveer 50 originelen (80 g/m2, 21 lb) tegelijkertijd in de documentinvoereenheid worden geplaatst. Het bovenste origineel wordt als eerste ingevoerd.
76
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken.
Optionele documentinvoereenheid
Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
De documentinvoereenheid gebruiken bij het combineren van originelen Verwijzing Voor meer informatie over het combineren van originelen, zie Pag.61 “Combineren”.
A Druk op de toets {Combineren/Herhalen}.
C Leg de originelen met de bedruk-
te zijde naar boven in de documentinvoereenheid.
2
ZDCH120E
Opmerking ❒ Het eerste origineel wordt op de linkerkant van het papier afgedrukt.
D Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
E Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS053E ZLKS030E
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 2 combineren en druk vervolgens op de toets {OK}.
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
77
Optionele functies
De documentinvoereenheid gebruiken in de geheugenmodus
C Voer
met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal afdrukken per origineel in, en druk vervolgens op de toets {q}.
De documentinvoereenheid gebruiken in de geheugenmodus Normaal
2
Verwijzing Voor meer informatie over de geheugenmodus, zie Pag.52 “Geheugenmodus”.
A Druk
op gen/Groep}.
de
toets
{Geheu-
Opmerking ❒ Herhaal deze stap tot u aantallen hebt ingevoerd voor alle originelen.
D Druk op de toets {OK}. E Wanneer u de optionele tapehouder gebruikt, schakel deze dan in met de bijbehorende schakelaar.
On ZLKS052E
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Geheugen en druk vervolgens op de toets {OK}.
78
Off TSLP013E
Opmerking ❒ De optionele tapehouder scheidt de afgedrukte sets van ieder origineel automatisch van elkaar met stroken papier.
Optionele documentinvoereenheid
F Leg de originelen met de bedruk-
te zijde naar boven in de documentinvoereenheid.
De documentinvoereenheid gebruiken in de geheugenmodus Stapel Verwijzing Voor meer informatie over de geheugenmodus Stapel, zie Pag.53 “De geheugenmodus Stapel”.
A Druk
op gen/Groep}.
de
toets
2
{Geheu-
ZDCH120E
Opmerking ❒ Plaats de originelen in de volgorde waarin u ze in stap C hebt geregistreerd. Het eerste origineel ligt bovenop.
G Druk op de toets {Master maken}.
ZLKS052E
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Geheugen en druk vervolgens op de toets {OK}.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
C Voer
met behulp van de cijfertoetsen het gewenste aantal afdrukken per groep in, en druk vervolgens op de toets {q}.
Opmerking ❒ Herhaal deze stap tot u aantallen hebt ingevoerd voor alle groepen.
D Druk op de toets {OK}. 79
Optionele functies
E Wanneer u de optionele tapehouder gebruikt, schakel deze dan in met de bijbehorende schakelaar.
F Leg het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de documentinvoereenheid.
G Druk op de toets {Master maken}.
2
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
80
Kleurenafdrukken maken met behulp van de optionele kleurendrum
Kleurenafdrukken maken met behulp van de optionele kleurendrum A3, 11" × 17" kleurendrumeenheden (rood, blauw, groen, bruin, geel, paars, marine, bruin, oranje, grijsblauw en grijs) kunnen aan de zwarte eenheid worden toegevoegd. Bij kleurenafdrukken is voor iedere kleur een afzonderlijke drumeenheid vereist.
De kleurendrum verwisselen
Opmerking ❒ Zorg dat het bovenste lampje naast de drumeenheidvergrendeling brandt voordat u de drum naar buiten schuift. Als het onderste lampje brandt, sluit u de voorklep, wacht u vijf seconden en opent u de voorklep.
2
A Open de voorklep.
AQN007S
AQN006S
B Til de hendel van de drum op zodat de drumeenheid vrij komt.
AQN008S
81
Optionele functies
C Trek aan de hendel om de drumeenheid eruit te halen.
E Plaats de kleurendrumeenheid op de geleidingsrail.
2 AQN013S
AQN009S
Opmerking ❒ Wanneer het niet lukt om de drumeenheid te verwijderen, duw dan één keer tegen de hendel van de drumeenheid en trek er vervolgens aan.
F Schuif
de drumeenheid op zijn plaats totdat u een klik hoort.
D Houd de bovenste beugel van de
drum vast en verwijder de drumeenheid uit het apparaat. AQN014S
G Breng
de vergrendelingsgreep van de drumeenheid omlaag.
ZFRH360E
Opmerking ❒ Pas op dat de drumeenheid niet valt. AQN015S
H Sluit de voorklep. Opmerking ❒ Controleer of de indicator Open klep/eenheid M) en de indicator “Kleurendrum” op het display branden.
82
Kleurenafdrukken maken met behulp van de optionele kleurendrum
Kleurenafdrukken maken
Afdrukken in twee kleuren
A Controleer of de indicator Kleu-
Wanneer u de ene kleur hebt gedrukt, kunt u op dezelfde zijde nog een kleur gebruiken.
rendrum op het display brandt.
2 R P
R P GRCOLO0E
ZLKS054E
B Plaats het origineel. C Geef de afdrukinstellingen op en
Belangrijk ❒ Laat de inkt eerst even drogen voordat u het papier opnieuw bedrukt.
D Druk op de toets {Master maken}.
❒ Wanneer de afdrukken nog nat zijn als u ze nogmaals bedrukt, kan de papierinvoerrol vuil worden. Veeg de rol in dat geval met een doekje schoon.
voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
Opmerking ❒ U kunt niet in twee kleuren tegelijk drukken.
A Bereid ZLKS030E
twee originelen voor. Plaats het eerste origineel op de glasplaat of in de optionele documentinvoereenheid.
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
ZDCH110E
83
Optionele functies
B Voer het aantal afdrukken in met behulp van de cijfertoetsen.
D Verwijder
de afdrukken uit de papieropvangbak en plaats ze opnieuw in de papierinvoertafel (zie afbeelding).
2 ZLKS032E
C Druk op de toets {Master maken}.
ZFRY040E
E Wissel de drumeenheid.
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
84
AQN012S
Verwijzing Zie Pag.81 “De kleurendrum verwisselen”.
Kleurenafdrukken maken met behulp van de optionele kleurendrum
F Plaats
het tweede origineel en druk vervolgens op de toets {Master maken}.
2
ZLKS030E
Na de proefafdruk wordt automatisch begonnen met het afdrukken. Opmerking ❒ Als u de afdruk eerst wilt controleren, drukt u op de toets {Automatische cyclus} voordat u op de toets {Master maken} drukt om de modus Automatische cyclus uit te schakelen. Zie Pag.22 “Wanneer de modus Automatische cyclus is uitgeschakeld”.
85
Optionele functies
2
86
3. Gebruikersinstellingen Toegang tot de gebruikersinstellingen Dit gedeelte is bedoeld voor de beheerder van het apparaat. Met de gebruikersinstellingen kan de beheerder van het apparaat de standaardinstellingen aan de behoeften van de gebruiker aanpassen. Verwijzing Voor meer informatie over gebruikersinstellingen, zie Pag.89 “Het menu Gebruikersinstellingen”.
D Druk op de toets {OK}. Gebruikersinstellingen afsluiten
A Als
u de gebruikersinstellingen wilt afsluiten, drukt u op de toets {Gebruikersinstellingen}.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
BQZ008S
BQZ008S
B Selecteer de gewenste gebruikersinstellingen met behulp van de toetsen {~}{}}.
Opmerking ❒ Wijzigingen in de volgende gebruikersinstellingen worden van kracht als u op de toets {Instellingen verwijderen/Energiespaarstand} drukt:
• • • •
Prog./Wijz: Groep Prog./Wijz: Geh. Prog.wijz:Grp/Jr Toevoerinterval
Verwijzing Zie Pag.89 “Het menu Gebruikersinstellingen”.
C Voer een nummer in of selecteer de gewenste modus met behulp van de cijfertoetsen.
87
Gebruikersinstellingen
❒ Wijzigingen in de volgende gebruikersinstellingen worden van kracht als de hoofdschakelaar van het apparaat wordt uitgeschakeld en weer ingeschakeld: • DHCP • IP-adres • Subnetmasker • Gateway-adres • Ethernetsnelheid • I/O-timeout • I/O-buffer • Menu Reset
3
88
Het menu Gebruikersinstellingen
Het menu Gebruikersinstellingen 1 Systeeminstelling Nr.
Modus
Omschrijving
1
Auto Reset
Het apparaat keert automatisch terug naar de uitgangspositie als het gedurende een bepaalde periode niet is bediend.
Opmerking
3
❒ Standaard: Uit 2
Weerg.wisb.teller
Geeft het totale aantal masters en afdrukken weer.
Opmerking ❒ Proefafdrukken worden niet in dit totaal opgenomen. 3
Reset wisb.teller
U kunt hier kiezen of het totale aantal masters en afdrukken moet worden gereset.
Opmerking ❒ Standaardt: Niet resetten 4
mm/inch
Hier kunt u de eenheden voor het display selecteren.
Opmerking ❒ Standaard: • Metrische versie: mm • Inch-versie: inch 5
Taalkeuze
Hier kunt u de taal voor het display selecteren.
Opmerking ❒ Standaard: Eng. 6
Gegevens afdruk- U kunt de log data en de tellerlijst afdrukken ken
7
Datum/tijd
U kunt de datum en tijd van de interne klok van het apparaat met behulp van de cijfertoetsen instellen.
8
Spaarstand Opt.
U kunt kiezen tussen de modus Energiespaarstand en de modus Auto Uit.
Opmerking ❒ Standaard: Energiespaarstand 9
Timer Spaarstand
Hier kunt u aangeven hoe lang het moet duren voor het apparaat op de modus Energiespaarstand overgaat.
Opmerking ❒ Standaard: 3 min.
89
Gebruikersinstellingen Nr.
Modus
Omschrijving
10
Timer Auto Uit
U kunt kiezen of u de timer voor Auto Uit gebruikt of niet.
Opmerking ❒ Standaard: Uit
2 Bedieningsinstel.
3
Nr.
Modus
Omschrijving
1
Min. aantal
U kunt een minimumaantal afdrukken opgeven tussen 0 en 9999. Opgegeven aantallen onder dit minimum worden niet afgedrukt.
Opmerking ❒ Standaard: 0 2
Max. aantal
U kunt een maximumaantal afdrukken opgeven tussen 0 en 9999.
Opmerking ❒ Standaard: 9999 3
Toon bed.paneel
U kunt de toon van het bedieningspaneel in- of uitschakelen.
Opmerking ❒ Standaard: STANDAARD ❒ Beschikbare instellingen: • ALLE UIT (Er klinkt geen toon.) • STANDAARD (De toon klinkt alleen als er waarschuwingsberichten op het display verschijnen, niet als u op een toets drukt.) • ALLE AAN (De toon klinkt altijd, als u op een toets drukt of als er waarschuwingsberichten op het display verschijnen.) 4
Contrast LCD
Hier kunt u het contrast voor het display selecteren.
5
Weergave groepen
In de modus Geheugen/Groep kunt u aangeven dat “Kies groep/jaar” wordt weergegeven als “Kies afdeling”, bijvoorbeeld als het apparaat niet op een school of universiteit wordt gebruikt.
Opmerking ❒ Standaard: Schooljaar (Kies groep/jaar)
90
Het menu Gebruikersinstellingen
3 Begininstelling Nr.
Modus
Omschrijving
1
Densiteit master
U kunt zelf aangeven welke afdrukdensiteit standaard moet worden ingesteld bij het inschakelen van het apparaat.
Opmerking ❒ Standaard: STANDAARD 2
Prior. orig.type
U kunt zelf aangeven welk type origineel standaard moet worden ingesteld bij het inschakelen van het apparaat.
3
Opmerking ❒ Standaard: Tekst 3
Prior. reprofac.
U kunt zelf aangeven welke reproductiefactor standaard moet worden ingesteld bij het inschakelen van het apparaat.
Opmerking ❒ Standaard: 100% 4
Spaarmod. aan/uit
U kunt aangeven dat de modus Inktbesparing “aan” of “uit” moet zijn als het apparaat wordt ingeschakeld, of nadat de instellingen zijn gewist.
Opmerking ❒ Standaard: UIT 5
Rand wisbreedte
Hier kunt u de wisbreedte voor de randen opgeven.
Opmerking ❒ Standaard: 5 mm, 0,2"
Verwijzing Zie Pag.97 “3-5 Randen wissen” voor informatie over het instellen van de wisbreedte van de randen. 6
Rand afwijk.form.
Hier kunt u met behulp van de cijfertoetsen de wisbreedte van de randen voor een origineel met aangepast formaat opgeven.
Opmerking ❒ Standaard: 70 × 165 mm, 2,8" × 6,5" 7
Prog./Wijz: Groep
Zie Pag.59 “Instellingen voor groepsmodus opslaan” voor informatie over het instellen van groepen.
8
Prog./Wijz: Geh.
Zie Pag.57 “Instellingen voor geheugenmodus opslaan” voor informatie over het instellen van de geheugenmodus.
9
Prog.wijz:Grp/Jr
Zie Pag.49 “Groep/jaar registreren” voor informatie over het instellen van Kies groep/jaar of Alle schooljaren.
91
Gebruikersinstellingen
4 Modusinstelling Nr.
Modus
Omschrijving
1
Autocycl. AAN/UIT
Hier kunt u aangeven of Automatische cyclus “AAN” of “UIT” moet zijn als het apparaat wordt ingeschakeld.
Opmerking ❒ Standaard: AAN 2
Negeer pap.form
3
Als u afdrukt op een aangepast papierformaat, kunt u de detectie van papierformaten instellen op “Negeren”.
Opmerking ❒ Standaard: Niet negeren 3
Gn or. form (ADF)
Als u lange originelen in de optionele documentinvoereenheid (ADF) wilt plaatsen, kunt u de detectie van originelen instellen op “Negeren”.
Opmerking ❒ Standaard: Niet negeren 4
Gn ori.form.
Als u lange originelen op de glasplaat legt, kunt u de detectie van originelen op “Negeren” instellen
Opmerking ❒ Standaardwaarde: Niet negeren 5
Achtergr. AAN/UIT
Wanneer u in de modus Foto, Tekst/Foto of Tint afdrukt, kan de achtergrond van de afdrukken vuil worden. In dat geval kunt u de optie “Achtergrondcorrectie” selecteren om de helderheid van de afdrukken te verbeteren.
Opmerking ❒ Standaard: Geen achtergr.cor. 6
Langer papier
Selecteer de optie “Gebruiken” als u wilt toestan dat er papier langer dan 432 mm, 17,0" wordt gebruikt.
Opmerking ❒ Standaard: Niet gebruiken 7
Comb./Herh.
U kunt zelf aangeven welke van de twee functies (Combineren of Herhalen) standaard wordt geselecteerd als u het apparaat inschakelt.
Opmerking ❒ Standaard: Gebruiken (Combineren) 8
Comb. annuleren
Hier kunt u aangeven of de modus Combineren/Herhalen automatisch moet worden gewist na voltooiing van de afdruktaak.
Opmerking ❒ Standaard: Niet annuleren
92
Het menu Gebruikersinstellingen Nr.
Modus
Omschrijving
9
Toevoerinterval
Hier kunt u aangeven hoeveel keer de drum moet roteren in de modus Toevoerinterval. U kunt ook aangeven of het aantal rotaties tijdelijk of permanent moet worden gewijzigd als er op de toets {Toevoerinterval} wordt gedrukt. Zie Pag.66 “Afdrukken met toevoerinterval”.
Opmerking ❒ Standaard: • Toevoerinterval: 2 10
Kw.modus
Hier kunt u aangeven hoeveel keer de drum moet roteren in de modus Kwaliteitsstart.
3
Opmerking ❒ Standaard: 2 11
Ins. kw.modus
Kies “Ja” als de drum na het inschakelen van het apparaat automatisch enkele malen moet roteren. Wanneer Automatische kwaliteitsstart is ingesteld op “Nee”, kunt u de afdrukdensiteit herstellen met enkele extra afdrukken, of met een handmatige kwaliteitsstart.
Opmerking ❒ Standaard: Ja 12
Interval kw.start
Hier kunt u aangeven hoeveel keer de drum moet roteren in de modus Automatische kwaliteitsstart. Als u de afdrukdensiteit van afdrukken wilt verbeteren, moet u het aantal rotaties verhogen.
Opmerking ❒ Standaard: Zie Pag.97 “4-12 Interval kw.start”
Verwijzing Voor informatie over het wijzigen van het aantal rotaties, zie Pag.97 “4-12 Interval kw.start”. 13
Geheugenmodus
Hier kunt u aangeven of standaard de geheugenmodus Normaal of Stapel moet worden gehanteerd.
Opmerking ❒ Standaard: Normaal (geheugenmodus) 14
Autom. groepsort.
In de groepsmodus stopt het apparaat na voltooiing van een afdruktaak voor een groep. Als u Autom. groepsort. kiest, gaat het apparaat na 2 seconden verder met de volgende afdruktaak voor een groep.
Opmerking ❒ Standaard: Stop
93
Gebruikersinstellingen Nr.
Modus
Omschrijving
15
Automatisch draaien
Wanneer de richting van uw origineel verschilt van de papierrichting, zal het apparaat de afbeelding van het origineel automatisch 90° draaien, zodat die overeenkomst met de papierrichting.
Opmerking ❒ Standaard: Aan
5 Admin-modus
3
❖ Gebruikerscodes Wanneer er gebruikerscodes zijn ingesteld, moet iedere gebruiker zijn eigen gebruikerscode invoeren om het apparaat te kunnen bedienen. Het apparaat houdt bij hoeveel afdrukken er per code worden gemaakt. Zie “3 Gebr.code instel” hieronder. 1
Teller contr.
Hier kunt u het aantal gemaakte masters en kopieën per gebruikerscode controleren.
2
Tellers resetten
Hier kunt u de tellers van één of alle gebruikerscodes wissen.
Opmerking ❒ Standaard: Enkele
Verwijzing Voor informatie over het wissen van aantallen masters en kopieën, zie Pag.98 “5-2 Tellers resetten”. 3
Gebr.code instel
Selecteer of u de modus Gebruikerscode wilt toepassen of niet.
Opmerking ❒ Standaard: Niet gebruiken 4
Sleuteltell.aanp.
De optionele sleutelteller telt gewoonlijk het aantal afdrukken ongeacht het aantal gebruikte masters. U kunt echter telkens wanneer er een nieuwe master wordt gebruikt een waarde tussen 0 en 50 optellen bij de sleutelteller.
Opmerking ❒ Standaard: 0 ❒ Waardes voor aanpassen: 0–50 5
Gebruikerstools Protect
Voorkom dat het beginmenu (Gebruikersinstellingen) wordt geopend door andere gebruikers dan de beheerder.
Opmerking ❒ Standaard: UIT 6
94
Gebruikerstools ProtectWW
Voer een wachtwoord van vier cijfers in om Gebruikerstools Protect in te stellen.
Het menu Gebruikersinstellingen
6 O/L-parameters Beperking ❒ Hiervoor is de optionele PC-controller vereist. Nr.
Modus
Omschrijving
1
Auto on line
U kunt aangeven of de Auto Online-modus "Aan" of "Uit" moet zijn als het apparaat wordt aangezet of nadat de instellingen zijn gewist.
Opmerking
3
❒ Standaard: Aan 2
Afdrukformaat
Hier kunt u aangeven welk papierformaat standaard moet worden geselecteerd als u op de toets {Online} drukt.
Opmerking ❒ Standaard: Auto 3
Afdrfrm Prior.
U kunt selecteren of u het papierformaat wilt gebruiken dat opgegeven staat in het printerstuurprogramma of het papierformaat dat opgegeven wordt via het bedieningspaneel.
Opmerking ❒ Standaard: Apparaatformaat 4
Lijst/Test afdrukken
Hiermee kunt u de configuratiegegevens van de systeemcontroller afdrukken.
5
DHCP
Selecteer "Aan" of "Uit" voor DHCP. Als u "Aan" selecteert, haalt het apparaat zijn IP-adres automatisch bij DHCP. Als u "Uit" selecteert, moet een statisch IP-adres handmatig worden opgegeven als IP-adres van het apparaat.
Opmerking ❒ Standaard: Aan 6
IP-adres
Als u "Uit" hebt gelecteerd bij de DHCP-instelling, moet u hier een statisch IP-adres opgeven voor het apparaat.
Opmerking ❒ Standaard: 11.22.33.44 7
Subnetmasker
Als u "Uit" hebt gelecteerd bij de DHCP-instelling, moet u hier een subnetmasker opgeven voor het apparaat.
Opmerking ❒ Standaard: 0.0.0.0
95
Gebruikersinstellingen Nr.
Modus
Omschrijving
8
Gateway-adres
Als u "Uit" hebt gelecteerd bij de DHCP-instelling, moet u hier een gateway-adres opgeven voor het apparaat. (een gateway is een verbinding of een knooppunt tussen twee netwerken).
Opmerking ❒ Standaard: 0.0.0.0 9
Ethernetsnelheid
Hier kunt u de toegangssnelheid van het netwerk opgeven.
Opmerking
3
❒ Standaard: Auto 10
I/O-timeout
Hier kunt u opgeven hoe lang het apparaat moet wachten voordat een onderbroken afdrukopdracht wordt geannuleerd. Let op, als opdrachtgegevens van andere poorten vaak binnenkomen terwijl eerder gestarte afdrukopdrachten bezig zijn, en de time-outperiode lang is, dan zal het apparaat de eerder gestarte opdrachten niet kunnen annuleren.
Opmerking ❒ Standaard: 15sec 11
I/O-buffer
Hier kunt u de grootte van de I/O-buffer instellen. Normaal gezien hoeft u deze instelling niet te wijzigen.
Opmerking ❒ Standaard: 128KB 12
Menu Reset
Hiermee kunt u gewijzigde instellingen terugbrengen naar de standaardwaarden die in de fabriek werden ingesteld. Let op, de volgende instellingen kunnen niet gewijzigd worden: • DHCP • IP-adres • Subnetmasker • Gateway-adres • Ethernetsnelheid
96
Details van menu’s voor gebruikersinstellingen
Details van menu’s voor gebruikersinstellingen 3-5 Randen wissen
4-12 Interval kw.start
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
Opmerking ❒ Dit zijn de standaardwaarden:
3
sen {~}{}} de optie 3 Begininstelling en druk vervolgens op de toets {OK}.
*1 *2 *3
Hoge temp.
*3
*2
Meer dan 24 uur
Normale temp.
4 – 24 uur
*1
2 – 4 uur
B Selecteer met behulp van de toet-
Lage temp.
0 – 2 uur BQZ008S
Temperatuur
Interval
0
2
3
3
0
0
2
3
0
0
2
3
(10 – 18°C, 50 – 64,4°F) (18 – 28°C, 64,4 – 82,4°F) (28°C – , 82,4°F –)
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
C Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de optie 5 Rand wisbreedte en druk vervolgens op de toets {OK}.
BQZ008S
D Geef
met behulp van de cijfertoetsen de te wissen marge aan.
E Druk op de toets {OK}. 97
Gebruikersinstellingen
B Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} de optie 4 Modusinstelling en druk vervolgens op de toets {OK}.
5-2 Tellers resetten
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen}.
C Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 11 Interval kw.start en druk vervolgens op de toets {OK}.
3
BQZ008S
D Selecteer met behulp van de toet-
sen {~}{}} het temperatuurbereik waarbinnen het apparaat gebruikt wordt en druk vervolgens op de toets {OK}.
B Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie 5 Adminmodus en druk vervolgens op de toets {OK}.
C Selecteer met behulp van de toetE Geef met behulp van de toetsen
{~}{}} aan hoe lang het apparaat niet is gebruikt en druk vervolgens op de toets {OK}.
F Voer met behulp van de toetsen {~}{}} het aantal rotaties van de drum in.
G Druk op de toets {OK}. 98
sen {~}{}} de optie 2 Tellers resetten en druk vervolgens op de toets {OK}.
Details van menu’s voor gebruikersinstellingen
Eén enkele teller resetten A Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Enkele.
B Selecteer vervolgens met behulp van de toetsen {~}{}} de gebruikerscode waarvan u de teller wilt resetten.
3
C Druk op de toets {OK}.
Opmerking ❒ Als u de verkeerde gebruikerscode heeft geselecteerd, drukt u op de toets {Escape} om terug te gaan naar het vorige scherm.
D Druk op de toets {OK}.
Alle tellers resetten A Selecteer met behulp van de toetsen {~}{}} de optie Alle.
B Druk op de toets {OK}.
99
Gebruikersinstellingen
3
100
4. Voorraden bijvullen Papier plaatsen in de papierinvoertafel De indicator Papier plaatsen (B) licht op als het papier in de papierinvoertafel op is.
Opmerking ❒ Haal de krul uit het papier voordat u het in het apparaat plaatst.
C Druk op de toets {Afdrukken} om
Papier bijvullen
het afdrukken te hervatten.
A Druk op de toets {Wis/Stop}.
ZLKS033E
ZLKS034E
Opmerking ❒ Dit hoeft u alleen te doen wanneer u het afdrukken wilt onderbreken om papier bij te vullen.
Het papierformaat wijzigen
A Druk op de toets papierinvoertafel omlaag.
B Plaats het papier op de papiertafel.
ZFRH031E
ZFRY020E
101
Voorraden bijvullen
B Verwijder
het papier uit de pa-
piertafel.
voertafel.
ZFRY030E
ZFRY020E
de vergrendelingsgreep van de zijplaten van de papierinvoer voorwaarts. Schuif de zijplaten van de papierinvoer tegen het papier.
Opmerking ❒ Haal de krul uit het papier voordat u het in het apparaat plaatst.
C Schuif
4
D Plaats het papier op de papierin-
E Controleer of de zijplaten van de
papierinvoer licht contact maken met het papier. Schuif de vergrendelingsgreep weer in de originele stand.
1
B5 F A4 A5 B4 B5
TSLH01BE
1: Vergrendelingsgreep van zijplaten papiertafel
102
TSLY015E
Papier plaatsen in de papierinvoertafel
F Pas
de positie van de zijplaten van de papieropvangbak aan het nieuwe papierformaat aan.
ABL024S
4
G Pas
de positie van de eindplaat aan het nieuwe papierformaat aan.
AQN010S
103
Voorraden bijvullen
Als de indicator Inkt toevoegen (j) brandt De indicator Inkt toevoegen (j) brandt wanneer de inkt moet worden bijgevuld. R VOORZICHTIG: • Houd inkt en de verpakking van inkt buiten bereik van kinderen. R VOORZICHTIG: • Zorg dat er geen inkt op uw kleding lekt wanneer u een inkthouder vervangt. Inkt veroorzaakt vlekken op kleding en is moeilijk te verwijderen. R VOORZICHTIG: • Bevestig wanneer u een gebruikte inkthouder weggooit de dop weer op de houder om te voorkomen dat er inkt lekt.
4
R VOORZICHTIG: • Als uw huid in contact komt met inkt, moet u de huid grondig wassen met water en zeep. R VOORZICHTIG: • Als er inkt in uw ogen komt, moet u dit direct afspoelen onder stromend water. Raadpleeg bij verdere symptomen een arts. R VOORZICHTIG: • Bij doorslikken van inkt moet u met een sterke zoutoplossing braken opwekken. Raadpleeg onmiddellijk een arts. Belangrijk ❒ Als u andere inkt gebruikt dan het aanbevolen type, kunnen er fouten optreden.
❒ Onze producten moeten voldoen aan hoge eisen ten aanzien van kwaliteit en functionaliteit. Daarom bevelen wij aan dat u alleen de verbruiksproducten gebruikt die door goedgekeurde vertegenwoordigers worden geleverd. Opmerking ❒ Zorg dat de inkt van dezelfde kleur is als de huidige drum.
❒ Bewaar inkt op een koele, droge plaats. Bewaar inkt niet op een plek waar de inkt wordt blootgesteld aan hitte of direct zonlicht. ❒ Berg inkt plat op.
104
Als de indicator Inkt toevoegen (j) brandt
A Open de voorklep.
AQN006S
B Trek de inkthouder eruit..
4
ZFRH390E
C Verwijder de gebruikte inktcartridge.
ZFRH400E
105
Voorraden bijvullen
D Verwijder de dop van de nieuwe inktcartridge.
ZFRH500E
Opmerking ❒ Houd de cartridge rechtop om te voorkomen dat er inkt gemorst wordt.
4
E Plaats de nieuwe cartridge in de inkthouder.
ZFRH410E
F Plaats de inkthouder terug op zijn plaats totdat deze vastklikt. Opmerking ❒ Gebruik altijd inkt van dezelfde kleur.
❒ Zorg dat u het onderdeel dat met de pijl wordt aangegeven stevig in de geleider plaatst.
ZFRH490E
106
Als de indicator Inkt toevoegen (j) brandt
G Sluit de voorklep. Het apparaat zal de drum laten roteren om er inkt naar toe te voeren. Opmerking ❒ Het apparaat houdt hiermee op zodra de gewenste hoeveelheid inkt de drum heeft bereikt.
4
107
Voorraden bijvullen
Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt De indicator Masteropvangbak (C) brandt als het tijd is om de masterrol te vervangen.
C Verwijder het tape van de nieuwe masterrol.
A Haal de masterlade uit het apparaat.
4 ZJVH120E
D Verwijder de gebruikte masterrol ZFRH220E
B Druk op de vergrendeling om de
en beide spoelen. Plaats vervolgens beide spoelen in een nieuwe masterrol.
klep van de invoeropening voor de master te openen.
TSLT010E
ZJVH070E
108
Opmerking ❒ De masterrol moet altijd worden vervangen, ook als er nog een deel op de oude rol aanwezig is.
Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt
E Plaats de nieuwe masterrol in de masterlade.
H Sluit de masterlade.
ZFRH230E
ZFRH260E
F Duw de master in het apparaat tot
4
de bovenrand van de master de indicators volledig bedekt.
ZJVH080E
Opmerking ❒ Draai de spoelen naar achteren om het papier in de master strak te trekken.
G Sluit de klep van de invoeropening met een stevige duw.
ZFRH250E
109
Voorraden bijvullen
Een nieuwe rol tape in de optionele tapehouder plaatsen Opmerking ❒ Zorg dat de hoofdschakelaar is ingeschakeld en dat de tapehouder is uitgeschakeld.
C Duw de tape zo ver mogelijk in
de opening. Sluit de klep van de tapehouder.
A Open de klep van de tapehouder.
4 TSLP012E
TSLP010E
D Zet de tapehouder aan.
B Plaats de rol in de houder.
On
Off TSLP013E
TSLP011E
Opmerking ❒ Zorg dat u de tape in de juiste richting plaatst. Als u de tape omgekeerd plaatst, zal de tapehouder niet goed functioneren.
E Druk
op de knop voor automatisch snijden om het eerste stuk tape af te snijden.
TSLP014E
110
5. Problemen oplossen Problemen met de bediening van het apparaat Als een functie niet goed wordt uitgevoerd of een papierstoring optreedt, verschijnen de volgende indicators op het display:
❖ Wanneer de indicator Papierstoring (x) brandt en er locatie-indicators op het display verschijnen Indicator
Pagina
x en “P”
Pag.114 “Wanneer de indicator “x” brandt en er een “P” wordt aangegeven”
x en “A”
Pag.117 “Wanneer de indicator “x” brandt en er een “A” wordt aangegeven”
x en “B”
Pag.118 “Wanneer de indicator “x” brandt en er een “B” wordt aangegeven”
x en “C”
Pag.120 “Wanneer de indicator “x” brandt en er een “C” wordt aangegeven”
x en “D”
Pag.123 “Wanneer de indicator “x” brandt en er een “AD” wordt aangegeven”
x, “A” en “B”
Pag.125 “Wanneer de indicator “x” brandt en er een “A” en “B” worden weergegeven”
x, “B” en “E”
Pag.127 “Wanneer de indicator “x” brandt en er een “B” en “E” worden weergegeven”
R VOORZICHTIG: • Wees bedacht op scherpe randen als u uw handen in het apparaat steekt om vastgelopen papier of masters te verwijderen. Opmerking ❒ Laat geen stukjes papier in het apparaat achter.
❒ Er kunnen zich op hetzelfde moment op meerdere locaties papierstoringen voordoen. Houd de locatie-indicators in de gaten om te controleren of alle papierstoringen zijn verholpen. ❒ Schakel het apparaat niet uit bij het verhelpen van een papierstoring. Wanneer u dit wel doet worden de afdrukinstellingen gewist. ❒ Wanneer u vaak last heeft van papierstoringen, neem dan contact op met de servicedienst.
111
Problemen oplossen
❖ Wanneer de indicator Open klep/eenheid (M) brandt en er een bericht op het display verschijnt Indicator
Bericht
Pagina
M
Kleppen open.
Pag.130 “Wanneer de indicator Open klep/eenheid (M) brandt en er een bericht op het display verschijnt”
Sluit de voorklep. M en “P”
Kleppen open. Sluit de ADF-klep.
❖ Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt en er een bericht op het display verschijnt Indicator
Bericht
Pagina
C
Klep open.
Pag.131 “Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt en er een bericht op het display verschijnt”
Klep van invoeropening is open. Sluit klep.
5
C
Geen masterlade. Plaats masterlade.
C
Klep open. Sluit onderste masterlade.
❖ Wanneer de indicatoren voorraad/vervang oplichten Indicator
Betekenis
Pagina
B
Plaats meer papier.
Pag.101 “Papier bijvullen”
j
Plaats een nieuwe inktcartridge.
Pag.104 “Als de indicator Inkt toevoegen (j) brandt”
C
Plaats een nieuwe masterrol.
Pag.108 “Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt”
k
Verwijder de gebruikte masters.
Pag.132 “Wanneer de indicator Masteruitvoer (k) brandt”
❖ Wanneer andere indicatoren oplichten
112
Indicator
Betekenis
Pagina
u
Plaats de sleutelteller.
Pag.133 “Wanneer andere indicatoren oplichten”
Problemen met het afdrukken
Problemen met het afdrukken Probleem
Oorzaak
Oplossing
Wanneer u diverse functies te- Sommige functies kunnen niet Zie Pag.149 “Combinatieschegelijk wilt gebruiken, kunt u tegelijkertijd worden toegema”. enkele van deze functies niet past. selecteren. Delen van de afbeelding worden niet afgedrukt in de modus Randen wissen.
De ingestelde wisrand is te breed. Het origineel heeft erg kleine marges.
Pas de te wissen rand aan met behulp van de gebruikersinstellingen. Zie “5 Rand wisbreedte” op Pag.91 “3 Begininstelling”.
De afdruk is blanco of delen De zijplaten van de papierinvan de afbeelding worden niet voer zijn niet juist ingesteld. afgedrukt.
Controleer of de zijplaten van de papierinvoer licht contact maken met het papier.
Afdrukken in een tweede kleur geeft slechte resultaten.
De afdruk met de eerste kleur is nog nat.
Wacht tot de eerste afdruk droog is.
Effen afbeeldingen worden niet gelijkmatig afgedrukt.
Grote effen afbeeldingen kreukelen de master.
Verhoog de afdruksnelheid of kies de modus Foto.
5
Problemen met het afdrukken in de modus Combineren Probleem
Oorzaak
Oplossing
De afdruk is blanco of delen Het formaat en de richting van de afbeelding worden niet van het origineel zijn niet afgedrukt. juist.
U kunt originelen van verschillende formaten of geplaatst in verschillende richtingen niet combineren.
De afbeelding wordt niet juist afgedrukt.
Plaats de originelen bij gebruik van de optionele documentinvoereenheid met de bedrukte zijde naar boven. Het eerste origineel moet bovenop worden geplaatst.
De originelen zijn in de verkeerde volgorde geplaatst.
Plaats de originelen bij gebruik van de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden. Het eerste origineel moet als eerste worden geplaatst.
113
Problemen oplossen
x Papierstoringen oplossen De locatie-indicators geven aan waar de papierstoring zich voordoet. Belangrijk ❒ Schakel het apparaat niet uit bij het verhelpen van een papierstoring. De afdrukinstellingen worden dan gewist.
Wanneer de indicator “x” brandt en er een “P” wordt aangegeven Er is een storing met de originelen opgetreden in de optionele documentinvoereenheid. Opmerking ❒ Deze indicators verschijnen alleen wanneer het apparaat is voorzien van de optionele documentinvoereenheid.
5
A Open de klep van de documentinvoereenheid.
ZDCY090E
B Trek het origineel voorzichtig uit het apparaat.
ZDCY120E
C Als u foutief ingevoerde originelen niet in stap B kunt verwijderen, opent u de documentinvoereenheid.
114
x Papierstoringen oplossen
D Trek de knop naar u toe en verwijder het origineel.
TPEH220E
E Plaats het documentinvoervel weer op zijn plaats. F Sluit de klep van de documentinvoereenheid totdat deze in positie wordt vergrendeld.
5
ZDCY100E
115
Problemen oplossen
-Voorkomen dat originelen verkeerd worden ingevoerd Plaats de volgende typen originelen op de glasplaat: • Originelen die zwaarder zijn dan 128 g/m2, 34 lb • Originelen die lichter zijn dan 52 g/m2, 14 lb • Originelen die kleiner zijn dan 148 mm × 210 mm, 5,9" × 8,3" • Originelen die groter zijn dan 297 mm × 864 mm, 11,6" × 34,0" • Met nietjes of paperclips aan elkaar bevestigde originelen • Geperforeerde of gescheurde originelen • Opgekrulde, gevouwen of gekreukte originelen • Originelen met een specifieke coating, zoals thermisch faxpapier, kunstdrukpapier, aluminiumfolie, carbonpapier of geleidend papier • Gebonden originelen, zoals boeken • Beschadigde originelen • Met lijm bedekte originelen • Geplakte originelen • Met potlood geschreven originelen • Dunne en kwetsbare originelen • Originelen met tabbladen • Transparante originelen, zoals overheadsheets of doorschijnend papier
5
Opmerking ❒ Het is niet mogelijk om in één keer originelen van verschillend formaat te plaatsen.
❒ Verwijder nietjes en paperclips van de originelen en waaier de originelen uit elkaar. ❒ Zorg dat de stapel originelen niet boven de markering uit komt.
116
x Papierstoringen oplossen
Wanneer de indicator “x” brandt en er een “A” wordt aangegeven Er is een papierstoring opgetreden aan de invoerzijde. R VOORZICHTIG: • Wees bedacht op scherpe randen als u uw handen in het apparaat steekt om vastgelopen papier of masters te verwijderen.
A Trek het papier langzaam maar zeker naar buiten.
5 ZFRY010E
B Wanneer de indicators blijven branden, drukt u op de toets {OK} of opent u de voorklep en doet u deze stevig dicht.
Verwijzing Zie Pag.122 “Papierstoringen voorkomen”.
117
Problemen oplossen
Wanneer de indicator “x” brandt en er een “B” wordt aangegeven Het papier heeft zich om de drum gewikkeld.
A Controleer of het bovenste lampje brandt.
AQN007S
5
Opmerking ❒ Als het onderste lampje brandt, sluit u de voorklep, wacht u vijf seconden en opent u de voorklep weer.
B Til de hendel van de drum op om deze te ontgrendelen en de drumeenheid eruit te halen.
ZFRH360E
Verwijzing Zie Pag.81 “De kleurendrum verwisselen”
118
x Papierstoringen oplossen
C Verwijder het foutief ingevoerde papier.
ZFRH440E
D Klik de drum op zijn plaats en breng de vergrendelingsgreep van de drumeenheid omlaag.
5
AQN011S
E Sluit de voorklep. Verwijzing Zie Pag.122 “Papierstoringen voorkomen”.
119
Problemen oplossen
Wanneer de indicator “x” brandt en er een “C” wordt aangegeven Er is een papierstoring opgetreden bij de papieropvang. R VOORZICHTIG: • Wees bedacht op scherpe randen als u uw handen in het apparaat steekt om vastgelopen papier of masters te verwijderen.
• Raak de papieruitdrijver niet aan, want die is zeer scherp.
A Verwijder het foutief ingevoerde papier en druk op de toets {OK}.
5 ZFRH110E
Opmerking ❒ Als het foutief ingevoerde papier nog steeds niet is verwijderd, gaat u verder met stap B. ❒ Zorg dat de eindplaat en de zijplaten van de papieropvangbak in de juiste stand staan. ❒ Wanneer de huidige afdruksnelheid de oorzaak voor de papierstoring is, moet u een lagere snelheid instellen.
B Controleer of het bovenste lampje brandt.
AQN007S
Opmerking ❒ Als het onderste lampje brandt, sluit u de voorklep, wacht u vijf seconden en opent u de klep weer.
120
x Papierstoringen oplossen
C Til de hendel van de drum op om deze te ontgrendelen en de drumeenheid eruit te halen.
ZFRH360E
Verwijzing Zie Pag.81 “De kleurendrum verwisselen”
D Verwijder het papier uit de binnenkant van het apparaat.
5
ZJVH040E
E Klik de drum op zijn plaats en breng de vergrendelingsgreep van de drumeenheid omlaag.
AQN011S
F Sluit de voorklep.
121
Problemen oplossen
-Papierstoringen voorkomen Als het papier is opgekruld of de bovenmarge van het origineel te smal is, moeten de volgende maatregelen worden genomen: • Corrigeer gekruld papier zoals hieronder aangegeven vóór u het in het apparaat plaatst.
5
GRCURL0E
• Wanneer het niet mogelijk is gekruld papier te corrigeren, plaats het papier dan in de papierinvoertafel met de opgekrulde kant naar beneden of naar boven (zie onderstaande afbeelding).
122
x Papierstoringen oplossen
• Wanneer de marge aan de bovenrand van het origineel kleiner is dan 5 mm, 0,2", of wanneer er een effen afbeelding op de bovenrand staat, plaatst u het origineel met de breedste marge eerst. U kunt ook een kopie van het origineel maken met een bredere marge en vervolgens afdrukken maken van deze kopie.
5
GRLEAD0E
Wanneer de indicator “x” brandt en er een “AD” wordt aangegeven Er is een masterstoring opgetreden aan de invoerzijde.
A Haal de masterlade uit het apparaat.
ZFRH220E
123
Problemen oplossen
B Open de klep van de invoeropening voor de master en verwijder de vastgelopen master.
ZJVH070E
C Sluit de klep van de invoeropening en de masterlade. D Open de onderste masterlade en verwijder de vastgelopen master.
5
ZJVH051E
E Sluit de onderste masterlade.
124
x Papierstoringen oplossen
Wanneer de indicator “x” brandt en er een “A” en “B” worden weergegeven Het papier is vastgelopen tussen de drum en de invoerzijde. R VOORZICHTIG: • Raak de papieruitdrijver niet aan, want die is zeer scherp.
A Controleer of het bovenste lampje brandt.
5 AQN007S
Opmerking ❒ Als het onderste lampje brandt, sluit u de voorklep, wacht u vijf seconden en opent u de klep weer.
B Til de hendel van de drum op om deze te ontgrendelen en haal de drumeenheid eruit.
ZFRH360E
Verwijzing Zie Pag.81 “De kleurendrum verwisselen”
125
Problemen oplossen
C Verwijder het vastgelopen papier uit het binnenste van het apparaat.
ZFRH421E
D Klik de drum op zijn plaats en breng de hendel omlaag.
5
AQN011S
E Sluit de voorklep.
126
x Papierstoringen oplossen
Wanneer de indicator “x” brandt en er een “B” en “E” worden weergegeven Er is een master vastgelopen aan de uitvoerzijde, of er is een master om de drumeenheid gewikkeld.
A Open de masteropvangbak.
5
ZJVH091E
B Verwijder de foutief ingevoerde master.
ZFRH120E
Opmerking ❒ Zorg dat u geen inkt knoeit op uw handen wanneer u gebruikte masters aanraakt.
C Sluit de masteropvangbak.
ZFRH140E
127
Problemen oplossen
De master heeft zich om de drum gewikkeld
A Controleer of het bovenste lampje brandt.
AQN007S
Opmerking ❒ Als het onderste lampje brandt, sluit u de voorklep, wacht u vijf seconden en opent u de klep weer.
5
B Til de hendel van de drum op om deze te ontgrendelen en haal de drumeenheid eruit.
ZFRH360E
Verwijzing Zie Pag.81 “De kleurendrum verwisselen”
128
x Papierstoringen oplossen
C Trek de vastgelopen master uit de masterklem.
ZFRH462E
Opmerking ❒ Wanneer u de vastgelopen master nu nog niet kan verwijderen, moet u de hendel op de achterkant van de drumeenheid optillen om de klem te openen. Trek tegelijkertijd de master eruit.
D Klik de drum op zijn plaats en breng de hendel omlaag.
5
AQN011S
E Sluit de voorklep.
129
Problemen oplossen
Wanneer de indicator Open klep/eenheid (M) brandt en er een bericht op het display verschijnt Er verschijnt een bericht op het display over de locatie van niet goed gesloten kleppen.
Voorklep is open
A Sluit de voorklep helemaal.
5
AQN016S
Klep van optionele documentinvoereenheid is open
A Sluit de klep van de documentin-
voereenheid totdat deze in positie wordt vergrendeld.
ZDCY100E
130
Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt en er een bericht op het display verschijnt
Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt en er een bericht op het display verschijnt Er verschijnt een bericht op het display over het niet juist ingestelde gedeelte van de masteropvang.
Klep van invoeropening voor master is open
Onderste masterlade is open
A Sluit de onderste masterlade volledig.
A Sluit de klep van de invoeropening door er stevig met beide handen tegen te duwen.
5 ZJVH050E
ZFRH250E
Masterlade niet goed geplaatst
A Duw
de masterlade volledig in het apparaat.
ZFRH230E
131
Problemen oplossen
Wanneer de indicator Masteruitvoer (k) brandt De indicator Masteruitvoer (k) brandt als het tijd is om de masteropvangbak te legen.
A Verwijder de masteropvangbak en verwijder gebruikte masters.
5
ZJVH091E
Opmerking ❒ Leg een oude krant neer en stort hier de gebruikte masters op. Vouw de krant op en gooi de gebruikte masters weg.
B Plaats de masteropvangbak terug op zijn plaats.
ZFRH140E
132
Wanneer andere indicatoren oplichten
Wanneer andere indicatoren oplichten u Sleutelteller plaatsen
De sleutelteller (optie) is niet geplaatst. Plaats de sleutelteller in de daartoe bestemde sleuf.
ZFRH150E
5
133
Problemen oplossen
Wanneer de afdrukken over de papieropvangbak worden gegooid A Verlaag de afdruksnelheid door op de snelheidstoets {W} te drukken.
ZLKS042E
5
Opmerking ❒ Wanneer bij de huidige afdruksnelheid een papierstoring optreedt, stel dan een lagere afdruksnelheid in.
134
Slechte afdrukkwaliteit
Slechte afdrukkwaliteit Vuil op de achterzijde van het papier
GRDIRT0E
R VOORZICHTIG: • Raak de papieruitdrijver niet aan, want die is zeer scherp.
5
Opmerking ❒ Wanneer u papier gebruikt dat kleiner is dan het origineel, selecteer dan de juiste verkleiningsfactor. Anders zal de achtergrond van de afdruk wellicht vlekkerig en vies worden.
❒ Wanneer u ansichtkaarten gebruikt, is het mogelijk dat de achtergrond vlekkerig en vies wordt omdat ansichtkaarten slecht inkt absorberen. ❒ Wanneer u afdrukken maakt bij een hoge snelheid of hoge temperatuur kan de achtergrond van de afdruk vlekkerig en vies worden.
A Schakel de hoofdschakelaar uit.
BQZ018S
135
Problemen oplossen
B Haal de drumeenheid eruit.
AQN017S
Verwijzing Voor nadere bijzonderheden over het verwijderen van de drumeenheid zie Pag.81 “De kleurendrum verwisselen”.
C Reinig de papierinvoerrol met een schone doek.
5
ZFRH430E
D Klik de drum op zijn plaats en breng de vergrendelingsgreep van de drumeenheid omlaag.
AQN011S
E Sluit de voorklep.
136
Slechte afdrukkwaliteit
F Schakel de hoofdschakelaar in.
BQZ017S
Vuil op de voorzijde van het papier (zwarte strepen/vlekken)
5
GRBLAC1E
Opmerking ❒ Wanneer er geen marge is of wanneer er een ingekleurde afbeelding aanwezig is bij bovenrand van het origineel maak dan een marge van ten minste 5 mm, 0.2" bij de bovenrand. Anders kan de pal aan de uitvoerzijde van het papier vuil worden en zwarte strepen veroorzaken op de afdrukken.
❒ Controleer de glasplaat en reinig deze indien nodig. Zie Pag.147 “Klep van glasplaat”. ❒ Controleer de glasplaat en reinig deze indien nodig. Zie Pag.147 “Glasplaat”. ❒ Als er nog steeds zwarte strepen of vlekken op de afdrukken te zien zijn (ook nadat u de bovenstaande punten hebt gecontroleerd), neem dan contact op met de servicedienst.
137
Problemen oplossen
Blanco of onvolledige afdrukken
GRWHIT0E
• Controleer of de zijplaten van de papierinvoer licht contact maken met het papier. Schuif de vergrendelingsgreep naar achteren.
5
TSLY015E
• Wanneer u de optionele documentinvoereenheid gebruikt, zorg dan dat de geleiders licht contact maken met de originelen. Wanneer er ook na de bovenstaande controles nog blanco of onvolledige afdrukken worden gemaakt, moet u de onderstaande procedure uitvoeren.
A Til de hendel van de drum op om deze te ontgrendelen en de drumeenheid eruit te halen.
AQN017S
Verwijzing Voor nadere bijzonderheden over het verwijderen van de drumeenheid zie Pag.81 “De kleurendrum verwisselen”.
138
Slechte afdrukkwaliteit
B Verwijder papier dat zich eventueel om de drum heeft gewikkeld.
ZFRH440E
C Verwijder de master uit de drum.
5
ZFRH462E
Opmerking ❒ Wanneer u de vastgelopen master nu nog niet kan verwijderen, moet u de hendel op de achterkant van de drumeenheid optillen om de klem te openen. Trek tegelijkertijd de master eruit.
D Klik de drumeenheid op zijn plaats en breng de hendel omlaag.
AQN011S
139
Problemen oplossen
E Sluit de voorklep.
AQN016S
5
140
6. Opmerkingen Bedieningsinformatie Algemene voorzorgsmaatregelen • • • • • • • • • • • •
•
• • • •
•
Schakel het apparaat tijdens het afdrukken niet uit met de hoofdschakelaar. Open de kleppen niet tijdens afdrukken. Haal de stekker tijdens het afdrukken niet uit het stopcontact. Verplaats het apparaat niet tijdens het afdrukken. Houd agressieve vloeistoffen zoals zuren uit de buurt van het apparaat. Open en sluit kleppen voorzichtig. Plaats geen andere voorwerpen dan originelen in het apparaat. Knoei geen vloeistof op het apparaat. Houd deuren en kleppen vast bij het openen en sluiten zoals deze niet kunnen vallen. Pas op dat u de drumeenheid niet laat vallen als u deze uit het apparaat verwijderd. Wijzig of vervang alleen onderdelen die in de handleiding staan aangegeven. Bedien het apparaat niet zonder kleppen. Uw vingers kunnen dan beklemd raken in het apparaat, of het apparaat kan beschadigd raken doordat stof en dergelijke in het apparaat komen. Sommige onderdelen van het apparaat zijn scherp en kunnen verwondingen veroorzaken. Raak alleen de onderdelen aan die in deze handleiding worden genoemd. Wanneer u rubberen onderdelen reinigt met benzine neem deze dan vervolgens af met een droge doek. Schakel het apparaat altijd uit wanneer u niet meer van plan bent de printer dezelfde dag nog te gebruiken. Wanneer het apparaat in een voertuig moet worden vervoerd, neem dam contact op met de servicedienst. Maak altijd eerst een proefafdruk: de positie van de afbeelding op de proefafdruk komt niet altijd overeen met de positie van de afbeelding op het origineel. Wanneer de afbeelding onjuist geregistreerd wordt, verlaag dan de afdruksnelheid naar Stand 1.
141
Opmerkingen
• Wanneer u dubbele of meerkleurige afdrukken maakt, wacht dan even met het maken van afdrukken zodat de inkt op de afdrukken kan drogen. Wanneer u dit niet doet, kan de papierinvoerrol vlekken achterlaten op de afdrukken. • Wanneer het apparaat gedurende een langere periode niet wordt gebruikt, kan de inkt opdrogen. De afdrukdensiteit neemt hierdoor af. In dergelijke situaties moet u extra afdrukken maken tot de afdrukdensiteit weer hersteld is. • Als het apparaat bij een lage omgevingstemperatuur wordt gebruikt, kan de afdrukdichtheid afnemen. Verlaag de snelheid in dit geval naar stand 1 of 2. • Wanneer u papier met een bedrukte achterzijde gebruikt, of met een zwart gedeelte op de bovenrand van de achterzijde, kan het apparaat dit interpreteren als een storing waarbij papier zich om de drum heeft gewikkeld. Houd bij de bovenrand van de achterzijde altijd een marge van minimaal 5 mm, 0,2" aan. • Druk op {Proefafdruk} om een proefafdruk te maken omdat de eerste afdrukken te licht kunnen zijn. • Wanneer u dubbele afdrukken maakt, of wanneer u afdrukpapier gebruikt dat niet wit is, is het mogelijk dat de sensor bij de uitvoer het papier niet goed detecteert. Plaats in dergelijke situaties een blanco vel onder het afdrukpapier op de papierinvoertafel. • Het buitenste gedeelte van de afbeelding wordt mogelijk niet afgedrukt bij een lage temperatuur. Verlaag de afdruksnelheid in dit geval naar stand 1 of 2 of verhoog de kamertemperatuur. • De pal bij de papieruitvoer kan in contact komen met het afdrukpapier en zwarte strepen op de afdrukken achterlaten. Verhoog in dit geval de afdruksnelheid of maak een nieuwe master met een lagere afdrukdensiteit. • Wanneer u de drum niet kunt verwijderen, sluit u de voorklep opnieuw zodat de drum roteert. Verwijder de drumeenheid nadat deze op die plek is gestopt. • De bovenrand van de afdruk kan vuil worden door contact met de afdrukken op de papieropvangbak. • Inkt op afdrukken in de papieropvangbak kan op de achterkant van de volgende afdruk terechtkomen. • Als het apparaat is ingeschakeld en minder dan 90 % van het aangegeven stroomverbruik krijgt, zal de afdrukkwaliteit achteruit gaan. Zorg er dus voor dat de stroomtoevoer ten minste 90 % van de vereiste hoeveelheid bedraagt. • Er is papier van diverse kwaliteit verkrijgbaar. Bepaald papier kan zich om de drum wikkelen en storingen veroorzaken.
6
142
Bedieningsinformatie
• Inkt op uw huid: • Voorkom langdurig of herhaaldelijk contact van inkt met de huid. • Reinig de huid grondig na contact met inkt voordat u gaat eten of pauzeren en na het einde van uw werkzaamheden. • De inkt kan eenvoudig van de huid worden verwijderd met watervrij reinigingsmiddel voor de handen, gevolgd door wassen met water en zeep. • Zorg dat u geen inkt op uw kleding knoeit bij het legen van de masterdoos of bij het plaatsen van een nieuwe inktcartridge. • De afdrukdichtheid is afhankelijk van de afdruksnelheid en de kamertemperatuur. Voor de gewenste afdrukkwaliteit moet u de afdruksnelheid of kamertemperatuur aanpassen. • Wanneer u veel afdrukken maakt van een kleine afbeelding, kan er inkt weglekken langs de randen van de master, met name bij hoge temperaturen en wanneer wordt gedrukt in twee of meer kleuren. Maak in dit geval een nieuwe master. • Gebruik inkt binnen een jaar na aankoop. Inkt die gedurende langere tijd wordt opgeslagen, droogt langzaam op. Dit resulteert in een lagere afdrukdensiteit. • Laat tijdens het maken van een master de klep van de glasplaat of de optionele documentinvoereenheid niet open. • In de modus Tekst/Foto kunnen er moiré-patronen ontstaan als u afdrukken maakt van gerasterde originelen. Gebruik in dit geval de modus Tekst of de modus Foto. • Wanneer u originelen gebruikt met lichte tekst, dan kunnen de randen van de letters duidelijk worden afgedrukt en kan de binnenkant van de letters licht zijn. Verhoog in dat geval de afdrukdichtheid. • Wanneer er vlekken op het papier worden afgedrukt, reinig dan de papierinvoerrol. Zie Pag.147 “Papierinvoerrol (papierinvoertafel)”. • Wanneer u een afdruk maakt terwijl de inkt van de eerste zijde nog niet is gedroogd, dan kan er inkt achterblijven op de papierinvoerrol en kan de afdruk vuil worden. Voordat u afdrukt op de achterzijde van een afdruk of voordat u een tweede afdruk op hetzelfde origineel maakt, moet u ervoor zorgen dat de inkt van de eerste afdruk droog is. Zie Pag.147 “Papierinvoerrol (papierinvoertafel)”.
6
Afdrukpapier • Strijk opgekruld papier glad om te voorkomen dat het papier om de drum wordt gewikkeld en om vlekken te voorkomen. • Ansichtkaarten en vergelijkbaar materiaal hebben een slechte inktabsorptie. Hierdoor kan de inkt afgeven op de achterzijde van volgende afdrukken. Originelen met ingekleurde afbeeldingen geven af.
143
Opmerkingen
Originelen • Wanneer er geen marge is of wanneer er een ingekleurde afbeelding aanwezig is bij bovenrand van het origineel, moet u bij de bovenrand een marge maken van ten minste 5 mm, 0,2". Anders kan het papier om de drum worden gewikkeld of kan de pal bij de papieruitvoer vuil worden en zwarte strepen veroorzaken op de afdrukken. • Originelen met vette letters of effen afbeeldingen langs de randen kunnen leiden tot afdrukken met vlekkerige randen. In dit geval moet u de rand met de breedste marge eerst plaatsen, of de afdruksnelheid verhogen. • Wanneer u geplakte originelen gebruikt, zorg dan dat de geplakte gedeelten stevig op de ondergrond zijn bevestigd. Wanneer de geplakte originelen dikker zijn dan 0,2 mm en de ruimte tussen de geplakte gedeelten kleiner is dan 2 mm, 0,08" kan dit een schaduw veroorzaken op de afdruk.
6
144
Waar het apparaat kan staan
Waar het apparaat kan staan De plek waar u het apparaat neerzet moet zorgvuldig gekozen worden, omdat de omgevingsomstandigheden invloed hebben op de prestaties van het apparaat.
Bedrijfsomgeving Optimale omgevingscondities R VOORZICHTIG: • Houd het apparaat vocht- en stofvrij. In een vochtige, stoffige omgeving kan brand ontstaan of kunnen zich elektrische schokken voordoen.
• Plaats het apparaat niet op een instabiel of schuin oppervlak. Als het apparaat omvalt, kan dit letsel tot gevolg hebben. R VOORZICHTIG: • Zorg dat de ruimte waarin u het apparaat gebruikt goed geventileerd wordt en ruim is. Een goede ventilatie is met name van belang wanneer het apparaat intensief wordt gebruikt.
6
R VOORZICHTIG: • Fixeer de zwenkwielen van het apparaat nadat u het hebt verplaatst. Anders kan het apparaat onverwachts verplaatsen of omvallen, wat letsel tot gevolg kan hebben.
Temperatuur: 10 – 30 °C, 50 – 86 °F Vochtigheid: 20 – 90 % RH Een sterke en vlakke ondergrond. Het apparaat moet recht staan met een maximale afwijking van 5 mm, 0,2", (achter-/voorkant en links/rechts). • Plaats het apparaat in een ruime en goed geventileerde ruimte met een luchtdebiet van meer dan 30 m3/uur/persoon.
• • • •
Omgevingen die moeten worden vermeden • Locaties in direct zonlicht of sterk licht (meer dan 1500 lux). • Locaties in direct contact met koele lucht van een airconditioner of warme lucht uit een verwarmingsapparaat. (Potselinge temperatuurschommelingen kunnen condensatie in het apparaat veroorzaken) • Locaties waar het apparaat frequente trillingen zou kunnen ondergaan. • Stoffige ruimten. • Ruimten met agressieve gassen.
145
Opmerkingen
Stroomtoevoer R WAARSCHUWING: • Steek de stekker van het netsnoer direct in een stopcontact. Gebruik nooit een verlengsnoer.
• Sluit het apparaat alleen aan op de stroombron die in deze gebruiksaanwijzing wordt vermeld. • Zorg ervoor dat het netsnoer niet beschadigd raakt of breekt. Pas het snoer niet aan. Plaats geen zware objecte op het snoer. Trek niet te hard aan het snoer en buig het niet meer dan nodig. Al deze handelingen kunnen elektrische schokken of brand tot gevolg hebben. R VOORZICHTIG: • Haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat verplaatst. Zorg er bij het verplaatsen van het apparaat voor dat het netsnoer niet klem kan komen te zitten onder het apparaat. R VOORZICHTIG: • Trek bij het loskoppelen van het apparaat van de stroombron altijd aan de stekker, nooit aan het netsnoer.
6
• Het stopcontact waarop het apparaat is aangesloten, moet zich dicht bij het apparaat bevinden en gemakkelijk toegankelijk zijn. • Het voltage mag niet meer schommelen dan 10%.
Toegang tot het apparaat Plaats het apparaat in de buurt van een stroombron en houd rekening met de volgende vrije ruimten (zie afbeelding).
❖ Dupliceersysteem 1 2 4 3 GRINST0E
1. Meer dan 10 cm, 4,0" 2. Meer dan 60 cm, 23,7"
146
3. Meer dan 60 cm, 23,7" 4. Meer dan 60 cm, 23,7"
Onderhoud van het apparaat
Onderhoud van het apparaat Om een goede afdrukkwaliteit te behouden moet u de volgende onderdelen regelmatig schoonmaken.
B Maak
de klep van de glasplaat schoon met een vochtige doek en wrijf na met een droge doek.
Dupliceersysteem Glasplaat
A Breng de klep van de glasplaat of
de optionele documentinvoereenheid omhoog.
B Maak
de glasplaat schoon met een vochtige doek en wrijf na met een droge doek.
AM1P0100
Opmerking ❒ Vlekken op de klep van de glasplaat kunnen worden afgedrukt als u de klep niet reinigt.
6
Papierinvoerrol (papierinvoertafel)
A Veeg het papierstof van de papierinvoerrol met een vochtige doek en wrijf na met een droge doek.
ZDCH130E
Opmerking ❒ Vlekken op de glasplaat kunnen worden afgedrukt als u de glasplaat niet reinigt.
❒ Gebruik de doek die aan het apparaat is vastgemaakt om de glasplaat te reinigen.
Klep van glasplaat
A Breng
de klep van de glasplaat omhoog.
ZFRH510E
Opmerking ❒ Als u de papierrol niet schoonmaakt, kunnen er papierstoringen ontstaan.
147
Opmerkingen
Optionele documentinvoereenheid Het vel schoonmaken
A Til
de documentinvoereenheid
op.
B Maak
het vel schoon met een vochtige doek en wrijf na met een droge doek.
6 AM1D600
Opmerking ❒ Vlekken op het vel kunnen worden afgedrukt als u het vel niet schoonmaakt.
148
Combinatieschema
Combinatieschema Dit combinatieschema geeft aan welke modi met elkaar kunnen worden gebruikt. Leeg
betekent dat deze modi samen kunnen worden gebruikt.
×
betekent dat deze modi niet samen kunnen worden gebruikt.
Type origineel
--
×
×
Modus Tint
×
--
×
Modus fijn
--
×
Energiebesparingsmodus
×
--
Automatische cyclus
--
Vergroot/Verklein (Vast)
--
×
×
×
Zoom
×
--
×
×
Automatisch verkleinen/vergroten
×
×
--
Combineren
--
×
×
Herhalen
×
--
×
Randen wissen
×
--
Geheugen/Groep
Afbeelding draaien
×
--
Toevoerinterval On line
6
×
Afdrukdensiteit --
Eerst gekozen functie
On line
Toevoerinterval
Geheugen/Groep
Randen wissen
Herhalen
Combineren
Automatisch verkleinen/vergroten
Zoom
Vergroot/Verklein (Vast)
Automatische cyclus
Energiebesparingsmodus
Modus fijn
Modus Tint
Type origineel
Afdrukdensiteit
Later gekozen functie
-×
×
×
×
× ×
×
× ×
×
×
-×
149
Opmerkingen
6
150
7. Specificaties Dupliceersysteem ❖ Configuratie: Desktop ❖ Afdrukproces: Volautomatisch met enkele drum ❖ Type origineel: Vel/boek ❖ Formaat origineel: • Maximum 300mm × 432 mm, 11,8" × 17,0" ❖ Pixeldichtheid: 400dpi × 400dp (in modus Fijn 400 × 600 dpi) ❖ Afbeeldingsmodus: Modus Foto Modus Tekst Modus Tekst/Foto Modus Potlood Modus Tint ❖ Verkleiningsfactoren: • Inch-versie: 93 %, 77 %, 74 %, 65 % • Metrische versie: 93 %, 87 %, 82 %, 71 % ❖ Vergrotingsfactoren: • Inch-versie: 155 %, 129 %, 121 % • Metrische versie: 141 %, 122 %, 115 % ❖ Afdrukgebied: • A3, 11" × 17" drum: Meer dan 290 mm × 410mm, 11,4" × 16,2" • A4, 11" × 81/2" drum: Meer dan 290 mm × 200 mm, 11,4" × 7,8"
151
Specificaties
❖ Formaat afdrukpapier: Maximum 297 mm × 432 mm, 11,6" × 17,0" Minimum 70 mm × 148 mm, 2,8" × 5,9" ❖ Marge bovenrand: 5 mm ± 2 mm, 0,2" ± 0,08" ❖ Gewicht afdrukpapier: 47.1g/m2 tot 209.3g/m2, 12.5 lb tot 55.6 lb ❖ Afdruksnelheid: 60 – 120 rpm (5 stappen) ❖ Tijd nodig voor de eerste kopie (masterverwerkingstijd): Minder dan 24,0 seconden (A4K, 81/2 " × 11"K) (Wanneer een origineel op de glasplaat wordt geplaatst) ❖ Kleurenafdrukken: Verwisselen van de drumeenheid (rood, blauw, groen, bruin, geel, paars, marine, bruin, oranje, grijsblauw en grijs) ❖ Aanpassen van afdrukpositie: • Vooruit of achteruit: ± 15 mm, ± 0,6" • Rechts of links: ± 10 mm, 0,4" aan beide zijden
7
❖ Inhoud papiertafel: 1.000 vel (80 g/m2, 20 lb) ❖ Inhoud papieropvangbak: 1.000 vel (80 g/m2, 20 lb) ❖ Inhoud masteropvangbak: 65 masters ❖ Afmetingen (B × D × H):
152
Breedte
Diepte
Hoogte
Opgeslagen
805mm, 31,7"
705mm, 27,8"
640mm, 25,2"
Opgeslagen met documentinvoereenheid
805mm, 31,7"
705mm, 27,8"
750 mm, 29,5"
Geplaatst
1370mm, 53,9"
705mm, 27,8"
640mm, 25,2"
Geplaatst met documentinvoereenheid
1370mm, 53,9"
705mm, 27,8"
750 mm, 29,5"
Dupliceersysteem
❖ Gewicht: • Dupliceersysteem: 87kg, 191.8 lb ❖ Geluid *1 Geluidsniveau Afdruksnelheid
Geluid
Stand-by
--
45 dB(A)
Tijdens afdrukken
120 cpm
79 dB(A)
Afdruksnelheid
Geluid
Stand-by
--
31 dB(A)
Tijdens afdrukken
120 cpm
65 dB(A)
Geluidsdrukniveau *2
*1 *2
De bovenstaande metingen zijn uitgevoerd in overeenstemming met ISO 7779 gemeten waarden. De waarde is gemeten op de positie van de gebruiker.
❖ Stroomverbruik: • Een master maken: Minder dan 0,265 kW • Afdrukken: Minder dan 0,240 kW (wanneer de afdruksnelheid 120 cpm is)
7
❖ Optionele onderdelen: • A3, 11" × 17" Kleurendrum • A4, 11" × 81/2" Zwarte drum • Sleutelteller • Tapehouder • Documentinvoereenheid • Klep van glasplaat • Printercontroller
153
Specificaties
Documentinvoereenheid (optie) ❖ Type origineel: Vel ❖ Gewicht origineel: 52,3 g/m2 tot 127,9 g/m2, 13,9 lb tot 34 lb ❖ Formaat origineel: Max. 297 mm × 864 mm, 11,7" × 34,0" Min. 149 mm × 210 mm, 5,9" × 8,3" ❖ Aantal originelen: 50 vel (80 g/m2, 20 lb) 7,5 mm, 0,3" hoogte
7
154
Toebehoren
Toebehoren Naam
Afmetingen
Opmerkingen
Master:
Lengte: 110m, 410 ft/rol
A3-drum
Breedte: 320 mm, 12,6"
Per rol kunnen meer dan 200 masters worden gemaakt
2 rollen/doos
A4-drum Per rol kunnen meer dan 270 masters worden gemaakt Inkt-zwart
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-rood
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-blauw
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-groen
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-bruin
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-geel
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-paars
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-marineblauw
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-kastanjebruin
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-oranje
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-grijsblauw
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Inkt-grijs
600 ml/pak, 5 pakken/doos
Tape voor tapehouder
35 m (114,8 ft)/rol
Bedrijfsomgeving: – 5 tot 40°C, 10 tot 95 % RH
7
Opmerking ❒ Wijzigingen voorbehouden.
155
INDEX A Achtergr. AAN/UIT, 92 Admin-modus, 94 Afbeelding draaien, 33 afdekklep van de glasplaat, 1 Afdrfrm Prior., 95 Afdrukdensiteit, 28 Afdrukformaat, 95 Afdrukken met toevoerinterval, 66 afdrukpositie naar rechts of naar links verplaatsen, 27 vooruit of achteruit verplaatsen, 26 afdruksnelheid, 31 Automatisch draaien, 94 Automatische kwaliteitsstart, 71 Automatisch vergroten/verkleinen, 37 Autom. groepsort., 93 Auto Online, 95 Auto Reset, 25, 89
B Bedieningsinformatie, 141 Bedieningsinstel., 90 bedieningspaneel, 1, 5 Bedrijfsomgeving, 145 Begininstelling, 91 Binnenkant van het apparaat, 3 Blanco afdrukken, 138 Buitenkant van het apparaat, 1
C cijfertoetsen, 6 Comb. annuleren, 92 Comb./Herh., 92 Combinatieschema, 149 Combineren, 61 Contrast LCD, 90
D Datum/tijd, 89 De modus Tint, 29 Densiteit master, 91 DHCP, 95 dik papier, 42 display, 8
156
documentinvoereenheid, 1, 75 Papierstoring, 114 reinigen, 148 specificaties, 154 drukhendel van de papierinvoerrol, 1 druk op papierinvoerrol aanpassen, 42 drumeenheid, 3 drumeenheid verwisselen, 81 dun papier, 42 dupliceersysteem reinigen, 147 specificaties, 151
E eindplaat van de papieropvang, 3 Energiebesparing, 23 Energiebesparing., 89 Energiespaarstand, 23 Ethernetsnelheid, 96
G Gateway-adres, 96 Gebr.code instel, 94 gebruikerscode, 94 gebruikerscode invoeren, 70 gebruikersinstellingen gebruikersinstellingen afsluiten, 87 menu Gebruikersinstellingen, 89 toegang tot de gebruikersinstellingen, 87 Gebruikerstools Protect, 94 Gebruikerstools. ProtectWW, 94 Geheugen/Groep, 47 Geheugenmodus, 47, 52, 93 Geheugenmodus Stapel, 79 Geheugenmodus Normaal, 52 Geheugenmodus Stapel, 53, 79 glasplaat, 3 reinigen, 147
H Herhalen, 64 Het apparaat aanzetten, 17 Het apparaat uitzetten, 19 hoofdschakelaar, 3
I
M indeling van het display, 9 Indicator A4-drum, 7 Indicator drumpositie, 3 Indicator Kleurendrum, 7 Indicator Masteropvangbak (C) Wanneer de indicator Masteropvangbak (C) brandt en er een bericht op het display verschijnt, 131 Indicator Open klep/eenheid (M), 130 Indicator Open klep/eenheid (M) Klep van documentinvoereenheid is open, 130 Voorklep is open, 130 Indicator Papier plaatsen ( (B), 101 indicators, 7 Indicators Monitor, 7 Indicator Speciale functie, 7 inkt Indicator Inkt toevoegen(j), 104 toebehoren, 155 inkthouder, 3, 105 Ins. kw.modus, 93 Interval kw.start, 93, 97 I/O-buffer, 96 I/O-timeout, 96 IP-adres, 95
K Kies groep/jaar, 47, 49 klep van glasplaat reinigen, 147 kleur afdrukken in twee kleuren, 83 Kleurenafdrukken maken, 83 kleurendrum, 81 knop fijnafstelling zijwaartse verplaatsing papierinvoertafel, 2, 27 Kw.modus, 93
L Langer papier, 92 Lijst/Test afdrukken, 95 locatie-indicator, 114
master Indicator Masteropvangbak (C), 108 Indicator Masteruitvoer (k), 132 masterlade, 1 masteropvangbak, 3, 132 Max. aantal, 90 meervoudige afdruksessie, 32 Menu Reset, 96 Min. aantal, 90 mm/inch, 89 Modi Geheugen/Groep Geheugenmodus, 47, 52 Kies groep/jaar, 47, 49 Modus Groep, 48, 55 Oproepen, 48, 57 Modus Auto Uit, 23 Modus Beveiliging, 69 Modus fijn, 30 Modus Foto, 43 Modus Groep, 48, 55 Modus Inktbesparing, 45 Modusinstelling, 92 Modus Kwaliteitsstart, 71 Automatische kwaliteitsstart, 71 Modus Potlood, 43 Modus Tekst, 43 Modus Tekst/Foto, 43
N Negeer pap.form, 92
O Onderhoud van het apparaat, 147 onderste masterlade, 1 on line afdrukken, 72 Onvolledige afdrukken, 138 opklapplaat, 2 Oproepen, 48, 57 opties, 4 glasplaat, 4 glasplaat met afdekklep, 4 Optionele functies, 75 Originelen, 13 originelen in documentinvoereenheid plaatsen, 75
157
P papier Afdrukken maken op dik of dun papier, 42 Afdrukpapier, 11 papier bijvullen, 101 papierformaat wijzigen, 101 Papiergeleiders, 16 papiergeleiders, 3 Papier invoeren, 14 papierinvoerrol reinigen, 147 papierinvoertafel, 1 papier invoeren, 14 papier plaatsen, 101 Papierstoring, 117 papieropvangbak, 3 De papieropvangbak gereed maken, 15 Papierstoring, 120 papier plaatsen, 101 Papierstoring, 114 indicators voor papierstoring, 111 locatie-indicators, 114 PC-controller, 72 {Positie van de afbeelding} keys, 6 Prior. orig.type, 91 Prior. reprofac., 91 Problemen met de bediening van het apparaat, 111 Problemen met het afdrukken, 113 Problemen oplossen, 111 Programma, 67 afdrukinstellingen opslaan, 67 Oproepen, 68 Prog./Wijz Geh., 91 Groep, 91 Prog.wijz Grp/Jr, 91 Prolemen met het afdrukken in de modus Combineren, 113
R Rand afwijk.form., 91 Randen wissen, 40 Rand wisbreedte, 91 Reset wisb. teller, 89
158
S Schuifjes, 3, 16 Slechte afdrukkwaliteit, 135 Vuil op de achterzijde van het papier, 135 Vuil op de voorzijde van het papier, 137 Sleuteltell.aanp., 94 Spaarmod. aan/uit, 91 Specificaties, 151 Standaardafdrukken, 20 Stroomtoevoer, 146 Subnetmasker, 95 Systeeminstelling, 89
T Taalkeuze, 89 tapehouder, 110 toebehoren, 155 teller, 7 Teller contr., 94 Tellers resetten, 94, 98 Timer voor Auto Uit, 24, 90 Timer voor Energiespaarstand, 89 toebehoren, 155 Toegang tot het apparaat, 146 Toets {Afdrukdensiteit}, 6 Toets {Afdrukken}, 6 Toets {Automatische cyclus}, 6 Toets {Beveiliging}, 5 Toets {Comb./Herh.}, 5 Toets {Enter}, 6 Toets{Escape}, 6 Toets {Fijn}, 6 Toets {Gebruikersinstellingen}, 6 Toets {Geheugen/Groep}, 6 Toets {Inktbesparing}, 5 Toets {Instellingen verwijderen/ Energiespaarstand}, 6 Toets {Kwaliteitsstart}, 5 Toets{Master maken}, 6 Toets {OK}, 6 Toets papierinvoertafel omlaag, 2 Toets {Proefafdruk}, 6 Toets {Programmeren}, 6 Toets {Randen wissen}, 5, 40 Toets {Snelheid}, 6 Toets {Taak resetten}, 5 Toets {Tint}, 5 Toets {Toevoerinterval}, 5 Toets {Type origineel}, 5
Toets {Vergroot/Verklein}, 5 Toets {Volledig formaat}, 5 Toets {Wis/Stop}, 6 Toets {Zoom}, 5 Toevoerinterval, 93 Toon bed.paneel, 90 Type origineel, 43 Foto, 43 Potlood, 43 Tekst, 43 Tekst/Foto, 43
V Veiligheidsinformatie, i vergrendelingsgreep van de drumeenheid, 3 vergrendelingsgreep van zijplaten papierinvoer, 1, 14 Vergroot/Verklein (Vast), 34 vergroten, 34 verkleinen, 34 Voorbereidingen voor het afdrukken, 14 voorklep, 1
W Weergave groepen, 90 Weerg.wisb.teller, 89
Z zijplaten papieropvang, 3 zijplaten van de papierinvoer, 1 Zoom, 36
159
160
DU
NL
C272-0755
Overeenkomstig IEC 60417 worden voor de hoofdschakelaar van dit apparaat de volgende symbolen gebruikt: a betekent INGESCHAKELD. b betekent UITGESCHAKELD.
Copyright © 2008
Gebruiksaanwijzing
C272-0755
NL
DU