GEBRUIKSAANWIJZING VAN COGENCALC.XLS 1. INLEIDING 1
De berekeningstool COGENcalc.xls stelt u in staat snel een eerste dimensionering uit te voeren van een eventuele warmtekrachtkoppeling die is aangepast aan uw elektrische en thermische behoeften. Hij berekent ook de rentabiliteit en dus het terugverdieneffect dat u van deze investering kunt verwachten. Het principe van COGENcalc berust op de informaticatranscriptie van de methodologie die wordt beschreven in de relevantiegids "Haal het maximum uit de energie met warmtekrachtkoppeling" Bij het openen van het bestand wordt gevraagd of u de macro’s wenst in te schakelen. U moet dit doen. Selecteer vervolgens het blad dat overeenstemt met uw taal. De cellen met blauwe achtergrond (blauwe tekens) zijn bestemd voor in te voeren waarden, de cellen met gele achtergrond voor facultatieve waarden die toelaten om het effect van anderen prijsstijgingen te toetsen, de cellen met rode tekens voor berekende waarden.
2. EERSTE DIMENSIONERING VAN DE WARMTEKRACHTKOPPELING 2.1. FASE 1: IN DEZE FASE WORDEN DE NETTO WARMTEBEHOEFTEN VAN UW GEBOUW BEPAALD Het referentiejaar is het zogenaamde EPB klimaatjaar, nl de gemiddelde van de jaren 1998 tot 2007, met een totaal van 1869 graaddagen type 15-15. Deze climaatgegevens hebben een direct invloed op de schatting van het jaarlijks verbruik. In het kader van de EPB-regelgeving dient de haalbaarheidsstudie met deze climaatgegevens uitgevoerd te worden. Indien U over het verbruik van een ander jaar beschikt dient U het aan tepassen (regel van 3) op basis van volgend tabel :
1
Jaar
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
EPB klimaatjaar
Graaddagen type 15-15
1694
1942
1689
1919
1895
1853
1842
1574
1869
De meetafwijking van de tool wordt op 30% geraamd. PAGE 1 SUR 5
Selectionneer het type en de “grootte” van het gebouw. Dit heeft een direct invloed op op de schatting van het jaarlijks verbruik. Indien u over het (geschatte of reële) verbruik beschikt, voer u het in cel E30. Deze directe introductie vervangt de schatting van de software (cel F30). Voer in cel E30 het (werkelijk of verwacht) jaarlijks brandstofverbruik (gas of stookolie) in kWh PCI in. De raming van de software hangt van de oppervlakte (kantoren, handelszaken, ...), het aantal bedden (ziekenhuis), … af. Die ramingen zijn gebaseerd op het gemiddeld verbruik in het BHG voor elke sector. Zij weerspiegelen niet het verbruik dat men kan verwachten met de huidige isolatietechnieken en de nieuwe verwarmingsketels (zie hieronder aftrekking van 20%). Vervolgens moet u beoordelen of een deel van deze brandstof niet gebruikt wordt voor de warmwaterproductie (verwarming en boiler). In deze behoefte kunt u namelijk niet voorzien met warmtekrachtkoppeling: Q non cogen. Vervolgens moet u van dit verbruik een percentage aftrekken voor eventuele REG-maatregelen die u in de toekomst wilt uitvoeren. Een vermindering met 15 % kan overwogen worden voor projecten met betrekking tot nieuwe gebouwen waarvan het verbruik door de software geraamd zou zijn (80 % van het gemiddeld verbruik in het BHG). Daarna kunt u dit verbruik met een bepaald percentage verhogen over verlagen om de toekomstige evolutie van het verbruik (bijvoorbeeld ten gevolge van een uitbreiding) te verrekenen. Voer vervolgens het thermisch rendement van uw geplande of huidige verwarmingsinstallatie in. Ideaal is dit een rendement, gemeten over een vrij lange periode, of anders neemt u uw beste raming. Opgelet, dit rendement is niet het eenmalig rendement van de ketel maar het algemeen rendement van de installatie over een periode van verscheidene maanden. Cel E40 geeft u uiteindelijk de netto warmtebehoefte (NetW) die als basis dient bij de dimensionering van de WKK-eenheid.
2.2. FASE 2: EEN ‘TYPEPROFIEL’ VOOR HET WARMTEVERBRUIK SELECTEREN U kiest uit een reeks aangeboden mogelijkheden het type van instelling waarvoor u het gebruik van warmtekrachtkoppeling overweegt, met de werkingstijden, bijvoorbeeld ‘verzorgingsinstelling, continu warmteverbruik, 7 dagen op 7’. Elk instellingstype met zijn werkingsbereik stemt overeen met een typeprofiel voor het warmteverbruik dat u hier kunt bekijken. U kunt ook opteren voor een eventuele opslagballon voor ½ u. tot 1.00 u. Op basis van de thermische typeprofielen voor de warmtebehoeften, eigen aan uw instelling, berekent de software rechtstreeks 4 parameters die nuttig zijn voor de dimensionering: het eventuele opslagvolume, U Q, de werkingstijd die een correct bemeten ketel nodig heeft om in de NetW te voorzien, U cogen, de werkingstijd van de warmtekrachtkoppeling die nodig is om in een deel van de NetW te voorzien, en Part cogen, het thermisch vermogen van de warmtekrachtkoppeling ten opzichte van het maximaal thermisch vermogen (van de correct bemeten ketel).
PAGE 2 SUR 5
2.3. FASE 3 Op basis van deze 4 parameters, worden rechtstreeks het thermisch vermogen van de WKKeenheid en de warmteproductie bepaald. Eventueel kunt u dit vermogen met een zeker percentage verlagen als u denkt dat de eenheid te groot is. Bijvoorbeeld als de elektriciteitsproductie te hoog is ten opzichte van uw verbruik en u niet te veel wenst te verkopen aan het net. 2.4. FASE 4 In de laatste fase van de dimensionering wordt de technologie gekozen. Deze keuze bepaalt immers het elektrisch vermogen van de WKK-eenheid, aangezien het thermisch vermogen identiek is. Doorgaans heeft een motor die op plantaardige olie draait, een hoger elektrisch vermogen dan een gasmotor. Dit verschil is te wijten aan de technologische kenmerken van deze twee motortypes. Opmerking: In dit stadium moet u er rekening mee houden dat de motorkenmerken geëxtrapoleerd worden op basis van bestaande motoren, maar dat u op de markt nooit een motor met exact dezelfde kenmerken zult vinden. Het programma zal u misschien de gegevens voor een motor van 67,3 kWe geven, terwijl u in de praktijk moet kiezen tussen een motor van 60 of van 80 kWe. Die opmerking geldt ook voor de andere parameters (verhouding tussen het elektrisch en het thermisch rendement van uw motor, onderhoudskosten, investeringswaarde).
3. BEREKENING VAN DE RENTABILITEIT VAN HET WKK-PROJECT OP BASIS VAN DE EERSTE DIMENSIONERING DIE AL IS UITGEVOERD Alle bedragen zijn exclusief BTW
3.1. FASE 1: BEREKENING VAN DE WINST OP DE ELEKTRICITEITSFACTUUR In de eerste cel voert u het totale jaarlijkse stroomverbruik (piek- en daluren) in, daarna moet u het totaalbedrag van het jaarlijkse elektriciteitsverbruik invoeren. De gemiddelde prijs van de elektriciteit wordt automatisch berekend. Als u in fase 1 van het eerste deel opteerde voor een door de software geraamd verbruik, zal de software in cel F89 het gemiddelde verbruik in het BHG voor de betrokken sector plaatsen. Hij vermenigvuldigt dit verbruik met een gemiddelde eenheidsprijs die tussen 2004 en 2007 werd vastgesteld in het kader van de markoverzicht van ICEDD. Er wordt automatisch een berekening uitgevoerd om de winst op de aankoopfactuur van de elektriciteit te bepalen. De opgewekte elektriciteit is beschouwd als ter plaats verbruikt. De rentabiliteit van een warmtekrachtkoppeling is gekoppeld aan de evolutie van de energieprijzen, en meer in het bijzonder aan het verschil tussen de evolutie van de elektriciteitsprijs en die van de brandstofprijzen. De waarden die de evolutie van de prijzen van de standaard voorgestelde energiedragers weergeven, zijn die welke de Minister heeft vastgelegd in het kader van de EPB. Die waarden worden elke twee jaar herzien. 3.2. FASE 2: BEREKENING VAN DE WINST OP DE WARMTE PRODUCTIE Het jaarlijks brandstofverbruik wordt automatisch overgenomen, u hoeft enkel het totaalbedrag van de jaarlijkse brandstoffactuur in te voeren om de gemiddelde prijs van de brandstof te berekenen op basis van uw codering. Als u in fase 1 van het eerste deel opteerde voor een door de software geraamd verbruik, zal de software het geraamde verbruik vermenigvuldigen met een gemiddelde eenheidsprijs die tussen 2004 en 2007 werd vastgesteld in het kader van de markoverzicht van ICEDD.
PAGE 3 SUR 5
Vervolgens worden het vermeden verbruik van de stookruimte en de winst op de warmtefactuur berekend.
3.3. FASE 3: BEREKENING GROENESTROOMCERTIFICATEN
VAN
DE
WINST
DOOR
VERKOOP
VAN
Dankzij de WKK-installatie kunt u de verontreinigende emissies, zoals die van CO2, beperken. Dit wordt beloond via het systeem van de groenestroomcertificaten op voorwaarde dat u de CO2-uitstoot met 5% of meer verlaagt. De verkoopprijs wordt geraamd op 92 €, wat gemiddeld tussen 2004 en 2007 werd vastgesteld. Klik hier om werkblad voor het berekenen van het aantal groenestroomcertificaten te raadplegen. 3.4. FASE 4 : BEREKENING VAN DE BRANDSTOFKOSTEN Wanneer u de gemiddelde prijs van de brandstof van de warmtekrachtkoppeling invoert, worden automatisch de brandstofkosten voor de warmtekrachtkoppeling berekend. 3.5. FASE 5 : BEREKENING VAN DE ONDERHOUDSKOSTEN Deze berekening gebeurt rechtstreeks, op basis van de gebruikte technologie en het vermogen van de WKK-eenheid. 3.6. FASE 6 : RAMING VAN HET BEDRAG VAN DE INVESTERING Door een overinvesteringsfactor van ongeveer 40% toe te voegen [10% voor installatiekosten, 7% voor studiekosten, 10% voor eventuele civieltechnische werken, 5% voor de aansluiting op het elektriciteitsnet en 8% voor onvoorziene kosten], krijgt u de bruto-investering van de WKKeenheid ‘alles inbegrepen' te zien. Als u recht hebt op subsidies, kunt u hier het percentage of het totaalbedrag invoeren. Voor meer informatie over premies en subsidies, surf naar de site van het BIM . De netto-investering wordt automatisch berekend. 3.7. FASE 7 : RAMING VAN DE RENTABILITEIT VAN HET PROJECT De jaarlijkse nettowinst van het project stemt overeen met het verschil tussen de gerealiseerde besparing en de uitgaven. De eventuele mogelijkheden tot fiscale aftrekbaarheid voor energiebesparende maatregelen worden niet meegerekend in de berekeningen. Om de eenvoudige terugverdientijd (ETT) te berekenen, wordt de netto-investering gedeeld door de jaarlijkse nettowinst. De interne rentabiliteit (IR) van het project, de bijgewerkte nettowaarde van de besparingen en de terugverdientijd worden berekend; hun onzekerheid houdt rechtstreeks verband met de onzekerheid die op de hypothesen met betrekking tot de kostenevolutie rust. Rechts van de conclusie, in cel P161, verschijnt een samenvattende tabel van de winst tijdens het levensduur van de installatie.
PAGE 4 SUR 5
4. CONCLUSIE De weergegeven conclusie is afhankelijk van de eenvoudige terugverdientijd: als de ETT korter is dan 6 jaar, is de conclusie positief, als hij meer dan 6 jaar bedraagt, zal de conclusie negatief zijn. Deze informatie is uiteraard volledig vrijblijvend en moet voor elk geval afzonderlijk worden geïnterpreteerd. In bepaalde gevallen kan een ETT van 10 jaar aanvaardbaar zijn, in andere is 3 jaar het maximum. OPMERKING: De software geeft u technische en economische resultaten die u kunt gebruiken om met kennis van zaken te bepalen of het bestellen van een uitvoerbaarheidstudie volgens de ‘regels van het vak’ bij een bevoegd studiebureau nuttig is, en niet om tot het bestellen van de uitrusting te komen !
PAGE 5 SUR 5