EN ISO 4210 / EN15194 : 2009
GEBRUIKERSHANDLEIDING FIETS (LI-ION)
1. Remkabels 2. LED-verlichting vooraan 3. Spatborden 4. V-remmen 5. Velgen 6. Spaken (13 g) 7. Naafmotor 8. Reflectoren 9. Banden 700x35C 10. Ophanging vork vooraan 11. Kabelbehuizing motor 12. Rollager 13. Frame 14. Pedalen 15. Blad 48T en kruk 16. Pedaalsensor 17. Centrale standaard 18. Ketting 1/2 x 3/32 19. Kettinghouder
20. Kettingkast 21. Shimano schrijfrem 22. Shimano Nexus naafversnelling 23. Spanningsbout en -plaat 24. LED-verlichting achteraan 25. Al. bagagerek 26. Regelaar / Ontsteking 27. Accu 28. Achtersteun zadel 29. Zadel 30. Zadelpen 31. Zadelklem (quick fix) 32. Stuurpen 33. Handgreep (versnellen) 34. Remhendels 35. Versnellingshendel 36. Indicator batterijniveau 37. Stuurstang
Hartelijk dank, dat u onze elektrische fiets heeft aangeschaft! Omdat dit product voortdurend technisch wordt verbeterd, is het mogelijk dat bepaalde materiaaldetails in deze handleiding niet volledig overeenstemmen met het materiaal gebruikt voor uw fiets. Gelieve deze handleiding grondig en aandachtig te lezen en de instructies goed op te volgen. Deze fiets is dankzij zijn praktische en comfortabele gebruik een must voor elk modern huishouden. De kwaliteit en gebruikersgemak stonden op de eerste plaats bij het ontwikkelen van deze fiets. De fiets is vervaardigd uit materialen van hoge kwaliteit. Het voldoen aan de hoge verwachtingen van onze klanten is steeds ons hoogste doel. O In deze handleiding vindt u alle informatie over het dagelijkse onderhoud van de fiets en tips over het gebruik ervan. Dit om te vermijden dat je schitterende fiets schade oploopt.
INDEX Aanpassen aan nieuwe lay-out/ indeling Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Profiel 1.1 Algemene waarschuwing 1.2 Montage 1.3 Vooraleer je gaat rijden - Veiligheid boven alles 1.3.1 Fiets aanpassen 1.3.2 Veiligheid eerst 1.3.3 Mechanische veiligheidscontrole 1.3.4 Eerste rit Afmetingen 2.1 Fietshoogte 2.2 Zadelpositie
Hoofdstuk 3
Kenmerken en werking van de fiets 3.1 Power Assistant System 3.2 Accu 3.3 Acculader 3.4 Vermogensindicator 3.5 Motor 3.6 Regelaar 3.7 Rem 3.8 Versnelling 3.9 Bedieningspaneel 3.10 Eigenschappen
Hoofdstuk 4
Techniek 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Wielen Snelspanner zadelpen Remmen Veranderen van versnelling Pedalen Fietsophanging Buiten- en binnenbanden
Onderhoud 5.1 Onderhoudsfrequentie 5.2 Indien uw fiets bij een botsing betrokken is Veiligheid 6.1 De basis 6.2 Veilig rijden 6.3 Veiligheid, ook van de weg 6.4 Rijden bij nat weer 6.5 's Nachts rijden 6.6 Downhill Biking of fietsen in competitive 6.7 Onderdelen vervangen of toebehoren installeren
FAQ
OPMERKING: deze handleiding is niet bedoeld als gedetailleerde gebruiks-, herstel- of onderhoudshandleiding. Contacteer uw leverancier voor alle herstellingen of onderhoud. Uw leverancier kan u eveneens doorverwijzen naar geschikte lessen, workshops of boeken.
Hoofdstuk 1
Profiel
1.1 ALGEMENE WAARSCHUWING: Zoals bij alle activiteiten bestaat er ook bij fietsen een risico op blessures. Ben uzelf ervan bewust dat door het gebruiken van een elektrische fiets u dit risico aangaat. U dient steeds veilig en verantwoord te fietsen en de fiets te gebruiken en te onderhouden zoals voorgeschreven in deze handleiding. Een correct onderhoud en gebruik van de elektrische fiets verkleint het risico op verwondingen. In deze handleiding zult u vaak de vermelding “Waarschuwing” en “Opgepast” terugvinden. Deze wijzen u op de mogelijke gevolgen van het slecht onderhouden of controleren van uw elektrische fiets alsook van het onveilig fietsen.
Een waarschuwingssymbool en de vermelding WAARSCHUWING duiden op een mogelijk gevaarlijke situatie die kan leiden tot ernstige verwondingen of de dood indien die situatie niet vermeden wordt.
Een waarschuwingssymbool en de vermelding OPGEPAST duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie die kan leiden tot lichte of gematigde verwondingen indien die situatie niet vermeden wordt. Het symbool kan ook een waarschuwing zijn voor onveilige activiteiten.
De vermelding OPGEPAST zonder waarschuwingssymbool wijst op een situatie die kan
resulteren in ernstige schade aan uw fiets. Uw garantie kan in deze situatie eveneens vervallen. Bij veel vermeldingen van ‘WAARSCHUWING’ en ‘OPGEPAST’ staat: "u kunt de controle verliezen en vallen". Omdat iedere val ernstige verwondingen of de dood tot gevolg kan hebben, zullen we dit risico niet steeds herhalen. Het is onmogelijk om iedere situatie te benoemen die zich kan voordoen tijdens het fietsen. Daarom is deze handleiding geen weergave van hoe veilig gereden moet worden onder alle omstandigheden. Om het even welke fiets u gebruikt, er zijn steeds risico’s aan verbonden die niet voorspeld of vermeden kunnen worden en die enkel en alleen de verantwoordelijkheid zijn van de fietser.
Opmerking voor de ouders: Als ouder of voogd bent u verantwoordelijk voor de activiteiten en de veiligheid van uw minderjarig kind. Dit houdt in dat u ervoor moet zorgen dat de elektrische fiets geschikt is voor uw kind en in goede en veilige staat verkeerd. U en uw kind moeten het veilige gebruik van de fiets begrijpen en kennen. Het algemene verkeersreglement inzake motorvoertuigen en fietsen moet te allen tijde gerespecteerd worden. U en uw kind weten veilig en verantwoord te fietsen. Als ouder zou u deze handleiding met uw kind moeten doornemen voordat uw kind met de fiets gaat rijden. WAARSCHUWING: zorg ervoor dat uw kind tijdens het rijden steeds een goedgekeurde helm draagt. Maak uw kind ook duidelijk dat het de fietshelm enkel mag dragen wanneer het aan het fietsen is. Een helm dient niet om gedragen te worden tijdens het spelen of op ieder ander moment waarop er niet gereden wordt met de fiets. Als u deze waarschuwing niet ter harte neemt, kan dit ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben.
1.2 MONTAGE De pedalen monteren
Neem de pedalen uit de verpakking en kijk goed naar de markering L of R. Dit wil zeggen, er is een linker-en een rechterpedaal. Klinkt logisch zult U zeggen, maar hiermee wordt bedoeld, dat er verschillende soorten schroefdraad op de pedalen zit. De linkerzijde van de fiets wordt bepaald vanuit de rijpositie, d.w.z. als U op de fiets zit. De linkerpedaal wordt aan de linkerzijde van de fiets op de linkercrank gemonteerd. De rechterpedaal wordt aan de rechterzijde van de fiets op de rechtercrank gemonteerd. Zowel de linkse als de rechtse pedaal dient U vast te draaien naar het voorwiel toe. U dient beide pedalen stevig vast te draaien om loslopen te voorkomen. Indien een pedaalsleutel met de uw fiets is meegeleverd, kunt U dit hiermee doen, en anders met een lange smalle steeksleutel, zodat U veel kracht kunt zetten. Stuur monteren
Stuur verhogen,verlagen of vastzetten 1. 2. 3. 4.
Haal het dopje die op de bovenkant van de stuurpen zit uit. Verlaag of verhoog het stuur indien nodig. Zorg ervoor dat het stuur loodrecht op het voorwiel staat. Draai de inbusbout vast. Zet daarna het dopje terug.
Stuur kantelen 1. Draai de inbusbouten los. 2. Kantel het stuur in de gewenste positie. Let erop dat het stuur precies in het midden is geplaatst. 3. Draai de inbusbouten vast.
Gradenboog van het stuur veranderen 1. 2. 3.
Draai de bout los. Zet het stuur in de gewenste positie. Draai de bout terug vast.
WAARSCHUWING: Bij het niet opvolgen van bovenstaande instructies kan er schade aan de fiets en lichamelijk letsel ontstaan, waarvoor de leverancier/producent niet aansprakelijk is.
1.3 VOORDAT U GAAT FIETSEN – VEILIGHEID BOVEN ALLES OPMERKING: we raden u ten zeerste aan deze handleiding volledig te lezen vóór uw eerste rit. Zorg ervoor dat u alles begrijpt uit deze handleiding. Lees de hoofdstukken waarnaar wordt verwezen nogmaals door indien u iets niet volledig begrijpt. 1.3.1 Fiets aanpassen 1. Heeft uw fiets de juiste grootte? Lees hoofdstuk 2.1 om dit na te gaan. Indien uw elektrische fiets te groot of te klein is voor u, kunt u de controle over de fiets verliezen en vallen. Als uw nieuwe fiets niet de juiste grootte heeft, pas deze dan aan voordat u gaat fietsen. 2. Staat het zadel op de juiste hoogte? Lees hoofdstuk 2.2 om dit na te gaan. Indien u uw zadel moet aanpassen, volg dan zeker de instructies in hoofdstuk 2.2.
3. Zitten het zadel en de zadelpen veilig en stevig vast? Het zadel zou in geen enkele richting mogen kunnen bewegen indien het correct vastgeklemd is. Zie hoofdstuk 2.2 voor meer informatie. 4. Staan de stuurpen en de stuurstang op de juiste hoogte voor u? Zie hoofdstuk 1.2 voor meer informatie. 5. Kunt u gemakkelijk bij de remmen? Zo niet kunt u de hoek aanpassen om erbij te kunnen. Zie hoofdstukken 2.D en 2.E voor meer informatie. 6. Begrijpt u volledig hoe u uw elektrische fiets dient te gebruiken? Zie Hoofdstuk 3.I. Indien er nog vragen zijn, contacteer dan aan uw leverancier om de functies die u niet begrijpt uit te leggen. Doe dit vóór uw eerste rit. 1.3.2. Veiligheid eerst 1. Draag steeds een goedgekeurde helm wanneer u fietst. Volg de fabrieksinstructies over het gebruik, het onderhoud en het goed passen van de helm. 2. Voldoet u aan alle andere vereiste en aangeraden veiligheidsuitrusting? Zie hoofdstuk 2. Het is uw verantwoordelijkheid om vertrouwd te raken met de verkeerswetgeving van de plaatsen waar u fietst en om deze wetgeving na te leven. 3. Weet u hoe u uw wiel moet controleren? De bouten en moeren moeten goed vastgedraaid zijn. Een wiel dat niet correct is vastgemaakt, kan beginnen te wankelen of loskomen. Dit kan ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben. 4. Is uw fiets voorzien van toeclips en riempjes of klikpedalen? Zorg er dan voor dat u weet hoe ze werken (zie hoofdstuk 3.E). Deze pedalen vereisen speciale technieken en vaardigheden. Volg de fabrieksinstructies over hun gebruik, afstelling en onderhoud. 5. Indien uw fiets vering heeft, lees dan hoofdstuk 4.F. De vering kan uw fietsprestaties veranderen. Volg de fabrieksinstructies over het gebruik, de afstelling en het onderhoud. 6. Bij fietsen met een kleiner frame kunnen uw tenen of uw toeclips het voorwiel raken indien de pedaal naar voren gaat en het wiel gedraaid is. Als dit het geval is, lees dan hoofdstuk 5.E. 1.3.3. Mechanische veiligheidscontrole Controleer steeds de staat van uw fiets vóór elke rit. Zorg ervoor dat de moeren, de bouten en de beugels steeds goed vastzitten. Hef het voorwiel vijf à tien cm op en laat het dan kaatsen op de grond. Lijkt er iets los te zitten? Controleer dan uw volledige fiets visueel en handmatig. Als er onderdelen of toebehoren los zijn, maak ze dan vast. Als u er niet zeker van bent, vraag het dan aan iemand met ervaring.
Banden en wielen: zorg ervoor dat de banden correct opgepompt zijn (zie hoofdstuk 5.G.1). Ga uw bandenspanning na door één hand op het zadel te leggen en de andere hand op de kruising van de stuurpen en de stuurstang. Laat de fiets stuiten met uw gewicht en kijk hoeveel de banden ingedrukt worden. Vergelijk de banden met hoe de banden eruit zien wanneer u ze correct zijn opgeblazen. Pomp ze op indien nodig. Ga vervolgens na of uw banden in goede staat zijn. Laat elk wiel voorzichtig draaien en kijk of er geen scheurtjes zijn in het midden of aan de zijkant van de band. Vervang beschadigde banden vóór het rijden. Controleer ook uw wielen. Laat elk wiel draaien en ga na of het wiel wiebelt en of uw remmen genoeg speling hebben. Indien het wiel ook maar lichtjes wiebelt of schuurt tegen de remblokjes, breng dan uw fiets naar een erkende fietswinkel om het defect te laten herstellen. OPGEPAST: een wiel moet in de juiste positie staan opdat de remmen goed zouden werken. Het rechtzetten van een wiel vergt speciaal gereedschap en ervaring. Werk niet zelf aan het wiel, tenzij u beschikt over de nodige kennis, ervaring en het gereedschap om de klus correct te klaren. Remmen: controleer of de remmen goed werken (zie hoofdstuk 5.C). Knijp de remhendels dicht. Zijn de remmen gesloten? Zitten alle controlekabels stevig vast? Raken de remblokken de velgen reeds wanneer u de remhendels een tweetal centimeter dichtknijpt? Kunt u de remmen volledig dichtknijpen zonder dat ze het stuur raken? Zo niet, moet u de remmen bijstellen. Gebruik de fiets niet niet vooraleer remmen correct aangepast zijn. Snelspanners: zorg ervoor dat het voorwiel, het achterwiel en de snelspanner voor de zadelpen goed afgesteld zijn en volledig vastzitten. Zie hoofdstukken 5.A en 5.B. Uitlijning stuur en zadel: zorg ervoor dat de zadel- en stuurpen parallel liggen met de centrale as van de fiets en dat deze stevig genoeg geklemd zijn zodat ze niet meer kunnen bewegen. Zie hoofdstukken 3.B en 3.C. Positioneer en fixeer indien nodig. Stuuruiteinden: de handgrepen aan het stuur moeten in een goede staat zijn, zo niet dan dienen ze vervangen te worden. Maak eventuele verlengstukken vast aan het stuur vooraleer u gaat fietsen. Span ze goed aan zodat u deze niet meer kunt draaien.
WAARSCHUWING: door losse of beschadigde handgrepen of verlengstukken zou u de controle kunnen verliezen en vallen. Een stuur of verlengstuk dat niet goed vast zit, kan snijwonden veroorzaken bij een eventueel ongeval, waardoor dit een heel stuk ernstiger wordt dan nodig.
1.3.4. Eerste rit Wanneer u voor de eerste keer gaat fietsen op uw gloednieuwe fiets, kies dan een veilige omgeving, weg van auto’s, andere fietsers, hindernissen of andere gevaren. Fiets even om vertrouwd te raken met de werking van uw fiets en om gewend te raken aan het remmen (zie hoofdstuk 5.C). Probeer de remmen uit wanneer u traag rijdt. Breng uw gewicht naar de achterkant van de fiets, terwijl u zachtjes aan de remmen trekt, de achterste rem eerst. Wanneer u te abrupt of te hard remt met de voorste rem kunt u over uw stuur worden geslingerd. Wanneer u te hard aan de remmen trekt, kan het wiel blokkeren en kunt u de controle verliezen en vallen. Indien uw fiets toeclips of klikpedalen heeft, oefen dan om in en uit uw pedalen te stappen. Zie paragraaf B.4 hierboven. Als uw fiets vering heeft, zorg er dan voor dat u vertrouwd raakt met de manier waarop de vering reageert als u remt of uw gewicht verplaatst. Zie paragraaf B.5 hierboven en hoofdstuk 5.F. Oefen op het veranderen van de versnelling (zie hoofdstuk 5.D). Vergeet niet dat u de versnellingshendel niet mag verzetten terwijl u achteruit trapt of net achteruit heeft getrapt. De ketting kan immers vast komen te zitten en zo ernstige schade aanrichten. U kunt de controle verliezen en vallen. Ondervind hoe uw fiets reageert op de versnellingen en ontdek het comfort. Hebt u vragen of hebt u het gevoel dat er iets niet klopt aan uw elektrische fiets, ga dan met uw fiets langs bij uw leverancier.
Hoofdstuk 2
Afmetingen
OPMERKING: correcte afmetingen zijn essentieel om de veiligheid, de prestaties en het comfort te optimaliseren. Het aanpassen van uw elektrische fiets aan het lichaam en uw rijgewoontes vergen ervaring, techniek en speciale gereedschappen. Laat deze aanpassingen daarom steeds gebeuren door uw leverancier of laat, indien u zelf de nodige ervaring, techniek en hulpmiddelen hebt, uw werk steeds controleren door een verdeler alvorens de weg op te gaan. Zorg ervoor dat de fiets perfect past. Een fiets die te groot of te klein is, is moeilijker te besturen en kan zeer oncomfortabel zijn. WAARSCHUWING: indien uw fiets te groot of te klein is voor u, kunt u de controle verliezen en vallen. Indien uw nieuwe fiets te groot of te klein is, vraag dan uw leverancier deze te vervangen alvorens de weg op te gaan.
2.1. Fietshoogte De fietshoogte bepaalt in de eerste plaats of de fiets geschikt is (zie afb. 2). Dit is de afstand van de grond tot aan de bovenkant van het fietsframe, dus de plaats waar uw kruis zich zou bevinden indien u over de fiets zou staan tussen het zadel en het stuur. Om te controleren of uw fiets de juiste hoogte heeft, gaat u over uw fiets staan met de schoenen waarmee u zal rijden en staat u stevig op uw hielen. Indien uw kruis het frame raakt, betekent dit dat de fiets te groot is voor u. Probeer er zelfs niet mee te rijden. Bij een fiets waarmee u enkel op de weg rijdt en die u nooit als mountainbike gebruikt, zou u nog een minimumafstand van vijf centimeter moeten hebben tot het frame. Bij een fiets die u op onverharde wegen zult gebruiken, zou u een minimumafstand van 7,5 centimeter moeten hebben. Bij echte mountainbikes die u op moeilijk en oneffen terrein zult gebruiken, is een afstand van minimum tien centimeter noodzakelijk.
Afb. 2
Afb. 3
2.2. Zadelpositie Teneinde de prestaties en het comfort op de fiets te optimaliseren, is het belangrijk het zadel correct te positioneren. Indien het zadel niet comfortabel zit, neem dan best contact op met uw leverancier. Hij heeft het juiste gereedschap en de kennis om dit aan te passen. Het zadel kan in drie richtingen aangepast worden: 1. Verticaal. Doorloop de volgende stappen om na te gaan of de zadelhoogte correct is (afb. 3): ga op het zadel zitten; plaats één hiel op een pedaal; zorg ervoor dat de pedaal waar uw hiel op staat, naar beneden staat. Indien uw been niet volledig gestrekt is en het midden van de pedaal niet raakt, moet de hoogte van het zadel aangepast worden. Als u uw heupen moeten draaien opdat de hiel het pedaal zou raken, dan staat uw zadel te hoog. Als uw been gebogen is, maar uw hiel toch al de pedaal raakt, dan staat uw zadel te laag. Zodra het zadel op de juiste hoogte is ingesteld, dient u te controleren of de zadelpen de "minimuminschuif-" of de "maximumuitschuifafstand" niet overschrijdt (afb. 4). Indien uw fiets voorzien is van een onderbroken zadelbuis, zoals soms het geval is bij fietsen met achterwielophanging, dient u eveneens te controleren of de zadelpen diep genoeg zit zodat u deze onderaan kunt aanraken met de punt van uw vinger en dit zonder dat uw vinger voorbij de eerste knokkel in de buis dient te gaan (zie afb. 5). WAARSCHUWING: Indien uw zadelpen de minimuminschuif- of de maximumuitschuifafstand (zie afb. 4) overschrijdt of indien u de onderkant van de zadelpen bij een onderbroken zadelbuis niet kunt aanraken met de punt van uw vinger zonder dat uw vinger voorbij de eerste knokkel in de buis dient te gaan (zie afb. 5), bestaat de mogelijkheid dat de zadelpen afbreekt waardoor u de controle zou verliezen en vallen.
Afb. 4
Afb.5
Min. Inschuifafstand
2. Horizontaal. Het zadel kan vooruit en achteruit bewegen om een optimale positie op de fiets te verkrijgen. Vraag uw leverancier om de optimale rijpositie in te stellen en u te tonen hoe u dit later kunt aanpassen. 3. Hoek. Meestal verkiezen fietsers een horizontaal zadel, maar sommige fietsers hebben liever dat de punt van het zadel naar licht boven of onder wijst. Uw leverancier kan de hoek van het zadel aanpassen of u tonen hoe u dit zelf kunt doen. Kleine wijzigingen van de zadelpositie kunnen een groot effect op de prestaties en het comfort met zich meebrengen. Het is aangeraden het zadel slechts in één richting en stap voor stap te wijzigen. WAARSCHUWING: zorg ervoor dat het zadel steeds weer goed vastgemaakt is nadat u een aanpassing gedaan hebt. Een zadelklem die niet goed vastgemaakt is, kan ervoor zorgen dat u de controle verliest en valt. Indien het zadel goed vastgemaakt is, kan het zadel in geen enkele richting meer bewegen. Controleer daarom regelmatig of alle zadelmechanismen nog steeds goed aangespannen zijn. Indien uw zadel, na het voorzichtig aanpassen in alle richtingen, nog steeds oncomfortabel zit, heeft u mogelijk een ander type zadel nodig. Zadels bestaan, net als mensen, in vele verschillende vormen, groottes en veringen. Samen met uw leverancier kunt u het zadel kiezen dat perfect bij uw lichaam en uw rijstijl past. WAARSCHUWING: langdurig rijden met een zadel dat niet juist is afgesteld of dat het bekken niet juist ondersteund zou problemen op korte of lange termijn veroorzaken aan zenuwen en bloedvaten, of zelfs impotentie. Indien u pijn, ongevoeligheid of een ander ongemak ondervindt ten gevolge van uw zadel, contacteer dan uw leverancier.
Hoofdstuk 3 Kenmerken & werking van de fiets 3.1. Power Assistant System Dit is een fiets met pure krachtassistentie. Deze is uitgerust met een type 1:1 snelheidsomvormer die de rotaties van het systeem volgt (afb. 6). Afb. 6
3.2 Accu 1.Basiseigenschappen
Dxbxh
386×158×58 mm
Kleur
Lichtzwart & zilver
Nominale spanning
37,0 V
Nominale capaciteit
11 Ah
Interne weerstand
≤100 mΩ
Max. ontlaadspanning
2,7 V (elke cel)
Beschermde laadspanning
4,25 V (elke cel)
Max. laadspanning
42,0 V
Max. laadstroom
2A
Max. ontlaadstroom
22 A
Nominale ontlaadstroom
10 A
BMS
SMART BMS (communicatie is mogelijk)
Oplaadmethode
CC/CV (speciale lader)
Gewicht
<4,5 kg
Input laden
Output ontladen
Gebruikstemperatuur
Laden
0~45 ℃
Ontladen
Ontladen
-20~45 ℃
Bewaartemperatuur (60-80% SOC-opslag, moet elke twee maand opnieuw opgeladen worden)
-10~35℃
Capaciteit@1C laadtijd
≥11 Ah
Levenscyclus
1000 maal (Cyclus@RT, 1C laadtijd,100%DOD)
Volume
36V/11Ah
Spanning
36V
1. Hoge efficiëntie 2. Uiterst veilige/stabiele samenstelling met hoge intrinsieke veiligheid. De accu zal niet ontploffen noch vuur vatten bij een aanrijding, een te grote belasting of kortsluiting. Een hoge thermische stabiliteit met fases die tot 400 °C aankunnen. 3. Grote capaciteit voor alle outputtoepassingen met een hoog vermogen. 4. Uitzonderlijke levensduur tot 1000 levenscycli, zo'n 8 keer langer dan een loodaccu en 3 keer langer dan een NiMH-accu. 5. Milieuvriendelijk want niet giftig, niet vervuilend en bevat geen vreemde metalen. UL-, CE-, SGS/ROHS-gekeurd.
3.3. Acculader Waarschuwing: gebruik steeds de originele acculader. Zo niet, dan wordt de levensduur aangetast of zal de accu beschadigd raken. De acculader dient te worden gebruikt onder normale omstandigheden. Wanneer u de batterij oplaadt, dient u ervoor te zorgen dat er zeker tien centimeter afstand is tot de muur. Zorg dat de volgende stappen correct uitgevoerd worden bij het opladen van de accu: 1) Steek eerst de lader in de batterij, vooraleer u de lader in het stopcontact stopt. 2) Het rode lichtje gaat branden. 3) De accu is volledig opgeladen zodra het groen lichtje gaat branden. 4) Trek na het laden de kabel uit het stopcontact. Afb. 9
Inputspanning Outputspanning Oplaadtijd
AC 100V-240V~1.2A 47-63Hz DC 42.5V 1.5A 7-8 uur
3.4. Vermogensindicator Druk op de knop op de achterkant van de accu om het vermogensniveau te zien. Afhankelijk van dit niveau kunt u beslissen om de accu opnieuw op te laden. Indien het vermogensniveau onder de 50% daalt, raden we u aan de batterij tijdig op te laden. Zo niet, dan zal de levensduur van de accu achteruitgaan. Wanneer er 4 lichtjes branden, is uw batterij volledig opgeladen. Het vijfde lampje is een rood controlelampje die brandt wanneer uw batterij volledig leeg is.
3.5. Motor
Motor
Borstelloze DC-naafmotor
Vermogen
250W
Spanning
36V
Snelheid
175 r/min
Torsie
15,0 N.m
3.6. Regelaar De regelaar controleert de snelheid van de motor. DC36 V - Max. stroom: 13+1A -
Overspanningsbeveiliging
31V ±0.5V
Overstroombeveiliging
13 A ±0,5A
3.7. Rem Afstelling remmen (V-brakes) Wanneer de remhendel een kwart tot half wordt in geknepen, behoord het volledige remoppervlak van de remblokjes tegen de velg te worden gedrukt
Grove afstelling
Wanneer de afstelling van de remmen een grote afwijking vertonen zal men eerst de algemene/grove afstelling moeten aanpassen. De grove afstelling past men aan, door met een inbussleutel de kabelklembout los te draaien.
Knijp vervolgens de rem-armen, naar elkaar toe tot de gewenste afstand.
De remkabel behoort onder de klembout te blijven en voordat de klembout weer vast draait. Fijne afstelling Doormiddel van de kabelstelschroef kan men de remmen fijn afstellen. Door de kabelstelschroef te verdraaien komt de kabel iets en naar buiten en spant de kabel zich. Remblokjes vervangen De remblokjes moeten worden vervangen op het moment dat de inkepingen weggesleten zijn. Om de remblokjes te kunnen vervangen dient men de kabelstelschroef naar binnen te draaien, zodat de remkabel zich ontspant. Knijp vervolgens de rem-armen naar elkaar toe en haal de remkabel los.
Vervolgens heeft men voldoende ruimte om de bevestigingsbouten van de remblokjes los te draaien. Vergeet niet om de remmen opnieuw af te stellen, nadat de remblokjes zijn vervangen.
Waarschuwing: Breng geen smeermiddel aan op de rem of de remschijf! Controleer steeds de remkabel; indien deze versleten of stuk is, dient u deze onmiddellijk vervangen te worden door een nieuw exemplaar.
3.8. Versnelling SHIMANO interne versnellingsnaaf of met derailleur De fiets kan voorzien zijn van 3, 7 of 8 versnellingen. De versnellingen kan men bedienen door tijdens het fietsen de binnenkant van het rechterhandvat te draaien. Schakel niet meer dan één versnelling tegelijk.
Gebruik van uw versnellingen: Naafversnelling: U kunt altijd schakelen, ook bij stilstand Derailleurversnelling: Schakel niet bij stilstand en trap beslist niet achteruit tijdens het schakelen
3.9. Bedieningspaneel 1. LCD-scherm J-LCD King-Meter 1. De batterij staat AAN, het bedieningssysteem en de apparatuur staan UIT.
2. Druk op de knop MODE om het standbyscherm op te starten. Merk op dat de achtergrondverlichting van het LCD-scherm niet aan is. Nachtmodus (3 niveaus), of bij schemerlicht: houd de knoppen MODE en UP gedurende 3 seconden ingedrukt tot het LCD-scherm oplicht. Doe dit ook om het terug uit te schakelen.
B C D E
A B
A
3. Het scherm toont u: A. De tijd B. Het accuniveau. Indien het niveau laag is, zal de indicator knipperen. C. De snelheid D. Het assistentieniveau (5 niveaus) E. De afstand
4. Indien u meer assistentie wilt, drukt u op de knop (A) UP. 5. Indien u het assistentieniveau wilt verlagen, druk dan op de knop (B) DOWN. Er zijn 5 assistentieniveaus. Niveau 1 biedt de minste en niveau 5 de meeste assistentie. Het niveau staat standaard ingesteld op 1.
6. Om de klok, de maximum toegelaten snelheid of de wielgrootte te wijzigen: druk de knoppen UP en DOWN gedurende 3 sec in totdat het scherm knippert. A. om de klok aan te passen, gebruikt u de knoppen UP/DOWN B. de maximumsnelheid aanpassen (op vraag van de gebruiker kan de maximumsnelheid ingegeven worden, bij overschrijding zal de assistentie onmiddellijk stoppen) C. bij het aanpassen van de wieldiameter, let u goed op het verschil tussen MM en INCHES. D. Zodra alles gewijzigd is, drukt u gedurende 2 sec op de middelste knop mode om te bevestigen. 7. De De elektrische fiets is uitgerust met een
standaardinstelling om automatisch aan 6 Km/u en een lagere weerstand te fietsen (wandelsnelheid) naast de wandelaar. Deze functie kan bekomen worden door de DOWNknop ingedrukt te houden. De automatische assistentie wordt enkel aangeraden wanneer u de fiets vooruit duwt, niet wanneer u aan het fietsen bent. Assistentieniveau 1 betekent dat het systeem uw inspanningen met zo'n 7% zal verhogen. Assistentieniveau 2 betekent dat het systeem uw inspanningen met zo'n 13% zal verhogen. Assistentieniveau 3 betekent dat het systeem uw inspanningen met zo'n 35% zal verhogen. Assistentieniveau 4 betekent dat het systeem uw inspanningen met zo'n 70% zal verhogen. Assistentieniveau 5 betekent dat het systeem uw inspanningen met zo'n 100% zal verhogen. 9. Andere kenmerken: Bij storingen zal het scherm automatisch de code Error aangeven. Onmiddellijk overzicht van de rijomstandigheden, bv. huidige snelheid, hoogste snelheid, gemiddelde snelheid. 10. De grootste voordelen van het systeem zijn: A. dat de huidige systeemstatus steeds te zien is op het scherm. B. dat de gewenste snelheid steeds kan gewijzigd worden op het scherm.
C. dat hetzelfde systeem voor verschillende types en afmetingen van voertuigen kan gebruikt worden. Dit vereenvoudigt uiteraard de aankoop van het toestel. Bij sommige systemen dient u een toestel per voertuig te kopen, met dit systeem hoeft u enkel het controlesysteem te verplaatsen. 11. De systeemcomponenten voldoen aan de ROHS- en PAHSSamenvatting en functies Toekenning schakelaars 1. Voorafgaande instellingen J-LCD-gebruikers kunnen de volgende instellingen gebruiken: Tijd Max. snelheid; (MPH of km/u, mijl of km) Diameter van de wielen (18-28 Inch) LCD-Contrastverlichting. 2. Scherm Ad J-LCD Accu (accu-indicator) Tijd (tijd) Assistentieniveaus (vermogensniveau) Snelheid (rijsnelheid), Totale rijafstand 6km/u Functie (6 km/u wandelsnelheid) "Error"-code (foutcode) bij storing 3. Toekenning knoppen J-LCD is uitgerust met een speciale schakelaar. U kunt de schakelaar zowel links als rechts monteren. De schakeleenheid wordt met een kabel verbonden met het scherm In de volgende stappen kent u de knoppen toe te starten met "MODE". Boven wordt “UP”, beneden wordt "DOWN".
Installatie Richtlijnen Maak het scherm vast op het stuur zodat de schakelaar vrij en goed zichtbaar is. 1. Voorbereiding alvorens het scherm op te starten: Zorg ervoor dat het scherm correct verbonden is met de regelaar (kabel snelheidsmeter loopt naar de witte connector). 2. Opstarten en eerste instellingen: Druk op de knop MODE en start het scherm. Druk na opstarten de knoppen UP en DOWN samen in gedurende 3 seconden, het LCDscherm zal oplichten. 3. Tijd instellen: Stel eerst het uur in door de knoppen UP en DOWN te gebruiken. Druk op MODE om te bevestigen. Stel nu de minuten in met UP en DOWN en druk opnieuw op MODE om te bevestigen. 4. Begrenzing maximale snelheid instellen: Kies tussen km/u en mph (metrisch systeem / Brits systeem) door UP en DOWN te gebruiken en bevestig. 5. Wieldiameter instellen: Selecteer de correcte diameter van uw wielen met UP en DOWN. De standaardinstelling is 26 ". Druk op MODE om te bevestigen. 6. Achtergrondverlichting instellen: Druk op UP en DOWN om aan te passen. U kunt kiezen uit drie niveaus. Het J-LCD-scherm staat standaard ingesteld op niveau 1. 7. Beëindigen van de instellingen: Druk op MODE gedurende meer dan 2 seconden: de aanpassingen zijn ingesteld. Druk nogmaals op MODE gedurende 2 seconden om de nieuwe set-up op te slaan. Standaardfuncties Standaardfuncties ON / OFF Druk op MODE om het scherm en de stroom naar de regelaar in te schakelen, blijf de MODE-knop indrukken om de stroom uit te schakelen zodat het scherm en de regelaar geen stroom meer verbruiken. Wij raden u aan de accu van de fiets te verwijderen indien u deze langer dan 4 uur niet gebruikt. Wanneer het scherm opstart, toont deze automatisch de reeds afgelegde afstand. Druk op UP om de topsnelheid van deze rit te zien. Druk nogmaals op UP en het scherm toont u de gemiddelde snelheid (AVG). Druk nogmaals op UP om terug te keren naar de huidige snelheid. Afstand tonen (Afgelegde Afstand / Totale Afstand) Druk op MODE voor de afgelegde afstand van de laatste rit en de totale afstand. Deze functie is voor fietsers die dit toestel als kilometerteller willen gebruiken.
Indicator Accuniveau Bij een volledig opgeladen accu zult u 5 streepjes zien. Wanneer de accu opgeladen dient te worden, zal het symbool beginnen te knipperen. Accuspanning - Knipperen bij Lage Spanning Storingsindicatie op het scherm Indien er een probleem voorvalt met de elektronica, krijgt u een foutcode te zien op het scherm. Definitie van de codes: 21 Foutieve stroomaansluiting. 23 Faseprobleem motor. 24 Defecte motorsensor. 25 Defecte rem. 30 Communicatieprobleem door kabels en/of connectoren. LU: Schermbatterij is leeg. Dit kan eenvoudig verholpen worden. De batterij van het scherm moet vervangen worden. In dit scherm wordt een batterij met het type CR2032 gebruikt. Maak het scherm los van het stuur, schroef deze open en vervang de batterij. Stel na het vervangen van de batterij de tijd opnieuw in.
3.10. Eigenschappen A. Algemeen Gewicht
24 kg
Max. last
110 kg
Max. snelheid Max. rijassistentie
Producent
≤25 km/u PAS≥100 km bij persoon 75kg, normaal vlak wegdek, normale weersomstandigheden Leader 96 ltd 19 Sedianka str 4002 Plovdiv Bulgarije
Hoofdstuk 4
Techniek
Om uw veiligheid, prestaties en plezier te verhogen is het belangrijk te weten hoe alles aan uw elektrische fiets werkt. Hebt u twijfels of u alles in deze handleiding begrepen hebt, spreek er dan over met uw leverancier. 4.1. Wielen Wij raden u aan de wielen van uw fiets niet zelf te vervangen. Hiervoor is speciaal gereedschap en ervaring noodzakelijk. Selecteer de correcte diameter van uw wielen met UP en DOWN. De standaardinstelling is 26 ".Stel deze in op 700C. Druk op MODE om te bevestigen.
WAARSCHUWING: Indien dit niet correct gebeurt, kan het wiel wankelen of loskomen, waardoor u de controle zou verliezen en vallen. Dit kan ernstige verwondingen of zelfs de dood tot gevolg hebben. 4.2. Snelspanner zadelpen Sommige elektrische fietsen zijn voorzien van een snelspanner aan de zadelpen. Hoewel deze er uitziet als een lange bout met een hendel aan de ene kant en een moer aan de andere kant, maakt een snelspanner gebruik van een hefboomsysteem om de zadelpen stevig vast te zetten. WAARSCHUWING: Fietsen met een zadelpen die niet goed is vastgemaakt, kan ervoor zorgen dat het zadel beweegt of zelfs loskomt, waardoor u de controle kan verliezen en vallen. Daarom is het belangrijk: 1. hulp te vragen aan uw leverancier opdat de zadelpen correct vastgemaakt zou zijn. 2. de correcte techniek toe te passen om uw zadel aan de hand van een snelspanner vast te maken. 3. voor het fietsen te controleren of uw zadelpen goed is vastgemaakt. De snelspanner aan de zadelpen aanpassen: De hefboom van de snelspanner zorgt ervoor dat de bovenkant van de zadelbuis rondom de zadelpen geklemd wordt om deze stevig op zijn plaats te houden. Hoe stevig deze omklemming is, wordt bepaald door de spanningsmoer. Als u deze spanningsmoer met de wijzers van de klok meedraait terwijl u de hendel vasthoudt, dan vergroot de klemkracht. Zelfs een halve draai aan de moer kan het verschil maken tussen een veilige en een onveilige omklemming. WAARSCHUWING: Om de zadelpen stevig vast te zetten hebt u de volledige kracht van de snelspanner nodig. Houd de moer met een hand vast en draai aan de hendel zoals u met een vleugelmoer zou doen, totdat u deze niet meer verder kunt draaien. WAARSCHUWING: Indien u de snelspanner kunt sluiten zonder uw vingers volledig rondom de zadelbuis te sluiten en zonder dat de hendel een afdruk in uw handpalm
maakt, betekent dit dat de spanning onvoldoende is. Open de hendel, geef de spanningsmoer een kwartdraai in wijzerzin en probeer opnieuw.
4.3. Remmen
1. 2.
3. 4. 5.
WAARSCHUWING Fietsen met slecht afgestelde remmen of versleten remblokken is gevaarlijk en kan leiden tot ernstige verwondingen of zelfs de dood. Wanneer u te hard de remmen dichtknijpt, kan het wiel blokkeren en kunt u de controle verliezen en vallen. Het plots of te hard remmen met de voorste rem kan ervoor zorgen dat de fietser over het stuur gekatapulteerd wordt. Dit kan ernstige verwondingen of zelfs de dood tot gevolg hebben. Sommige fietsremmen, zoals schijfremmen (afb. 10) en knijpremmen (afb. 11), zijn zeer krachtig. Probeer deze op voorhand uit en wees uitermate voorzichtig bij het remmen. Schijfremmen kunnen zeer warm worden na veelvuldig gebruik. Raak deze slechts aan als ze voldoende afgekoeld zijn. Om te weten hoe uw remmen geïnstalleerd, gebruikt en onderhouden moeten worden, dient u de fabrieksinstructies van de schijfrem te lezen. Indien u deze instructies niet in uw bezit hebt, neemt u best contact op met uw leverancier of de fabrikant van de remmen.
Hoe remmen werken Voor uw veiligheid is het zeer belangrijk te weten welke remhendel overeenkomt met welke rem op uw fiets. Het remmen van een fiets is het gevolg van wrijving tussen twee remoppervlakken, meestal is dit het remblok en de fietsvelg. Zorg ervoor dat de wrijving steeds optimaal kan gebeuren door de fietsvelgen en remblokken vrij te houden van smeermiddelen, was en glansmiddelen. Het is belangrijk dat uw handen comfortabel aan de remhendels kunnen om deze dicht te knijpen. Indien uw handen te klein zijn om dit te doen, neem dan contact op met uw leverancier voordat u begint te fietsen. Mogelijk kan de hendel aangepast worden of hebt u een ander type hendel nodig. De meeste fietsen hebben een soort van snelspanmechanisme die toelaat de remblokken eenvoudig open te zetten om het wiel te verwijderen of te herplaatsen. Wanneer de snelspanner openstaat, kunnen de remmen niet gebruikt worden. Remmen zijn er niet enkel om uw elektrische fiets te doen stoppen, ze zijn er eveneens om de snelheid te helpen
controleren. Er is een maximale remkracht op ieder wiel net voor het ogenblik dat het wiel stopt met draaien en begint te slippen. Zodra het wiel begint te slippen, verliest u de meeste stopkracht en hebt u geen enkele controle meer. U moet met andere woorden oefenen om rustig te leren stoppen zonder de wielen te blokkeren. Deze techniek wordt ook wel progressieve removergang genoemd. In plaats van de rem in een beweging dicht te knijpen tot de positie waarvan u denkt dat deze u de juiste remkracht zou geven, kunt u de rem beter geleidelijk dichtknijpen om de remkracht stelselmatig te vergroten. Als u voelt dat het wiel begint te blokkeren, los dan de rem wat zodat het wiel toch net blijft draaien. Het is belangrijk dat u voeling krijgt met de remmen zodat u voor ieder wiel perfect kunt inschatten hoeveel remkracht u moet uitoefenen aan elke snelheid en op ieder terrein. Om dit te oefenen kunt u bijvoorbeeld naast uw fiets wandelen en verschillende remkrachten uitproberen op elke rem, totdat het wiel blokkeert. Wanneer u remt met een of beide remmen, wil uw fiets stoppen terwijl uw lichaam verder wil aan dezelfde snelheid. Dit veroorzaakt een verschuiving van het gewicht richting het voorwiel (of, bij krachtig remmen, op de naaf van het voorwiel, waardoor u over het stuur gekatapulteerd zou worden). Een wiel waar meer gewicht op rust, kan meer remkracht aan vooraleer het zou blokkeren. Een wiel waar minder gewicht op rust, zal sneller blokkeren. Wanneer u remt en uw gewicht voorwaarts geduwd wordt, leunt u best wat achterover op de fiets om het gewicht meer naar achteren te brengen. Verlaag op dat ogenblik de remkracht achteraan en verhoog de remkracht vooraan. In afdalingen is dit nog belangrijker aangezien het gewicht dan nog meer naar voren verschuift. De twee belangrijkste elementen van efficiënte snelheidscontrole en veilig stoppen zijn het voorkomen van wielblokkeringen en het controleren van het gewicht. De gewichtsoverdracht is zelfs van primordiaal belang bij fietsen met een ophangingsvork vooraan. Bij het remmen "zakt de voorophanging door" waardoor het gewicht erop omhoog gaat (zie eveneens Hoofdstuk 5.F). Oefen daarom uw rem- en gewichtstechnieken op wegen zonder verkeer of andere gevaren en afleidingen. Alles wijzigt wanneer u fietst op onverharde wegen of in nat weer. De grip van uw banden daalt zodat de wielen minder remtractie hebben en sneller kunnen blokkeren bij een lagere remkracht. Vochtigheid of modder op de remblokken verlaagt hun wrijvingsvermogen. De beste manier om de controle op onverharde of natte wegen niet te verliezen is door trager te fietsen vanaf het begin.
4.4. Veranderen van versnelling Uw fiets kan meerdere snelheden halen dankzij een versnellingsapparaat/derailleur (zie 2. hieronder), een interne naafversnelling(zie 3. hieronder) of, in sommige uitzonderlijke gevallen, een combinatie van beide. 4.4.1. Hoe werkt een versnellingsapparaat/derailleur? Indien uw fiets een versnellingsapparaat heeft, zal het versnellingsmechanisme bestaan uit: een achtercassette of een cluster van kettingwielen een achterderailleur meestal een voorderailleur een of twee versnellingshendels een, twee of drie voorbladen of kettingwielen een aandrijfketting 4.4.1.1. Veranderen van versnelling Controleer het type versnelling dat op uw fiets zit vooraleer u verder gaat. De woordenschat omtrent versnellingsapparaten kan soms verwarrend zijn. Een downshift is het schakelen naar een "tragere" versnelling, een die eenvoudiger rond te draaien is. Een upshift is het schakelen naar een "snellere" versnelling die moeilijker te draaien is. Het verwarrende is dat er aan de voorderailleur net het tegenovergestelde gebeurt als aan de achterderailleur (voor meer details kunt u de instructies hieronder lezen i.v.m. het Veranderen van Versnelling achteraan en Veranderen van Versnelling vooraan). U kunt bijvoorbeeld een versnelling kiezen waardoor u eenvoudiger een berg oprijdt (een downshift) op een of twee manieren: verleg de ketting naar een kleiner tandwiel vooraan of naar een groter tandwiel achteraan. Op het versnellingsapparaat achteraan zou u dus kunnen veronderstellen dat het om een upshift gaat. Om alles niet te verwarren, kunt u onthouden dat het veranderen van tandwiel in de richting van de fiets een versnelling voor de beenbeweging zal teweegbrengen en kan gebruikt worden om te klimmen (dit wordt een downshift genoemd). Verandert u van tandwiel weg van de fiets, dan zal u met dezelfde beenbeweging sneller fietsen (dit wordt een upshift genoemd). Welke versnelling u ook gebruikt, het versnellingsapparaat op een fiets kan slechts werken indien de ketting een voorwaartse beweging maakt en onder een bepaalde spanning staat. Dit betekent dat u enkel van versnelling kunt veranderen als u vooruit trapt. Opgepast: Verander nooit van versnelling terwijl u achteruit trapt. Trap ook niet achteruit wanneer u net de versnelling veranderd hebt. Dit kan de ketting doen vastlopen en ernstige schade toebrengen aan uw fiets. U zou eveneens de controle over de fiets kunnen verliezen en vallen.
4.4.1.2. Veranderen van Versnelling achteraan De achterderailleur wordt bediend door de rechter versnellingshendel. Dankzij een derailleur verplaatst u de ketting van het ene tandwiel naar het andere. Hoe kleiner het tandwiel, hoe hoger het aantal omwentelingen. Fietsen in een hogere versnelling vraagt ook een grotere inspanning maar laat u toe meer afstand af te leggen per omwenteling van de pedalen. Hoe groter het tandwiel, hoe lager het aantal omwentelingen. Hierdoor is de vereiste inspanning kleiner, maar u legt minder afstand af per omwenteling van de pedalen. Men spreekt van een downshift wanneer u de ketting van een kleiner tandwiel verplaatst naar een groter tandwiel. Men spreekt van een upshift wanneer u de ketting van een groter tandwiel naar een kleiner verplaatst. Opdat de derailleur de ketting van tandwiel kan laten veranderen, moet de fietser de pedalen vooruit bewegen. Afb. 21 MET WELKE VERSNELLING RIJD IK? (Bergen) Kleinste vooraan
(Hoogste snelheid)
Grootste vooraan
Ketting Grootste achteraan
Kleinste achteraan
4.4.1.3. Veranderen van Versnelling vooraan: De voorderailleur wordt bediend door de linker versnellingshendel en verplaatst de ketting van het ene naar het andere tandwiel. Veranderen naar een kleiner tandwiel zorgt ervoor dat het trappen eenvoudiger loopt (een downshift). Veranderen naar een groter tandwiel zorgt ervoor dat het peddelen moeilijker loopt (een upshift).
4.4.1.4. Met welke versnelling moet ik fietsen? De combinatie van de grootste versnelling achteraan en de kleinste vooraan (afb. 21) kan gebruikt worden om op steile hellingen te fietsen. De combinatie van de kleinste versnelling achteraan en de grootste vooraan (afb. 21) kan gebruikt worden om een hogere snelheid te halen. Het is niet noodzakelijk de versnellingen stapsgewijs te veranderen. Start daarentegen met de versnelling die overeenstemt met uw capaciteiten, een versnelling die stevig genoeg is om snel te starten, maar die eveneens niet te moeilijk is om te kunnen vertrekken vanuit stilstand zonder te wankelen. Probeer tijdens het fietsen verschillende tandwielcombinaties uit om een betere voeling te krijgen met de versnellingsmogelijkheden. Doe dit eerst op wegen waar er geen obstakels, gevaren of verkeer is om zo vertrouwen op te bouwen. Indien u problemen ondervindt bij het schakelen, dan gaat dit mogelijk om een mechanisch probleem. Contacteer uw leverancier voor assistentie. WAARSCHUWING: Gebruik nooit het grootste of kleinste tandwiel indien de derailleur niet perfect schakelt. De derailleur moet misschien aangepast worden en kan de ketting beschadigen waardoor u de controle zou kunnen verliezen en vallen. 4.4.2. Hoe werkt een interne naafversnelling Indien uw fiets voorzien is van een interne naafversnelling, zal het versnellingsmechanisme bestaan uit: een interne naafversnelling met 3, 5, 7 of mogelijk 12 versnellingen een, of soms twee versnellingshendels een voorblad of kettingwiel een aandrijfketting 4.4.2.1. Veranderen van interne naafversnellingen Het veranderen van versnelling bij een interne naafversnelling is niets anders dan het eenvoudig draaien aan de versnellingshendel tot u de gewenste versnelling gevonden hebt. Zodra de versnelling in de juiste positie staat, vermindert u even de druk op de pedalen opdat de naaf de wijziging kan voltooien. 4.4.2.2. Met welke versnelling moet ik fietsen? De numeriek laagste versnelling (1) wordt gebruikt voor de steilere hellingen. De numeriek hoogste versnelling (3, 5, 7 of 12, afhankelijk van het aantal versnelling dat de naaf bevat) wordt gebruik om de hoogste snelheid te halen. Het veranderen van een eenvoudige, "tragere" versnelling (zoals 1) naar een moeilijkere, "snellere" versnelling (zoals 2 of 3) heet een upshift. Veranderen van een moeilijke, "snelle" versnelling naar een eenvoudige, "trage" versnelling heet een downshift. Het is niet noodzakelijk de versnellingen stelselmatig te veranderen. Start daarentegen met de versnelling die overeenstemt met uw capaciteiten, een versnelling die stevig genoeg is om snel te starten maar die eveneens niet te moeilijk is om te kunnen vertrekken vanuit stilstand zonder te wankelen. Probeer tijdens het fietsen verschillende tandwielcombinaties uit om een betere voeling te krijgen met de
versnellingsmogelijkheden. Doe dit eerst op wegen waar er geen obstakels, gevaren of verkeer is om zo vertrouwen op te bouwen. Indien u problemen ondervindt bij het schakelen, dan betreft dit mogelijk een mechanisch probleem. Contacteer uw leverancier voor assistentie. 4.5. Pedalen 1. Men spreekt van teenoverlapping wanneer u met uw tenen het voorwiel raakt bij een gedraaid stuur en wanneer uw pedaal in zijn voorste positie staat. Dit komt vaak voor bij kleine fietsframes en kan voorkomen worden door de binnenste pedaal omhoog te houden en de buitenste pedaal omlaag wanneer u een bocht neemt. WAARSCHUWING: Teenoverlapping kan ervoor zorgen dat u de controle verliest en valt. Indien u een dergelijke overlapping ondervindt, wees dan extra voorzichtig bij het draaien. 2. Sommige racefietsen zijn uitgerust met pedalen die scherpe en mogelijk gevaarlijke oppervlakken bevatten. Deze zijn speciaal ontwikkeld om de verbinding tussen de schoen van de fietser en de pedaal op een veilige manier te verbeteren. Indien uw fiets over dergelijke pedalen beschikt, dient u extra op te letten om ernstige verwondingen van de pedalen te vermijden. Afhankelijk van uw fietsstijl en ervaring kunt u opteren om een ander type pedaal te kiezen. Uw leverancier kan u verschillende modellen voorleggen en u de nodige raad geven. 3. Toeclips en riempjes moeten ervoor zorgen dat uw voet op de juiste plaats gehouden wordt en één is met de pedaal. Dankzij de toeclip staat de bal van de voet exact op de as van de pedaal waardoor u een maximale kracht kunt uitoefenen. Het riempje houdt de voet gedurende de rotatie op dezelfde plaats. Hoewel toeclips en riempjes een voordeel bieden bij elk type schoen, zijn ze het meest efficiënt in combinatie met wielrenschoenen die hierop voorzien zijn. Uw leverancier kan u uitleggen hoe toeclips en riempjes gebruikt dienen te worden. WAARSCHUWING: Om in en uit pedalen met toeclips en riempjes te klikken is techniek en ervaring vereist. Totdat dit een reflex wordt, dient u dit met de nodige concentratie te doen. Dit kan u evenwel afleiden waardoor u de controle zou kunnen verliezen en vallen. Oefen het gebruik van toeclips en riempjes op een plaats waar geen hindernissen, gevaren of verkeer zijn Laat de riempjes loshangen en span ze niet aan totdat u ervan overtuigd bent dat uw techniek en vertrouwen om in en uit de pedalen te raken dit toelaten. Rijd nooit tussen het verkeer met aangespannen riempjes.
4. Klikpedalen (soms ook "instappedalen" genoemd) zijn een andere manier om uw voeten veilig op de juiste plaats te houden en zo de efficiëntie van het trappen te maximaliseren. Ze werken net als het mechanisme op skilaarzen... een plaatje aan de onderkant van de schoen klikt in een houder die beveiligd is met een veer op de pedaal. Klikpedalen kunnen slechts correct gebruikt worden als u de schoenen en plaatjes hebt die compatibel zijn met het merk en het model van de pedalen. Bij de meeste klikpedalen kan de fietser dankzij het design de kracht bepalen waarmee de voet gekoppeld of ontkoppeld wordt. Volg de instructies van de pedaalfabrikant of vraag uw leverancier u te tonen hoe u dit kunt aanpassen. Maak gebruik van de meest losse spanning totdat het (ont)koppelen een reflex wordt. Zorg er wel voor dat er toch voldoende spanning voorzien is, zodat uw voet niet onnodig uit de pedaal klikt. WAARSCHUWING: Klikpedalen mogen enkel gebruikt worden met aangepaste schoenen. Zij zijn ontwikkeld om de voet krachtig vast te maken aan de pedaal. Het gebruik van schoenen die de voeten niet correct vastzetten, kan gevaarlijk zijn. Oefening is noodzakelijk om veilig in en uit de pedalen te leren klikken. Totdat dit een reflex wordt, dient u dit met de nodige concentratie te doen. Dit kan u evenwel afleiden waardoor u de controle zou kunnen verliezen en vallen. Oefen het gebruik van klikpedalen op een plaats waar geen hindernissen, gevaren of verkeer zijn. Lees vooraf zeker de gebruiksinstructies van de pedaalfabrikant. Indien u deze instructies niet hebt, vraag dit dan na aan uw leverancier of contacteer de fabrikant. 4.6. Fietsvering Vele fietsen zijn uitgerust met een veringssysteem. Dit bestaat in vele verschillende vormen, te veel om elk apart te behandelen in deze handleiding. Indien uw fiets voorzien is van een bepaald veringssysteem, lees dan zeker de gebruiksinstructies van de veringfabrikant. Als u niet over deze instructies beschikt, ga dan langs bij uw leverancier of neem contact op met de fabrikant. WAARSCHUWING: Het slecht onderhouden, controleren of aanpassen van het veringssysteem kan een slechte werking van de vering met zich meebrengen waardoor u de controle zou kunnen verliezen en vallen. Indien uw fiets over vering beschikt, kan de eventuele verhoogde snelheid het risico op verwondingen ook doen stijgen. Bij het remmen zakt de voorkant van een fiets met vering wat in. U zou de controle kunnen verliezen en vallen als u geen ervaring met dit systeem hebt. Leer veilig omgaan met dit veringssysteem. Zie eveneens Hoofdstuk 4.C. WAARSCHUWING: Het aanpassen van de vering kan het gebruik en de remeigenschappen van uw fiets wijzigen. Doe dit nooit zelf tenzij u de fabrieksinstructies en -aanbevelingen perfect begrijpt. Controleer de gebruiks- en remeigenschappen van de fiets na aanpassing steeds door een testrit te maken op een ongevaarlijke plaats.
Vering kan de controle en het comfort bij het fietsen verhogen doordat de wielen het terrein beter volgen. Dankzij deze eigenschap kunt u ook sneller rijder. Verwar de verbeterde eigenschappen van de fiets evenwel niet met uw eigenschappen als bestuurder van de fiets. Het vraagt tijd en oefening om uw eigen techniek te verbeteren. Doe dit zorgvuldig totdat u alle mogelijkheden van uw fiets volledig onder de knie hebt. OPGEPAST: Niet alle fietsen kunnen veilig aangepast worden met een soort veringssysteem. Alvorens de fiets te beginnen aan te passen, neemt u best contact op met de fabrikant van de elektrische fiets om te weten te komen welk veringssysteem compatibel is met het design van de fiets.
4.7. Buitenbanden en Binnenbanden 4.7.1. Banden Banden voor elektrische fietsen bestaan in veel verschillende uitvoeringen en samenstellingen, zowel voor algemene doeleinden als voor het fietsen in specifieke weerscondities of op specifieke terreinen. Indien u, uit ervaring met de elektrische fiets, merkt dat u misschien een ander type band nodig hebt die beter past bij uw rijbehoefte, vraag dan uw leverancier een geschikte band uit te kiezen. De afmetingen en spanning staan vermeld op de zijkant van de band. Op sommige banden staat zelfs aangegeven voor welk gebruik de band aangeraden wordt. (zie afb. 22). De belangrijkste informatie voor u is de Spanning. WAARSCHUWING: Blaas een band nooit harder op dan de maximale spanning die aangegeven is op de zijkant van de band. Bij het niet-naleven van de aanbevolen bandenspanning kan de band van de velg geblazen worden. Dit zou de fiets kunnen beschadigen en verwondingen aanbrengen aan de fietser en eventuele omstaanders. De beste en veiligste manier om een fietsband op te blazen tot de correcte spanning is aan de hand van een fietspomp met een ingebouwde spanningsmeter. WAARSCHUWING: Er bestaat steeds een risico wanneer u gebruik maakt van luchtslangen bij een benzinestation of van andere compressoren. Deze zijn niet bedoeld om fietsbanden op te blazen. Deze compressoren verplaatsen een grote hoeveelheid lucht op zeer korte tijd waardoor de druk in band snel zal stijgen. Hierdoor zou de band kunnen ontploffen. De bandenspanning wordt weergegeven als een maximumspanning of als een spanningsbereik. De spanning in een band bepaalt grotendeels hoe een band zal presteren op een bepaalde ondergrond of in bepaalde weersomstandigheden. Blaast u de band op tot net onder de maximumspanning, dan ondervindt u de minste rijweerstand maar zal de rit harder zijn. Harde spanningen gebruikt u dus best op effen en droge wegen. Een zeer lage bandenspanning zal u de beste resultaten geven op een gladde ondergrond zoals bijvoorbeeld dikke klei of op diepe en losse terreinen zoals diep, droog zand.
Afb. 22
Bandkenmerken Indien u fietst met een bandenspanning die te laag is voor uw gewicht en de rijomstandigheden, kan dit een lekke band veroorzaken doordat de band vervormd wordt en de binnenband vast komt te zitten tussen de velg en het rijoppervlak. OPGEPAST: Kleine bandenspanningsmeters in de vorm van een balpen kunnen onnauwkeurig zijn. Vertrouw niet op dergelijke spanningsmeters voor consequente, accurate metingen. Gebruik daarentegen een hoogwaardige manometer. Vraag uw leverancier wat de beste bandenspanning zou zijn voor uw fietsgewoontes en laat hem uw banden tot op deze druk opblazen. Controleer daarna de druk zoals beschreven in Hoofdstuk 1.C zodat u weet hoe correct opgeblazen banden eruit zien en voelen. Sommige banden dienen om de twee weken wat bijgeblazen te worden. Bij enkele professionele wielerbanden staan de groeven in een specifieke richting: het patroon van de groeven werd zo ontwikkeld dat ze beter functioneren in een richting dan in de andere. Op de zijkant van dergelijke banden is een pijl afgebeeld die de correcte draairichting aangeeft. Indien uw fiets over eenrichtingsbanden" beschikt, zorg er dan steeds voor dat deze correct gemonteerd zijn.
4.7.2. Fietsventielen Er bestaan verschillende fietsventielen waarvan de voornaamste het Schraderventiel en het Prestaventiel zijn. De fietspomp die u gebruikt, moet dus aangepast worden aan de ventieluitgangen van uw fiets. Het Schraderventiel (afb. 23) heeft sterke gelijkenissen met een autoventiel. Om een dergelijk ventiel op te blazen, verwijdert u het kapje en klemt u de fietspomp op het uiteinde van het ventiel. Om lucht uit het Schraderventiel te laten, drukt u met behulp van een autosleutel of een ander gelijkaardig voorwerp op het pinnetje dat zich centraal in de ventiel bevindt. Het Prestaventiel (afb. 24) is kleiner van diameter en wordt enkel teruggevonden op fietswielen. Om een Prestaventiel te kunnen opblazen, hebt u een fietspomp nodig met een Prestaconnector. Verwijder het kapje, draai de ventielmoer los (in tegenwijzerzin) en druk even kort op het volledige ventiel om het los te maken. Bevestig het uiteinde van de pomp vervolgens op het ventiel en begin te blazen. Om een Prestaventiel met een Schraderpomp te kunnen opblazen, hebt u een speciale Presta-adapter nodig (deze is verkrijgbaar in uw fietswinkel) die u op het ventiel schroeft nadat deze losgemaakt is. Deze adapter past dan in de Schraderpomp. Sluit het ventiel na het opblazen weer af. Om lucht uit een Prestaventiel te laten, volstaat het de ventielmoer te openen en op het uiteinde van het ventiel te drukken. WAARSCHUWING: Een fietsband plakken mag slechts in noodgevallen gedaan worden. Indien de pad niet correct is aangebracht of wanneer u verschillende pads gebruikt , kan de binnenband het begeven waardoor u de controle zou kunnen verliezen en vallen. Vervang een geplakte binnenband zo snel mogelijk. Afb.23/24 Draai de moer
Schraderventiel
Prestaventiel
Hoofdstuk 5
Service
WAARSCHUWING: Technologische vooruitgang heeft ervoor gezorgd dat fietsen en fietsonderdelen complexer zijn geworden. Deze vooruitgang gaat steeds sneller en sneller. Het is onmogelijk om in deze handleiding alle vereiste informatie te verschaffen aangaande het onderhoud en/of de herstelling van uw fiets. Om het risico op een ongeval of verwondingen te verkleinen, is het van cruciaal belang om uw fiets te laten herstellen en te onderhouden door uw leverancier, ook al staat het niet specifiek beschreven in deze handleiding. Het is eveneens van belang te weten dat het onderhoud dat uw fiets nodig heeft afhankelijk is van heel wat zaken, gaande van uw fietsstijl tot de plaatsen waar u fietst. Win advies in bij uw leverancier om te bepalen wat uw onderhoudsvereisten zijn. WAARSCHUWING: Veel onderhoudswerken en herstellingen vragen speciale kennis en gereedschap. Wanneer u ook maar enige twijfel hebt of u de herstellingen zelf correct kan uitvoeren, begint u er best niet aan. Verkeerde aanpassingen kunnen schade toebrengen aan uw elektrische fiets of een ongeval veroorzaken dat ernstige verwondingen of de dood tot gevolg kan hebben. Indien u wilt leren hoe u zelf de grootste herstel-en onderhoudswerken aan uw fiets moet doen, hebt u drie opties: 1. Vraag uw leverancier om een exemplaar van de installatiehandleiding van de fabrikant en de instructies voor de onderdelen van uw elektrische fiets. U kunt ook contact opnemen met de fabrikant van de onderdelen. 2. Vraag uw leverancier u een boek aan te bevelen over het herstellen van een fiets. 3. Vraag uw leverancier waar u ergens in de buurt lessen kunt volgen om uw fiets te leren herstellen. Ongeacht de optie die u kiest, raden wij u aan om - de eerste keer dat u aan uw fiets hebt gewerkt- de kwaliteit van uw werk te laten controleren door uw leverancier om er zeker van te zijn dat alles correct werd uitgevoerd. En dit voordat u gaat fietsen. Aangezien dit wat tijd van de mecanicien in beslag zal nemen, is het mogelijk dat hij u daarvoor een klein bedrag zal aanrekenen.
5.1. Onderhoudsfrequentie Sommige onderhoudsbeurten kunnen uitgevoerd worden door de eigenaar en vergen geen speciaal gereedschap of kennis. Alles wat u moet weten, kunt u terugvinden in deze handleiding. Hieronder staan voorbeelden van het onderhoud die u zelf zou moeten uitvoeren. Alle andere herstellingen en onderhoudsbeurten zouden moeten worden uitgevoerd in een degelijk uitgerust atelier door een gekwalificeerde mecanicien die beschikt over het juiste gereedschap. Hij moet de procedures kennen die door de fabrikant werden voorgelegd. 1. Inrijperiode: uw fiets zal langer meegaan en beter werken indien u uw fiets inrijdt vooraleer u hard gaat fietsen. Het is mogelijk dat de controlekabels en de spaken zich nog moeten ‘zetten’ wanneer u de fiets voor de eerste keer gebruikt. Het kan zijn dat uw leverancier nog enkele zaken zal moeten aanpassen. De mechanische veiligheidscontrole (Hoofdstuk 1.C) zal u helpen te herkennen wat er nog moet worden aangepast. Maar zelfs wanneer alles in orde lijkt, is het beter om uw elektrische fiets toch eens te laten nazien door uw leverancier. leveranciers raden meestal aan uw fiets binnen te brengen voor een check-up na 30 dagen. Breng uw fiets binnen voor een controle na drie tot vijf uren intensief gebruik op onverhard terrein of na 10 of 15 uren fietsen op geasfalteerde wegen. Wanneer u denkt dat er iets mis is met uw fiets, breng hem dan naar de leverancier vooraleer u weer gaat fietsen. 2. Vóór elke rit is een mechanische veiligheidscontrole nodig (zie Hoofdstuk 1.C). 3. Na iedere lange of intensieve rit: reinig uw fiets na 160 km fietsen of wanneer uw fiets werd blootgesteld aan water en zand. Poets uw fiets en smeer uw ketting lichtjes in. Veeg de overtollige olie af. Hoeveel er moet worden gesmeerd, hangt af van het klimaat. Vraag uw leverancier naar de beste smeerolie en bekijk met hem hoe vaak u zou moeten smeren. 4. Na iedere lange of intensieve rit of na 10 à 20 u fietsen: Knijp de voorste rem dicht en beweeg de fiets naar voren en naar achteren. Voelt alles stevig aan? Hoort u iets rammelen bij iedere beweging voor- en achteruit? Dan staat het balhoofd waarschijnlijk los. Laat uw leverancier ernaar kijken. Hef het voorwiel van de grond en beweeg het van links naar rechts. Voelt het soepel aan? Wanneer uw stuur stroef aanvoelt, is het balhoofd waarschijnlijk te hard gespannen. Laat uw leverancier ernaar kijken. Neem een pedaal vast en beweeg hem heen en weer van het midden van de fiets. Zit er iets los, ga dan naar uw leverancier. Bekijk de remblokken. Indien ze er versleten uitzien of indien ze de fietsvelg niet volledig raken, ga dan naar uw leverancier. Controleer zorgvuldig de controlekabels en hun behuizing. Wanneer de kabels uitrafelen, roesten of wanneer er knikken zijn in de kabels, ga dan naar uw leverancier om ze te vervangen. Druk elk paar samenkomende spaken op beide wielen samen tussen uw duim en wijsvinger. Voelen ze allemaal hetzelfde aan? Als er sommige spaken los aanvoelen, vraag dan aan uw leverancier om ze te controleren op spanning en betrouwbaarheid.
Controleer het frame op diepe krassen, barsten of verkleuring en dit vooral in de omgeving van alle buisverbindingen, het stuur, de stuur- en zadelpen. Dit zijn tekens van slijtage en geven aan dat de levensduur van een onderdeel is verstreken en moet worden vervangen. Ga na of alle onderdelen en toebehoren nog veilig zijn en goed vastzitten.
WAARSCHUWING: Zoals alle mechanische toestellen is de elektrische fiets en zijn onderdelen onderhevig aan slijtage en belasting. De mate van slijtage van de verscheidene materialen en mechanismen is niet dezelfde. Hun levensduur is verschillend. Wanneer de levensduur van een onderdeel is verstreken, kan het plotseling stuk gaan. Dit kan ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben. Krassen, barsten of verkleuring zijn tekens van slijtage en geven aan dat de levensduur van een onderdeel is verstreken en moet worden vervangen. De materialen, de werkuren en de individuele onderdelen van uw elektrische fiets kunnen bij de fabrikant voor een bepaalde tijd in garantie zijn. Dit garandeert echter niet dat het product intact zal blijven vooraleer de garantietijd is verstreken. De levensduur van producten hangt vaak af van uw fietsgewoontes en van hoe u uw fiets behandelt. De garantieperiode van de elektrische fiets suggereert niet dat de fiets niet kan stuk gaan of dat de fiets levenslang zal meegaan. Het betekent enkel dat de fiets in garantie is. 5. Vereist: Indien één van de remhendels niet voldoet aan de mechanische veiligheidscontrole (Hoofdstuk 1.C) mag u niet met de fiets rijden. Laat uw leverancier de remmen controleren. Indien de ketting niet vlot en stil verandert van versnelling is de derailleur niet goed afgestemd. Ga naar uw leverancier.
5.2. Indien uw fiets bij een botsing betrokken is Kijk eerst en vooral of u zelf geen verwondingen hebt en verzorg uzelf zo goed mogelijk. Vraag medische bijstand indien nodig. Controleer daarna of uw fiets beschadigd is en herstel de nodige zaken om thuis te raken. Breng vervolgens uw fiets naar de fietsleverancier om deze te herstellen. WAARSCHUWING: Een crash of andere inslag kan een enorme spanning veroorzaken op de onderdelen van uw elektrische fiets waardoor ze veel sneller verslijten. Dergelijke onderdelen gaan plots stuk waardoor u de controle zou verliezen en mogelijk ernstige verwondingen zou kunnen oplopen tot zelfs de dood.
THUIS RAKEN ALS ER IETS STUK GAAT Tenzij u steeds te voet naar huis kan of tenzij er u iemand kan komen oppikken indien er iets stuk gaat aan uw fiets, zou u nooit op weg mogen gaan zonder het volgende gereedschap: Een bandenplakset en reserveband. Bandenlichters (moeten zeker van plastic zijn). Een gewone of cartridge fietspomp met het correcte adapterstuk dat past op het ventiel van uw fietswiel. Inbussleutels van 4mm, 5mm en 6mm. Deze kunnen gebruikt worden om diverse bouten vast te zetten en kunnen aangekocht worden bij uw lokale leverancier of in de meeste sportwinkels. Een kleine Engelse sleutel. Geld voor een snack, een drankje of een noodzakelijk telefoontje. Een identiteitsbewijs zodat de mensen weten wie u bent in geval van een ongeval. INDIEN U EEN LEKKE BAND HEBT Het is goed mogelijk dat u ooit eens een lekke band hebt tijdens een fietsrit. Met het juiste gereedschap (zie hierboven) kunt u dit eenvoudig oplossen en terug vertrekken. Ga eerst op zoek naar een veilige plaats om uw band te vervangen, weg van het verkeer of een ander gevaar. Laat eerst alle spanning uit de band door op het ventiel te drukken. Maak het wiel los van het fietsframe (zie Hoofdstuk 4.1) en verwijder de binnenband van de velg. Doe dit door de band met beide handen vast te nemen op een punt recht tegenover het ventiel en tegelijkertijd te trekken tot beide bandranden uit de velg gehaald zijn. Indien de bandrand te hard gespannen staat om met de hand op te heffen, dat zal vaak het geval zijn, maak dan gebruik van de plastic bandenlichters om de randen uit de velg te heffen. Waarschijnlijk zult u beide randen niet samen kunnen opheffen, dus begin met de eerste rand door een bandenlichter onder de rand te duwen en, terwijl u langs de velg schuift, deze over de velg te trekken. Schuif de lichter langs de volledige velg zodat de binnenband vrijkomt. Pas goed op wanneer u het ventiel nadert om deze niet te beschadigen. Duw vervolgens het ventiel door het gat in de velg (verwijder de sluiting indien aanwezig) en haal de binnenband uit het wiel. Momenteel zit er nog één bandrand in de velg. U kunt kiezen om deze rand eveneens uit de velg te halen door de vorige stappen te herhalen of om deze gewoon in de velg te laten. Controleer nu zorgvuldig de binnen- en buitenkant van de band om te zien wat de lekke band veroorzaakt heeft en verwijder de oorzaak als die nog aanwezig is. Indien de band gescheurd is, gebruik dan tape, een kleefpad, een geldbriefje of wat er ook voor handen is om de binnenkant van de band dicht te maken zodat de heropgeblazen binnenband in de band blijft. Dit is uiteraard slechts een tijdelijke oplossing om thuis te raken of om tot bij uw leverancier te raken voor een nieuwe band. WAARSCHUWING: Indien de band gescheurd is, moet u deze zo snel mogelijk vervangen om het risico op verwondingen tijdens het fietsen te beperken.
Beslis nu of u een kleefpad wil gebruiken (volg de instructies in uw bandenplakset) of u de binnenband simpelweg vervangt voor een snelle herstelling. Indien u kiest voor de laatste optie, kunt u de binnenband, afhankelijk van de schade, thuis herstellen en opnieuw gebruiken. WAARSCHUWING: Een fietsband plakken mag slechts in noodgevallen gedaan worden. Indien de pad niet correct is aangebracht of indien u verschillende pads gebruikt, kan de binnenband het begeven waardoor u de controle zou kunnen verliezen en vallen. Vervang een geplakte binnenband zo snel mogelijk. >> TIP: Wenst u eerst de schade op te meten aan de binnenband vooraleer u beslist wat u verder zult doen, zoek dan eerst de exacte locatie van het gat. Mogelijk kunt u dit heel moeilijk zien met het blote oog. Pomp daarom de binnenband op totdat u de lucht uit de binnenband hoort ontsnappen. U kunt de half opgeblazen binnenband eveneens onderdompelen in water om te zien waar er luchtbellen ontsnappen. Hebt u het gat gedetecteerd, beslis dan of u de binnenband zult herstellen of vervangen. U kunt de band en de binnenband vervolgens terugplaatsen. Indien u de band volledig verwijderd hebt, duw dan één rand terug over de velg. Neem nu uw binnenband en steek het ventiel terug door de opening in de velg. Druk de binnenband zorgzaam onder de band maar wees voorzichtig dat u de binnenband niet verdraaid. Blaas vervolgens de band wat op om hem vorm te geven. Plaats de tweede bandrand terug op de velg door te starten bij het ventiel en zo aan beide zijden de buitenkant te volgen met uw duimen. Wees voorzichtig dat de binnenband niet klem raakt tussen de bandrand en de fietsvelg. Indien u problemen ondervindt om de laatste centimeters van de rand zo over de velg te krijgen, gebruik dan een plastic bandenlichter om de rand in de velg te glijden. Blijf oppassen dat u de binnenband niet knelt. OPGEPAST: Gebruikt u een schroevendraaier of een ander gereedschap ter vervanging van de plastic bandenlichters, dan zult u hoogstwaarschijnlijk de binnenband beschadigen. Controleer of de band aan beide zijden goed in de velg zit en of de binnenband perfect in de lege ruimte zit. Druk het ventiel in de band om er zeker van te zijn dat de basis tussen de bandranden zit. Blaas de band nu geleidelijk aan op tot de aanbevolen spanning terwijl u blijft controleren of de bandranden niet loskomen van de velg. Tijdens het opblazen, kan het nuttig zijn de band stevig vast te houden en rondom de volledige band te gaan om er zich nogmaals van te verzekeren dat de binnenband niet geklemd zit en de band goed op zijn plaats zit. Draai de ventielmoer dicht met de vingers. Plaats het kapje op het ventiel en monteer het wiel terug aan de fiets. INDIEN U EEN SPAAK BREEKT Hoewel een wiel vele spaken telt, kan slechts één kapotte of losse spaak de prestaties en structurele integriteit van het wiel beïnvloeden. Indien u een spaak breekt, raden wij u aan de weg te voet verder te zetten als u niet ver meer van huis bent ofwel heel traag en voorzichtig te fietsen om geen bijkomende spaken meer te breken. Kiest u om al fietsend
verder te gaan, draai de kapotte spaak dan rondom de naastliggende spaak om te voorkomen dat deze vastraakt tussen het wiel en het frame. Gezien de spaak gebroken is (of los zit), is uw wiel niet meer betrouwbaar. Draai aan het wiel om te controleren of de velg nergens tegenaan stoot. Indien het wiel ergens contact maakt en niet draait, raden wij sterk aan om iemand op te bellen of om te voet naar huis te gaan. INDIEN UW FIETS BIJ EEN BOTSING BETROKKEN IS Controleer eerst en vooral of u zelf en eventuele andere betrokkenen, geen verwondingen hebben. Probeer eventuele verwondingen zo goed mogelijk te verzorgen. Vraag medische assistentie indien nodig. Bekijk pas daarna de schade aan uw fiets en herstel wat nodig is om veilig thuis te raken. Laat uw fiets vervolgens grondig nakijken door uw lokale leverancier om eventuele andere schade te herstellen. Indien uw fiets zo zwaar beschadigd is dat het niet meer veilig is om ermee te fietsen, probeer dit dan ook niet en contacteer een vriend of familielid die u komt oppikken. GEBRUIK VAN DE ACCU Wij raden ten zeerste aan de accu steeds te herladen na elke fietsrit (indien het niveau onder de helft is gedaald). Wanneer u de accu verwijdert of terugplaatst, controleer dan of de verbindingen nog vrij zijn van water, zand of corrosie. Merkt u enige vorm van corrosie op, maak dit dan schoon met een zachte borstel. WAARSCHUWING: Voor een langdurige opslag slaat u de accu best op in geladen toestand en herlaadt u deze om de twee maanden. LANGDURIG OPSLAAN VAN DE ACCU Het is aangeraden een Li-ionaccu volledig opgeladen te bewaren voor een langdurige periode. Bewaar in een droge ruimte met een lage luchtvochtigheid. Bewaar bij een temperatuur van 5ºC tot 25ºC (40 ºF tot 80 ºF) (best 20ºC (68 ºF)). Vermijd extreme temperatuurschommelingen. Vermijd direct zonlicht en warmte als u de accu in een bergplaats bewaart. Voorkom condensatie op de accu (om corrosie te vermijden). Laat een accu nooit ongeladen voor een langdurige periode (twee maanden of meer). Dit kan leiden tot permanente schade en wordt niet gedekt door de garantie. Wanneer uw accu vervangen dient te worden, breng de oude, lege accu dan naar uw OHM-verdeler of uw lokale recyclagefirma. >> TIP: Tijdens transportprocedures worden Lithium-ionaccus (zoals de meeste, grote accu’s) beschouwd als gevaarlijke stoffen. Indien de accuhouder in de fiets is geïnstalleerd, is wegof zeetransport toegelaten. Voor luchttransport zijn de specifieke regelgevingen van toepassing. (Controleer dit met de lokale wetgeving.)
Hoofdstuk 5
Veiligheid
6.1. De basis 1. Draag steeds een fietshelm die voldoet aan de laatste veiligheidsnormen. Volg de fabrieksinstructies over het gebruik en onderhoud van de helm. De ernstigste verwondingen tijdens het fietsen zijn hoofdletsels, die vermeden konden worden indien de fietser een helm had gedragen. WAARSCHUWING: indien u geen helm draagt tijdens het fietsen kan dit ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben. 2. Voer steeds een mechanische veiligheidscontrole uit (hoofdstuk 1.C) vooraleer u gaat fietsen. 3. Zorg ervoor dat u erg vertrouwd raakt met de functies van uw fiets: de remmen (hoofdstuk 5.C), de pedalen (hoofdstuk 4.E) en de versnellingen (hoofdstuk 5.D). 4. Pas op dat lichaamsdelen of andere objecten niet tegen de scherpe tanden van het kettingwiel komen te zitten, noch tegen de bewegende ketting, de draaiende pedalen, de stangen en de draaiende wielen. 5. Draag steeds: Schoenen die aan uw voeten blijven en grip hebben op de pedalen. Rijd nooit met de fiets op blote voeten of met sandalen. Felle en goed zichtbare kleding die niet loshangt. Zo vermijdt u dat uw kleding vast komt te zitten tussen de fiets of dat u meegetrokken wordt door objecten aan de kant van de weg of het pad. Afb. 1
Een beschermende bril om uw ogen te beschermen tegen felle zon, vuil in de lucht, stof en insecten. 6. Spring niet met uw fiets. Springen met een fiets, vooral met een BMX of een mountainbike kan erg leuk zijn, maar zet heel wat druk op uw fiets, gaande van de spaken tot de pedalen. Fietsers die toch springen met hun fiets, riskeren ernstige verwondingen en schade. 7. Pas uw snelheid aan de situatie aan. Een hoge snelheid betekent een groter risico.
6.2. Veilig fietsen 1. Lees de plaatselijke fietswetgeving en leef deze na, alsook (eventueel uitzonderlijke) fietsregels over bijvoorbeeld de fietspaden, rijden op de stoep, iets meetrekken enz. Respecteer de wetgeving inzake fietshelmen en fietsstoeltjes. Het is uw verantwoordelijkheid om de wet te kennen en te respecteren. 2. U deelt de weg of het pad met andere weggebruikers zoals automobilisten, voetgangers en andere fietsers. Respecteer hun rechten. 3. Rijd defensief. Ga er steeds van uit dat de anderen u niet zien. 4. Blik vooruit en wees klaar om uit te wijken voor:
auto’s die vertragen of draaien, auto’s die de weg voor u inslaan of die van achter u komen. deuren van geparkeerde wagens die opengaan. voetgangers die uitstappen. kinderen of dieren die dicht bij de weg spelen. putten in het wegdek, riooldeksels, treinsporen, dilatatievoegen, werkzaamheden, puin en andere versperringen waardoor u moet uitwijken in het verkeer of de controle kunt verliezen en een ongeval veroorzaken. de vele andere hindernissen of afleidingen die zich kunnen voordoen terwijl u met de fiets rijdt. 5. Rijd zo veilig mogelijk op de voorziene fietspaden of zo dicht mogelijk tegen de rand van de weg. Rijd in de richting van het verkeer of zoals de fietsregels het aangeven. 6. Stop voor stoptekens en verkeerslichten. Vertraag en kijk naar beide kanten wanneer u een kruispunt nadert. Vergeet niet dat een fietser altijd de zwakke weggebruiker is. Bij een aanrijding met een auto is de fietser steeds de verliezende partij. Wees dus bereid om uit te wijken of toe te geven, zelfs wanneer u in uw recht bent. 7. Gebruik handsignalen om in te slaan en te stoppen. 8. Rijd nooit met een hoofdtelefoon op. U hoort dan immers het verkeer en eventuele sirenes niet. Wanneer u muziek beluistert tijdens het fietsen, hebt u geen aandacht meer voor wat er op de weg gebeurt. De kabeltjes van de hoofdtelefoon kunnen eveneens verstrikt raken in de bewegende onderdelen van uw fiets. Daardoor kunt u de controle verliezen. 9. Neem nooit een passagier mee op uw fiets, behalve als het gaat om een klein kind dat een goedgekeurde helm draagt en veilig vastgeklikt zit in een correct gemonteerde fietsstoel of fietskar. Volg de fabrieksinstructies over de gewichtslimiet van de fietsstoel en de fietskar. 10. Draag niets dat uw zicht belemmert, niets waardoor u de controle over uw fiets kan verliezen en niets dat verstrengeld kan raken in de bewegende onderdelen van uw elektrische fiets. 11. Laat u nooit vooruit trekken door een ander voertuig vast te houden. 12. Doe geen stunts, maak geen wheelies of sprongen. U kunt zich verwonden en schade toebrengen aan uw elektrische fiets. 13. Slalom niet door het verkeer of maak geen bewegingen die de andere weggebruikers kunnen verrassen.
14. Houd rechts aan en geef voorrang indien nodig. 15. Rijd nooit met uw fiets wanneer u onder invloed bent van alcohol of drugs. 16. Indien mogelijk vermijd het rijden wanneer het slecht weer is, wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is, wanneer het schemert of donker is of wanneer u zeer moe bent. In deze omstandigheden is het risico op een ongeval groter. 6.3. Veiligheid, ook van de weg 1. De verschillende omstandigheden of versperringen naast de weg vragen specifieke aandacht en vaardigheden. Begin te fietsen op makkelijker terrein en bouw uw vaardigheden op. De hogere snelheid die u eventueel aanneemt en de vering van uw fiets verhogen de kans dat u de controle verliest en valt. Leer uw fiets op een veilige manier kennen voordat u sneller rijdt op gevaarlijker terrein. 2. Draag veiligheidsuitrusting die aangepast is aan de rijstijl die u beoogt. 3. Rijd niet op afgelegen plaatsen. Zelfs wanneer u met anderen bent, moet u ervoor zorgen dat iemand weet waar u naartoe gaat en wanneer u denkt terug te zijn. 4. Doe geen stunts, maak geen wheelies of sprongen. U kunt zich verwonden en schade toebrengen aan uw fiets. 5. Leer en respecteer de reglementering over waar en hoe u op onverharde wegen moet rijden. Respecteer privé-eigendom. 6. U deelt de weg met andere weggebruikers zoals wandelaars, ruiters en andere fietsers. Respecteer hun rechten. 7. Rijd rechts van voetgangers en dieren. Rijd op een manier die hen niet in gevaar brengt of afschrikt. Houd voldoende afstand zodat hun onverwachte bewegingen u niet in gevaar brengen. 8. Blijf op het voorziene pad. Werk erosie niet in de hand door in modder te rijden of door onnodig te slippen. Verstoor het ecosysteem niet door een eigen pad te creëren of door een kortere weg te nemen door vegetatie of beekjes. Het is uw verantwoordelijkheid om uw impact op de omgeving zo klein mogelijk te houden. Laat de dingen achter zoals u ze gevonden hebt en laat niets achter. 9. Wees voorbereid. Als er iets misgaat wanneer u op afgelegen terrein fietst, is er mogelijk geen hulp in de buurt.
6.4. Rijden bij nat weer
WAARSCHUWING: nat weer vermindert de zichtbaarheid en de tractie en vergroot de remafstand voor zowel fietsers als andere weggebruikers. Bij nat weer is het risico op een ongeval beduidend groter. Bij nat weer hebben uw remmen (en de remmen van de andere weggebruikers) beduidend minder kracht om te remmen. De banden hebben eveneens veel minder grip op de weg. Dit zorgt ervoor dat u makkelijker de controle kunt verliezen en dat het moeilijker wordt om uw snelheid onder controle te houden. Om er zeker van te zijn dat u kunt vertragen en veilig kunt stoppen bij nat weer, rijdt u best trager en remt u best eerder en langzamer dan u zou doen bij normaal droog weer. Zie ook hoofdstuk 5.C. 6.5. 's Nachts rijden ’s Nachts fietsen is heel wat gevaarlijker dan overdag fietsen. In het donker zijn fietsers erg moeilijk te zien voor automobilisten en voetgangers. Daarom zouden kinderen nooit mogen rijden in de schemering of in het donker. Volwassenen zouden niet mogen rijden in de schemering of in het donker tenzij het absoluut noodzakelijk is. WAARSCHUWING: reflectoren vervangen de vereiste lichten niet. Rijden zonder adequate fietsverlichting en reflectoren in de schemering, in het donker of op andere momenten met beperkte zichtbaarheid is gevaarlijk en kan ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben. Fietsreflectoren zijn ontworpen om straatlichten en autolichten te reflecteren zodat u makkelijker wordt gezien en herkend als een bewegende fietser. OPGEPAST: controleer regelmatig de reflectoren en hun montagebeugels om er zeker van te zijn dat ze niet vuil of stuk zijn, niet schuin staan en veilig gemonteerd zijn. Laat uw leverancier beschadigde reflectoren vervangen, rechtzetten of aanspannen. De montagebeugels van voor- en achterreflectoren zijn vaak ontworpen in de vorm van veiligheidspallen voor remkabels die voorkomen dat de kabel de band raakt wanneer deze uit zijn houder springt of breekt. Waarschuwing: haal nooit de reflectoren (zowel vooraan als achteraan) of de montagebeugels van uw fiets. Ze vormen een integraal onderdeel van het veiligheidssysteem. Zonder de reflectoren kunt u minder zichtbaar zijn voor de andere weggebruikers. Wanneer u wordt geraakt door een ander voertuig kan dit ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben. In geval van kabelbreuk voorkomen de reflectorbeugels dat de remkabel in het wiel terecht komt. Zonder deze bescherming zou het wiel plots kunnen stoppen ten gevolge van de kabelbreuk, waardoor u de controle zou kunnen verliezen en vallen.
Wanneer u moet rijden bij slechte zichtbaarheid, zorg er dan voor dat u voldoet aan de reglementering over rijden in het donker. Neem de volgende sterk aanbevolen maatregelen in acht:
zorg ervoor dat uw fiets uitgerust is met correct gepositioneerde en veilig gemonteerde reflectoren (zie hoofdstuk 3.B.2) koop en installeer voor- en achterlichten (die werken op batterijen of via de dynamo) die voldoen aan de veiligheidsvoorschriften. Ze moeten genoeg licht geven. Draag felgekleurde, reflecterende kleding en toebehoren, zoals een reflecterend hesje, een reflecterende arm- en broekband, reflecterende strepen op uw helm, lichtjes enz. Alle reflecterende toebehoren en lichtbronnen die bewegen, zullen de aandacht trekken van naderende automobilisten, voetgangers of ander verkeer. Zorg ervoor dat uw kleding of iets dat u meedraagt met uw fiets de reflectoren of de lichten niet belemmeren.
Rijden in de schemering of in het donker:
rijd traag. vermijd donkere plaatsen en plaatsen waar er veel of snelrijdend verkeer is. vermijd gevaarlijke situaties. Rijd indien mogelijk via wegen die u goed kent.
6.6. Downhill Biking of fietsen in competitie Wanneer u snel bergafwaarts rijdt of rijdt in competitie, verhoogt u - uit eigen wil - het risico op verwondingen en de dood. Wanneer u bergafwaarts rijdt, kunt u de snelheid van een motorfiets bereiken en daardoor voor dezelfde gevaren en risico’s komen te staan. Zorg ervoor dat uw fiets en uw uitrusting grondig gekeurd werd door een professionele mecanicien. Alles moet in perfecte staat zijn. Vraag ervaren fietsers en de raceleiders naar uitrusting die wenselijk is voor de plaats waar u wilt rijden. Draag een geschikte veiligheidsuitrusting wanneer u gaat mountainbiken, waaronder een goedgekeurde integraalhelm, volledige handschoenen en een bodyprotector. Uiteindelijk is het uw verantwoordelijkheid om een degelijke uitrusting aan te schaffen en om vertrouwd te raken met de koersomstandigheden. WAARSCHUWING: downhill mountainbiken aan hoge snelheid of competitierijden kan leiden tot ernstige ongevallen. Draag daarom een geschikte veiligheidsuitrusting en wees er zeker van dat uw fiets goed is onderhouden. Zelfs met de meest geavanceerde beschermende uitrusting kunt u ernstig gewond raken of sterven wanneer u bergafwaarts rijdt of rijdt in competitie.
6.7. Onderdelen vervangen of toebehoren installeren Er bestaan heel wat onderdelen en toebehoren die uw comfort, uw fietsprestaties en het uitzicht van uw elektrische fiets kunnen verbeteren. Wanneer u echter onderdelen vervangt of toevoegt, is dit op eigen risico. De fabrikant heeft immers het onderdeel niet getest op compatibiliteit, betrouwbaarheid en veiligheid op uw fiets. Voordat u een onderdeel of toebehoren installeert (inclusief een band met een andere bandgrootte) moet u bij uw leverancier nagaan of het compatibel is met uw fiets. Lees, begrijp en volg de instructies op die bij het aangekochte product zitten. WAARSCHUWING: indien de onderdelen of het toebehoren niet compatibel zijn, niet correct geïnstalleerd zijn, niet correct gebruikt en onderhouden worden, kan dit ernstige verwondingen of de dood tot gevolg hebben. OPGEPAST: indien er fietsonderdelen worden vervangen, kan de garantie ongeldig verklaard worden. Vermeld dit aan uw leverancier vooraleer u onderdelen gaat vervangen.
Probleemverhelping - FAQ Er branden maar 4 lichtjes achteraan de batterij? Laadt mijn batterij dan niet volledig op?
Achteraan de batterij zijn 5 lichtjes voorzien. De eerste 4 lichtjes tonen aan in hoeverre de batterij volgeladen is. Het 5de lichtje brandt enkel rood en dit indien de batterij volledig leeg is.
De display werkt niet.
1. Controleer of uw batterij opgeladen is en goed in de bagagedrager zit. 2. Zorg ervoor dat het batterijslot gesloten is wanneer u fiets. Zo vermijd u dat de batterij tijdens het rijden het contact met de fiets verliest. Controleer of de batterijen nog intact zijn en vervang indien nodig. Voor eerste gebruik moet er een plastic clipje uitgetrokken worden.
Het voor- of achterlicht van de fiets werkt niet.
De display geeft een E-errorcode aan.
Neem contact op met de hersteldienst.
De display geeft een LU-code aan.
Schermbatterij is leeg. Dit kan eenvoudig verholpen worden. De batterij van het scherm moet vervangen worden. In dit scherm wordt een batterij met het type CR2032 gebruikt. Maak het scherm los van het stuur, schroef deze open en vervang de batterij. Stel na het vervangen van de batterij de tijd opnieuw in. Zorg bij het opladen er steeds voor dat u eerst de lader aan de batterij aansluit vooraleer u de lader in het stopcontact stopt. De actieradius van uw fiets werd gemeten in ideale weersomstandigheden, op vlakke ondergrond en met een persoon van ±70kg op de middelste assistentiestand. Door volgende redenen kan dit dus variëren.
De lader geeft een groen lampje aan, maar de batterij is nog niet opgeladen.
Mijn fiets heeft een kleinere actieradius dan vermeld.
-
Tegenwind Heuvelachtig parcours Gewicht van fietser
-
Ingestelde assistentiestand. De bandenspanning