Rapport Gemeentelijke Ombudsman
Gebrekkige handhaving van short stay Gemeente Amsterdam Dienst Wonen Stadsdeel Oud-West Stadsdeel Oud-Zuid 11 september 2009
RA0941444
Samenvatting In juli 2009 heeft de gemeente nieuw beleid ten aanzien van short stay vastgesteld. Dit rapport gaat over de handhaving van short stay in de periode ervoor, maar is ook van belang voor de toekomstige handhaving van het nieuwe beleid. De eigenaresse en beheerder van een aantal panden wenden zich tot de ombudsman, omdat ze van mening zijn dat de gemeente Amsterdam ten aanzien van hen buiten proportie handhaaft, terwijl er, ook na jarenlange handhaving, geen enkele overtreding van regelgeving geconstateerd is. De conclusie van de ombudsman is dat er verschillende vereisten van behoorlijkheid zijn geschonden. Evenredigheid Gemeentelijk handelen dient te voldoen aan evenredigheid. Dit houdt in dat de gemeente van (handhaving-) bevoegdheden gebruik maakt voor zover dit voor de vervulling van een taak nodig is. Ook dient de gemeente hierbij eerst de voor burgers minst bezwarende handelwijze te kiezen, alvorens eventueel een zwaarder middel in te zetten. Uit de gang van zaken blijkt dat de gemeentelijke instanties standaard met een machtiging tot binnentreden op pad gaan. Het standaard afgeven van een machtiging tot binnentreden is in strijd met de evenredigheid. Misbruik van bevoegdheid, gezamenlijk optreden In dit onderzoek is gebleken dat de Dienst Wonen, stadsdeel Oud Zuid en de Rijksbelastingdienst samen bij panden van de betrokkenen zijn langs gegaan om een huisbezoek af te leggen. Samenwerking tussen de instanties bij handhavingstaken kan onder omstandigheden onmiskenbaar een meerwaarde hebben. Indien de bevoegdheden zoals in dit geval in onderling verband worden aangewend, is echter essentieel dat aan de voor deze gecombineerde actie geldende eisen is voldaan en dat de rechtswaarborgen in acht worden genomen. Daarmee is in strijd een situatie waarbij verschillende overheidsinstanties tegelijk daadwerkelijk controles uitoefenen, waar burgers bij betrokken zijn, zonder dat duidelijk van tevoren bepaald wordt of voor elk van de deelnemers een voldoende rechtvaardiging bestaat voor dit optreden. De in dit dossier gebleken vorm van handhaving op initiatief van de Dienst Wonen, waarbij het stadsdeel min of meer toevallig aansluit en in actie komt wanneer daar aanleiding toe is, voldoet niet.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 2/19
Wet binnentreden, huisrecht De ombudsman kan niet vaststellen dat letterlijk sprake is geweest van schending van het huisrecht. De mentaliteit die uit de uitlatingen van de gemeente spreekt, doet bij hem gerede twijfel rijzen of de gemeente het belang van het huisrecht voldoende erkent. Dit is zorgelijk. Rechtszekerheid, voortvarendheid De ombudsman constateert dat de Dienst Wonen een uitspraak van de rechter genegeerd heeft. De wens om een huurwaarde van een woning te bepalen is weinig voortvarend aangepakt. Het bewust handhaven jegens verzoekers Niet gebleken is dat de gemeentelijke instanties de betrokken personen specifiek op het oog hadden bij de handhaving, maar dat de handhaving projectmatig was. De algemene conclusie is dat er van een behoorlijke, rechtmatige handhaving geen sprake geweest is. De ombudsman ziet aanleiding een aanbeveling van algemene aard aan dit rapport te verbinden.
Oordeel De onderzochte gedraging is onbehoorlijk.
Aanbeveling De ombudsman beveelt de portefeuillehouders volkshuisvesting van de Centrale Stad en van stadsdeel Oud Zuid aan het volgende te bevorderen ten aanzien van de handhaving van de woningmarkt: -
-
Stel vast welke aanwijzingen voor handhaving er precies zijn, en ook welke regelgeving mogelijk geschonden wordt, desgewenst in onderlinge samenwerking; Bepaal vervolgens, als er een vermoeden van overtreding is, of minder ingrijpende methoden voor het inwinnen van bewijs of tegenbewijs van het vermoeden mogelijk zijn en pas deze toe (bijvoorbeeld door middel van bestandsvergelijking of het uitnodigen van betrokkenen). Beoordeel een verzoek tot het afgeven van een machtiging tot binnentreden individueel en op basis van evenredigheid en als ultimum remedium. Verzeker, indien een huisbezoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd, dat alle betrokken instanties voorzien zijn van een door het voor die instantie bevoegde gezag afgegeven machtiging. Stel een protocol vast voor het afleggen van huisbezoeken en volg hierbij strikt de Wet op het Binnentreden.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 3/19
Verzoek Het verzoek tot onderzoek is op 11 september 2007 schriftelijk ingediend en betreft de gemeente Amsterdam, Dienst Wonen en de stadsdelen Oud-West en Oud-Zuid. Het gevraagde onderzoek heeft betrekking op: • de handhaving van short stay. Gedurende het onderzoek is ook informatie gevraagd aan stadsdeel Centrum.
Bevindingen achtergrond van het verzoek short stay verhuur Verzoekers (een stichting en een natuurlijk persoon, in het rapport aangeduid als respectievelijk verzoekster en verzoeker) verhuren op diverse locaties binnen Amsterdam woonruimte op tijdelijke basis, aan voornamelijk buitenlanders -expats- die zich voor hun werk tijdelijk in Amsterdam vestigen. Verzoekers worden vanaf 2005 geconfronteerd met handhavingsactiviteiten door verschillende onderdelen van de gemeente, gericht tegen de wijze waarop woningen verhuurd worden. De handhavingsactiviteiten worden uitgevoerd door de stadsdelen Oud-Zuid en Oud-West en de Dienst Wonen. In een bepaald geval is de gemeente met medewerkers van de Rijksbelastingdienst opgetreden. klachten over stadsdeel Amsterdam Oud-West De handhavingsactiviteiten bestaan uit het langsgaan bij de betreffende woningen. De stadsdeelvoorzitter van stadsdeel Oud-West geeft op 31 mei 2005, 5 december 2005 en 19 oktober 2006 een machtiging tot binnentreden af. Stadsdeel Oud-West legt op 9 mei 2006 aan verzoeker een last onder dwangsom op, inhoudende het staken van een door verzoeker beheerd pand ten behoeve van kamerverhuur. Hiertegen worden procedures gevoerd. De Amsterdamse voorzieningenrechter oordeelt dat verzoeker voldoende duidelijk heeft gemaakt dat het pand conform de bestemming gebruikt wordt en schort de aanschrijving op. In het kader van de bezwaarprocedure tegen het afgeven van de binnentreding van 19 oktober 2006, stelt de bezwaarcommissie vast dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat er geen contact is gezocht met de bewoners van de woningen. Het stadsdeel trekt hierop de aanschrijving in. Op 2 februari 2007 constateert verzoeker dat medewerkers van het stadsdeel Oud-West de panden observeren. De advocaat van verzoeker begeeft zich hierop naar de panden. Een medewerker van het stadsdeel ontkent aanvankelijk dat hij de panden observeert. Later vertelt een andere medewerker van het stadsdeel dat zij de bewoners van de woningen op straat vragen naar het gebruik van de woningen. De advocaat van verzoeker dient hierop bij het stadsdeel een klacht in over de onderzoeksmethode en het feit dat de medewerker van het stadsdeel tegen hem heeft gelogen. Op 12 juli 2007 schrijft het stadsdeel dat het voor de onderzoeksmethode van het ondervragen van huurders kiest, omdat het bezwaar tegen het binnentreden in deze procedure gegrond verklaard was. De klacht over de ontkenning van de medewerker van het stadsdeel wordt gegrond verklaard. klachten over Dienst Wonen, Huurcommissie In oktober 2006 vindt er op verzoek van de Dienst Wonen door de Huurcommissie Amsterdam een huurpuntentelling plaats van een woning van verzoekers in stadsdeel Oud-West. De dienst legt vervolgens een dwangsom op, omdat de woning gezien de puntentelling tot de voorraad sociale huurwoningen zou behoren. Volgens de Woningwet moet er voor sociale huurwoningen een bewoner worden voorgedragen die in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning. Verzoeker meent echter dat de puntentelling van
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 4/19
de Huurcommissie niet deugdelijk is en tekent bezwaar aan. De dienst verklaart dit ongegrond, maar de Amsterdamse rechtbank bepaalt in beroep op 21 september 2007 dat de dienst de telling van de Huurcommissie niet had mogen gebruiken wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank bepaalt in de beslissing dat de dienst binnen zes weken na de uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar moet nemen met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank. De dienst heeft echter geen nieuwe beslissing genomen. Wel legt de dienst nog andere dwangsommen op aan verzoekers. De bezwaren hiertegen worden gegrond verklaard, waarna verdere stappen uitblijven. Tevens schrijft de dienst vrije sector woningen aan; hiervoor geldt niet de verplichting om een huurder voor te dragen. Begin 2009 doet de Huurcommissie Amsterdam weer een aantal verzoeken tot bezichtiging van de panden van verzoekers. Verzoekers vragen zich af waarom, omdat uit puntentellingen uit 2004 en 2005 is gebleken dat het om vrije sector woningen gaat. Gezien de door de rechter afgekeurde puntentelling, hebben verzoekers geen vertrouwen meer in de Huurcommissie. De puntentellingen van de woningen worden niet kunstmatig omhoog gebracht. Elke puntentelling wijkt af van de vorige, en daarom proberen verzoekers de woningen ruim boven de vrije sector grens te laten komen. klachten over stadsdeel Amsterdam Oud-Zuid, Dienst Wonen, Rijksbelastingdienst Op 22 oktober 2007 melden zich acht personen bij het huisadres van verzoeker in stadsdeel Oud-Zuid. Zij doen het verzoek om woningen te betreden, en te controleren op mogelijk strijdig gebruik met het bestemmingsplan. Verzoeker vraagt om machtigingen, maar deze worden niet overgelegd, net zomin als legitimaties. Verzoeker vindt het optreden zeer intimiderend, en hij laat ze niet binnen. Op 23 oktober 2007 melden zich opnieuw acht personen voor dezelfde adressen, drie medewerkers van stadsdeel Oud-Zuid, een van de Dienst Wonen, twee medewerkers van de Rijksbelastingdienst, en twee politieagenten. De voorzitter van stadsdeel Oud-Zuid heeft een machtiging tot binnentreden afgegeven aan met name genoemde medewerkers van het stadsdeel, maar een bouwinspecteur die in de machtiging genoemd wordt, is niet aanwezig. Geen van de medewerkers identificeert zich. Verzoeker laat aan de Rijksbelastingdienst weten dat hij met hen een aparte afspraak wil maken om zijn kantoorruimte te beoordelen. Verzoeker spreekt het vermoeden uit dat ook de andere personen met de medewerkers van de Rijksbelasting de panden willen binnentreden. De personen vertrekken hierop. Verzoeker wijst erop dat de machtiging tot binnentreden van de stadsdeelvoorzitter is afgegeven ter controle van de Woningwet en de Leegstandswet. Dit verhoudt zich niet met een opmerking van een stadsdeelmedewerker dat het stadsdeel mogelijke strijd met het bestemmingsplan controleert. Tevens is verzoeker van mening dat de machtiging te lichtvaardig is afgegeven. Bovendien staat de machtiging niet toe dat meerdere personen hiervan gebruik maken. De advocaat van verzoeker dient zowel een bezwaarschrift als een klacht in tegen de afgegeven machtiging. Het stadsdeel verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk, aangezien er geen gebruik is gemaakt van de machtiging. De klacht over het optreden wordt ongegrond verklaard, omdat verzoeker volgens het stadsdeel voorwaarden stelde aan het binnentreden en de medewerkers van het stadsdeel hiermee niet akkoord zijn gegaan. Verzoeker geeft aan dat de Rijksbelastingdienst niet geïnteresseerd was in het kantoor van verzoeker, want verzoeker bood aan dit te laten zien en de dienst ging hier niet op in. Dit versterkt de gedachte dat alles een opzetje is om in de woningen binnen te komen en deze te controleren. algemene klacht van verzoekers De gecombineerde acties van de overheid hebben niet tot de constatering geleid dat verzoekers enige regelgeving overtreden, maar zij worden wel gefrustreerd in hun bedrijfsvoering. Dit is slecht voor de
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 5/19
beeldvorming en verzoekers lijden hierdoor schade. De indruk bestaat dat het een persoonlijke kwestie geworden is. Om die reden wenden zij zich met de in de loop der jaren ontstane klachten tot de ombudsman. De klachten spitsen zich toe op de volgende elementen: 1. Het gehele optreden van de gemeente – juridische stalking. De gemeente maakt lichtvaardig gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten. Hoewel tegen verschillende besluiten individueel bezwaar en beroep mogelijk zijn, komt in een procedure de overdaad aan brieven van bestuursorganen, inspectieverzoeken, meldingsverzoeken, aanzeggingen niet (voldoende) aan de orde. Aan de ombudsman wordt daarom de vraag voorgelegd of het handelen van de gemeente niet buitenproportioneel is. Met name wordt aandacht gevraagd voor het lichtzinnig afgeven van machtigingen tot binnentreden en de vraag of de gemeente zich hierbij aan de wettelijke vereisten houdt. Tevens hebben medewerkers van stadsdeel Oud-West huurders van verzoekers op straat aangesproken. Verzoekers vragen zich af of deze methode toelaatbaar is. 2. Het meeliften op verschillende bevoegdheden. Bij handhavingsactiviteiten wordt gezamenlijk opgetrokken. De verschillende instanties hebben verschillende bevoegdheden, maar uit het optreden van oktober 2007 blijkt dat de instanties elkaars bevoegdheden gebruiken om informatie te verwerven. Hierbij klemt te meer dat de vereisten uit de Wet op het binnentreden niet gevolgd worden. onderzoek door de ombudsman De ombudsman stelt stadsdeel Oud-West, stadsdeel Oud-Zuid en de Dienst Wonen in de gelegenheid om schriftelijk te reageren. Omdat de materie veelomvattend is, nodigt de ombudsman verzoekers en hun advocaat uit om hun klacht mondeling toe te lichten. Verzoekers onderbouwen hun grieven zowel mondeling als schriftelijk. bevoegdheid – Nationale ombudsman Omdat de klacht ook over de Rijksbelastingdienst gaat, neemt de Gemeentelijke Ombudsman contact op met de Nationale ombudsman. De Gemeentelijke Ombudsman is immers alleen bevoegd om onderzoek te verrichten naar gemeentelijke instanties. De Nationale ombudsman zal in een separaat rapport zijn oordeel geven over het handelen van de Rijksbelastingdienst. hoorzitting De ombudsmannen besluiten in het kader van beide onderzoeken om een hoorzitting te organiseren met alle betrokken partijen. Hierbij worden van de gemeente de Dienst Wonen en de betrokken stadsdelen uitgenodigd (de stadsdelen Oud-West en Oud-Zuid omdat de klachten hen betreffen en stadsdeel Centrum omdat dit stadsdeel veel te maken heeft met short stay). De Nationale ombudsman nodigt de Rijksbelastingdienst als voorwerp van onderzoek uit, en de Huurcommissie. De hoorzitting vindt plaats op 12 maart 2009 op het kantoor van de ombudsman in Amsterdam. Het besprokene op de hoorzitting is verwerkt in de achtergrond van het verzoek en ook in de onderstaande reactie van de betrokken instanties. verslag van bevindingen Het resultaat van het onderzoek is als verslag van bevindingen naar verzoekers, naar de dienst en stadsdelen gestuurd teneinde een nadere reactie mogelijk te maken. Hiervan is door verzoekers en de Dienst Wonen gebruikt gemaakt. De reacties van de gemeente zijn in het verslag van bevindingen verwerkt. De stadsdelen Oud-Zuid en Oud-West hebben laten weten geen toevoegingen te hebben. De reactie van verzoekers zijn deels verwerkt in het verslag van bevindingen en deels opgenomen als reactie op de bevindingen.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 6/19
Reactie van de betrokken instanties schriftelijke reactie van stadsdeel Amsterdam Oud-West, 8 april 2008 Oud-West 2004 De oorspronkelijke huurders van de panden in kwestie hadden in 2004 een klacht over de verhuurder ingediend bij het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag. De huurders klaagden dat de verhuurder (verzoeker) hen intimideerde en wilde dat zij verhuisden. De dan vrijgekomen woningen zouden op bedrijfsmatige wijze en voor korte duur aan toeristen worden verhuurd. Omdat het panden met een woonbestemming betreft en verhuur aan toeristen niet is toegestaan, informeerde het Meldpunt het stadsdeel per brief. Dit was begin 2005. De toenmalige afdeling Bouw- en Woningtoezicht startte hierop een handhavingsonderzoek. Uit dat onderzoek bleek dat vanaf ongeveer 2004 door de verhuurder iedere leeggekomen woning voor kort verblijf aan toeristen werd verhuurd. Na de start van de handhaving, verzekerde verzoeker dat de woningen volgens de geldende regels werden verhuurd. Op verzoeken van het stadsdeel tot bezichtiging van de woningen en het overleggen van afgesloten huurcontracten, werd afwijzend gereageerd. Oud-West 2005 Omdat verzoeker als verhuurder geen vrijwillige medewerking verleende aan het bezichtigen van de woningen, werd het onontkoombaar dat de woningen met een last tot binnentreden moesten worden bezocht. De afgegeven machtiging is in december 2005 niet gebruikt, omdat verzoeker zelf toestemming gaf tot binnentreden. Er werden geen vaste bewoners of huurders aangetroffen. Gelet op de identieke inrichting van de woningen, de aangetroffen reisdocumenten en bagage, werd geconcludeerd dat de woningen voor kortdurend verblijf werden verhuurd. De machtiging tot binnentreden is op verzoek van de buitendienstinspecteur afgegeven door de stadsdeelvoorzitter. Volgens de jurisprudentie is een eigenaar of verhuurder van een pand geen partij bij het tegen de wil van de bewoner binnentreden van diens woning. Omdat er geen bewoners werden aangetroffen en de verhuurder toegang gaf tot de woning, is er van binnentreden geen sprake. Daarom is er geen verslag gemaakt. Er zijn wel foto’s gemaakt en is er opgeschreven op welke wijze de woningen waren ingericht. Oud-West 2006 Het stadsdeel laat op 5 december 2006 aan verzoeker weten dat bij de inspectie van 19 oktober 2006 vastgesteld is dat de woningen conform het bestemmingsplan gebruikt worden. De aanschrijving wordt daarom ingetrokken. De bezwaarcommissie van het stadsdeel is hiernaast van oordeel dat het besluit tot binnentreden onzorgvuldig is voorbereid. Oud-West 2007 In 2007 heeft inderdaad een buitendienstinspecteur het pand geobserveerd. Deze actie is gestopt toen de advocaat van verzoeker hierover vragen stelde. De Centrale Stad is ten tijde van deze reactie (voorjaar 2008, ombudsman) bezig nieuw beleid vast te stellen over short stay. Om deze reden heeft het stadsdeel de handhaving opgeschort totdat er duidelijkheid is over de nieuwe regelgeving. Verzoeker vertelt aan de ombudsman dat hij tot medewerking bereid is geweest en heeft aangeboden informatie te verschaffen. Dit is volgens het stadsdeel een pertinent onjuiste voorstelling van zaken. Op brieven met verzoeken tot bezichtiging van de woningen en het overleggen van huurcontracten werd door verzoeker niet of afwijzend gereageerd. Eénmaal is verzoeker, met zijn toenmalige advocaat, op het stadsdeelkantoor geweest, op 10 oktober 2005. Hierbij werd afgesproken dat verzoeker een vergunning zou aanvragen en inzicht zou geven in de verhuur van woningen en contracten. De advocaat zond later een brief
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 7/19
met een zeer eenvoudige tekening, waaruit zou moeten blijken welke woningen werden verhuurd. Pas op 12 mei 2006, bij de behandeling van de voorlopige voorziening tegen de aangebrachte aanschrijving van 9 mei 2006, werd een huurcontract getoond waaruit bleek dat de woningen langdurig aan een Europees bedrijf waren verhuurd. De vergunning is nooit aangevraagd. reactie stadsdeel Oud-West, 12 maart 2009, hoorzitting bij de ombudsman Er vindt overleg plaats over de handhaving. Het stadsdeel is ook geïnteresseerd of de zolders van de woningen bewoond worden. schriftelijke reactie van stadsdeel Oud-Zuid, 20 december 2007 In het kader van het Stedelijk Programma Regelgeving en Handhaving heeft op 22 en 23 oktober 2007 onder de regie van de Dienst Wonen een inspectieonderzoek plaatsgevonden naar mogelijke woonfraude. Voor deze actie werd door de Dienst Wonen voor stadsdeel Oud-Zuid een aantal panden geselecteerd. Centraal in het onderzoek staat dat de woningen mogelijk gebruikt worden in strijd met bestemmingsplan, door gebruik als een hotel en/of als Bed and Breakfast gelegenheid. In overleg met de Dienst Wonen is op de volgende wijze geïnspecteerd: er wordt aangebeld, waarbij op vertoon van legitimatie wordt verzocht om inspectie. Dit verzoek wordt gericht aan de eigenaar of verhuurder van de adressen. Dit onderzoek vindt niet onder druk plaats. Bij overbrugbare weerstand bij de rechthebbenden zouden de redenen van het onderzoek nadrukkelijker geopenbaard worden. Op 23 oktober 2007 heeft het inspectieteam verschillende keren aangebeld. Er kwam geen gehoor, totdat verzoeker uit een van de nabijgelegen woningen kwam. Hierop ontstond een gesprek, waarbij een medewerker van het stadsdeel zich namens het inspectieteam identificeerde en uitleg gaf over het voornemen, de reden en de behoefte tot inspectie. Verzoeker weigerde de toegang, omdat er zijns inziens geen reden was voor inspectie, en er sprake was van onbevoegdheid. Verzoeker bood een inspectie onder randvoorwaarden aan. Het inspectieteam was van mening dat deze randvoorwaarden een objectieve inspectie onmogelijk maakten en is vertrokken. gespreksverslag in het kader van de klacht, stadsdeel Oud-Zuid, 25 april 2008 De advocaat van verzoeker merkt op dat het stadsdeel over voldoende informatie beschikt, waardoor de inspectie door de gemeente niet nodig is. Verzoeker verklaart hierbij dat hij het optreden van de gemeente als criminaliserend ervaart. Hij is bovendien van mening dat de gemeente met twee maten meet door ten aanzien van hotels niet op te treden. Dat niet is doorgedrukt om binnen te treden vindt hij correct. Het stadsdeel verklaart dat in het kader van het Stedelijk Programma Regelgeving en Handhaving aan de uitvoerende ambtenaren opdracht gegeven is om met ‘power’ bij alle zaken door te pakken. Dit kan onrust bij de betrokkenen veroorzaken en het stadsdeel heeft daar begrip voor. Daar staat tegenover dat een eenmaal gemaakte keuze in de wijze van handhaving geloofwaardig moet blijven. Het stadsdeel erkent dat er voorzichtigheid moet worden betracht ter voorkoming van het categoriseren van overtreders; het gaat immers om de overtreding. Het stadsdeel zal deze zienswijze bij de evaluatie van het Stedelijk Programma meenemen. hoorzitting bij de ombudsman, stadsdeel Oud-Zuid, 12 maart 2009 Het stadsdeel sluit bij de gezamenlijke actie aan om mogelijke strijd met het bestemmingsplan te constateren. Het stadsdeel heeft in dit geval niet het voortouw genomen. In oktober 2007 ontstond er op straat een onplezierige sfeer, daarom is men niet naar binnen gegaan. schriftelijke klachtbehandeling, Dienst Wonen, 4 maart 2008 Aan de dienst wordt gevraagd te reageren op een klacht van verzoekster van 12 maart 2007. De dienst laat weten dat er een verschil van mening bestaat tussen verzoekster en de dienst over de puntentelling van een woning. Deze discussie zou moeten worden beslecht met een telling door de Huurcommissie. De
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 8/19
Huurcommissie deed op 11 juli 2007 uitspraak. Vervolgens heeft verzoeker de zaak voorgelegd aan de rechter, die uitspraak deed ten gunste van de gemeente. De dienst acht de klacht daarom ongegrond. Verzoekster laat in een reactie op deze klachtbehandeling weten dat de rechter juist in haar voordeel beslist heeft. In reactie hierop erkent de dienst dit en stelt dat de klachtafhandelingsbrief op een misverstand berust. hoorzitting bij de ombudsman, Dienst Wonen, 12 maart 2009 De dienst stelt dat het doel van het handelen van de dienst is dat sociale huurwoningen op de juiste manier bewoond worden. Hierbij kan de dienst samenwerken met de stadsdelen, het is één gemeente. Uiteindelijk is de Huurcommissie leidend voor het vaststellen van de huurpuntentelling. De uitspraak van de Amsterdamse rechtbank van 21 september 2007. De dienst laat - in een reactie die binnengekomen is na de hoorzitting- weten dat naar aanleiding van de uitspraak van de rechter de dienst de last onder dwangsom, die aan de uitspraak ten grondslag lag en die zijn basis vond in de puntentelling van de Huurcommissie op 28 maart 2008, heeft ingetrokken. Hiermee is aan de opdracht van de rechter tegemoet gekomen. Pas op grond van een nieuwe uitspraak over de puntenwaarde door de Huurcommissie zal worden besloten of ook daadwerkelijk van een woning in de vrije sector sprake is. De dienst heeft naar aanleiding van de uitspraak van de rechter alle dwangsommen ingetrokken. Deze situatie is volgens de dienst niet gelukkig. De dienst is voornemens om de situatie opnieuw te beoordelen. Het eventueel plaatsen van een woning buiten de sociale woningvoorraad is een ingrijpende beslissing met veel gevolgen, niet alleen voor de short stay. reactie op bevindingen, Dienst Wonen, 26 juni 2009 De Dienst Wonen is verantwoordelijk voor de correcte verhuur van de sociale woningvoorraad in Amsterdam en de handhaving hiervan. In algemene zin geldt dat een goedkope huurwoning moet worden gemeld en dat hiervoor een hoofdbewoner dient te worden voorgedragen. Kort verblijf op een goedkope huurwoning is reeds om die reden niet toegestaan en deze woningvoorraad is nimmer onderdeel geweest van de short stay discussie. In het algemeen worden (goedkope) huurwoningen, waarbij er volgens de administratie geen hoofdbewoner aanwezig is, aangeschreven. Indien de status als goedkope huurwoning wordt betwist kan deze status alleen worden aangepast na een opname van de puntenwaarde van de woning. Hierbij is in dat geval medewerking van de belanghebbenden vereist. Het is evident dat bij het ontbreken van deze medewerking er sprake zal zijn van langere en moeizamere procedures. De dienst stelt zich op het standpunt dat de vraag of de regels worden gehandhaafd niet louter afhankelijk mag worden gesteld van de medewerking van de betrokkenen. De dienst heeft in 2008 3500 van dergelijke onderzoeken uitgevoerd. In het merendeel van de gevallen wordt medewerking aan de controle verleend. Bij de vraag of ten aanzien van een woning de regels van de Huisvestingsverordening dienen te worden gehandhaafd, baseert de dienst bij verschil van opvatting zich wat betreft de huurwaarde op het oordeel van de Huurcommissie. Nu de puntenopname van de Huurcommissie van de woning in stadsdeel Oud West in beroep geen stand heeft gehouden, is de last onder dwangsom ingetrokken. De Huurcommissie zal op korte termijn een nieuwe uitspraak doen. Deze zal in de verdere procedure worden betrokken. De controle in Oud-Zuid is onderdeel geweest van de projectmatige aanpak illegale hotels in 2007. Controles in het kader van de aanpak illegale hotels vinden plaats op basis van internetonderzoek (woningen worden op Internet aan toeristen aangeboden), meldingen van Zoeklicht1 of gegevens die bekend zijn bij het stadsdeel. Indien er op basis van deze aanwijzingen voldoende aanleiding is voor een controle, vindt deze 1 Zoeklicht = Bureau Zoeklicht is een onderdeel van de Dienst Wonen. Het bureau is belast met opsporen van onder(ver)huur en andere vormen van woninggerelateerde fraude (zoals met uitkeringen of inschrijving bij Dienst Persoonsgegevens). De Dienst Wonen werkt in het project Zoeklicht samen met de Dienst Persoonsgegevens, de Dienst Werk en Inkomen, de Amsterdamse Federatie van Woningcorporaties, de Makelaarsvereniging Amsterdam en de Vereniging Vastgoed Belang.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 9/19
plaats. Aangezien het hierbij altijd om woningen gaat, wordt in dat kader op basis van de Wet op het binnentreden een machtiging tot binnentreden afgegeven. Ook indien de aanwezigen (vaak toeristen) toestemming geven voor de controle wordt deze na de controle aan de aanwezigen uitgereikt. Zodoende wordt de controle altijd met een geldige titel uitgevoerd. Indien er een overtreding wordt geconstateerd, maar de mogelijkheid tot het uitvoeren van een controle wordt geblokkeerd, dan kan de controle op basis van de machtigingen worden afgedwongen. Omdat in de praktijk zal blijken dat juist overtreders zich aan toezicht dreigen te onttrekken, is de mogelijkheid om de controle af te dwingen onontbeerlijk en in overeenstemming met de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (specifiek artikel 5:20 Awb: de verplichting om aan een onderzoek medewerking te verlenen) en de Wet op het binnentreden. De toezichthouder is wel gebonden aan de beperking van artikel 5:13 Awb: hij maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dit noodzakelijk is. Dit betekent dat, indien er bij een verzoek evident geen sprake is van een overtreding, binnentreden achterwege zal blijven. De dienst is van oordeel dat deze werkwijze voor een effectieve controle van illegale hotels onontbeerlijk is en niet in strijd komt met de wettelijke kaders voor bestuurlijk toezicht. De dienst stelt overigens vast dat het stadsdeel Oud Zuid besloten heeft geen gebruik te maken van de bevoegdheid tot binnentreden. hoorzitting bij de ombudsman, Huurcommissie, 12 maart 2009 De Huurcommissie is onafhankelijk en geeft op verzoek verklaringen af over huurpuntentellingen. De rechter vond de motivering van de puntentellingen te summier. De Huurcommissie is lijdelijk en kan tellingen niet herzien. Het wachten is op een verzoek van de gemeente. hoorzitting bij de ombudsman, Rijksbelastingdienst, 12 maart 2009 De dienst is naar het adres in stadsdeel Oud-Zuid op 22 en 23 oktober 2007 meegegaan om de eigen bestanden te controleren, en mogelijk om fiscale onregelmatigheden te constateren, bijvoorbeeld fraude met huurtoeslag. Er vindt hierover overleg plaats met de gemeente. Er vindt een risicobespreking plaats, bestanden worden vergeleken en als er een ‘hit’ is op een bepaald adres, dan is het handig om samen op te trekken. hoorzitting bij de ombudsman, stadsdeel Centrum, 12 maart 2009 Stadsdeel Centrum laat weten dat de samenwerking een aantal jaren geleden begonnen is. Het Team Wallen zocht samenwerking met de Rijksbelastingdienst om de geldstromen in kaart te brengen. Het stadsdeel heeft vier handhavingsprojecten gevoerd. Naar aanleiding van klachten van omwonenden heeft men getracht tegen illegale hotelvoering op te treden. In 2005 opereerde het stadsdeel alleen en heeft men 23 adressen gecontroleerd. In 2006 haakte de Dienst Wonen aan en de Rijksbelastingdienst en zijn er 24 adressen gecontroleerd. Vanaf 2007 heeft de Dienst Wonen de acties gecoördineerd. Deze acties zijn door deze dienst samen met het stadsdeel uitgevoerd. Het stadsdeel selecteert op basis van internet, klachten bewoners en signalen van de buurtregisseur. Het stadsdeel selecteert op adressen, maar sluit niet uit dat de selectie ook op personen zou kunnen plaatsvinden. achtergrond gezamenlijke aanpak, alle instanties Op verzoek van de ombudsmannen spreken de instanties zich op de hoorzitting uit over de totstandkoming en uitvoering van het gezamenlijk optreden. De gezamenlijke aanpak komt voort uit de aanpak Handhaving Illegale Hotels. Overigens is er een verschil tussen hotels en short stay. Hoe dan ook zitten de instanties samen om de tafel, soms ook in aanwezigheid van de Dienst Persoonsgegevens. Er was één keer een projectgroep opgericht. De gemaakte lijst van adressen is de verantwoordelijkheid van de gemeente. De Rijksbelastingdienst sluit aan en levert mensen.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 10/19
De Dienst Wonen treedt alleen op bij sociale huurwoningen. De Rijksbelastingdienst zegt dat men wel samen op pad gaat, maar dat de Rijksbelastingdienst soms wel, en soms niet een belang heeft. Als er een illegaal hotel zit, is er zeker een fiscaal belang. Als er een al bekende ondernemer zit, heeft de Rijksbelastingdienst ook een belang. De Dienst Wonen laat weten dat er twee projectmatige acties geweest zijn. De Rijksbelastingdienst had in ongeveer de helft van de gevallen een belang. Tussen de Dienst Wonen en een burger kan een dispuut zijn of een woning een vrije sector woning is of niet. Er is een stappenplan, oorspronkelijk opgesteld door stadsdeel Centrum. Alle inspecteurs krijgen een briefing volgens een format. Als men binnenkomt, met toestemming, legitimeert men zich en legt men het doel van het bezoek uit – volgens het protocol ten minste. Wanneer geen toestemming gegeven wordt, wordt aangekondigd dat men met een binnentredingsbesluit zal terugkomen. Verder is er een checklist opgesteld waar men binnen op let om hotelgebruik te signaleren. Het protocol bevat een korte notitie over verslaglegging en de overige wettelijke vereisten die gelden bij binnentreden. reacties op bevindingen, verzoekers Verzoekers laten weten dat de huurder die aanvankelijk in 2004 een klacht had ingediend bij het Meldpunt Ongewenst Verhuurgedrag, een huurder was met een zeer grote huurachterstand die zelf overlast veroorzaakte, en die uit onvrede een klacht indiende. Van intimidatie door verzoekers was geen sprake. Dit was bij het stadsdeel bekend. Over het beweerde gebrek aan medewerking schrijven verzoekers dat zij in de periode 2001-2005 altijd hebben meegewerkt en inspecteurs bij wijze van spreken naar binnen en buiten liepen. Deze samenwerking is gestopt toen een inspecteur van het stadsdeel onder druk een woning wilde huren voor privédoeleinden. Toen is een vertrouwensbreuk ontstaan. Tot slot stellen verzoekers dat de Dienst Wonen kort na de hoorzitting een puntentelling wilde uitvoeren in een pand van verzoekster, waarvan al tien jaar bekend is dat dit geen vrije sector woning meer is. Naar het oordeel van verzoekers bevestigt dit de pesterij.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 11/19
Behoorlijkheidsvereisten De ombudsman toetst de gedragingen en handelingen van gemeentelijke instanties aan behoorlijkheidsvereisten. In dit onderzoek is getoetst aan de vereisten van evenredigheid, het verbod van misbruik van bevoegdheid, het huisrecht, rechtszekerheid en voortvarendheid, en correcte bejegening.
Overwegingen Evenredigheid, handhaving, alle instanties Het evenredigheidsbeginsel eist dat bestuursorganen voorafgaand aan elk handelen het belang van het realiseren van een doelstelling afwegen tegen de belangen van burgers. Het bestuursorgaan moet bij die belangenafweging in het licht van zijn doelstelling anticiperen op de gevolgen van zijn handelen voor de burgers en uit dat oogpunt de voor de burgers minst bezwarende handelwijze kiezen. Het evenredigheidsbeginsel is wat betreft de handhaving vastgelegd in artikel 5:13 Algemene wet Bestuursrecht: een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Hieronder zullen verschillende vormen van het gemeentelijke handelen getoetst worden aan dit beginsel. Evenredigheid, afgeven machtiging tot binnentreden, Dienst Wonen, stadsdeel Oud-Zuid Uit de gang van zaken blijkt, dat de gemeentelijke instanties standaard met een machtiging tot binnentreden op pad gaan. Hier wordt evenwel niet altijd gebruik van gemaakt. De Dienst Wonen stelt dat toepassing van de evenredigheid betekent, dat indien er geen sprake is van een overtreding, binnentreding achterwege zal blijven. De dienst stelt hiermee te voldoen aan de wet. De dienst (en de stadsdelen die hierbij samenwerken, in ieder geval stadsdeel Oud-Zuid) miskent hiermee echter dat het verlenen van een machtiging tot binnentreden, óók een onderdeel vormt van het gebruikmaken van bevoegdheden tot handhaving. De Wet op het Binnentreden zegt het in artikel 3 zó: degene die bevoegd is een machtiging af te geven, gaat daartoe slechts over indien het doel waartoe wordt binnengetreden het binnentreden zonder toestemming van de bewoner redelijkerwijs vereist. Met de redenering van de Dienst Wonen wordt de wettelijk geëiste situatie omgedraaid: in plaats van dat de belangenafweging vooraf plaatsvindt en dat evenredigheid betracht wordt bij het afgeven van de machtiging, wordt de machtiging standaard afgegeven en wordt de evenredigheid achteraf, ter plaatse, beoordeeld. In de rede ligt echter dat de overheid de bevoegdheid tot het geven van een machtiging tot binnentreden alleen gebruikt in die gevallen dat het voor het onderzoek noodzakelijk is om, eventueel tegen de wil van de bewoner, binnen te treden. Deze situatie kan bijvoorbeeld ontstaan op het moment dat er, door wat voor aanleiding dan ook, een verdenking van overtreding van regelgeving bestaat, er meerdere keren een verzoek tot binnentreden afgewimpeld is, en er geen andere manieren mogelijk zijn om aan de gewenste inlichtingen te komen. Het standaard afgeven van een machtiging tot binnentreden is in strijd met het vereiste en de wet. Het handelen van de Dienst Wonen en samenwerkende stadsdelen is daarmee onbehoorlijk. Afgeven machtiging tot binnentreden, stadsdeel Oud-West Verder blijkt uit de gang van zaken dat het stadsdeel Oud-West en verzoekers tegenstrijdige verklaringen afleggen over de gang van zaken tot december 2006. Een diepgravend onderzoek heeft de ombudsman niet nodig geacht, aangezien de bezwaaradviescommissie van het stadsdeel Oud-West al beoordeeld heeft dat het afgeven van de machtiging onzorgvuldig voorbereid was en dit advies door het Dagelijks Bestuur van het stadsdeel is overgenomen. Ondervragen huurders, stadsdeel Oud-West Als separate vraag hebben verzoekers aan de ombudsman voorgelegd hoe hij denkt over het bevragen van huurders van verzoekers op straat bij de handhaving. Ook de beantwoording van deze vraag moet in het
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 12/19
kader van de evenredigheid beantwoord worden. Het op deze manier inlichtingen vragen aan huurders is een ingrijpende methode om aan inlichtingen te komen, en niet per definitie betrouwbaar. Zeker wanneer het zoals in dit geval om gaat om cliënten van verzoeker, is de ombudsman (vanwege de mogelijke imago schade) van mening dat dit middel vermeden, dan wel slechts in uiterste gevallen moet worden gehanteerd. Misbruik van bevoegdheid, gezamenlijk optreden, Dienst Wonen, stadsdeel Oud-Zuid Het verbod op misbruik van bevoegdheid houdt in dat een bestuursorgaan zijn bevoegdheid niet mag gebruiken voor een ander doel dan waartoe die bevoegdheid is gegeven. Dit houdt onder meer in dat ambtenaren een specifieke controlebevoegdheid niet mogen hanteren met het doel om onderzoek te doen naar gedragingen die buiten het kader vallen waarbinnen de bevoegdheid is verleend. Het betekent ook dat ambtenaren bij handhaving geen gebruik mogen maken van bevoegdheden van andere toezichthouders. Hierboven is vastgesteld dat het evenredigheidsbeginsel eist dat het voor een handhavingsonderzoek noodzakelijk moet zijn om binnen te treden in een woning, voordat een machtiging mag worden afgegeven. Het verbod van misbruik van bevoegdheid staat op zijn beurt niet toe dat anderen dan degenen aan wie de machtiging is afgegeven hiervan gebruik maken. Degene ten behoeve van wie de machtiging is afgegeven, kan zich alleen door anderen doen vergezellen wanneer het doel van het binnentreden dit vereist. Dit moet in dat geval ook expliciet in de machtiging vermeld staan, aldus de Wet op het Binnentreden. De ombudsman van de gemeente Rotterdam en de ombudsman van de gemeente Zeist (in samenwerking met de Nationale ombudsman) hebben rapporten uitgebracht over gezamenlijk optreden van overheden2. In het Rotterdamse rapport ging het om interventieteams, soms bestaande uit tien functionarissen, niet alleen ambtenaren, maar ook medewerkers van het elektriciteitsbedrijf en woningcorporaties, die met diverse, niet vooraf kenbaar gemaakte doelen bij burgers binnentraden. De conclusie van de Rotterdamse ombudsman was onder meer dat de bezoeken op ad hoc basis plaatsvonden, een ruim mandaat kenden en een gebrekkige verantwoordingsstructuur. Ook in Zeist ging het om het afleggen van een huisbezoek door een interventieteam, bestaande uit ambtenaren van de gemeente, medewerkers politie, woningcorporatie en Rijksbelasting. De conclusie was onder meer dat de betrokken instanties hun bevoegdheid anders gebruikten dan waarvoor deze is gegeven. Het gezamenlijk optreden is nu ook in de gemeente Amsterdam toegepast. Het gaat dus om samenwerking tussen stadsdelen, Dienst Wonen en de Rijksbelastingdienst. Uit de reactie van de gemeente blijkt ook dat de Dienst Persoonsgegevens kan aansluiten. De opmerking van de Dienst Wonen dat het één gemeente betreft, is in het kader van de Amsterdamse bevoegdheidsverdeling opmerkelijk te noemen. Immers, heel bewust is gekozen om de stadsdeelvoorzitter en de burgemeester als verschillende bestuursorganen verschillende bevoegdheden te geven, en hen hierover verantwoording af te laten leggen aan de stadsdeelraad dan wel de gemeenteraad. Samenwerking tussen de instanties bij handhavingstaken kan onmiskenbaar een meerwaarde hebben. Indien de bevoegdheden in onderling verband worden aangewend, is essentieel dat aan de voor deze gecombineerde actie geldende vereisten is voldaan en dat rechtswaarborgen in acht worden genomen. Daarmee is in strijd een situatie waarbij verschillende overheidsinstanties tegelijk daadwerkelijk controles uitoefenen waar burgers bij betrokken zijn, zonder dat duidelijk tevoren wordt bepaald of voor elk van de deelnemers een voldoende rechtvaardiging bestaat voor dit optreden. De gemeentelijke onderdelen (de Rijksbelastingdienst valt buiten dit onderzoek) hebben in het kader van hun wettelijke taakstelling een eigen belang en eigen wettelijke bevoegdheden om op te treden en zo nodig binnen te treden: de Dienst Wonen op basis van de Leegstandswet en de Huisvestingswet, en het stadsdeel (2 november 2007: Baas in eigen huis – “tja, we komen eigenlijk voor alles” en 17 februari 2009: Ongenode gasten, 2009/030 07.13612).
2
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 13/19
op basis van de Woningwet, de Huisvestingswet, en eventueel de Wet Ruimtelijke Ordening en het Bouwbesluit. Deze wijze van bevoegdheidsverdeling, die is afgebakend in de Verordening op de stadsdelen, betekent dat het stadsdeel en de dienst afzonderlijk een beoordeling dienen te maken of voldoende grond is om in een bepaalde situatie krachtens eigen taken en bevoegdheden op te treden. Pas als dit het geval is, mag gezamenlijk worden opgetreden. De vorm van handhaving op initiatief van de Dienst Wonen, waarbij het stadsdeel min of meer toevallig aansluit en in actie komt wanneer daar aanleiding toe is, voldoet niet. Dit klemt te meer, nu het stadsdeel hierbij altijd een machtiging tot binnentreden afgeeft. Gezien de bepalingen van de Wet op het binnentreden is het immers uitgesloten dat anderen dan degenen genoemd op de machtiging zelfstandig gebruik mogen maken van de titel tot binnentreden. De Dienst Wonen lift mee op de bevoegdheden van het stadsdeel en het stadsdeel staat dit toe. Dit is in strijd met het vereiste. Oordeel Het handelen van de Dienst Wonen en stadsdeel Oud-Zuid is in strijd met de wet en het vereiste en is daarmee onbehoorlijk. Vereisten wet binnentreden, huisrecht, alle instanties Het huisrecht houdt in dat het binnentreden van een woning tegen de wil van de bewoner alleen is toegestaan in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald. De Algemene wet op het binnentreden regelt de voorwaarden waaronder een woning zonder de toestemming door overheidsdienaren mag worden betreden. In het algemeen geldt dat de ambtenaren zich voorafgaand aan het verzoek legitimeren en mededeling doen van het doel van binnentreden. Voor binnentreden zonder toestemming is een machtiging vereist. Voor binnentreden zonder machtiging is toestemming van de bewoner vereist. Toestemming van een ander dan de bewoner kan niet volstaan. Het huisrecht is een belangrijk recht, dat verankerd is in de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden. De volgende opmerkingen uit de bevindingen die de gemeente hierover maakt, roepen twijfels op over de kennis van en het inzicht in de wetgeving: -
-
-
-
-
“omdat de verhuurder geen medewerking verleende, werd het onontkoombaar dat de woningen met een last tot binnentreden zouden worden bezocht” (ombudsman: de toestemming van de verhuurder speelt in het huisrecht geen rol); “bij overbrugbare weerstand zouden de redenen van het onderzoek nadrukkelijker geopenbaard worden”; (ombudsman: informatie geven over het doel is altijd verplicht); “het aanbieden van een inspectie onder randvoorwaarden maakte een objectieve inspectie onmogelijk” (ombudsman: de bevoegdheid is gegeven om zonder medewerking te kunnen controleren) “opdracht is gegeven om met ‘power’ door te pakken”; (ombudsman: onduidelijk is wat hiermee precies bedoeld wordt, maar de opmerking klinkt erg intimiderend) “ook indien de toestemming gegeven wordt, wordt de machtiging tot binnentreden achteraf uitgereikt, zodat de controle altijd met geldige titel is uitgevoerd” (ombudsman: met toestemming binnentreden impliceert een geldige titel).
De ombudsman kan niet vaststellen dat letterlijk sprake is geweest van schending van het huisrecht door het doen van dergelijke uitlatingen. De mentaliteit die hieruit spreekt doet bij hem gerede twijfel rijzen of de gemeentelijke instanties het belang van het huisrecht voldoende onderkennen. De ombudsman acht dit zorgelijk.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 14/19
Uitspraak van de rechtbank, rechtszekerheid, voortvarendheid, Dienst Wonen Het vereiste van rechtszekerheid betekent onder meer dat een bestuursorgaan gevolg dient te geven aan rechterlijke uitspraken. Dit is een elementair rechtstatelijke norm. Vast is komen te staan dat de rechtbank op 20 september 2007 aan de Dienst Wonen heeft opgedragen binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, en dat de dienst (pas) een half jaar later, op 28 maart 2008, de dwangsom heeft ingetrokken. Hiermee heeft de dienst de uitspraak van de rechtbank genegeerd en het vereiste van rechtszekerheid geschonden. Afgezien hiervan vereist het vereiste van voortvarendheid dat een bestuursorgaan slagvaardig en met voldoende snelheid optreedt. Dit betekent eveneens dat wanneer de overheid handhavingsinstrumenten inzet, dit zo spoedig en efficiënt mogelijk dient te worden gedaan, ook om de subjecten van onderzoek niet nodeloos in onzekerheid te laten verkeren. Gebleken is echter dat de dienst niet alleen de rechterlijke uitspraak vertraagd uitvoert, maar hierna evenmin nieuwe initiatieven ontplooit om tot de huurwaarde van de woning te komen, terwijl deze behoefte nog wel bestond. Het handelen is hiermee in strijd met het vereiste. Het bewust handhaven jegens verzoeker, correcte bejegening, alle instanties Bestuursorganen dienen burgers te respecteren en hen beleefd te behandelen. De norm houdt eveneens de verplichting in voor bestuursorganen om zich te onthouden van het doelbewust ‘zoeken’ van een bepaalde burger bij handhaving. Uit de gang van zaken is de ombudsman niet gebleken dat de gemeentelijke instanties bij de handhavingsacties speciaal verzoekers op het oog hadden. Het blijkt dat verzoekers te maken hebben gekregen met handhaving van de gemeente, maar dat deze acties onderdeel vormden van projectmatige acties. Zoals beschreven is de ombudsman van mening dat bij handhaving de evenredigheid niet uit het oog verloren mag worden, en dat de vraag gesteld kan worden of correcte toepassing van dit beginsel geleid zou hebben tot de handhaving zoals die ten aanzien van verzoekers heeft plaatsgevonden. Niet gebleken is dat de dienst en de stadsdelen uitdrukkelijk verzoekers op de korrel namen. Slotopmerking De titel van dit rapport luidt ‘gebrekkige handhaving bij short stay’. De ombudsman wil benadrukken dat zorgvuldige en effectieve handhaving zijns inziens heel wel mogelijk is. De min of meer halfslachtige opstelling die de gemeente heeft tentoongespreid bij het voorbereiden en uitvoeren van de acties komt wellicht ook voort uit onzekerheid over de wettelijke kaders. Bij juiste toepassing hiervan kan de gemeente daadwerkelijk en effectief optreden, omdat dan aan alle vereisten voldaan is. In de onderzochte situatie is hiervan echter geen sprake geweest. De ombudsman ziet daarom aanleiding aan dit rapport een aanbeveling te verbinden.
Aanbeveling De ombudsman beveelt de portefeuillehouders volkshuisvesting van de Centrale Stad en van stadsdeel Oud Zuid aan het volgende te bevorderen ten aanzien van de handhaving van de woningmarkt: -
-
Stel vast welke aanwijzingen voor handhaving er precies zijn, en ook welke regelgeving mogelijk geschonden wordt, desgewenst in onderlinge samenwerking; Bepaal vervolgens, als er een vermoeden van overtreding is, of minder ingrijpende methoden voor het inwinnen van bewijs of tegenbewijs van het vermoeden mogelijk zijn en pas deze toe (bijvoorbeeld door middel van bestandsvergelijking of het uitnodigen van betrokkenen). Beoordeel een verzoek tot het afgeven van een machtiging tot binnentreden individueel en op basis van evenredigheid en als ultimum remedium.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 15/19
-
Verzeker, indien een huisbezoek daadwerkelijk wordt uitgevoerd, dat alle betrokken instanties voorzien zijn van een door het voor die instantie bevoegde gezag afgegeven machtiging. Stel een protocol vast voor het afleggen van huisbezoeken en volg hierbij strikt de Wet op het Binnentreden.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 16/19
Bijlage – Regelgeving Evenredigheid - Algemene wet bestuursrecht Artikel 3:4, lid 1. Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Artikel 3:4, lid 2. De voor één of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Artikel 5:13: Een toezichthouder maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. Evenredigheid – Algemene wet op het binnentreden Artikel 3, lid 3: Degene die bevoegd is een machtiging af te geven, gaat daartoe slechts over, indien het doel waartoe wordt binnengetreden het binnentreden zonder toestemming van de bewoner redelijkerwijs vereist. Verbod van misbruik van bevoegdheid – Algemene wet bestuursrecht Artikel 3:3. Het bestuursorgaan gebruikt de bevoegdheid tot het nemen van een besluit niet voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is verleend. Huisrecht – Algemene wet op het binnentreden § 1. Binnentreden in woningen in het algemeen Artikel 1 1. Degene die bij of krachtens de wet belast is met de opsporing van strafbare feiten of enig ander onderzoek, met de uitvoering van een wettelijk voorschrift of met het toezicht op de naleving daarvan, dan wel een bevoegdheid tot vrijheidsbeneming uitoefent, en uit dien hoofde in een woning binnentreedt, is verplicht zich voorafgaand te legitimeren en mededeling te doen van het doel van het binnentreden. Indien twee of meer personen voor hetzelfde doel in een woning binnentreden, rusten deze verplichtingen slechts op degene die bij het binnentreden de leiding heeft. 2. Indien de naleving van de in het eerste lid bedoelde verplichtingen naar redelijke verwachting ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van personen of goederen, feitelijk onmogelijk is dan wel naar redelijke verwachting de strafvordering schaadt ten aanzien van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, gelden deze verplichtingen slechts voor zover de naleving daarvan in die omstandigheden kan worden gevergd. 3. Een persoon in dienst van een bestuursorgaan die zich ingevolge het eerste lid legitimeert, toont een legitimatiebewijs dat is uitgegeven door of in opdracht van dat bestuursorgaan. Het legitimatiebewijs bevat een foto van de houder en vermeldt diens naam en hoedanigheid. Indien de veiligheid van de houder van het legitimatiebewijs vordert dat zijn identiteit verborgen blijft, kan in plaats van zijn naam zijn nummer worden vermeld. 4. De persoon, bedoeld in het eerste lid, die met toestemming van de bewoner wenst binnen te treden, vraagt voorafgaand aan het binnentreden diens toestemming. De toestemming moet blijken aan degene die wenst binnen te treden. § 2. Binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner Artikel 2 1. Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging vereist, tenzij en voor zover bij wet aan rechters, rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie, burgemeesters, gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders de bevoegdheid is toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De machtiging wordt zo mogelijk getoond. 2. Onze Minister van Justitie stelt het model van deze machtiging vast.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 17/19
3. Een schriftelijke machtiging als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden. Artikel 3 1. Bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden zijn: a. de advocaat-generaal bij het gerechtshof; b. de officier van justitie; c. de hulpofficier van justitie. 2. Voor zover de wet niet anders bepaalt, is de burgemeester bevoegd tot het geven van een machtiging tot binnentreden in een woning gelegen binnen zijn gemeente voor andere doeleinden dan strafvordering. 3. Degene die bevoegd is een machtiging te geven, gaat daartoe slechts over, indien het doel waartoe wordt binnengetreden het binnentreden zonder toestemming van de bewoner redelijkerwijs vereist. Artikel 4 De machtiging kan uitsluitend worden gegeven aan degene die bij of krachtens de wet bevoegd is verklaard zonder toestemming van de bewoners in een woning binnen te treden. Artikel 5 1. De machtiging wordt gegeven voor het binnentreden in één in de machtiging te noemen woning. Zo nodig kan in de machtiging worden bepaald dat zij tevens geldt voor ten hoogste drie andere afzonderlijk te noemen woningen. 2. Ten behoeve van de opsporing van misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, is de advocaat-generaal bij het gerechtshof of de officier van justitie bevoegd een machtiging te geven die betrekking heeft op een groter aantal woningen. Bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de advocaat-generaal of de officier van justitie niet kan worden afgewacht, komt de bevoegdheid tot het geven van een machtiging toe aan de hulpofficier van Justitie. 3. Ten behoeve van de aanhouding, de medebrenging of de gevangenneming van een in de machtiging te noemen of, wanneer zijn naam onbekend is, zo duidelijk mogelijk aan te wijzen persoon onderscheidenlijk van de inbeslagneming van een in de machtiging te noemen of, wanneer dat niet mogelijk is, zo duidelijk mogelijk te omschrijven goed is de advocaat-generaal bij het gerechtshof of de officier van justitie bevoegd een machtiging te geven die geldt voor iedere woning waarin bedoelde persoon onderscheidenlijk bedoeld goed zich bevindt of verondersteld wordt zich te bevinden. Bij dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de advocaat-generaal of de officier van justitie niet kan worden afgewacht, komt de bevoegdheid tot het geven van een machtiging toe aan de hulpofficier van justitie. Artikel 6 1. De machtiging is ondertekend en vermeldt: a. de naam en de hoedanigheid van degene die de machtiging heeft gegeven; b. de naam of het nummer en de hoedanigheid van degene aan wie de machtiging is gegeven; c. de wettelijke bepalingen waarop het binnentreden berust en het doel waartoe wordt binnengetreden; d. de dagtekening. 2. De machtiging blijft ten hoogste van kracht tot en met de derde dag na die waarop zij is gegeven. De Algemene termijnwet is niet van toepassing. Artikel 7 1. Tussen middernacht en 6 uur ’s morgens kan slechts zonder toestemming van de bewoner worden binnengetreden, voor zover dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt. 2. Bij afwezigheid van de bewoner kan slechts worden binnengetreden, voor zover dit dringend noodzakelijk is en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt.
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 18/19
Artikel 8 1. Degene die de machtiging heeft gegeven, kan degene die bevoegd is binnen te treden, vergezellen. 2. Degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich door anderen doen vergezellen, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist en, indien krachtens een machtiging wordt binnengetreden, de machtiging dit uitdrukkelijk bepaalt. Artikel 9 Degene die bevoegd is zonder toestemming van de bewoner binnen te treden, kan zich de toegang tot of de doorgang in de woning verschaffen, voor zover het doel van het binnentreden dit redelijkerwijs vereist. Hij kan daartoe zo nodig de hulp van de sterke arm inroepen. Artikel 10 1. Degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, maakt op zijn ambtseed of -belofte een schriftelijk verslag op omtrent het binnentreden. 2. In het verslag vermeldt hij: a. zijn naam of nummer en hoedanigheid; b. de dagtekening van de machtiging en de naam en hoedanigheid van degene die de machtiging tot binnentreden heeft gegeven: c. de wettelijke bepalingen waarop het binnentreden berust en het doel waartoe is binnengetreden; d. de plaats van de woning en de naam van de bewoner; e. de wijze van binnentreden en het tijdstip waarop in de woning is binnengetreden en waarop deze is verlaten; f. hetgeen in de woning is verricht of overigens is voorgevallen, het aantal en de hoedanigheid van degenen die hem hebben vergezeld, de namen van de personen aan wie in de woning hun vrijheid is benomen en de voorwerpen die in de woning in beslag zijn genomen; g. voor zover van toepassing: de redenen waarom en de wijze waarop het bepaalde in artikel 1, tweede lid, dan wel artikel 2, derde lid, toepassing heeft gevonden. Artikel 11 1. Indien krachtens een machtiging is binnengetreden, wordt het verslag uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden, toegezonden aan degene die de machtiging heeft gegeven. Is de machtiging gegeven door een hulpofficier van justitie, dan wordt het verslag ook aan de officier van justitie toegezonden. Indien overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, derde lid, zonder machtiging is binnengetreden, wordt het verslag toegezonden aan de officier van justitie dan wel, voor zover is binnengetreden voor andere doeleinden dan strafvordering, aan de burgemeester. 2. Een afschrift van het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden, aan de bewoner uitgereikt of toegezonden. Indien het doel waartoe wordt binnengetreden daartoe noodzaakt, kan de uitreiking of de toezending aan de bewoner worden uitgesteld. Uitreiking of toezending geschiedt in dat geval, zodra het belang van dit doel dit toelaat. Indien het niet mogelijk is dit afschrift uit te reiken of toe te zenden, houdt degene aan wie overeenkomstig het eerste lid het verslag is toegezonden dan wel degene die zijn bevoegdheid zonder machtiging binnen te treden heeft uitgeoefend, het afschrift gedurende zes maanden voor de bewoner beschikbaar. Huisvestingswet, vergunning verplicht voor sociale huurwoningen, verbod onttrekking Artikel 7 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning. 2. Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te geven aan een persoon die niet beschikt over een huisvestingsvergunning. Artikel 30
Rapportnummer: RA0941444 Datum : 11 september 2009 Pagina : 19/19
1.Het is verboden een woonruimte die behoort tot een door de gemeenteraad in de huisvestingsverordening daartoe met het oog op het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad aangewezen categorie, zonder vergunning van burgemeester en wethouders: a. aan de bestemming tot bewoning te onttrekken, of voor een zodanig gedeelte aan die bestemming te onttrekken, dat die woonruimte daardoor niet langer geschikt is voor bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder zodanige onttrekking geschikt is; b. met andere woonruimte samen te voegen; c. van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten. Artikel 77 De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Wet Ruimtelijke Ordening, bestemmingsplan Artikel 7.1 Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze wet. Artikel 7.2 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. 2. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Woningwet, kwaliteit bouwen Artikel 100 A 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de hoofdstukken I tot en met IV zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. 2. De krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren zijn bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning te betreden zonder toestemming van de bewoner. Partiële Regionale Huisvestingsverordening Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens. Als woonruimten als bedoeld in artikel 5 van de wet, worden aangewezen: a. alle huurwoningen, gelegen in de gemeente Amsterdam, met een huurprijs tot de aftoppingsgrens genoemd in artikel 20, tweede lid, onder b, van de Wet op de Huurtoeslag; b. nieuwbouwkoopwoningen, gelegen in de gemeente Amsterdam, met een koopprijs tot het maximum als bedoeld in artikel 6, derde lid, onder a, van de wet, die in gebruik zullen worden genomen door de eigenaar ervan in de zin van het Burgerlijk Wetboek en die niet eerder bewoond zijn geweest. Verordening op de stadsdelen, A lijst 21. Uitvoering van de Huisvestingswet voorzover dit de bevoegdheid betreft tot het vaststellen van een verordening met betrekking tot de in deze wet genoemde onderwerpen met uitzondering van de vaststelling van regels als bedoeld in artikel 30 van de Huisvestingswet, behalve indien deze betrekking heeft op de vaststelling van regels en beleid betreffende short stay. 22. De uitvoering van de overige bepalingen van de Huisvestingswet voorzover deze aan burgemeester en wethouders is opgedragen met uitzondering van de artikelen over onttrekking, samenvoeging en omzetting van woonruimte. 23. De uitvoering van de Huisvestingsverordening, met uitzondering van paragraaf 3.2 en de artikelen 4.1 en 4.3, voor zover betrekking hebbend op de hiervoor vermelde paragraaf.