Gebrand op koffie. Tariefescalatie in het Europees koffiebeleid
Inhoud 1. Samenvatting 2. Inleiding a. Het belang van koffie b. Een erg arbeidsintensieve productiemethode c. De Internationale Koffie Organisatie d. Kenmerken van de koffiemarkt e. Evolutie in productie en consumptie 3. Ondersteuningsmaatregelen voor de Europese koffiebranders a. Importtarieven en tariefescalatie b. Uitzonderingsmaatregelen worden de regel c. Afschermen van de Europese markt voor gebrande koffie 4. Gebrand in Afrika? a. Handelsbelemmeringen voor producerende landen b. Noodzakelijke investeringen 5. Conclusies 6. Eindnoten
1
1. Samenvatting In dit dossier geeft Oxfam-Wereldwinkels een beknopt overzicht van de tariefbarrières in de internationale koffiehandel en hun nefaste impact op de koffiemarkt in ontwikkelende (koffieexporterende) landen. Belangrijkste vaststelling is dat de invoertarieven op koffie de tendens hebben te stijgen naarmate de koffie meer ‘verwerkt’ is en er dus een meerwaarde wordt gecreëerd. Dit fenomeen wordt tariefescalatie genoemd. De importtarieven van de EU op gebrande of oploskoffie zijn vandaag een pak hoger dan op groene koffie. Op die manier schermt de EU haar markt af voor gebrande, afgewerkte koffie en beschermt ze Europese koffiebranders. Noodzakelijkerwijs fnuikt een dergelijk beleid de kansen op de uitbouw en levensvatbaarheid van een verwerkende koffiesector in de koffieproducerende landen. Bovendien heeft het er alles van weg dat de EU zich met verminderde of nultarieven niet meer dan oppervlakkig schoonwast. Landen genieten een preferentiële toegang, zolang deze de Europese koffiebranders niet ‘bedreigen’. Producenten van koffie kunnen niet anders dan leveranciers van goedkope grondstoffen aan de machtige Europese koffiebranders blijven.
2
2. Inleiding In het dossier ‘Wie heeft de macht? De koffieketen doorgelicht’ beschrijft OxfamWereldwinkels de gevolgen van het wereldwijd gedogen van machtsconcentratie in de koffieketen. De globale koffiehandel wordt in belangrijke mate gedomineerd door een beperkt aantal internationale handelaars en koffiebranders. Gevolg is dat een aantal grote spelers in de keten onevenredig veel macht heeft en daarmee haar beslissingen kan opdringen aan beleidsmakers en zwakkere spelers in de keten. Zij kunnen de prijszetting beïnvloeden en in hun voordeel uitspelen. Hierdoor bevat de prijs van koffie die internationaal verhandeld wordt een ‘concentratie-markup’: doordat de overheid niet ingrijpt op die hoge graad van machtsconcentratie kunnen de dominante spelers zich een groter deel van het handelssurplus toe-eigenen. Producenten van koffie kunnen hun bevoorrechte geografische positie dus niet uitspelen omdat ze slechts tegenover één of een paar opkopers staan. En de markup die consumenten voor hun koffie betalen gaat dan uiteraard naar de marktgiganten. De machtsconcentratie in de keten benadeelt dus zowel de kleinschalige producenten in het Zuiden als de consumenten in het Noorden. [1] In dit dossier zoomt Oxfam-Wereldwinkels in op die andere zijde van het internationale handelsbeleid. Waar beleidsmakers het nalaten de markt te reguleren waar dat noodzakelijk is, nemen ze tegelijkertijd wel een arsenaal aan maatregelen om hun eigen markten af te schermen. Dat gebeurt door wetgeving die zogenaamd de belangen van de eigen regio of producenten vrijwaart van ‘oneerlijke’ concurrentie. Maar dat het vooral de welvarende VS en de Europese Unie zijn die hier gretig gebruik van maken, stemt toch behoorlijk tot nadenken. Het is al langer bekend dat er bij de invoer van cacao, tomaten, palmolie, soja, leer en katoen sprake is van tariefescalatie, waardoor de meerwaarde van de verwerking de ontwikkelde landen ten goede komt. [2] Maar dat ook het internationale koffiehandelsbeleid, d.m.v. gerichte barrières, onevenredig ten goede komt aan de machtige spelers in de keten is minder bekend. Groene koffie kan vrij de Europese markt binnenkomen (er is dan ook geen gevaar van concurrentie, aangezien er geen Europese koffieboeren zijn), maar voor de import van gebrande koffie worden wel tarieven geheven. Het hoeft geen betoog dat deze tariefescalatie op koffie de Europese koffiebranders beschermt. Maar het beleid maakt tegelijkertijd dat investeringen in een verwerkende infrastructuur in de ontwikkelende landen achterblijven. [4] Maak immers als lokale koffiebrander maar eens je business-case interessant voor internationale kredietinstellingen, als deze bij voorbaat reeds benadeeld is ten opzichte van mogelijke concurrenten. De financiële markten nemen geen risico’s en de noodzakelijke investeringen blijven uit.
3
Tariefescalatie op verwerkte goederen. [3]
Dit alles voedt een kwalijke spiraal, want het is dankzij het huidige koffieregime dat de grote spelers in staat zijn hun macht te consolideren en verder uit te breiden, waardoor hun onderhandelingsmacht groter wordt om eventuele overheidsregulering te verhinderen of naar hun hand te zetten. Door die ongelijke machtsverhouding kunnen producerende landen nauwelijks de vruchten plukken van hun export en beschikken beleidsmakers in ontwikkelende landen over erg beperkte beleidsportefeuilles1, wat hen onmondig maakt als het erop aan komt de noodzakelijke investeringen te doen in een economievriendelijke omgeving (financiering van de infrastructuur, investeringen in onderwijs en gezondheidszorg). Hierdoor wordt de concurrentiepositie van hun binnenlandse verwerkers opnieuw benadeeld. De cirkel is rond en de uiteindelijke dupe zijn de consumenten in de ontwikkelde landen (die met de aankoop van hun koffie de concentratie-markup betalen) én de consumenten en producenten in ontwikkelende landen (die een dramatisch lage prijs krijgen voor hun groene koffie, nauwelijks lokaal gebrande koffie in hun supermarkt terugvinden en moeten opboksen tegen hoge tarieven voor gebrande koffie op de Europese markt of tegen de internationale concurrentie van beschermde koffiebranders op de lokale markt). [4] a) Het belang van koffie Koffie is een van de meest verhandelde grondstoffen ter wereld en wordt geproduceerd in meer dan 80 landen. Veel van deze landen zijn sterk afhankelijk van de koffiehandel. Zo vertegenwoordigt de koffiesector meer dan 50% van de totale exportinkomsten van Burundi, Rwanda en Ethiopië en meer dan 20% van Guatemala, Honduras en Nicaragua. [5]
1
Hun budget is vaak slechts een fractie van het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) budget waarover grote private ondernemingen beschikken.
4
Omdat koffie enkel rond de evenaar, in de zogenaamde “Bean belt”, wordt geproduceerd, zou men verwachten dat dit bij uitstek een grondstof is waaruit de producenten uit die regio munt kunnen slaan2. [1] Toch zijn de kleinschalige producenten van koffie (meer dan 70% van de koffie wereldwijd is afkomstig van ongeveer 25 miljoen kleinschalige producenten [5]) bij de meest benadeelde in het internationaal handelen. Het zijn niet zij, maar de handelaars, verwerkers, branders en retailers in de consumerende landen3 die de koffie-import domineren en het merendeel van de verwerking in handen hebben en zo dus het grootste deel van de waarde in de koffieketen opstrijken. [5] Dit lijkt onlogisch, maar is helaas wel verklaarbaar: een blik op de regels die het handelsspel moeten structureren, verklaart veel van deze realiteit. b) Een erg arbeidsintensieve productiemethode De koffieplant is een tropische plant en heeft specifieke condities nodig om optimaal te groeien. We onderscheiden twee grote koffiesoorten: de arabica en robusta. De arabica (ongeveer 60% van de globale productie [5]) wordt voor het merendeel geteeld op velden boven de 1.000 meter en is mild en aromatisch van smaak, terwijl de robusta (40% van de wereldproductie [5]) een ‘lowland’koffie is, die een meer bittere smaak heeft en meer cafeïne bevat dan de arabicasoort. De prijzen voor arabicakoffie liggen doorgaans hoger dan die voor de robustavariëteit.[6] Het productieproces van koffie is zeer arbeidsintensief. De koffieplant kan bloemen, onrijpe groene bessen en rijpe rode bessen op het zelfde moment dragen, maar enkel de rode bessen geven kwalitatief hoogstaande koffie. Plukken met de hand is dus de meest aangewezen oogstmethode. Elke koffiebes bevat twee koffiebonen, dit zijn de zaden van de koffieplant. Om koffie van goede kwaliteit te bekomen, moet men zo snel mogelijk (uiterlijk 24 uur) na het plukken beginnen met de eerste verwerking.[7] Om de koffiebessen van de schil, het vruchtvlees en het perkamentvlies (parchement) te ontdoen, worden de natte of droge methode gebruikt. Bij de natte methode gaan de bessen kort na het oogsten naar een wasstation waar ze worden ondergedompeld in water. De niet rijpe bessen komen bovendrijven en worden verwijderd. Daarna worden de resterende koffiebessen ontdaan van schil en vruchtvlees. Dit gebeurt met een (vaak met de hand aangedreven) pulpmachine. Daarna worden de bonen gefermenteerd (een soort gistingsproces). Dit fermentatieproces stopt wanneer de bonen worden gewassen. Eens uit het water worden ze op droogtafels gelegd om te drogen. Wanneer de bonen droog genoeg zijn, worden ze verzameld en in bulk getransporteerd naar een verwerkingsfabriek. Hier aangekomen passeren de bonen door een molen of pelmachine om hen van het laatste perkamentvlies te ontdoen. Vanaf dan spreekt men van groene koffie.
2
Je kan de vergelijking maken met de olieproducerende landen. De Organization of the Petroleum Exporting Countries (OPEC) is er in geslaagd haar uitzonderlijke geografische positie, gecombineerd met de vraag naar olie, ten volle uit te spelen en te profiteren van de internationale handel in olie. 3 Hoewel er een trend is waarbij binnenlandse consumptie van koffie in de koffieproducerende landen gestaag stijgt, blijft deze relatief gezien erg laag. Vandaar dat we kunnen spreken van ‘producerende’ of ‘exporterende’ landen, dus de landen die de groene koffie produceren en exporteren en ‘consumerende’ of ‘importerende’ landen, de landen die de groene koffie importeren, verder verwerken en consumeren. Er wordt zo goed als geen koffie geteeld in de OESO-landen (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling).
5
Bij de droge methode worden de bessen onmiddellijk na de oogst enkele dagen gedroogd in de zon alvorens ze naar de verwerkingsfabriek gaan waar ze ontdaan worden van zowel de gedroogde schil als het perkamentvlies.[1] Daarna worden de bonen (de groene koffie) gebrand. In het algemeen heeft een lichtere branding een hogere aciditeit en meer smaak dan donker gebrande bonen. Deze laatsten hebben dan weer meer body.[6]
(foto: Arne Schollaert)
De eerste drie verwerkingsstadia van koffie 1. Gedroogde en/of gewassen koffie (met perkamentvlies) 2. Groene koffie (zonder perkamentvlies) 3. Gebrande koffie
c) De Internationale Koffie Organisatie Het onevenwicht in de koffieketen tussen importerende en exporterende landen leidt er toe dat waar koffieprijzen slechts een marginale impact hebben op de welvaart in importerende landen, zij cruciaal zijn voor de welvaart van exporterende landen. De erkenning van dit onevenwicht leidde in 1963 tot de oprichting van de International Coffee Organisation (ICO). Deze organisatie verenigt overheden van exporterende en importerende landen en is de belangrijkste intergouvernementele organisatie voor koffie. [11] De ICO werd opgericht in de schoot van de Verenigde Naties om een akkoord te sluiten tussen consumerende en producerende landen dat de globale koffiesector zou omvatten. Dit International Coffee Agreement (ICA) had een significante impact op miljoenen producenten en zorgde ervoor dat de handel in koffie tot 1989 strikt gereguleerd werd.[12] Binnen het akkoord werd een richtprijs voor koffie afgesproken en werden exportquota vastgelegd voor alle producerende landen. Wanneer de internationale koffieprijzen boven de richtprijs uit stegen, werden de quota versoepeld. Bij een daling werden de quota verstrengd. Onenigheid
6
tussen de verschillende ondertekenaars van het ICA, zorgde er voor dat het akkoord in 1989 werd opgeblazen. [1] De ICO bestaat vandaag nog steeds en haar leden vertegenwoordigen 94% van de producerende landen en 75% van de consumerende landen. Haar missie is de globale koffiesector te versterken ten voordele van alle participanten in de koffiesector. Ze beheert nog steeds de opeenvolgende koffie-akkoorden, waarvan het laatste4 werd gesloten in 2007 en in februari 2011 in werking trad [11]. Vandaag heeft ze evenwel weinig tot geen instrumenten meer om in te grijpen op de internationale koffieprijzen: de referentieprijzen worden nu bepaald op de beurs in New York (The New York Coffee, Sugar and Cocoa Exchange) voor arabicakoffie en in Londen (London International Financial Futures and Options Exchange) voor robustakoffie. [1] d) Kenmerken van de koffiemarkt Enkele cijfers scheppen meteen een beeld van het belang van de mondiale koffiehandel. Het areaal aan land dat aan de productie van koffie wereldwijd wordt besteed, beslaat ongeveer 10,5 miljoen hectare, wat relatief weinig is. Vier landen domineren de mondiale koffieproductie: Brazilië, Vietnam, Colombia en Indonesië. De consumptie van koffie is het hoogst in Brazilië5, de VS en Europa. [5] Ongeveer 80% van de koffieproductie wordt verhandeld op de internationale markt. De totale exportwaarde van koffie komt op ongeveer 33,4 miljard US dollar en de omzet van koffie in de kleinhandel wordt geschat op meer dan 100 miljard US dollar.[5] De koffiemarkt wordt bovendien gekenmerkt door sterk volatiele prijzen6. Deze volatiliteit laat zich voelen van dag tot dag, van minuut tot minuut.
Koffieprijs op dinsdag 17 februari 2015 tussen 11u en 13u [25]
4
ec.europa.eu/world/agreements/prepareCreateTreatiesWorkspace/treatiesGeneralData.do?step=0&redirect= true&treatyId=7563 5 In 2012/2013 produceerde Brazilië 50 miljoen zakken (60 kg) koffie, waarvan 20 miljoen voor lokale consumptie bestemd is. [8] 6 In 2002 kelderden de prijzen voor groene koffie tot een historisch dieptepunt. Prijzen lagen onder de productiekost. Ondanks latere prijsstijgingen (met een piek in 2010-2011) is er niet echt iets veranderd aan de prijsonzekerheid op de koffiemarkt. [5]
7
Deze schommelende prijzen zijn vanzelfsprekend een belangrijke uitdaging voor de verschillende stakeholders in de globale koffieketen. In exporterende landen is de prijsvolatiliteit een bron van onzekerheid met betrekking tot export- en belastinginkomsten. Maar vooral voor de koffieproducenten betekent de volatiliteit een onzeker en instabiel inkomen, dat (samen met een stijging van de kosten) onmiskenbaar geleid heeft tot hogere armoede. Producenten, die vaak laag geschoold of ongeletterd zijn, beschikken niet of onvoldoende over correcte prijsinformatie en slagen er moeilijk in zich in te dekken tegen de prijsschommelingen. [8] Dit is ook één van de voornaamste redenen voor kleinschalige producenten om zich te organiseren in een coöperatie zodat ze gezamenlijk kunnen investeren in de noodzakelijke kennis en expertise om prijzen te bepalen en mogelijke schokken op te vangen. De coöperatie kan bovendien bijdragen tot een lagere afhankelijkheid van de koffieteelt: door het inkomen van de producenten te diversifiëren; door het inkomen dat zij wel uit de koffieproductie halen te optimaliseren; en door te investeren in kennis en mensen om de prijs op het juiste moment te kunnen vastleggen.
De impact van prijsvolatiliteit op koffieproducenten Koffieverkopers kunnen per contract (dus per container groene koffie7) de prijs waaraan ze verkopen, vastleggen op de beurs van New York (= ’fixeren’ van de prijs). Een koffieverkoper beslist dus zelf wanneer hij een contract fixeert, maar wordt in de praktijk vaak door een tussenhandelaar onder druk gezet om zo snel mogelijk zijn container koffie te ‘fixeren’. Deze laatste wil immers graag zo snel mogelijk de totale prijs voor het contract kennen om zo ook zijn verkoopsprijzen en marges te bepalen. Het fixeren van de koffie vereist echter een goed en efficiënt management. Om hierin gezamenlijk te kunnen investeren verenigen koffieproducenten zich best in een koffiecoöperatie die (onder meer) hun gezamenlijke verkoop organiseert. Sommige coöperaties van kleinschalige koffieproducenten exporteren heel wat containers koffie per oogstseizoen8, en elke container moet in een specifieke periode gefixeerd worden. Het geheel van intern kostenbeheer en fixeren van de containers is dus een taak die in de meeste coöperaties wordt uitgevoerd door een team van de algemeen directeur, de export manager en de boekhouder. Samen houden zij (voor arabicakoffie) dagelijks de beurs van New York in het oog, en nemen beslissingen die van de ene dag op de andere een groot verschil kunnen maken. Een goede vertrouwensband met de leden (producenten) van de coöperatie is daarbij van groot belang. In welke mate de schommelende prijzen een impact hebben op de koffieproducenten, kunnen we makkelijk aantonen door willekeurig een periode uit te kiezen. We kijken bv. naar de evolutie van de koffieprijs tussen november 2014 en februari 2015. De volatiliteit van de koffieprijs voor die periode, uitgedrukt in US dollar cent per pond9, zie je in de grafiek hieronder. De hoogste notering van de koffieprijs in bovenstaande periode was 199,1 US dollarcent per pond groene koffie op 19 november 2014, de laagste was 159,4 US dollarcent per pond op 10 februari 2015. Op drie maanden tijd dus een verschil van 39,7 US dollarcent voor eenzelfde pond groene koffie of 16.629,14 US dollar per container!
7
Eén container bevat 19 ton groene koffie. Veel coöperaties verschepen meer dan 100 containers per oogstperiode. 9 Eén pond is 0,4536 kg. 8
8
Koffieprijs tussen november 2014 en februari 2015 [25]
Op deze volatiele en vooral onvoorspelbare markt moet een coöperatie dus het goede moment vinden om te fixeren. Dit gaat vooral over het moment waarop de coöperatie met de gefixeerde prijs (dus de verkoopprijs van haar koffie) uit de kosten geraakt. Een foute inschatting of een scherpe daling op het moment dat de coöperatie wil fixeren, kan dus heel wat implicaties hebben voor de producenten. Immers, in tegenstelling tot de kapitaalkrachtige Europese koffiebranders en internationale koffiehandelaren, kunnen coöperaties in koffieproducerende landen vaak geen beroep doen op financiële instrumenten om deze risico’s af te dekken. Bijgevolg koopt de coöperatie idealiter koffiebessen van zijn leden aan een vooraf gezamenlijk bepaalde prijs. Op die manier weet de coöperatie wat de exacte kosten voor aankoop van het totale volume koffie en de verwerking ervan (zullen) zijn, en kan zij eens voldoende koffie verzameld, een prijs fixeren, voor dat specifiek contract, op de beurs van New York. Dit vergt vanzelfsprekend heel wat transparantie en goede en geloofwaardige afspraken tussen de koffieproducenten. Enkele dagen verschil in tijd kunnen immers een grote impact hebben: stel dat een coöperatie in januari voldoende koffiebessen opgekocht en verwerkt heeft voor het vastleggen van een contract. De interne kosten zijn gekend en New York staat hoog genoeg. De coöperatie beslist te fixeren op 9 januari 2015, aan een prijs van 180,05 US dollar cent per pond (zie grafiek). De coöperatie zou er ook van kunnen uitgaan dat de beurs nog verder zal stijgen na 9 januari, en beslissen nog te wachten met fixatie. In dit geval geen gunstige beslissing: de koffieprijs op New York daalt na 9 januari elke dag verder. De coöperatie beslist uiteindelijk te fixeren op 20 januari 2015, tegen 164,3 US dollar cent per pond (15,75 US dollar cent per pond minder dan op 9 januari). Voor een volle container gaat dit om 6.597,33 US dollar verschil tussen de 2 fixatie momenten. Uiteraard staat de koffieprijs op New York soms te laag om alle interne kosten te dekken en moet een coöperatie dus met verlies fixeren. Gelukkig exporteren de meeste coöperaties verschillende containers, en kunnen gunstig gefixeerde containers de eventuele verliezen van andere containers opheffen. Het gaat er dus om een goede strategie voor risicospreiding te ontwikkelen en de interne kosten goed te beheren.
In importerende landen leidt de prijsvolatiliteit er toe dat koffiebranders minder controle hebben over hun kosten en winstmarge.[8] Tegelijkertijd worden, als gevolg van die volatiele koffiemarkt, enorme winsten geboekt, veelal door diezelfde machtige branders en handelaars. Zij zijn door hun marktpositie in staat op de prijzen te wegen en/of op prijswijzigingen te speculeren (door bv. grote stocks te onderhouden die pas op momenten
9
van hoge prijzen worden verkocht). Dankzij de toegang tot allerhande ingewikkelde financiële instrumenten kunnen zij zich ook volledig indekken tegen de financiële risico’s verbonden aan de prijsvolatiliteit. Maar deze financiële instrumenten zijn niet overal voorhanden. Zo kan je als kleinschalige koffieproducent in DR Congo bv. niet rekenen op ondersteuning van een (internationale) kredietinstelling om dergelijke instrumenten op te zetten.
Alsof het zo nog niet moeilijk genoeg is, is de koffiemarkt ook nog eens het strijdtoneel voor speculanten die geen fysieke link hebben met de koffie zelf. Het aantal verhandelde papieren koffiecontracten overstijgt ruimschoots de hoeveelheid fysiek verhandelde koffie. [9] Er is een waaier aan financiële tools voorhanden die speculanten toelaten winsten (of verliezen) te maken op de koffiebeurzen. Ook dit is niet vrijblijvend: onderzoek wijst uit dat speculatie op de koffiemarkt op haar beurt bijdraagt tot de volatiliteit van de koffieprijzen. [10] e) Evolutie in productie en consumptie De laatste 50 jaar zagen we een sterke stijging in de productie van koffie10. Deze was grotendeels toe te schrijven aan de opkomst van Vietnam als een nieuwe, grote producent. De ICO ziet evenwel een einde komen aan deze stijgende trend. Veel producerende landen bereikten hun limiet aan beschikbaar land voor koffieteelt en het lijkt erg onwaarschijnlijk11 dat er zich nog een nieuwe speler, zoals Vietnam, aandient. [13] Bovendien daalt de koffieproductie door de gevolgen van de klimaatverandering. Doordat boeren zich niet tijdig kunnen indekken, komen ziektes, zoals koffieroest of de koffiebessenkever vaker voor.[5]
10
De voorbije 50 jaar steeg de koffieproductie wereldwijd, behalve in Afrika. Tussen 1963 en 2013 kende koffieproductie in Afrika een negatieve groei, het aandeel van Afrika in de wereldwijde productie van koffie daalde van 25% tot 14%. [8] 11 Dit wil niet zeggen dat er geen nieuwe spelers tot de koffiemarkt toetreden. Zo schakelt men in de provincie Yunnan in China, met de steun van onder meer Nestlé en Starbucks over van thee- op koffieproductie. [14].
10
Wereldwijde productie van koffie per regio (1693/64 – 2012/13) [8]
Ook de consumptie van koffie wereldwijd steeg gestaag de voorbije jaren. Hier ziet de ICO de toekomstige groei als veelbelovend12. Waar de groei eerder stagneert in de traditionele koffieconsumerende landen, bestaat er in de opkomende economieën en producerende landen nog een groot groeipotentieel voor de consumptie van koffie. [13]
Wereldwijde koffieconsumptie per markttype (1964-2012) [8]
Typisch zou men verwachten dat de groei van een lokale koffiemarkt ook de uitbouw van een verwerkende industrie in de producerende landen zal stimuleren.[8] Of dit ook effectief het geval zal zijn, en of dit dan ook nog eens ten goede komt aan de kleinschalige koffieproducenten en de overheden van producerende landen, hangt echter van meer af dan louter vraag en aanbod. Tot op vandaag worden de regels immers uitdrukkelijk naar het voordeel van de sterke staten en bedrijven geplooid. Waar een goed werkende markt de ideale manier is om schaarse productiefactoren op de meest optimale manier in te zetten, is een gebrekkige regulering van die markt en het invoeren van regelgeving die machtige spelers in die koffiemarkt dienen, nefast voor de opkomst van een sterke sector van koffiebranders in de ontwikkelende landen.
12
Panhuysen & Pierrot waarschuwen ook voor de risico’s verbonden aan een toekomstige vraag die het aanbod overschrijdt. Zij voorzien de komende 5 jaar een groei van 15% in productie van groene koffie. Bij een dergelijke stijging bestaat het risico dat bosrijk gebied wordt vrijgemaakt voor de productie van koffie. [5]
11
3. Ondersteuningsmaatregelen voor de Europese koffiebranders a) Importtarieven en tariefescalatie De belangrijkste pijler van de internationale handelsstructuur is de World Trade Organisation (WTO). Leden van de WTO moeten het fundamentele principe van nondiscriminatie volgen in hun handelsbeleid. Dit betekent dat zij geen specifieke voordelen of markttoegang kunnen geven aan één bepaald land zonder alle landen die WTO-lid zijn dezelfde voordelen te gunnen. Principieel moeten koffie-importerende landen dus een uniform importtarief13 opleggen, het Most Favoured Nation (MFN) tarief. In onderstaande tabel geven we een overzicht van deze tarieven14 bij de EU15. [16] Verwerkingsfase van de geïmporteerde koffie Groene koffie Gebrande koffie Groene koffie deca Gebrande koffie deca Koffiesurrogaten met koffie Koffie-extracten en concentraten Bereidingen op basis van koffie-extracten en concentraten
Soort tarief
EU (in %)
MFN MFN MFN MFN MFN MFN MFN
0 7,5 8,3 9 11,5 9 11,5
De tabel toont aan dat de tarieven hoger worden naarmate de koffie verder is verwerkt. Het EU-beleid is met andere woorden nogal expliciet gericht op de invoer van groene koffie, die onbelast de EU binnenkomt (nultarief). Deze groene koffie wordt dan verder verwerkt door de Europese koffiebranders en koffie-industrie waardoor er waarde aan wordt toegevoegd. Gebrande koffie of oploskoffie kan daarentegen de EU pas binnenkomen mits een tarief van respectievelijk 7,5% en 9% (MFN) wordt betaald. Dit tarief wordt geheven op de verwerkte koffie. Dit betekent dat de meerwaarde, die wordt gecreëerd door het verwerken van de koffie, mee wordt belast. Dit staat in schril contrast met de gebrande koffie die, vrij van tarifering, intern in de EU wordt verwerkt en verhandeld. Zo wordt het werkelijke
13
Een importtarief is een douaneheffing op de invoer van een bepaald goed. Zonder de betaling zal het goed de toegang tot de (binnenlandse) markt ontzegd worden. De heffing aan de grens heeft als gevolg dat de prijs voor goederen op de binnenlandse markt artificieel verhoogd wordt. Hierdoor krijgen de binnenlandse producenten die net niet meer konden concurreren, weer marktaandeel. Binnenlandse producenten krijgen een concurrentieel voordeel ten aanzien van buitenlandse. Importtarieven heffen een impliciete belasting op de consument om (tewerkstelling) van een bepaalde sector (in deze koffiebranderijen) te vrijwaren. Algemeen kunnen we stellen dat dit grote globale kosten inhoudt, maar deze worden met kleine beetjes verhaald op heel wat personen, om de belangen van een kleine (machtige) groep te dienen die de baten genereert. [15] 14 Naast de douanetarieven die worden opgelegd aan de import en export van koffie, heffen heel wat landen ook nog andere taksen. Zo bestaat er in België een BTW tarief van 6% op verhandelde koffie en een accijns van 0.1983€/kg voor groene en 0.2479€/kg voor gebrande koffie. [16] 15 We focussen deze analyse op het Europees koffiebeleid. Cijfers van de ICO geven aan dat de EU gedurende de periode 2012/2013 bijna 66% van de import van koffie (in al zijn verschijningsvormen en vanuit alle landen) voor zijn rekening neemt. Dit maakt de EU tot een significante handelspartner voor exporterende landen en een interessante case voor analyse. [22]
12
concurrentienadeel voor gebrande koffie, die aan het MFN-tarief van 7,5% de EU binnenkomt, geschat op 14,4%. [16] Tariefescalatie leidt er bijgevolg toe dat koffieproducerende landen hun koffie zelf niet kunnen verwerken. Het is dan ook onmiskenbaar een rem op diversificatie van export en ontwikkeling16.[16] b) Uitzonderingsmaatregelen worden de regel Daarnaast zijn de tarieven telkens ook het onderwerp van onderhandelingen in het kader van (regionale) handelsakkoorden. De laatste jaren zag men een aanwas van het aantal dergelijke overeenkomsten. Deze handelsakkoorden tussen de EU en geselecteerde regio’s zorgen voor heel wat uitzonderingen op het MFN-principe. Belangrijk voor het Europese koffiebeleid zijn de EPA’s (European Partnership Agreements) tussen de EU en de ACP17-landen, de akkoorden tussen leden van de Andesgemeenschap (Bolivia, Ecuador, Peru) en de akkoorden tussen de EU en de 48 Least Developed Countries (LDC’s). In het kader van het EBA beleid (Everything but Arms) geeft de EU de LDC’s (bv. DR Congo)18 volledig belastingvrije en quotavrije toegang voor alle producten, behalve wapens. [16] Aan de andere ontwikkelende landen (bv. Ivoorkust) biedt de EU, via het Generalized Scheme of Preferences19 (GSP), verminderde of nultarieven aan voor specifieke productgroepen20. [16] Verwerkingsfase van de geïmporteerde koffie Groene koffie
Gebrande koffie
Groene koffie deca
Gebrande koffie deca 16
Soort tarief
EU (in %)
MFN GSP LDC MFN GSP LDC MFN GSP LDC MFN
0 0 0 7.5 2.6 0 8,3 4,8 0 9
Cheng wijst er op dat tariefescalatie, die ertoe leidt dat producerende landen veroordeeld blijven tot leveranciers van primaire grondstoffen, ook een ecologisch risico inhoudt. Het onttrekken van primaire grondstoffen kan leiden tot een uitputting van natuurlijke hulpbronnen en het verstoren van het ecologisch evenwicht. [4] 17 Groep landen uit Afrika, de Caraïben en de Pacific die preferentiële handelsrelaties onderhouden met de EU. Voor een overzicht zie www.europarl.europa.eu/intcoop/acp/21_01/default_en.htm. 18 De WTO volgt de VN definitie van Least Developed Countries. Deze lijst wordt driejaarlijks herzien. Voor een overzicht zie www.un.org/en/development/desa/policy/cdp/ldc/ldc_list.pdf. 19 Het GSP werd in het leven geroepen na aanbevelingen uit 1971 van de UNCTAD en moet ontwikkelende landen helpen door het hen makkelijker te maken goederen te exporteren naar de EU. Dit gebeurt onder de vorm van verminderde importtarieven. [17] 20 De ontwikkelende landen zijn alle landen of landengroepen die voorkomen op de officiële lijst van het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD). Voor een overzicht zie: www.oecd.org/dac/stats/documentupload/DAC%20List%20of%20ODA%20Recipients%202014%20final.pdf.
13
Koffiesurrogaten met koffie
Koffie-extracten en concentraten
Bereidingen op basis van koffie-extracten en concentraten
GSP LDC MFN GSP LDC MFN GSP LDC MFN GSP LDC
3,1 0 11,5 8 0 9 3,1 0 11,5 8 0
Het behoeft geen betoog dat de waaier aan tarieven op koffie-import een relatief arbitrair kluwen is en dat sommige landen er meer van profiteren dan andere, hetgeen het speelveld van de internationale koffiehandel nog ongelijker maakt. [16] En dat beleid laat zich voelen. Zo voorspelde Achterbosch in 2003 dat de belangrijkste LDC-exporterende landen voor koffie (Oeganda, Ethiopië, Malawi en Tanzania) in Afrika wel eens de fakkel zouden kunnen overnemen van concurrerende niet-LDC landen zoals Ghana of Ivoorkust. [18] Als we vandaag kijken naar de ranking van exporterende koffielanden wereldwijd dan zien we inderdaad Oeganda op de 6de en Ethiopië op de 8ste plaats, gevolgd door Ivoorkust op plaats 921. [19] En de ACP-landen onderling gaan noodgedwongen de concurrentie met elkaar aan om de “beste” GSP te kunnen krijgen. [18]
Het EU / Brazilië-dispuut over oploskoffie Brazilië is, na de EU, de belangrijkste producent van oploskoffie. Tariefdiscriminatie22 ten aanzien van de Braziliaanse oploskoffie startte in de jaren 1990. In het kader van het GSPbeleid werden allerlei preferentiële tarieven toegekend aan verschillende landen. Zo gaf de EU in 1991, via de GSP ‘Drug Regime’ (een speciale tariefreductie voor LatijnsAmerikaanse landen die de strijd tegen illegale drugsproductie voeren), een tariefvermindering voor oploskoffie aan Colombia. Dit verminderde tarief werd evenwel niet aan Brazilië toegekend. Brazilië bleef, als enige grote leverancier van oploskoffie aan de EU, en dus een te duchten concurrent voor de Europese oploskoffieproducenten, onderworpen aan het importtarief van 9% (tegenover 0%, 3,1% of 8,5% voor andere producerende landen). Onmiddellijk na de goedkeuring van de GSP ondernam de Brazilian Association of the Soluble Coffee Industry (ABICS) allerlei stappen om dit preferentieel systeem aan te klagen. Ondanks juridische en economische argumenten slaagde Brazilië er niet in haar positie te 21
Specifiek naar de EU zien we Oeganda en Ethiopië op respectievelijk plaats 8 en 9, Ivoorkust op plaats 17. [21] 22 Het is belangrijk hierbij op te merken dat in het geval van tariefdiscriminatie ten aanzien van Braziliaanse import van oploskoffie zowel de EU als Brazilië negatieve effecten ondervinden. In de eerste plaats natuurlijk Brazilië, die haar concurrentiepositie ziet verzwakken. Maar ook de Europese consumenten zullen meer betalen per geconsumeerd goed dan indien er geen tariefdiscriminatie zou zijn. Daarnaast heeft het opleggen van importtarieven door de EU aan Brazilië, als belangrijkste exporteur van oploskoffie, er toe geleid dat nieuwe producenten en exporteurs (met als hoofdrolspelers Maleisië en Singapore) in de markt konden aantreden. Nochtans produceren deze landen zelf geen groene koffie. [21]
14
veranderen. Het land zag haar afzetmarkt voor oploskoffie in Europa slinken en riep advies in van de WTO’s Dispute Settlement Body (DSB). Na verscheidene gesprekken tussen de EU en Brazilië, komen toenmalig Europees Commissaris voor Handel Pascal Lamy en de Braziliaanse Minister van Buitenlandse Zaken Celso Lafer in 2001 tot een schikking van hun dispuut. Dankzij dit akkoord werd een WTO geschillenbeslechtingsprocedure afgewend. Het akkoord zou het speelveld voor de verschillende leveranciers van oploskoffie weer ‘gelijk’ maken. Hiertoe creëerde de EU een tariefcontingent23 waarbij de import van oploskoffie tot een bepaald tonnage aan een nultarief de EU binnen mag. Eens daarboven geldt opnieuw het tarief van 9%. [20], [21] Toen de EU in mei 2004 10 nieuwe lidstaten opnam, laaide het conflict logischerwijze weer op. De 10 nieuwe EU-landen waren belangrijke importeurs van Braziliaanse oploskoffie. Ineens werd hun import meegeteld bij de afgesproken quota en gaf dit aanleiding tot een nieuwe impasse in het Europees oploskoffiebeleid. Brazilië stelde voor de quota op te trekken en verwees daarbij naar het ‘Gentleman’s Agreement’ uit 2001. Hierin werd, na een periode van drie jaar, de mogelijkheid voorzien om de quota aan te passen. Maar de EU verwierp deze claim. De quota met nultarief voor de invoer van oploskoffie werden afgevoerd en het importtarief voor oploskoffie uit Brazilië werd op 9% ingesteld. Braziliaanse critici van het tarief worden doorverwezen naar de EU – Mercosur onderhandelingen, waar naast koffie ook een hele resem andere grondstoffen (zoals suiker, vlees of soja) op de agenda staan. [23] Tot op vandaag is er nog geen handelsakkoord tussen Mercosur en de EU gesloten. [24]
c) Afschermen van de Europese markt voor gebrande koffie Ondanks het feit dat heel wat ontwikkelende landen preferentiële toegang krijgen tot de Europese markt24, tonen de importcijfers naar de EU ons de realiteit achter de façade. Het grootste deel van koffie die de EU binnenkomt, blijft groene koffie (meer dan 96%). [16] De EU importeerde in 2010 3.500 ton gebrande koffie uit ontwikkelende landen. Ondanks de stijging, tussen 2006 en 2010, van zowel waarde (+7,9%) als volume (+3,7%) van deze koffiehandel, blijft het aandeel geïmporteerde, gebrande koffie uit ontwikkelende landen laag. Slechts 0,6% van alle gebrande koffie-import komt uit ontwikkelende landen25. [26]
23
Bij een tariefcontingent (of Tariff Rate Quota, TRQ), gelden lagere tarieven tot een bepaalde hoeveelheid verhandelde goederen, waarna de tarieven fors oplopen. De WTO verbiedt het gebruik van quota’s, maar tariefcontingenten zijn wel toegestaan. TRQ’s gelden dan ook tot op vandaag als één van de meest handelsverstorende maatregelen. Ze zijn oververtegenwoordigd in productcategorieën die erg belangrijk zijn voor de economische ontwikkeling van ontwikkelende landen. [15] 24 Onder het huidige regime genieten 96 ontwikkelende landen een preferentieel tarief waarvan 49 een nultarief voor import van alle koffieproducten. Landen die hier niet voor in aanmerking komen zijn onder meer Brazilië, China en Venezuela. [17] 25 In 2010 was Slovenië het belangrijkste Europese land dat gebrande koffie uit ontwikkelende landen importeerde. Een groot deel van die import kwam uit buurland Bosnië-Herzegovina. Italië (3.9%), Cyprus (1.9%) en het VK (1.6%) vervolledigen het rijtje. [26]
15
Het belangrijkste aanbod van gebrande koffie op de Europese markt wordt dus aangekocht binnen de EU26, de thuisbasis van heel wat machtige koffiebranders. [26] Met DE Master Blenders (Nederland, ongeveer 4% van de globale markt), Tchibo (Duitsland, ongeveer 2%) en Lavazza (Italië, ongeveer 1,5%) huisvest de EU 3 van de 10 grootste koffiebranders wereldwijd27 [5], samen goed voor een jaaromzet van zo een 7,5 miljard euro [28]. De koffiebranderij is dan ook een belangrijke industriële sector voor de EU. Koffie-import en export in België België is de derde grootste importeur van koffiebonen in Europa en heeft een erg sterke positie in de wereldwijde koffie-industrie. Die belangrijke rol van België als importeur en (her)uitvoerder van koffie is te danken aan de specialisatie van de Antwerpse haven in het verwerken van grondstoffen als stukgoederen. Zo is de haven van Antwerpen verantwoordelijk voor 60% van de stock van alle arabicakoffie wereldwijd. [6] Koffie is in België het tweede belangrijkste importproduct. In 2013 gebeurde 92% van alle koffie-import onder de vorm van groene bonen. 90% van alle geïmporteerde gebrande koffie is afkomstig van andere Europese landen. [6]
Ondanks het niet al te benijdenswaardige Most Favourable Nation-tarief waaraan Brazilië onderworpen wordt, blijft dit land toch de belangrijkste externe aanbieder van gebrande koffie aan de EU, goed voor 39% van de totale import in 2010. De andere belangrijke ontwikkelende exportlanden zijn Bosnië-Herzegovina (11%), China (7,4%) en Colombia (6,9%), waarbij enkel Colombia een preferentieel tarief geniet28. [26]
26
Zo is ook de handelswaarde van afgewerkte koffieproducten binnen de EU hoger (4.3 miljard euro) dan de handelswaarde (1.2 miljard euro), die uit de export van afgewerkte koffieproducten naar landen buiten de EU, wordt gehaald. [22] 27 De andere zijn Mondelez, Smuckers, Starbucks en Keurig Green Mountain uit de VS, UCC uit Japan en Strauss uit Israël. [5] In mei 2014 werd het samensmelten van de koffieactiviteiten van Mondelez en DE Master Blenders, tot Jacobs Douwe Egberts, aangekondigd. Als deze fusie werkelijkheid wordt, zal Jacobs Douwe Egberts, met thuisbasis in Nederland, de grootste koffiebrander ter wereld worden. [27] 28 De import van gebrande koffie uit Colombia daalde tussen 2006 en 2010 met 5.2%. [26]
16
4. Gebrand in Afrika? a) Handelsbelemmeringen voor producerende landen Wat is er aan de hand? Het wegnemen van de tariefbarrières is een noodzakelijke eerste stap, maar vanuit een investeringslogica natuurlijk ruim onvoldoende29 om te bekomen dat een producent van groene koffie zijn koffie lokaal kan gaan branden en met die gebrande koffie op de Europese markt terecht kan. Getuigenis Emanuel Rwakagara (COOPAC) Emmanuel Rwakagara is de stichter en de huidige directeur van Coopac, een koffiecoöperatie in Rwanda. Coopac werd in 2001 opgericht door 110 koffieproducenten. Vandaag zijn meer dan 8.000 koffieproducenten aangesloten en exporteren ze jaarlijks 150 containers groene koffie. [35] Sinds 2010 is Coopac gestart met het zelf branden van haar koffiebonen. Ze waren de 4de koffiecoöperatie in Rwanda die het initiatief nam zelf te branden30. Jaarlijks branden ze 18 ton koffie, 12 ton voor de Rwandese en 6 ton voor de Congolese markt. [33] Om een succesvolle koffiebranderij op korte termijn uit te bouwen, moeten we onze gebrande koffie kwijt kunnen op de Europese markt. In Rwanda drinkt de lokale bevolking geen koffie. De koffie die we hier verkopen gaat naar expats, ngo-medewerkers of de horeca in de stad. Vandaag woont het merendeel van de consumenten nog steeds in het Noorden. Maak maar eens de vergelijking; in 2010 startten we met de productie van 3 ton gebrande koffie per jaar, 4 jaar later is dit slechts gegroeid tot 9 ton. Toch is er ook een toekomst voor een Afrikaanse koffiemarkt. Vooral in het Westen van Afrika staat een middenklasse op. Dankzij de handel in olie heeft de overheid er ook de middelen om te investeren in infrastructuur en diensten. Ik heb zelfs weet van een Franse klant van onze coöperatie die 500 ton gebrande koffie per jaar naar West-Afrika exporteert! Tel daar nog eens de consumptie van de espresso en de capsules bij en je zit toch al aan 29
Dit betekent overigens niet dat tarieven niet als handelsbelemmeringen optreden. Het voorbeeld van de EBA-overeenkomst, sinds 2002 van kracht, wijst op een positieve invloed van tariefsverlaging op de exportresultaten van de betrokken ontwikkelende landen: de agrarische export van EBA-landen naar de EU is sterker gegroeid dan die uit andere landen, waardoor het aandeel van EBA-landen in de agrarische invoer van de Unie de laatste jaren is toegenomen. [2] 30 Vandaag branden 7 koffiecoöperaties in Rwanda zelf hun koffie.
17
een behoorlijke hoeveelheid. Er ligt trouwens ook heel wat potentieel in het openen van de grenzen binnen Afrika. Zo betaal je tegenwoordig tussen Oeganda, Rwanda en Kenia in het kader van de OostAfrikaanse Unie geen taksen meer, en je hoeft zelf geen visum meer te hebben om binnen deze landen te reizen. Een probleem waar wij, als Afrikaanse koffiebranders, mee te kampen krijgen is van logistieke aard. Om gebrande koffie in Europa te krijgen, moet hij 3 maanden reizen31. Als je weet dat de gemiddelde levensduur van gebrande koffie 6 maanden is, heb je hier een belangrijk concurrentienadeel. Het is omwille van deze reden dat in Rwanda (nog) geen investeringen van grote spelers, zoals Nestlé, gebeurd zijn. Mocht Coopac echt op de Europese markt willen concurreren, dan zou het best kunnen dat wij zelf in Europa gaan branden. Maar dan als eigenaar van de groene koffie, waardoor de meerwaarde van het branden bij de koffieproducenten blijft. [32]
De belemmeringen waar ontwikkelende landen, die toegang wensen tot de Europese markt voor hun gebrande koffie, mee te maken krijgen, zijn veelvoudig. Naast importtarieven wordt export door veel andere factoren beïnvloed. [4] De financiële markten nemen geen risico’s. Hoe kan een kleine, beginnende koffiebrander in een ontwikkelend land zijn business case interessant maken voor de internationale kredietinstellingen, als deze bij voorbaat benadeeld is ten opzichte van mogelijke concurrenten? En zonder die instroom van kapitaal, kan een ondernemer weinig tegen zijn concurrenten beginnen. De productiemethode van koffie is erg arbeidsintensief, waardoor het merendeel van de koffieproducenten kleinschalig telen in afgelegen gebieden. Echter, om kwaliteitsvolle koffie te gaan branden, heb je heel wat investeringen in verwerkende infrastructuur nodig. Immers, branden van groene koffie en het vermarkten van het afgewerkte product vergt heel wat investeringen. De vraag of ontwikkelende landen kunnen profiteren van een reductie van de tariefbarrières hangt af van hun concurrentiekracht op de internationale markt. [2] En daar wringt vaak het schoentje. -
-
31
Zo is het stockeren en het transporteren van gebrande koffie een logistieke uitdaging. Voor koffie is het zo dat het branden de levensduur van het product doet dalen, omdat de aroma’s sneller vervliegen. Om de smaak te kunnen behouden moet geïnvesteerd worden in een slim distributiesysteem en aangepaste verpakkingseenheden (bv. vacuümverpakking of een verpakking met ventiel 32). [26] De EU heeft ook strikte kwaliteits- en voedselveiligheidsnormen met betrekking tot gebrande koffie. Zo zijn er beperkingen op de aanwezigheid van Ochratoxine A en het residugehalte aan pesticiden, die een risico kunnen betekenen voor de volksgezondheid. [30] Deze strikte regels zijn vanzelfsprekend van cruciaal belang en absoluut op te volgen. Toch vormen ze, gegeven het momenteel beperkte
Alleen al het transporteren van de koffie over land, van Gisenyi (Rwanda), waar de koffie gebrand wordt, naar Mombasa (Kenia), waar de koffie verscheept wordt, bedraagt 2 weken. In de haven van Mombasa duurt het nogmaals een tweetal weken om alle administratie rond te krijgen. [39] 32 Het transporteren van gebrande bonen in verpakking met ventiel via het vliegtuig is, los van de hoge milieukost, nadelig; door de drukverschillen trekt het pakje vacuüm. De verpakking is bijgevolg erg vervormd bij aankomst en de consument is niet bereid dit te kopen. De koffie opnieuw verpakken in het land van bestemming, betekent een hogere kost voor het eindproduct.
18
-
-
afzetperspectief, vooral een onoverkomelijke extra investering voor koffiebranders in ontwikkelende landen. Uitvoerders van gebrande koffie moeten een HACCP-systeem (een kwaliteitscertificeringssysteem) voor hun fabriek hebben en er zijn allerhande eisen met betrekking tot graad van branden, de vochtigheid, en dergelijke meer. [26] De daartoe noodzakelijke investeringen zijn uiteraard pas zinnig als er een voldoende grote afzet kan gegarandeerd worden. Daarnaast bestaat ook specifieke wetgeving met betrekking tot de verpakking van gebrande koffie. Naast het feit dat de koffie zodanig verpakt moet worden dat de kwaliteit doorheen de transportperiode behouden blijft, moet tevens rekening worden gehouden met het materiaal dat wordt gebruikt. Zo bestaan er regels met betrekking tot de folie, het gebruik van ventielen of de inkt die op de verpakking wordt gedrukt. En koffieproducenten moeten uiteraard ook beschikken over voldoende informatie over de bestemmingsmarkt en consument. Europese koffiebranders maken vaak gebruik van blends. Dit zijn mengelingen van koffies van verschillende origine, om aan de continuïteit van smaak en de prijsverwachtingen van de consumenten te voldoen. [26] Maar koffiebranders in ontwikkelende landen die willen blenden, stoten op een muur van tarieven tussen producerende landen onderling. [16] De tarieven betekenen een concurrentienadeel voor deze koffiebranders ten aanzien van de grote Europese koffiebranders. Immers, alle groene koffie komt de EU wel aan een nultarief binnen. Dus, Europese branders hebben makkelijk toegang tot groene koffie, afkomstig uit alle producerende landen, om de gewenste blend te branden.
Tariefbarrières in producerende landen Ook in koffieproducerende landen worden tariefmaatregelen voor koffie vastgelegd. Al is het merendeel van de export bestemd voor de niet-producerende landen, er bestaat ook heel wat handel tussen exporterende landen onderling. Die koffiehandel beslaat voor het merendeel export en import van groene koffie (ongeveer 85%). [16] Als we de importtarieven bekijken die producerende landen heffen op koffie, dan zijn die vaak een pak hoger dan de tarieven die de consumerende landen heffen. In onderstaande tabel geven we een overzicht van deze tarieven bij een selectie van producerende landen. [16] Land van herkomst Bolivia Brazilië Peru Rwanda Vietnam
Groene koffie 15-20% 10% 17% 5-15% 16-20%
Gebrande koffie 15-20% 10% 9-17% 30% 35%
Deze protectionistische maatregelen hebben evenwel een negatieve impact op de verwerkende industrie in de koffieproducerende landen zelf. -
-
19
De lokale consumptie wordt erdoor afgeremd, want de consumptieprijzen stijgen. Zo wordt het beschikbare afzetpotentieel niet benut. Mochten ontwikkelende buurlanden hun markten integreren, dan is de kans dat ze voldoende volumes kunnen bereiken om hun noodzakelijke investeringen rendabel te maken, een pak groter. De koffiebranders in producerende landen ondervinden dus een concurrentienadeel:
zij moeten meer betalen dan de Europese koffiebranders, voor de import van groene koffie uit andere producerende landen. Deze import is nodig om hun koffie op de gewenste wijze te blenden. [16] Het afbouwen van dergelijke tarieven zou een positief effect hebben op de Zuid-Zuid koffiehandel en zo de lokale markt voor koffie aanzwengelen. Deze is cruciaal voor de uitbouw van een verwerkende koffie-industrie in de producerende landen. [16] Naast importtarieven voor koffie, plegen overheden van producerende landen vaak ook roofbouw op hun eigen economie door nog extra douaneheffingen en/of een resem aan andere taksen op de export van (groene) koffie uit eigen land te heffen. Als we specifiek inzoomen op de Congolese koffiesector, dan zien we onthutsende cijfers. Zo int de staat iets meer dan 11% van de totale verkoopsprijs van de groene koffie, geproduceerd door koffiecoöperaties, die geïsoleerd leven op het het eiland Idjwi in het Kivumeer. [31]
b) Noodzakelijke investeringen Is er dan helemaal geen toekomst weggelegd voor een koffieverwerkende industrie in producerende landen? En, mocht er in de ontwikkelende landen een koffie-industrie ontluiken, zou deze dan in handen van de lokale bevolking zijn? Gezien de huidige context zouden we verwachten dat machtige, kapitaalkrachtige koffiebranders zich in de producerende landen, met nultarieven voor de export van gebrande koffie, zullen (her)vestigen. Zij hebben toegang tot de broodnodige financiële investeringsmiddelen. Ongehinderd door importtarieven op gebrande koffie naar de Europese markt, kunnen zij er profiteren van de comparatieve voordelen van het koffieproducerende land; de nabijheid van de grondstof (groene koffie) en een lagere loonkost. Toch zien we slechts een beperkte uitbouw van een verwerkende koffie-infrastructuur in deze landen. Delokaliseren is vanzelfsprekend niet kosteloos. De verwerkingscapaciteit van de grote koffiebranders is voldoende groot om aan de plafonnerende, zo lijkt het, vraag naar gebrande koffie in de traditioneel consumerende landen te voldoen. Zonder een bijkomende marktvraag in de producerende landen en hun buurlanden lijkt er m.a.w. voldoende koffie op de markt. [22] Er is in Europa alvast momenteel geen vraag naar ‘extra’ gebrande koffie afkomstig uit de producerende landen. Een vestiging openen in het Zuiden houdt uiteraard ook voor de Europese koffiebranders investeringen in. En die worden pas interessant als de loonkost zo laag is dat ze de kost van het sluiten van vestigingen in Europa én het opstarten van een nieuwe infrastructuur in de producerende landen verantwoordt (en er dus voor de Europese markt kan gebrand worden), ofwel dat de investeringen samengaan met de opkomst van een lokale consumptiemarkt. Deze kent de laatste jaren wel degelijk een stijging33, die het gevolg is van een algemene welvaartsstijging in sommige producerende landen. Hierdoor ontwikkelt zich een middenklasse, die geld kan spenderen aan nietlevensnoodzakelijke producten (zoals koffie). Deze gestage stijging van de koffieconsumptie in de producerende landen, biedt een perspectief voor het lokaal branden van koffie. Want 33
Deze kende tussen 2005-2010 een jaarlijkse groei van ongeveer 4% en besloeg een totaal van 30,8%. Koploper is Brazilië dat vandaag het tweede grootste koffie consumerende land is, na de VS. [8]
20
op dit moment importeren34 veel van de groene koffie-exporterende landen afgewerkte koffie, om aan de binnenlandse vraag te voldoen. [16] Maar laten het nu net deze ontwikkelende landen35 zijn, waarvoor de EU het gunstige nultarief niet hanteert. Indonesische koffiebranders worden wel degelijk getroffen door de impact van de tariefescalatie in de koffiesector. Hun business-case voor het investeren in een nieuwe, lokale koffiebranderij is bij voorbaat oninteressant voor (internationale) investeerders. De kapitaalkrachtige, machtige koffiebranders, met interesse voor de lokale markt, beschikken wel over voldoende krediet en investeringskapitaal om, naast hun bestaande vestigingen, nieuwe koffiebranderijen in deze landen op te bouwen. En de ontwikkelende exporterende landen (LDCs), die wel een nultarief voor gebrande koffie genieten, die krijgen door hun gebrekkige infrastructuur, de afwezigheid van een ondersteunend economisch klimaat (onderwijs, gezondheidszorg, zelfs oorlogsdreiging) en geen lokale markt, vanzelfsprekend ook te kampen met een gebrek aan investeringen. Ook hier maakt – ondanks de afwezigheid van tarieven – het ontluiken van een koffie-industrie weinig kans. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de EU deze landen een nultarief voorstelt – ze vormen toch geen bedreiging voor de Europese koffiebranders.
34
Deze wederuitvoer door importerende landen is in de periode 2005-2010 gestegen, met een jaarlijkse stijging van 27.4%. Het grootste aandeel van deze import gebeurt onder de vorm van oploskoffie (82.8%). [16] 35 Al krijgen deze landen vaak via het GSP een preferentieel tarief.
21
5. Conclusies Tariefescalatie wordt algemeen beschouwd als een van de meest fundamentele barrières voor ontwikkelende landen om hun export van verwerkte goederen uit te breiden, en zo een weerbaar economisch weefsel te ontwikkelen. Ondanks de vrij algemene consensus dat tariefescalatie zowat iedereen schaadt, en dit enkel ten bate van het handvol aandeelhouders/eigenaars van actoren in de afgeschermde sectoren, blijkt het uiterst moeilijk om dat protectionisme af te bouwen. Nochtans zou er hoop moeten zijn, want het platform waarbinnen hier vooruitgang zou geboekt kunnen en moeten worden, de WTO, koestert hier wel degelijk ambities: het verminderen en zelfs elimineren van tariefescalatie werd als één van de expliciete doelstellingen van de pijler markttoegang van de Doha Development Round naar voor geschoven. Maar – hoe moeilijk kan het zijn?! – er kan geen berekeningsformule gevonden worden voor het pad langs hetwelke de heersende tarieven moeten afgebouwd worden. [4] De Doha onderhandelingsronde – die werd opgestart in 2001, en nog steeds niet afgerond is – gaat overigens in het geheel geplaagd onder polarisatie tussen de onderhandelende landen. Het ontbreken van een multilateraal akkoord, zet uiteraard de deur open voor allerhande bilaterale of regionale handelsakkoorden [36], zoals het TTIP, en dat is allesbehalve een geruststellende gedachte. [37] Bovendien zijn de gevolgen van tariefescalatie uiteraard nu al heel reëel, acuut, en schrijnend. Koffieproducerende landen in het ontwikkelende Zuiden zijn er niet alleen door gedoemd om hun zwarte goud tegen de povere prijs van groene bonen aan de grote Westerse koffiegiganten over te dragen, ze zien zich ook nog eens structureel verhinderd in het ontwikkelen en aanboren van een onmiskenbaar lokaal potentieel. Immers, wie financiering zoekt voor de investeringen die noodzakelijk zijn om aan een mogelijke lokale vraag te voldoen, moet kredietinstellingen kunnen overtuigen aan de hand van een rendabele business-case. En dus met een reëel vraagpotentieel. En dat potentieel kan je uiteraard niet voorleggen, omdat je – met dank aan de escalatie in het invoertarief – niet terecht kan bij een bestaande vraag (de Westerse koffieconsumenten), en niet de middelen hebt om lokaal een latent aanwezige vraag op te wekken. Was het niet dat het door iemand uitgetypt werd, en door een heel parlement goedgekeurd, een mens zou dergelijk cynisme niet voor mogelijk houden. Tariefescalatie hangt als het zwaard van Damocles boven het hoofd van ontwikkelende landen. Een stap te ver? Pats! Treffend, maar vooral ook beschamend, is de smeekbede van Gérard Nshombo, koffieproducent, lid van de koffiecoöperatie RAEK in Kivu, DR Congo: “Wij vragen ons af of alvast de blanken, die zo veel koffie consumeren, echt de importtaksen niet kunnen verminderen of laten vallen? Zodat wij een goed inkomen zouden kunnen krijgen met onze koffie, want we stellen vast dat het de vele taxen zijn, ook die van de blanken, die verhinderen dat de kleine producenten hun leefomstandigheden kunnen verbeteren. Als jullie [blanken] al, jullie die al zo ver voor zijn, de taksen zouden verminderen, dan zouden de producenten hier opnieuw kunnen beginnen te hopen op een beter leven.” [38]
22
Eindnoten [1] Oxfam-Wereldwinkels, ‘Machtsconcentratie in de koffieketen’, 2013, Gent [2] van Berkum S., ‘Tariff escalation and EU agricultural imports. An assessment of selected products’, 2009, LEI Wageningen UR, The Hague [3] FAO, ‘The state of agricultural and commodity markets’, 2004, Rome [4] F. Cheng, ‘Tariff Escalation in World Agricultural Trade’, Cornell University, 2007, New York [5] Panhuysen S. & Pierrot J., ‘Coffee barometer 2014’, 2014, HIVOS, The Hague [6] CBI, ‘CBI Product Fact Sheet: Coffee in Belgium. Draft’, 2014, The Hague [7] www.fao.org/fileadmin/templates/est/AAACP/westafrica/FAO_AAACP_Paper_Series_No_3_ 1_.pdf [8] ICO, ‘World coffee trade (1963 – 2013): A review of the markets, challenges and opportunities facing the sector’, 2014, London [9] Oxfam International, ‘Mugged. Poverty in your coffee cup’, 2002, Oxford [10] J. Bos & M. van der Molen, ‘A Bitter Brew? Futures Speculation and Commodity Prices’, Maastricht University, 2012, Maastricht [11] www.ico.org/mission07_e.asp [12] Fridell G., ‘Alternative Trade: Legacies for the Future’, Fernwood Publishing, 2013, Halifax [13] ICO, Coffee Market Report, October 2014, London [14] www.scmp.com/news/china/article/1346182/yunnan-chinese-province-famous-tea-nowlooks-coffee [15] Oxfam-Wereldwinkels, ‘Onrecht in de handelsregels. Een handelsregime op maat van de sterksten’, 2014, Gent [16] ICO, ‘The effects of tariffs on the coffee trade’, 2011, London [17] European Commission, ‘The EU’s Generalised Scheme of Preferences (GSP)’, 2014, Brussels [18] Achterbosch, ea, ‘Trade preferences for developing countries’, 2003, Agricultural Economics Research Institute (LEI), The Hague [19] www.statista.com/statistics/268135/ranking-of-coffee-exporting-countries, geraadpleegd in december 2014 [20] European Commission, ‘The EU and Brazil solve dispute over soluble coffee’, Brussels, 2001, www.europa.eu/rapid/press-release_IP-01-987_en.pdf [21] Nishijima M. ea, ‘Tariff discrimination on Brazil’s soluble coffee: an economic analysis’, Revista de Economia Política, vol. 30, n°2, 2010, São Paulo [22] ECF, ‘The European Coffee Report’, Brussels, 2014, www.ecfcoffee.org/images/European_Coffee_Report_2013-14.pdf [23] T. Mabbet, ‘Back to the future for Brazilian soluble.’, www.thefreelibrary.com/Back+to+the+future+for+Brazilian+soluble%3a+as+a+EU+tariff+kick s+in+on...-a0143009833 [24] ec.europa.eu/trade/policy/countries-and-regions/regions/mercosur/ [25] www.theice.com/products/15/Coffee-C-Futures/data, geraadpleegd op 17 februari 2015 [26] CBI, ‘Roasted coffee in the EU: a road less travelled for DCs’, 2011, The Hague [27] European Commission, ‘Mergers: Commission approves coffee joint venture between DEMB and Mondelēz, subject to conditions’, 2015, Brussels [28] www.demasterblenders1753.com, www.tchibo.de & www.lavazza.com, geraadpleegd op 20 februari 2015 [29] www.cameroon-info.net/stories/0,45487,@,nestle-to-open-cameroon-s-1st-coffeeprocessing-plant.html & cameroonweb.com/CameroonHomePage/business/artikel.php?ID=302905
23
[30] EU External action, ‘How to export … coffee to the European Union?’, Brussels, eeas.europa.eu/delegations/el_salvador/documents/content/factsheet_coffee.pdf, geraadpleegd op 20 februari 2015 [31] Godfroid I., ‘Koffie verkeerd’, Leuven, 2014, www.vredeseilanden.be/nieuws/koffieverkeerd [32] Oxfam-Wereldwinkels, Interview with Emmanuel Rwakagara, Gisenyi, december 2014, https://vimeo.com/127237582 [33] Oxfam-Wereldwinkels, Persoonlijk gesprek met Emmanuel Rwakagara, Gent, februari 2015 [34] Oxfam-Wereldwinkels, Persoonlijk gesprek met Emmanuel Rwakagara, Gent, april 2015 [35] www.coopac.com [36] African Development Bank Group, P. Kanyimbo & C. Manduna, ‘Trade facilitation in the Bali Package. What is in it for Africa?’, 2013, Abidjan [37] www.oxfamwereldwinkels.be/nl/ttip-wie-wordt-er-beter-van [38] Oxfam-Wereldwinkels, Persoonlijk gesprek met Gérard Nshombo, Kabare, februari 2014, https://www.youtube.com/watch?v=K-jpDD2e51k
24