Het ‘recht op abortus’ in Europees perspectief I Bram Has
1.1 Inleiding Tussen 2001 en 2004 deed Women on Waves internationaal maatschappelijk en politiek veel stof opwaaien door uit te varen met hun zogenaamde „abortusboot‟. Women on Waves is een Nederlandse non-gouvernementele organisatie (NGO) die zich internationaal inzet om abortus wereldwijd te legaliseren, mede door hierover voorlichting te geven. Daarnaast heeft de organisatie in genoemde periode via de abortusboot meerdere malen actief geholpen bij abortussen voor de kust van enkele Europese landen waar zwangerschapsafbreking bij wet verboden is.1 Nadat staatssecretaris van Volksgezondheid Jet Bussemaker (PvdA) op 23 april van dit jaar een nieuwe vergunning heeft verleend aan de stichting Women on Waves, lijkt de parlementaire discussie actief heropend. Het abortusvraagstuk is niet alleen vanuit maatschappelijk kader interessant. Het feit dat Women on Waves voor het verrichten van hun activiteiten een vergunning van de regering behoeft, toont aan dat dit vraagstuk in belangrijke mate juridische aspecten kent. Wanneer we het werk van Women on Waves abstraheren, zien we dat dit onderdeel is van een bredere internationaal publieke discussie; bestaat er zoiets als „recht op abortus‟?
Probleemstelling In dit artikel bespreek ik vanuit metajuridisch perspectief een deel van de juridische discussie over het al dan niet bestaan van een „recht op abortus‟. Ik stel hierbij de vraag centraal (probleemstelling), in hoeverre bestaat er in het (internationaal) recht, in het bijzonder in het EVRM, een ‘recht op abortus’ waar vrouwen in Europa aanspraak op kunnen maken? Daarvoor geef ik antwoord op de (deel)vragen: welke natuurrechterlijke stromingen bestaan er binnen het abortusvraagstuk?, in hoeverre bestaat er in Nederland een abortusrecht?, hoe is de abortuswetgeving geregeld binnen andere EU-lidstaten? en hoe kijkt men binnen Europa tegen het abortusvraagstuk aan? De opbouw van mijn betoog is als volgt; in §1.2 bespreek ik de verschillende visies over abortus binnen de natuurrechtsleer. Vervolgens behandel ik de abortuswetgeving in
I
Dit artikel heb ik in 2007 geschreven voor de module „Encyclopedie der Rechtsgeleerdheid‟ aan de Universiteit van Amsterdam.
1
Nederland (§1.3) en andere Europese landen (§1.4), welke ik illustreer met een arrest van respectievelijk de Hoge Raad (HR) en het Europese Hof van de rechten van de mens (EHRM). Ik besluit mijn betoog door antwoord te geven op de probleemstelling (§1.5). Tevens zal ik mijn tussenpositie binnen het abortusdebat nader uiteenzetten; het recht om te verschillen in inzicht en keuzes. Mijn inziens schiet het recht op deze keuzevrijheid in internationaal perspectief tekort.
1.2 Rechtspositivisme en natuurrechtsleer Binnen het recht bestaan er ideaaltypisch twee rechtsopvattingen over de vraag wat recht is; het rechtspositivisme en de natuurrechtsleer. In hun boek Recht, een introductie (2004) bespreken Brouwer et al. de controverse tussen beide ideologieën. Het rechtspositivisme gaat er in beginsel vanuit, dat bevoegde instanties en organisaties bepalen wat op een bepaald grondgebied geldend recht is (ibidem, p.67). Rechtspositivisten beschouwen recht als iets, dat door mensen is opgesteld. Daarbij wordt in principe niet uitgesloten, dat er een causaal verband is tussen recht en moraal, al ligt de focus voor rechtspositivisten in beginsel op het geldende recht (de geschreven norm). In de natuurrechtsleer ligt het accent anders. Aanhangers van het natuurrecht doen beroep op het bestaan van een universele menselijke moraal. Hieraan dient vanuit moreel perspectief gehoor te worden gegeven. In algemene zin stellen natuurrechtsgeleerden dat „het recht‟ al bestaat, voordat mensen zich hier actief mee zijn gaan bezighouden. De natuurrechtsleer stelt datgene centraal, wat recht is in de menselijke aard (ibidem, pp.88-91). Daarbij wordt tevens beroep gedaan op een conceptueel noodzakelijk verband, immers “lex iniusta non est lex” (vert.: “een onrechtvaardige wet is geen wet”) (Augustinus, geciteerd door Marmor 2007).
Pro-life versus pro-choice In vergelijking met rechtspositivisten is het voor natuurrechtsgeleerden in beginsel lastiger om hun aanspraak op absolute juistheid tegenover derde te verdedigen. Binnen het rechtspositivisme kan weliswaar enige discrepantie bestaan over de interpretatie van het geschreven recht, toch biedt het geldende recht an sich een duidelijk afgebakend kader. In de natuurrechtsleer ligt dit alles – zeker wanneer verschillende grondrechten met elkaar botsen – gecompliceerder. Het abortusvraagstuk is hiervan een voorbeeld: binnen de natuurrechtsleer bestaan er twee ideologische stromingen die continu vanuit verschillende tradities aanspraak claimen op (absolute) juistheid. 2
Ten Have, Ter Meulen en Van Leeuwen (2003, pp.240-241) onderscheiden bij het vraagstuk naar morele toelaatbaarheid van abortus de levensbeschouwelijke en Verlichtingstraditie. De levensbeschouwelijke traditie – veelal religieus geïnspireerd – stelt respect voor het individueel menselijke leven centraal. In discussies over leven en dood wordt deze groep getypeerd als pro life-activisten. Strikt genomen stelt deze traditie, dat abortus in feite kindermoord is en daarmee nooit moreel geoorloofd kan zijn. Binnen de Verlichtingstraditie staat respect voor autonomie van het individu centraal. Vanuit deze traditie stelt men, dat de vrouw een natuurrecht bezit om „baas over eigen buik‟ te zijn. Aanhangers van de Verlichtingstraditie worden ook wel pro choice-activisten genoemd. Zij vertonen veel affiniteit met het liberalisme. In het op dit punt neoliberale Nederland heerst het principe dat ieder individu in beginsel vrij is om te doen en laten wat hij zelf wil, mits hiermee een ander niet wordt belemmerd of schade toegebracht. Dit argument is in het ethische en juridische debat beter bekend als het niet-schadebeginsel (Burggraeve & Van Halst 2005). Echter, de volledige beschikbaarheid van en keuzevrijheid over het eigen lichaam van de vrouw kan haaks staan op de verantwoordingsplicht tegenover haar ongeboren vrucht. Voor pro life-aanhangers is dit laatste een doorslaggevend argument. Veelal beroepen zij zich vanuit hun religie, dat God het leven schenkt en ons lot bepaalt. In natuurrechterlijke zin komt dit neer op een universeel mensenrecht op leven, ook voor ongeborenen. Pro life-aanhangers stellen daarom, dat wij onder geen beding zelf voor God mogen spelen, hoe moeilijk dat soms in de praktijk kan zijn. In de meest strikte zin betekent dit namelijk, dat zelfs bij een zwangerschap als gevolg van verkrachting of incest en bij direct levensgevaar van de vrouw de ongeboren vrucht niet het recht op leven mag worden ontnomen. Botsing morele dilemma’s Aangezien natuurrechterlijke discussies over grondrechten van de mensheid gaan en de meningen hierover nogal verschillen, maakt dit dergelijke discussies in beginsel lastig. Morele vraagstukken roepen een gevoel van onbehagen op. Dit gevoel wordt versterkt zoniet veroorzaakt doordat een te eenzijdig perspectief bestaat op wat goed is. Radicale standpunten voeren in de media de boventoon; een Portugese bisschop vergelijkt abortus met de executie van Saddam Hussein2, het Vaticaan noemt abortus „terrorisme met een menselijk gezicht‟3, et cetera. Wellicht is het grootste dilemma daarbij, dat we in algemene zin dienen vast te stellen dat wie morele oordelen uitspreekt, aanspraak maakt op objectiviteit (vgl. Brouwer et al. 2004, pp.87-88). Het is sterk de vraag of deze in casu bestaat.
3
Het morele en juridische dilemma bij abortus is, dat er twee of soms drie fundamentele waarden op het spel staan: leven en autonomie, alsook soms gezondheid (Ten Have et al. 2003, p.241). Juridisch gezien is het eenvoudiger en duidelijker om te discussiëren met vaststaande wetten, regels en rechten waarin „juist/onjuist‟ en „goed/fout‟ relatief eenvoudig van elkaar worden onderscheiden. Binnen natuurrechterlijke discussies is dit mogelijk, zodra dergelijke grondrechten worden gepositiveerd in Internationale Verdragen of (nationale) weten regelgeving. De Nederlandse abortuswet en het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM) zijn voorbeelden van zulke rechtsnormen.
1.3 Abortuswetgeving in Nederland In de jaren ‟70 van de vorige eeuw heeft de emancipatiegolf van vrouwen in ons land de basis gelegd voor duidelijke en afgebakende wetgeving omtrent abortus. Sinds 1 november 1984 is in Nederland de Wet afbreking zwangerschap (Waz) van kracht.4 In algemene zin geldt de wet als compromis tussen twee tegengestelde uitgangspunten. Enerzijds biedt deze een juridisch kader voor het recht van de vrouw op hulp bij ongewenste zwangerschap, anderzijds benoemt deze de noodzaak tot rechtsbescherming van het ongeboren menselijk leven (vgl. Rademakers 2002; Ten Have et al 2003, p.243). Vrij vertaald creëert de Waz zodoende een officieel „recht op abortus‟ in Nederland, maar stelt tegelijkertijd strikte voorwaarden alvorens een vrouw van dit recht gebruik kan maken. In beginsel geldt ieder mens als rechtssubject. Brouwer et al. (2004, p.258) kenmerken de term rechtssubject als “drager van rechten, verplichtingen en bevoegdheden.” De mate waarin entiteiten deze kenmerken bezitten, hun rechtspositie, is tijds- en plaatsafhankelijk. Door invoering van de Waz is de rechtspositie van zwangere vrouwen in Nederland versterkt. Sinds 1984 kan de vrouw – naast de verplichting om zorg te dragen voor haar ongeboren vrucht – officieel kiezen om haar zwangerschap af te breken, hetgeen een combinatie van recht en zelfstandige bevoegdheid is. De beroemde slogan „Baas in eigen buik‟ van de Dolle Mina‟s heeft zodoende een duidelijk juridische grondslag.
Baby Kelly Typerend voor de Nederlandse pro choice-ideologie is het HR-arrest „Baby Kelly‟ (18 maart 2005). In genoemde casus erkent de HR, dat het recht van Kelly‟s ouders op zelfbeschikking is ontnomen; de ouders hebben geen mogelijkheid gehad om zelf te beslissen of zij hun fysiek en mentaal zwaar gehandicapte dochter ter wereld wilden laten komen. Tijdens de zwangerschap vroeg Kelly‟s moeder om een prenataal onderzoek, omdat er in zowel haar 4
familie als die van haar man chromosomale afwijkingen voorkomen. Dit verzoek werd door de verloskundige in het Leidsch Universitair Medisch Centrum (LUMC) afgewezen, omdat de moeder jong was en bovendien al een gezond kind ter wereld had gebracht. Toen na de geboorte bleek dat Kelly zwaar gehandicapt was, klaagden de ouders het ziekenhuis aan. Eerst namens zichzelf en later, in hoger beroep, ook namens Kelly. Bij de motivering van zijn vonnis bepaalt de HR, dat het zelfbeschikkingsrecht van de ouders is geschonden. Verwijzend naar artikel 10 Grondwet („eerbiediging en bescherming persoonlijke levenssfeer‟) en artikel 8 EVRM („eerbiediging van het privé-leven‟) stelt hij, dat “de ouders het recht is ontnomen om bij tijdige ontdekking van de handicap zelf te kunnen beslissen of ze tot abortus zouden overgaan.” Hiervoor dient het LUMC niet alleen smartengeld aan de ouders te betalen, maar ook alle kosten van verzorging en opvoeding van Kelly, inclusief de extra kosten die samenhangen met haar handicaps, ook na haar 21e jaar. Tot slot vermeldt de HR, dat Kelly geen aanspraak heeft, of heeft gehad, op afbreking van de zwangerschap tegenover haar ouders, het ziekenhuis of de verloskundige. Desondanks krijgt Kelly smartengeld voor de immateriële schade die ze lijdt als gevolg haar „wrongful life‟ door het feit dat ze gehandicapt is geboren.5
1.4 Abortuswetgeving in Europa De HR-uitspraak over Kelly‟s „wrongful life‟ is binnen Europa uniek. Alleen in Frankrijk is eerder in een vergelijkbare zaak door de hoogste rechter een dergelijke eis toegewezen, al is deze uitspraak later door de regering wettelijk onmogelijk gemaakt.6 Het feit dat in andere Europese landen geen rechterlijke uitspraken over het zelfbeschikkingsrecht van ouders bij abortus zijn, betekent niet dat dit recht in deze landen niet bestaat. Binnen de Europese Unie (EU) is alleen in Malta abortus onder alle omstandigheden verboden. In alle andere EUlanden bestaat er een wettelijke regeling voor abortus (Visser et al. 2005, pp.50-53; Need et al. 2006), al verschillen de juridische gronden van de maximaal toegestane periode en op basis waarvan abortus wettelijk is toegestaan. Uit het rapport Abortion Policies: A Global Review (United Nations 2002) kunnen we concluderen, dat na Malta de meest restrictieve wetgeving omtrent het afbreken van zwangerschap bestaat in Polen en Ierland. Deze staat abortus alleen toe, indien hiermee het leven van de vrouw kan worden gered. In alle andere gevallen is abortus strafbaar. Ook andere Europese landen kennen beperkende maatregelen. In Zwitserland en Noord-Ierland is abortus alleen toegestaan bij gezondheidsproblemen van de vrouw. In Spanje is abortus toegestaan, mits
5
hieraan geen economische of sociale reden ten grondslag ligt. Tot slot is sinds februari de abortuswetgeving in Portugal sterk versoepeld; abortus is in de eerste tien weken toegestaan, zelfs als de zwangerschap niet het gevolg is van verkrachting of bij direct levensgevaar voor de moeder (oude regeling).
Vo. v. France Met de steeds verdergaande eenwording van de Europese Unie bestaat er zowel bij pro life- als pro choice-activisten onzekerheid omtrent abortus. De uitspraak van het EHRM in de casus „Vo. v. France‟ (8 juli 2004) geldt als een juridische en ethische nederlaag voor de pro life-beweging. Het EHRM verwierp in casu een aanklacht tegen de Franse staat door een vrouwelijke Franse staatsburger. In 1991 had de Française door een medische blunder onvrijwillig abortus ondergaan. Nadat de rechtbank de specialist in eerste termijn had vrijgesproken, bevond het gerechtshof hem alsnog schuldig aan „niet-opzettelijke doodslag, respectievelijk mishandeling van het ongeboren kind‟. In cassatie vernietigde de Franse Hoge Raad de veroordeling met de motivatie, dat een foetus geen rechtssubject is en zodoende geen volledige bescherming van het recht op leven heeft.7 Hierop stapte de Française naar het EHRM en stelde, dat de Franse wetgeving het recht op leven – zoals vastgesteld in artikel 2 EVRM – niet garandeert. In zijn vonnis stelt het EHRM de eiseres in het ongelijk met de motivatie, dat er in Europa onvoldoende consensus bestaat over de juridische aard en status van een foetus. Daarmee behoort de discussie over recht op leven versus autonomie8 volgens het Hof op nationaal niveau te worden beantwoord (Swirc 2007). Dit betekent dat alle huidige nationale abortuswetgeving in de EU onaangetast kan worden gehandhaafd, hetgeen in de meeste staten neerkomt op continuering van de aangehangen pro choice-visie. De voornaamste reden om de euforische stemming van pro choice-activisten te relativeren, is dat de EHRM-uitspraak geen rechtszekerheid biedt voor het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw. Echter, dankzij goede informatievoorziening via bijvoorbeeld internet en het vrije verkeer van personen – zoals vermeld in artikel 18, lid 1 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG) – hoeft dit in de praktijk geen beperking te zijn.9 Vrouwen uit landen met een restrictief abortusbeleid kunnen – mede dankzij genoemd artikel – niet door hun regering worden belet om in het buitenland abortus te ondergaan. Zolang die mogelijkheid bestaat, acht ik het zelfbeschikkingsrecht binnen de EU voldoende gegarandeerd.
6
1.5 Het recht om (niet) te kiezen Wanneer we het bij wet toestaan van abortus beschouwen als een „recht op abortus‟, dienen we te concluderen dat dit recht in juridische zin op één uitzondering na in alle EUlidstaten daadwerkelijk bestaat. Daarbij zorgt het recht op vrijheid van personenverkeer binnen de Europese Gemeenschap en zorgplicht van de overheid, dat het zwangere vrouwen in landen met restrictieve abortuswetgeving vrijstaat om zonodig in buurlanden hun zwangerschap af te breken.10 Verder zien we binnen alle EU-landen – ondanks blijvende weerstand vanuit bepaalde (religieuze) hoeken – tussen 1980 en 2000 een continu stijgende trend in de maatschappelijke tolerantie van (beperkte11) abortus (Need et al. 2006, tabel 2); dit ondersteunt verdere versterking van vrouwen hun rechtspositie.12 Wel leert de uitspraak van het EHRM ons, dat het internationale recht geen uitsluitsel biedt inzake het abortusvraagstuk. Ondanks het feit dat het Hof abortus an sich niet in strijd met artikel 2 EVRM acht, betekent dit niet dat er een feitelijk internationaal recht op abortus bestaat. De terughoudendheid van het EHRM biedt vooral juridische en ethische ruimte om te blijven verschillen van inzicht. Het is een goede zaak, dat het Hof – net zoals bij zoveel morele vraagstukken – opmerkt, dat er bij abortus niet een absolute waarheid bestaat wat goed is. In hun missie vertoont Women on Waves (net als destijds de Dolle Mina‟s) trekjes van radicaal pro choice-activisme (vgl. Roscam Abbing 2004). Een belangrijke nuance ten opzichte hiervan is, dat zij – net als de eenzijdige visie van verstokte pro life-activisten – op een belangrijk punt tekortschieten. In iedere gemeenschap kunnen vrouwen immers kiezen, dat zij geen behoefte hebben aan een abortusrecht. Hoewel dit in beginsel vreemd kan klinken13, is het mogelijk dat men het democratisch onwenselijk acht om abortus bij wet toe te staan. Mijn inziens ontbreekt bij veel radicale pro choice-aanhangers deze nuance; de absolute waarheid in casu bestaat simpelweg niet. Het autonomiebeginsel betekent niet alleen, dat het individu recht heeft om te kiezen; hij heeft ook het recht om nìet te kiezen. Zeker zolang de veiligheid van de vrouw als individu niet in het geding is, dient haar visie over haar eigen zwangerschap te worden gerespecteerd.14 Mogelijke inspraak van de vader en medisch deskundige is wenselijk, maar kan – vanuit het door mij aangehangen liberaal perspectief –in beginsel niet bepalend zijn. In juridische zin is het belangrijk, dat de komende tijd de rechtspositie van vrouwen op het gebied van persoonlijke keuzevrijheid internationaal verder versterkt. Het is vooral de keuze om de keuzevrijheid die centraal hoort te staan en zoveel mogelijk te worden geaccepteerd. Ook als dat betekent, dat er niet (actief) gekozen wordt. Desondanks vrees ik, dat een genuanceerde visie als deze komende jaren
7
ondergeschikt blijft aan radicale standpunten in het abortusvraagstuk. De discussie duurt voort zonder dat er ooit één absolute waarheid wordt gevonden.
Noten 1
Doordat Women on Waves onder Nederlandse vlag vaart, geldt op internationale wateren aan boord van het schip de Nederlandse wet- en regelgeving. Deze staat abortus onder voorwaarden toe (zie verder §1.3). 2 Bron: artikel „Portugese bisschop vergelijkt abortus met executie Saddam‟ (Trouw, 15 januari 2007) 3 Bron: artikel „Abortus is terreur met menselijk gezicht‟ op website www.katholieknederland.nl, publicatie 24 april 2007 (bezocht op 1 oktober 2007). 4 Alvorens de Waz in 1984 is ingevoerd, zijn er m.n. sinds de jaren ‟70 van de vorige eeuw vele maatschappelijke debatten gevoerd. De emoties liepen tijdens deze debatten soms hoog op, waardoor voor- en tegenstanders van de wet lijnrecht tegenover elkaar kwamen elkaar te staan. Zie voor een nauwkeurige beschrijving van deze debatten het proefschrift van J.V. Outshoorn, getiteld „De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland 1964-1984‟ (1986, DenHaag: VUGA). 5 Zie ook: „Schadevergoeding in verband met 'wrongful life' en handicaps‟ op website www.rechtennieuws.nl (bezocht op 8 oktober 2007). 6 Bron: artikel „Hoge Raad over onrechtmatig leven‟ op website www.dimitri.nu (bezocht op 8 oktober 2007). 7 Zie ook: artikel „Oordeel Europees Hof: ongeboren kind is nog geen persoon‟ (NRC Handelsblad, 9 juli 2004). 8 Bij deze discussie staan zowel ethisch als juridisch met name artikel 2 EVRM („recht op leven‟) en artikel 8 EVRM („recht op eerbiediging van privé-leven‟) tegenover elkaar. 9 Het moge duidelijk zijn, dat het „recht op vrij verkeer van personen‟ binnen de EG in eerste instantie is bedoeld ten gunste van samenwerking economisch gebied. In casu kan dit recht echter ook worden gebruikt om de keuzevrijheid van vrouwen in heel Europa binnen het abortusvraagstuk te waarborgen. Ik kom hier in §1.5 op terug. 10 De zorgplicht van de overheid heeft in dit verband betrekking op het feit, dat patiënten die (levensbelangrijke) zorg behoeven in beginsel deze zorg niet kan worden ontzegd. Zo kan bijvoorbeeld een Maltese niet door artsen of de politiek de mogelijkheid op abortus in ons land worden ontzegd, mits aan de algemene voorwaarden van de Waz is voldaan. 11 De term „beperkt abortusrecht‟ staat abortus alleen toe bij zwangerschappen door verkrachting of incest en bij risico‟s voor de geestelijke of fysieke gezondheid of het leven van de moeder. 12 De versterkte rechtspositie van vrouwen doet vermoeden, dat dit een verzwakking betekent van de rechtspositie van foetussen. Mijn inziens is hier geen sprake van een uitsluitende redenering, waarin versterking van de ene partij per definitie een verzwakking van de andere partij inhoudt. Dit debat acht ik een andere dan de in hier centraal gestelde discussie over de rechtspositie van de zwangere vrouw. Zodoende laat ik een verdere uiteenzetting van eerstgenoemde verder buiten beschouwing. 13 In algemene zin bieden rechten ondersteuning aan de positie van het rechtssubject. Het feit dat een rechtssubject rechten geniet, betekent daarbij echter niet dat men aanspraak hoeft te maken op rechten; zij bieden slechts een verlof tot handeling. 14 Indien een vrouw rechtens niet in staat is over het lot van haar ongeboren vrucht te beslissen, biedt het rechtssysteem naar mijn idee voldoende kader om een naaste of arts voor de vrouw haar zaak te laten waarnemen. In de gestelde visie probeer ik echter vooral een antwoord te geven op een ideale situatie „in beginsel‟.
Jurisprudentieregister Europees Hof voor de rechten van de mens EHRM 8 juli 2005, nr. 53924/00 (Vo. v. France) Hoge Raad HR 18 maart 2005, RvdW 2006, 328 (Baby Kelly)
8
Literatuurlijst Brouwer, P.W., R.J.B. Bergamin, A.M. Bos, C.L.B. Kocken, E. Poortinga, G.J.M. Veerman en J.J.C.M. Wirken (2004), Recht, een introductie, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers Burggraeve, R. & I. van Halst (2005), Al de vragen van ons leven. Een ethiek voor het dagelijkse leven, Tielt: Lannoo Have, H.A.M.J. ten, R.H.J. ter Meulen en E. van Leeuwen (2003), Medische ethiek, Houten: Bohn Stafle Van Loghum Marmor, A. (2007), „On the Nature of Law‟ in: The Stanford Encyclopedia of Philosophy, mede digitaal te raadplegen via http://plato.stanford.edu/ Need, A., W. Ultee, M. van Tienen en M. Levels (2006), „Abortus‟ in: Vakpagina Maatschappijwetenschappen, onderdeel van Kennislink.nl, Den Haag: ministerie van OCW Rademakers, J. (2002), Abortus in Nederland 1993 – 2000. Jaarverslag van de landelijke abortusregistratie, Voorburg: Polstra Roscam Abbing, H.D.C. (2004), „Women on waves: vrijheid van diensten binnen de Europese interne markt een dilemma voor (inter)nationale waarden?‟ in: Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, nr. 28, Utrecht: Bohn Stafleu Van Loghum, pp.592-597 Swirc, M. (2007), „Recht op leven begint na de geboorte‟ in: PM, jaargang 3 nr. 9, Den Haag: Heleen Hupkens, pp.20-22 United Nations (2002), Abortion Policies: A Global Review, New York: United Nations Population Division Visser, M.R.M, A.J.G.M. Janssen, M. Enschedé, A.F.M.N. Willems, Th. te Braake, K. Harmsen, et al. (2005), Evaluatie Wet afbreking zwangerschap, Enschede: PrintPartners
9