geboren (worden) groeien liggen zitten kruipen lopen heten staan doortrekken zorgen (voor) helpen aankleden uitkleden plassen wassen tanden poetsen kammen
ik
praten huilen
de baby de jongen het meisje de naam de woorden de oren de ogen de neus de mond de tand(en) de haren het hoofd de buik de rug de arm(en) de hand(en) het been de voet(en) de luier de kleren de broek de rok het shirt de sokken het hemd de onderbroek de wc
ik jij hij zij hem haar voorzichtig zelf alleen samen vies schoon klaar knap eerst nu
(in)schenken roeren (op)drinken proeven smaken lusten (op)eten snijden schillen koken tafeldekken
eten en drinken
het fruit de aardbei de appel de banaan de druif de peer het stuk(je) het bezoek het kopje de koffie de limonade de melk het water de/het koek(je) de/het schep(je) de suiker de tafel de stoel het tafelkleed het bord de beker het glas het mes de vork de lepel de pan de aardappels de boontjes de wortels het vlees het toetje de vla de yoghurt
eet smakelijk gezellig dorst honger lekker(st) niet lekker vol leeg op gezond
slapen wakker worden
de dokter de wachtkamer
eten drinken groeien
de weegschaal de/het lamp(je) de/het prik(je) de stethoscoop de thermometer de pleister de/het drankje de/het pil(letje)
hoesten snuiten huilen vallen troosten knuffelen voelen meten wegen
gezond en ziek
wachten
de ogen de oren het hart de neus de keel het fruit het bed de pyjama de koorts de pijn de tranen de/het kus(je) de knuffel de snottebel de zakdoek
ziek verkouden zeer gezond beter verdrietig blij bang groot klein
aaien kwispelen snuffelen ruiken groeien
dieren
spelen springen lopen rennen zitten staan liggen
het dier de kop de staart de neus de poten de oren de ogen de snavel de veren de kinderboerderij het hok de wei het hek
blaffen piepen hinniken loeien kakelen knorren blaten
het voer het gras het brood de brokjes de wortel de haver het water
eten drinken zorgen voor uitlaten plassen poepen
de hond de koe het konijn het schaap de kip het varken het paard het ei de riem de mand de voerbak de waterbak het kunstje
lief zacht groot klein voorzichtig honger dorst waf boe hihi knor mèèè tok
boodschappen doen gaan
de winkel het winkelmandje de tas
(op)zoeken (uit)kiezen vragen pakken
het lijstje de boodschappen
betalen kopen meenemen
de kassa de (kassa)bon de portemonnee het geld de euro de fles het pak(je) de/het zak(je)
boodschappen doen
de supermarkt het eten het drinken de slager het vlees de worst de bakker het brood het koekje de groenteboer de groente de speelgoedwinkel het speelgoed
alstublieft dank u wel hoeveel veel weinig genoeg waar wat welke zwaar licht in uit meer minder duur goedkoop
op reis mee voorzichtig pas op veilig ene kant andere kant snel langzaam hoeveel waarheen spannend naast
op stap
vast los
de vakantie de koffer het logeerbed de stoep de straat de zebra de auto de gordel de bus de bushalte de strippenkaart de chauffeur de trein het station het treinkaartje de machinist de conducteur
logeren slapen meenemen gaan lopen oversteken uitkijken vasthouden rijden sturen remmen stoppen instappen uitstappen stempelen betalen
feest vieren versieren opblazen tekenen kleuren
het feest de verjaardag
muziek maken zingen klappen
de de de de
trakteren aansteken uitblazen verstoppen inpakken uitpakken
feest
feliciteren (hand) geven krijgen komen weggaan tellen
de nacht de dag slinger vlag ballon feesthoed
de kaarsjes de taart de mooie kleren de visite de kus het geheim het cadeau de tekening het speelgoed de optocht de rij het spelletje
jarig hoeveel hiep hiep hoera vroeg laat dichtbij lang kort gezellig leuk blij vrolijk dank je wel alsjeblieft vandaag morgen bijna voorbij
brengen halen zwaaien oefenen spelen leren onthouden doen opruimen ophangen
naar school
vertellen meenemen (aan)kijken vragen willen voorlezen luisteren stil zijn zitten eten en drinken
de de de de de de
school jas kapstok klas kring stoel
de juf de vriend(in) de naam het kaartje de wc de wc-ketting de de de de
hoek huishoek bouwhoek boekenhoek
de schooltas de beker de brooddoos het liedje het boek het woord de letter
allemaal samen zelf binnen buiten eerst dan dag tot straks vandaag wat hoe waar