Directoraat-Generaal Wonen Directie Beleidsontwikkeling cluster bouwkwaliteit Rijnstraat 8 Postbus 30941 2500 GX Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Interne postcode 220 Telefoon 070-3394560 Fax 070-3391255 www.vrom.nl
Beantwoording vragen van het lid Gerkens (SP) over de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam
Datum
Kenmerk
DBO2006298310
Geachte Voorzitter, Bijgaand ontvangt u de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Gerkens (SP) over de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam.
2050616580 Vragen van het lid Gerkens (SP) aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het bericht dat het een chaos is op de bouwplaatsen. (Ingezonden 14 juli 2006) 1 Wat is uw reactie op het bericht “Chaos op de bouwplaatsen”?
1
Antwoord: De titel van het artikel is enigszins tendentieus en mijns inziens gebaseerd op een beperkt aantal in de media uitgemeten bekende cases. De titel wekt de indruk alsof er op veel bouwplaatsen in Nederland van alles mis is. Dat is gelukkig niet het geval, op heel veel bouwplaatsen in Nederland wordt kwalitatief goed werk geleverd. Niettemin kan niet ontkend worden dat in de afgelopen periode bij het bouwen van een aantal vaak complexe bouwprojecten fouten aan het licht zijn gekomen die naar mijn oordeel bij een zorgvuldige uitvoering en controle van het bouwwerk vermeden hadden kunnen worden.
2 Kent u het conceptrapport van het kenniscentrum voor civiele techniek “Leren van instortingen” of de conclusies daarvan? Zo ja, wat is uw reactie hierop? Antwoord: Ja. De VROM-Inspectie is actief betrokken bij het project “Leren van instortingen” van het Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving (CUR) Het project is opgezet naar aanleiding van het relatief grote aantal bouwkundige incidenten van de afgelopen jaren en wordt gefaseerd uitgevoerd. Het rapport van de eerste fase van het project is in juni 2005 verschenen. Binnenkort start de tweede fase van het project, waarvoor wederom een inhoudelijke en financiële bijdrage door mijn ministerie is toegezegd. Met name de brede betrokkenheid van alle partijen in het bouwproces (zoals opdrachtgevers, aannemers, constructeurs, overheden, kenniscentra) acht ik een succesfactor van dit project. De conclusies in het rapport van de eerste fase van het project “Leren van instortingen” zijn volgens de CUR-onderzoeksgroep gebaseerd op op microniveau verzamelde gegevens van een aantal cases, interviews en opinies. Analyses op meso- en macroniveau moeten nog plaatsvinden. Ik onderschrijf de conclusies van de eerste analyse en zie uit naar de vervolgfase. Deze zal zich concentreren op het analyseren van een groter aantal bouwkundige calamiteiten, het werken aan betrouwbare projectorganisaties met het oog op de constructieve veiligheid en het opzetten van een registratiesysteem van (ook kleinere) incidenten om het ‘leren van’ gestructureerd mogelijk te maken.
1
Algemeen Dagblad, 13 juli 2006
3 Wat is uw reactie op de conclusie dat het op veel bouwplaatsen in Nederland een chaos is? Antwoord: Zie mijn antwoord op vraag 1
4 Wat is uw mening over de bevinding dat er meer wordt gelet op de prijs van de nieuwbouw dan de kwaliteit? Antwoord: De vraag suggereert dat in veel gevallen de kwaliteit van een bouwproject ondergeschikt is aan de prijs van het project. Ik ben het daar niet mee eens. De opdrachtgever van een bouwproject zal met het oog op goede exploitatiemogelijkheden van het project altijd uit zijn op een goede prijs/kwaliteitsverhouding van het eindproduct. Ook uit het oogpunt van risicobeheersing en eventuele aansprakelijkheidsstelling is er de druk om tenminste aan minimale kwaliteitseisen te voldoen. Het project ‘Leren van instortingen’ signaleert wel, naar mijn mening terecht, dat het puur op prijs selecteren van de constructieve adviseur het risico met zich meebrengt dat essentiële constructieve taken wegbezuinigd worden.
5 Wat is uw mening over de bevinding dat ontwerpen tijdens de bouw worden aangepast zonder te controleren of dat verantwoord is? Antwoord: Afwijken van een bouwvergunning is niet toegestaan en kan alleen nadat het bevoegd gezag hiervoor een gewijzigde bouwvergunning heeft afgegeven.
6 Deelt u de mening van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dat uitbreiding van het aantal gemeentelijke bouwinspecteurs belangrijk is? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet? Antwoord: De uitvoering en handhaving van de bouwregelgeving is opgedragen aan gemeenten. Het is primair de taak van de betrokken gemeenten om zorg te dragen voor een goed toezicht op de naleving. Met de wijziging van de Woningwet (verbetering naleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving, Kamerstukken I 2005/2006, 29 392) is deze handhavingstaak van gemeenten aangescherpt en dienen jaarlijks voornemens bekend te worden gemaakt over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan die taak. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van de handhavingstaak. Uiteraard acht ik een goede taakuitoefening van het gemeentelijke bouw- en woningtoezicht van groot belang. In de beantwoording van de vragen van het lid Van Oudenallen heb ik aangegeven op welke wijze mijn ministerie hierbij ondersteuning
biedt. In sommige gemeenten zal een uitbreiding van de formatie van het bouw- en woningtoezicht noodzakelijk zijn om de wettelijke taken op een goede wijze uit te kunnen voeren. Ik heb geen aanwijzingen dat een algemene verhoging van het aantal gemeentelijke bouwinspecteurs noodzakelijk is. Volledigheidshalve wijs ik er op dat het primair de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever is om te organiseren dat er adequaat toezicht op de bouw plaatsvindt om uitvoering conform bestek en tekeningen te garanderen.
7 Deelt u de mening van Hoogleraar Leo Wagemans dat de hoofdconstructeur terug moet op de bouwplaats? Zo neen, waarom niet? Antwoord: Niet in de zin dat dit wettelijk zou moeten worden afgedwongen.De wet bevat voldoende mogelijkheden om de constructieve veiligheid te waarborgen vanuit het uitgangspunt dat eisen worden gesteld aan de kwaliteit van een bouwwerk en niet aan de hoedanigheid van de aanvrager of de betrokkenen met wie hij het bouwontwerp opstelt. De aanvrager van een bouwvergunning is verantwoordelijk voor de samenhang van de (constructieve) gegevens en dient als eerste te worden aangesproken op het eventueel ontbreken van gegevens en bescheiden. Wanneer de samenhang tussen de aangeleverde gegevens onvoldoende blijkt, kan een gemeente extra informatie verlangen en zonodig onvolledige aanvragen buiten behandeling laten. Dit betreft niet alleen de bij de aanvraag aan te leveren gegevens, maar ook voor later aan te leveren gegevens tijdens de uitvoering van een bouwwerk. Worden tijdens de bouw de door de aanvrager aan te leveren gegevens niet tijdig overgelegd dan kan in het uiterste geval de bouw worden stilgelegd. Ik ben het eens met prof. Wagemans dat de hoofdconstructeur een belangrijke rol kan vervullen bij het toezien op de constructieve veiligheid van gecompliceerde bouwwerken, hoewel ook hierdoor geen garantie voor het uitsluiten van fouten wordt verkregen. In de beantwoording van de vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen ben ik nader ingegaan op de ontwikkeling op dit terrein.
8 Deelt u de mening van het conceptrapport van het Kenniscentrum voor civiele techniek, dat het op de bouwplaats ontbreekt aan overzicht en iemand die in de gaten houdt of er volgens de regels wordt gewerkt? Zo ja, wat gaat u doen om dit te bewerkstelligen? Zo neen, waarom niet? Antwoord: In het antwoord op vraag 1 heb ik aangegeven dat niet ontkend kan worden dat in de afgelopen periode bij het bouwen van een aantal vaak complexe bouwprojecten fouten aan het licht zijn gekomen die naar mijn oordeel bij een zorgvuldige uitvoering en controle van het bouwwerk vermeden hadden kunnen worden. Bij complexe bouwprojecten zijn vaak veel partijen betrokken. Het gevolg kan zijn dat er bij de uitvoering van het project onvoldoende zicht is op het totale project. Door meerdere partijen is voorgesteld om een hoofdconstructeur verplicht te stellen waardoor de
verantwoordelijkheid voor de constructie en de realisatie bij één en dezelfde persoon kan worden gelegd. Naar mijn mening ligt de verantwoordelijkheid daarvoor primair bij private partijen; zij zijn immers verantwoordelijk voor een goed verloop van het bouwproces.
9 Bent u bereid om te onderzoeken op welke wijze de controle op de bouwplaats zo spoedig mogelijk terug kan komen? Antwoord: Het Ministerie van VROM heeft in de afgelopen jaren diverse activiteiten ontplooid om het gemeentelijke toezicht op naleving van de bouwregelgeving te verbeteren. De VROM-Inspectie constateert in haar recente jaarverslag over de gehele linie een verbetering van de gemeentelijke toezicht- en handhavingspraktijk. Controle op de bouwplaats, niet alleen door de gemeente maar met name door of namens de opdrachtgever, is inderdaad een belangrijke factor om de (constructieve) kwaliteit te verzekeren. De constructieve veiligheid is echter van veel meer factoren afhankelijk. In het rapport “Bouwkundige schades t.g.v. sneeuwval” dat ik op 26 juni 2006 naar uw Kamer gezonden heb, is hier ook aandacht aan besteed. Aanbeveling 1 uit genoemd onderzoek luidt: “Het verbeteren van de kwaliteitsborging in de keten van ontwerp tot en met bouw. De rol van VROM hierin zal bestaan uit enerzijds krachtige ondersteuning van al in uitvoering genomen activiteiten op dit terrein door marktpartijen en anderzijds door een diepgaande analyse van (de tekortkomingen in) de keten van de huidige ontwerp- en bouwpraktijk. Op basis daarvan kunnen, zo mogelijk met behulp van een risicoanalyse, verdere maatregelen ter verbetering van de kwaliteitsborging worden getroffen”. Lopende activiteiten ter bevordering van de constructieve veiligheid zijn het werk van de CUR-commissie “Leren van instortingen” en het Constructeursplatform. Het aangekondigde onderzoek naar de kwaliteitsborging van de gehele bouwketen zal op korte termijn beginnen. Op basis daarvan zal ik bezien in hoeverre fundamentele wijzigingen in het bouwproces en de regelgeving daarover noodzakelijk zijn. Ik zal de Kamer hierover uiteraard informeren. Maartegelen ter verbetering van de constructieve veiligheid op de korte termijn zijn vermeld in het Plan van Aanpak Constructieve Veiligheid dat binnenkort gepubliceerd wordt. Hierin wordt ook aandacht besteed aan de controle op de bouwplaats. Ik verwijs u voor verdere details naar mijn antwoord op de vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen.
10 Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat bij het bouwen in Nederland de kwaliteit weer centraal komt te staan in plaats van de prijs? Antwoord: Ik ben niet voornemens te sturen op de kwaliteit van een bouwwerk anders dan nu het geval is met het Bouwbesluit 2003 waarmee de vereiste minimum kwaliteit
van een bouwwerk ten aanzien van de aspecten veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid is gewaarborgd. De opdrachtgever zelf bepaalt het door hem gewenste kwaliteitsniveau en de daarbij behorende prijs. Maatregelen ter verbetering van de constructieve veiligheid zijn vermeld in het antwoord op de vorige vraag.
Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen (allen PvdA), ingezonden 14 juli 2006 (vraagnummer 2050616560).
Hoogachtend, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Sybilla M. Dekker
Directoraat-Generaal Wonen Directie Beleidsontwikkeling cluster bouwkwaliteit Rijnstraat 8 Postbus 30941 2500 GX Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Interne postcode 220 Telefoon 070-3394560 Fax 070-3391255 www.vrom.nl
Beantwoording vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen (allen PvdA) over de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam
Datum
Kenmerk
DBO2006296537
Geachte Voorzitter, Bijgaand ontvangt u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen (allen PvdA) over de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam.
2050616560 Vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen (allen PvdA) aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam. (Ingezonden 14 juli 2006) 1 Hebt u kennis genomen van de uitlatingen van ingenieur Leo Wagemans van de TU Delft naar aanleiding van de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam?1 Antwoord: ja.
2 Deelt u zijn visie dat de kwaliteit van de bouw in Nederland de laatste jaren drastisch is gedaald met nadelige consequenties voor de veiligheid en dat dit deels wordt veroorzaakt door te grote versnippering van verantwoordelijkheden op bouwplaatsen? Antwoord: Nee, ik ben van mening dat de bouw in Nederland in zijn algemeenheid van goede kwaliteit is. Wel deel ik zijn zorg dat de toenemende mate waarin bij de bouw gebruik wordt gemaakt van onderaannemers en toeleveranciers van bouwdelen een risico inhoudt voor de constructieve samenhang van het bouwwerk. In principe zijn de verantwoordelijkheden op de bouwplaats duidelijk. Wettelijk is vastgelegd waar aanvragen om een bouwvergunning aan worden getoetst, onder meer aan de eisen van het Bouwbesluit 2003. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om ervoor te zorgen dat dit ook daadwerkelijk het geval is. De verantwoordelijkheid voor de constructieve veiligheid en een juiste realisatie daarvan ligt primair bij de private partijen. Zij zijn immers verantwoordelijk voor het bouwproces van opdrachtverlening tot en met realisatie.
3 Wat zijn destijds de redenen geweest voor u om eerder advies van professor Wagemans, om bij bouwprojecten een hoofdconstructeur aan te stellen die ook alle veiligheid controleert, naast u neer te leggen? Antwoord: Bij een bouwproces zijn vaak veel partijen betrokken en vaak voor slechts een klein onderdeel van het proces. Het gevolg kan zijn dat er bij de uitvoering onvoldoende zicht is op het totale project. Door verschillende partijen is voorgesteld om een hoofdconstructeur verplicht te stellen opdat de verantwoordelijkheid voor constructie en realisatie bij één en dezelfde persoon kan worden gelegd. Vanuit publiekrechtelijk oogpunt worden echter slechts normen gesteld aan de kwaliteit van bouwwerken. Ik denk dat het ook uit oogpunt van deregulering een goede zaak is om dit uitgangspunt te blijven 1
Het Parool, 12 juli 2006, “Hoogleraar TU waarschuwde al voor risico’s”
volgen en geen kwalitatieve eisen te stellen aan de aanvrager van een vergunning of de betrokkenen met wie hij een bouwontwerp tot stand brengt. De verantwoordelijkheid voor het bouwproces is naar mijn mening geen publiekrechtelijke taak, maar ligt primair bij private partijen. In het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab) zijn echter wel eisen gesteld aan het zodanig aanleveren van gegevens aan de gemeente, dat de constructieve samenhang aangetoond is. In een briefwisseling met de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (VBWTN) van vorig jaar heb ik bevestigd dat gemeenten op grond van het Biab aanvragen om een bouwvergunning niet ontvankelijk kunnen verklaren (of bij in uitvoering zijnde projecten de bouw kunnen stilleggen), indien de samenhang van de constructieve gegevens niet duidelijk is. Dit geldt voor de gegevens die ingediend moeten worden bij de aanvraag om bouwvergunning, maar ook voor de later in te dienen gegevens, zoals constructieve berekeningen en werktekeningen. Het is aan de aanvrager om te bepalen op welke wijze hij aan deze eis voldoet. Het aanstellen van een hoofdconstructeur is hiervoor een goede oplossing. In de hierboven aangehaalde correspondentie heeft de VBWTN ook aangegeven, een Plan van Aanpak Constructieve Veiligheid op te zullen stellen in overleg met de betrokken (koepel)organisaties. Dit Plan van Aanpak zal binnenkort gepubliceerd worden en richt zich tot de belangrijkste bij het bouwproces betrokken partijen met oplossingen voor de gesignaleerde risicofactoren in het huidige bouwproces. Ook de functie van de hoofdconstructeur wordt hierbij betrokken. Mijn ministerie heeft de totstandkoming van dit Plan van Aanpak actief ondersteund.
4 Zijn de ontwikkelingen rond het Bos en Lommerplein in Amsterdam aanleiding om de mening over het aanstellen van een hoofdconstructeur per bouwproject, die met name ook de veiligheid en brandveiligheid controleert, in heroverweging te nemen? Nee. Ik wijs hierbij ook op het antwoord op de vorige vraag.
Directoraat-Generaal Wonen Directie Beleidsontwikkeling cluster bouwkwaliteit Rijnstraat 8 Postbus 30941 2500 GX Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag
Interne postcode 220 Telefoon 070-3394560 Fax 070-3391255 www.vrom.nl
Beantwoording vragen van het lid Van Oudenallen (Groep van Oudenallen) over de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam
Datum
Kenmerk
DBO2006298311
Geachte Voorzitter, Bijgaand ontvangt u mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en de Minister van Justitie de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van Oudenallen (Groep van Oudenallen) over de ontruiming van het Bos en Lommerplein in Amsterdam.
2050616760 Vragen van het lid Van Oudenallen (Groep van Oudenallen) aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie over de ontruiming van het Bos en Lommerplein. (Ingezonden 19 juli 2006)
1 Kent u de berichten over andere bouwconstructies in relatie tot de problemen bij het Bos en Lommerplein?1 Antwoord: Ja.
2 Op welke wijze is er naar aanleiding van de calamiteiten bij de bouw van het Bos en Lommerplein gekeken en extra gecontroleerd door u en/of door de lokale overheid naar de constructie van andere bouwprojecten, die tussen 2003 en heden gemaakt zijn of in de maak zijn in Amsterdam in het stadsdeel Bos en Lommer? Antwoord: De VROM-Inspectie controleert of gemeenten de aan hen opgedragen wettelijke taken adequaat uitvoeren. In de periode 2003-2006 vindt dit plaats in de vorm van een VROM-breed systeemonderzoek bij alle gemeenten. Aan de hand hiervan beziet de inspectie in hoeverre de uitvoering van wettelijke taken is geborgd. Het namens de gemeente gevoerde toezicht wordt daarbij echter niet overgedaan. Steekproefsgewijs controleert de VROM-Inspectie of de kwaliteit van het toezicht in orde is. In 2003 werd door de VROM-Inspectie al geconstateerd dat de vergunningverlening binnen het stadsdeel niet op orde was. Het stadsdeel is met de toen gegeven aanbevelingen aan het werk gegaan. Bij de nacontrole in 2005 bleek dat het stadsdeel in de periode na 2003 veel heeft verbeterd. De VROM-Inspectie heeft naar aanleiding van de scheurvorming van 2 februari 2006 niet extra gecontroleerd bij het stadsdeel Bos en Lommer. Het stadsdeel heeft zelf verzocht om een onafhankelijk oordeel van de VROMInspectie over de vergunningverlening en het toezicht ten aanzien van dit specifieke bouwplan.
3 Wat zijn uw bevindingen of kunt u toelichten waarom er geen extra controle is uitgevoerd? Antwoord: Zie mijn antwoord op vraag 2
1
NRC, 14 juli 2006, “Primitief bouwtoezicht” en Telegraaf, 14 juli 2006, “Bouwen”
4 Wie is er voor verantwoordelijk en wie draait op voor de kosten als een van de overkappingsgebouwen op de A10 problemen vertoont en de weg afgesloten moet worden? Antwoord: De beide bruggebouwen over de snelweg A10 zijn gebouwd onder verantwoordelijkheid van de centrale stad Amsterdam. Ook het toezicht op deze gebouwen werd uitgevoerd door de centrale Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam. Weliswaar was daarbij dezelfde aannemer betrokken als bij de bouw op het Bos en Lommerplein, maar dit betekent nog niet dat alle gebouwen waarbij deze aannemer betrokken is "verdacht" zijn.
5 Op welke wijze controleert het rijk dit soort enorme bouwprojecten en hoe heeft dit alles, ondanks meerdere controles door een lagere overheid en een genegeerd advies van professor Wagemans om bij bouwprojecten een hoofdconstructeur aan te stellen, kunnen gebeuren? Antwoord: Het bouwtoezicht is ingevolge de Woningwet opgedragen aan gemeenten. De VROM-Inspectie is niet direct betrokken bij het toezicht op individuele bouwprojecten. Wel ondersteunt de Inspectie verbeteringen bij afzonderlijke gemeenten, indien uit het eerder genoemde systeemonderzoek blijkt dat de taakuitoefening van het bouw- en woningtoezicht niet adequaat is. Daarnaast is mijn ministerie actief betrokken bij de professionalisering van deze sector, waar de nieuwe Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland (VBWTN) hard aan werkt. Recent zijn hulpmiddelen ontwikkeld waarmee gemeenten de toetsing van bouwaanvragen en het toezicht op de uitvoering op een systematische en effectieve wijze kunnen uitvoeren. Dit zogenaamde toetsingsprotocol en toezichtsprotocol worden op grote schaal onder de gemeenten verspreid. In mijn antwoord op de vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen ben ik ingegaan op de kwestie van de hoofdconstructeur en de opvattingen van prof. Wagemans. Kortheidshalve verwijs ik daarnaar. Hoe de fouten in de constructie van de bouwwerken aan het Bos en Lommerplein hebben kunnen ontstaan is onderwerp van het onderzoek dat door de commissie De Boer wordt uitgevoerd in opdracht van de gemeente Amsterdam en het stadsdeel Bos en Lommer.
6 Is naar aanleiding van deze calamiteit een onderzoek in heel Nederland gaande of gepland naar gebouwen waar de betrokken constructeur bij betrokken is sinds 2003. Zo neen, waarom niet? Antwoord: In uw vraag ligt de aanname besloten dat de problemen rond het Bos en Lommerplein te wijten zijn aan de constructeurs die betrokken zijn bij de bouw van het
plein. Dit is niet het geval. De primaire oorzaak voor de verzakking is gelegen in het feit dat de betonconstructies niet overeenkomstig de bouwtekeningen zijn gebouwd.
7 Meent u dat er tussen de 1e en de 2e ontruiming, naast raadsvragen en antwoorden, adequaat is gereageerd door de burgemeester, de toenmalige stadsdeelvoorzitter van Bos en Lommer en de toenmalige brandweercommandant van Amsterdam op het in acht nemen van veiligheid van de betrokken burgers, ondernemers en bezoekers? Kunt u uw mening toelichten? Antwoord: Zoals in het rapport van de VROM-Inspectie over toezicht en vergunningverlening Bos en Lommerplein staat vermeld ben ik van mening dat de gemeente adequaat heeft gereageerd op het incident van 2 februari 2006. Naar aanleiding van de tweede ontruiming is de commissie De Boer ingesteld die de gang van zaken met betrekking tot dit complex nader zal onderzoeken. Ik vind het verstandig om de uitkomsten van dit onderzoek af te wachten alvorens een uitspraak te doen over de tweede ontruiming.
8 Als een stadsdeel zoveel schade lijdt, terwijl dat toch een vreemde zaak lijkt met alle bouwervaring die wij in Nederland hebben (zeker door de betrokken constructeurs), dient er dan niet een justitieel onderzoek ingesteld te worden naar mogelijke bouwfraude door bouwmaterialen van inferieure kwaliteit te gebruiken? Antwoord: Er vindt thans een oriënterend feitenonderzoek plaats onder leiding van de hoofdofficier van justitie te Amsterdam. Na afronding van dit onderzoek zal worden beoordeeld of er sprake is van strafbare feiten en of in dat verband een strafrechtelijk onderzoek aangewezen is.
9 Zijn er bedrijven bij het Bos en Lommerplein betrokken, die te maken hebben gehad met de grote bouwfraude? Antwoord: Zowel de hoofdaannemer als de onderaannemer die verantwoordelijk is voor het betonijzer komen niet voor op de lijst met de door de NMA beboete bedrijven in het kader van de “bouwfraude” (kamerstuk 28244, nr. 97). De overige betrokken partijen bij de bouw van het Bos en Lommerplein zijn mij onbekend.
10 Kan het zijn dat door de huidige bureaucratie in de bouw wellicht door slechts controle van de papieren de fysieke controle te wensen overlaat? Zou hier een andere oplossing voor te bedenken zijn? Antwoord: Naar mijn mening hebben de geconstateerde bouwfouten niets te maken met eventuele bureaucratie in de bouw. Het is primair de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever en de door hem ingehuurde partijen om te bouwen volgens bestek, tekeningen en bouwvergunning. Daartoe behoort de opdrachtgever te regelen dat er adequaat toezicht op de bouw plaatsvindt. Het is de vraag waarom bij het publiekrechtelijke toezicht door de gemeente de gebreken in het private toezicht niet zijn opgemerkt. Het rapport van de VROM-Inspectie “Vergunningverlening en Toezicht Bos en Lommerplein” gaat hier nader op in. Door de ontwikkeling van het in het antwoord op vraag 5 genoemde toezichtsprotocol wordt bevorderd dat de gemeente op een effectieve en professionele wijze fysiek toezicht houdt op de bouw.
11 Met welk voorstel komt u om in de toekomst dit soort blunders te voorkomen? Wordt strafrechtelijke vervolging overwogen van constructeurs, die zulke fouten hebben gemaakt? Antwoord: Het is duidelijk dat de geconstateerde bouwfouten in het onderhavige project zich niet hadden mogen voordoen. Ik maak mij zorgen over de bouwkundige incidenten van de afgelopen jaren. De VROM-Inspectie heeft de belangrijkste daarvan onderzocht en de resultaten en aanbevelingen heb ik aan de Kamer aangeboden. Er lopen al veel projecten ter verbetering. Ik ondersteun de initiatieven die vanuit de bouwsector worden genomen om de constructieve veiligheid te vergroten. Ik denk hierbij aan het Plan van Aanpak Constructieve Veiligheid van het Constructeursplatform en andere partijen, dat binnenkort gepubliceerd wordt en het project “Leren van Instortingen” van de CUR. VROM ondersteunt de professionalisering van het gemeentelijke Bouw- en Woningtoezicht. Er hebben praktijkexperimenten met gecertificeerde bouwplantoetsing plaatsgevonden, waarover ik binnenkort de Kamer zal informeren. Om een beter inzicht te verkrijgen in de gebreken in het huidige systeem van kwaliteitsborging zal de VROM-Inspectie binnenkort een onderzoek opdragen naar de wijze waarop bij recent gerealiseerde grote bouwprojecten de kwaliteitsborging vorm is gegeven. Hierbij wordt de gehele keten, van opdrachtverlening tot en met bouw, betrokken. Op basis daarvan zal ik bezien in hoeverre fundamentele wijzigingen in het bouwproces en de regelgeving daarover noodzakelijk zijn. Voor eventuele strafrechtelijke vervolging van betrokkenen bij het project Bos en Lommer verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 8.
Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen van de leden Van Heteren, Depla en Kruijsen (allen PvdA), ingezonden 14 juli 2006 (vraagnummer 2050616560) en eerdere vragen van het lid Gerkens (SP), ingezonden 14 juli 2006 (vraagnummer 2050616580).
Hoogachtend, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Minister van Justitie, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
Sybilla M. Dekker