juli 1995 adviesnr. 182 serie '95 nr. 17
OVER HET BOS EN LOMMERPLEIN e.o.
Aan: het Stadsdeelbestuur van Bos en Lommer en het Gemeentebestuur van Amsterdam
ADVIES over het BOS EN LOMMERPLEIN en omgeving INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN
3
I.
INLEIDING 1. Stand van zaken 2. Het Algemeen Uitbreidingsplan 3. Structuurverandering in woontypologie en Tuinstadkarakter
5
II.
HOOFDFUNCTIE en WERVINGSKRACHT 1. Aanzetten tot een stadsdeelcentrum 2. Wervingskracht
6
III.
OVERKLUIZING en STEDEBOUWKUNDIGE INPASSING 1. Overbrugging tussen oost en west 2. Het verkavelingsprincipe
8
IV.
OPENBARE RUIMTEN en het CENTRALE PLEIN 1. Openbare ruimten in het plangebied 2. Het centrale plein
10
V.
BESTAANDE KANTOORGEBOUWEN
11
VI.
AANSLUITING van het STADSDEEL op het OPENBAAR VERVOER
12
VII.
REALISERING VAN DE PLANNEN
12
BIJLAGEN:
I: II: III:
Voorbeelden van vormen van overbouwing Afbeelding 22 en 23 van de verkavelingsstudies Verkavelingsmodel 8 (meest recente stedebouwkundige model)
Verder gebruik van dit advies staat ieder vrij, mits dit gebeurt met bronvermelding.
2
13 14 15
SAMENVATTING van het advies over het Bos en Lommerplein De ARS wijst er in dit advies op hoe de uitleg van het AUP (Alg. Uitbreidingsplan) voor Bos en Lommer is gebaseerd op het strokenbouwprincipe en hoe deze opzet op brute wijze werd doorsneden door de Ringweg. Zo werd het AUP ter plaatse van het Bos en Lommerplein tot een onduidelijke en tochtige ruimte. Vooral de open (verkeers)ruimte ziet hij als oorzaak van de opsplitsing van Bos en Lommer in een oostelijke en westelijke helft. Dit kan worden tegengegaan door het tot stand brengen van een boulevardwerking voor de Bos en Lommerweg alsmede door te komen tot een aansluitend (stadsdeel)centrumplein. Hij ziet dit als een strategisch punt voor de hele stadslob Slotermeer/Geuzenveld. Daarmee onderschrijft hij de voornemens van het stadsdeel. Vervolgens geeft de ARS een planningsvolgorde aan en ziet de opdracht vooral binnen het gegeven dat het geheel van de Westelijke Tuinsteden aan herpositionering toe is, deels omdat het geen stadsrand meer is, deels omdat de woningvoorraad er aan herziening toe is. In zo'n breder kader hoort ook een herziene relatie met het openbaar vervoerstelsel thuis. De ARS mist deze specifieke typering van de stadsvernieuwingsopgave als start voor de aanpak in het plangebied. Er wordt met het huidige plan te snel toegewerkt naar een verkavelingsoplossing rond het kruispunt. Eerst moet helderheid komen over de stedebouwkundige verbeteringen voor het geheel, waarna de invulling voor het plein een uitvloeisel daarvan vormt. Hij vindt overigens dat de kracht van het Bos en Lommerplein zelf primair binnen het stadsdeel en de stadslob moet worden gevonden, dwz. het hoofdaccent zal op wonen en lokale voorzieningen komen te liggen, evenwel gaat het om een volwaardig hart voor Bos en Lommer met mogelijk een enkele vestiging van groter belang, uitgelokt door een speciale vormgeving van de overkluizing. Het Bos en Lommerplein heeft het relatieve voordeel dat het de eerste overkluizing van de Ringweg is. Belangrijk is fricties, die ontstaan bij deze verdichtingsbouw, op een geïntegreerde wijze op te lossen en wel zó dat zowel de enorme open ruimte wordt opgevuld, de verbinding tussen de 2 delen van het stadsdeel wordt hersteld, een goede vormgeving tot stand komt die aantrekkelijk is voor de meer dan lokaal geïnteresseerde vestiging en de lokale woningvoorraad een stimulans krijgt. Het terugbrengen van de breedtemaat van de weg op het viaduct vindt de ARS een goede aanzet, met het doorzetten van de woningtypologie van 4 hoog portiek/etagestroken is de ARS minder gelukkig, omdat dit te weinig kwaliteit toevoegt. Een volgende voorwaarde ziet de ARS in het terugwinnen van de overmaat aan ruimte op het Bos en Lommerplantsoen, ondanks de aanwezigheid van de tramlus. Verder dient ook het GAK-gebouw in de verbeteringsplannen te worden opgenomen. AANBEVELINGEN 1. Het weer bijeenbrengen van oostelijk en westelijk Bos en Lommer moet worden geïntegreerd met het sociaal en stedebouwkundig aantrekkelijker maken van de gehele woonwijk. Dit is een stadsvernieuwingsopgave, afgeleid van de herbezinning over de wijken '50-'60. De ARS beveelt aan zo-wel de veranderde positie van het stadsdeel, de woningvoorraad als het O.V-stelsel hierin te betrekken. 2. Het te bereiken voorzieningenniveau moet primair zijn afgestemd op het stadsdeel, met een incidentele overstijging. Openstaande vragen in die afstemming betreffen de aansluiting op het winkellint van de B. de Vlugtlaan en de balans met het winkelcentrum Plein '40-45. 3. De ARS beveelt aan de vormgeving van de overkluizing speciale aandacht te geven om zo investeerders te trekken. Een belangrijke factor voor de belevingswaarde is de transparantie. Voor de publieksbeleving is een baliefunctie daar aan te bevelen. 4. Er moet gezocht worden naar bouwvormen die doorbreking van het eenzijdige woningbestand
3
en daarmee van de bevolkingsopbouw in Bos en Lommer kunnen teweeg brengen. Voortzetting van de strokenverkaveling biedt z.i. onvoldoende kans hiertoe. Hij beveelt aan andere woningtypologieën te introduceren, ook die welke hoger gaan dan 4/5 lagen, daar kan bovendien een nieuwe stedelijkheid mee worden uitgedrukt. In deze context verdient het aanbeveling te zien of de woningmarktsector een groter financieel deel van de planopbrengsten kan genereren dan de genoemde 20%. 5. Het is raadzaam bij de ideevorming voor de pleinbebouwing ook de maat en schaal van het GAK-gebouw en het 'blauwe' kantoorgebouw te betrekken. Dit kan gevolgen hebben voor de beleving van het aanzicht en het maaiveld. 6. Een van de grote hindernissen voor een goed plein is de tramlus. Binnen een heroriëntatie van Bos en Lommer zou ook de aantakking op het O.V.-net aan de orde moeten komen met de Ringlijn en de uitgroei van station Sloterdijk als nieuwe aanknopingspunten.
Advies over het Bos en Lommerplein e.o.. nr.182, serie'95, nr.17.
4
Juli 1995 Adviesnr. 182 Serie'95, nr.17
ADVIES over het BOS en LOMMERPLEIN
I. INLEIDING 1. Stand van zaken De al jaren spelende voornemens voor een reconstructie van het knooppunt Bos en Lommerplein zijn langzaam maar zeker in een concrete planfase gekomen. Het stadsdeel, de ontwerpers en investeerders zijn plannen overeengekomen waarmee gestaag naar realisering wordt toegewerkt. Het gaat om overkluizing van de Ringweg, verkleining van de verkeersruimte en om pleinbebouwing. Het plan behelst 300 à 400 woningen, een toevoeging van 5.000 m2 winkels en 15.000 m2 kantoorvloer. Dit vormt voldoende aanleiding voor de ARS om hierover met een beoordeling te komen. 2. Het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) De oorspronkelijk opzet van Bos en Lommer werd op basis van de uitwerkingen van het AUP uit 1935 tot in detail vastgelegd. Het ging om strokenbouw, soms met een tussenruimte van maar 19 m. ipv. de nagestreefde 28 m. Op het Bos en Lommerplein was een sterk stedelijk knooppunt geprojecteerd dat moest worden omgeven door markante bebouwing. Als eerste werden een aantal woningbouwstroken gerealiseerd. Echter, nog vóór de pleinbebouwing aan de beurt was, werd het plan letterlijk doorsneden door een nieuwe verkeersstructuur. Dit hield o.a. in dat de oorspronkelijke Multatuliweg rechtstreeks werd aangesloten op de Einsteinweg. Tezamen werden ze onderdeel van de rijksweg rond Amsterdam. Zodoende ontstond er een stedebouwkundige aanvaring tussen de uitleg van Bos en Lommer enerzijds en de ingevoegde Ringweg anderzijds. Deze laatste heeft de oorspronkelijke opzet van het AUP op deze plek tot een veel grootschaliger en nogal tochtige ruimte gemaakt. Deze onduidelijke open (verkeers)ruimte is de oorzaak van de al jarenlange opsplitsing van de woonwijk Bos en Lommer in een oostelijk en westelijk deel. Om dit te doorbreken heeft het stadsdeel een bebouwingsplan voor deze plek ontwikkeld. In dit plan zijn woningen, kantoren en winkels opgenomen plus een verscheidenheid aan voorzieningen. Mede door het bijeenbrengen van allerlei voorzieningen op deze plek wordt toegewerkt naar een 'stadsdeelcentrum' dat als kernplaats voor Bos en Lommer moet fungeren. In de toekomst verwacht het stadsdeel dat dit centrum ook binnen een nieuwe stadsdeelopzet (Bos en Lommer, Slotermeer + Geuzenveld) als kern kan fungeren. Om dit te bereiken is het van belang de relatieve positie tegenover andere deelcentra te bezien, zoals Plein '40-45, Osdorpplein, J. Evertsenstraat en Kinkerstraat.
3. Structuurverandering in de opzet van de woontypologieën en het Tuinstadkarakter De opzet in strokenbouw, veelal uitgevoerd als portiek-etagewoningen, heeft in Bos en Lommer voor een betrekkelijk eenzijdig woonklimaat gezorgd. Mede daardoor is er, gemeten naar de huidige maatstaven, ook te weinig variatie in bewonerscategorieën ontstaan. Het ligt voor de hand
5
dat dit gegeven een rol speelt in de plannen tot verandering van de opzet van Bos en Lommer. Een andere ingang tot verandering ligt in het gegeven dat Bos en Lommer geen stadsrandlokatie meer is. De recente uitbreidingen aan de westelijke stadslobben tezamen met de uitbreiding van de infrastructuur maken dat de woonwijk Bos en Lommer een wezenlijk deel van het Amsterdamse stadslichaam uitmaakt. Deze wijziging in de structurele positie van de Tuinsteden moet gevolgen hebben voor het programma van dit stadsdeel zelf. Beoordeling van het nu ontwikkelde plan zal door de ARS worden bezien vanuit de wens tot bijeenbrenging van oostelijk en westelijk deel van Bos en Lommer alsmede het sociaal en stedebouwkundig aantrekkelijker maken van de gehele woonwijk Bos en Lommer.
II. HOOFDFUNCTIE EN WERVINGSKRACHT 1. Aanzetten tot een stadsdeelcentrum Om het belang van het Bos en Lommerplein goed te kunnen plaatsen is een juiste inschatting van de plek van belang. Het plangebied ligt op het kruispunt van de belangrijkste assen van Bos en Lommer en vormt een strategisch punt voor de stadslob Slotermeer/Geuzenveld. Het is goed voorzien van openbaar vervoer en heeft een directe auto-aansluiting op de Ringweg. Behalve een belangrijke dagmarkt op het Gulden Winckelplantsoen is er de Burgemeester de Vlugtlaan als een (bovenwijks) winkelgebied. Er zijn verder een aanzienlijk aantal kantoren in de omgeving. Het kerkgebouw ('De Kolenkit') dat tamelijk centraal staat kan een belangrijke schakel zijn en een culturele ontmoetingsfunctie hebben. Allemaal factoren die kunnen bijdragen aan het gewicht van het (stadsdeel-)centrum. Ondanks de bijzondere bouwvorm van een overkluizing in de huidige plannen van het stadsdeel worden bovenwijkse factoren niet aangehaald en is er in die zin geen sprake van hoge ambities. Bos en Lommer ziet het plangebied in hoofdzaak als voortzetting van de woonwijk en wil met dit plan de woonfunctie blijven behouden. Ook de centrale stad heeft geen hoogdravende visie op dit gebied. Volgens de structuurplankaart van 1994 wordt voor deze plek geen plaats ingeruimd voor 'dienstverlening' en/of 'perifeer centrummilieu'. Hij wordt beschouwd als een belangrijke locatie voor woningbouw. Anderzijds wordt in het structuurplan voor dit gebied toch voorgesteld om kantoren, hotels en voorzieningen toe te voegen. Modernisering en herstructurering van het plein e.o. zullen volgens het structuurplan leiden tot concentratie en versterking van de winkelstructuur. Het distributie planologisch onderzoek (dpo IMK, 1992) spreekt zich uit voor versterking van de winkelfunctie op de Bos en Lommerweg en het Gulden Winckelplantsoen. Het dpo stelt uitdrukkelijk dat de helft van de toegevoegde 5.000 m2 opgebouwd wordt uit verplaatsing van winkels uit overige delen van het stadsdeel Bos en Lommer. Er wordt dus een zekere concentratie aangehangen. Dit standpunt is door het stadsdeel overgenomen. Commentaar van de ARS: De ARS is zich ervan bewust dat de (toekomst)functie van het Bos en Lommerplein waarschijnlijk gezocht moet worden op het lokale vlak, dwz. een centrum op het niveau van de wijk of stadslob. De ARS is van mening dat het Bos en Lommerplein geen strategische plek of zwaartepunt vormt, zoals we die kennen op andere snijpunten van de Ring- en radiale infrastructuur. Je kunt er dus niet allerlei functies met bovenwijkse betekenis op projecteren. Ook als stadsdeelcentrum ziet de ARS hier geen winkelcentrumfunctie in de orde van grootte van het Osdorpplein weggelegd. De kracht van het Bos en Lommerplein zal vooral in het stadsdeel en de stadslob moeten worden gevonden. De ARS ondersteunt het streven op die plek naar een volwaardig hart voor Bos en Lommer, een stadsdeel met 33.000 inwoners. Dit zal de eigen identiteit ten goede komen. Voor de planvorming
6
dient echter rekening te worden gehouden met het grotere gebied van de gehele stadslob. De ARS mist een specifieke typering van het plangebied, waarin de plaatselijk sterke factoren worden uitgebuit. Er zijn bestaande verbanden die hierbij moeten worden betrokken. Dat betreft: a. het voorzieningenniveau b. het netwerk van het openbaar vervoer c. de kansen voor verandering in het woningbestand. De vragen over het voorzieningenniveau zijn dan: Hoe staat het met de aansluiting van het winkellint: Burgemeester de Vlugtlaan? Welke balans kan worden bereikt tussen het winkelcentrum Plein '40-45 en het Bos en Lommerplein met daartussen de Burg.de Vlugtlaan als winkellint dat halverwege aansluiting krijgt op de ringsneltram? In het kader van de ringlijn moet ook de relatie met het tramnet nadrukkelijk worden opgenomen. Volgens de ARS zijn er mogelijkheden de eenzijdigheid in bewoning van de wijk te doorbreken. Dat kan door toevoeging van een ander woningbestand, uitgaande van de gedachte dat de positie van het stadsdeel geen stadsrand meer is, een sterkere mate van stedelijkheid gewenst is en verdichting op die basis mogelijk is. Daarmee wordt ook een probleem van langere termijn aangepakt. De conclusie van de ARS is dat met het huidige plan te snel wordt gefocust op het kruispunt zelf. Eerst moet duidelijkheid komen over de stedebouwkundige verbeteringen voor het geheel, waarna de invulling voor het plein een uitvloeisel daarvan vormt. 2. Wervingskracht Om de plannen te laten slagen verwacht de ARS dat er een sterkere wervingskracht aan het plan ten grondslag moet liggen. Een zekere voorbeeldwerking van dit project van overkluizing van de Ringweg voor andere plekken daarlangs kan ertoe bijdragen dat investeerders willen meedoen. Er bestaan immers nauwelijks voorbeelden van overkluizingsbouw gecombineerd met openbare pleinruimte in stedelijk woongebied. Om tot beeldvorming te komen haalt de ARS een aantal voorbeelden aan, die beslist niet gezien moeten worden als goede voorbeelden voor Bos en Lommer. Het gaat om voorbeelden die helderheid in de opgave kunnen brengen. Hij denkt aan: - Kantoorgebouw Parnassus als overbouwing over de Parnassusweg in Amsterdam-zuid; - Nationale Nederlanden in Den Haag; Deze 'poortgebouwen' geven uitsluitend voor de automobilist een overgangsplek aan en ze voegen niets toe aan de begeleiding van de openbare voetgangersruimte. Voor voetgangers/gebruikers is het slechts de verbinding tussen 2 private gebouwen. Op deze punten verschilt de situatie van Bos en Lommer. Voor de snelweggebruiker is een signaalfunctie nagestreefd. Zo'n signaal imponeert vooral de automobilist. Dat is een factor van betekenis, die wellicht bij de investeerder zal meetellen. Op dit punt kan ook het plan voor de bouw op/langs het viaduct van Bos en Lommer extra betekenis krijgen. Zie enkele illustraties van deze voorbeelden, die zijn opgenomen in Bijlage I Een voorbeeld waarbij de beleving van de voetganger wèl centraal staat, betreft de stationshal in Hilversum, waar het overkoepelende effect van de centrale transparante hal alles bijeen houdt. Dit vormt een voorbeeld van hoe door het zicht op de omgeving (vanaf het plein op de perrons en het treinverkeer en v.v.) vanuit een beschut voetgangersmilieu de samenhang tussen verkeer en herbergzaamheid tot uitdrukking kan komen. Commentaar van de ARS: Bos en Lommer heeft de voorsprong van de eerste plek te hebben waar de Ringweg wordt overkluist. Zo'n voortrekkersrol kan wat extra's opleveren. De bouwvorm van de huidige plannen gaat uit van de rechthoekige blokvorm voor de overkluizing en het strokenprincipe voor de omgeving. Het gevaar bestaat dat er niet voldoende aantrekkingskracht van zal uitgaan, omdat er te weinig
7
wordt toegevoegd aan de al bekende vormen uit de omgeving. Als een sterker concept kan worden verkregen kunnen mogelijk ook meer financieringsbronnen worden gevonden. Hier onderstreept de vormgeving de stedebouwkundige betekenis van de plek. In dit geval zou de vorm de functie aantrekken. Ofschoon, zoals gezegd, de upgrading van deze centrale plek niet mag worden overschat, zou het een flinke steun in de rug zijn als er een speciale, overstijgende functie, mogelijk via het vormconcept, zou kunnen worden geworven op deze lokatie. Via deze vormmiddelen kan een voorbeeldfunctie ontstaan voor andere plekken op de Ringweg. Het gaat er tevens om tot een voorbeeldplan te komen dat laat zien dat de problemen die ontstaan bij verdichtingsbouw op een geïntegreerde wijze opgelost kunnen worden. D.w.z. dat het plan ook in allerlei andere opzichten zoveel kwaliteit heeft dat het een impuls voor Bos en Lommer oplevert.
III. OVERKLUIZING EN STEDEBOUWKUNDIGE INPASSING 1. De overbrugging van oost naar west Volgens de plannen van Bos en Lommer is een wand van bebouwing nodig rond de Einsteinweg om het conflict tussen Bos en Lommer en deze snelweg op te lossen. Met deze wand wordt behalve het verkeerslawaai ook het beeld van de snelweg grotendeels aan het oog onttrokken. De getoonde tekening (zie Model 8, in Bijlage III) is echter slechts een stedebouwkundig model. In vergelijking met eerdere plannen heeft men het straatprofiel op het viaduct terug weten te brengen van 74 naar 44 meter breedte, hetgeen nu als voorkeursmodel wordt beschouwd. Deze breedte is nu gelijk met die van de Bos en Lommerweg. Een dergelijke breedte blijkt voor een Amsterdamse radiaalweg nog ruim van maat: het ligt tussen de maat van de Vrijheidslaan met 60 meter en die van de Overtoom (30 meter breedte) in. Commentaar ARS: De ARS is van mening dat de rooilijnen van dit model veelbelovend zijn. In de architectonische uitwerking kan nog veel worden toegevoegd. De breedtemaat levert een belangrijke bijdrage aan het bijeenbrengen van oost en west. Er zou middels visualisatiestudies gekeken kunnen worden in hoeverre de nu aangehouden breedte voldoet. Verbetering van de relatie tussen oost en west moet volgens de ARS ook tot uiting komen in de zichtbaarheid over en weer op maaiveldniveau. Het blijkt dat het bestaande viaduct een groot hoogteverschil heeft met de omgeving. Zo variëren de verschillen tussen de 2.50 en 3.50 meter. Dit betekent dat het oog bij lange na niet over de bobbel van het viaduct heen reikt. Het is dus de vraag in hoeverre de wandvorming langs de weg voldoende is om de barrièrewerking op te heffen. Het effect om via straatwanden de relatie oost/west te verbeteren behoort ook in het horizontale (maaiveldniveau) vlak tot uiting te komen. Behalve visuele ervaring tussen oost en west is ook oriëntatie ter plaatse noodzakelijk. De ARS verwacht dat bij de overkluizing voldoende visuele ervaring mogelijk wordt op de autowereld van de snelweg. Hij acht dit een belangrijke voorwaarde om blijvende oriëntatie op de omgeving te behouden. Bij nadere toelichting, door de ontwerpers, is gelukkig gebleken dat het visuele contact met de snelweg plaats kan hebben via de beide openingen van de op- en afritten en verder via een transparante constructie tussen overbouwing en viaduct, waarin entrees, baliefunctie e.d. een plaats kunnen krijgen. Zolang de bestemming van het overkluizingsgedeelte nog nader ingevuld blijkt te kunnen worden, zullen dergelijke ontwerpwensen nauwkeurig moeten worden vastgelegd. Afhankelijk van de precieze invulling van het complex zou er volgens de ARS in het midden van de overkluizing nog sprake kunnen zijn van een transparantie, bijvoorbeeld via een glasachtige entreehal (liefst van een publiekgerichte bestemming op deze plek). Dit sluit aan op de beschouwing in de vorige paragraaf over de wervingskracht die deze plek moet krijgen via de vorm.
8
Concluderend: De ARS beveelt aan de breedte van het straatprofiel ter plaatse van de overkluizing beslist niet breder te maken dan de bestaande Bos en Lommerweg. De horizontale barrière, cq. het hoogteverschil in het maaiveld, moet tezamen met de wandvorming op hun bedoeling (opheffing van de barrière tussen oost en west) getoetst worden. Er moeten voorwaarden worden opgenomen om een zodanig ontwerp te krijgen dat de snelweg vanaf de openbare verblijfsruimte ervaren kan worden. 2. Het verkavelingsprincipe In de plannen heeft in sterke mate het strokenprincipe van Bos en Lommer de basis gevormd voor de invulling. Zie de meest recente verkavelingstudie Model 8 (Bijlage III). Uitzondering hierop vormt het westelijk deel, daar is dit principe losgelaten. Vanwege de krappe ruimte is daar overgestapt op een urban-villa systeem. Enerzijds ziet de ARS deze doorbreking als een welkome aanvulling op de woonvormen, anderzijds voorziet hij een moeilijke aansluiting op de Bos en Lommerweg. Mogelijk dat een opzet van een 'kamstructuur' (strook met dwarsstrookjes) hiervoor een oplossing biedt. Het consequent doorzetten van het strokenprincipe in de rest van het plan is bedoeld om de harmonie uit te drukken met de omliggende wijken. Commentaar van de ARS: De ARS is van mening dat het doorgezette verkavelingsprincipe ruimtelijk qua sfeer een eenzijdig concept zal leveren. Er is aansluiting gezocht bij de strokenverkaveling van de bestaande portiekwoningen van gemiddeld 4 lagen. Die typeren een sfeer die de sociale status van Bos en Lommer niet verhoogt. De allure als woongebied wordt er niet door vergroot. Het gaat hier om een keuze met verderreikende gevolgen dan op het eerste gezicht lijkt. Hoe vanzelfsprekend het ook mag lijken door te borduren op het woningbestand dat er nu al is, dit heeft te weinig toekomstwaarde om Bos en Lommer boven zijn huidige typering uit te tillen. In feite wordt er geen sprong gewaagd. Het gaat er in de kern om of een fundamentele koerswending moet worden ingezet ten bate van een herstructureringsproces van het stadsdeel. De buurten bestaan al bijna 50 jaar of langer, een stadsvernieuwingsproces in al zijn facetten is aan de orde. Elders in de Westelijke Tuinsteden is de probleemstelling van de AUP-wijken al geformuleerd en wordt verder uitgewerkt. Verdichting, andere woninggrootten, grotere stapeling en doorbreking van het 4/5 hoog principe, invoering van liften en ruimtelijke en functionele herstructurering mogen niet worden uitgesloten. In Bos en Lommer zou een unieke combinatie mogelijk zijn van enerzijds hergroepering van functies rond het plein, en anderzijds verandering in woningtypologie en bevolkingssamenstelling. Concluderend: De ARS bepleit deze 2 invalshoeken te koppelen. Hij is zich ervan bewust dat zijn commentaar verder gaat dan een eenvoudige reactie op het plan voor het Bos en Lommerplein zelf. Onduidelijk is ook of in het planconcept van het stadsdeel winkels en publiekgerichte voorzieningen goed kunnen functioneren. De beleving van de 'achterkanten' van de stroken kan op de als centrale ader bedoelde Bos en Lommerweg een zekere verstoring teweeg brengen. Het principe is gelukkig niet star doorgezet. Er is door aaneengesloten laagbouw tezamen met het 'aandikken' van de koppen van de strokenbouw, een geleiding van de hoofdwinkel-ader gecreëerd, doch zolang de dwarsstroken met blinde 'koppen' aan de Bos en Lommerweg staan, zal dat de beleving doden. Dit zal het publieksgerichte functioneren van de Bos en Lommerweg nauwelijks bevorderen. De ARS verwacht niet dat een dergelijke gekunstelde 'wand' voldoende is om deze ader als openbare boulevard te kunnen laten fungeren. Concluderend: De ARS acht het noodzakelijk dat met aanvullende nieuwbouw tevens een doorbreking van de sociale woonstatus in Bos en Lommer teweeg wordt gebracht. Hij is voorts van mening dat het doorzetten van de stroken-verkaveling daartoe onvoldoende kans biedt. Het strokenprincipe geeft tevens onvoldoende zekerheid voor de boulevardwerking van de Bos en Lommerweg.
9
IV. OPENBARE RUIMTEN EN HET CENTRALE PLEIN 1. De openbare ruimten in het plangebied Als uitgangspunt heeft het stadsdeel zich gesteld de uitgevloeide verkeersruimte van het Bos en Lommerplein terug te brengen naar een strakke besloten driesprong. Van deze open ruimte is het vooral de tramlus die tot pragmatische oplossingen heeft geleid. Het is dus niet zozeer de barrièrewerking van de Einsteinweg, maar vooral de onduidelijke ruimten van de rest van het gebied die volgens de ARS de eerste aandacht vereisen bij de plaatselijke verbeteringen tussen het oostelijk en westelijk deel van de wijk. Er is in zekere zin een overmaat aan open ruimte. Het bestaande gebruik van het plantsoen naast het GAK-gebouw vraagt om aandacht die integraal onderdeel van het gebied dient te zijn. De Burgemeester de Vlugtlaan als aanvoer(loop)route naar de nieuwe ringsneltramhalte vraagt over de gehele lengte (dus inclusief het deel langs de volkstuinen) veel meer aandacht en begeleiding. De bouwhoogten van de aanvullende nieuwbouw gaat uit van de bestaande omgeving (4 a 5 lagen) en mag maximaal die van het onlangs gerealiseerde bejaardentehuis (7 lagen, 22 meter hoog) bedragen. De hoogte van het bestaande GAK-gebouw (13 lagen, 46 meter hoog) wordt als een uitzondering gezien en niet opgepakt in de nieuwe plannen. De structuur en schaal van de bestaande woonwijken in Bos en Lommer worden als leidraad gehanteerd. De verkeerswereld van de Einsteinweg wordt als een niet tot het wonen behorende wereld beschouwd. Door middel van 'scherm'gebouwen rond het viaduct wordt deze diepliggende verkeerswereld afgeschermd. Het gaat er primair om de relatie tussen oostelijk en westelijk deel van Bos en Lommer te versterken. Het plan draagt 2 typologieën in zich, enerzijds de open verkaveling van Bos en Lommer, anderzijds probeert het de beslotenheid van afgebakende (openbare) ruimten na te streven. Commentaar van de ARS: Er is vanuit de rapporten weinig zicht te krijgen op de probleemanalyse voor de openbare ruimte. Vanuit de bestaande situatie gezien is er een aantal grote ruimten die het functioneren lijken te belemmeren, te weten: - het Gulden Winckelplantsoen, - het verkeersplein met de tramlus, - het GAK-plantsoen, en - de maat en openheid van het oost-west winkellint Naast het verkeersplein moeten ook de overige open ruimten in het plangebied aandacht krijgen. Zo vraagt de gehele as B.de Vlugtlaan/Bos en Lommerweg een plek in het ontwerp. Ook de bouwhoogten en volumes van de (bestaande) kantoorgebouwen kunnen sterker in het ontwerp meespelen. 2. Het centrale plein Het stadsdeel gaat ervan uit dat het plein een centrale functie moet hebben voor het gehele stadsdeel Bos en Lommer. In het plan heeft de pleinruimte een visuele maat van ca. 140 x 70 m.(= voetbalveld), waarvan het zwaartepunt op de verkeersinfrastructuur ligt. De verhouding in de ruimte van bruikbaar : visueel is 1 : 2. Hierdoor loopt de ruimte zonder begrenzing weg en kan er geen duidelijke richting/oriëntatie voor het plein ontstaan. Een as of richting in enigerlei vorm lijkt onontbeerlijk voor een goed plein. Deze mogelijkheden hangen sterk samen met het verdwijnen van de tramlus.
10
Commentaar ARS: De ARS vreest dat het huidige plan voor het plein, als belangrijkste openbare ruimte, geen prettige verblijfsruimte zal bieden. Het plein behoeft uit overweging van beschutting nog een nadere afgrenzing naar de Bos en Lommerweg. Aan één zijde is daarvoor reeds een aanzet gedaan. Een stringente doorzetting van de zuidelijke rooilijnen van het plein zoals in afb. 22 + 23 (Bijlage II) levert een betere verhouding in bruikbare openbare ruimte op. Dit wordt ook bereikt met een monumentaliteit zoals uit de symmetrische opzet van het oorspronkelijke AUP-plein voortkwam. Uit die oplossing blijkt wederom dat het noodzakelijk is de tramlus op te ruimen. Er zijn ook andere ingrepen mogelijk. Ook een afwijkende verkavelingstypologie kan functioneren. In de gekozen opzet lijkt het alsof alleen het strokenprincipe het plein kan bepalen. De vormgeving van het plein zou volgens de ARS het sluitstuk moeten zijn van een alomvattender proces, zoals in par. II omschreven. Het plein zou de uitdrukking van een keuze voor nieuwe woonvormen in Bos en Lommer moeten zijn.
V. BESTAANDE KANTOORGEBOUWEN Het bestaande GAK-gebouw is een typisch groot kantoorgebouw, voortgekomen uit de Nieuwe Zakelijkheid, ontworpen door Elling/Merkelbach. Volgens stadsdeel Bos en Lommer zal voor dit gebouw geen verandering van gebruik of aanpassing aan het gebouw optreden. Het GAK-gebouw dat de omgeving overheerst en karakterbepalend is, wordt in de huidige ontwerpen geheel genegeerd. Verder staat ten noorden van het plein het bestaande (blauwe) kantoorgebouw, (waarin onderin een supermarkt) 12 verdiepingen en 41 meter hoog. Beide gebouwen worden als blijvend beschouwd en zijn als randvoorwaarde in de plannen opgenomen. Beide bouwvormen zijn duidelijk afwijkend van die van de woongebouwen uit de omgeving. Ze zijn gebouwd op de schaal van de Ringweg. Commentaar ARS: De ARS acht het reëel ook een scenario te onderzoeken waarbij delen van deze gebouwen leeg komen, resp. functieveranderingen ondergaan. Aanpassingen zijn denkbaar en kunnen worden afgeleid van en gebaseerd op het disfunctioneren van het gebouw in deze omgeving. Gedacht kan worden aan introductie van nieuwe typologieën in de sfeer van begane grond, dak, serre, entrees, verticale/horizontale geleding etc. Door herstructurering van drager en inbouw en de begane grond daarin mee te nemen (methode L.Kroll), kan reductie van volume en/of toevoeging van nieuwe elementen een nieuwe sfeer oproepen. Daarbij kan tegelijkertijd de begane grond daarop worden aangepast om zo een bijdrage te leveren aan het verblijfsklimaat op het plantsoen.
VI. AANSLUITING van het STADSDEEL op het OPENBAAR VERVOER De tramlus van het eindpunt van lijn 7 bepaalt feitelijk de mogelijkheden voor de stedebouwkundige herindeling van het Bos en Lommerplein en omgeving. Het ruimtebeslag van de lus staat op essentiële punten een oplossing voor de slechte indeling van de openbare ruimte aldaar in de weg, terwijl deze tevens een belemmering is voor eventueel bij te bouwen volumes. Er moet een uiterste poging worden gedaan het GVB tot een toekomstvisie te brengen die hiermee rekening houdt. Ook de plannen van de NS voor het gebruik van de Ring rond Amsterdam moeten worden afgetast.
11
Er is volgens de ARS in dit deel van de stad een geheel nieuwe visie vereist op het openbaar vervoersnet, waarbij in elk geval niet uitgegaan mag worden van een eindstop met lus (lijn 7) midden in de wijk. De nieuwe situatie van de ringlijn en het NS-station Sloterdijk moeten daarvoor een belangrijk uitgangspunt vormen. De ARS ziet in principe twee oplossingsrichtingen: a) Doortrekking van tramlijn 7 naar de Burgemeester de Vlugtlaan en koppeling met de Ringsneltramlijn (per 1997). Dit geeft gezien vanuit de netstructuur de meest logische aansluiting. Er zal dan met de relatief lage bezetting en moeilijke exploitatie van deze lijn op andere wijze rekening moeten worden gehouden. b) Er kan ook gedacht worden aan een geheel andere doortrekking van lijn 7, en wel in de richting van het station Sloterdijk. Een tracé ten oosten of ten westen van de Ringweg naar Sloterdijk zal spoedig onderzocht moeten worden om tijdig meegenomen te kunnen worden in de huidige bebouwingsplannen in dit gebied.
VII. REALISERING VAN DE PLANNEN Het plan zal in fasen gerealiseerd worden. Het streven is te komen tot een integrale uitvoering van de plannen. De marktpartijen hebben zich bereid getoond zorg te dragen voor de uitvoering van alle planonderdelen. Aldus het stadsdeel Bos en Lommer. Uit de grondexploitatie-begroting van het stadsdeel blijkt dat de kantoren bijna 30 % van de opbrengsten moeten opleveren. De woningen zorgen voor 20 % en alle overige voorzieningen en winkels zorgen voor de resterende 50 % van de opbrengsten. Nog niet duidelijk is hoe de marktpartijen (kantoren en winkels) tegen de locatie aankijken. Het is bekend dat reeds lang op deze locatie wordt gestudeerd. Verschillende investeerders hebben serieus naar de kantoormogelijkheden op deze plek gekeken. De huidige ontwikkeling in de kantorenmarkt kan volgens de ARS niet tot een optimistische inschatting voor Bos en Lommer leiden. Drs F.M.C. v.d. Ven (voorzitter)
Drs. B.B.J. Huls (secretaris)
12
Voorbeelden van vormen van overbouwing
BIJLAGE I
13
BIJLAGE II
Afbeelding 22 + 23 van de verkavelingsstudies
14
Verkavelingsmodel 8 (meest recente stedebouwkundig model)
15
BIJLAGE III