Het bos. En de bomen
Het bos. En de bomen De belevenissen van Milieuman vs. The Tissue People
Jan Nagelkerke
Schrijver: Jan Nagelkerke Cover painting: Jonna Jensen, The Tree of Life and Death ISBN: 9789402133097 © Jan Nagelkerke, juni 2015
Nash: Incomplete. Incomplete, okay? Because the best result will come... from everyone in the group doing what's best for himself... and the group… John Nash, A Beautiful Mind.
Nash: How do you know for sure? Charles: Nothing is ever for sure. It s the only sure thing I do know. John Nash and/aka Charles Herman, A Beautiful Mind
****
I like the trees, you know? I like the way that the trees are on mountains, all the different... The way the trees are... Nikanor Chevotarevich
Voor mijn moeder Marie, die in den hemelen zijt; moge God daar niet Poker maar Yahtzee tot nationale sport hebben verheven. En voor mijn vader en levensgenieter Grote Jan; blijf toch vooral genieten van dit mooie leven. Tobben, dat is voor als je oud bent! Voor mijn lieve dochters Veerle en Eva; opdat hun gekke papa maar snel op moge houden met dat dwaze geschrijf. Voor Marlies; voor alle geduld, begrip en liefde, ook al is het anders gegaan dan we vooraf hadden bedacht en gehoopt.
****
Bedankt Kees, dat je me, bewust of niet, zo veel hartverwarmende wijsheid hebt gegeven! Bedankt Tanja, omdat de schrijfbeker bij jou altijd minstens halfvol was! Bedankt Percy, je weet wel waarom; voor die ontelbare andere keren dat je er wel was! ****
De personages in deze roman zijn amalgaam; ze zijn niet te linken aan werkelijk bestaande mensen, hoogstens aan fragmenten van hen.
Proloog Hij droomde. Als door een camera gezien zag hij zichzelf liggen, in diepe slaap. Vredig, met een onvervalste glimlach op zijn gelaat. Het was half zes in de ochtend en het begon te schemeren. Wat gek dacht hij, wat gek dat ik slaap en toch ben ik me ervan bewust. Hopelijk weet ik het nog als ik wakker word. Maar meestal gaat het zo niet, ben je het snel weer kwijt als je tot de orde van de dag wordt geroepen. Door een wekker, of door iemand die gapend naast je wakker wordt. Maar wie weet is het vandaag anders, is het vanaf nu het omgekeerde. Dat vanaf nu de dingen die je wenst uitkomen, en wat je vreest niet gebeurt, aan je voorbij gaat. Daarvoor wil ik graag wakker worden. Maar aan de andere kant, nu wakker worden betekent beslist dat ik het huidige besef verlies, dat het vluchtig als de wind verwaait… Dit alles was hij zich bewust, dromend… Plotseling werd hij wakker. Nou zeg, wat jammer, dacht hij. Verdorie, ik moet zeiken. Als in slow-motion stond hij op en klikte de lamp aan naast het bed. Slaapdronken wankelde hij richting toilet. Op de overloop zag hij tot zijn verbazing cirkels. Overal waar hij keek waren transparante cirkels, alsof er doorzichtig behang achter zijn netvlies was geplakt. Vreemd, dacht hij, maar wat is het, wat betekent het? De cirkels overlapten elkaar symmetrisch, het vormde langzaam maar zeker een patroon. Kwam het hem ergens bekend van voor, iets van lang geleden? Leek het op het behangpapier van vroeger, in de slaapkamer van zijn jeugd? Hij leegde zijn blaas, langzaam maar zeker verdween alles weer. Terug in bed voelde hij zich prettig duizelig worden, alsof hij zweefde. Kort erna viel hij in slaap.… De droom werd hervat, maar het was anders nu. Hij bevond zich in een weids groen landschap met aan de horizon hoge witte bergtoppen. Heel in de verte, schuin naar links over zijn schouder kijkend, zag hij de zee, maar die was vele kilometers ver weg. Een azuurblauwe zee. Wat hij er deed wist hij niet. Hij was er gewoon, het voelde goed om daar te zijn. Alsof hij er thuis was, een plaats waar hij al vaker was geweest, als hij droomde. In de directe omgeving waren glooiende hellingen met kort gras. Ontspannen wandelde hij richting de bergen,
5
zijn heupen soepel, wiegend bewegend. Plots werd het hem zwart voor de ogen… Even later, zo dacht hij, trok de duisternis langzaam weg. Hij bevond zich hoog in de lucht, lichter dan een veertje, waar hij zich verplaatste met de snelheid van gedachten. Dat is verdomd handig dacht hij, zoiets zou altijd moeten kunnen. De zon scheen en het was aangenaam warm. Om hem heen hing een lucht van rozemarijn en tijm, en ook rook hij de typische geur van droge acaciabladeren. In de diepte zag hij groene berghellingen, golvend, met eindeloze meidoorns en eiken. Hij zweefde door het luchtruim, maar er was geen weerstand, geen geluid, het ging allemaal vanzelf…
Iets duwde hem vooruit. Heel even zag hij lichtflitsen met vreemde kleuren om zich heen, wervelend en draaiend. Toen was hij weer terug in bed, zijn hele lichaam gloeide en trilde. Een fantastisch ervaring. Hij voelde zich blij en gelukkig, een beetje opgewonden ook. Wel had hij een droge mond. Kwam dat omdat hij gisteren te veel knoflook had gegeten? Hij nam een slok uit het glas naast zijn bed, het water was koel en smaakte zoet. Wat een droom zeg, dat was mooi, heel erg mooi. Hij rook nog steeds de geur van kruiden… Langzaam doezelde hij weer in, maar de droom kwam niet meer terug. Om zeven uur werd hij wakker, zijn tong plakte aan zijn gehemelte. Na een paar slokken water herinnerde hij zich dat hij merkwaardig had gedroomd. Iets met cirkels, dacht hij, en een indrukwekkend berglandschap, met witte pieken. Kon hij ook niet vliegen? Heel even nog bleef hij peinzend liggen, zijn best doend flarden van de droom terug te halen. Totdat hij het welletjes vond. Tijd om op te staan, want er was werk aan de winkel. Geen tijd dus om te luieren vandaag, nee, niet vandaag. Voor deze ene keer niet dan…
6
Hoofdstuk 1 Het was tegen drieën in de middag op vrijdag 27 september 1996. De hoofdpersoon van dit verhaal, Hugo Spons, liep naar de voordeur van het huis van meneer Wijffels. Het pand lag ingebouwd in een imponerende rij herenhuizen, maar was niet direct een rijtjeshuis te noemen. Het bevond zich in een deftige wijk te Antwerpen, midden in het historische hart van de stad. Bij het openduwen van het hoge smeedijzeren hek, aan de bovenzijde uitgevoerd met goudkleurige punten, wierp Hugo een korte blik over zijn schouder. Al gedurende een week meende hij gevolgd te worden, en ook nu bekroop hem het gevoel dat er ergens, vlakbij, iemand was die hem gadesloeg. Maar hij zag in de nabijheid niets dat hem verontrustte, de kust leek veilig. Vanaf het trottoir tot aan de trap bij de voordeur lagen grote donkergrijze tegels, gladgepolijst door het gebruik gedurende misschien wel eeuwen. Ze lagen er netjes bij, alsof ze pas nog waren schoongeveegd. In de voortuin stond een reusachtige kastanje met een brede kruin. De boom zorgde voor een schaduwrijke koelte. Hij keek naar boven en zag het imposante bladerdek, dat nog steeds donkergroen was, maar waarin ondertussen wel wat herfstbruin begon door te dringen. Door de compacte kruin was de diepblauwe lucht erboven onzichtbaar. Halverwege de stam hing een nestkastje, de afbladderende groene verf was zo goed als verdwenen. Wat moeten vogels hier nu midden in de stinkende kern van Antwerpen, dacht hij. Misschien ooit in lang vervlogen tijden opgehangen door een opportunistisch vogelaar. Of bewust door iemand als een herinnering aan oude tijden laten hangen… Hij zuchtte en keek naar de deur. Het was de hoogste tijd om te doen wat hij moest doen, waarvoor hij hier aanwezig was in het benauwde centrum. En dat terwijl hij thuis in de tuin op zijn gemak, zorgeloos als hij kon zijn, een glas wijn had kunnen drinken, genietend van de nog warme herfstzon. Ondertussen zouden zijn katten een onoplettende vlinder of zweefvlieg verschalken, of achter elkaar aan rennen over het malse gras, pogend elkaars achillespezen aan te tikken – wat zou eindigen in een innige verstrengeling, rollend over de grond, gepaard gaand met diep gegrom en wild trappelende achterpoten…
7
In twee passen stond hij boven aan de trap voor de imponerende deur. Een geëmailleerd naamplaatje bevestigde het huis van de persoon die hij ging bezoeken: Professor R. Wijffels. Het stond er met cursieve, sierlijke letters. Typisch Belgisch dacht hij, bijna kitsch. Onder de naam bevonden zich met kleinere letters de woorden psychiater en psycholoog. Ze waren met elkaar verbonden door middel van een gekruld streepje, dat leek op het oneindigheidsteken, herinnerde hij zich van vroegere wiskundelessen. Had iets te maken met limieten dacht hij… De voorletter stond voor Rudolf, maar hij wist ook dat meneer Wijffels niet met de voornaam werd aangesproken. Het was gewoon meneer Wijffels, een man met een uitstekende reputatie. Althans, zo herinnerde hij het zich. Even goed, hij wist dat het geheugen zo nu en dan erg onzorgvuldig kon zijn, wat voor het moment betekende dat hij zich geen zorgen moest maken bij de gedachten die hem overvielen. Hoe de feiten werkelijk waren geweest, dat zou wel duidelijk worden…
Hij zocht naar de deurbel maar er hing een ketting van vergulde ringen, waaraan hij een beheerste ruk gaf. Heel in de verte dacht hij een rinkelend geluid te horen, maar het kon ook zijn verbeelding zijn. Dat hij veronderstelde een bel te moeten horen. Een spookbel, omdat er nu eenmaal iets hoorde te klinken. Bij huizen van dit oude, romantische type verwacht men een geluid dat er al vaak niet meer is, uit hoofde van brutale vernieuwingsdrift vervangen door elektrische snufjes. Hij stond voor de deur en de seconden tikten voort, zonder reactie. Hij deed opnieuw een poging. Even hierna hoorde hij een doffe dreun, gevolgd door een zacht gekraak van de deur, alsof erachter een verplaatsing van druk was, wat de deur in de sponning deed bewegen. Men moest zijn bellen gehoord hebben concludeerde hij. En dat werd tijd ook… Via een secretaresse had hij een paar dagen geleden telefonisch een afspraak gemaakt. Als antwoord op haar vraag waarvoor hij de afspraak wilde maken, had hij haar verteld dat hij de zoon was van een voormalig patiënt van meneer Wijffels. En dat hij graag op korte termijn een gesprek wenste. De secretaresse, die sprak met een soort van Frans-klinkend Vlaams, dat ondanks dat vloeiend, ietwat komisch aandoend werd uitgesproken, had hem gevraagd wie zijn vader dan
8
wel was. Anton Spons is mijn vader, had hij geantwoord. Antonius Franciscus Spons, geboren te Maastricht. Ze had hem vriendelijk verzocht aan de lijn te blijven, het kon wel een paar secondjes duren zei ze. Ze moest enkele zaken verifiëren. Na een kliktoon kreeg hij een klassiek pianostuk te horen. Door de erbarmelijke geluidskwaliteit was het vreselijk om naar te luisteren, niet bepaald een traktatie voor het oor. In de tussentijd had hij de hoorn op speaker gezet en op de vensterbank gelegd; een beetje dromerig had hij door het raam naar buiten gekeken. Het regende zachtjes maar het was niet koud. Op straat liepen onherkenbare schimmen voorbij. Even later was daar de vrouwenstem weer. Allo monsieur, zei ze op een minder behoudende toon dan daarvoor. U kunt morgenmiddag of vrijdagmiddag komen. Vanaf drie uur heeft monsieur Wijffels tijd voor u. Hugo antwoordde dat vrijdagmiddag drie uur perfect was. Zo had hij enkele dagen de tijd om alles op een rijtje te zetten. Maar de vraag rees hoe je een slordige jaar of veertig in hemelsnaam in een uurtje of wat moest samenvatten. Hoe lang duurde een consult eigenlijk? En natuurlijk was die meneer Wijffels geen halve gare, dus moest hij op zijn hoede blijven. Veel verder dan dat was hij sinds dinsdag eigenlijk niet gekomen…
Met een snelle handbeweging veegde hij een lok opzij van zijn altijd stug naar voren vallende haar. Ik moet er toch een beetje toonbaar uit zien dacht hij, dat maakt alles een stuk eenvoudiger. De looks zijn nog steeds heel belangrijk in deze wereld, nietwaar? Als klein kind maakte hij deze handbeweging al. Hoe vaak zou hij het hebben gedaan in zijn leven? Tienduizend keer, honderdduizend keer?... Zoals gebruikelijk was het niet van belang, niettemin moest hij er aan denken. Het waren de onbeduidende dingen des levens die zich op onverwachte, en soms ook op ongewenste momenten aan hem opdrongen… Al wachtend keek hij langs de kruin af omhoog naar de blauwe lucht, waar nog steeds geen wolk te zien was. Plotseling hoorde hij achter zich een vreemd geluid, een geluid van hout op steen. Hij schrok ervan, een tinteling golfde over zijn rug. Voor even dacht hij dat hij toch was gevolgd. Over zijn schouder kijkend zag hij nog net een kastanje wegrollen. Het glimmende kleinood kwam tot stilstand op het aangeharkte zand bij de boomstam, waar verwrongen wortels zich een weg
9
naar boven hadden gewurmd. Op het moment dat hij, gerustgesteld, een diepe teug lucht naar binnen zoog, werd de deur geopend. Een opvallend grote vrouw van rond de vijftig, gekleed in een lichtgroen mantelpakje, de peper- en zoutkleurige haren opgestoken in een knot, stond hem te woord. Ze had een spits gezicht dat leek op een muis. Of kwam dat omdat ze flaporen had? Monsieur Sponze? Hugo Sponze? U heeft gebeld voor de afspraak met monsieur Wijffels? Ze was het, de vrouw met de grappige tongval. Bij het uitspreken van zijn voornaam sprak ze de H niet uit. Dat ben ik, inderdaad. Hij stak zijn hand uit ter begroeting. Hugo Spons, aangenaam mevrouw. Ik ben de zoon van Anton Spons. Ik heb u inderdaad gebeld voor een afspraak. De vrouw had zijn hand niet verwacht, hij bespeurde een aarzeling. Toen glimlachte ze en gaf ze hem een knokige, stevige hand. Haar gezicht leek sterk op een Amerikaanse actrice, die hij bewonderde voor de bijzondere rollen die ze vertolkte. Haar naam wilde hem niet te binnen schieten, maar ze had donker krullend haar en als ze lachte kwamen er hoektandjes vrij… Bon. Mijn naam is Isabelle, ik heet u welkom op de praktijk van monsieur Wijffels. Hugo zag dat haar hand groter was dan de zijne, de handen van een pianiste. In een gedachteflits zag hij dat ze per hand een bereik had van twee octaven. Ze liet ze vanaf grote hoogte neerdalen op de toetsen, een stuk van Rachmaninov. Daarbij hield ze haar rug kaarsrecht terwijl ze op een laag krukje zat. Snel vervaagde het beeld… Komt u verder. Monsieur Wijffels verwacht u. Komt u binnen! Hugo knikte en veegde zijn voeten af op de lichtbruine deurmat. Opnieuw manoeuvreerde hij de lok van zijn voorhoofd. Honderdduizend en één keer? Eenmaal binnen sloot Isabelle de deur met een beheerste maar tot in de ingewanden doordringende dreun. Volgt u mij monsieur Sponze? Maar natuurlijk. Dank u wel. Hij had de neiging haar in hetzelfde gekunstelde taaltje te woord te willen staan. Het leek wat op het gebroken Engels dat Peter Sellers gebruikte in zijn Clouseau-films. It s a beum Cato, you oriental fool! Hij volgde haar, glimlachend, een donkere hal door naar een volgende 10
deur. Het weinige licht dat er doordrong was het getemperde licht via een glas-in-loodraam boven de ingang. Er hing een paarse gloed en het rook er muf. Aan de muren zag hij schilderijen met obscure winterlandschappen, oude boerderijen met eiken en koeien. Voor zover hij het goed kon zien waren het sombere taferelen. Misschien dat een restauratie wonderen kon doen. Hij hoorde het ruisen van haar kleren maar geen voetstap. Ze droeg pantoffels zag hij, een leren oosterse slof met een puntige neus. Ook was er de geur van kamperfoelie. Routineus opende ze de volgende deur. Erachter was een kleinere hal, waar drie robuuste paneeldeuren op uit kwamen: eentje recht voor en twee aan beide zijden. Ze opende de deur aan de overzijde en zei: Wilt u hier in de wachtkamer plaatsnemen? Monsieur Wijffels zal u tout de suite komen halen. Neemt u gerust plaats, monsieur Sponze. Het zijn zetels très comfortable. Ze keek hem vluchtig maar indringend aan bij het uitspreken van zijn achternaam, alsof ze aan iets moest denken dat met hem in verband werd gebracht. Er zat een heleboel kennis en wijsheid in haar blauwgrijze ogen wist hij, metershoge dossiers die door de jaren heen in deze praktijk waren ontstaan en voor haar neus terecht waren gekomen. Ze kende ze nog allemaal. Of verbeeldde hij zich dit maar? Dank u vriendelijk mevrouw , zei Hugo. Met een zucht liep hij naar binnen. Isabelle sloot stilletjes de deur. Hij bevond zich in een ruime, serreachtige aanbouw, met veel glas en ijzer, waar het licht met bakken binnen viel. Rechtuit was een enorm raam, dat uitzicht bood op de diepe tuin. Daar stonden hoge rode beuken, die fel werden beschenen door de zon. De wind liet de bladermassa zachtjes op en neer wiegen, een kalmerend plaatje om naar te kijken. Rondom de tuin stonden metershoge struiken, waarachter weer een omsluitende stenen muur stond. Er bevond zich ook een bassin met een beeld van Diana erin, halverwege de bomen en de serre waarin hij stond, maar het bevatte geen water. Hij nam plaats in een van de Chesterfields, waarvan het oude, bronskleurige leer glom van ingewreven olie of was. Bij het gaan zitten siste er een klein beetje lucht uit de zitting. Hij gniffelde. Met korte stoten imiteerde hij het geluid van een wind. Op een tafeltje in het midden van de kamer lagen stapels glossy tijdschriften. Hugo herkende een blad dat hij regelmatig in handen had gehad toen hij eens een andere woning zocht in
11
Maastricht, maar op dit moment had hij geen zin om het blad open te slaan. Het was de bekende weg, en juist daar had hij geen zin in…
Zo goed als muisstil was het. Heel even meende hij voetstappen te horen op een houten vloer – regelmatige, afgemeten passen. Het geluid, dat er misschien niet echt was, liet zich niet meer horen. Hij keek weer naar buiten de tuin in. Een gevoel van onzekerheid overviel hem. Was het wel goed wat hij wilde doen? Was meneer Wijffels de juiste persoon om zijn verhaal bij neer te leggen? En was meneer Wijffels in staat een goed en vooral objectief oordeel te vellen, moest hij eigenlijk niet enig voorbehoud maken? Tja, dat leek hem toch het beste, het klonk logisch dat dienstverleners als meneer Wijffels niet direct, bij een eerste vrijblijvende kennismaking, tot de kern van het probleem zouden geraken. Hij had zich onvoldoende voorbereid op het gesprek realiseerde hij zich, maar hij troostte zich met de gedachte dat het vast een soort van intakegesprek zou zijn. Heette dat niet een anamnese? Of moest je daarvoor echt ziek zijn, een medisch ziektebeeld vertonen, zoals een gedragsstoornis of iets dergelijks? De twijfel bleef sudderen. Hij dacht aan waar hij zo dadelijk moest beginnen. Moest hij over zijn vader vertellen, of over zijn moeder? Lag daar de basis van de problematiek? Had hij eigenlijk wel problemen, was hij niet gewoon op zoek naar antwoorden op vragen die hij zelf nog niet kende, het zoeken naar het onbekende? Was het dat? Hij veronderstelde dat meneer Wijffels hem en passant wel dingen over zijn ouders zou vertellen. Zeer zeker over zijn vader, want die was tenslotte jarenlang een patiënt van hem geweest. Natuurlijk was er sprake van geheimhouding, maar tussen de regels door kreeg hij zonder twijfel informatie over zijn vader en misschien ook nog over zijn moeder… Zijn oog viel op een klok aan de muur, die tien over drie aangaf. Tien minuten te laat dus. Maar ach, het symbolische zuidelijke kwartiertje gold kennelijk ook hier te Antwerpen. Of was dit te doen gebruikelijk bij medische hulpverleners? Om bijvoorbeeld de spanning een beetje op te bouwen. Of juist om die weg te nemen… September liep bijna ten einde. De tuin zou binnenkort de tekenen van de herfst gaan vertonen. Hij liet zijn ogen langzaam rond gaan en het viel hem op dat er laag bij de grond voornamelijk altijdgroene struiken en planten stonden. Slim gedaan dacht hij, een doordacht
12
concept. Zo blijft de gemiddelde idioot hier in de wachtkamer in ieder geval de ellende van de vallende bladeren bespaard. Alhoewel de beuken natuurlijk wel hun bladeren zullen verliezen. Dat is dan een kwestie van dagelijks even de zaak opharken – een kind kan de was doen. Maar goed, was hijzelf eigenlijk een idioot te noemen? Was hij niet goed bij zijn hoofd? Stom dat hij daar nu aan moest denken. Was hij anders dan de gemiddelde patiënt van meneer Wijffels, anders dan de gemiddelde Nederlander of Belg? En waarom was hij hier eigenlijk te Antwerpen, want tenslotte hij had toch ook iemand in Maastricht kunnen nemen, of desnoods eentje ver weg buiten Europa. Hij kende genoeg mensen om zoiets te arrangeren. Ja, dat had best gekund, maar het had nu eenmaal ook te maken met zijn vader en zijn moeder, daar zat volgens hem de crux. Zijn ouders, die hij zo slecht had gekend, ze waren vreemden voor hem… Maar het ging ook over meer, over zijn geweten, over de dingen die hij had gedaan. En dat alles voor een goed doel, zo spiegelde hij zich steeds maar voor. Kon hij zich beroepen op het verdedigen van goede, universele doelen? Stond dat boven welke wet dan ook verheven? Bestond er eigenlijk wel een excuus voor de dingen die hij in zijn leven had gedaan?… De deur werd geopend. Daar stond een oudere man, zwaarlijvig en log, met een voor zijn leeftijd wilde grijze haardos. Hugo herkende hem niet, hoewel hij onmiddellijk wist dat het meneer Wijffels was die met zijn lichaam de deuropening vulde. Komt u met me mee, meneer Spons? Hugo Spons, de zoon van wijlen Anton Spons. Toch? Jazeker, the one and only. Hij realiseerde zich dat zijn antwoord nogal luchtig was, maar de enorme kop met haar had hem jolig gemaakt. Meneer Wijffels was een groot man, zeker een meter negentig, iets kleiner dan hijzelf dus. Dat kon hij zich niet meer herinneren van vroeger, van de enkele keren dat hij de man had ontmoet, toen zijn vader nog leefde en therapie kreeg. Hij moest een jaar of zestien zijn geweest, maar verder kon hij zich weinig meer voor de geest halen. Wat zijn vader deed interesseerde hem toen niet echt. Nu wel dan, hoorde hij een stemmetje in zijn hoofd vragen… Het is waarlijk lang geleden, mijnheer Spons junior, zei meneer Wijffels over zijn schouder kijkend. Hij ging Hugo voor de hal in. 13
Komt u verder. Meneer Wijffels hield de rechterdeur voor hem open. Bij het binnenlopen ontwaarde hij meteen de rook van zware sigaren. De kamer was zo goed als leeg op een paar meubelen en schilderijen na. Aan de straatzijde was een groot raam, waarvoor een vale vitrage hing. Daar doorheen zag hij verderop de stam van de kastanje. Een klein bovenraampje stond open, de trek zorgde ervoor dat de vitrage driftig bewoog. Tegenover het raam, bij het binnen komen rechts, stond een deur open. Het leek erop dat de sigarenlucht vanuit deze ruimte kwam. Meneer Wijffels schoof de vitrage wat aan de kant en sloot het bovenraam. U rookt sigaren? vroeg Hugo. Ik kan ruiken dat het geen opgerolde kranten zijn. Aha, u bent een kenner! Precies zoals Anton, die hield zo nu en dan ook van een fijne sigaar. We hebben er samen heel wat gerookt hier op de praktijk. En ook op de ambassade als we elkaar daar ontmoetten. Meneer Wijffels krabde zichzelf op zijn hoofd. Hugo zag dat hij herinneringen ophaalde, er kwam een luchtige frons op zijn gezicht. Dat klopt, mijn vader rookte niet zo veel, maar als hij rookte was het telkens een grote dikke sigaar. Ik ben zelf ook een sigarenroker, het zal u misschien niet verbazen. Inderdaad, de bekende appel en de boom, maar ik kan het ook aan uw stem horen. En tevens aan de manier waarop u over sigaren spreekt. O ja, werkelijk? Maar meestal houd ik het toch bij sigaren van een kleiner formaat, dat rookt nu eenmaal prettiger, vind ik. Ah, natuurlijk. Maar mijn excuses dat er thans zo n walm hangt, ik heb even de ramen tegen elkaar open moeten zetten zoals u al heeft gemerkt. Zojuist ben ik gedurende lange tijd bezig gehouden door een telefoongesprek in mijn werkkamer, hiernaast, maar ik had vergeten de tussendeur goed dicht te doen. Vandaar die rook hier. Als ik aan de telefoon ben steek ik soms ongemerkt een sigaar op, zoals sommige mensen rare tekeningetjes maken of woordjes opschrijven, of zelfs rare grimassen trekken, of zich onbewust de benen of de hoofdhuid stuk krabben. Enfin, normaliter was dit niet gebeurd, de lucht hoort schoon te zijn in mijn spreekkamer. Anders zouden we beter direct ergens in een kroeg kunnen gaan zitten, vindt u niet meneer Spons? 14
Ach, ik vind het niet erg hoor, dat biedt mij de mogelijkheid met u mee te doen. Het roken bedoel ik, niet de kroeg. Alhoewel een kroeg wat mij betreft ook in orde is hoor. Hugo glimlachte maar meneer Wijffels hield zijn gezicht strak in de plooi. Dat maakt mij absoluut niet uit hoor, het is prima zo. En u mag hier gerust roken als u dat wenst. Het legitimeert mijn blunder en houdt me alert voor de volgende keer. U moest eens weten hoeveel mensen vandaag de dag in het algemeen een hekel aan roken hebben, om nog maar te zwijgen over sigaren in het bijzonder. Maar bon, gaat u zitten, bij voorkeur hier op deze bank. Want dat daar is mijn zetel. Meneer Wijffels knikte naar een reusachtige stoel, bekleed met donkerrood velours. De voorzijde en de leuningen bestonden uit gebeeldhouwde figuren. Hugo herkende leeuwen en tijgers, maar ook iets dat leek op een familiewapen. Hij ging zitten op de hem toegewezen driezitsbank van bruin soepel leder. Meneer Wijffels sloot de deur naar zijn werkkamer. Hugo kon nog net zien dat het een ruime kamer was, met tegen de muur een boekenwand die tot het plafond reikte; op de grond en op het immense bureau lagen stapels boeken, kranten en patiëntendossiers. Tevens stond er een pompeuze schemerlamp, die het werkblad verlichtte. De kamer was verder nogal donker, ondanks het veronderstelde uitzicht op de achtertuin. Wat kan ik voor u doen? Ik was bijzonder verrast toen Isabelle, mijn secretaresse, u hebt haar reeds ontmoet, onlangs uw naam noemde. Meneer Wijffels keek hem vriendelijk aan van onder zijn asgrijze, borstelige wenkbrauwen. Hij kon niet goed zien wat voor kleur ogen er onder verscholen zaten, ze waren in ieder geval donker, misschien wel zwart. Nou ja, dat is eigenlijk een lang verhaal. Ik heb een aantal vragen en ook een heleboel te vertellen. Waar ik moet beginnen weet ik niet, ik hoop dat u daar iets op weet. U bent tenslotte de expert, nietwaar? Meneer Wijffels keek naar hem op een half verbaasde, half geamuseerde wijze. De rijzige gestalte stond op en liep naar de werkkamer. De hand op de klink leggend zei hij: Even een sigaar pakken. Kan ik u er ook een aanbieden, om met mij mee te doen? Dat zou mij een waar genoegen zijn, om met de zoon van Anton een goede sigaar te mogen roken. 15
Alstublieft meneer, ik ben benieuwd hoe de sigaar smaakt die ik nu ruik. Een ogenblikske dan. Meneer Wijffels verdween in zijn werkkamer, hij wilde de deur achter zich dicht trekken maar deze viel niet in het slot, bleef open op een kier. Hugo hoorde hem rommelen met papieren, alsof hij helemaal geen sigaren zocht maar iets anders. Ineens ging de telefoon, hij hoorde meneer Wijffels een korte verwensing mompelen en nam op met nogal luide stem. Met Wijffels! Het was even stil. Mais non, zoeteke, ik heb u toch al zo vaak gezegd dat ge me niet moet bellen onder werktijd, niet vóór zessen toch. Er zit nu een patiënt op me te wachten… Helemaal niet, nee hoor, pas du tout, verder geen probleem hoor zoeteke… Mais non, ik ben niet boos. Dat lijkt maar zo... Nee, niekske… Tot straks, ik bel wel hè?… Gij moet mij niet bellen. Salut dan! Ik ben druk nu! Salut!... Salut! Hugo hoorde hem de telefoon met een doffe klap neerleggen, en opnieuw vloekte hij binnensmonds. In ieder geval kwam er het woord heks in voor. Hij hoorde het gerommel van allerhande paperassen, maar plots was daar een luid aha ! Ik heb ze, die verduivelde sigaren. Ik kom eraan meneer Spons! Hugo vond het op z n zachtst gezegd merkwaardig dat hij meneer Wijffels ongevraagd had betrapt, dat hij iemand zoeteke had genoemd en niet bepaald in zijn hum was met het telefoontje. Was het zijn echtgenote, of zijn maîtresse? Zijn dochter misschien? Het was niet bepaald het begin dat hij had verwacht. Maar eigenlijk vond hij het wel prima allemaal, het was tot dusverre allesbehalve saai, en dat had ook zo z n charmes. Duizend maal excuses, meneer Spons. Meneer Wijffels kwam geagiteerd de kamer binnen en sloot de deur naar zijn werkkamer, ditmaal met tact. Met een zucht nam hij plaats in zijn stoel en zette een fraai bewerkte, weinig bescheiden sigarendoos neer op de salontafel, die glansde in het scherpe namiddaglicht. Ja, u moet begrijpen dat het normaal gesproken niet gaat zoals nu. Ik bied u mijn oprechte verontschuldigingen aan voor deze rommelige start. Vanaf nu gaan we verder zonder dat we gestoord worden, dat beloof ik u. Er kan een wereldoorlog uitbreken buiten in de wrede
16
wereld die ons omringt, maar dat zal ons niet verhinderen dit gesprek tot een bevredigend einde te brengen. Is dat akkoord voor u, meneer Spons? Geen probleem hoor, ik begrijp dat ook u maar een mens bent van vlees en bloed. Dat ben ik zeker, ook meneer de psychiater heeft zo zijn sores, zwakheden en eigenaardigheden. Met vallen en opstaan ben ik wijzer geworden in dit toch overwegend mooie leven, dat mag u van me aannemen. Er mag dan wel een fraai naamplaatje op de buitenmuur prijken dat mijn academische status aanduidt, desalniettemin blijf ik toch een mens met diverse gebreken en onvolkomenheden. En mensen zijn in beginsel zwakke, afhankelijke wezens, ook al heb ik collegavakgenoten die juist het tegendeel beweren. Na het laatste woord viel meneer Wijffels even stil. Hugo keek hem aan en wist eigenlijk voor heel even niet wat hij er tot dusverre van moest vinden. De beste man trok zijn wenkbrauwen verbaasd omhoog alsof hij van Hugo een volgende zet verwachtte. Maar Hugo wilde het gesprek eigenlijk een wat minder formele wending geven. Bijvoorbeeld door voor te stellen om te tutoyeren. Meneer Wijffels, mag ik u iets vragen, voordat we beginnen? Natuurlijk, doet u maar! Is het misschien mogelijk dat we tutoyeren? Ik vind het prettig als we gewoon je en jij kunnen zeggen. Meneer Wijffels keek hem aan met een scherpe blik. Voor heel even bekroop hem de vrees dat hij een impertinente vraag had gesteld. Dat is geen enkel probleem, als het u helpt vind ik dat prima. Hugo zag opnieuw een aarzeling in het ronde, vlezige gezicht. Mijn naam is Rudolf, Rudolf Wijffels. Noemt mij gerust Rudolf. Dank je, ik heet Hugo. Meneer Wijffels schuifelde enkele malen op en neer op de zitting en nam toen, met een zucht voorover buigend, twee sigaren uit de doos. Ze waren circa twintig centimeter lang en bijna een duim dik, reeds netjes afgeknipt aan de mondzijde. Alsjeblieft Hugo, geniet ervan. Het zijn fijne sigaren, overwegend Javaans blad. Eigenlijk zijn deze afgekeurd, vanwege de iets verbleekte kleur, daarom zijn ze aan de halve prijs. Ik heb een speciaal adresje hiervoor. Maar dat moet je tegen niemand vertellen haha!
17
Hugo nam de sigaar in dankbaarheid aan, waarop hij meneer Wijffels terstond het bijbehorende vuur aanreikte met een lucifer. Hij was blij dat hij altijd wel een doosje lucifers bij zich had, want hij had het gevoel dat meneer Wijffels, zoals veel fanatieke sigarenrokers, het vuur van een aansteker zou hebben geweigerd. Dank u, merci beaucoup! Stevig aan zijn sigaar trekkend plofte meneer Wijffels terug in zijn stoel. Hugo besloot zijn eigen sigaar nog even niet aan te steken. Vertel eens, wat brengt u, pardon, wat brengt je bedoel ik, hier naar Antwerpen? Het is lang geleden dat ik je heb gezien, je was geloof ik een puber toen of moest er nog aan beginnen. Dat is best mogelijk. Ik kan me er niet veel meer van herinneren. Maar was je dan niet op de begrafenis van mijn vader? Nee, helaas niet. Ik was toen in het buitenland, een nogal langdurig congres in Canada, waar ik onbereikbaar was. Ik vernam het pas toen ik een week na de begrafenis thuis kwam. Ik was behoorlijk aangegrepen door het slechte nieuws. Hoe lang is het geleden dat je vader is overleden? Een jaar of vijftien? Veertien jaar nu, in januari volgend jaar is het vijftien jaar. De tijd is echt voorbijgevlogen. Ik weet het. De tijd is meedogenloos. Ik ben in no time een oud man geworden. Maar ik kan me bijvoorbeeld mijn studententijd vreemd genoeg nog loepzuiver herinneren. Meneer Wijffels keek naar het plafond en kreeg een geamuseerde grimas op zijn gezicht. Hoewel het studentenleven vandaag de dag onherkenbaar is veranderd, het is een stuk losser en frivoler geworden, heb ik er erg goede, positieve herinneringen aan. En dat ondanks de tucht en de discipline waaraan men toentertijd was overgeleverd. Jij hebt ook gestudeerd als ik zo vrij mag zijn dat te vragen? Ja, natuurlijk. Ik heb mijn studies niet afgemaakt. Had andere dingen aan mijn hoofd. Dingen die mijn leven nogal hebben veranderd. Meneer Wijffels blies een grote wolk rook naar het plafond. Aha, ongetwijfeld de reden van dit gesprek. Vertel eens, waarom heb je me gebeld? Waarmee en vooral hoe kan ik je van dienst zijn Hugo? Opnieuw voelde hij de onzekerheid opkomen die hij in de wachtkamer had gevoeld. Er ontstond een tinteling in zijn hoofd, een kleine duizeling veroorzaakte voor even zwarte vlekken voor zijn ogen. Hij
18
steunde met beide handen stevig op de kussens van de bank en ademde diep in. De sigaar had hij nog steeds niet aangestoken. Voorzichtig kuchend schraapte hij zijn keel en met zijn tong bevochtigde hij zijn droog geworden lippen. Okay dan. Het is niet makkelijk allemaal. Ik vrees dat mijn verhaal van de hak op de tak zal gaan en soms zal het in jouw ogen als absurd en onwaarschijnlijk voorkomen. Nu hebben we vermoedelijk niet zo heel veel tijd dus zal ik me moeten beperken tot de hoofdlijnen. Hugo pauzeerde even, hij monsterde het oude gezicht van de ervaren psycholoog en ook psychiater, een arts dus. Hij stak zijn sigaar aan en zoog tot er een kleine rode kegel zichtbaar werd. Afgezien van de kraakgeluiden die zijn lichaam op de lederen zitting veroorzaakte, was het muisstil in de kamer. De nog rokende lucifer legde hij voorzichtig naast de andere, zonder dat deze brak. Ik ben hier omdat ik enkele vragen heb, vragen die jij waarschijnlijk zult omschrijven als gewetensvragen. Mogelijk zijn het ook gewetensvragen, maar feitelijk maakt het me weinig uit hoe ik het moet noemen. Ik ben benieuwd naar jouw oordeel hierover als deskundige. Hugo keek meneer Wijffels aan. Ben je bereid naar mijn verhaal te willen luisteren? En, indien mogelijk, mij te helpen? Vanzelfsprekend Hugo! Dat is mijn beroep, mon profession. Het laatste woord sprak meneer Wijffels uit met oplopende toonhoogte. Hugo inhaleerde diep van de sigaar en probeerde naar buiten te kijken door de vitrage heen. Ben je bereid, of beter, ben je in staat om in goed vertrouwen een schokkend verhaal, met dito feiten, tot je te nemen? Hij kuchte een paar maal, moeizaam zoekend naar de juiste woorden. Hoe zit dat eigenlijk met mijn bescherming? Stel, stel dat ik een moordenaar ben en dat ik je dat zo dadelijk vertel. Neem jij dan onmiddellijk contact op met de politie? Meneer Wijffels leek ietwat verrast maar hij gaf hem onmiddellijk repliek. Wat denk je zelf? Zie ik eruit als een man die bij de eerste de beste plooi in het laken zijn beroepsmatige eed aan de kant schuift? Ik mag dan wel een vakidioot zijn, die heel onverstandig zware sigaren rookt en onder werktijd telefoontjes krijgt van zijn veeleisende lief, zoals je zeker en vast al hebt begrepen. Maar boven alles ben ik absoluut te
19
vertrouwen, in alle opzichten. Het enige wat ik in zulke gevallen kan doen is de persoon in kwestie ervan zien te overtuigen dat een moord een moord is. Dat men in zo n geval dit het beste kan gaan melden bij de autoriteiten, waarbij ik uiteraard kan helpen. Ben ik een beetje duidelijk voor je? Okay, goed dan. Maar, om de spanning weg te nemen, heb je daadwerkelijk iemand vermoord? Je zou namelijk niet de eerste zijn deze week die me dat is komen vertellen. Als dat alles is dan maak je voor nu weinig impressie, kun je me absoluut niet imponeren met zaken waar ik moeite mee zou moeten hebben, om die niet aan de autoriteiten door te spelen. Pardon? Bent u serieus nu, of maakt u een grapje? Meneer Wijffels lachte. Hij nam een haal van zijn sigaar en keek naar het raam, terwijl hij langzaam het antwoord formuleerde. Natuurlijk maak ik een grapje beste Hugo. Het is vanzelfsprekend dat ik deze week geen personages hier op de sofa heb gehad die iemand om zeep hebben geholpen. Dat soort patiënten zie ik niet al te vaak, en dat is maar goed ook. Die komen meestal bij gespecialiseerde artsen, therapeuten en inrichtingen terecht, waar men veel beter op dit soort mensen is ingesteld. Ik ben meer de man voor de ordinaire burgerzaken, de huis-tuin-en-keuken-dingskes, de echtelijke problemen, de instortingen op het werk, de lichte schizofrenie, de zondagmiddagtobbers, enzovoort. Meneer Wijffels richtte zijn blik weer op Hugo. Maar ik vertel je nu wel het klassieke antwoord dat ik geef als deze vraag aan mij wordt gesteld. En geloof me, het komt toch wel eens voor in mijn praktijk, maar zeer zeker niet regelmatig. Als vertrouwensman bekleed ik een boven iedere twijfel verheven positie. Ik zal nooit ofte nimmer dit vertrouwen eenzijdig verbreken of schenden, tenzij het met toestemming van de betrokkene gaat. Zulke toestemming gebeurt dan overigens altijd schriftelijk. Dat is niet alleen om mezelf in te dekken, maar vanzelfsprekend ook om de patiënt te garanderen dat het een officieel traject is, plus dat er op die wijze een groter bewustzijn aan te pas komt. Is dit tot dusverre een geruststelling voor je? Zeg dat wel, ik schrok toch wel even. Alsof ik rechtstreeks in de handen van de vijand liep en in de nog rokende loop van een pistool keek, terwijl het bloed uit mijn borst gutste. 20
Dat zag ik. Een gezicht, de gelaatsuitdrukkingen, en trouwens ook de bewegingen van een mensenlichaam, maar vooral de ogen, ze spreken dikke boekdelen. Gezichten zijn net spiegels, ze weerkaatsen de dingen weer terug de wereld in. Geloof me of niet, je zult niet de eerste zijn die mij vertelt dat er doden zijn gevallen. Of het nu een jammerlijk ongelukje was of met voorbedachten rade is gebeurd, ik ga al langer mee dan vandaag en gisteren en ik weet dat deze zaken zo nu en dan voorkomen in deze wrede, gecompliceerde wereld. Le monde est fou, monseigneur! Er viel een korte stilte. Het gezicht van meneer Wijffels werd ineens bijzonder serieus, er leek zich een grauwe nevel voor het oude gezicht te vormen. Hugo voelde zich weer ongemakkelijk worden. Laat ik je mijn huisregels uitleggen, de regels van mijn praktijk. Ik ben zowel psycholoog als psychiater. Ik neem aan dat je begrijpt wat dat betekent. Hugo knikte. Ten overvloede dan, want beter iets tien maal verteld dan één maal vergeten: omdat ik arts ben, kan ik medicijnen voorschrijven, maar natuurlijk is het aan de patiënt om ze in te nemen. Bovendien, ik grijp niet snel naar medicijnen, maar als ik op basis van mijn ervaring van ruim dertig jaar een medicijn uitschrijf, dan verwacht ik van mijn patiënten dat ze er verstandig mee omgaan. Kortom, dat ze het braaf, op het voorgeschreven moment, in de juiste dosis, innemen. Als je verder geen vragen hebt zal ik de rest van de huisregels uiteenzetten. Maar je kunt je nu nog bedenken. Dit eerste gesprek is natuurlijk vrijwillig en zal bovendien kosteloos zijn. Als wij de komende weken of maanden, soms duurt het zelfs jaren, aan de slag gaan, dan verandert dat uiteraard. De huisregels, of beter gezegd, de spelregels van mijn praktijk, die ik al heel lang met succes toepas conform de uitgangspunten van mijn gewaardeerde vakgenoten, op sommige punten aangevuld met mijn eigen, proefondervindelijk geïntroduceerde ervaringen, zijn als volgt. Meneer Wijffels nam enkele diepe teugen van zijn sigaar, alsof hij zich realiseerde dat de volgende lang op zich zou laten wachten. Zijn gezicht stond weer vriendelijk en begrijpend in de plooi, maar Hugo wilde eigenlijk helemaal niet dat Wijffels aan zijn uiteenzetting zou beginnen. Tegelijkertijd realiseerde hij zich dat hij moed en karakter
21
moest tonen, dat hij niet naar Antwerpen was gereisd om zonder resultaat terug te gaan naar huis. Hij schraapte zijn keel en legde de sigaar in de asbak. Ja Rudolf, ik ben er klaar voor nu, kom maar op met die huisregels van je. Laten we maar snel aan de slag gaan, onze tijd is kostbaar! Hugo nam zijn sigaar tussen duim en wijsvinger en inhaleerde diep. De kegel lichtte op en er plofte een kleine rookwolk de kamer in. Dat is krasse taal, jongeman! Zo hoor ik het graag. Jongeman? Ik ben veertig jaar zeg! Ik voel me allesbehalve een jonge man. Hugo was verbaasd door de reactie van meneer Wijffels. Daar geloof ik niets van. Meneer Wijffels ageerde behoorlijk fel. Gij geen jongeman? Awel, maar jongen toch, ge bent in de kracht van uw leven. Veertig jaren oud pas, ik wilde dat ik met je kon ruilen. Onmiddellijk! Daaraan hoef ik geen seconde te twijfelen. Ik had toen nog een heel leven voor me. Nu tikt de klok des levens behoorlijk luid in mijn oren. Ik ben achtenzestig jaar oud, ga misschien nog enkele jaren mee in dit vak. En dan ben ik op, versleten tot op het bot. Geschikt om te gaan vegeteren, als een boom in een groot woud, verstoken van daglicht. Alleen bij de kruin komt dagelijks nog een beetje zon door. Hugo verwonderde zich over de haast poëtische ernst van de man. Beste Hugo, let maar niet op mij. Als ge achtenzestig jaar oud bent dan gaat alles niet meer zo soepel als het vroeger ging. Gelukkig heb ik een jongere levenspartner, die me soms het gevoel laat herbeleven van toen ik veertig was. Maar ik ben in volle berusting. Laat het ouder worden maar komen, want het is onomkeerbaar geworden. Vroeger heb ik me hevig verzet tegen het ouder worden, nu vind ik het allemaal best. Mais bon, jongeman! We waren bij jou gebleven. Jij straalt de frisheid uit van een pas net volwassen geworden tiener, die wekelijks nog achter de meiskes aan zit en gedurende de weekeindes regelmatig de zaak op stelten zet. Je komt niet over als iemand van veertig, wees je daarvan bewust. Ik ken mensen van veertig, zelfs van begin dertig, die al een oude kop hebben, met een krakkemikkig lichaam bovendien. Ze praten als seniele oude van dagen, die eigenlijk opgesloten zouden moeten worden wegens gevaar voor zichzelf en de samenleving. Gij niet! Dat moet ge goed tussen de oren knopen Hugo Spons!
22
Met een verbazingwekkende lenigheid stond de logge man plotseling op. Hij liep naar het raam, keek even naar buiten terwijl hij de vitrage opzij schoof, alsof hij iets checkte, en draaide zich met een ruk om. De huisregels luiden als volgt. Eén: de behandeling is op basis van vrijwilligheid, wat niet betekent dat de patiënt zich aan in goed overleg gemaakte afspraken kan onttrekken. We maken op basis van vrijwilligheid afspraken met elkaar die we beiden zullen nakomen. Indien die situatie niet bestaat kan er van mijn zijde geen serieuze behandeling plaatsvinden, zet ik de behandelingen stop. Het nakomen van afspraken betekent dus bijvoorbeeld op tijd hier zijn, maar ook eventuele medicijnen innemen en overig huiswerk uitvoeren. Het betekent tevens dat ik te allen tijde beschikbaar ben als raadsheer, al is het maar telefonisch. Hij drukte zijn neus tegen het raam alsof hij de kruin van de boom wilde zien. Ten tweede: in enkele gevallen zal ik gebruik maken van hypnose of een methode die er nauw mee samenhangt. Hypnose en dergelijke zijn serieuze materie, die niet in het circus thuis horen. Ze kosten mij veel energie en hebben meestens pas op langere termijn de gewenste effecten. Ik gebruik deze onvoorspelbare, vooral onderzoekende therapievorm niet iedere dag, maar het kan bijzonder succesvol zijn. En ten derde: in de meeste gevallen zullen de behandelingen hier in deze kamer plaatsvinden. Het kan ook gebeuren dat we ergens naar toe gaan. Dat is niet gebruikelijk in mijn vakgebied, maar ik doe het toch wel af en toe. Vier: bij een definitieve start van de behandelingen moeten we enkele zakelijke dingen afwikkelen, zoals een vragenformulier invullen en de financiën. Ik vind dat persoonlijk vervelende dingen, maar ze moeten gebeuren en gelukkig is het eenmalig. Vijf: het kan voorkomen dat ik tijdens een behandeling plotseling word weggeroepen voor een noodgeval. Dit kan bovendien gebeuren vlak voor een geplande afspraak. Helaas moet ik mij dan beroepen op overmacht en zal er een nieuwe afspraak worden gemaakt. Belangrijk voor Isabelle is dat ze jou altijd goed en snel kan bereiken. Ik garandeer je dat het nauwelijks voorkomt, maar helaas zal mijn plicht dan prevaleren naar het noodgeval. Een noodgeval betekent soms het plegen van een telefoontje, en dat kan hinderlijk zijn als wij in gesprek zijn. Ook daarbij
23
zal ik me beroepen op overmacht, maar de gemiste tijd wordt uiteraard afgetrokken van de totaaltijd van de behandeling, of er wordt een geheel nieuwe afspraak gemaakt. Meneer Wijffels liep terug naar zijn plaats en legde de sigaar in de asbak. Hij ging zitten en wreef met beide handen enkele malen over zijn gezicht. Het losse vel onder zijn kin wiebelde en zat strak bij de stijve boord van zijn zalmkleurige overhemd. Ja, ik weet het, ik zie je al bedenkelijk kijken, die huisregels zijn vervelend. Maar ik spreek uit ervaring dat er problemen ontstaan als ze niet van beide kanten worden nageleefd. Je krijgt het geheel ook nog op papier, dan kun je je gedachten er eens rustig over laten dwalen. Laten we er maar niet langer doekjes om winden dan, laten we aan de slag gaan! Hugo s stem klonk krachtig en vol. Hij stond op en ging op ruim een meter afstand van meneer Wijffels staan. Hij voelde de drang opkomen om hem een hand te geven, ter bezegeling van het traject dat zij met elkaar zouden aangaan. Laten we beginnen Rudolf. Op de één of andere manier vind ik ineens dat we onze tijd niet langer moeten verdoen met algemene praatjes. Ik heb in zekere zin tijd genoeg, maar wat mij betreft kunnen we nu maar beter zo snel mogelijk van start gaan. Hij liep weer terug naar de bank en nam rustig plaats, echter zijn hart bonkte luid in zijn borst. Hij herkende zichzelf nauwelijks in deze haast narrig aandoende situatie, alsof hij deelnam aan een toneelstuk. Een gevoel van schaamte drong zich langzaam aan hem op. Beste Hugo. Meneer Wijffels lachte, zijn donkere ogen waren kleine streepjes geworden, zijn gehele gezicht bestond plotseling uit vriendelijke rimpels. Ik omarm je energie, maar laten we niet te hard van stapel lopen. Het gebeurt echt zelden dat ik iemand met zo n goede wil en geestdrift aantref. Dat doet me goed, het biedt zonder meer perspectieven. Wat we nu nog zullen doen is het volgende. Hij keek op zijn horloge. Het is nu bijna vier uur, de tijd gaat hier meestal sneller dan men denkt. Naar mijn idee een uitstekend tijdstip voor koffie. Mag ik je een goede tas koffie aanbieden Hugo? Prima idee, heerlijk! Dan drinken we zo dadelijk een tas koffie en nemen we daarna een korte vooruitblik naar de opdracht die ik je meegeef voor de volgende 24