DOOR DE BOMEN
Met een frisse helikopterblik schrijft pensioenexpert Jacqueline Lommen over actuele thema’s die spelen in de Nederlandse pensioensector. In tien columns helpt zij ons om een stip op de horizon te zetten. Een stip waarop we ons kunnen richten bij het toekomst bestendig maken van het pensioenhuis.
HET BOS ZIEN
Belangrijke informatie Robeco Institutional Asset Management B.V. heeft een vergunning als beheerder van ICBE’s en ABI’s van de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam.
Door de bomen het bos zien INSPRINGEN OP VERANDERINGEN EN MOGELIJKHEDEN IN DE PENSIOENSECTOR
‘It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent. It is the one that is the most adaptable to change’ | Charles R. Darwin
VOORWOORD
|3
Te midden van de veelheid aan nieuwe ontwikkelingen in het Nederlandse pensioenveld, dagelijkse drukte en urgentie is het een uitdaging om door de bomen het bos te zien. Dit boekje bevat een tiental columns. Ze schetsen de contouren van het bos. Deze korte bijdragen gaan over de fundamentele veranderingen in de Nederlandse pensioensector, ze signaleren trends en schetsen een concreet toekomstbeeld. Het zijn niet de geijkte pensioenonderwerpen die aan bod komen, maar vernieuwende thema’s. Bijvoorbeeld de mogelijkheden van nieuwe uitvoeringsmodellen zoals het Algemeen PensioenFonds, de PPI en grensoverschrijdende Europese pensioenfondsen. De extra flexibiliteit van de collectieve premieovereenkomst, die een brug slaat tussen DB- en DC-regelingen. De veranderende rol van sociale partners en de soms Babylonische spraakverwarringen over verplichtstelling en collectiviteit passeren hier ook de revue. Maar ook ‘ver van het bed’-onderwerpen als EIOPA en het Europese FTK. Collega Jacqueline Lommen beziet de Nederlandse pensioensector met een frisse helikopterblik. Ze put daarbij uit haar ruime praktijkervaring in het realiseren van concrete pensioenoplossingen voor grote ondernemingen. Haar praktijkinzichten opgedaan in zowel de private als publieke sector en in het internationaal veld staan hierbij centraal. Een deel van de artikelen is in 2014 in verkorte vorm als maandelijkse column gepubliceerd in Pensioen Pro. Wij zijn Pensioen Pro dan ook erkentelijk dat we deze columns mogen hergebruiken. Ik hoop dat deze korte bijdragen vanuit onze Robeco Research-afdeling voor u van nut zijn als inspiratie bij het zetten van een stip op de horizon, bij het nemen van moeilijke besluiten en het bijeenhouden en -brengen van alle belanghebbenden. Roderick Munsters CEO Robeco
4|
AUTEUR
INHOUD
JACQUELINE LOMMEN, directeur Europese Pensioenen en bestuurslid Stichting PPI bij Robeco
3
Voorwoord
7
Vier fundamentele veranderingen om op in te springen
11
Collectieve premieovereenkomst: voordelen DB en DC combineren
15
Het Algemeen Pensioenfonds (APF) wordt een succes
19
PPI’s kunnen ook worden opgericht door sociale partners
23
Wat bedoelen we met collectiviteit en solidariteit?
27
Multinationals kiezen voor Europees pensioenfonds
31
Sociale partners zetten deel van hun petten af
35
Babylonische spraakverwarring over ‘verplichtstelling’
39
De Europese pensioentoezichthouder krijgt tanden
43
Wellicht biedt het Europese FTK soelaas
|5
6
7
Vier fundamentele veranderingen om op in te springen Door de bomen het bos blijven zien. Dat is de grote uitdaging in de Nederlandse pensioensector. Er komt zoveel op ons af. Wellicht helpen deze columns om een stip op de horizon te zetten. Een stip waarop we ons kunnen richten indien we besluiten moeten nemen. Of als we moeilijke gesprekken aangaan met direct belanghebbenden om het pensioenhuis weer toekomstbestendig te maken. Waar gaan we naar toe?
Frisse blik van buiten naar binnen In de 25 jaar dat ik werkzaam ben in de institutionele pensioensector, heb ik steeds met één been in Nederland gestaan en met het andere in het buitenland. Dat helpt om van buiten naar binnen naar het Nederlandse stelsel te kijken. In de jaren negentig was ik als pensioen verzekeraar en lobbyist namens de Nederlandse pensioensector actief in Brussel. Daarna als DNB-toezichthouder bij de nieuwe Europese pensioenautoriteit EIOPA in Frankfurt. Sinds 2006 ben ik als consultant en als bestuurder van een pensioeninstelling weer actief in het ontwik kelen én realiseren van toekomstbestendige pensioenoplossingen voor grote, veelal internationale ondernemingen.
Ons pensioenstelsel heeft een grote toegevoegde waarde, bestaat al vele jaren, is omvangrijk en intelligent. Maar ons stelsel heeft ook last van de wet van de remmende voorsprong en heeft moeite met veranderingen. Geleidelijk krijgen echter innovaties, buitenlandse marktinvloeden en de EU-initiatieven die ik de afgelopen decennia heb zien langskomen ook vat op de Nederlandse pensioensector. Fundamentele veranderingen en nieuwe trends zijn zichtbaar, waar we op in kunnen springen. Het zijn alle onomkeerbare ontwikkelingen. Het is een tanker die vaart.
8
OUTLOOK 2015
Fundamentele veranderingen in de pensioensector – vier gebieden onderscheiden
1. Pensioen Stelsel
2. Pensioen Instelling
Financiering (FTK)
3. Pensioen Regeling
4. Pensioen Uitvoering
Verzekeren Administratie Beleggen
Door de bomen het bos blijven zien
Meer keuzemogelijkheden in pensioeninstellingen
Om door de bomen het bos te blijven zien onderscheid ik voor mijzelf altijd vier gebieden waarop veranderingen plaatsvinden. Dat maakt een betere analyse en effectievere dialoog mogelijk en maakt ook duidelijk wie op welk gebied het mandaat heeft. In plaats van elke verandering als een ‘stelselwijziging’ te benoemen pel ik ze af: veranderingen in het stelsel, in de pensioeninstellingen, in de regeling en in de operationele uitvoering.
Op het tweede gebied, van de pensioeninstellingen, ontrolt zich de toenemende marktwerking in de collectieve pensioenmarkt. Er komt meer keuze voor de sociale partners bij welke pensioenuitvoerder zij hun regeling onder kunnen brengen. Deze trend is ingezet met de komst van de PPI, de premiepensioeninstelling. Het voor 2016 aangekondigde APF (Algemeen Pensioenfonds) borduurt hierop voort. Dit meer flexibele pensioenfonds mag door sociale partners maar ook door andere partijen worden opgericht. De mogelijke verlegging van de grote verplichtstelling, van een verplichtstelling aan het pensioenfonds naar een verplichtstelling aan de pensioenregeling, zal de marktwerking complementeren. Daarmee sluiten we geleidelijk meer aan op het buitenland waar al langer meerdere uitvoeringsmodellen naast elkaar en in een vrije marktwerking functioneren: pensioenfondsen in handen van sociale partners, pensioeninstellingen in handen van financiële dienstverleners (IORP’s) en pensioenverzekeraars.
Pensioenstelsel en financiële stabiliteit Op het macro niveau van het stelsel kunnen we de veranderingen plaatsen zoals de verlaging van de belastingfacilitering, versobering van de eerste pijler AOW-uitkering en het naar elkaar toegroeien van de collectieve, veelal op verplichtstellingen gebaseerde tweede en meer individuele en flexibele derde pensioenpijler. Ons pensioenstelsel – en hypothekenmarkt - is tot zulke grote omvang doorgegroeid in verhouding tot onze economie dat het vanuit het perspectief van financiële stabiliteit onvermijdelijk aanpassing behoeft. Daarnaast is in internationaal perspectief het Nederlandse stelsel – tezamen met die in het VK en Ierland – een dusdanig buitenbeentje dat in het proces van geleidelijke convergentie ongetwijfeld de buitenlandse invloed toeneemt.
En op hetzelfde tweede gebied gaan ook de veranderingen nu snel voor wat betreft de financiering van pensioenfondsen. Dat wordt aangezwengeld door de veranderende internationale accounting-
9
en solvabiliteitswetgeving. Wie aan werknemers iets toezegt over pensioenuitkeringen, moet voldoende middelen opzij zetten. Internationale wetgeving maakt dit transparant en dwingt dit voortaan sterker af. Pensioenfondsen en verzekeraars ondervinden via de aanscherping van het FTK en Solvency2 het directe gevolg in hun hogere solvabiliteitsbuffers. Werkgevers ervaren de veranderingen via stijgende premielasten en IFRS balansverplichtingen. Pensioen valt hierdoor niet langer primair binnen het domein van HR. Het is ook een financieel onderwerp geworden. In andere woorden: Pensions has become a boardroom issue.
Efficiënte pensioenuitvoering
‘Ons pensioenstelsel heeft een grote toegevoegde waarde, maar heeft ook last van de wet van de remmende voorsprong’
Een veelheid aan fundamentele veranderingen in onze sector aldus. Hopelijk komt deze vogelvlucht analyse en vierdeling van pas om de weg door het bos uit te stippelen.
Nieuwe, toekomstbestendige pensioenregelingen Hiermee komen we bij het derde gebied, de pensioenregeling. Het is onvermijdelijk dat door het bovenstaande de risico’s geleidelijk verschuiven van de werkgever en de financiële instelling naar de deelnemers. Eindloon wordt middelloon, indexatie is geen automatisme meer en afstempelen wordt als ultieme remedie steeds vaker toegepast. Steeds meer sociale partners hakken de knoop door en vormen de traditionele DB-pensioenovereenkomst om naar een CDC-contract. Weliswaar nog altijd een uitkeringsovereenkomst, die moet voldoen aan het FTK, maar met een ‘IFRS-proof’ premieplafond. Andere sociale partners zijn op zoek naar een nog meer structurele, toekomstbestendige oplossing. De voor 2016 voorziene extra mogelijkheden via de collectieve premieovereenkomst kunnen de goede elementen van DB en DC combineren en inspelen op deze behoefte.
Om de dialoog zuiver te houden is er ten slotte nog een vierde niveau dat we kunnen onderscheiden. Dat is het terrein van de pensioendienstverleners. Administreren, beleggen en risico’s verzekeren zijn hier aan de orde. Minder complexe pensioenregelingen zullen de uitvoeringskosten verder drukken. En de grote risicomanagementervaring van de Nederlanders op ALMbeleggingsterrein wordt meer en meer gebruikt om goede lifecycle DC-strategieën te verzorgen. Op verzekeringsterrein is de trend gezet in het zoeken naar alternatieve risicodragers nu de Nederlandse verzekeraars de grens van hun hun risicoabsorptievermogen bereiken.
10
11
Collectieve premieovereenkomst: voordelen DB en DC combineren Het debat over de keuze tussen DB- en DC-pensioenregelingen is vaak schel. Maar dat hoeft niet zo te zijn: wie wil kan de voordelen van DB combineren met die van DC. En dat zonder dat de deelnemer wordt belast met onnodige risico’s. Misschien een reden om toch samen de sprong te wagen? De geleidelijke transitie van een DB- naar een DC-pensioenregeling Het gaat me aan het hart. Als ik zie hoe zwart-wit de discussie over toekomstbestendige pensioenregelingen wordt gevoerd. Hoe schel de toon van het debat soms is. Hoe veel mispercepties over premieovereenkomsten leven. Ook zie ik creatieve tussenoplossingen zoals CDC-regelingen. Vanuit accounting perspectief zijn deze regelingen de facto DC, maar voor de Nederlandse pensioenwet blijven het de jure uitkeringsovereenkomsten met een ‘vastgestelde’ uitkering en met alle (buffer)vereisten die daarmee samenhangen. Richting de deelnemers luistert communicatie dan ook nauw en ontstaan al gauw misvattingen over de daadwerkelijke pensioentoezegging.
Ik merk in de dagelijkse praktijk dat steeds meer sociale partners deze situatie als kwetsbaar ervaren en op zoek zijn naar een meer toekomstbestendige contract. Een overstap naar een traditionele individuele premieregeling blijkt voor vele sociale partners echter een te grote sprong. Maar de voor 2016 beoogde collectieve premieovereenkomst kan een concreet alternatief bieden. De noodzakelijke wetswijzingen worden thans door de overheid voorbereid in nauwe samenspraak met de sector. De collectieve premieovereenkomst is een logische volgende stap in het evolutionaire proces van de vormgeving van Nederlandse pensioenregelingen. Hoe ziet dit contract er uit?
12
OUTLOOK 2015
Collectieve premieovereenkomst: de gulden middenweg De goede elementen van DB en DC worden gecombineerd. Het gaat hier niet om vermenging van zwart en wit tot een grijze tussenoplossing. Deze gulden middenweg komt voort uit de wijsheden van Aristoteles. De deugd combineert het beste van beide werelden. Het past zwarte en witte elementen in elkaar, als puzzelstukjes. De beoogde nieuwe regeling is als vanouds gebaseerd op solidariteit en collectiviteit. Dit zijn kernelementen uit de DB-wereld. Solidariteit is essentieel om risico’s te delen. Collectiviteit leidt tot schaalvoordelen, kostenefficiency, professionaliteit, een centrale rol van de sociale
partners en een onmisbaar stukje paternalisme. Allemaal kenmerken die, anders dan vaak wordt gesuggereerd, ook onderdeel zijn van een premieovereenkomst. Maar in tegenstelling tot de uitkeringsovereenkomsten zijn premieover eenkomsten gebaseerd op individual accounts, oftewel persoonlijke pensioenrekeningen. Persoonlijke eigendomsrechten staan centraal. Dat komt tegemoet aan de steeds meer onderkende roep om in een veranderende wereld een einde te maken aan subjectieve waardering, intransparante ex-post herverdeling en discretionaire besluitvorming, die een onlosmakelijk onderdeel vormen van de traditionele
Collectieve premieovereenkomst – een evolutionair proces
Traditioneel DB Middelloon Conditionele indexatie Afstempelen Nominaal contract Uitkeringsovereenkomst
CDC
Premieovereenkomst
Reële contract
Collectieve premieovereenkomst Smart DC Individueel DC
13
uitkeringsovereenkomsten. En ook aan de behoefte van sociale partners om pensioen weer begrijpelijk te maken en gewaardeerd te laten worden door de werknemers. Voor de werkgever is de premieovereenkomst zowel IFRS-proof als FTKproof. De solvabiliteitseisen voor de pensioeninstelling zijn beperkt, wat de toekomstige positie van het pensioenfonds versterkt. Smart DC-regelingen combineren beheersbare pensioenlasten met behoud van een aantrekkelijke en integere pensioenvoorziening.
‘Er wordt een aanlegsteiger gebouwd, zodat de sprong vanaf de DB-walkant leidt tot een solide landing aan de DC-zijde’
precies geijkt op de leeftijd en de risicotolerantie van de deelnemer. Het aanpassen in de loop van de tijd gebeurt automatisch. Vele Nederlandse brains die ALM-risicobeheer in DB-regelingen hebben ontwikkeld, doen dit nu voor optimale default lifecycle-strategieën in DC-regelingen. Als iemand internationaal leidend is op dit terrein, zijn het tegenwoordig de Hollanders. Het collectief blijven delen van risico’s in een premieovereenkomst wordt thans uitgewerkt als onderdeel van de kabinetsvoorstellen. Het idee is om voortaan variabele in plaats van vastgestelde uitkeringen mogelijk te maken, zodat risicovoller kan worden ‘doorbelegd’. Hierdoor stijgt het verwachte beleggingsrendement en daarmee de toekomstige pensioenuitkering aanzienlijk. Ook is het streven om via zogenaamde geleidelijke ‘inkoop’ in een collectieve pot vanaf tien jaar voor pensioendatum te regelen dat pensioenfondsen de uitkeringsfase van DC-regelingen kunnen verzorgen en tevens de pensioenknip nog beter wordt voorkomen. Naar keuze van de sociale partners kunnen ook nog elementen van ‘herverdelen’ en ‘uitsmeren van schokken in de tijd’ onderdeel worden van de collectieve risicodeling.
De sprong wagen Bescherming van deelnemers tegen onnodige risico’s Maar deze voordelen van premieovereenkomsten komen ook met nadelen, die we aan onze stand verplicht zijn om goed aan de deelnemers te vertellen: het financiële risico van pensioen verschuift naar de deelnemer. Veelal ongewild. De werkgever en het pensioenfonds staan niet langer garant voor de hoogte van de pensioenuitkering. Het belangrijkste slimme element van de nieuwe DC-regelingen is dan ook de bescherming van deelnemers tegen onnodige beleggingsrisico’s en het collectief blijven delen van risico daar waar mogelijk. Hier ligt de crux. We willen immers geen Amerikaanse toestanden. De bescherming tegen onnodige beleggingsrisico’s gebeurt via default keuzeopties. Deelnemers hebben in premieregelingen meestal alle vrijheid om zelf hun beleggingsbeleid te kiezen. De praktijk leert echter dat gemiddeld 95% kiest voor de default-optie die de pensioeninstelling heeft ontwikkeld. In deze default-opties wordt de beleggingsportefeuille
De gulden middenweg van Aristoteles verwijst naar het combineren van het beste van twee werelden. Maar Aristoteles’ inspanningen waren ook gericht op het doorbreken van vruchteloze polariteit en langjarige inertie. Moderne, Smart DC-regelingen worden al veel toegepast en zijn kant-en-klaar beschikbaar. De voor januari 2016 voorziene collectieve premieovereenkomst biedt een nog volwaardiger DC-alternatief. Er wordt als het ware een aanlegsteiger gebouwd, zodat de sprong vanuit de DB-walkant leidt tot een solide landing aan de DC-zijde, voor die sociale partners die de sprong willen wagen.
14
15
Het Algemeen Pensioenfonds (APF) wordt een succes De API, de Algemene Pensioeninstelling. Wellicht ver van het bed. Het onderwerp sneeuwt onder in de berichtgeving over het pensioencontract en de nieuwe FTK-wetgeving. En nu is daar opeens het APF, het Algemeen Pensioenfonds. Een volgende stap in het API-dossier. Wellicht een idee om er toch eens in te duiken met het oog op het kiezen van een efficiënt uitvoeringsmodel?
Nationale pensioendialoog van staatssecretaris Klijnsma
Het APF: marktwerking in de Nederlandse pensioensector
Staatssecretaris Jetta Klijnsma zet op dit moment grote stappen. Terwijl de sector verwikkeld is in een zoektocht naar een verbetering van het bestaande FTK en pensioencontract, gaat op de achtergrond het werk aan het toekomstbestendig maken van ons stelsel in hoog tempo verder. Naast het noodzakelijk onderhoud neemt de overheid het voortouw in het proactief op de agenda zetten van fundamentele veranderingen. Zo zijn er initiatieven voor de optimalisering van premieovereenkomsten, de mogelijke afschaffing van de doorsneesystematiek, fiscale versobering van het Witteveenkader, verbetering van de positie van ZZP’ers en de introductie van de PPI en het APF. Op dit laatste initiatief aangrijpend: waarom geloof ik in het succes van het APF?
We lezen in de vak- en nieuwsbladen tegenwoordig veel over het streven naar versnelde consolidatie, lagere nalevingslasten, professionalisering van het bestuur, meer keuzemogelijkheden voor sociale partners en lagere uitvoeringskosten. Een belangrijk deel van het antwoord op deze uitdagingen is volgens mij meer marktwerking in de collectieve pensioen sector. Niet omdat Europa meer marktwerking afdwingt, zoals vaak wordt gesuggereerd, maar omdat dit in Nederland in een behoefte voorziet. In onze pensioensector hebben we lange tijd geen vrije markt voor pensioeninstellingen gekend. De meeste pensioenregelingen zijn verplicht ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds. Andere
16
OUTLOOK 2015
pensioenuitvoerders, zoals ondernemingspensioenfondsen, verzekeraars, PPI’s of buitenlandse pensioeninstellingen mogen deze bedrijfstakregelingen niet uitvoeren of alleen onder strikte of minder aantrekkelijke voorwaarden. In de circa tien procent van de markt die door verzekeraars wordt bediend, is strikte taakafbakening wetgeving noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het ongelijke speelveld met de bevoordeelde (bedrijfstak)pensioenfondsen in goede banen wordt geleid. Een ander voorbeeld van ontbreken van goede marktwerking is dat de belangrijkste Nederlandse pensioenuitvoerder, het pensioenfonds, alleen mag worden opgericht door sociale partners en niet door andere belanghebbenden in de pensioensector. Dit strikt gereguleerde stelsel is historisch gegroeid en heeft ons veel goeds gebracht. Echter, de behoeften en de omgeving zijn aan het veranderen. De PPI, en binnenkort naar verwachting ook het APF, zijn de symptomen van deze verandering. Ze veranderen fundamenteel de marktordening in ons pensioenstelsel. Beide pensioenuitvoerders kunnen namelijk niet alleen door sociale partners worden opgericht, maar ook door andere belanghebbenden. Bijvoorbeeld door pensioendienstverleners. In het buitenland is het PPI en APF model al lange tijd gemeengoed. Zie bijvoorbeeld de Pensionskasse en het Pensionsfonds in Duitsland en Zwitserland en de pensioendochters van financiële instellingen in Oosten Zuid-Europa. Maar ook de superannuation funds in Australië en ZuidAmerika. In al deze landen kunnen sociale partners vrijelijk kiezen tussen een eigen (bedrijfstak-)pensioenfonds, een verzekeraar of het aansluiten bij een open-end PPI of APF in handen van financiële dienstverleners. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland vormen, samen met Nederland, dusverre een uitzondering. Gezien het gemeengoed en succes van het PPI- en APF-model in de landen om ons heen, verwacht ik dat ook in Nederland een behoorlijk aantal APF’s zal worden opgericht. De initiatiefnemers zijn naar verwachting de bestaande ondernemingspensioenfondsen en werkgevers, die via het APF een soort vrijwillige bpf’en kunnen creëren en buiten het domein kunnen treden. Maar naar verwachting zullen
17
vooral ook pensioenuitvoeringsorganisaties, vermogensbeheerders, verzekeraars, banken en consultants via een APF op de nieuwe mogelijkheden inspelen.
De API is een no-brainer Maar met de introductie van de PPI en het APF zijn we er nog niet helemaal. Er volgen nog twee stappen tot de totstandkoming van de API, zoals deze bijna tien jaar geleden als een no-brainer was voorzien1 en voortkomt uit de buitenlandse pensioenmarkten en het Europese gedachtegoed.
‘Op de achtergrond gaat het toekomstbestendig maken van ons stelsel in hoog tempo verder’ Ten eerste zit er nog een oplossing in het vat voor de grote verplicht stelling in Nederland. Verplicht gestelde bedrijfstakpensioenfondsen mogen zich nog niet omvormen tot een APF. Dat is met een welover wogen reden: de APF en de grote verplichtstelling bijten met elkaar. Nederlandse en EU-mededingingswetten verbieden een ongelijk speelveld. Bij omvorming van een bedrijfstakpensioenfonds in een APF breekt het zijden juridische draadje van de ‘gerechtvaardigde uitzondering’ waaraan de grote verplichtstelling nog hangt. De oplossing ligt echter voor de hand. De verplichtstelling zou verhangen kunnen worden zonder de voordelen van de verplichtstelling te verliezen. Niet het fonds, maar alleen de regeling zou verplicht kunnen worden gesteld voor de bedrijfstak. Vervolgens kunnen alle soorten uitvoerders vrijelijk en in een level playing field met elkaar concurreren in het beheer van deze bedrijfstakpensioenregelingen. Na deze wijziging in de grote verplichtstelling zouden dus ook de Nederlandse ondernemingen en sociale partners die nu verplicht onder een Bpf vallen, kunnen profiteren van het meer flexibele APF.
Daarnaast is voor een echte API het geharmoniseerde Europees FTK onontbeerlijk. IORP2 zorgt er voor dat het Nederlandse APF ook aantrekkelijk wordt om buitenlandse pensioenregelingen in onder te brengen. Het huidige FTK is te rigide in internationaal vergelijk, en prijst de APF en Nederland daarmee uit de markt als aantrekkelijke uitvalsbasis voor pensioenvoorzieningen. Werkgevers brengen nu nog het liefst de pensioenregelingen van hun buitenlandse vestigingen samen in een buitenlands pensioenfonds. Via het beoogde IORP2 geldt same risks, same rules, krijgen alle pensioeninstellingen in Europa dezelfde financieringsvereisten en wordt oneigenlijke regulatory arbitrage voorkomen. Nederlandse werkgevers kunnen in de toekomst dan dichter bij huis blijven en het al zo lang beoogde ‘Nederland Pensioenland’ kan daadwerkelijk gestalte gaan krijgen.
1 Arnoud Boot (2007) ‘Advies inzake modernisering van het uitvoeringsmodel voor pensioenregeling’. Jacqueline Lommen (2009) Netspar NEA Paper 25 ‘De API is een no-brainer’; De positionering van Nederland in de opkomende Europese pensioenmarkt”.
18
19
PPI’s kunnen ook worden opgericht door sociale partners De PPI, de premiepensioeninstelling, bestaat nu bijna vier jaar. Geleidelijk groeit het begrip en de acceptatie van de PPI. Meer dan 1 miljard euro aan pensioen assets zijn ondertussen, eind 2014, bij een PPI ondergebracht. Wat is de rol van deze nieuwe, derde pensioenuitvoerder in de Nederlandse pensioensector? Hoe kan de PPI iets voor ons betekenen? Hieronder een korte introductie.
Grote pensioenspelers in de PPI sector Vaak hoor ik dat de PPI als een product wordt gezien. Als een lijfrente, of banksparen, of als een soort beleggingsfonds. Ook wordt een PPI vaak geduid als een DC-regeling in de tweede pijler. Maar dat zijn allemaal misverstanden. Een PPI is geen product, maar een pensioeninstelling, met een balans, een bestuur, licentie, toezichthouders, etc. Een nieuw, derde uitvoeringsmodel, naast het pensioenfonds en de verzekeraar. In 2011 is de PPI-wetgeving geïmplementeerd. Ondertussen zijn twaalf PPI’s opgericht. Ze zijn terug te vinden in het register van DNB via www. toezicht.dnb.nl. Veelal zijn het de grote pensioenuitvoeringsorganisaties en verzekeraars die besloten hebben een PPI op te richten. Vaak in samenwerking met elkaar. Bekende namen als PGGM, Syntrus, TKP, AZL, APG, AEGON, NN, Delta Lloyd en Zwitserleven. Maar ook
pensioenvermogensbeheerder Robeco, pensioenconsultant Towers Watson, Rabobank en ABN Amro Bank, Brand New Day en de grote buitenlandse partijen Elips Life, Credit Suisse en Swiss Re zijn actief. Allemaal klinkende namen en grote spelers in de sector. Blijkbaar speelt de PPI in op een duidelijke marktbehoefte en zien deze partijen goede toekomst in dit nieuwe model. Sommige PPI’s richten zich op het MKB-segment, zoals traditioneel door de verzekeraars wordt bediend. Maar er is een aantal PPI’s dat zich nadrukkelijk op de grote werkgevers en sociale partners en liquiderende pensioenfondsen richt en maatwerk biedt. In lijn met het bestaande, institutionele klantenbestand van de pensioendienstverlener die de initiatiefnemer van de PPI is.
20
OUTLOOK 2015
Kenmerken van een PPI Vaak worden PPI’s vergeleken met verzekeraars. Maar als een PPI één ding niet is, dan is het een verzekeraar. Een PPI laat zich het best vergelijken met een pensioenfonds. Beide zijn pensioeninstellingen en beide vallen onder de Europese pensioenwetgeving en onder het DNBpensioentoezicht. Maar wat is dan het verschil tussen een pensioenfonds en een PPI? Ik noem de twee meest wezenlijke. De eerste betreft het niet mogen dragen van risico door de PPI. De PPI is een zogenaamde non-article 17 IORP. Een PPI mag geen biometrische lang- of kortleven- en arbeidsongeschiktheidsrisico’s dragen. Ook mag een PPI geen financiële minimumgaranties bieden. PPI’s mogen deze pensioenregelingen wél beheren, maar de risico’s moeten zijn (her)verzekerd. In het buitenland is
dit heel normaal, zie bijvoorbeeld de werkwijze van de UK pension trusts. In Nederland zien we deze uitbesteding van de risicodekking ook terug bij een (volledig) herverzekerd pensioenfonds. Het grote voordeel van het niet mogen dragen van risico is dat de PPI nauwelijks solvabiliteitseisen kent. De PPI valt ook niet onder het FTK. Een ander voordeel is dat de PPI hierdoor lean en flexibel is en de nalevingskosten en de compliance-druk lager. De PPI’s beheren in Nederland veelal premieovereenkomsten, maar formeel gezien mogen ze premieregelingen en andere regelingen uitvoeren die door toepasselijke wetgeving zijn aangemerkt als arbeidsgerelateerde pensioenregelingen. Een aantal PPI’s beoogt ook buitenlandse regelingen van Nederlandse werkgevers te beheren en
Premiepensioeninstellingen (PPI’s) – nieuw derde uitvoeringsmodel
Werkgever – pensioenovereenkomst verplicht onderbrengen bij een pensioeninstelling
Pensioenfonds
Verzekeraar
PPI
Onderneming (Opf)
Rechtstreekse regeling
Closed-end PPI (in eigendom sociale partners)
Bedrijfstak (Bpf)
Buy-in
Beroepsgroep (Bpr)
Buy-out
Multi-opf (Mofp) APF
Open-end PPI (in eigendom pensioendienstverleners) Buitenlandse IORP’s
Nieuw, derde uitvoeringsmodel
21
gebruik te maken van hun Europese paspoort. Maar allereerst wordt een stevige basis in het businessmodel gelegd in de Nederlandse markt. Het tweede wezenlijke verschil is dat PPI’s niet alleen mogen worden opgericht door sociale partners, zoals bij een pensioenfonds, maar óók door derden. Net zoals dit wordt beoogd voor het Algemeen Pensioenfonds, het APF. In het buitenland is dat gemeengoed, bijvoorbeeld bij de Duitse Pensionskasse, het Zwitserse Pensionsfonds en de Zuid-Europese, Australische en Zuid-Amerikaanse superannuation funds. Voor de Nederlandse pensioensector is dit nieuw en knaagt dit logischerwijze aan de gevestigde marktordening. De uitvoeringskosten, verzekeringspremie en kwaliteit van het beleg gingsbeleid en dienstverlening aan deelnemers zijn sinds de introductie van de PPI al aantoonbaar verbeterd in de pensioensector, zoals blijkt uit een recente evaluatie in opdracht van het ministerie van Financiën. De grotere marktdynamiek die PPI’s teweegbrengen dwingt vernieuwing af.
‘De PPI is een pensioeninstelling; een nieuw, derde uitvoeringsmodel, naast het pensioenfonds en de verzekeraar’ PPI’s oprichten door sociale partners Sociale partners hebben nu dus meer keuzemogelijkheden in uitvoeringsmodellen. Naast een eigen pensioenfonds, aansluiting bij een Bpf of overstap naar een verzekeraar behoort thans ook de PPI tot de mogelijkheden. Opvallend is dat tot op heden alleen PPI’s zijn opgericht door financiële dienstverleners, de zogenaamde open-end PPI’s. En dat terwijl het
toch echt de intentie van de Nederlandse wetgeving is dat ook sociale partners zelf een PPI kunnen oprichten, een zogenaamde closed-end PPI. Bijvoorbeeld door omzetting van een pensioenfonds in een PPI, met behoud van de Stichting. Of door samen met gelieerde ondernemingen of binnen een conglomeraat een eigen PPI op te richten. De kring van aangeslotenen en samenstelling van bestuur kan zelf worden gekozen. Vooral indien het fonds een premieovereenkomst beheert waarbij de facto de risico’s niet op de pensioeninstelling rusten, is dit een aantrekkelijke mogelijkheid. Ik neem in deze column de vrijheid om dit idee aan de hand te doen. Het is niet voor iedereen opportuun, maar voor sommige sociale partners vast het overwegen waard.
22
23
Wat bedoelen we met collectiviteit en solidariteit? Collectiviteit en solidariteit zijn de pijlers onder ons Nederlandse pensioenstelsel. Maar het dreigen containerbegrippen te worden. Ze worden te kust en te keur te berde gebracht. En collectiviteit is natuurlijk ook iets anders dan solidariteit. Hieronder heb ik beide begrippen afgepeld. Wat willen we behouden en waar begint de schoen te wringen? Laten we voorkomen dat we het kind met het badwater weggooien.
Containerbegrippen
beide begrippen. Ik heb dan ook beide begrippen afgepeld. Het is een soort afvinklijstje. Bij nieuwe ideeën of plannen kunnen we dit lijstje wellicht ter hand nemen en de oude en nieuwe situatie vergelijken. Veelal zal dan blijken dat zowel de collectiviteit als de solidariteit goed geborgd zijn.
De een is vóór collectiviteit, omdat de sociale partners hun centrale rol goed vervullen. De ander is tégen collectiviteit, omdat hij liever zelf zijn eigen beleggingsportefeuille samenstelt. De derde vindt collectiviteit belangrijk vanwege de kostenvoordelen. De volgende stelt dat collectiviteit leidt tot intransparante herverdeling. Allemaal hebben ze het dus over geheel iets anders.
Solidariteit: risicodeling en herverdeling
Ik heb het idee dat de uiteenlopende belanghebbenden sneller tot elkaar kunnen komen indien we helder krijgen wat we bedoelen met
Allereerst moeten we solidariteit onderscheiden van collectiviteit. Solidariteit gaat over risicodeling met anderen en over herverdeling binnen een groep.
24
OUTLOOK 2015
Solidariteit en collectiviteit: een checklist
Solidariteit
Collectiviteit
Risico’s samen delen – biometrisch (langleven, kortleven, arbeidsongeschikt) – financieel (beleggingen, inflatie) – macro langleven
Centrale rol sociale partners – bepaling inhoud regeling – keuze pensioenuitvoerder Centrale rol van pensioenfondsen – uitvoeringsmodel Non-profit – pensioeninstelling – uitbestedingspartners (PUOs, vermogensbeheerders) Verplichtstelling – klein – groot (regeling en uitvoerder) Schaalvoordelen – inkoopkracht – professionaliteit Paternalisme – via tweede pijler (niet derde pijler individueel) – bescherming deelnemers (default opties) – beperking hassie (ontzorgen) Beleggingsbeleid – Prudent person
Risico’s onderling herverdelen – ex-ante (doorsneesystematiek, m/v) – ex-post en discretionair (bijstorten, afstempelen) – met huidige en/of toekomstige generaties – Schokken spreiden in de tijd Risicodrager(s) – Pensioeninstelling (FTK) – werkgever (IFRS) – 3rd party (verzekeraar, markt, captive) – deelnemers (collectief of individueel)
Bij risicodeling zijn er enerzijds biometrische risico’s, zoals de mogelijk heid dat we maar kort leven, of juist lang leven of arbeidsongeschiktheid worden. Deze micro risico’s worden veelal afgedekt door ze solidair te delen via de wet van de grote getallen. Dat gebeurt via nabestaandenen arbeidsongeschiktheidsdekking en via levenslange pensioen uitkeringen, veelal via verzekeraars. Ook hebben we te maken met het macro langlevenrisico: het risico dat we allemaal samen een hogere levensverwachting blijken te hebben dan voorzien en pensioenen dus langer moeten worden uitbetaald. Anderzijds zijn er financiële risico’s, zoals beleggingsrisico. Het nemen van deze risico’s, en
daarmee verwacht hoger rendement krijgen, is essentieel voor een voldoende hoge pensioenuitkering. Bij risico’s is vooral van belang wie de risicodrager is. Dat kan een financiële instelling zijn, maar ook de werkgever, de markt of de deelnemer(s). Een tweede vorm van solidariteit die we onderkennen is herverdeling. Deze kan vooraf of achteraf vorm krijgen. Ex ante door bijvoorbeeld af te spreken dat we voor mannen en vrouwen dezelfde pensioenpremie betalen ook al leven vrouwen langer. Of door de doorsneesystematiek te hanteren, waardoor jongeren solidair zijn met ouderen. Ex post kunnen
25
we herverdelen door bijvoorbeeld de pensioenuitkeringen juist wel of niet te indexeren, een bijstorting van de werkgever te vergen of juist te besluiten tot afstempelen en verlagen van uitkeringen. Herverdelen kan ook door schokken te spreiden in de tijd en eventueel met toekomstige generaties te delen.
‘Collectiviteit en solidariteit zijn een groot goed. Niemand wil dit kind met het badwater weggooien’
Een geheel andere en vaak gehoorde betekenis van collectiviteit verwijst naar ‘schaalvoordelen’. Door een collectief contract kan de prijs van dienstverlening omlaag. Ook kan een ‘professionele, goede, kundige besluitvorming’ plaatsvinden. Wat ik zelf een mooie, nobele betekenis van collectiviteit vind is ‘paternalisme’. Een gezonde dosis weliswaar; niet te veel. Hier wordt dan geduid op pensioenen regelen via de werkgever in de tweede pijler in plaats van zelf doen via de derde pijler, op beschermen van deelnemers, ontzorgen door default-keuzes en gemak bieden aan deelnemers. Een vijfde vorm ten slotte, grijpt specifiek aan op het beleggingsbeleid. Dit verwijst naar collectief beleggen in plaats van in een persoonlijke pensioenrekening. En naar het beleggingsbeleid laten bepalen door het bestuur van de pensioeninstelling in plaats van door het individu, en naar een standaard asset-allocatie in plaats van maatwerk lifecyclebeleggen.
Collectiviteit: samen doen Deze afpelexercitie vervolgend komen we bij het begrip collectiviteit. Collectiviteit betreft iets geheel anders dan solidariteit. Het gaat simpel gezegd over samen dingen doen. Als ik om mij heen mijn oor te luisteren leg in de pensioensector krijgt dit begrip een veelheid aan invullingen. Zo wordt met collectiviteit vaak bedoeld: ‘een centrale rol voor sociale partners’. De inhoud van de regeling en de keuze van de uitvoerder worden bepaald door sociale partners, niet door individuen. Of er wordt verwezen naar ‘uitgevoerd door een pensioenfonds’, dus niet door een verzekeraar, premiepensioeninstelling (PPI), bank of beleggingsonderneming. Hier leunt ook de betekenis ‘non-profit’ dicht tegenaan, waarbij in feite wordt bedoeld dat de pensioeninstelling zelf een stichting is en de uitbestedingspartners commerciële partijen zijn. Een tweede vaak gebruikte invulling van collectiviteit is ‘verplichtstelling’. Alle werknemers krijgen verplicht een pensioenregeling aangeboden (kleine verplichtstelling). Of alle ondernemingen in de bedrijfstak hebben dezelfde pensioenregeling, die tevens verplicht is ondergebracht bij een specifiek bedrijfstakpensioenfonds (grote verplichtstelling).
Kind niet met het badwater weggooien Veel van de veranderingen die nu in de sector spelen gaan over aanpassingen in de solidariteit, over andere vormen van risicodeling en herverdeling. De collectiviteit blijft buiten schot; die blijft naar eigen keuze geheel of grotendeels ongewijzigd. Als we dat onderkennen, zullen veel plannen voor verandering minder weerstand hoeven te ontmoeten. Collectiviteit en solidariteit zijn een groot goed. Niemand wil dit kind met het badwater weggooien.
26
27
Multinationals kiezen voor Europees pensioenfonds Vanwege financiële en bestuurlijke voordelen kiezen multinationals steeds vaker voor één grensoverschrijdend Europees pensioenfonds. De laatste jaren volgen pensioendienstverleners dit voorbeeld. Met de introductie van de PPI springt Nederland in op deze marktbehoefte. Het onderbrengen van pensioenregelingen uit verschillende landen in een centraal pensioenfonds is een stap-voor-stap proces, waarbij lokale triggers veelal de aanleiding vormen voor sociale partners om ‘Europees te gaan’.
Groeiend aantal grensoverschrijdende IORP’s Europese pensioenoplossingen. Dan denken we veelal aan expats die van land naar land hoppen of aan pensionados die naar zuidelijke landen verhuizen vanwege fiscale voordelen of grotere koopkracht van hun Nederlandse pensioenuitkering. Maar daar doel ik niet op. Europese pensioenen duiden tegenwoordig op multinationale ondernemingen of financiële dienstverleners die een grensoverschrijdend Europees pensioenfonds oprichten.
Sinds de invoering van de Pensioenrichtlijn in 2003 kunnen pensioen regelingen voor lokale medewerkers in de internationale vestigingen van een onderneming worden ondergebracht in één grensoverschrijdend pensioenfonds. In pensioenjargon ook wel de cross-border IORP genoemd, waarbij IORP staat voor Institution for Occupational Retirement Provisions. Een kleine honderd zijn er nu, meer dan vaak gedacht. De meesten voortvloeiend uit een Brits/Ierse technische definitiekwestie. Een vijftiental IORP’s is echter onderdeel van een weloverwogen
28
OUTLOOK 2015
Voordelen door grensoverschrijdende aanpak
corporate strategie en nieuw opgericht. Dit aantal is dus nog beperkt maar groeit gestaag. Kortgeleden keek ik nog eens in de publieke registers van de toezichthouders en zag dat Johnson & Johnson, Chevron en Euroclear waren toegevoegd. Klinkende namen als Nestlé, BP, Novartis, Ricoh en Pfizer stonden al langer op de lijstjes. Ook het RESAVER-initiatief, waarin universiteiten en onderzoeksinstituten, geholpen door de Europese Commissie, een betere pensioenvoorziening voor de vele internationaal mobiele, universitaire docenten en onderzoekers nastreven, is een spraakmakend voorbeeld. België was er al vroeg bij om in te spelen op de Europese interne pensioenmarkt. Maar ook Luxemburg, Liechtenstein (als EU31-lid en directe buur van de Zwitserse multinationals) en sinds kort Nederland spelen actief in op de marktbehoefte en willen graag de vestigingsplaats zijn van deze grote pensioenfondsen.
Wat drijft sociale partners om te kiezen voor een grensoverschrijdend pensioenfonds? In de eerste plaats is dit governance. Waar pensioen traditioneel primair tot het domein van de lokale HR afdeling behoorde, ligt dit dossier de laatste jaren steeds vaker op de tafel van de financieel directeur en de risicomanagers op het hoofdkantoor. De International Employee Benefits Manager is aan zet om de IFRS-aanspraken in de ondernemingsbalans en de premielasten in de winst- en verliesrekening in goede banen te leiden en de pensioenen in uiteenlopende landen te stroomlijnen. Daarnaast zijn er financiële en praktisch-operationele voordelen. Het runnen van een Europees pensioenfonds leidt tot één toezichthouder, één geconsolideerde rapportage, één bestuur en één IFRS-rapportage. Verschillende regelingen, met elk hun eigen afspraken en dekkings
Grensoverschrijdend Europees pensioenfonds (IORP)
IORP Pensioeninstelling
Pensioenregeling land A
Pensioenregeling land B
(financieringsvehikel, juridische entiteit)
Pensioenregeling land C
Gereguleerd door financieel/prudentieel recht van land van vestiging van pensioeninstelling (Home country)
Gereguleerd door Sociaal- & Arbeidsrecht van land van origine van pensioenregeling (Host countries)
29
graden, mogen gescheiden van elkaar via ring-fencing in de IORP worden ondergebracht. In sommige IORP’s is eventueel één solvabiliteitsbuffer voor alle DB-regelingen toegestaan als de sociale partners dat zelf wensen. Door de keuze voor een stabiel vestigingsland voor de IORP vermindert het counterparty risk op het land en zijn de pensioenvoorzieningen en opgebouwde pensioenkapitalen beter beschermd. Goed geselecteerde internationale uitbestedingspartners leiden ook tot schaalvoordelen. Vooral in de kleinere landen biedt de grensoverschrijdende aanpak daarnaast kwaliteitsverbetering, met beter risico- en vermogensbeheer en dito pensioenresultaat voor de werknemers.
zitten veelal de bestuurders van het oorspronkelijke lokale pensioenfonds of de ondernemingsraad.
‘De Europese pensioenfondsen zijn nog een pril initiatief, maar hun aantal zal in de komende jaren ongetwijfeld gestaag gaan groeien’
In diverse landen worden DB-regelingen gesloten voor bestaande en nieuwe deelnemers. Een dergelijke gesloten regeling kan dan veelal efficiënter en met vooraf duidelijk afgesproken regels worden beheerd in het grote Europese pensioenfonds van de multinational. Deze lokale triggers brengen de sociale partners vaak bijeen met win/win voor alle belanghebbenden.
Borgen van lokale belangen Het realiseren van een internationale IORP is technisch niet zo moeilijk, maar behoeft draagvlak van alle betrokkenen. Dat laatste vergt tijd en aandacht. Een zorgvuldig stap-voor-stap proces is nodig. Belangrijk is het borgen van de lokale belangen. De pensioenregeling verandert gelukkig niet. Die is immers door de lokale sociale partners overeengekomen en moet voldoen aan de lokale sociale en arbeids wetgeving. In de bestuursstructuur wordt ruimte gemaakt voor lokale inspraak. Dat moet ook wel, want anders komt er geen draagvlak vanuit de lokale sociale partners voor de nieuwe Europese pensioenuitvoerder. Dit gebeurt via zogenaamde social committees per landensectie. Hierin
Vaak vormen lokale wettelijke beperkingen of uitdagingen in de bestaande situatie een aanleiding om een Europese aanpak te overwegen en biedt de IORP juist een uitweg voor alle belanghebbenden. Zo kunnen bijvoorbeeld lokale kwantitatieve beleggingsrestricties voortaan worden voorkomen. Of vereisten aan lokale pensioeninstellingen met betrekking tot uitbesteding aan specifieke lokale partijen. Of blijkt het steeds moeilijker om voldoende lokale bestuurders te mobiliseren die aan de pensioenopleidingseisen voldoen en bereid zijn bestuursverantwoordelijkheid te dragen.
De Nederlandse PPI De introductie van de Nederlandse premiepensioeninstelling (PPI) speelt in op de nieuwe grensoverschrijdende mogelijkheden die de Europese wetgeving biedt. Een PPI kan zowel door sociale partners als door pensioendienstverleners worden opgericht. Ondernemingen kunnen hun regelingen dus bij een eigen grensoverschrijdende PPI onderbrengen of bij die van een dienstverlener, zodat ze niet zelf alles hoeven te regelen. De Europese pensioenfondsen zijn nog een pril initiatief, maar logisch bezien zal hun aantal in de komende jaren ongetwijfeld gestaag gaan groeien. Aangezien de PPI geen risico’s op haar balans mag nemen, zijn de governance en solvabiliteitseisen beperkt. De PPI is aldus flexibel en kent lage nalevingskosten. Dat maakt de Nederlandse PPI’s internationaal zeer aantrekkelijke uitvoerders voor DC regelingen.
30
31
Sociale partners zetten deel van hun petten af Als we goed tellen, hebben sociale partners wel zes verschillende petten op bij het verzorgen van het pensioen voor deelnemers. Een logisch gegroeide situatie, voortkomend uit het verleden. Sommige rollen zijn cruciaal. Andere blijken steeds vaker en geleidelijk te worden afgezet. Waar komt het nieuwe evenwicht te liggen?
Centrale rol van sociale partners
Centrale rol aan de CAO- en pensioentafel
In de bedrijfstakken zijn het de werkgeversverenigingen en de vakbonden. Binnen de ondernemingen zijn het de werkgever en de ondernemingsraad. De definitie is wat rekkelijk, maar ‘de sociale partners’ hebben een prachtig pensioenstelsel opgebouwd in de afgelopen decennia. Maar nu de motor van het stelsel hapert en naar aanpassingen wordt gezocht, valt steeds meer op dat ze vele petten dragen. De rol van de sociale partners is dan ook geleidelijk aan het veranderen. De veranderingen zijn bijvoorbeeld zichtbaar in nieuwe bestuursmodellen, strengere (opleidings-)eisen en toetsing van bestuurders en de introductie van de PPI en het Algemeen Pensioenfonds (APF), die ook door anderen dan de sociale partners kunnen worden opgericht en bestuurd.
Welke rollen kunnen we onderscheiden? In de eerste plaats zitten de sociale partners aan de CAO-tafel, waar de loonruimte wordt bepaald. In de tweede plaats zitten dezelfde partners aan de zogenoemde pen sioentafel. Welk deel van de loonruimte gaat naar uitgesteld inkomen? En welke vorm krijgt deze pensioenvoorziening? In deze tweede rol bepalen de sociale partners de inhoud van de pensioenregeling. Wordt het een nominaal contract? CDC uit noodzaak? Of toch meteen doorsteken naar de meer toekomstbestendige Smart DC-regeling of de nieuwe collectieve premieovereenkomst? En als ze elkaar gevonden hebben zitten de partners, in de derde plaats, aan het stuur bij de keuze van het uitvoeringsmodel. Bij welke
32
OUTLOOK 2015
Nederlandse pensioensector en centrale rol sociale partners
Politiek
Wetgever (SZW/Minfin)
Toezichthouder (DNB/AFM)
Autoriteiten Pensioenuitvoeringsorganisatie (PUO) Dienstverleners
(Her)verzekeraar
Sociale partners
Vermogensbeheerder
Werkgever / Plan sponsor
Werknemer / Deelnemer
Overige dienstverleners Pensioeninstellingen Pensioensfonds
PPI
pensioeninstelling wordt de pensioenovereenkomst ondergebracht? In het eigen ondernemings- of beroepspensioenfonds? Of aansluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds? In een eigen PPI of in een PPI van een dienstverlener? Of wordt het een rechtstreekse regeling bij een verzekeraar?
Eigenaar en bestuurder van de pensioeninstelling Bij deze drie verschillende rollen stopt het niet. Indien wordt gekozen voor het uitvoeringsmodel van een pensioenfonds, zijn de sociale partners ook de eigenaren van het pensioenfonds waarin de pensioenregeling wordt ondergebracht en de onderliggende Stichting. Zij bepalen het strategische langetermijnbeleid van het pensioenfonds. Uit deze rol vloeit ook voort dat ze gezamenlijk eigenaar zijn van de financiële buffers.
Verzekeraar
Daarnaast vormen de partners, dat is de vijfde pet, het dagelijks bestuur van het pensioenfonds. Hier ligt de discretionaire bevoegdheid om te herverdelen en de daadwerkelijke hoogte van de individuele pensioenaanspraken en -uitkeringen vast te stellen. Sociale partners zetten steeds vaker deze vierde en vijfde pet zelf af. Bijvoorbeeld door in het pensioenfonds over te stappen op een ander bestuursmodel en een stapje terug te doen. Naar boven, als een toezichtorgaan. Of naar beneden, als een soort aandeelhouders van het pensioenfonds. Of door te kiezen voor een uitvoeringsmodel waarin ze niet zelf eigenaar zijn, zoals een verzekeraar of een openend premiepensioeninstelling (PPI) of Algemeen Pensioenfonds (APF). In beide gevallen wordt de relatie tussen de sociale partners
33
en de pensioeninstelling geobjectiveerd, worden de taken en verant woordelijkheden verdeeld en transparant gemaakt, de countervailing powers versterkt en personele unies voorkomen.
Eigenaar en bestuurder van de pensioendienstverleners En dan is er nog een zesde pet. Nog niet zo lang geleden zijn de opera tionele activiteiten van de pensioenfondsen veelal afgesplitst en in separate entiteiten ondergebracht. Voorbeelden van deze pensioen uitvoeringsorganisaties, ook PUO’s of PUB’s genoemd, zijn APG, PGGM, Syntrus, AZL, TKP en MN Services. De pensioenuitvoerders verlenen diensten aan pensioenfondsen met betrekking tot administratie, vermogensbeheer, verzekeringen en advies- en bestuursondersteuning. Een aantal van deze organisaties is ondertussen overgegaan in handen van derden. Andere zijn eigendom van de pensioenfondsen. In deze laatste gevallen zijn de eigenaren van deze pensioenuitvoeringsorgani saties en hun raden van bestuur dezelfde sociale partners als hierboven.
‘De sociale partners hebben een prachtig pensioenstelsel opgebouwd in de afgelopen decennia’
Ook hier zijn veranderingen gaande. De commerciële, brede ambitie van de PUO’s en PUB’s kan bijten met de insteek van de sociale partners, die ‘hun’ uitvoeringsbedrijf ook voor anderen zien werken. De pensioenuitvoeringsorganisaties hebben van oudsher fiscale en juridische privileges ten opzichte van pensioendienstverleners die niet rechtstreeks voortkomen uit pensioenfondsen. Deze privileges staan nu ter discussie.
De pensioenpolder verandert De zes petten van de sociale partners zijn een logisch gevolg uit het verleden. De eerste drie petten zijn van cruciaal belang. Die moeten we volgens mij koesteren. Het tweede drietal wordt steeds vaker bewust afgezet door de sociale partners zelf. Dat zie ik als een positieve ontwikkeling. De polder gaat zich daardoor wat openen. De dialoog wordt meer gezocht, mandaten worden helderder, frisse ideeën en diensten van nieuwe spelers worden verwelkomd, en er ontstaat een breder draagvlak voor ons pensioenstelsel.
34
35
Babylonische spraakverwarring over ‘verplichtstelling’ Ik zie belanghebbenden in de pensioenwereld langs elkaar heen praten als het gaat over verplichtstelling. Misschien onbewust. Ons ingewikkelde pensioenstelsel leidt immers gemakkelijk tot misverstanden. Maar misschien soms ook bewust. In het Oude Testament werd ook doelbewust verwarring gesticht bij de bouw van de Toren van Babel. Wellicht dat de verheldering hieronder een Babylonische spraakverwarring voortaan kan voorkomen.
Verplichtingen op vier onderscheiden niveaus
Pensioenstelsel: onverplicht karakter
Kort en krachtig afgepeld speelt de afweging tussen verplichtstelling en keuzevrijheid volgens mij op vier te onderscheiden niveaus. Ten eerste in het overkoepelende pensioenstelsel. Ten tweede bij de pensioeninstellingen. Ten derde bij de pensioenregeling. En ten vierde bij de operationele pensioenuitvoering. Ik heb deze vierdeling al eens eerder gebruikt om meer grip te krijgen op de pensioenmaterie. Door dit onderscheid in vier elementen te maken, kunnen we een Babylonische spraakverwarring voorkomen en weer meer dezelfde taal spreken.
Op dit eerste niveau horen de discussies over wel of niet verplichtstelling thuis die gaan over de inrichting van ons stelsel. Zo behoort Nederland, anders dan vaak gesteld, tot de landen die géén verplicht stelsel hebben. Vandaar bijvoorbeeld de befaamde witte vlekken van ondernemingen die geen pensioenvoorziening aan hun werknemers aanbieden en het uitgangspunt dat ZZP’ers niet verplicht pensioen opbouwen. Anderzijds kennen we wel een kleine verplichtstelling. Deze voorkomt gelukkig dat werkgevers die een pensioenvoorziening aanbieden naar willekeur
36
OUTLOOK 2015
werknemers kunnen uitsluiten. Er is lange tijd relatief weinig discussie geweest over deze fundamentele keuzen in de vormgeving van ons stelsel. Met het groeiend aantal ZZP’ers komt dit niveau echter sinds kort weer meer in beeld.
Verplichtstelling in de pensioensector - Toren van Babel
Pensioeninstelling: meer vrije marktwerking Op het tweede niveau, dat van de pensioeninstellingen, is verplicht stelling wel het centrale uitgangspunt. Het betreft de zogenaamde grote verplichtingstelling. Hier worden momenteel belangrijke
37
elementen tegen het licht gehouden. Wellicht dat de huidige vorm van de grote verplichtstelling - waarbij niet alleen de pensioenregeling maar ook de pensioeninstelling verplicht is gesteld - wordt gewijzigd. Ondernemingen in een specifieke bedrijfstak hebben dan wel verplicht dezelfde pensioenregeling, maar kunnen gezamenlijk kiezen bij welke pensioeninstelling deze regeling wordt ondergebracht. De komst van de premiepensioeninstelling (PPI), het Algemeen Pensioenfonds (APF) en de buitenlandse IORP is eveneens een concreet verschijnsel van de toenemende vrijheid in de keuze van de pensioeninstelling.
‘Meer keuzevrijheid en flexibiliteit zijn volgens mij essentieel om het draagvlak onder onze pensioentoren te versterken’
Op dit niveau speelt nog een tweede vorm van verplichtstelling: sociale partners bepalen bij welke pensioeninstelling de regeling wordt onder gebracht. De individuele werknemers of, in specifieke bedrijfstakken, de afzonderlijke onderneming mogen niet zelf hun pensioenaanbieder kiezen. Werkgevers en sociale partners hebben een centrale rol.
Verplicht gestelde elementen in de regeling zijn ook zichtbaar in de premie-inleg. Ook hier is een trend gaande van deregulering. Dit betreft de in 2014 opgestarte discussie over de verplichte doorsneesystematiek met intergenerationele risicodeling en de daaruit voortvloeiende verplichting om in DC regelingen stijgende premiestaffels te hanteren naarmate de leeftijd van de deelnemers stijgt.
Pensioenregeling: naar keuze sociale partners En dan het niveau van het pensioencontract. We hebben in Nederland geen wettelijk verplichte standaard pensioenregeling, zoals bijvoorbeeld in Zwitserland het geval is. Hoe kun je als overheid dan toch bijsturen als sociale partners er niet uitkomen en pensioen tot financiële instabiliteit van het land leidt? Wie kan en wil nog pensioenrisico’s dragen? Hoe verdelen we de risico’s over oud en jong, over huidige en toekomstige generaties? Ik zie hier een aanpak waarbij Den Haag de alternatieven voor de traditionele DB-pensioenregelingen aantrekkelijker maakt, zodat de sector ‘vanzelf’ gaat bewegen. Dat betekent de verplichtende elementen in een regeling stapsgewijs eruit halen en meer keuzevrijheden introduceren. Zie de recente initiatieven vanuit de overheid voor flexibilisering van de uitkeringsfase van premieovereenkomsten. Wellicht vervalt langs deze lijnen binnenkort de wettelijke plicht tot het uitkeren van een gegarandeerde uitkering, waardoor de pijnlijke beleggingsspagaat verdwijnt. Zie ook de pensioenknip-initiatieven, gericht op het afschaffen van de plicht om een pensioenuitkering aan te kopen op het ene, specifieke moment van pensionering. DC-regelingen worden daardoor een nog volwaardiger alternatief voor DB-regelingen.
Pensioenuitvoering: beleggingsvrijheid voor deelnemers Ten slotte de operationele pensioenuitvoering; administreren, beleggen en verzekeren. Op dit niveau hoort onder andere het debat over verplichtstelling of keuzevrijheid voor deelnemers in het beleggingsbeleid. Geen onlogisch pleidooi nu de pensioenrisico’s steeds meer hun kant opschuiven. Deelnemers willen meer in control zijn. Zaak is om te zorgen dat met goede – wat mij betreft verplicht aan te bieden – default-opties wordt voorkomen dat meer keuzevrijheid leidt tot keuzestress en onnodige beleggingsrisico’s voor deelnemers.
Een stevig draagvlak Hoogmoed komt voor de val. Ik vind het goed dat de vrijgevochten Babyloniërs tegen zichzelf worden beschermd door een stukje paternalisme en verplichtstelling vanuit de wetgever en vanuit sociale partners. Maar meer keuzevrijheid en flexibiliteit, vooral op het derde en vierde niveau, zijn volgens mij essentieel om het draagvlak onder onze pensioen-Toren te versterken en het uiteenvallen van de sector te voorkomen. Deze weg is gelukkig reeds ingeslagen.
38
39
De Europese pensioentoezichthouder krijgt tanden Steeds vaker zie ik deze aaneenrijging van hoofdletters terug in de Nederlandse pers: EIOPA. De Europese pensioenautoriteit. Wat behelst deze organisatie? Wat is haar mandaat? Waar ligt de invloed op de Nederlandse pensioensector? Is EIOPA iets om voorlopig zonder veel risico te negeren, te midden van de toch al drukke Nederlandse pensioenagenda, of wordt het tijd om er toch maar een keer dieper in te duiken? Hieronder een korte introductie van EIOPA, zodat we de afweging beter kunnen maken.
EIOPA: de feiten op een rijtje Eerst even wat feitelijkheden. EIOPA staat voor European Insurance and Occupational Pensions Authority. Het is een EU-entiteit en is gevestigd in Frankfurt, niet in Brussel. Dat betekent overigens niet dat EIOPA onderdeel is van de Europese centrale bank. EIOPA laat zich het best karakteriseren als de Europese pensioen- en verzekeringstoezichthouder. Er zijn evenknieën voor de banken, EBA in Londen, en voor de vermogens beheerders, ESMA in Parijs.
40
OUTLOOK 2015
EIOPA bestaat nu meer dan tien jaar, sinds eind 2003. In de verzekerings sector is EIOPA inmiddels een begrip. Vooral vanwege haar centrale rol in het Solvency2-dossier. In de pensioensector komt ‘Frankfurt’ de laatste jaren ook steeds meer in beeld nu het onderwerp IORP2, het Europese FTK, hoger op de agenda staat. Nederland is sterk vertegenwoordigd in EIOPA. Op pensioenterrein is de OPC het draaipunt, het Occupational Pensions Committee van EIOPA. Hierin komen de 31 vertegenwoordigers van de lokale pensioentoezichthouders samen. DNB neemt namens Nederland deel en sinds 2015 is Olaf Sleijpen voorzitter van de OPC. Daarnaast bevindt zich in de Westhafen Tower aan de Main het permanente secretariaat, dat bestaat uit gedetacheerde lokale pensioenexperts. Een aantal komt uit Nederland. In de overkoepelende Board of Supervisors is Joanne Kellermann jarenlang direct vertegenwoordigd geweest. Van belang voor de Nederlandse pensioensector is voorts dat we ook dicht bij het vuur zitten via de zogenaamde Stakeholders Group. Enkele boegbeelden uit de Nederlandse sector zijn voorzitter en actief lid van dit belangrijke Europese pensioenadviesorgaan.
Rol van EIOPA In de praktijk is EIOPA heel wat meer dan een toezichthouder. Het komt meer in de buurt van het Britse regulator. EIOPA zit namelijk helemaal aan het begin van het EU wetgevende traject en is daarmee invloedrijk. Sinds 2011 is het mandaat ook verruimd. De OPC adviseert de Europese Commissie, gevraagd maar ook op eigen initiatief. Hoe gaat dat in zijn werk? In verschillende werkgroepen worden surveys gedaan naar bestaande regelgeving en marktpraktijken in de lidstaten. Op basis van deze inzichten wordt geleidelijk toegewerkt naar wetgevende kaders in de Europese Unie. Stap voor stap. Daarbij zijn op gezette tijden publieke consultaties via de websites. Iedereen kan kennis nemen van de conceptplannen en input geven. In deze jarenlange, vaak technische trajecten worden de voorstellen afgestemd en de voorziene regels gecalibreerd. Het is zaak in deze vroege fase nauw betrokken te zijn. Eenmaal als concept-wetsvoorstel in Brussel is het vaak te laat om nog iets fundamenteels aan te passen.
41
Een belangrijk onderwerp waar EIOPA zich mee bezighoudt is bijvoorbeeld de herziening van de Europese pensioenrichtlijn uit 2003, de IORP Directive. Het is een van de zogenaamde Bolkestein-richtlijnen om de interne Europese markt te realiseren. In deze EU-wetgeving zijn onder meer de minimale financieringsregels en governancevereisten voor pensioeninstellingen, vrijheid van grensoverschrijdende dienstverlening via het Europese paspoort en de wijze van samenwerking van de pensioentoezichthouders vastgelegd.
‘Europese pensioenwetgeving is als een grote tanker die doorvaart. Bijsturen kan alleen proactief, het liefst door zelf in de stuurhut te zitten.’ Recentelijk richt EIOPA zich ook meer op DC-regelingen en op pensioenen in de derde pijler. Daarnaast worden best practices geïnventariseerd en gedeeld, zoals deelnemerscommunicatie en pensioenregister. Het toezicht op de grensoverschrijdende pensioenfondsen (cross-border IORP’s) staan ook hoog op de agenda. Overleg met de grote Europese fondsen vindt bijvoorbeeld plaats om te zien waar nog obstakels zitten in de interne markt en hoe deze eventueel door EIOPA kunnen worden weggenomen.
Waar moet u alert op zijn de komende tijd? De meeste impact voor de Nederlandse pensioensector heeft IORP2, in de volksmond ook ‘het Europese FTK’ genoemd. Dit initiatief loopt al meer dan zeven jaar. De plannen zijn weliswaar geschrapt in de herziene pensioenrichtlijn 2016, maar EIOPA vervolgt haar initiatieven met het oog op de toekomst. Op dit moment worden vroege, concept voorstellen
kwantitatief getest op hun impact voor lokale pensioenfondsen. Dit zijn de zogenaamde QIS, Quantitative Impact Studies. Verschillende Nederlandse pensioenfondsen hebben meegedaan aan de eerste QISronde. De tweede QIS-ronde staat gepland voor medio 2015. Tot januari 2015 worden de concept-plannen publiek geconsulteerd door EIOPA. Wilt u volgen wat de contouren zijn van het Europese FTK, kijk dan op de website www.eiopa.europa.eu. Zelf maak ik ook vaak gebruik van de internationaal vergelijkende studies en de databases met de kenmerken van pensioenregelingen en belangrijkste lokale pensioenwetgeving in de EU landen. Europese pensioenwetgeving is als een grote tanker die doorvaart. Bijsturen kan dus alleen proactief, in een vroeg stadium en het liefst door zelf ook in de stuurhut te zitten. Op naar EIOPA in Frankfurt dus. Inbreng in Den Haag en Brussel alleen volstaat niet meer.
42
43
Wellicht biedt het Europese FTK soelaas Het FTK voor Nederlandse pensioenfondsen wordt aangepast en de vereisten voor de solvabiliteitsbuffers aangescherpt. De sector is verdeeld over de noodzaak van deze maatregel en over de effecten voor de pensioenuitkeringen. Er wordt veel geklaagd. Dat roept bij mij de vraag op wat er zou gebeuren als we het Europese gedachtengoed voor solvabiliteiteisen zouden omarmen. IORP2: misschien zo een gek alternatief nog niet. Of ben ik nu aan het vloeken in de kerk? IORP2 oftewel het Europese FTK? IORP2. Sommigen hebben zelf de eerste contouren van ‘het Europese FTK’ bestudeerd, anderen leunen op de opinies en uitspraken van derden. Deze commentaren zijn veelal niet mals: “De Nederlandse pensioenlobby is erin geslaagd om de Solvency II-eisen, zoals die voor verzekeraars gelden, uit de richtlijn te houden. Gelukkig, anders hadden we nog grotere buffers moeten aanhouden.” En: “De richtlijn behandelt pensioenfondsen als financiële instelling en niet als sociale zekerheid. Indien zij onderdeel zijn van de interne markt, net als banken en verzekeraars, dan (…) zal Nederland haar complete zeggenschap over het stelsel en de pensioenfondsen kwijt raken.”
Maar er zijn ook geheel andere geluiden. Weliswaar minder nadrukkelijk op de voorpagina. Deze visies zijn veelal afkomstig van pensioenexperts die inhoudelijk dichter bij het vuur zitten. Zij signaleren bijvoorbeeld dat het wel meevalt met die vermeende extra buffers en de buffervereisten voor Nederlandse pensioenfondsen wellicht wel eens lager zouden kunnen komen te liggen onder IORP2. Of actuarissen die er op wijzen dat IORP2 iets fundamenteel anders is dan Solvency2 omdat pensioenfondsen nu eenmaal different animals zijn dan verzekeraars, zoals door de EU al vanaf het prille begin is onderkend. Er zijn ook experts die er op attenderen dat voor de toekomstbestendigheid van Nederlandse pensioenfondsen een IORP2-regime een blessing in disguise zou kunnen zijn.
44
OUTLOOK 2015
Er zijn ook steeds meer bronnen die toelichten dat de EU geen mandaat en ook geen enkele intentie heeft om zich via de IORP-pensioenrichtlijn te bemoeien met het relatief goed functionerende Nederlandse pensioen stelsel. Dat de drijfveren van de EU niet voortkomen uit een zucht naar harmonisatie in Europa of het steunen van grote multinationale werkgevers, maar juist naar het kunnen accommoderen van veel verschillende bestaande lokale regimes, het voorkomen van regulatory arbitrage tussen landen en tussen verzekeraars en pensioenfondsen, het beschermen van deelnemers, vergroten van de financiële stabiliteit en stimuleren van vrijheid van arbeid, kapitaal en dienstverlening binnen Europa.
Niet minder streng, wel minder rigide Wie heeft gelijk? Het is in mijn ogen de hoogste tijd voor een meer genuanceerde, bredere en op feiten gebaseerde opinievorming. Deze column biedt een mooi platform, maar helaas weinig ruimte om op de inhoud in te gaan. Maar laat ik één aspect van IORP2 eruit lichten: de solvabiliteitsbuffers. IORP2 gaat uit van een holistische aanpak, de zogenaamde Holistic Balance Sheet approach. Indien een pensioenfonds pensioentoezeggingen doet aan haar deelnemers én de risico’s
IORP2 - het Europese FTK – holistische aanpak
Balans van de pensioeninstelling
Assets
Solvabiliteitsbuffer
Minimum eigen vermogen
Achtergestelde leningen
Bijstortingsplicht Technische voorzieningen Sponsor covenant
Afstempelen
Nationaal Garantiestelsel
Conditionaliteiten
45
van deze toezeggingen drukken op het pensioenfonds zelf, dan moet deze instelling zorgdragen dat er voldoende middelen zijn om deze toezegging ook daadwerkelijk na te komen. Om te bepalen of deze financiering voldoende aanwezig is, onderkent de EU meerdere zekerheidsmechanismen. Dus meerdere middelen dan alleen afgefinancierde solvabiliteitsbuffers op de balans van de pensioeninstelling.
‘Misschien moeten we toch maar geen gele kaart trekken voor IORP2. Het is minder rigide dan het Nederlandse FTK.’ Naast buffers tellen ook sponsorgaranties en bijstortingsmogelijkheden mee, zoals van toepassing op de traditionele Nederlandse DB-regelingen. Nationale pensioengarantiestelsels die in een aantal landen bestaan, vergelijkbaar met het Nederland rijksdepositogarantiestelsel voor de banken, kunnen de buffervereisten ook verlagen. Achtergestelde obligatieleningen van de werkgever of derden, die later weer kunnen worden afgelost, zijn als funding bron ook toegestaan. Aan de toezeggingenkant wordt met voorwaardelijke indexatie en afstempel mogelijkheden rekening gehouden, zodat verplichtingen minder hoog gewaardeerd hoeven te worden. Een heel scala aan zekerheidsmechanismen dus, die simpel gezegd van de solvabiliteitsbuffer kunnen worden afgetrokken waardoor deze lager kunnen worden. Het totaalplaatje wordt in ogenschouw genomen. Geen eenzijdige focus op buffers. Het Europese FTK is dus minder rigide dan het Nederlandse FTK. Zeker niet strenger, ook niet coulanter maar in elk geval meer flexibel en toegesneden op de specifieke situatie.
Voor Nederland zal het voorziene IORP2 kader, naast deze welkome flexibiliteit, relatief weinig veranderen. Wij liepen binnen Europa immers al voorop en zijn al gewend aan marktwaardering, risico gebaseerde buffers, aandacht voor risicobeheer, transparantie en gehele beleggings vrijheid. Het zijn dezelfde uitgangsprincipes als in het FTK, Basel3 en Solvency2. Ook zullen we blij zijn dat het same risks, same rules adagio zal voorkomen dat Nederlandse verzekeraars en Nederlandse pensioen fondsen, of Nederlandse en buitenlandse pensioenfondsen tegen elkaar worden uitgespeeld in het regulatory arbitrage spel. Maar de devil is in the detail, dus vandaar dat Nederlandse pensioenexperts in Frankfurt en Brussel de vinger aan de pols houden. De plannen moeten niet te complex worden en hun doel voorbij schieten.
IORP2: wat vinden we ervan? IORP2, misschien zo’n gek alternatief nog niet. Misschien moeten we toch maar geen gele kaart trekken, maar er juist actief aan meewerken dat de solvabiliteitsregels en deze holistische aanpak weer onderdeel gaan uitmaken van de lopende herziening van de Europese pensioenrichtlijn en zo snel mogelijk kunnen worden toegepast.
OUTLOOK 2015
‘It is not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent. It is the one that is the most adaptable to change’ | Charles R. Darwin
DOOR DE BOMEN
Met een frisse helikopterblik schrijft pensioenexpert Jacqueline Lommen over actuele thema’s die spelen in de Nederlandse pensioensector. In tien columns helpt zij ons om een stip op de horizon te zetten. Een stip waarop we ons kunnen richten bij het toekomst bestendig maken van het pensioenhuis.
HET BOS ZIEN
Belangrijke informatie Robeco Institutional Asset Management B.V. heeft een vergunning als beheerder van ICBE’s en ABI’s van de Autoriteit Financiële Markten te Amsterdam.
Door de bomen het bos zien INSPRINGEN OP VERANDERINGEN EN MOGELIJKHEDEN IN DE PENSIOENSECTOR