Gedeputeerde Staten van Noord-Holland Ter attentie van dhr. P.G.J.M. Veldhuis Postbus 3007 2001 DA Haarlem
Amstelveen, 3 augustus 2007
Geacht College van Gedeputeerde Staten en geachte leden van de Provinciale Staten van Noord-Holland, Bijgaand ontvangt u onze zienswijze met betrekking tot de door u vast te stellen Partiële ontwerp-herziening van het Streekplan Noord-Holland Zuid van 12 juni 2007. Zoals uit onze zienswijze blijkt heeft de Stichting Beschermers Amstelland bezwaren tegen de onderdelen 2.2.9 (Golfbaan Amstelveen) en 2.2.13 (Bundeling van planologische belemmeringen in combinatie met uitruil woningbouwmogelijkheden: voorbeeld AmstelveenBovenkerkerpolder-Legmeerpolders). Graag ontvangen wij bevestiging van ontvangst van onze zienswijze. Voorts stellen wij het op prijs om in de gelegenheid te worden gesteld om met leden van de Provinciale Staten van gedachten te wisselen. Hiertoe hebben wij ons aangemeld bij mevrouw Takkenberg. Hoogachtend, Stichting Beschermers Amstelland
C.J.I.M. van Tilburg Voorzitter
J.W.J.P. Brummelhuis secretaris
1
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland Ter attentie van dhr. P.G.J.M. Veldhuis Postbus 3007 2001 DA Haarlem.
Amstelveen, 3 augustus 2007
Geacht College van Gedeputeerde Staten en geachte leden van de Provinciale Staten van Noord-Holland, Graag maken wij gebruik van de gelegenheid om onze zienswijze te geven op de partiële ontwerp-herziening van het Streekplan Noord-Holland Zuid van 12 juni 2007. 1. Samenvatting Als Stichting Beschermers Amstelland maken wij bezwaar tegen twee onderdelen van de hiervoor genoemde ontwerp-herziening. 1. De in hoofdstuk 2.2.9 voorgestelde Golfbaan Amstelveen. 2. De in hoofdstuk 2.2.13 voorgestelde Bundeling van planologische belemmeringen in combinatie met uitruil woningbouwmogelijkheden: voorbeeld AmstelveenBovenkerkerpolder-Legmeerpolders. De hiervoor genoemde wijzigingen moeten worden gezien in samenhang met een aantal andere ontwikkelingen in het gebied, zoals de omlegging van de N201, het recreatieproject AmstelGroen en de Groene As, als onderdeel van de ecologische verbindingszone. Aanvaarding van ieder van de twee wijzigingen van het streekplan is zeer bedreigend voor het voortbestaan van de Bovenkerkerpolder (hierna BKP) als een open en stil weidevogelgebied en als een vitaal agrarisch gebied. De combinatie van de twee voorstellen zal onvermijdelijk leiden tot het einde van de BKP als zodanig. . Beide voorstellen sporen ook op geen enkele manier met de uitgangspunten voor de toekomst van Amstelland, zoals die in 2006 door Amstelveen zijn overeengekomen met de andere bij dit waardevolle gebied betrokken gemeenten. In hoofdstuk 2 wordt dit geadstrueerd. . In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van de in 2006 uitgebrachte Landbouw Effectrapportage (LER) aangegeven wat de nadelige effecten van de diverse plannen zijn op de BKP als vitaal agrarisch gebied.
2
. De voorgestelde golfbaan is in strijd is met het in 2006 door de Provincie uitgebrachte beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland. In hoofdstuk 4 is aangegeven op welke punten dit het geval is. . Hetzelfde geldt ten aanzien van de Beleidsnotitie over de planologische afweging en inpassing van golfterreinen: Golfterreinen in Noord-Holland. Dit wordt onderbouwd in hoofdstuk 5. . In hoofdstuk 6 wordt aangegeven op welke punten de twee voorstellen in strijd zijn met het Collegeprogramma 2007-2011: Krachtig in Balans. . Beide voorstellen betekenen het aantasten van de grens van nationaal landschap Het Groene Hart. Hoofdstuk 7 gaat hier op in. . Het voorstel tot uitruil van de woningbouwmogelijkheden betekent het deels opofferen van de Groene As, onderdeel van de ecologische verbindingszone. Hoofdstuk 8 beschrijft dit nader. . In 2006 is een Milieu Effect Rapport (MER) uitgebracht m.b.t. het Golfodrome Amstelveen. Wij hebben hier uitgebreid op gereageerd. Een adequate reactie op onze zienswijze is tot op heden uitgebleven. Zoals in hoofdstuk 9 aangegeven blijkt uit het MER dat het totaal van de in deze rapportage weergegeven effecten negatief is. Zelfs als wordt uitgegaan van de naar onze mening te positief ingeschatte effecten. De aanvulling op het MER verandert dit beeld geenszins. . In hoofdstuk 10 wordt ter completering van het beeld een deel van onze reactie weergegeven op het zeer recent door de gemeente Amstelveen ter inzage gelegde concept voor de Ruimtelijke onderbouwing van de bouwplannen voor het golfcentrum. . Hoofdstuk 11 bevat nog een aantal slotopmerkingen. Samenvattend kan worden gesteld dat de twee voorstellen strijdig zijn met vigerend provinciaal beleid en met door de gemeente Amstelveen met andere gemeenten gemaakte afspraken. Aanvaarding van de plannen betekent dat er opnieuw wordt geknaagd aan de randen van een voor de stedelijke omgeving uniek gebied: het Amstelland. Een nog vitaal agrarisch gebied met cultuurhistorische waarde. Een gebied waar voor de weidevogel en de stedeling nog de broodnodige ruimte, rust en stilte te vinden zijn en voor de agrariër een goede boterham. 2. Stuurgroep Toekomst Amstelland In het voorjaar van 2004 kwamen de gemeentebesturen van Abcoude, Amstelveen, Amsterdam, Ouder-Amstel en Uithoorn zeven uitgangspunten overeen met betrekking tot de toekomst van Amstelland. Deze overeenkomst was de uitkomst van een lang en intensief overleg met vele bij het gebied betrokkenen onder leiding van een stuurgroep die bestond uit de wethouders van de betrokken gemeenten. In bijlage 1 bij deze brief treft u een overzicht aan van de zeven overeengekomen uitgangspunten voor de toekomst van Amstelland. Toetsing van de ontwerp-herziening van het streekplan aan deze uitgangspunten resulteert in de vaststelling dat de twee in hoofdstuk 1 genoemde wijzigingen niet voldoen aan de hiervoor genoemde uitgangspunten. Noch qua inhoud, noch qua strekking.
3
Samengevat komen de uitgangspunten er namelijk op neer dat de kwaliteit van het cultuurhistorisch landschap behouden dient te blijven en dat de identiteit van het veenweidegebied niet los te zien is van het agrarisch gebruik van de grond voor de veehouderij. Dit uitgangspunt legt beperkingen op aan de bedrijfsvoering door de agrariërs en aan recreatief medegebruik. De beleving van Amstelland kan worden verveelvoudigd door de randen toegankelijker te maken door meer mogelijkheden te scheppen voor wandelen, fietsen en varen (echter zonder de grenzen te overschrijden die worden gesteld door de structuur, de rust en het agrarisch gebruik) en door een betere informatievoorziening. Het moge duidelijk zijn dat de voorgestelde wijzigingen in het streekplan voor wat betreft de BKP, die deel uitmaakt van Amstelland, in geen enkel opzicht voldoen aan deze nog maar kort geleden overeengekomen uitgangspunten. De grenzen die worden gesteld door de structuur, de rust en het agrarisch gebruik van de polder worden niet gerespecteerd door de plannen om woningbouw in de BKP mogelijk te maken. De vestiging van het golfcentrum zal de structuur van het noordelijke deel van de polder vernietigen, het agrarisch gebruik aldaar onmogelijk maken en met de rust in dit deel van de polder zal het definitief zijn gedaan. Tegen de achtergrond van het vorenstaande behoeft het dan ook geen verwondering te wekken dat het Algemeen Bestuur van Groengebied Amstelland (waarin een aantal van de bij Toekomst Amstelland betrokken gemeenten samenwerken) met de grootst mogelijke meerderheid besloot om de Provincie te adviseren om de ontwikkeling van het golfproject in de BKP niet toe te staan. 3. De Landbouw Effectrapportage (LER) Zoals door de Stuurgroep Toekomst Amstelland vastgesteld (en in de hiervoor genoemde uitgangspunten vastgelegd) is het behoud van de BKP als een vitaal agrarisch gebied de enige mogelijkheid om het cultuurhistorisch landschap van Amstelland te behouden. Zoals uit de in oktober 2006 uitgebrachte LER blijkt, zal uitvoering van de m.b.t. de BKP bestaande plannen (AmstelGroen, omlegging N201, Groene As en Golfbaan) resulteren in een negatieve grondbalans van maar liefst 165 hectare. Dit is dus nog exclusief de invloed van de nu voorgestelde opening voor bouwplannen in de BKP. AmstelGroen heeft inmiddels in - n.a.v. de LER enigszins aangepaste - vorm in Amstelveen het groene licht gekregen en de omlegging van de N201 is onvermijdelijk. Het opheffen van de begrenzing van de Groene As is ongewenst (zie hierna hoofdstuk 7). Eén conclusie lijkt dan nog maar mogelijk: de vestiging van een golfcentrum dient alleen al om deze reden te worden voorkomen. En verdere woningbouw in de BKP is al helemaal niet aan de orde als we dit gebied als een vitaal agrarisch gebied willen behouden. Voor de volledigheid zij gesteld dat de LER 9 effecten op de landbouwstructuur onderkent, waarvan er acht negatief zijn (waaronder de hiervoor genoemde negatieve grondbalans) en zegge en schrijve één positief. Voor de volledigheid geven wij in bijlage 2 een overzicht van de in de LER genoemde effecten.
4
4. Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland In bijlage 3 hebben wij een aantal passages uit dit in september 2006 door de Provincie uitgebrachte beleidsdocument weergegeven. Deze passages zijn van belang voor de beoordeling van het voorstel om in de BKP de aanleg van een golfbaan mogelijk te maken. Vastgesteld kan worden dat de golfbaanplannen in strijd zijn met de in dit stuk opgenomen uitgangspunten. De beleidsnota: “Ontwikkeling van het landschap kan bijdragen aan het behoud van het landschap mits de geschiedenis van het landschap leesbaar blijft. Voor het behoud van de leesbaarheid van de regio (jonge droogmakerijen ten zuiden van Amsterdam) is van belang dat het contrast tussen veenpolder (het deel van de BKP waar het golfcentrum is ingepland) en droogmakerij (de rest van de BKP) niet alleen wordt behouden, maar ook wordt versterkt”. Eén blik op de op blz. 45 van de ontwerp-herziening opgenomen kaart van het gebied maakt duidelijk dat de golfbaan die leesbaarheid beduidend zal verminderen. Het kavelpatroon van de BKP is als structuurlijn benoemd. Deze structuurlijnen vormen de ruggengraat van het landschap van Noord-Holland. “Bij nieuwe ontwikkelingen moeten deze structuurlijnen tenminste worden behouden en bij voorkeur worden versterkt” aldus de beleidsnota. Zoals uit de kaart op blz. 45 blijkt vernietigt de geplande golfbaan het kavelpatroon in een deel van de BKP. Geen behoud dus, laat staan versterking. “Verkavelingspatronen in de BKP dienen te worden behouden en de herkenbaarheid van delen oud land temidden van de rationele nieuwe verkaveling dient te worden versterkt.” Ook hiervoor geldt dat de golfbaan noch behoudt, noch versterkt. De conclusie kan niet anders zijn dan dat de voorgestelde golfbaan in strijd is met het in 2006 vastgestelde Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland. 5. Beleidsnotitie over de planologische afweging en inpassing van golfterreinen: Golfterreinen in Noord-Holland. Uit deze in oktober 2001 vastgestelde beleidsnotitie komen de volgende citaten. “De praktijk leert dat 9-holes banen op den duur door de spelers als minder aantrekkelijk worden ervaren. Bij de beoordeling van een verzoek om een 9-holes baan wordt getoetst of de fysieke ruimte en de politieke bereidheid bestaat om bij gebleken behoefte over te kunnen gaan tot een 18-holes baan.” Deze toetsing heeft niet plaatsgevonden. “In het algemeen geldt voor een golfbaan dat die in beginsel niet wordt gerealiseerd in de veenweidegebieden, gebieden die tot de ecologische hoofdstructuur behoren of anderszins van bijzondere waarde voor natuur en landschap worden geacht.” Onduidelijk is waarom er in dit geval aan dit beginsel zou moeten gaan worden getornd.
5
“Gebieden die onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur, van bijzondere betekenis zijn voor natuur en landschap of aangeduid zijn als stiltegebied komen in beginsel niet in aanmerking voor de aanleg van golfterreinen.” Ook hier geldt: niet is duidelijk gemaakt waarom dit beginsel terzijde zou moeten worden geschoven. “Ook in gebieden met bijzondere cultuurhistorische waarden of gebieden die gekenmerkt zijn door een nog gaaf en open (weide)landschap moet uiterste terughoudendheid worden betracht.” Van enige terughoudendheid bij de planning van de golfbaan is geen sprake. Een gebouw met een oppervlakte van 4.200 m2 en een nokhoogte van 11,5 meter, een parkeerterrein met 230 plaatsen midden in de polder, 250 strekkende meters overdekte afslagplaatsen van 4 meter hoog en 5 meter breed, 21 lichtmasten van 18 meter hoog, vele hectaren licht, avond in, avond uit, tot 23.00 uur. Dit kan niet als terughoudend worden aangemerkt. “Bij het toepassen van een milieu-effectrapportage dient standaard te worden uitgegaan van aanleg van een 18-holes baan, omdat 9-holes banen in de praktijk vaak op kortere of langere termijn worden uitgebreid tot een 18-holes baan.” Aan deze standaard wordt niet voldaan. In plaats van deze constatering wordt in hoofdstuk 2.2.9. van de ontwerp-herziening aangegeven dat een MER strikt genomen niet vereist is! De dreiging van een uitbreiding van de 9-holes baan naar een 18-holes baan is in dit specifieke geval zeer reëel. Volstrekt onduidelijk is namelijk hoe de exploitatie van de baan eruit zal zien. Zeker tegen de achtergrond van de belofte aan de gemeente Amstelveen dat de golfvoorziening qua toegangsgeld laagdrempelig zal zijn, is het zeer de vraag of de baan rendabel te maken zal zijn. Gevreesd moet dan ook worden dat vanaf de start inkomsten nodig zullen zijn uit verhuur van zalen en restaurant aan niet-clubleden. Naar aanleiding van een recent onderzoek van Horwarth HTL in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Golfaccomodaties, kopt het Financiële Dagblad op 17 maart 2007: Beleggen in golfsport riskant. Te verwachten rendement op een investering van 10 mln. euro (benodigd voor een 18 holes baan) 3%. In de Economist van 14 oktober 2006 wordt gesignaleerd dat het golf over zijn hoogtepunt heen is. In de VS overtreft het aantal sluitingen inmiddels het aantal openingen van nieuwe banen en neemt het aantal gespeelde ronden af. Dat een overschot aan banen ook hier niet denkbeeldig is moge blijken uit een uitlating van Martijn Kirsten (directeur Spaarnwoude) in het Financiële Dagblad: “We zitten nog niet echt vol. Vorig jaar bleef het aantal spelers gelijk” en berichten in het NH dagblad van 26 januari jl. waarin wordt aangegeven dat ”de laatste cijfers over 2006 laten zien dat de bezetting op golfbanen is gedaald met vier procent”. Het moge duidelijk zijn dat alle in deze zienswijze naar voren gebrachte bezwaren tegen de golfbaan a fortiori gelden bij een uitbreiding van de nevenactiviteiten van het golfcentrum of van het aantal holes. 6. Collegeprogramma 2007-2011: Krachtig in Balans De voorstellen m.b.t. de woningbouw en de golfbaan in de BKP sporen niet met het collegeprogramma. In bijlage 4 hebben wij een overzicht gegeven van de in dit verband relevante passages uit dit collegeprogramma.
6
Van harte ondersteunen wij de doelstellingen in het collegeprogramma ten aanzien van het platteland. “Het College heeft als hoofddoel een vitaal, groen en duurzaam platteland, met behoud en versterking van de sociaal-economische structuur.” Terecht wordt gesteld dat “hiervoor een economisch sterke agrarische sector een voorwaarde is” en “Er moet dus ruimte zijn om de bedrijfsvoering op een verantwoorde wijze te kunnen voortzetten”. “Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing moet daarom een nieuwe functie kunnen krijgen, in eerste instantie met een agrarisch doel. Innovatie binnen de landbouwsector zal worden gestimuleerd en nevenactiviteiten (toerisme, educatie, recreatie, zorg) zullen mogelijk blijven gemaakt.” Stuk voor stuk uitspraken waar wij ons prima in kunnen vinden. De voorstellen m.b.t. de woningbouw en de golfbaan zijn hiermee echter in tegenspraak. Voor wat betreft de nadelige effecten van de plannen in de BKP voor de agrarische sector verwijzen wij naar hoofdstuk 3 en bijlage 2 van deze zienswijze. Hierbij dient dan te worden bedacht dat de opening die nu dreigt te worden gecreëerd voor de woningbouw in de BKP in de LER niet is meegenomen bij de berekening van de negatieve grondbalans. De planologische schaduwwerking van dit soort voorstellen wordt in de LER wel genoemd. Deze planologische schaduwwerking staat lijnrecht in tegenspraak tot het door het College voorgestane beleid ter zake van het platteland. Het logische gevolg van de voorgestelde uitruil van de woningbouwmogelijkheden zal zijn dat de grondprijs in de BKP als gevolg van speculatieve aankopen door projectontwikkelaars verder zal stijgen. Hierdoor wordt het economisch onmogelijk om die grond nog te verwerven in het kader van een eventuele herverkaveling voor agrarische doeleinden. En dit is weer in tegenspraak tot hetgeen in het Collegeprogramma wordt gesteld (“Daarnaast vindt kavelruil plaats om de economische draagkracht te behouden en verschuiven activiteiten van landbouw naar landschapsbeheer” en “Wij ondersteunen kavelruil t.b.v. de realisatie van natuur en landschap en verbetering van de landbouwstructuur”). Ook kunnen wij ons goed vinden in de doelstellingen en voornemens in het collegeprogramma m.b.t. recreatie, natuur en landschap. Maar ook hier moeten wij vaststellen dat de voorstellen m.b.t. de golfbaan en de uitruil van de woningbouwmogelijkheden hiermee in tegenspraak zijn. De passage waar wij op duiden: “Ook zullen wij het recreatieve medegebruik in het landelijk gebied vergroten door het landschap aantrekkelijker te maken, waarbij een accent wordt gelegd op beheer door de huidige eigenaren, veelal agrariërs.” 7. Nationaal landschap Het Groene Hart Beide in hoofdstuk 1 genoemde voorstellen betekenen een aantasting van de grenzen van nationaal landschap Het Groene Hart. Beide voorgestelde ontwikkelingen gaan ten koste van de kernkwaliteiten van dit nationale landschap, te weten de grote mate van openheid, de strokenverkaveling met een hoog percentage water-land en het veenweidekarakter. Ook een zogenaamde ‘kwalitatief hoogstaande verstedelijking’ of ‘woningbouw in een dunne setting’ zullen deze kernkwaliteiten aantasten.
7
De voorgestane woningbouw valt evenmin te rangschikken onder het streven naar de voor de transformatiezones bestaande mogelijkheid tot een ‘robuuste herindeling van natuur, recreatie en waterbeheer’. Voorts kunnen wij ons niet aan de indruk onttrekken dat er over het aantal te bouwen woningen geen overeenstemming lijkt te bestaan tussen de gemeente Amstelveen en de Provincie. Alvorens ingrijpende besluiten te nemen als nu voorgesteld lijkt overeenstemming hierover, gebaseerd op de jongste cijfers m.b.t. de demografische ontwikkelingen binnen Amstelveen, toch wel een eerste vereiste. Tenslotte de observatie dat het toch niet zo kan zijn dat de 20 Ke contour de grenzen van het nationaal landschap Het Groene Hart gaat bepalen. 8. De Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) Uit de illustratie bij het voorstel m.b.t. de uitruil van de woningbouwmogelijkheden (blz. 54 van de ontwerp-herziening) blijkt dat een deel van de Groene As (een ecologische verbindingszone langs de Nesserlaan) dreigt te worden opgeofferd aan woningbouw. In de tekst van het voorstel wordt dit niet genoemd en op de kaart Ruimtelijk Bescherming & Compensatie PEHS (ontwerp) staat deze ecologische verbindingszone nog keurig ingetekend. Ook op dit punt is het voorstel tot uitruil van de woningbouwmogelijkheden in strijd met het Collegeprogramma waarin ten aanzien van de PEHS wordt gesteld: “Het behoud van het karakteristieke Noord-Hollandse landschap is voor ons een bijzonder aandachtspunt, met name in de kwetsbare gebieden zoals Laag Holland, het Groene Hart en de Vechtzone”. Naar wij hebben begrepen ligt er inmiddels een ambtelijk voorstel om dit gedeelte van de Groene As in het kader van het project Herijking PEHS te ontgrenzen. Hieraan kunnen geen financiële redenen ten grondslag liggen want (en we citeren het Collegeprogramma maar weer eens) “Voor het beheer van natuur- en recreatiegebieden zullen meer financiële middelen ter beschikking worden gesteld, naast de vigerende provinciale bijdragen in de aanleg”. Ten slotte een passage uit het Collegeprogramma m.b.t. de Ruimtelijke ordening: “ Wij zullen verrommeling van het landschap tegengaan”. Dat dit deel van het Amstelland door de voorstellen wordt verrommeld zal geen nader betoog behoeven. 9. Milieu Effect Rapport (MER) golfbaan Amstelveen Mede namens Landschap Noord-Holland en de Milieufederatie Noord-Holland hebben wij een uitgebreide zienswijze gegeven op de MER die voor de golfbaan Amstelveen is opgesteld. In bijlage 5 treft u een samenvatting van deze zienswijze aan. De reactie van de gemeente Amstelveen op onze zienswijze in de recent verschenen Nota van Beantwoording is zonder meer teleurstellend te noemen. Inhoudelijk zwak en zeer onvolledig. Geen recht doend aan de gedegenheid van onze zienswijze. Wij hebben de Nota van Beantwoording dan ook maar ‘ter kennisgeving aangenomen’. Op deze plaats volstaan wij met de vaststelling, dat, zelfs als wordt uitgegaan van de in het MER (door ons als te positief ingeschatte ) effecten, het totaal van de effecten voor het milieu negatief is.
8
Onderstaand overzicht moge dit aantonen. Inschatting effect op milieu: zeer positief positief gematigd positief neutraal gematigd negatief negatief zeer negatief totaal aantal effecten
MER*
SBA** 1 3 8 9 5 3
2 7 7 7 6
29
29
MER*: aanvulling MMA met inachtneming van de door de commissie m.e.r. gegeven aanwijzing. SBA**: de in de zienswijze van de Stichting Beschermers Amstelland onderbouwde inschatting per effect eveneens met inachtneming van het rapport van de commissie m.e.r. Bij het hiervoor weergegeven overzicht nog de kanttekening dat het in het MER als enige ‘zeer positief’ gewaardeerde effect de waterberging betreft. Vooralsnog gaan wij er echter van uit dat de waterbergingsopgave in de BKP zal kunnen worden ingevuld door de Natuurcompensatie N201 en het SGP AmstelGroen. Bij de aanvulling op het MER hebben wij de kanttekening gemaakt dat wij, in tegenstelling tot hetgeen in deze aanvulling wordt geconcludeerd, van mening zijn dat het golfcentrum niet past binnen de natuurdoelen voor het gebied en al helemaal niet de identiteit van het landschap versterkt. De illustraties die moeten aantonen dat het golfcentrum in het ‘landschappelijke ritme’ wordt ingepast en dat ‘de landschappelijke ritmiek’ wordt versterkt zijn misleidend. Er is dan ook geen sprake van een ‘aanpassing van het kavelpatroon’, maar van het teloor gaan van het voor dit landschap zo karakteristieke kavelpatroon. 10. Concept Ruimtelijke onderbouwing van het golfcentrum Inmiddels is ook een concept voor een ruimtelijke onderbouwing door de gemeente Amstelveen naar buiten gebracht. Hierop is door ons een reactie gegeven. Aan deze reactie ontlenen wij de volgende passage, die in het kader van de ontwerpherziening Streekplan van belang is: “Om niet in herhaling te vallen (bedoeld wordt hier de verwijzing naar onze zienswijze bij het MER) beperken wij ons tot de volgende opmerkingen. a) Terecht wordt het golfcentrum aangemerkt als een sportvoorziening en niet als een recreatieve voorziening. De openbare wandel- en fietspaden, als invulling van de recreatieve functie van de Bovenkerkerpolder kunnen ook zonder het golfcomplex heel goed tot stand worden gebracht. Het geeft dus geen pas om dat als argument te gebruiken voor de oprichting van het golfcentrum. b) Onduidelijk is wat de gevolgen voor het golfcentrum zullen zijn als de N522 onverhoopt zou worden doorgetrokken. Wordt het golfcentrum dan een 7 of 8 holes baan? 9
c) Hoogte hoofdgebouw. In afwijking van het door de Raad vastgestelde Programma van Eisen is door het College een verhoging van de nokhoogte van het hoofdgebouw toegestaan met ruim 15% en van de goothoogte met maar liefst 60%. De motivering voor deze ingrijpende vergroting van het bouwvolume is zeer discutabel. d) Licht. Uit de bewoordingen in het onderhavige stuk blijkt dat de lichthinder onvoldoende serieus wordt genomen. Zo wordt gesteld dat ’in een beperkt deel van het plan de relatieve donkerte van de polder zal verminderen’. De in de buurt van de bebouwing toch al zeldzame donkerte zal avond in, avond uit teniet worden gedaan en dat op een oppervlakte van meer dan zes hectaren. e) Het hoofdstuk over de economische haalbaarheid geeft letterlijk geen jota informatie waaruit deze haalbaarheid blijkt. Inzicht in de financiële haalbaarheid is van het grootste belang. Wat zijn de garanties dat de financiële laagdrempeligheid, zoals toegezegd, wordt gerealiseerd? Wat gebeurt er als de exploitatie niet tot positieve resultaten leidt? Gaat het restaurant dan worden opengesteld voor niet-golfend publiek? Zal er dan druk gaan worden uitgeoefend op de gemeente om uitbreiding tot een 18-holes baan toe te staan? Vragen die dienen te worden beantwoord alvorens beslissingen worden genomen die leiden tot een onomkeerbaar ingrijpen in het landschap. Een goed doortimmerd en degelijk onderbouwd businessplan, inclusief meerjarenbegroting, lijkt het minste dat vereist is voor het inzicht in de financiële haalbaarheid. 11. Slotopmerkingen Voor de volledigheid nog de volgende twee opmerkingen. 1. In de ontwerp-herziening wordt de golfbaan op twee plaatsen (blz. 3 en blz. 8) onderdeel van het SGP AmstelGroen genoemd. Dit is al geruime tijd niet meer het geval. De golfbaan en het SGP AmstelGroen zijn twee verschillende projecten. 2. In de ontwerp-herziening wordt gesproken over de ‘golfbaan Amstelveen’. Zoals blijkt uit de plannen, waaraan in de ontwerp-herziening wordt gerefereerd, is er echter geen sprake van een golfbaan, maar van een zogenaamd Golfodrome; d.w.z. naast een 9 hole golfbaan, een golfcomplex met o.a. een indoor oefenfaciliteit en een driving range van 200 bij 300 meter.
In het vertrouwen dat u bij de behandeling van de streekplanwijziging gerede aandacht zult besteden aan de hiervoor genoemde punten, Stichting Beschermers Amstelland,
C.J.I.M. van Tilburg voorzitter
J.W.J.P Brummelhuis secretaris
10
Bijlage 1
Stuurgroep Toekomst Amstelland. Overeengekomen beleidsuitgangspunten inzake Toekomst Amstelland. Uitgangspunten van de stuurgroep Amstelland zoals aanvaard door de gemeenteraden van Abcoude, De Ronde Venen, Uithoorn, Amstelveen, Ouder-Amstel en Amsterdam. 1. De kwaliteit van het cultuurhistorisch landschap dient behouden te blijven. Dit uitgangspunt legt beperkingen op aan de bedrijfsvoering door de agrariërs en aan het recreatieve medegebruik. 2. Binnen de genoemde ‘grenzen’ van 1 zijn onderhoud en verbetering van het gebied door de agrarische bedrijven de aangewezen weg om de waarde van het gebied te onderhouden en te verbeteren. Naast het organiserende vermogen van de agrariërs is een nieuw overheidsinstrumentarium nodig waardoor de boeren een inkomen ontvangen voor geleverde ‘groene’ beheerdiensten aan het landschap. 3. De discussie over de waterhuishouding dient te worden gekoppeld aan het vaststellen van de visie op de toekomst van het Amstelland om langdurige onzekerheid te vermijden. Voorlopig is het belangrijkste dat zoekgebieden voor water worden vrijgehouden. Verder dient een inkomensregeling te worden getroffen voor waterdiensten. 4. De beleving van Amstelland kan worden verveelvoudigd zonder de grenzen te overschrijden die worden gesteld door de structuur, de rust en het agrarisch gebruik. Dat kan door de randen toegankelijker te maken, door meer mogelijkheden te scheppen voor wandelen, fietsen en varen en door de informatievoorziening te verbeteren. 5. De economische houdbaarheid van het agrarische landschap binnen de onder 1 genoemde ‘grenzen’ is gebaat bij verbreding van de functies van het landelijke gebied. De versterking van de recreatieve functies biedt de ondernemers, agrariër of niet, een goede kans op geleidelijke transformatie naar de dienstverleningseconomie. 6. Het karakter en het grondgebruik van de grote open polders worden niet wezenlijk aangetast en de kwalitatieve ruimtelijke ‘toevoegingen’ gericht op recreatie en waterhuishouding worden gedaan in de randen van het gebied. 7. De ruimtelijke regelgeving en het grondbeleid in het Amstelland dienen te worden aangepast aan de behoefte om te investeren in het medegebruik van het gebied en de kwaliteit van het landschap.
11
Bijlage 2
Conclusies effecten uit de LER d.d. 10 oktober 2006 Een zevental bedrijven ligt met hun huiskavel binnen de huidige begrenzing van met name Amstelgroen en de N201. Een aantal bedrijven moet verdwijnen of verplaatsen uit de polder. Er ontstaat een negatieve grondbalans van 165 hectare voor de komende 10 jaar. Dit betekent dat diverse agrariërs geen mogelijkheid hebben voor uitbreiding van hun bedrijf binnen de polder. Als agrariërs willen uitbreiden dan moeten ze buiten de polder grond aankopen. Gelet op de geïsoleerde ligging van de Bovenkerkerpolder betekent dit dat de veldkavels op grote afstand van het bedrijf komen te liggen met de daarbij behorende rijafstanden. Door de afname van het landbouwareaal zullen de toeleverende en afnemende diensten een groter gebied moeten bedienen om een rendabele bedrijfsvoering te houden. Dit kan leiden tot hogere kosten voor bepaalde diensten aangezien grotere afstanden moeten worden afgelegd. Er treedt een verslechtering van de verkavelingsituatie op doordat (delen van) bedrijven worden uitgekocht. Er bestaat een risico van planologische schaduwwerking wanneer eerst het bestemmingsplan wordt opgesteld en daarna vrijwillige aankopen plaatsvinden. Verstoren van weidevogels vindt plaats door afname van agrarische grond en toename van recreatieve activiteiten. Dit zal ook een negatief effect hebben op de inkomsten uit agrarisch natuurbeheer. De 20-Ke-contour kan een planologische schaduwwerking hebben voor toekomstig agrarisch gebruik buiten deze contour. Een positief effect is dat de voorgenomen plannen kansen bieden voor verdere verbreding, dit specifiek voor de 10 hectare vliegende hectaren van AmstelGroen.
12
Bijlage 3
Beleidskader Landschap en Cultuurhistorie Noord-Holland September 2006 Blz. 11 De provincie wil met haar beleid ten aanzien van cultuur en landschap aansluiten bij het gedachtegoed zoals dat in de nota Belvedere is vastgelegd. D.w.z. behoud door ontwikkeling. De ontwikkeling moet zodanig worden uitgewerkt dat de geschiedenis van het landschap leesbaar blijft. Blz.13 Deze nota vormt met het streekplan het toetsingskader voor bestemmingsplannen. Gemeenten zullen met dit beleid rekening moeten houden en - bij afwijking daarvan - dit goed moeten motiveren, zodat duidelijk wordt welke belangenafweging heeft plaatsgevonden. Blz.48 Op kaart B 2 (status: beleidskaart van de Provincie) is het kavelpatroon van de Bovenkerkerpolder (hierna BKP) als structuurlijn duidelijk ingetekend. Blz.54 Deze lijnen vormen de ruggengraat van het landschap van Noord-Holland. Met de nieuwe ontwikkelingen moeten deze structuurlijnen tenminste worden behouden en bij voorkeur worden versterkt. Blz.117 Voor het behoud van de leesbaarheid van de regio (jonge droogmakerijen ten zuiden van Amsterdam, waar de BKP deel van uitmaakt) is van belang het behoud, versterken en ontwikkelen van het contrast tussen veenpolder en de droogmakerij. Blz.119 De BKP, grenzend aan Amstelveen, is een open polder met een opvallend regelmatige verkaveling. De bebouwing staat niet in de polder, maar aan de rand van de polder, aan de Ringdijk. De Bovenpolder grenst aan de Amstel. Blz. 119 Te behouden: ringvaarten, ringdijken en molengangen, kaden, dijken en verkavelingspatronen in de BKP. Versterken: de herkenbaarheid van delen oud land temidden van de rationele nieuwe verkaveling. Ontwikkelen: dijken en ringvaarten als sterke structuurlijnen en als recreatieve verbindingen tussen stad (Amsterdam) en land, waterberging in de BKP.
13
Bijlage 4
Krachtig in Balans Collegeprogramma 2007-2011 Ruimtelijke ordening: Wij zullen verrommeling van het landschap tegengaan. Plattelandsontwikkeling: In de geest van de Wet ILG is ons hoofddoel een vitaal, groen en duurzaam platteland, met behoud en versterking van de sociaal-economische structuur. Landbouw en visserij: Voor een vitaal platteland is een economisch sterke agrarische sector een voorwaarde. Er moet ruimte zijn om de bedrijfsvoering op een verantwoorde wijze te kunnen voortzetten en daarmee een vitaal platteland bevorderen. Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing moet een nieuwe functie kunnen krijgen, in eerste instantie met een agrarisch doel. Innovatie binnen de landbouwsector zullen wij stimuleren en nevenactiviteiten (toerisme, educatie, recreatie, zorg) mogelijk blijven maken. Daarnaast vindt kavelruil plaats om de economische draagkracht te behouden en verschuiven activiteiten van landbouw naar landschapsbeheer. Wij ondersteunen kavelruil t.b.v. de realisatie van natuur en landschap en verbetering van de landbouwstructuur. Recreatie, natuur en landschap: Ook zullen wij het recreatieve medegebruik in het landelijk gebied vergroten door het landschap aantrekkelijker te maken, waarbij een accent wordt gelegd op beheer door de huidige eigenaren, veelal agrariërs. Natuurgebieden en recreatie en toerisme verdragen elkaar niet altijd. Niettemin willen wij beiden in relatie met elkaar bezien. Daarbij moet het bedrijfsleven worden betrokken. Randvoorwaarde hierbij is dat de natuur geen schade mag ondervinden. Eventuele inkomsten kunnen worden gebruikt voor onderhoud. Voor het beheer van natuur- en recreatiegebieden zullen meer financiële middelen ter beschikking worden gesteld, naast de vigerende provinciale bijdragen in de aanleg. Over de PEHS: Het behoud van het karakteristieke Noord-Hollandse landschap is voor ons een bijzonder aandachtspunt, met name in de kwetsbare gebieden zoals Laag Holland, het Groene Hart en de Vechtzone.
14
Bijlage 5
Zienswijze Stichting Beschermers Amstelland (mede namens Stichting Landschap Noord-Holland en de Milieufederatie Noord-Holland) d.d. 7 februari 2007 op het milieueffectrapport Golfodrome Amstelveen d.d. 2 november 2006 en de aanvullende notitie van 19 december op deze rapportage. Samenvatting Te veel nadruk op plangebied, te weinig aandacht voor ontwikkelingen in studiegebied. Onvoldoende is in het MER rekening gehouden met een aantal andere ontwikkelingen in het studiegebied, in het bijzonder in de Bovenkerker Polder (hierna BKP). Te denken valt hierbij aan de omlegging van de N201 en de plannen m.b.t. AmstelGroen. Deze twee ontwikkelingen zullen resulteren in een substantiële negatieve grondbalans in de BKP. Deze negatieve grondbalans is wel vermeld in het MER, maar daaraan is onvoldoende gewicht toegekend. Bovendien leiden hiervoor genoemde ontwikkelingen tot een druk op de broedvogelpopulatie (en dan in het bijzonder die van de snel zeldzamer wordende grutto) in noordelijke richting, daar waar de ontwikkeling van het Golfodrome een druk in zuidelijke richting oplevert. Gevreesd moet worden dat deze combinatie van factoren zal leiden tot een decimering van de gruttopopulatie in de BKP. Deze lacune in de MER mag opvallend worden genoemd als in aanmerking wordt genomen dat in de Richtlijnen voor het milieueffectrapport expliciet is voorgeschreven dat de MER moet ingaan op de geplande recreatieve ontwikkelingen en dat in de MER aangegeven dient te worden in welke mate dit van invloed is op de ontwikkeling van het initiatief. Lange termijn perspectief: domino effect zal leiden tot teloorgang polder. De verkleining van het agrarisch areaal, die het gevolg is van de Golfodrome plannen, staat haaks op het streven naar aaneengesloten landbouwpercelen (landinrichting, ruilverkaveling). Als het Golfodrome in de voorgestelde vorm zal worden gerealiseerd zal er, als gevolg van de niet bestaande dan wel zeer beperkte mogelijkheden tot verdere ontplooiing, een grote druk ontstaan op zowel het agrarische bedrijf dat tussen de delen C en D ligt als op het bedrijf dat ten zuiden van deel E is gelegen. Dit, in combinatie met de onvermijdelijke (economische) druk van het Golfodrome om te streven naar een 18-hole baan, zal welhaast onvermijdelijk leiden tot het definitief als polderlandschap teloor gaan van het gehele benedenland ten oosten van de bebouwing van Amstelveen. Dit zal op haar beurt weer leiden tot het minder levensvatbaar worden van het agrarische bedrijf in de rest van de BKP, bijvoorbeeld door het minder aantrekkelijk worden van deze polder voor toeleverende en afnemende diensten. De vrees is dan ook gerechtvaardigd dat het voortbestaan van het agrarische bedrijf in deze polder op het spel staat en dus het voortbestaan van de polder als open en stil gebied. Conclusies per criterium te positief, totaaleffect plannen negatief Een inschatting van de effecten van de voorliggende plannen is haast per definitie subjectief. Dat neemt niet weg dat wij van mening zijn dat de inschatting van de effecten per criterium te positief zijn. In het hiernavolgende zal per onderdeel worden aangegeven waar dit het geval is. 15
Daarnaast wordt bij de effectbeschrijvingen verschillende malen bij een criterium vastgesteld dat er sprake is van een (beperkt) negatief effect. Het totaaleffect (de cumulatie van die, al dan niet, beperkte effecten) wordt ten onrechte niet in aanmerking genomen. Het totaal van een (zeer beperkt) aantal positieve en vele (al dan niet beperkte) negatieve effecten is negatief. Essentiële informatie ontbreekt. In de Richtlijnen geeft de Commissie aan dat de volgende punten als essentiële informatie in het milieueffectrapport zullen worden beschouwd. Dat wil zeggen dat het MER onvoldoende basis biedt voor het meewegen van het milieubelang in de besluitvorming, als de volgende informatie ontbreekt: Onderbouwing van de locatie van de golfbaan, vooral in relatie tot het provinciale beleid en de ligging in de PEHS; De landschappelijke inpassing in relatie tot de eisen die hieraan gesteld worden vanuit het provinciale beleid. Ondanks het feit dat dit nog eens is herhaald in het raadsvoorstel van 30 mei 2006 moet worden vastgesteld dat deze informatie ontbreekt.
16