STATENBRIEF Onderwerp: Begroting 2014 Fonds nazorg stortplaatsen Gelderland Doel van deze brief: Het college van Gedeputeerde Staten verzoekt de leden van Provinciale Staten om: Te besluiten conform het ontwerpbesluit Over de inhoud van deze brief te overleggen De inhoud van deze brief voor kennisgeving aan te nemen (informatieplicht) HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH 1
Inhoud voorstel (beoogd resultaat/doel)
Hierbij treft u ter vaststelling aan de begroting 2014 met meerjarenbegroting 2014-2017 aan van het Fonds nazorg stortplaatsen Gelderland. 2
Aanleiding
Op 12 november 1999 is door Gedeputeerde Staten het Fonds nazorg stortplaatsen Gelderland opgericht (nazorgfonds). Uit het fonds worden de kosten voor de (eeuwigdurende) nazorg bestreden van stortplaatsen en depots voor baggerspecie, die op of na 1 september 1996 nog afval ontvingen. De provincie is na sluiting van deze stortplaatsen verantwoordelijk voor de uitvoering van de nazorg. De uitvoering van de nazorg kost volgens globale schattingen in Gelderland circa 50 miljoen euro. Het fonds wordt gevoed door de opbrengsten van een belastingheffing aan de drijvers van de stortplaatsen en baggerspeciedepots, alsmede door de behaalde rendementen en beleggingsopbrengsten. Het fonds bezit op grond van de wet rechtspersoonlijkheid en kent een eigen (meerjaren)begroting en jaarrekening. Gedeputeerde Staten zijn volgens de Wet milieubeheer verantwoordelijk voor het beheer van het fonds. Met de fondsconstructie heeft de wetgever een tweeledig doel voor ogen gehad. Ten eerste om daarmee zeker te stellen, dat de verkregen middelen alleen voor de nazorg worden bestemd; ten tweede om met het fonds kapitaal op te bouwen om de uitgaven met betrekking tot de (eeuwigdurende) nazorg te kunnen bekostigen. 3
Bestaand beleid c.q. kader
Het Gelderse nazorgfonds heeft een eigen reglement en beleggingsstatuut. Het vermogensbeheer van het nazorgfonds wordt in 2014 uitgevoerd conform het beleggingsstatuut, vastgesteld in Statenvoorstel 2012-455 van 27 juni 2012. In genoemd statenvoorstel zijn de kaders aangegeven waarbinnen het nazorgfonds zijn middelen mag beleggen. Deze kaders zijn neergelegd in het mandaat aan de vermogensbeheerder en bieden waarborgen voor een prudent en risicomijdend vermogensbeheer. In genoemd statenvoorstel is eveneens vastgelegd dat de beleggingen van het nazorgfonds moeten voldoen aan ethische criteria en criteria voor duurzaamheid. Het aandelenfonds is zodanig samengesteld dat voldaan wordt aan deze criteria. Het beleggingsstatuut van het fonds maakt het tevens mogelijk om binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) een deel van de fondsmiddelen te beleggen in aandelen(fondsen). In 2009 hebben wij een beleggingscommissie ingesteld. Deze commissie heeft als taak te adviseren over het te voeren beleggingsbeleid en het gevoerde vermogensbeheer te toetsen. In 2014 zal de commissie specifiek aandacht besteden aan de mogelijkheden om het Inlichtingen bij dhr. R.B.S. Wulfers, tel. (026) 359 88 69 e-mailadres:
[email protected]
rendementsrisico nog verder te verkleinen door toevoeging van nieuwe assetcatgorieën zoals inflatie gerelateerde obligaties en zakelijke obligaties. In eerder genoemd Statenvoorstel 2012-455 is de rentevoet die wordt gehanteerd bij de berekening van de nazorgkosten verlaagd van 5,15% naar 4,6%. 4
Argumenten/afwegingen/risico¶s
Het fonds ontwikkelt zich in 2014 als volgt: Fondsstand per 1 januari 2014 Te ontvangen heffingen Fondsrendement Kosten uitvoering nazorg Bijdrage beheerkosten fonds Fondsstand per 31 december 2014
¼ 576.500 1.476.530 -/- 261.542 -/- 30.358 ¼0
De opbrengst van de heffingen en het in 2014 behaalde rendement zullen worden toegevoegd aan het nazorgvermogen. In 2014 is de provincie verantwoordelijk voor het beheer van 5 stortplaatsen en 6 baggerspeciedepots. De omvang van de kosten die gemoeid zijn met het uitvoeren van de nazorg op de 11 locaties is vooralsnog gering in relatie tot het fondsvermogen. In 2014 verwachten wij GH VOXLWLQJVYHUNODULQJ YRRU VWRUWSODDWV ³GH /DQJHQEHUJ´ WH =HOKHP DI WH geven. Per 31 december 2012 bedroeg het gemiddeld rendement sinds de oprichting van het fonds 4,5%. Dit percentage ligt globaal in lijn met het gehanteerde rendement dat gebruikt wordt bij de opbouw van het fonds. De grote uitgaven van het fonds zullen plaatsvinden op zeer lange termijn, mogelijk pas over 75 jaar. Het gemiddeld rendement moet gezien worden in het licht van deze lange beleggingsperiode. Periodiek wordt een Asset and Liability Management-studie uitgevoerd om de kans op onderdekking in de toekomst te bepalen. Vooralsnog geven deze studies aan dat de kans op onderdekking zeer klein is. Hierbij speelt mee dat het risico op onderdekking van het fonds niet alleen wordt veroorzaakt door een lager dan geraamd rendement over deze lange periode maar ook door technische ontwikkelingen en veranderende wetgeving. Indien het macro-economisch toekomstperspectief daar echter aanleiding toe geeft hebben wij de mogelijkheid uw Staten een rentewijziging ter vaststelling voor te leggen. 5
Financiële consequenties
Het nazorgfonds bezit eigen rechtspersoonlijkheid. Door de gekozen fondsconstructie heeft de bekostiging van de nazorgaktiviteiten geen consequenties voor de provinciale middelen. Een uitzondering hierop vormt de zeer kleine kans op onderdekking van het fonds op lange termijn. 6
Proces en evaluatie
Niet van toepassing Arnhem, 19 september 2013 - zaaknummer 2013-013609 Gedeputeerde Staten van Gelderland C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris
2
Bijlagen: Ontwerpbesluit Begrotingswijziging Notitie Begroting 2014 Fonds nazorg stortplaatsen Gelderland Tekst
3
Provinciale Staten
Vergadering d.d. Besluit nr.
PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND Gezien het Voorstel PS2013-XXX van Gedeputeerde Staten inzake de voorstellen tot uitvoering van de nazorgbepalingen van de Wet milieubeheer in de provincie Gelderland; Gelet op de artikelen 220, 220a, 221 en 227 tot en met 232h van de Provinciewet en artikel 15.44 van de Wet milieubeheer; BESLUITEN De Begroting 2014 en de meerjarenbegroting 2014-2017 van het Fonds nazorg stortplaatsen Gelderland vast te stellen. Arnhem, d.d. 8 oktober 2013 - zaaknummer 2013-013609 Provinciale Staten van Gelderland
voorzitter
griffier
Bijlage bij Statenbrief - zaaknummer 2013-013609
Begroting 2014 met meerjarenbegroting 2014-2017 en risicoparagraaf 1
Begroting 2014 nazorgfonds Rek. 2012
Begr. 2013
Begr. 2014
547.801 2.672.389 50.000 3.270.190
737.430 1.372.669 50.000 2.179.077
576.500 1.476.530 40.000 2.093.030
3.220.190
2.110.099
2.053.030
72.021 72.021 -0
145.166 145.166 0
261.542 261.542 0
52.703 25.088 26.914
31.836 21.224 15.918
32.474 21.648 16.236
-/-39.705 50.000
-/-18.978 50.000
-/-30.358 40.000
3.270.190
2.049.458
2.093.030
Baten 1) 2) 3)
Heffingsopbrengsten Beleggingsrendement fondsvermogen Bijdrage exploitanten in beheerskosten Totale baten Lasten
4)
Toevoeging aan voorziening nazorgkosten Uitvoeringskosten
5)
Uitvoeringskosten nazorg Onttrekking aan voorziening nazorgkosten Saldo Beheerkosten
6) 7) 8) 9)
Vermogensbeheer Personeel Overige kosten Nadelig saldo beheerskosten/onttrekking aan voorziening Saldo beheerkosten Totale lasten
Voor de toelichting op de begroting wordt verwezen naar de volgende pagina.
2
Toelichting op de begroting 2014
De toelichtende cijfers uit de kolommen Rekening 2012 en Begroting 2013 zijn conform de door uw Staten vastgestelde begroting en rekening. Navolgend wordt op de Begroting 2014 een toelichting per begrotingspost gegeven. e
1
Dit bedrag betreft de 15 termijn van de nazorgheffing. De hoogte van de heffing is berekend aan de hand van de ingediende nazorgplannen en de jaarlijkse aangifte van de gestorte hoeveelheden afval. Er wordt gestreefd naar een ontvangstdatum van 1 juli 2014. De omvang van het doelvermogen is gebaseerd op een rentepercentage van 4,6% met een inflatie van 2%. De heffingsopbrengst neemt af doordat meer exploitanten het bedrag benodigd voor de uitvoering van de nazorg volledig hebben afgedragen.
2
Dit bedrag betreft het te verwachten beleggingsrendement voor 2014 over het reeds aanwezige vermogen. Er is gerekend met een gemiddeld te behalen rendement van 4,6%. Dit rentepercentage wordt ook gebruikt voor het bepalen van het totale bedrag dat noodzakelijk is om de nazorgkosten te dekken en ligt verankerd in de belastingverordening. De directe kosten die gemoeid zijn met het vermogensbeheer worden door de vermogensbeheerder in mindering gebracht op het rendement.
3
Dit betreft het gedeelte van de beheerskosten van het fonds dat voor rekening van de exploitanten komt, zie ook de toelichting bij punt 9. De heffingsopbrengsten en het rendement van het fonds worden toegevoegd aan het fondsvermogen ter dekking van toekomstige nazorgkosten.
4
5
Deze kosten betreffen de directe kosten van de uitvoering van de nazorg. Voor de begrotingsperiode 2014 betreft het de kosten voor de nazorg van 5 stortplaatsen en een zestal kleine depots voor baggerspecie. De kosten die gemaakt worden ter uitvoering van deze nazorgactiviteiten worden gedekt door een onttrekking uit het fondsvermogen.
De directe kosten die gemoeid zijn met het beheer van het fonds kunnen ingevolge de Wet milieubeheer (artikel 15.47) ten laste van het Nazorgfonds worden gebracht. Deze kosten zijn onder te verdelen naar verschillende componenten (zie 6 tot en met 8) die onderstaand afzonderlijk worden toegelicht. 6
7 8
9
Deze post betreft enkele bijzondere kosten die betrekking hebben op het vermogensbeheer, waaronder de kosten die zijn gemoeid met adviezen voor beleggingsadviescommissie. Dit betreft de kosten van provinciaal personeel dat specifiek belast is met de opzet en het beheer van het fonds. Aangezien het fonds eigen rechtspersoonlijkheid heeft, dient een accountant jaarlijks een verklaring inzake de jaarrekening van het Nazorgfonds te overleggen. Tevens zijn in deze post bedragen opgenomen voor het onderhoud van de administratieve software en kosten voor inhuur van externe deskundigen met name inzake het vermogensbeheer. De reeds gesloten stortplaatsen dragen bij in de beheerkosten van het fonds door een onttrekking uit de voorziening. De nog in exploitatie zijnde stortplaatsen betalen een bijdrage voor de beheerkosten middels de heffing ( 3 ).
2
3
Meerjarenbegroting 2014-2017 Budget 2014
Budget 2015
Budget 2016
Budget 2017
576.500 1.476.530 40.000 2.093.030
482.500 1.557.542 40.000 2.080.042
402.000 1.637.702 40.000 2.079.702
402.000 1.717.276 40.000 2.159.276
2.053.030
2.040.042
2.039.702
2.119.276
261.542 -261.542 0
265.666 -265.666 0
276.628 -276.628 0
364.751 -364.751 0
32.474 21.648 16.236 -/-30.358 40.000
33.123 22.081 16.561 -/-31.765 40.000
33.785 22.523 16.892 -/-33.200 40.000
34.460 22.794 17.230 -/-34.664 40.000
2.093.030
2.080.042
2.079.702
2.159.276
Baten 1) 2) 3)
Heffingsopbrengsten Beleggingsrendement fondsvermogen Bijdrage exploitanten in beheerkosten Totale baten Lasten
4)
Dotatie aan voorziening nazorgkosten Uitvoeringskosten
5)
Uitvoering nazorg Onttrekking aan voorziening nazorgkosten Saldo Beheerkosten
6) 7) 8) 9)
Vermogensbeheer Personeel Overige kosten Onttrekking aan voorziening nazorgkosten Saldo beheerkosten Totale lasten
Voor een toelichting op de begrotingsposten wordt verwezen naar de vorige pagina. Opbouw van het fondsvermogen. Fondsstand per 1 januari Beleggingsrendement
2014
Fondsstand per 31 december
2016
2017
32.098.480
33.859.610
35.602.221
37.332.095
1.476.530
1.557.542
1.637.702
1.717.276
576.500
482.500
402.000
402.000
-/-261.542 -/-30.358
-/-265.666 -/-31.765
-/-276.628 -/-33.200
-/-364.751 -/-34.664
33.859.610
35.602.221
37.332.095
39.051.958
Heffingsopbrengsten Onttrekkingen t.b.v. uitvoering nazorg beheerkosten fonds
2015
3
4
Risicoparagraaf
In het algemeen is de provincie op grond van de Wet milieubeheer aansprakelijk voor eventuele tekorten in het Nazorgfonds. Ter beperking/afdekking van de risico's is in heffing die wordt opgelegd aan de exploitanten een risico-opslag van 10% opgenomen. De navolgende risico's kunnen worden onderscheiden. 1 Debiteurenrisico Dit risico houdt in dat de exploitanten de nazorgkosten van hun eigen stortplaats niet kunnen opbrengen. Het systeem van de objectgebonden heffing houdt in dat voor de sluiting van de stortplaats het benodigde bedrag moet worden opgebracht. Als de exploitant daartoe niet in staat is, kan het tekort niet op andere stortplaatsen worden verhaald; het fonds zal een tekort krijgen. Voor zover mogelijk is dit risico ondervangen door de omvang van de heffing te koppelen aan de gestorte hoeveelheid afval in het betreffende jaar. In Gelderland zal het debiteurenrisico naar verwachting niet groot zijn. 2 Rendementsrisico Dit risico doet zich voor als het fondsvermogen onvoldoende rendeert, wegens bijvoorbeeld te hoge inflatie, te lage rente of koersdaling van aandelen. In geval van objectgebonden heffen kunnen deze tegenvallers in de exploitatiefase steeds worden verrekend met de stortplaats door aanpassing van het rentepercentage; overigens geldt dit ook voor meevallers. Na de sluiting van de stortplaats is het risico volledig voor het fonds. 3 Calamiteitenrisico Dit risico kenmerkt zich door een kleine kans met zeer grote gevolgen, bijvoorbeeld aardbevingen of overstromingen. Op landelijk niveau zijn inmiddels voorzieningen getroffen om de grote negatieve gevolgen van calamiteiten in te perken. 4 Risico van onverwachte kostenstijgingen Bij dit risico wordt niet uitsluitend gedacht aan niet-voorziene prijsstijgingen van de te nemen maatregelen; ook valt met name te denken aan niet-voorziene aanvullende maatregelen. In de nazorgplannen worden maatregelen voorgesteld die wellicht ontoereikend zullen blijken. Wij hebben de ingediende nazorgplannen zorgvuldig laten bestuderen door een extern adviesbureau; ook zij zijn de mening toegedaan dat de in de plannen voorgestelde maatregelen het risico van toekomstige, aanvullende maatregelen niet uitsluiten. 5 Risico van aansprakelijkheidsstelling Dit risico betreft de mogelijkheid dat het fonds aansprakelijk wordt gesteld voor schade aan derden. 6 Het falen van de aangebrachte voorzieningen Het is denkbaar, dat de in het nazorgplan voorgestelde voorzieningen niet of niet geheel functioneren. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat grondwaterverontreiniging optreedt.
4