Installatiehandleiding
Galaxy G2 / G3 / GD
o Instellingen Galaxy o Koppeling met iProtect o Keymap
Publicatie Juli 2013, Keyprocessor BV Paasheuvelweg 20 1105BJ Amsterdam www.keyprocessor.com Tel.: +31-20-4620700 Deze handleiding geeft de stand van kennis tijdens het bovengenoemde tijdstip weer. Keyprocessor werkt voortdurend aan de verbetering van haar producten. Voor de meest recente technische stand, neem contact op met uw consultant of dealer.
Inhoudsopgave Publicatie 2 Inhoudsopgave ............................................................................................................. 2 1 Inleiding......................................................................................................... 3 1.1 Dit document .............................................................................................. 3 1.2 Vereiste versies ........................................................................................... 3 2 Instellingen GalaXy.......................................................................................... 4 2.1 Indien interne RS232 module ........................................................................ 4 2.2 Indien externe RS232 module ....................................................................... 6 2.3 Alarmbeperking opheffen ............................................................................. 8 3 Instellingen iProtect ......................................................................................... 9 3.1 Toevoegen lijn ............................................................................................ 9 3.2 Toevoegen node .......................................................................................... 9 3.2.1 Toevoegen alarmpunt .................................................................................10 3.2.2 Toevoegen alarmgroep ................................................................................10 3.2.3 Toevoegen alarmoutput ..............................................................................11 3.2.4 Toevoegen alarmgebruikersgroep en rechten .................................................11 3.2.5 Kaartlezer .................................................................................................12 4 Visualisering alarmsysteem in Keymap ..............................................................13 4.1 Widgets plaatsen ........................................................................................13 4.2 Alarmpunt status ........................................................................................14 4.2.1 Fysieke status ............................................................................................14 4.2.2 Logische status ..........................................................................................15 4.2.3 Berekende status .......................................................................................15 5 Algemeen ......................................................................................................17 5.1 Type statussen ...........................................................................................17 5.2 Aantallen ...................................................................................................17 5.3 Keymap (Plattegrond) .................................................................................17 5.4 Gebeurtenis ...............................................................................................18
1
Inleiding
1.1
Dit document
Deze handleiding beschrijft de koppeling tussen iProtect en de GalaXy inbraak centrale. Dit document is gebaseerd op iProtect versie 8.00. Het is mogelijk dat bepaalde functionaliteit niet aanwezig is indien een oudere iProtect versie wordt gebruikt.
1.2
Vereiste versies
Let op:
Indien van de in dit hoofdstuk aangegeven versies wordt afgeweken, kan geen garantie worden gegeven, dat de koppeling naar behoren werkt.
GalaXy Type Firmware versie
G2 5.12 2.17
G3 5.20 5.50
Combineerbaar met iProtect™ versie Externe RS232 module Versie
Vanaf 6.01
Vanaf 7.02
Noodzakelijk 1.20 2.00 2.01
Mogelijk, maar niet noodzakelijk 1.20 2.00 2.01
NEE, interne RS232 module
Dimension 5.20 6.02 6.04 6.10 6.70 6.75 Vanaf 7.02 Externe RS232 module Versie
2
Instellingen GalaXy
2.1
Indien interne RS232 module
Sluit de interne RS232 aansluiting direct op een iPU-8 (PRT2) of Polyx (PRT4) aan. Aansluitschema:
RJ45 1 2 3 4 5 6 7 8
Kleur bedrading (T568B) Wit/Oranje Oranje Wit/Groen Blauw Wit/Blauw Groen Wit/Bruin Bruin
Maximale kabellengte: 15m.
RS232 Port G3
RTS CTS RX
TX GND
RS232 iPU-8 / Polyx 1 2 4 5 8
Pinvolgorde: RJ45 stekker, voorkant
RJ45 stekkerbuis, voorkant
In de GalaXy centrale kunt u bij menuoptie 56 “Communicatie” de interne RS232 module programmeren. Kies bij menu 56 optie 6 (Interne RS232 1). U krijgt keuze uit de volgende opties:
Menustructuur Interne RS232 Module 01=MODE
02=FORMAT
1=PRINTER 1=DIRECT 2=MODEM
1=SIA 2=Microtech
03=KLANTNUMMER 04= COMM SET-UP
4 tot 6 cijfers 1=Baud Rate 2=Data Bits 3=Stop Bits 4=Pariteit
1=TELEFOONNUMM. 2=Kies type 1=Toon 2=Puls 3=Initialisatie string KIES SIA NIVO 1=SIA 0(0-4) MELDINGEN 1=SIA 1=STATUS MELDINGEN 2=BLOKKN
1=STATUS 2=BLOKKN
1=Geen pariteit 2=Oneven pariteit 3=Even pariteit
Selecteer optie 1: Mode=Direct (Druk vervolgens op <ESC>) Selecteer optie 2: Format=SIA (Stel hier de gewenste gebeurtenissen in welke moeten worden ontvangen door iProtect™) Selecteer optie 3: voer het klantnummer in (4 tot 6 cijfers) Merk op:
(*)
Indien geen klantnummer ingevoerd wordt, worden geen SIA meldingen binnen iProtect getoond!
Kies SIA Niveau= 4 (*) Baud Rate = 38400 Data Bits = 8 Stop Bits = 1 Pariteit = Geen Niveau 0 (standaard): Basis gebeurtenis informatie met 4-cijferig klantnummer Niveau 1 : Gelijk aan niveau 0, maar dan met 6-cijferig klantnummer Niveau 2 : Gelijk aan niveau 1, maar met extra gebeurtenis informatie Niveau 3 : Gelijk aan niveau 2, maar dan met tekst omschrijvingen (hoogst te kiezen niveau voor meldkamer)
Niveau 4 : Gelijk aan niveau 3, maar met de toevoeging van commando’s welke door de GalaXy ontvangen kunnen worden. Dit niveau kan voor de Nederlandse meldkamers niet gebruikt worden. Na selectie van het SIA Nivo, wordt de eerste trigger weergegeven met de bijbehorende status (zie onderstaande tabel). De meeste meldingen die door de GalaXy centrale naar een ontvanger kunnen worden verstuurd, zijn onderverdeeld bij de triggers. Gebruik de [A]- of [B]-toets of toets direct het nummer om de gewenste trigger te selecteren. Druk dan op de [ent]-toets om de instellingen van deze trigger aan te passen. Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Trigger Paniek Inbraak 24-uur Security Custom Zones Brand Inschakelfout Overbrugd Sabotage Inschakeling
Nr. 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20
Trigger Reset Modules/Comms 230VAC fouten Menu Toegang Storing Geheugen Zone MAX Geheugen Zone herstel RF Supervisie Fout
Verlaat het installateurmenu nog niet.
2.2
Indien externe RS232 module
Installeer de GalaXy centrale volgens de bijbehorende handleiding. Voor installatiecodes etc. zie ook bijbehorende handleiding. Ontkoppel tijdelijk eventuele modem/kiezers (indien versie 1.03 of hoger). Verbindt de iPU-8/Polyx van het iProtect systeem met de RS232 connector JP2 van de RS232 module van de GalaXy centrale. Zie kabelschema op volgende pagina.
Positie van aansluiting JP2 op de RS232 module van de GalaXy centrale
Cable plan JP2 RS232 module 25p SubD Female Pin 2 – TXD Pin 3 – RXD Pin 7 – GND
iPU-8/Polyx RJ45 Pin 5 - RXD Pin 4 - TXD Pin 7/8 - GND
Schakel de netspanning van GalaXy centrale in. Controleer bij ‘DIP’ van de RS232 module de juiste instellingen: Switch 1: Uit Switch 2: Uit Switch 3: Uit Switch 4: Uit Switch 5: Uit Switch 6: Aan Switch 7: Uit Switch 8: Aan Controleer de LED’s van de RS232 module. LED2 (rood) dient continu te branden. LED1 (rood) geeft de communicatie kwaliteit aan. AAN (SEC) 0.1 0.9 0.2 1.5
UIT (SEC)
STATUS
0.9 0.1 0.2 1.5
Goede communicatie Slechte communicatie Geen communicatie niet geconfigureerd/herkent
In de GalaXy centrale kunt u bij menuoptie 56 “Communicatie” de externe RS232 module programmeren.
Kies bij menu 56 optie 2 (Externe RS232 module). U krijgt keuze uit de volgende opties:
Menustructuur Externe RS232 Module 01=MODE 2=MODEM
02=FORMAT
3=X25 PROT 1=SIA 2=Microtech
03=KLANTNUMMER 04=COPYOVERSCHR
1=Ontvangen Data 2=Verzenden Data
1=DIRECT 1=TELEFOONNUMM. 2=Kies type 1=Toon 2=Puls KIES SIA NIVO 1=SIA 1=STATUS 0(0-3) MELDINGEN 2=BLOKKN 1=SIA 1=STATUS MELDINGEN 2=BLOKKN 4 tot 6 cijfers 1=Start 2=Stop 1=Start 2=Stop 3=Data Bewaard
05=COMM SET-UP
Selecteer optie 1: Mode=Direct (Druk vervolgens op <ESC>) Selecteer optie 2: Format=SIA (Stel hier de gewenste gebeurtenissen in welke moeten worden ontvangen door iProtect) Kies SIA Niveau= 3 Druk vervolgens een aantal maal op <ESC> en verlaat het Master menu.
Selecteer optie 3: voer het klantnummer in (4 tot 6 cijfers) Merk op:
Indien geen klantnummer ingevoerd wordt, worden geen SIA meldingen binnen iProtect getoond!
2.3
Alarmbeperking opheffen
(Dit geldt voor interne een externe RS232 module.) Kies bij menu 51 optie 48. Zet de volgende drie opties op “0”: Aantal alarmen Uitschakel limiet Inschakel limiet Merk op:
Indien u deze instelling niet uitvoert, kan het gebeuren, dat vervolgens niet alle alarmen vermeldt worden.
Verlaat het installateurmenu.
3
Instellingen iProtect
3.1
Toevoegen lijn
Om de juiste instellingen te kunnen maken voor communicatie tussen iProtect en een Galaxy alarmcentrale, zal de configuratie van de Galaxy centrale, die is ingesteld door de installateur, exact moeten worden overgenomen in iProtect. Klik in iProtect op het menu item Installatie | Hardware | Lijn. Klik met de rechter muistoets in het browsevenster en selecteer ‘Toevoegen lijn’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Naam: Geef een logische benaming in Type: ‘Netwerkapparaat’ Actief: (aanvinken) Modus: ‘Keyprocessor/Profibus’ IP-adres: het IP-adres van de iPU-8/Polyx Versleuteld: (aanvinken) Gecomprimeerd: (aanvinken) Tolerantie: 0 Communicatiefrequentie: ‘direct’ Lijnsoort: ‘local Sun or Ethernet’ Sla de gegevens op.
3.2
Toevoegen node
Klik in iProtect op het menu item Installatie | Hardware | Node. Klik met de rechter muistoets in het browsevenster en selecteer ‘Toevoegen node’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Naam: Geef een logische benaming in Type: ‘Galaxy’. Subnummer: 3 of hoger Subtype: Selecteer de ‘te koppelen’ centrale ‘GD (520)’ of ‘G3 (520)’ of ‘G2 (512). Wachtwoord: Voer het wachtwoord ‘543210’ in < de Remote Service Code van de Galaxy centrale, standaard “543210”> Baudrate: 38400 Adres seriële poort: - iPU-8: scc02: - Polyx: tty02: Vink ‘Actief’ aan. Sla de gegevens op.
3.2.1
Toevoegen alarmpunt
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Alarmsysteem | Derden | Alarmpunt. Klik met de rechter muistoets in het browservenster en selecteer ‘Toevoegen Alarmpunt’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Naam: Geef een logische benaming in (Naam vanuit de Galaxy centrale) Node: Selecteer de node waartoe dit alarmpunt behoort Overbrugd: Nee Geef het nummer in van de alarmpunt Dipswitch 8 (RIO-0): Bij actief zal RIO 0 worden gebruikt (onboard). De alarm punt nummers zijn: iProtect™: GalaXy: Alarmpunt SIA: Alarmpunt Alarmpunt nummmer nummmer nummmer 9011 0011 0011 9012 0012 0012 9013 0013 0013 9014 0014 0014 9015 0015 0015 9016 0016 0016 9017 0017 0017 9018 0018 0018 Sla de gegevens op. Merk op!
3.2.2
De naam van de alarmpunt moet binnen iProtect™ unique zijn. Dit geld took bij het koppelen van meerdere GalaXy inbraaksystemen.
Toevoegen alarmgroep
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Alarmsysteem | Derden | Alarmgroep. Klik met de rechter muistoets in het browservenster en selecteer ‘Toevoegen Alarmgroep’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Name: Geef een logische benaming in (Naam vanuit de Galaxy centrale) Node: Selecteer de node waartoe deze groep behoort Area: Select an access area. This setting is needed when arming and disarming the (secured)area, using a card reader. Number: Voer het gewenste groepsnummer in. Puntverandering naar database: Selecteer een tijdzone (bijv. Office) < M.a.w. gedurende deze tijdzone dient iProtect de alarmpunten te registreren om bijv. deze statussen als gebeurtenis te loggen en procedures te kunnen starten> Sla de gegevens op. Klik in de treeview met de rechter muistoets op de “Alarmgroep”.
Voeg een alarmpunt toe . < Selecteer de eerder aangemaakte alarmpunten bij de juiste alarmgroep. Overeenkomstig met de programmering in de Galaxy centrale > Merk op!
3.2.3
Bij gebruik van een GalaXy G3 of GD kan men alarmpunten onder meerdere alarmgroepen koppelen. Bij gebruik van een GalaXy G2 kan men alarmpunten onder één alarmgroep koppelen.
Toevoegen alarmoutput
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Alarmsysteem | Derden | Alarmoutput. Klik met de rechter muistoets in het browservenster en selecteer ‘Toevoegen Alarmoutput’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Name: Geef een logische benaming in (Naam vanuit de Galaxy centrale) Node: Selecteer de node waartoe deze alarmoutput behoort Mode: Uit Output number: Enter the number of the alarm output Sla de gegevens op. Controleer de werking.
3.2.4
Toevoegen alarmgebruikersgroep en rechten
Bij de alarmgebruikersgroep bepaald u of de gebruiker het inbraakgebied(en) mag in- en of uitschakelen. Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Alarmsysteem | Derden | Alarmgebruikersgroep. Klik met de rechter muistoets in het browservenster en selecteer ‘Toevoegen Alarmgebruikersgroep’. Het detailvenster opent. Voer de volgende gegevens in: Naam: Geef een logische benaming in Inschakelen: Bij actief heeft de gebruiker rechten om in te mogen schakelen Uitschakelen: Bij actief heeft de gebruiker rechten om uit te mogen schakelen Sla de gegevens op. Klik in het browservenster op het plusje van de alarmgebruikersgroep en selecteer ‘gebiedenlijst’. Vink de gewenste gebieden aan en sla deze op. Open in iProtect het menu Toegang | Instellingen | Toegangsprofiel en voeg de alarmgebruikersgroep toe aan een bestaand toegangsprofiel. Sla de gegevens op.
3.2.5
Kaartlezer
Klik in iProtect™ Aurora op het menu item Installatie | Hardware | Lezer. Selecteer een kaartlezer die gebruikt gaat worden voor het in- en uitschakelen van het inbraakgebied. Het detailvenster opent. Open het tabblad Inbraakbeveiliging: Toon ingeschakeld gebied op LED: Selecteer een inbraakgebied (Dit laat de LED van de kaart lezer knipperen bij een ingeschakeld gebied). In te schakelen gebied: Selecteer een inbraakgebied Uit te schakelen gebied: Selecteer een inbraakgebied Open het tabblad APB Selecteer bij ‘van gebied’ het ongedefinieerde toegangscontrole gebied (Outside for access control) Selecteer bij ‘naar gebied’ het gewenste toegangscontrole gebied Sla de gegevens op.
4
Visualisering alarmsysteem in Keymap
4.1
Widgets plaatsen
Maak onder Algemeen | Instellingen | Keymap een plattegrond aan. Klik in het kader van het detailvenster en laad een afbeelding van het gebouw of van de verdieping, waar de detectoren geïnstalleerd zijn. Sla het record op. Het plaatje wordt nu als achtergrondplaatje voor de alarmvisualisering getoond.
Laden van het achtergrondplaatje voor de plattegrond
In de treeview is onder het nieuwe record van de plattegrond het record ‘Widgetpositionering’ verschenen. Klik op dit record. Het detailvenster ‘Widgetpositionering’ opent. Door middel van widgets kunt u nu elke soort status van elke detector / elk alarmpunt tonen. Herhaal voor elke widget de volgende stappen: 1. Klik met de rechter muistoets op het achtergrondplaatje en kies ‘Beveiligingsmelding (derden)’. Kies ‘alarmpunt’ en vervolgens de soort status, die u wilt laten tonen. Zie hiervoor ook het volgende hoofdstuk over ‘alarmpunt statussen’. 2. Het standaard symbool voor de momentele status van een standaard alarmpunt verschijnt. Sleep met de muis het object op de gewenste plaats en stel de grootte van het object in. 3. Klik op het tabblad ‘Widgetaansturing’. Selecteer bij ‘kolomwaarde’ het alarmpunt, waarvan de status getoond dient te worden. – U kunt bij ‘kolomnaam’ de status nog een keer aanpassen (u ziet hier een groter aantal statussen en parameters
waaruit u kunt kiezen). U kunt bovendien op de andere tabbladen de grootte en positie van de widget exact instellen of bepalen, dat de status niet met een symbool, maar tekstueel getoond wordt.
Plaatsen van widgets op het achtergrondplaatje.
U kunt vergelijkbare statussen van alarmgroepen instellen. Welk standaard symbool welke waarde van een alarmpunt- of alarmgroep-status representeert, kunt u bij Algemeen | Instellingen | Keymap | Icoontoewijzing bekijken. Open bij Algemeen | Overzichten de nieuwe plattegrond. Controleer, of veranderingen bij de detectoren op een juiste manier op de plattegrond getoond worden.
4.2
Alarmpunt status
U kunt 3 soorten status van een alarmpunt (detector) laten tonen: Fysieke status (of ‘puntstatus’ in het detailvenster van het alarmpunt) Logische status en Berekende status (of ‘alarmstatus’ in het detailvenster van het alarmpunt)
4.2.1
Fysieke status
De fysieke status geeft aan, welke weerstand het systeem in het detector circuit meet: Weerstand Standaard ‘Fysieke Beschrijving Bijv. icoon status’ kleur vermelding in iProtect™ 0Ω of ‘Sabotage Sabotage aan detector oneindig gesloten’ Normaal 4.700Ω ‘Lus gesloten’ Detector verandert weerstand – (bedrijfsregulaire detectoroperatie
laag) Open (bedrijfshoog)
9.400Ω
‘Lus geopend’
Detector verandert weerstand – regulaire detectoroperatie
onbekend Voorbeeldwaarden gelden voor een DEOL van 4K7 De fysieke status kan dus in 3 groepen worden ingedeeld: Extreme weerstandswaarden, die alleen door sabotage van de detector verklaard kunnen worden (‘Sabotage gesloten’/‘Sabotage geopend’), deze alarmsituatie wordt met de hoogste prioriteit vermeldt – onafhankelijk van bijv. de detectoroperatie Ongewone weerstandswaarden, die niet door normale detectoroperatie verklaard kunnen worden en bijv. op kabelcontact kunnen duiden (‘Lage weerstand’/‘Hoge weerstand’) Weerstandswaarden, die de detector bij regulaire functie kan innemen (‘Normaal’/ ‘Open’)
4.2.2
Logische status
De logische status is een eerste interpretatie van de weerstandswaarde op basis van de soort detector en ingevoerde parameters (bijv. ‘overbrugd’ op ‘ja’): zie opmerkingen van mij in de Galaxy handleiding Rust (de detector merkt geen onveilige situatie op) Actief (de detector merkt een onveilige situatie op, maar zijn alarmgroep staat niet op ‘scherp’) Alarm (de detector merkt een onveilige situatie op en zijn alarmgroep staat op ‘scherp’) Overbrugd (de meldingen van deze detector worden door het systeem genegeerd) Sabotage (bijv.: iemand opent ongeoorloofd de behuizing van de detector) Lokaal alarm Overval alarm Onbekend
4.2.3
Berekende status
De berekende status is een combinatie van de logische status van de detector en de scherpzetting van de alarmgroep van het alarmpunt: Rust: de alarmgroep van het alarmpunt staat niet op ‘scherp’ en het alarmpunt geeft geen alarmmelding Ingeschakeld: de alarmgroep van het alarmpunt staat op ‘scherp’ en het alarmpunt geeft geen alarmmelding Actief: de alarmgroep van het alarmpunt staat niet op ‘scherp’, het alarmpunt heeft een alarmmelding afgegeven en de alarmgroep werd nog niet gereset Alarm: de alarmgroep van het alarmpunt staat op ‘scherp’, het alarmpunt heeft een alarmmelding afgegeven en de alarmgroep werd nog niet gereset Overbrugd: de alarmgroep van het alarmpunt staat op ‘overbrugd’
Overzicht: Berekende status RUST INGESCHAKELD ACTIEF ALARM OVERBRUGD OVERBRUGD/INGESCHAKELD OVERBRUGD/ACTIEF OVERBRUGD/ALARM
Alarmgroep scherp? NEE JA NEE JA OVERBRUGD/NEE OVERBRUGD/JA OVERBRUGD/NEE OVERBRUGD/JA
Melding van alarmpunt? NEE NEE JA JA NEE NEE JA JA
5
Algemeen
5.1
Type statussen
Physical status (de reële lusstatus) Open (weerstand waarde) Gesloten (weerstand waarde) Logical status (de vertaling van de physical status naar een alarmtoestand) ingeschakeld, in alarm, tamper, etc Calced status De vertaling van [physical + logical] in combinatie met de (alarm-) status van de groep waarin de zone zit. Bij het uitschakelen van het blok zal het punt welke in alarm is geweest, direct worden gereset.
5.2
Aantallen
Tabel Alarmgroup Alarmpoint Alarmgroupalarmpoint AlarmExternal
5.3
Aantal te definiëren 256 2500 2500 80
Keymap™ (Plattegrond)
Keymap AlarmExternal (MODE) AlarmExternal (STATUS) AlarmGroup (STATUS) AlarmGroup (MODE) AlarmGroup (ALARM) Alarmpoint (CALCEDSTATUS)
Alarmpoint (LOGICALSTATUS)
Alarmpoint (MODE) Alarmpoint (PHYSICALSTATUS)
Objecten 0) Uit; 1) Aan 0) Uit; 1) Aan 0) Uitgeschakeld; 1) Ingeschakeld; 2) Gedeeltelijk ingeschakeld 0) Uitschakelen; 1) inschakelen; 2) gedeeltelijk inschakelen 0) Normaal; 1) Alarm 0) Rust; 1)Ingeschakeld; 2)Actief; 3)Alarm; 4) Overbrugd; 5) Overbrugd/Ingeschakeld; 6) Overbrugd/Actief; 7) Alarm/Overbrugd 1) Sabotage; 2) Alarm; 3) Normaal 4) Overval alarm; 5) Local alarm; 7) Overbrugd; 10) Actief 0) Nee; 1) Ja 1) Sabotage gesloten; 3) Lus gesloten; 5) Lus geopend (alarm); 6) Sabotage geopend
5.4
Gebeurtenis
Ga naar het menu: Algemeen Instellingen Gebeurtenis. Klik in het zoekvenster op ‘Zoeken’. Binnen iProtect kunnen de volgende gebeurtenistypen gebruikt worden: Alarmpunt: Status gewijzigd Alarmpunt: Overbrugstatus gewijzigd Alarmpunt: Modus gewijzigd Alarmoutput: Status gewijzigd Alarmoutput: Modus gewijzigd Alarmgroep: Status gewijzigd Alarmgroep: Modus gewijzigd Alarmgroep: Alarm gewijzigd